Representatie, Receptie en Identiteit Betekenisverlening van tienermeisjes uit etnische minderheidsgroepen aan glossy magazines.
Naam:
Canci de Bruijn
Adres:
Stalpertstraat 40 2597 RV Den Haag
Studentnummer:
5784980
Telefoonnummer:
06 45746210
Emailadres:
cancidebruijn@gmail.com
Studie:
Communicatiewetenschap
Master:
Media entertainment en populaire cultuur
Scriptiebegeleider: Dr. C. Gomusay Datum:
oktober 2009
Representatie, Receptie en Identiteit
Inhoudsopgave
Voorwoord
4
Samenvatting
5
1.
Inleiding
6
2.
Theoretisch Kader
9
2.1
Betekenisverlening
9
2.2
Identiteit
10
2.2.1
Gender Identiteit
12
2.2.2
Etnische Identiteit
14
2.2.3
Klasse
15
2.2.4
Identificatie
16
2.3
Representatie
17
2.4
Girls Studies
20
2.5
Samenvatting
21
3.
Methode
22
3.1
Glossy magazines
22
3.2
Kwalitatief onderzoek
23
3.2.1
23
3.3
4.
Repertoire analyse
Het onderzoek
25
3.3.1
De focusgroepen
25
3.3.2
De samenstelling van de focusgroepen
28
Resultaten 4.1
4.2
30
Het ‘motivatie’ repertoire
30
4.1.1
Ontspanning en tijdverdrijf
31
4.1.2
Informatie
33
4.1.3
Expressie
35
Het ‘identificatie’ repertoire
36
2
Representatie, Receptie en Identiteit
5.
Conclusie en discussie
40
5.1
Conclusie
40
5.2
Discussie
44
Referenties
46
Bijlage 1: Focusgroep opdracht 2
50
3
Representatie, Receptie en Identiteit
Voorwoord
Voor u ligt het resultaat van mijn onderzoek naar de betekenisverlening van tienermeisjes uit etnische minderheden in Nederland aan glossy magazines. Een scriptie geschreven ter afsluiting van mijn studie Communicatiewetenschap. Met enkel mijn buitengewone interesse in (glossy) magazines als uitgangspunt en een studie pedagogiek als achtergrond ben ik uiteindelijk tot dit onderwerp gekomen. Een maandenlang, intensief en leerzaam proces, met meerdere kuilen in de weg verder. Na hard, en af en toe iets minder hard werken, is het nu dan eindelijk zo ver: mijn scriptie is af! Maar ik heb dit proces niet alleen kunnen volbrengen en wil ik graag van deze gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken. Als eerste wil ik mijn scriptiebegeleider, Cem Gomusay, bedanken. Buiten dat zijn open aanmerkingen en tips een bijdrage hebben geleverd aan dit uiteindelijke resultaat, ben ik hem vooral dankbaar voor zijn aanmoediging, enthousiasme en meedenken. Daarnaast gaat mijn dank uit naar alle meisjes die de bereidheid hadden mee te werken aan dit onderzoek en aan iedereen, en dan met name mijn moeder, die mij heeft geholpen met het vinden van deze meisjes. Met daarbij in het bijzonder Corry Sinia, maatschappijlerares op het Hofstad College te Den Haag, voor het beschikbaar stellen van haar lestijd. Vervolgens wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor hun onvoorwaardelijk steun, inspiratie, aanmoediging en meedenken.
4
Representatie, Receptie en Identiteit
Samenvatting
Ondanks onze groeiende multi-etnische samenleving worden glossy magazines in Nederland nog steeds gedomineerd door blanke modellen en ze zijn hoofdzakelijk gericht op de blanke middenklasse vrouw. Dit heeft echter niet automatisch tot gevolg dat minderheidsgroepen niet bereikt worden. Dit onderzoek is er dan ook op gericht te achterhalen op welke manier tienermeisjes uit de tweede en derde generatie van etnische minderheidsgroepen in Nederland betekenis verlenen aan deze glossy vrouwenmagazines. Eerdere studies hebben geen eenduidig beeld kunnen geven van de receptie van de tijdschriften door verschillende etnische groeperingen. De meningen over de rol die de etnische achtergrond van de lezer speelt zijn verdeeld. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat de etnische achtergrond van de tienermeisjes geen directe invloed heeft op de betekenisverlening aan glossy magazines. Zij geven aan geen directe behoefte te hebben aan een eigen glossy, speciaal gericht op etnische minderheden. De tienermeisjes lezen glossy magazines ter ontspanning en voor het vergaren van tips en informatie met betrekking tot de laatste mode-, beauty- en lifestyle trends. Uit dit onderzoek is gebleken dat etnische achtergrond hierbij geen bepalende factor is.
5
Representatie, Receptie en Identiteit
1.
Inleiding
Juli 2008: één van de grootste mode-taboes is doorbroken. De Italiaanse Vogue brengt een editie met alleen donkere modellen, om zo de door blanke dames gedomineerde modeindustrie te doorbreken. De hoofdredactrice van de Italiaanse Vogue verklaart haar keuze tot het maken van ‘the Black Issue’ niet als het zetten van een nieuwe trend, maar zij vindt dat de keuze voor een blank of donker model voor ieder tijdschrift om het even zou moeten zijn. In Amsterdam werd al in februari 2004 een debat gehouden met als onderwerp de vraag of de bestaande vrouwenbladen voldeden aan de behoefte van de allochtonen lezeressen. Uit dit debat bleek dat allochtonen vrouwen meer allochtone vrouwen op de covers van de glossy magazines willen en niet alleen schoonheidstips voor blanke vrouwen willen lezen (Dotulong, 2004). Ondanks dit debat en onze groeiende multi-etnische samenleving worden ook in Nederland de glossy vrouwenmagazines gedomineerd door blanke modellen. Donkere vrouwen worden vaak in een negatieve, stereotype rol vertoond. Dit beïnvloedt zowel de blanke perceptie van donkere vrouwen als de zelfperceptie van donkere vrouwen (Covert & Nixon, 2008). De keuze voor een blank of donker model wordt nog altijd beïnvloed door de adverteerders. Deze adverteerders streven ernaar het publiek dat zij als waardevol beoordelen te bereiken en dus een zo groot mogelijk advertentie-effect te bewerkstelligen. Inkomen, leeftijd en ras zijn de belangrijkste factoren die bepalen hoeveel een adverteerder bereid is te betalen om zijn publiek te bereiken (Atre, 2009). Atre (2009) concludeert dat een toename in blanke lezers resulteert in een toename in het bedrag dat adverteerders bereid zijn te investeren. Een toename van donkere lezers doet dit bedrag juist afnemen. Het is dus economisch gezien gunstiger als het lezerspubliek bestaat uit blanke mensen, minderheidsgroepen zijn ongewild bij adverteerders. Dat de glossy vrouwenmagazines hoofdzakelijk gericht zijn op het blanke publiek, heeft niet automatisch tot gevolg dat minderheidsgroepen niet bereikt worden. Ook zij lezen deze tijdschriften. Hoe de tijdschriften worden gelezen en geïnterpreteerd en welke betekenissen eraan verleend worden, hangt af van de context waarin het gelezen wordt (Hermes, 1995). Het doel van dit onderzoek is het achterhalen van de manier waarop meisjes uit de tweede en derde generatie van etnische minderheidsgroepen in Nederland betekenis verlenen aan de glossy vrouwenmagazines, die nog steeds worden gedomineerd door blanke modellen. Volgens Hylland Eriksen (1993) zijn de normen en waarden van de tweede en derde generatie immigranten meer in overeenstemming met die van de bevolking van het land waarin ze zijn opgegroeid, dan met die van hun ouders. Dat zou betekenen dat de tweede en 6
Representatie, Receptie en Identiteit
derde generatie meisjes uit etnische minderheidsgroepen in Nederland meer overeenkomsten vertonen met de Nederlandse en blanke manier van betekenisverlening aan de tijdschriften. Uit eerder onderzoek (Duke, 2000) is echter gebleken dat er verschillen bestaan tussen de manier waarop blanke en donkere meisjes tienertijdschriften lezen. Hieruit blijkt dat de etnische achtergrond van de lezer wel invloed heeft op de manier waarop de tijdschriften worden gelezen en geïnterpreteerd. De onderzoeksvraag die hieruit resulteert is:
Wat is de betekenisverlening van meisjes uit etnische minderheidsgroepen in Nederland aan het lezen van glossy magazines?
Dit onderzoek is vanuit twee oogpunten relevant. Als eerste bevat het een maatschappelijke relevantie. De media hebben een belangrijke, maatschappelijke taak. Tijdschriften oefenen een cultureel leiderschap uit, in de manier waarop zij beelden en definities van vrouwelijkheid scheppen. Ze scheppen niet alleen een beeld van hoe vrouwen zichzelf zien, maar ook hoe de rest van de samenleving haar ziet. Representatie en identiteit gaan samen en worden deels gevormd door het lezen van tijdschriften (Sengupta, 2006). Dit onderzoek levert inzicht in de samenhang van representatie, receptie en identiteit. Dit inzicht heeft als gevolg dat het proces van insluiting en uitsluiting van de meisjes van etnische minderheden in beeld wordt gebracht. Een gevolg van deze in- en uitsluiting kan zijn dat het sociale beeld dat bestaat van deze meisjes en dat zij over zichzelf hebben onrealistisch is. Daarnaast is dit onderzoek relevant vanuit wetenschappelijk oogpunt. Als eerste levert dit onderzoek een bijdrage aan de kennis over de receptie van tijdschriften en dan vooral in een multi-etnisch perspectief. Er is al veel onderzoek gedaan naar de beeldvorming en representatie van verschillende etnische groeperingen in tijdschriften. Uit deze inhoudsanalyses is geconcludeerd dat de glossy tijdschriften worden gedomineerd door blanke modellen, overeenkomend met het heersende schoonheidsideaal. Daarnaast focust de meerderheid van de studies naar de identiteitsvorming van meisjes zich vooral op de middenklasse witte meisjes uit westerse landen, maar het is belangrijk dat alle meisjes worden belicht en hun stem wordt gehoord. Meisjes van etnische minderheden ontbreken vaak nog in deze studies (Mazzarella & Pecora, 2007). Verder is gebleken dat de verschillende etnische groeperingen veelal stereotyperend worden gerepresenteerd. Er bestaan echter nog weinig onderzoek naar de receptie van deze tijdschriften. Er bestaat slechts een klein aantal onderzoeken naar de rol van tijdschriften in de vorming van identiteit van jonge vrouwen en nog minder naar de rol van de representatie van etnische identiteit hierbij (Sengputa, 2006). 7
Representatie, Receptie en Identiteit
Tekst verkrijgt alleen betekenis door interactie met de lezer (Hermes, 1995). Daarom is het van belang te achterhalen hoe tijdschriften betekenisvol worden in het dagelijks leven van de vrouwen uit etnische minderheidsgroepen. Onderzoek naar de betekenisverlening van etnische minderheidsgroepen aan deze beeldvorming en representatie van het blanke schoonheidsideaal en de stereotypering van etnische minderheden is nog niet voldoende uitgevoerd.
8
Representatie, Receptie en Identiteit
2.
Theoretisch Kader
In dit hoofdstuk zal het theoretisch kader uiteengezet worden. Hierin wordt de probleemstelling inhoudelijk toegelicht. Daarnaast zullen de verschillende definities en invloedsfactoren besproken worden. Als eerste zal er dieper ingegaan worden op het verlenen van betekenis aan tijdschriften. Vervolgens zal het begrip identiteit worden toegelicht en uiteengezet in verschillende aspecten. Paragraaf 3 gaat in op de begrippen representatie en identificatie. Als laatste zullen de studies naar meisjes als subcultuur, de zogenaamde Girls Studies, besproken worden.
2.1
Betekenisverlening
Betekenisverlening is het proces van zingeving aan een tekst door het te herkennen en te begrijpen. Hierdoor wordt er een betekenis toegekend en wordt het een plaats gegeven in de bestaande kennis en kijk op de wereld (Hermes, 1995). Betekenis verlenen aan een tekst is een individueel proces, waarbij de interpretatie afhankelijk is van de ervaringen van de persoon en van de context waarin de tekst gebruikt wordt. De betekenis die vrouwen geven aan tijdschriften, is afhankelijk van de context waarin de tijdschriften gelezen worden en van de normen, waarden en ideeën van de lezer. Dit wordt beïnvloed door de verschillende fases van het leven en de daarbij behorende interesses en behoeften waarin de lezer zich bevindt (Hermes, 1995). Het verlenen van betekenis gebeurd door middel van verschillende processen. Encoderen en decoderen is een communicatief proces als geheel, dat afhankelijk is van sociale, culturele en historische factoren. Encoderen is de productie van een boodschap, een boodschap zoals bedoeld. Decoderen is hoe deze boodschap wordt gelezen en geïnterpreteerd. Decoderen volgt echter niet onvermijdelijk op encoderen (Hall, 1980). Niet iedereen leest en interpreteert dus een tekst hetzelfde. Een tekst zoals die geschreven is, is niet hetzelfde als een tekst zoals die gelezen wordt. Teksten zijn multiinterpretabel, de lezer kiest hoe hij de tekst decodeert in een voor hem/haar relevant verhaal (Duke, 2000). De manier waarop een tekst wordt gelezen kan worden verdeeld in twee typen lezers, verticale en horizontale lezers (Jackson, Brooks & Stevenson, 1999). Een verticale lezer geeft bij de interpretatie van een tekst een indicatie van de gewichtigheid ervan en maakt daarbij onderscheid tussen oppervlakkig en diepte. Een horizontale lezer maakt gebruik van het discursieve repertoire en verleend betekenis in termen van logische weergave. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen vier aspecten, te weten eerlijkheid, natuurlijkheid,
9
Representatie, Receptie en Identiteit
openheid en plezier. Met eerlijkheid wordt de mate van integriteit en manipulatie van een tekst bedoeld. Natuurlijkheid verwijst naar een authentieke en betrouwbare tekst. Het lezen van de glossy vrouwenmagazines, behoort tot het dagelijks mediagebruik (Hermes, 1995). Met dagelijks mediagebruik wordt het aandachtig lezen van en het verlenen van betekenis aan de tijdschriften bedoeld. Hermes (1995) omschrijft verschillende repertoires die worden gebruikt om betekenis te verlenen aan tekst en beelden. Zij noemt drie verschillende repertoires, te weten beschrijvende repertoires, het repertoire van praktische kennis en het repertoire van gedeelde kennis en emotioneel leren. De beschrijvende repertoires zijn te verdelen in twee verschillende repertoires die een belangrijke rol spelen bij de betekenisverlening aan tijdschriften, te weten ‘makkelijk weg te leggen’ en ‘ter ontspanning’ (Hermes,1995). Duke (2000) onderzocht de interpretatie van tienermagazines van donkere en blanke tienermeisjes. Zij kwam tot de conclusie dat blanke meisjes zichzelf en anderen beoordelen op uiterlijk en bij het lezen van tienermagazines de meeste interesse tonen in de modellen en de mode en cosmetica informatie. Donkere meisjes daarentegen geven aan geen interesse te hebben in de modellen en informatie met betrekking tot uiterlijk, omdat zij zich hier niet mee kunnen identificeren. Donkere meisjes lezen de tijdschriften vooral om de interviews die erin staan. In plaats van het gebrek aan donkere modellen te vertalen naar een negatieve zelfbeoordeling, zoals verwacht, zagen de donkere meisjes de magazines als bevooroordeeld en irrelevant voor hun ideeën over schoonheid, maar vonden ze toch vermakelijk om andere redenen (Duke, 2000). Ook Dhoest (2009) deed onderzoek naar de mediareceptie van etnische minderheden. Hij onderzocht Vlaamse autochtonen en allochtonen jong-volwassenen. Volgens Dhoest (2009) is etniciteit geen bepalende factor voor de manier van mediareceptie, autochtonen en allochtonen verschillen niet in hun keuzes en oordeel over media. Hij concludeerde dat juist de levensfase de mediareceptie bepaald, omdat jongvolwassenen een leeftijdsgroep zijn die actief bezig zijn met identiteitsvorming en daarbij dus weinig worden beïnvloed door hun etnische achtergrond. Kortom, het proces van betekenisverlening aan glossy magazines kan beïnvloed worden door zowel de etnische achtergrond als de levensfase waarin de lezer zich bevindt.
2.2
Identiteit
Giddens (1991) omschrijft het vormen van een identiteit als een proces van bewuste keuzen. Identiteit is een reflexief proces. Reflexiviteit is hierbij een constante herziening van sociale activiteiten met het oog op het vergaren van nieuwe kennis. Wanneer rondom deze sociale activiteiten en ervaringen actief identiteit wordt geconstrueerd, wordt gesproken over 10
Representatie, Receptie en Identiteit
reflexieve identiteit (Giddens, 1991). Een individu creëert, behoud en herziet een bepaalde set van verhalen, die omschrijven wie het individu is en hoe het zo geworden is (Giddens, 1991). Iedereen kiest zo zijn eigen verhaal en manier van leven, Giddens (1991) noemt die de narrative of the self. Om deze keuzes die we maken te interpreteren, construeren individuen het verhaal van de zelf, die enige orde geven aan het complexe leven. Identiteit is dus niet zomaar een set van observeerbare karakteristieken. Identiteit is iemands eigen reflexieve begrip van zijn of haar biografie, ook wel set verhalen genoemd. Giddens (1991) omschrijft dit proces van identiteitsvorming ook wel the reflexive project of the self. Het proces van reflexieve identiteitsvorming, gebeurd door de ‘zelf’ binnen de moderne wereld te plaatsen en te doen functioneren. Het sociale leven is dus een belangrijk onderdeel van het vormen van identiteit. Dit sociale leven is volgens Giddens (1998, in Gauntlett, 2002) meer dan willekeurige individuele acties. Het bestaat niet enkel op micro- of macroniveau. Giddens (1998, in Gauntlett, 2002) noemt dit de structuratietheorie. Het leven is een sociale structuur die wordt geproduceerd en veranderd door individuen (Gauntlett, 2002). Door deze wisselwerking tussen micro en macro vormt het individu zijn bepaalde set van verhalen, het leidt het individu tot de constructie van zijn of haar biografie (Giddens, 1991). Aansluitend op Giddens omschrijven Lunt en Livingstone (1996) identiteit als een constant proces waarbij individuen hun eigen sociaal psychologische attitudes en identiteit herpositioneren in relatie tot anderen. Identiteit is niet langer begrensd door de vaste, cultureel bepaalde identiteit. Dit wordt de verschuiving van moderne naar postmoderne identiteit genoemd. Postmoderne subjecten hebben volgens Giddens (1991) tegenwoordig de lasten en de vrijheid van het vormen van een eigen identiteit, men moet kiezen hoe ze willen zijn en hoe ze zich willen gedragen. Dit heeft als gevolg dat identiteit uit meerdere categorieën bestaat, met een variatie in en tussen deze identiteitscategorieën (Cerulo, 1997). Dit betekent dat de identiteit wordt gevormd aan de hand van gender en klasse en etniciteit etcetera. Identiteit is, in elke denkbare vorm, hybride. Hybride identiteit wil zeggen dat het is opgebouwd uit verschillende facetten. Beïnvloed door interne en externe factoren, lokaal en globaal, een identiteit die niet zomaar bepaald is, maar onderhevig is aan constante verandering over tijd en context. Hybride identiteit wordt gevormd vanuit verschillende bronnen (Barker, 1997). De media spelen een belangrijke rol in het vormen van identiteit. De media verschaffen leefstijlen, manieren van zelf-representatie en manieren om geluk te vinden, die volgens Giddens (1991) gebruikt kunnen worden bij het kiezen van zijn of haar set verhalen en manier van leven. De set van verhalen worden beïnvloed door de perspectieven die we 11
Representatie, Receptie en Identiteit
meekrijgen door de media (Giddens, 1991). Individuen en groepen worden deels gevormd door hun mediagebruik en definiëren zichzelf op basis van media (Dhoest, 2009). Het geeft middelen om jezelf op een bepaalde, gewenste manier te presenteren (Hermes, 1995). Identiteit wordt mede gevormd door het praten over media. Duits (2008) noemt dit ‘discursive identity construction’, ook wel ‘identity talk’ genoemd. Hiermee bedoelt zij dat met praten over media de spreker pretendeert een bepaald persoon, binnen een bepaalde gemeenschap, te zijn, die vastzit aan bepaalde regels en bepaalde mogelijkheden heeft. Media werkt op twee manieren mee aan de vorming van identiteit (Ott, 2003). Als eerste levert de media expliciete identiteitsmodellen. Dit zijn rolmodellen die als voorbeeld fungeren om te laten zien hoe te zijn. Ook levert de media symbolische bronnen waarmee identiteit kan worden geconstrueerd of gereconstrueerd. Kortom, media vormt en versterkt identiteit (Ott, 2003). In zijn onderzoek naar de reflexieve identiteitvorming van tienermeisjes concludeerde Barker (1997) dat deze meisjes reflecteren op basis van hun eigen ervaringen en activiteiten en op basis van karakters uit de media. Sociale kennis wordt middels twee discoursen vergaard, te weten middels reflectie van anderen in de directe omgeving en media karakters (Barker, 1997). Toegespitst op tijdschriften kan worden gesteld dat het lezen van de tijdschriften en het geven van betekenis een manier is om je eigen identiteit vast te stellen en af te bakenen. Tijdschriften verschaffen manieren om naar jezelf en je relaties te kijken (Hermes, 1995). Identiteit bestaat uit en is gebaseerd op verschillende aspecten. Met name gender, etniciteit en klasse zijn hierbij van belang. Hieronder zal besproken worden op welke manier deze aspecten een rol spelen bij het vormen van identiteit. Bij al deze aspecten van identiteit spelen media een grote rol, met name door het verschaffen van bronnen en rolmodellen. Bij het vormen van identiteit aan de hand van rolmodellen is identificatie een belangrijk begrip. Hieronder zal vervolgens dieper ingegaan worden op identificatie als begrip en hoe het een rol speelt bij het vormen van identiteit.
2.2.1
Gender Identiteit
Een eerste aspect waaruit identiteit bestaat is gender. Een van de uitgangspunten van het feminisme is een samenleving waarin mannen en vrouwen gelijk worden behandeld. Door dit uitgangspunt wordt er een tweestrijd gecreëerd tussen mannen en vrouwen, waarmee juist wordt bevestigd dat de vrouw een ander soort is. Die bevestiging zou in andere contexten als seksistisch worden beschouwd (Gauntlett, 2002). Butler (1990, in Gauntlett, 2002) vindt dat de indeling op basis van sekse of gender identiteit als een enkelvoudig begrip benoemt wordt, 12
Representatie, Receptie en Identiteit
terwijl niet alleen sekse of gender, of andere facetten als etniciteit of klasse definiërende factoren van identiteit zijn. De manier waarop men denkt en praat over gender neigt volgens Butler (1990, in Gauntlett, 2002) naar de vooronderstelling en het toe-eigenen van de mogelijkheden van denkbare en realiseerbare gender formaties binnen culturen. Dit wordt dus in stand gehouden door bestaande discourses. Butler (1990, in Gauntlett, 2002) omschrijft gender als een vloeiende variabele die kan verschuiven en veranderen binnen verschillende contexten en tijden. Gender identiteit kan worden gedefinieerd als de ontwikkeling bij jonge kinderen van een fundamenteel gevoel om bij één sekse te horen en niet bij de andere (Zucker, 2002). Gender identiteit wordt echter constant veranderd door de dominante norm, het is een constructie, geen natuurlijk vaststaand feit. Butler (1999) gebruikt de term ‘performativiteit’ om aan te tonen dat het geen natuurlijke identiteit is, maar gender leer je door te doen, het wordt geconstrueerd en herhaald. Gender identiteit wordt gevormd door discourses, het is geen universeel gegeven. De tweevoudige natuur van sekse, de scheiding tussen mannen en vrouwen wordt wel gezien als een gegeven, maar het is een constructie , een manier om naar een lichaam te kijken (Butler, 1990 in Gauntlett, 2002). Deze constructie van gender identiteit wordt gevormd door bepaalde acties te verrichten. Het in stand houden van de gender identiteit gebeurt door het herhalen van deze acties en de gender identiteit kan dus veranderd worden door deze herhaling te doorbreken (Butler, 1999). Butler (1990, in Gauntlett, 2002) omschrijft deze gender identiteit als een performance, zonder achterliggende identiteit. In andere woorden, ons gedrag wordt niet bepaald of beïnvloed door gender identiteit, maar ons gedrag is onze gender. Deze constructie van gender identiteit wordt beïnvloed door de media. De media laten bepaalde mannelijke en vrouwelijke gedragingen zien die de voorkeur hebben en bepalend zijn voor de betreffende gender (Butler, 1990 in Gauntlett, 2002). Ook Currie (1997) omschrijft gender als een constructie die in stand wordt gehouden door alledaagse praktijken die aansluiten bij of reageren op de dominante definitie van wat het betekent om vrouw te zijn. Deze betekenis van vrouw zijn wordt steeds vaker doorgegeven door middel van sociale teksten, zoals tijdschriften. Tijdschriften gericht op vrouwen oefenen een cultureel leiderschap uit met betrekking tot de invulling van wat het betekent om vrouw te zijn. Er wordt een beeld geschapen dat vrouwen van zichzelf hebben en van hoe de wereld om hen heen dat van hen heeft (Currie, 1997).
13
Representatie, Receptie en Identiteit
2.2.2
Etnische Identiteit
Etniciteit is een moeilijk te definiëren en af te bakenen begrip. Het woord ‘etniciteit’ stamt af van het Griekse ‘ethnos’, wat natie betekend, verwijzend naar een groep personen als een ‘volk’. Hiervan is het woord ‘ethnic’ afgeleid, dat ‘anderen’ betekent, dus degene die er niet bij hoort. Dit werd in de vijftiende eeuw voor het eerst in deze context gebruikt. Toen was het gerelateerd aan religie en werd het gebruikt om iemand met een ander geloof aan te duiden (Just, 1989). Het begrip ‘etniciteit’ heeft door de jaren heen grote veranderingen ondergaan. Het verwijst niet meer enkel naar religie of naar anderen, het heeft tegenwoordig betrekking op meerdere aspecten en ook op jezelf (Cornell & Hartmann, 1998). Etniciteit is een dynamische eigenschap van een individuele identiteit en groepsidentiteit. Het is een sociale constructie die constant onderworpen wordt aan herdefiniëring en constructie (Nagel, 1994). Ook etnische identiteit is een moeilijk definieerbaar begrip (Phinney, 1990). Aan de ene kant wordt etnische identiteit gezien als het etnische component van sociale identiteit. Het wordt dan gezien als een gevoel van betrokkenheid en thuishoren, gedeelde normen en waarden en houdingen tegenover anderen binnen en buiten de groep (Phinney, 1990). Aan de andere kant zien anderen etnische identiteit meer als een cultureel aspect, gelegen in bijvoorbeeld taal, gedrag, waarden en kennis van de etnische achtergrond van de groep (Phinney, 1990). Op welke manier etnische identiteit ook wordt gedefinieerd, er wordt altijd vanuit gegaan dat etnische identiteit wordt gevormd binnen een groep, door de groepsleden die dezelfde culturele en sociale kenmerken hebben. Nagel (1994) ziet etnische identiteit als het resultaat van een dialectische proces met interne en externe invloeden, meningen en processen. Er zijn voor het vormen van etnische identiteit ook anderen nodig. Voor het creëren van een etnische identiteit is het noodzakelijk jezelf en je groep te onderscheiden, het noodzakelijk om onderscheid te maken tussen ‘wij’ die gezamenlijke culturele en sociale kenmerken hebben en ‘zij’ die niet delen in deze kenmerken, die niet bij de groep horen (Cerulo, 1997). Aspecten van etnische identiteit zijn zowel internaliserend bepaald als sociaal gestructureerd. Dit kan geconcludeerd worden uit het onderzoek van Barker (1997) naar identiteitsvorming van Aziatische meisjes en de rol van televisie soaps hierbij. De meisjes voelden zich Aziatisch, maar tegelijkertijd zetten zij zich af tegen bepaalde aspecten van de tradities, om te kunnen participeren in de Britse samenleving. Deze identiteiten worden gevormd door verhalen te construeren middels intersubjectiviteit met crossculturele bronnen (Barker, 1997). De media verschaffen deze bronnen. Tijdschriften worden hierbij door de 14
Representatie, Receptie en Identiteit
verschillende etnische groepen op verschillende manieren benaderd als bron (Duke, 2000). Bij het vormen van een etnische identiteit worden er door de tienermeisjes uit de verschillende etnische groepen, verschillende aspecten van het tijdschrift gebruikt.
2.2.3
Klasse
Identiteit wordt naast gender en etniciteit ook bepaald door klasse. Bourdieu (1984) omschrijft klasse als een algemeen beginsel van classificeerbare handelingen die iemand verricht en het oordeel dat iemand heeft over andermans handelen en dat van hen zelf. Verschillen in klasse worden veroorzaakt door de grootte van economisch, cultureel kapitaal en sociaal kapitaal. Economisch kapitaal verwijst naar de hoeveelheid geld en onroerend goed, cultureel kapitaal gaat om kennis, vaardigheden en opleidingen en sociaal kapitaal bestaat uit relaties en netwerken (Bourdieu, 1984). Kapitaal geeft iemand macht om invloed uit te oefenen in de verschillende, elkaar overlappende velden van de maatschappij, zoals politiek, wetenschap en kunst. Binnen deze velden ontwikkelen mensen onbewust een bepaalde habitus. De habitus is het algemene principe van objectief waarnemen en handelen om binnen een veld te kunnen functioneren (Bourdieu, 1984). Bourdieu (1984) koppelt de klassenstructuur aan de sociale ruimte. Deze sociale ruimte wordt bepaald door de hoeveelheid en samenstelling van het kapitaal dat iemand bezit. De verschillen in sociale ruimte worden zichtbaar via levensstijl, waarbinnen culturele handelingen verschillen in klasse definiëren, met smaak met betrekking tot bijvoorbeeld voeding, kleding, cosmetica, sport, politiek of taal, als onderscheidende factor (Bourdieu, 1984). Binnen de media komen de klassenverschillen op veel verschillende manieren naar voren, maar wordt er weinig de nadruk op gelegd. Verschillen in klasse worden gedefinieerd aan de hand van economisch kapitaal en gaat volgens de media vaak samen met etniciteit. Zo wordt armoede door de media neergezet als een ‘zwart’ probleem (Clawson & Trice, 2000). Naast de stereotypering van mensen uit lage klassen op basis van etniciteit, worden deze vaak neergezet als luie mensen die misbruik maken van het sociaal politieke systeem, criminelen of verslaafden of als mensen die pathologisch gedrag vertonen. Verder wordt armoede in de media gerepresenteerd als een probleem dat zich vooral voordoet onder vrouwen en kinderen (Clawson & Trice, 2000). Aan de andere kant worden welvarende mensen, uit hogere klassen, door de media neergezet als niet werkende, verwende, alleenstaande vrouwen of juist als hardwerkende, Aziatische mannen. Klassenverschillen worden dus gekoppeld aan gender en etniciteit (Bullock, Fraser Wyche & Williams, 2001).
15
Representatie, Receptie en Identiteit
Zoals eerder beschreven wordt identiteit gevormd en versterkt in interactie met de media (Ott, 2003; Currie, 1997; Barker, 1997). Uit de studies van Clawson en Trice (2000) en Bullock, Fraser Wyche en Williams (2001) is gebleken dat klasse en de daarbij behorende klassenverschillen niet realistisch worden weergegeven in de media. De glossy tijdschriften zijn hoofdzakelijk gericht op de blanke middenklasse vrouw (Duke, 2000; Atre, 2009). De tijdschriften zijn er dus niet op gericht om vrouwen uit verschillende klassen te bereiken. Als gevolg daarvan wordt er binnen deze tijdschriften weinig nadruk gelegd op de verschillende klassen. Dit kan betekenen dat vrouwen die niet behoren tot de blanke middenklasse zich niet relateren met de tijdschriften. Deze vrouwen zullen de tijdschriften dan anders interpreteren en er een andere betekenis aan geven, dan de blanke middenklasse vrouw.
2.2.4
Identificatie
Identificatie verwijst naar de mate waarin iemand zichzelf herkent in een ander (Duits & van Romondt Vis, 2009). Identificatie kan worden gedefinieerd als het voelen van empathie voor een media karakter of het gevoel hebben het media karakter te zijn (Cohen, 2001). Hall (1996) noemde identificatie één van de minst begrepen concepten rondom identiteit. Cohen (2001) omschrijft identificatie als een mechanisme waardoor het publiek receptie en interpretatie met de tekst ervaart alsof zij de gebeurtenissen zelf meemaken. Buiten dat identificatie een aspect is van media receptie, speelt het een belangrijke rol bij het vormen van een identiteit. Onze identiteit is gerelateerd aan onze waarneming van anderen en hoe anderen naar ons kijken. Identificatie met mediakarakters stelt ons in staat de sociale realiteit vanuit andere perspectieven te ervaren, en zo een identiteit en sociale attitudes te ontwikkelen. Erikson (1968, in Cohen, 2001) benadrukt dat de ontwikkeling van identiteit met behulp van identificatie het meest cruciaal is tijdens de adolescentie. Door identificatie met anderen, ook buiten de familie en vaste omgeving, doet men veel verschillende ervaringen op en wordt de identiteit gevormd. Cohen (2001) omschrijft identificatie dan ook als het overnemen van een identiteit en perspectieven van media karkaters. Identificatie is dus niet een attitude, emotie of perceptie, maar meer een proces dat zelfbewustzijn doet vervagen en tijdelijk wordt vervangen door sterke emotionele en cognitieve verbintenis met het karakter. Het is een reactie op teksten die bedoeld zijn om identificatie te provoceren. Cerulo (1997) benaderd identificatie vanuit culturele repertoires of systemen van betekenisverlening die typerend zijn voor verschillende gemeenschappen en dan vooral de manieren waarop sociale context en locatie het gebruiken van deze repertoires in staat stellen. Culturele verschillen bepalen de mate van identificatie als deze plaatsvindt in verschillende contexten of locaties. 16
Representatie, Receptie en Identiteit
Duits en van Romondt Vis (2009) vonden in hun onderzoek naar de betekenisverlening van meisjes aan beroemdheden, dat meisjes zichzelf in de beroemdheden herkennen en dat zij daarbij de connectie naar hun eigen dagelijks leven maken. Naast herkenning van overeenkomsten bestaat er ook negatieve identificatie, het herkennen van de verschillen. Media kunnen dus een grote rol spelen in de vorming van iemands zelfbeeld door middel van identificatie. De beelden die iemand ziet dragen bij aan de manier waarop iemand waarneemt wat acceptabel, normaal en zelfs perfect is. Hoe meer de lezer een bepaald beeld ziet, hoe meer zij dit als spiegel gaat gebruiken en haar eigen identiteit ermee probeert te bevestigen. Identificatie met het afgebeelde is de sleutel in dit proces, daarom zijn fysiek voorkomen en gezichtsuitdrukkingen determinante factoren (Maynard & Taylor, 1999). Hermes (1995) gaat ervan uit dat identificatie met tijdschriften wordt bepaald door de fantasie van vrouwen, de tijdschriften zorgen ervoor dat zij fantaseren over hoe zij graag zouden willen zijn. Door het lezen van de tijdschriften verkrijgen de vrouwen informatie, waardoor zij zichzelf goed geïnformeerd achten en controle denken te hebben over eigen en andermans emoties (Hermes, 1995). Identificatie met media, zoals tijdschriften, gebeurt dus op twee manieren. Door jezelf zowel positief als negatief te herkennen in het gerepresenteerde (Duits & van Romondt Vis, 2009) of door de wens jezelf erin te kunnen herkennen (Hermes, 1995).
2.3
Representatie
Een essentieel onderdeel in het proces van betekenisverlening is representatie. Representatie is het gebruiken van taal of beelden om iets betekenisvol te zeggen of uit te beelden. Dit kan op twee manieren, te weten door middel van omschrijven en door symboliseren (Hall, 1997). Dit gebeurd middels twee representatiesystemen. Het eerste systeem verwijst naar alle soorten objecten, mensen en evenementen die in verband staan met een set concepten of mentale representaties die vast in ons hoofd bestaan. Het tweede representatiesysteem is taal. De conceptuele of mentale representaties moeten worden vertaald in begrijpelijke taal, zodat onze concepten en ideeën overeenkomen met de geschreven woorden, gesproken geluiden of visuele beelden (Hall, 1997). Hall (1997) onderscheidt drie representatietheorieën, die verklaren hoe de representatie van betekenis werkt. Als eerste de reflectieve benadering. Hierbij ligt de betekenis in het object, de persoon, ideeën of evenementen en deze worden gereflecteerd door middel van taal. Taal reflecteert de betekenis van een al bestaand iets. Daarnaast noemt Hall (1997) de intentionele benadering. Hiermee wordt bedoeld dat de woorden of afbeeldingen betekenen wat de auteur ermee bedoeld. Als laatste de
17
Representatie, Receptie en Identiteit
constructionist benadering. Deze gaat ervan uit dat dingen van zichzelf geen betekenis hebben. De betekenis wordt gecreëerd met behulp van de representatiesystemen. Waar Hall (1997) de nadruk legt op taal als middel van representatie, legt Foucault (1988) de nadruk op het discours als systeem van representatie. Met discours bedoelt hij een groep verklaringen die een manier levert om kennis te representeren over een specifiek onderwerp uit een bepaald historisch moment (Foucault, 1988). Discours gaat over de productie van kennis middels taal. Kennis kan alleen worden ontwikkeld in combinatie met betekenis, en omdat alle sociale praktijken betekenissen bevatten, betekenis scheppen en ons gedrag beïnvloeden, hebben alle praktijken een discursief aspect (Foucault, 1988). De kennis wordt geproduceerd door het discours, niet door het subject. De discours bepaalt de positie van het subject, waarvandaan de kennis en betekenis zinvol wordt. Deze positie wordt de subjectpositie genoemd. Alle discoursen construeren zo een subjectpositie wat de enige positie is waarvandaan het betekenis krijgt (Foucault, 1988). Kennis staat in relatie met macht. Dit verwijst niet enkel naar de macht van de waarheid, maar vooral naar de macht om zelf waarheid te creëren door middel van de verworven kennis. Foucault (1988) ziet kennis dus als een vorm van macht. Macht omschrijft hij niet als een object, maar als een relatie, het wordt geproduceerd binnen sociale relaties. Macht is voor Foucault (1998, in Gauntlett, 2002) iets dat bepaalde dominante groepen bezitten. Macht is niet een voordeel dat een persoon kan hebben, maar macht is een iets dat wordt beoefend, waar gebruik van wordt gemaakt tijdens interacties. Dit maakt dat niemand buiten de macht staat. Alle individuele subjecten zijn het resultaat van macht en kunnen niet buiten de sociale voorschriften van de macht handelen (Foucault, 1988). Foucault’s theorie over macht staat in relatie met normalisatie. Normalisatie is een dubbel en tegenstrijdig historisch proces, waarbij ontwikkelingsstandaarden voor populaties zijn ontplooid om gelijkvormigheid tegelijkertijd te meten en af te dwingen als zij manieren van individualiteit afdwingen. Met andere woorden, we proberen aan onmogelijke standaarden te voldoen, om zo een innerlijke authenticiteit te laten zien (Heyes, 2007). Normalisatie homogeniseert en individualiseert tegelijkertijd. Normalisatie is een complex begrip wat vanuit twee soorten macht gedreven wordt, te weten soevereine macht en disciplinaire macht. Soevereine macht verwijst naar de regels die autoriteiten maken voor anderen. Disciplinaire macht bestaat uit technieken die kunnen worden gebruikt om de populatie te classificeren en controleren. Deze vorm van macht maakt van individuen makkelijk te vormen wezens, met als doel het creëren van normale mensen. Daarom wordt dit type macht ook wel normaliserende macht genoemd. Het vormen van indiviuen gebeurd met 18
Representatie, Receptie en Identiteit
behulp van disciplines. Disciplines zijn technieken om een individu aan dwang en macht te onderwerpen. Disciplines helpen bij het vormen van individuen in normale mensen. Ze verschaffen mogelijkheden en vaardigheden die individuen meer bedreven en efficiënt in de institutionele context maken en mechanismen voor het versterken van de machtsrelaties (Heyes, 2007). Normalisatie heeft twee belangrijke kenmerken (Heyes, 2007). Als eerste wordt de populatie gedefinieerd in relatie tot standaarden en modellen met de interne norm. Ten tweede zorgen de disciplines voor controle en zo voor methoden van dominantie (Heyes, 2007). Normalisatie, het proberen te voldoen aan heersende standaarden, staat in directe verband met iemands lifestyle. Een lifestyle, oftewel levensstijl, wordt door Giddens (1991) gedefinieerd als een min of meer geïntegreerde set van handelingen die een individu uitvoert, niet alleen omdat deze handelingen behoeften vervullen, maar omdat zij materiële vorm geven aan iemands levensverhaal. Levensstijlen zijn dus handelingen en manieren van leven die de persoonlijke, groeps- en socio-economische identiteit van een individu reflecteren (Giddens, 1991). Een levensstijl wordt gecreëerd door het maken van keuzes met betrekking tot gedrag, attitudes en geloof. Iedereen binnen de samenleving moet deze keuzes maken, alleen heeft niet iedereen dezelfde mogelijkheden (Giddens, 1991, in Gauntlett, 2002). Keuzes voor een bepaalde levensstijl geven een iemands levensverhaal een identiteit, die een individu koppelt aan een gemeenschap met mensen met dezelfde levensstijl. De media is van grote invloed op keuzes met betrekking tot een levensstijl. Media bieden mogelijkheden en diversiteit in de standaarden waaraan voldaan dient te worden, maar geeft ook een interpretatie van bepaalde levensstijlen (Giddens, 1991, in Gauntlett, 2002). Foucault (1988; 1998, in Gauntlett, 2002) laat dus zien dat discourses bepalen hoe een individu zichzelf en de wereld om hem heen ziet. De mogelijkheid om een bepaalde discours te beïnvloeden is een vorm van macht. Het uitoefenen van macht produceert altijd weerstand, waardoor macht productief wordt, dingen laat gebeuren. Hierop aansluitend spreekt Giddens (1991) van een wisselwerking tussen het levensverhaal van een individu, de discourses die daarbij een rolspelen, het voldoen aan de norm en iemands levensstijl. Populaire media en daarmee tijdschriften zijn tegenwoordig de beste manier om bestaande discourses en de norm waaraan voldaan dient te worden te verspreiden en om levensstijlen en de interpretatie daarvan te bieden (Foucault, 1998; Giddens, 1991 in Gauntlett, 2002).
19
Representatie, Receptie en Identiteit
2.4
Girls Studies
Aangezien dit onderzoek gaat over meisjes en hun identiteitsvorming, is het van belang de geschiedenis van soortgelijke studies en de huidige situatie te verduidelijken. Duits (2008) geeft een overzicht van meisjes als subcultuur en het vormen van identiteit door de jaren heen. Onderzoek naar deze meisjes worden ‘girls studies’ genoemd, dit verwijst naar een subgenre dat het zijn van een meisje ziet als een aparte, uitzonderlijke en centrale fase in de formatie van de vrouwelijke identiteit (Mazzarella & Pecora, 2007). Het overzicht van Duits (2008) begint in de jaren 70, waarbij meisjes als aparte subcultuur worden gezien. Dit omdat meisjes anders omgaan met de media dan jongens. In deze periode begon McRobbie met haar onderzoeken naar meisjes als subcultuur, met de bedoeling te begrijpen hoe meisjes zichzelf zien als vrouwen (Mazzarella & Pecora, 2007). McRobbie wilde een verschuiving in gang zetten weg van de bijna exclusieve interesse in jongens, om te zien hoe tiener meisjes structurele bepalingen van leeftijd, klasse en gender in de context van hun eigen ervaringen interpreteren. Zij was de eerste die dit deed in de context van populaire cultuur en het dagelijkse leven (Mazzarella & Pecora, 2007). In deze beginjaren wordt de subcultuur van meisjes en het vormen van identiteit middels interactie met anderen en media de ‘bedroom culture’ genoemd. Hiermee wordt verwezen naar het samen zijn en delen van ervaringen met betrekking tot muziek, make-up, kleding, roddels etcetera (Duits, 2008). Deze eerste lichting girls studies onderzocht vooral de representatie van en boodschappen gezonden naar meisjes in en door de massamedia. Deze representaties en boodschappen werden vaak gekoppeld aan de negatieve effecten op meisjes. Jarenlang werden girls studies verricht met de bedoeling een content analyse te documenteren van de massamedia dat gericht is op seksisme en andere problematische representatie van meisjes (Mazzarella & Pecora, 2007). In de jaren daarna worden de studies naar meisjes als subcultuur beïnvloed door het feminisme. Met het oog op gelijkheid met mannen, werd er in de jaren 80 gestreden voor eigen ruimten waarin vrouwen hun tijd konden doorbrengen (Duits, 2008). De media speelden daarop in. Er kwamen tijdschriften die de feministische opinies uitdroegen en zich daardoor onderscheidde van de bestaande tijdschriften voor vrouwen (Hermes, 1995). In de jaren daarna, de postfeministische jaren 90, werden door de media vrouwen anders neergezet dan voorheen. Deze periode brengt twee tegenstrijdige discours voort, te weten die van de ‘can-do girls’ en ‘at-risk girls’. De ‘can-do girls’ heeft te maken met het girl power van die tijd, meisjes zien de vrouwelijke beroemdheden als helden. De ‘at-risk girls’ heeft betrekking op de kwetsbaarheid en potentiële gevaren van opgroeiende meisjes (Duits, 2008). Tegenwoordig bestaat er een combinatie van de verschillende voorgaande fasen. 20
Representatie, Receptie en Identiteit
Daarnaast zijn er ook twee nieuwe benaderingen ontwikkeld. De eerste benaderd meisjes als neo-liberale subjecten, oftewel subjecten die in het nieuwe, moderne, sociale, economische en politieke systeem leven. De tweede hedendaagse benadering ziet meisjes als producers van hun eigen identiteit en cultuur (Duits, 2008). Hedendaagse girls studies richten zich op de identiteitvorming en cultuur van de meisjes. De focus ligt grotendeels op het analyseren van de constructie van discourses rondom meisjes en de diversiteit tussen de meisjes onderling (Duits, 2008). Hierbij spelen de media een steeds grotere rol. De meisjes hebben tegenwoordig makkelijker toegang tot de media, onder andere via het internet. Dit verschaft een makkelijk toegankelijke plek waar de meisjes identiteit kunnen construeren, door actief media boodschappen te verwerken, met verschillende soorten vrouwelijkheid in contact te komen en controle te nemen over hun eigen omgeving (Duits, 2008). Deze verschillende soorten vrouwelijkheid en boodschappen die bijdrage aan de vorming van identiteit, vormen een groot deel van de content van de glossy vrouwenmagazines. Het is dan ook van belang om deze tijdschriften bij de hedendaagse girls studies te betrekken.
2.5
Samenvatting
De hierboven beschreven concepten staan allen met elkaar in verband. Bij het betekenis verlenen als een proces van zingeving door te herkennen en begrijpen, speelt identiteitvorming een grote rol. Identiteit vormen is volgens Giddens (1991) een bewuste keuze van de manier van leven. Identiteitvorming is jezelf een plaats geven in de moderne samenleving en je daarin te doen functioneren. Identiteit is gebaseerd op en bestaat uit verschillende aspecten, zoals gender, etniciteit en klasse. Alle drie de aspecten van identiteit worden gevormd aan de hand van discourses, die bepalen hoe een individu zichzelf en de wereld om hem heen ziet (Foulcault, 1988). Hierbij spelen media, en daarmee glossy magazines, een belangrijke rol. Zij verschaffen deze discourses en leveren voorbeelden van levensstijlen met betrekking tot de heersende norm betreffende gender identiteit, etnische identiteit en klasse. Om te kunnen voldoen is het van belang dat men zich kan identificeren met deze voorgeschreven normen voor het volgen van verschillende levenstijlen. Girls studies zijn erop gericht dit proces van betekenisverlening en identiteitvorming met behulp van representatie, identificatie en levensstijlen van meisjes in kaart te brengen.
21
Representatie, Receptie en Identiteit
3.
Methode
Om de onderzoeksvraag “Wat is de betekenisverlening van meisjes uit etnische minderheidsgroepen in Nederland aan het lezen van glossy vrouwenmagazines?” te beantwoorden, is gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek in de vorm van focusgroepen. In dit hoofdstuk zal als eerste de glossy vrouwenmagazines worden omschreven. Vervolgens worden kwalitatief onderzoek in het algemeen en de repertoire analyse beschreven. Daarna zal uiteengezet worden wat focusgroepen zijn, hoe in dit onderzoek de focusgroepen vorm krijgen en hoe de data afkomstig uit de focusgroepen geanalyseerd worden. En als laatste zal duidelijk worden in welke setting en met wie dit onderzoek is uitgevoerd.
3.1
Glossy magazines
Dit onderzoek richt zich op de receptie van glossy vrouwenmagazines. Glossy magazines worden omschreven als “een tijdschrift, gedrukt in full colour en op relatief fraai ogend, glanzend papier” (Stoelinga, 1995, p.41). De verschillende glossy magazines op de Nederlandse markt vertonen weinig verschillen. De tijdschriften behandelen in grote lijnen dezelfde punten, te weten mode, schoonheid, lifestyle en consumptie, seksualiteit, relaties en carrière. De verschillende glossy magazines onderscheiden zich door de invulling van deze onderwerpen, de specifieke aanpak en de toon waarop het de lezer aanspreekt (Krauwel, 1995, in Buiting, 1997). Krauwel (1995, in Buiting, 1997) onderscheidt drie functies van glossy vrouwenmagazines, die aansluiten bij de repertoires van Hermes (1995). Ten eerste hebben de tijdschriften een informatieve functie. Dit verwijst naar de informatie die de lezer tot zich neemt met betrekking tot de verschillende onderwerpen. Deze functie komt overeen met het repertoire van praktische kennis. Daarnaast hebben de glossy magazines een ontspannende functie. Reden hiervoor is de relatief weinig diepgang van de tijdschriften. De tijdschriften bestaan uit veel afbeeldingen en de artikelen makkelijk en plezierig te lezen zijn (Krauwel, 1995, in Buiting, 1997). Dit komt overeen met de beschrijvende repertoires van Hermes (1995). De derde functie van de glossymagazines volgens Krauwel (1995, in Buiting, 1997) is de expressieve functie. Dit verwijst naar de behoefte aan herkenning, identificatie en vergelijking met de inhoud van het tijdschrift. Deze functie komt overeen met Hermes’ (1995) repertoire van gedeelde kennis en emotioneel leren. Dit onderzoek is er onder andere op gericht of de glossy vrouwenmagazines dezelfde functies vervullen voor tienermeisjes uit
22
Representatie, Receptie en Identiteit
etnische minderheden, als de functies die Krauwel (1995, in Buiting, 1997) en Hermes (1995) noemen.
3.2
Kwalitatief onderzoek
Dit onderzoek is uitgevoerd met behulp van de kwalitatieve onderzoeksmethode, te weten middels focusgroepen. De kwalitatieve onderzoeksmethode kenmerkt zich en onderscheidt zich in meerdere opzichten van kwantitatief onderzoek (Anderson, 1987). Ten eerste heeft kwalitatief onderzoek een explorerend karakter. Kwalitatief onderzoek is inductief, dat wil zeggen dat het uitgaat van een gegeven en vandaar verklaringen probeert te vormen. Kwantitatief onderzoek is daarentegen deductief, waar het doel is een conclusie te trekken uit een veronderstelling. Verder is kwalitatief onderzoek subjectief, dit verwijst naar de subjectieve realiteit, de mening en uitgangspunten van de respondenten. Kwalitatief onderzoek gaat uit van de discours van de respondenten in een bepaalde sociale situatie (Anderson, 1987). Dit betekend dat met kwalitatief onderzoek in principe gericht is op en geschikt is voor het vinden van verklaringen met betrekking tot een bepaald fenomeen. Het doel van kwalitatief onderzoek is niet alleen het doen van analytische uitspraken over wat er speelt onder een bepaalde doelgroep, maar ook de gevonden uitkomsten te verduidelijken of te illustreren, om zo te kunnen verklaren waarom het gevonden fenomeen onder deze groep speelt (Anderson, 1987).
3.2.1 Repertoire analyse Kwalitatief onderzoek levert vaak veel en ondoorzichtige data op, die moeilijk vorm te geven en te analyseren is. Het is moeilijk wetenschappelijke kernpunten, zoals significatie, theoretische fundering, generalisatie, consistentie, reproductie en verificatie, direct te achterhalen. De basis van het analyseren van de data, is het coderen van de gegevens. Er worden codes aan begrippen gekoppeld, die dan fungeren als de indicator van het betreffende materiaal (Strauss & Corbin, 1990). Deze begrippen met bijbehorende codes resulteren in systemen van terugkerende spraakpatronen, die door Potter en Wetherell (1987) aangeduidt worden als repertoires. Repertoires worden gedefinieerd als telkens terugkerende systemen of spraakpatronen van termen die gebruikt worden bij het karakteriseren en evalueren van handelingen, evenementen en cognitieve processen. Repertoires zijn patronen in uitspraken die handelingen, cognitieve processen en andere ideologisch geladen verschijnselen construeren (Potter & Wetherell, 1987). Repertoires worden gevormd in interactie met een groot aantal bronnen, teksten en ervaringen (Hermes, 1995). Er zijn er meerdere repertoires te 23
Representatie, Receptie en Identiteit
onderscheiden. Een enkele lezer gebruikt echter meerdere repertoires tegelijk. Het genot van het lezen van tijdschriften zit vaak in de dingen die ver weg staan van het dagelijks leven. De magazines zorgen ervoor dat de lezer kan fantaseren de persoon te zijn die het graag zou willen zijn (Hermes, 1995). Door de data uit de focusgroepen te coderen in repertoires kan er worden verklaard hoe de tienermeisjes de tijdschriften interpreteren. Voor het analyseren van de data verkregen uit de focusgroepen is een repertoire analyse uitgevoerd. Deze vorm van analyseren is ontwikkeld door Potter en Wetherell (1987). Bij een repertoire analyse worden de respondenten gestimuleerd zich vrij te uiten. De betekenissen van deze uitingen worden in een breder perspectief geplaatst. Bij een repertoire analyse gaat het erom de bewuste en onbewuste functie van een uitspraak te achterhalen, om zo het interpretatiekader beter te begrijpen. Dit worden ook wel het analyseren van interpretatieve repertoires genoemd (Potter & Wetherell, 1987). Interpretatieve repertoires construeren een bepaalde mening, voorstelling of visie van sociale verhoudingen. Bij de interpretatieve repertoire analyse is het doel het achterhalen van de patronen en variaties in de inhoud van het taalgebruik en de sociale functie van individuele spraakpatronen te begrijpen (Potter & Wetherell, 1987). Een interpretatieve repertoire analyse is een vorm van discoursanalyse. Het belangrijke verschil is echter dat een discoursanalyse informatie verschaft over de omgeving van het individu, de context bepaald het discours. Daarentegen gaat het bij de repertoire analyse juist om het individu als sociaal persoon. Met repertoire analyses kunnen de discoursen van een persoon achterhaald worden (Potter & Wetherell, 1987). De focusgroepen uit dit onderzoek zijn opgenomen op video of bandrecorder. Dit heeft als doel de data te kunnen reproduceren en duidelijkheid te verschaffen in de herkomst van de verschillende informatie afkomstig van de verschillende respondenten. De opgenomen data is vervolgens letterlijk uitgeschreven en met behulp van MAXQDA versie 2007 gecodeerd en geanalyseerd. MAXQDA is een softwarepakket dat ondersteuning biedt bij het analyseren van kwalitatieve data (MAXQDA, 2009). De letterlijk uitgeschreven data wordt met MAXQDA gecodeerd, waardoor er een overzicht ontstaat van de onderwerpen die herhaaldelijk aan bod kwamen en de frequentie hiervan. Met behulp van deze analyse zijn vervolgens verschillende repertoires blootgelegd.
24
Representatie, Receptie en Identiteit
3.3
Het onderzoek
Hieronder zal het verloop en de samenstelling van het onderzoek beschreven worden.
3.3.1 De focusgroepen Het kwalitatieve onderzoek is in de vorm van focusgroepen uitgevoerd. Er wordt gebruik gemaakt van een focusgroep setting, omdat betekenisverlening vaak collectief in het dagelijks leven ontstaat. Focusgroepen zijn de meest geschikte methode om informatie te vergaren met betrekking tot de betekenisgeving, de processen en de normen van groepen (Bloor, Frankland, Thomas & Robson, 2001). Bij het voeren van de discussie zal rekening gehouden worden met de vier principes die volgens Merton (1987, in Lunt & Livingstone, 1996) bijdragen aan het verkrijgen van valide en betrouwbare informatie. Als eerste moet de discussie de gehele omvang van het thema bedragen. Ook moet de data verzameld worden met betrekking tot het specifieke onderwerp. De discussie moet de respondenten aansporen om hun gevoelens en meningen in de diepte te onderzoeken. En als vierde principe moet er rekening gehouden worden met de persoonlijke context van de respondenten. De focusgroepen zijn erop gericht enkele onderwerpen te belichten, zodat er vast gesteld kan worden hoe de tienermeisjes uit etnische minderheidsgroepen in Nederland betekenis verlenen aan glossy tijdschriften. De focusgroepen zullen helpen om de interesses en gewoonten met betrekking tot het lezen van tijdschriften identificeren en daarbij ook de manier van praten over deze tijdschriften belichten. De onderwerpen die hierbij aan bod komen, zijn onder andere het bestaande schoonheidsideaal en de overheersing van de blanke vrouw, stereotypering en vooroordelen. Deze onderwerpen zullen in willekeurige volgorde aan bod komen aan de hand van enkele vooraf opgestelde opdrachten. Deze opdrachten worden gebruikt om een discussie op gang te brengen (Bloor et al., 2001). De focusgroepen worden geopend door een voorstelronde, waarin het doel van het onderzoek duidelijk wordt. Tijdens de voorstelronde geven de meisjes algemene informatie, zoals hun naam, leeftijd, etnische achtergrond, opleiding en hobby’s. Daarnaast vertellen zij kort over hun dagelijks mediagebruik en specifieke informatie omtrent het lezen van glossy magazines, zoals welke bladen zij normaal gesproken lezen, hoe vaak zij die lezen en of zij er een abonnement op hebben of af en toe los kopen. Vervolgens zal het verloop van het onderzoek uitgelegd worden en zullen de meisjes beginnen met de opdrachten. De focusgroepen verlopen via drie opdrachten. De eerste opdracht bestaat uit het voorleggen van een zestal stellingen: 25
Representatie, Receptie en Identiteit
1.
Ik herken mijzelf in de modellen uit de tijdschriften.
Met deze stelling zal de mate van identificatie duidelijk worden, het gaat hierbij om zowel positieve als negatieve herkenning. De meisjes zullen discussiëren over de receptie en interpretatie van de modellen in de tijdschriften en de gevoelens van empathie die zij daarbij ontwikkelen. 2. Het leukste aan tijdschriften vind ik het kijken van plaatjes. Deze tweede stelling verwijst naar de functie van het lezen van glossy magazines. Deze functie verschaft duidelijkheid in de manier van het lezen van de tijdschriften. De discussie omtrent deze stelling kan bijvoorbeeld leiden tot een soortgelijke conclusie als het onderzoek van Duke (2000), waarin bleek dat de donkere meisjes de afbeeldingen en modellen in de tijdschriften als niet relevant zien en eromheen lezen. 3. Ik lees de tijdschriften omdat er waardevolle informatie in staat. Ook deze stelling betreft de functie van het lezen van glossy magazines. Uit de discussie omtrent deze stelling zal blijken hoe de meisjes de tijdschriften lezen en wat zij, in hun dagelijks leven, doen met de informatie. 4. Het lezen van tijdschriften doe ik tussen mijn dagelijkse bezigheden door. Deze stelling zal duidelijkheid verschaffen in het dagelijks mediagebruik en de rol van de glossymagazines hierin. Het geeft inzicht in de tijd die zij besteden aan het lezen van de tijdschriften. 5. De informatie die ik lees, gebruik ik in het dagelijks leven. Deze stelling, geeft net als eerdere, inzicht in de functie van het lezen van glossy magazines en de manier waarop de meisjes de informatie uit de tijdschriften lezen en gebruiken. Het geeft antwoord op de vraag welke informatie de meisjes lezen, interpreteren en vervolgens toepassen in hun dagelijks leven. 6. Ik bespreek de inhoud van de tijdschriften met mijn vriendinnen. Deze laatste stelling betreft het sociale aspect van het lezen van de glossy magazines. Betekenisverlening is een sociaal proces, betekenis wordt collectief, in interactie met anderen toegekend (Bloor et al., 2001). De verbale reactie op deze stelling zullen worden onderbouwd met behulp van de bestaande tijdschriften. De meisjes zullen uit die tijdschriften voorbeelden aanhalen, om hun mening duidelijker te maken. Deze voorbeelden samengevoegd resulteert uiteindelijk in een collage die representeert hoe de meisjes de tijdschriften zien en er betekenis aan verlenen. De tweede opdracht zal dieper ingaan op de eerste opdracht. Er zullen drie specifieke foto’s uit bestaande glossy tijdschriften voorgelegd worden aan de meisjes. Deze foto’s zullen 26
Representatie, Receptie en Identiteit
door de meisjes worden beschreven, geïnterpreteerd en bediscussieerd. De eerste foto is een foto uit een modereportage in de Glamour van maart 2009. Op deze foto staan twee blanke vrouwelijke modellen, waarvan er één zwart geschminkt is. Daarnaast is de cover van de Amerikaanse Vogue van april van 2008 laten zien. Hierop staat het Braziliaanse topmodel Giselle Bundchen samen met basketballer LeBron James. Deze cover heeft ten tijde van de publicatie veel discussie teweeg gebracht. De afbeelding werd als stereotyperend en discriminerend ervaren, LeBron James zou op de afbeelding overeenkomsten vertonen met King Kong. De derde foto is de cover van de Cosmopolitan van december 2007. Hierop staat de Nederlands-Marokkaans actrice Maryam Hassouni, omdat zij de fun fearless female award van dat jaar won. Er is specifiek voor deze drie foto’s gekozen, omdat er verwacht wordt dat deze een discussie teweeg brengen. Deze discussie zal inzicht geven in de manier waarop de meisjes de foto’s interpreteren en wat voor betekenis zij eraan geven. De laatste opdracht die de meisjes krijgen, bestaat uit het samenstellen van een ideaal tijdschrift. Zij zullen uit bestaande tijdschriften artikelen, reportages, foto’s en advertentie selecteren, waarmee zij als groep een eigen glossy magazine samenstellen, die in hun ogen het meest aansluit bij de behoeften en ideeën die zij hebben. Voor deze opdracht is gebruik gemaakt van verschillende bestaande magazines, zoals bijvoorbeeld Cosmopolitan, Glamour, Grazia, Elle en Marie Claire. Naast het selecteren van hun ideale tijdschriften, is het de bedoeling dat de meisjes artikelen, reportages, foto’s en advertenties selecteren die zij niet in hun ideale tijdschrift zouden willen. Zo wordt er naast een ideaal tijdschrift, ook een minder favoriet tijdschrift gecreëerd. Deze twee samengestelde tijdschriften laten zien wat de meisjes wel en niet waarderen aan de bestaande tijdschriften. Indien de drie bovengenoemde opdrachten niet voldoende bruikbare informatie blijken op te leveren, zal er een vierde opdracht gegeven worden. Deze reserve opdracht bestaat uit het op volgorde leggen van de foto’s, reportages, artikelen en advertenties die de meisjes zelf hebben geselecteerd voor drie voorgaande opdrachten. De volgorde geeft aan welke de meisjes als groep het meest representatief vinden voor de glossy magazines, zoals zij de tijdschriften interpreteren. Hieruit wordt een beeld verkregen hoe de meisjes de tijdschriften zien en waarderen. De discussie die erbij wordt gevoerd geeft aan waarom de meisjes de betreffende volgorde aanbrengen. Dit geeft antwoord op de vraag waarom zij de tijdschriften zien en waarderen op de manier waarop zij het aangeven met de volgorde. De opdrachten en de discussies die erbij gepaard gaan, zullen samen een antwoord kunnen geven op de onderzoeksvraag. Als eerste wordt duidelijk hoe en wanneer de meisjes tijdschriften lezen en in hoeverre zij zich identificeren met de inhoud van deze tijdschriften. 27
Representatie, Receptie en Identiteit
De tweede opdracht geeft inzicht in de interpretatie van en betekenisverlening aan de tijdschriften. En de laatste opdracht maakt duidelijk hoe de tijdschriften gezien worden en hoe deze gewaardeerd worden. De reserve opdracht maakt gebruik van alle voorgaande opdrachten. Met deze opdracht wordt duidelijk hoe de meisjes de glossy magazines zien, interpreteren en waarderen.
3.3.2
De samenstelling van de focusgroepen
Voor mijn onderzoek ben ik op zoek meisjes tussen de 15 en 20 jaar, afkomstig uit een etnische minderheidsgroep in Nederland. De respondenten behoren tot tweede of derde generatie immigranten. Dit heeft te maken met de leeftijd en eventuele taalbarrière van de eerste generatie. Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen verschillende culturele en maatschappelijke achtergronden. Gaandeweg bleken minder meisjes bereid te zijn mee te werken aan het onderzoek, dan voorafgaand verwacht. Uiteindelijk zijn de meisjes op twee manieren gevonden. De eerste twee focusgroepen, met in het totaal acht meisjes, zijn samengesteld door middel van de sneeuwbalmethode. Door het netwerk van familie, vrienden en kennissen kwam ik terecht bij meisjes die, samen met vriendinnen en kennissen mee wilde werken aan dit onderzoek. De laatste groepen heb ik kunnen vinden met behulp van een middelbare school, het Hofstad College in Den Haag. Via via ben ik in contact gekomen met een maatschappijleer lerares die het onderwerp van dit onderzoek zo interessant vond, dat zij haar lestijd beschikbaar heeft gesteld, door meisjes die binnen de beschreven onderzoeksgroep passen vrij te geven om aan dit onderzoek mee te werken. De eerste groep bestond uit vijf meisjes die elkaar niet allemaal kende. Hieruit bleek dat interactie tussen de onbekende moeilijk op gang te krijgen was. Vanuit deze constatering heb ik besloten de daaropvolgende groepen alleen uit vriendinnen of kennissen te laten bestaan, met als consequentie dat niet iedere focusgroep uit vijf meisjes bestond. In het totaal hebben 22 meisjes meegewerkt aan dit onderzoek. Tabel 1 geeft een overzicht van deze 22 meisjes.
Naam
Leeftijd
Michelle
17 jaar
Hannah
17 jaar
Etnische achtergrond Vader is Indonesisch, moeder Nederlandse Vader komt uit Ethiopië, moeder is Nederlandse
28
Representatie, Receptie en Identiteit
Carma
16 jaar
Yakima
16 jaar
Serina Joyce
16 jaar 19 jaar
Bharti Farsana Katrina
19 jaar 20 jaar 16 jaar
Wingyl Sara
16 jaar 16 jaar
Dainara Shenaaz Tanina Chantal Derya Renuka Ozlem Tahira Marley Soraya Valerie
16 jaar 16 jaar 17 jaar 17 jaar 17 jaar 17 jaar 16 jaar 16 jaar 17 jaar 17 jaar 18 jaar
Moeder komst van Curaçao, vader is Nederlands Moeder is Moluks, vader is Nederlands Marokkaanse Moeder is Surinaamse, vader is Nederlands Surinaams Surinaams Moeder is Iers, vader is Nederlands Chinees Vader komt uit Indonesie, moeder is Nederlandse Surinaams Surinaams Afghaanse Surinaams Turks Surinaams Turks Pakistaanse Surinaams Surinaams Moeder is Indonesisch, vader is Surinaams
Tabel 1: Overzicht van respondenten
De lengte van de focusgroepen varieerde van drie tot vijf kwartier. Tijdens de focusgroepen bleek dat de discussie makkelijker op gang te houden was, als de vooropgestelde opdrachten werden gecombineerd. Dit betekend dat er na de voorstelronde werd geopend met het samenstellen van het ideale en minder gewaardeerde tijdschrift. Tijdens deze opdracht werden de stellingen besproken, zodat de meisjes die tijdens het bladeren in de tijdschriften kracht bij konden zetten.
29
Representatie, Receptie en Identiteit
4.
Resultaten
Aan de hand van de geanalyseerde data uit de focusgroepen zal er in dit hoofdstuk een uiteenzetting worden gegeven van de verschillende repertoires. Er zijn twee dominerende repertoires uit de focusgroepen naar voren gekomen, te weten het ‘motivatie’ repertoire en het ‘identificatie’ repertoire. Het ‘motivatie’ repertoire verwijst naar de functies die de meisjes koppelen aan de glossy magazines. Het geven van betekenis wordt voor een groot deel bepaald door de manier waarop de meisjes het lezen van de magazines verantwoorden. Er worden hier drie functies onderscheiden, ten eerste ontspanning en tijdverdrijf, ten tweede informatie en ten derde expressie. Deze drie functies motiveren waarom en hoe de meisjes glossy magazines lezen. Het ‘identificatie’ repertoire bevat de mening van de meisjes over de bestaande glossy magazines en de representatie van verschillende culturen binnen deze magazines. Dit verwijst naar de manier waarop de meisjes zich met de content van de tijdschriften kunnen identificeren. In dit hoofdstuk zullen beide repertoires worden besproken en verduidelijkt met fragmenten uit de focusgroepen. Waar mogelijk worden de gevonden resultaten gekoppeld worden aan de besproken literatuur.
4.1
Het ‘motivatie’ repertoire
Dit ‘motivatie’ repertoire geeft een beeld van de redenen om glossy magazines te lezen en de functies die aan het lezen van deze magazines toegekend worden. De meisjes uit dit onderzoek variëren aanzienlijk in de manier waarop zij tegenover glossy magazines staan. Dit wordt benadrukt door de verschillen in de frequentie van het lezen van de tijdschriften. Van de 22 meisjes lezen er tien vaak glossy magazines. Met vaak wordt dan maandelijks, bij het verschijnen van nieuwe uitgaven, of vaker bedoeld. Daartegenover staan acht meisjes die zelden glossy magazines lezen, zij kopen zelf nooit een tijdschrift en lezen ze alleen als ze bij toeval een magazine tegenkomen. Zij zien het lezen van glossy magazines niet als een hobby en besteden hun vrije tijd liever aan andere zaken, zoals winkelen, televisie kijken of chatten. Ook de intensiteit waarop de meisjes de tijdschriften lezen varieert sterk, van enkel het bekijken van de plaatjes tot het lezen van alle artikelen. Deze tegenstelling tussen oppervlakkigheid en diepte geeft aan dat de meisjes in dit onderzoek de manier van het lezen van glossy magazines interpreteren aan de hand van een indicatie van gewichtigheid. Dit komt overeen met de door Jackson, Brooks en Stevenson (1999) genoemde verticale lezers. Er is dus een tweestrijd gaande. Enerzijds lezen meisjes glossymagazines met enkel als doel het kijken van plaatjes, voor het opdoen van inspiratie op het gebied van kleding en make-up.
30
Representatie, Receptie en Identiteit
Dit kwam tijdens de focusgroepen veelvuldig ter sprake, zoals blijkt uit de volgende fragmenten.
Michelle: “Ik kijk eigenlijk alleen maar een beetje plaatjes als ik een tijdschrift lees. Ik lees de verhalen niet, die zijn meestal veel te lang.” Katrina: “Het gaat mij eigenlijk meer op de plaatjes dan de verhalen, maar dat komt omdat fotograferen mijn hobby is en ik daar dus graag op let. Interviews met mensen lees ik eigenlijk nooit.” Dainara: “De informatie gebruik ik vooral voor ideeën en inspiratie, je maakt er zelf wat van, geeft er je eigen draai aan, doet t op jou manier. Het is niet meer dan een inspiratiebron.”
Anderzijds worden de glossy magazines gewaardeerd om de enigszins diepgaande inhoud en worden juist de verhalen gelezen. Dit heeft betrekking op het herkennen en begrijpen van de content, wat tevens de twee kernaspecten zijn van het proces van betekenisgeving. Het volgende citaat illustreert deze manier van betekenisgeving.
Bharti: “Ik ga eigenlijk echt op zoek naar de verhalen als ik een tijdschrift lees. Meestal trauma of real life verhalen. Van die erge verhalen over vrouwen die verkracht zijn ofzo.”
Ondanks de verschillen in frequentie en intensiteit blijken de functies van het lezen van glossy magazines voor iedereen gelijk. Er zijn hierbij drie dominante functies te onderscheiden, te weten ontspanning en tijdverdrijf, expressie en informatie.
4.1.1
Ontspanning en tijdverdrijf
Hoewel de meisjes in dit onderzoek over het algemeen een zekere mate van inhoud waarderen, komt het lezen van glossy magazines vooral voort uit de behoefte aan ontspanning en/of tijdverdrijf. Belangrijke reden voor het kopen en lezen van een glossy magazine is dat de tijdschriften makkelijk tussen de dagelijkse dingen door te lezen is, op een vrij moment. Bij andere media, zoals televisieprogramma’s, wordt het moment van uitzenden door anderen bepaald, terwijl het moment van lezen van een tijdschrift zelf te bepalen en te controleren is. Het zelf bepalen wanneer en hoe lang je een magazine lees geeft een bepaald gevoel van controle over het medium, wat als een belangrijke reden voor het lezen ervan wordt gezien. Dit blijkt uit de volgende fragment.
31
Representatie, Receptie en Identiteit
Joyce: “Eigenlijk lees ik alleen een tijdschrift als ik mij verveel, om mezelf bezig te houden, dan wil ik gewoon artikelen lezen; roddels of verhalen van anderen.” Sara: “Ik lees tijdschriften altijd ’s avonds als ik in bed lig, gewoon relaxed.. Ze liggen ook allemaal naast mijn bed.”
Serina: “(…) eigenlijk lees ik nooit tijdschriften. Ik doe meestal andere dingen in mijn vrije tijd… Ja, wel als ik op vakantie ga, dan wel, als je lang onderweg bent is het wel lekker. Of bijvoorbeeld bij de tandarts of dokter, in de wachtkamer. Daar moet je ook vaak lang wachten.”
Glossy magazines worden gezien als oppervlakkige tijdschriften die makkelijk door te bladeren zijn. Het gaat hierbij vooral om uiterlijk en sterren. Naast de getoonde mode en beauty artikelen, zijn het vooral de roddels over beroemdheden die een aantrekkingskracht hebben op de meisjes. Dit kwam tijdens de focusgroepen geregeld als leuk en veelvuldig gelezen onderdeel naar voren.
Farsana: “Verhalen van celebs vind ik het leukst.” Carma: “(…) bijvoorbeeld de Do’s en Don’ts, met van die bloopers…Het beoordelen van kleding en make-up van de beroemdheden…”
Opvallend is dat het lezen van het nieuws en de roddels over beroemdheden in glossy magazines als minder beschamend en laag wordt ervaren dan het lezen van wekelijkse roddelbladen als Privé en Story. De wekelijkse roddelbladen zijn volgens de meisjes van een heel ander niveau. Daarbij bevatten deze bladen roddels over mensen die de meisjes niet kennen en daarom worden ze niet gelezen. Ontspanning en tijdverdrijf als motivatie voor het lezen van glossy magazines komen overeen met de beschrijvende repertoires van Hermes (1995). De beschrijvende repertoires zijn te verdelen in twee verschillende repertoires die een belangrijke rol spelen bij de betekenisverlening aan tijdschriften, te weten ‘makkelijk weg te leggen’ en ‘ter ontspanning’. Het lezen van tijdschriften wordt beschouwd als een activiteit die makkelijk tussen andere activiteiten kan worden gepast (Hermes,1995). Het eerste beschrijvende repertoire, makkelijk weg te leggen, verwijst naar het gemak om tijdschriften in het dagelijks leven in te passen. Het is een ideale bezigheid om tussen andere activiteiten door te doen (Hermes, 1995). Het tweede beschrijvende repertoire, het lezen van tijdschriften ter ontspanning, heeft hiermee te 32
Representatie, Receptie en Identiteit
maken. Het maakt vaak niet uit wat er in de tijdschriften staat, alleen het doorlezen ervan is al ontspannend (Hermes, 1995).
4.1.2
Informatie
Naast ontspanning en tijdverdrijf wordt de motivatie voor het lezen van glossy magazines verantwoord aan de hand van de informatieve functie die de tijdschriften hebben. Hiermee wordt hoofdzakelijk informatie omtrent mode, uiterlijk en lifestyle bedoeld. Vooral tips met betrekking tot modetrends en beautyproducten geven volgens de meisjes handige informatie. Ze geven inspiratie over de laatste trends op het gebied van mode en make-up en daarbij wordt vaak aangegeven waar je het kunt kopen en wat de kosten zijn. Het volgende citaat illustreert dat deze tips als waardevolle informatie gezien worden.
Dainara: “Ik vind het leuk als er veel kleding in staat, dan kan je ideeën op doen. Over waar je het kan kopen of de combinaties van kleding, waar je zelf niet zo snel op zou komen.”
De gegeven informatie betreffende mode en beauty wordt dus als nuttig ervaren, maar in tegenstelling tot de verwachting geven de meisjes vaak aan niet de afgebeelde exemplaren te kopen. Er wordt hierbij benadrukt dat het alleen ter inspiratie is, omdat de originele exemplaren vaak niet binnen het budget van de meisjes passen. Dit is tevens een belangrijk punt van kritiek, zoals blijkt uit het volgende fragment.
Michelle: “(…) en de kleding lijkt altijd wel op wat wij ook dragen.” Yakima: “Maar niet zo’n jurkje voor €250 of zo’n jas voor €399…” Carma: “Ze houden er niet echt rekening met wat een normaal iemand van onze leeftijd kan uitgeven aan kleren enzo. Het is allemaal veel te duur.” Hannah: “Wel raar, terwijl wij het meest dit soort tijdschriften lezen.” Carma: “Maar ze geven natuurlijk wel aan wat in is en dan kan je het in andere winkels goedkoper kopen.”
Naast de mode- en beautytips worden glossy magazines ook gelezen om informatie over lifestyles te vergaren. Interesse hierin wordt niet als directe reden gegeven om een tijdschrift te kopen, maar tips betreffende manieren van leven worden wel graag gelezen. Dit komt vooral naar voren tijdens het uitvoeren van de opdracht over het maken van een ideaal
33
Representatie, Receptie en Identiteit
magazine. Het is niet het eerste waar de meisjes aan denken, maar tijdens het bladeren in de glossy magazines worden ze erop geattendeerd en komt het dan ook ter sprake.
Wingyl: “(….) ook van die dingen die je kan gaan doen. Bijvoorbeeld in je vakantie, dat ze dan tips geven.” Sara: “Ja, of wat neem je mee in het vliegtuig. Of zoals de top 10 wat te doen deze maand of welke films je moet gaan kijken…” Dainara: “En tips voor als je minder geld hebt, hoe je dan toch de luxe dingen kan doen, door zelf thuis monsters enzo te maken…”
Informatie over een bepaalde levensstijl heeft naast het verrichten van handelingen en activiteiten ook te maken met gedragingen en attitudes met betrekking tot het verkrijgen van het ideale uiterlijk. Naast kleding en make-up gaat het dan ook om lichamelijke uiterlijke kenmerken. De meisjes in dit onderzoek zijn hier dan ook veelvuldig mee bezig. Ze vergelijken zichzelf met de getoonde, slanke modellen en tonen interesse in alles wat te maken heeft met voeding en diëten. Dit blijkt wel uit het volgende fragment.
Joyce: “Ik dit bijvoorbeeld; een stuk over diëten. Dat is echt iets wat vrouwen aanspreekt.” Farsana: “Ja, bij die verhalen over diëten krijg je ook wel eens handige tips.” Joyce: “Ja, wat gezond is en wat niet en wat je wel en niet moet doen... Het eetdagboek, wat ze elke dag heeft gegeten vind ik ook interessant. Zeker omdat zij slank is, dus dan kan ik tips eruit halen, ik zou het lezen om mezelf een beetje te helpen.”
Deze informatieve functie komt overeen met het repertoire van praktische kennis van Hermes (1995). Het repertoire van praktische kennis verwijst naar de motivatie voor het lezen van tijdschriften om praktische informatie te vergaren. Dit sluit aan bij de informatieve functie uit dit onderzoek. In de nadere invulling van de functie en het repertoire kunnen echter verschillen geconstateerd worden. Het repertoire van praktische kennis van Hermes (1995) heeft te maken met de fantasie een goed geïnformeerde en kritische consument te zijn. Met praktische informatie worden bepaalde culturele uitingen bedoeld, zoals recepten, huishoudelijke en medische tips. De meisjes uit dit onderzoek leggen praktische informatie echter uit in termen van tips over mode en beauty en antwoord op persoonlijke kwesties. Dit persoonlijke aspect is het tweede verschil tussen de invulling van praktische kennis in het onderzoek van Hermes (1995) en in dit onderzoek. De informatie uit het onderzoek van 34
Representatie, Receptie en Identiteit
Hermes (1995) lijkt meer gericht op de omgeving van de lezer, terwijl in dit onderzoek de informatie enkel om persoonlijke kwesties gaat. Een volgend verschil tussen het onderzoek van Hermes (1995) en dit onderzoek heeft betrekking op de achterliggende reden van het verzamelen van informatie. Hermes (1995) geeft aan dat haar respondenten de informatie verzamelen om zich tijdelijk in een bepaalde fantasie te bevinden, over de ideale vrouw die zij graag zou willen zijn. Er wordt vervolgens echter weinig gebruik gemaakt van de verzamelde kennis. Deze achterliggende reden heb ik niet kunnen constateren in dit onderzoek. De meisjes gebruiken de informatie enkel voor henzelf, niet om een bepaald beeld uit te dragen en lijken achteraf meer gebruik te maken van de opgedane kennis. De verschillen tussen de invulling van de functie en het repertoire in het onderzoek van Hermes (1995) en dit onderzoek kunnen verklaard worden door de leeftijd van de deelnemers. Hermes’ (1995) onderzoek is gedaan onder vrouwen, waarvan het grootste deel boven de dertig jaar is. Dit onderzoek is gebaseerd op tienermeisjes. Verwacht wordt dan ook dat de respondenten zich in verschillende levensfasen bevinden, wat de verschillen kan verklaren.
4.1.3
Expressie
De derde functie waarmee de meisjes het lezen van glossy magazines motiveren is de expressieve functie. Hiermee bedoelen zij dat de magazines functioneren als een bron van herkenbare ervaringen en levensvragen. Een veelvuldig genoemde redenen voor het lezen van glossy magazines zijn de waargebeurde verhalen. Het gaat dan met name om verhalen die persoonlijk en emotioneel aansluiten bij de meisjes, zodat zij zichzelf erin herkennen.
Derya: “(…) waargebeurde verhalen vind ik eigenlijk het leukst om te lezen. Die gaan tenminste echt ergens over… Ik lees ze altijd en soms gebeurt het wel eens dat ik hetzelfde heb meegemaakt. Zoeken naar ervaringen en vergelijken met jou leven.”
Yakima: “Ik vind het altijd leuk als ze zo’n vraag insturen en dat zo’n expert er dan antwoord op geeft. Je hebt altijd wel iets waarvan je denkt ‘ja, dat heb ik ook wel eens’.” De expressieve functie die uit dit onderzoek is gekomen, sluit aan bij het repertoire van gedeelde kennis en emotioneel leren van Hermes (1995). Ook Krauwel (1995, in Buiting, 1997) noemt de behoefte aan herkenning, identificatie en vergelijking met de inhoud van het tijdschrift de expressieve functie. Het repertoire van gedeelde kennis en emotioneel leren van Hermes (1995) betreft het omgaan met je eigen en andermans emoties. De motivatie achter 35
Representatie, Receptie en Identiteit
het lezen van andermans emoties heeft te maken met de fantasie je eigen en andermans emoties onder controle te krijgen. Dit kan op twee manieren, te weten door relaties met jezelf, familie en vrienden en door professioneel begrip. De omschrijving die Hermes (1995) geeft van het repertoire van gedeelde kennis en emotioneel leren komt niet geheel overeen met hoe de meisjes in dit onderzoek expressie ervaren. Het gaat in dit onderzoek vooral om herkenning en identificatie, om te leren van andermans ervaringen. Het verschil tussen het repertoire van Hermes en de functie zoals gebleken in dit onderzoek zit in de benadering. Hermes (1995) omschrijft het repertoire vanuit een sociaal aspect, terwijl de meisjes in dit onderzoek vooral gericht zijn op zichzelf en hun eigen ervaringen. Wederom kan dit verschil verklaard worden door het leeftijdsverschil van de respondenten in beide onderzoeken. Uit dit beschreven repertoire van motivatie kan geconcludeerd worden dat de meisjes glossy magazines lezen om drie redenen. De belangrijkste motivatie voor het lezen is de ontspanning en vooral het tijdverdrijf dat de tijdschriften met zich mee brengen, door het oppervlakkige karakter ervan. Plaatjes kijken en tips over trends betreffende mode en beauty worden door de meisjes als interessante aspecten ervaren. Hier tegenover staat dat de verhalen die enigszins diepgang geven aan de magazines toch veelvuldig gelezen worden. De drie genoemde functie geven een duidelijk beeld van de motivatie achter het lezen van glossy magazines.
4.2
Het ‘identificatie’ repertoire
Ondanks de meerdere functies die de glossy magazines voor de meisjes in dit onderzoek vervullen, staat identificatie met de afgebeelde content nog ver van hen af. Dit heeft te maken met het feit dat de meisjes zich nauwelijks herkennen in de uiterlijke kenmerken van de modellen in de tijdschriften. De meisjes geven aan zowel qua figuur als qua huid en haar kleur weinig overeenkomsten te zien met de modellen. Hoewel er regelmatig wordt benadrukt dat dit geen directe waarde heeft voor de meisjes en dat het om de kleding gaat en niet om wie het aanheeft, keert dit onderwerp tijdens de focusgroepen keer op keer terug. In hun opvattingen over het figuur van de modellen verschillen de meisjes in dit onderzoek niet van veel andere tienermeisjes in Nederland: zij kunnen zich niet in hen herkennen, omdat zij de modellen als veel dunner zien dan henzelf.
Michelle: “(…) ik vind ze vooral altijd vrij dun. En ook vaak veel te mooi opgemaakt en gestyled, dat is niet hoe ik er dagelijks bijloop.” 36
Representatie, Receptie en Identiteit
Carma: “(…) als er dan iets instaat wat je wel zou kunnen dragen, staat het zo’n model altijd heel leuk, maar als ik het dan pas, staat het niet. Ik heb meestal een veel dikkere kont en dan ziet het er niet uit!”
Dat meisjes zich niet herkennen in de modellen blijkt vooral tijdens de opdracht waarbij de meisjes hun ideale magazine samenstellen aan de hand van bestaande glossy magazines. Tijdens het bladeren in de tijdschriften en het overleggen in de groep blijkt dat vooral de advertenties in de magazines de aandacht van de meisjes trekken. De meisjes geven herhaaldelijk aan zichzelf veelal negatief te herkennen in het gerepresenteerde. De meisjes benadrukken hierbij niet de wens te hebben zich te kunnen herkennen in het gerepresenteerde. Wel wordt er een duidelijke voorkeur uitgesproken voor het kijken naar ‘normale’ mensen boven modellen, zoals blijkt uit het volgende fragment.
Katrina: “Dat vind ik leuk (wijzend op een advertentie van Dove): gewoon normale mensen, niet superslank.” Wingyl: “Ja, met een normaal lichaam.”
Het is hierbij vooral de tegenstelling die opvalt tussen het uitspreken van de voorkeur voor mensen zoals de meisjes zelf, maar daarbij benadrukken dat identificatie met de modellen geen wens is. Naast de algemene kritieken op de modellen, waar veel mensen, ongeacht etnische achtergrond, het mee eens zijn, kwamen er tijdens de focusgroepen ook kritieken naar voren die te maken hebben met de verschillen in uiterlijke kenmerken. Hoe meer de meisjes gingen nadenken over de verschillen tussen hen en de afgebeelde modellen, hoe meer kritiek zij ontwikkelden op de beeldvorming van etnische minderheden. Het volgende fragment is hier een voorbeeld van.
Katrina: “Het valt me wel op, bijna iedereen die in zo’n magazine staat is blank, blond haar en heeft blauwe ogen. Niet echt van verschillende afkomst.” Sara: “Ja, weinig hebben er een donkere huidskleur.” Dainara: “Tenzij het een bekend iemand is, dan kan het weer wel. Maar bij modellen zie je het bijna niet. Het is op zich niet erg, maar wel als ze bijvoorbeeld tips geven over make-up en je ziet daarnaast een plaatje van een blank, blond model, dan denk ik wel ‘das niet mijn
37
Representatie, Receptie en Identiteit
huidskleur’. Dus weet ik niet of het ook bij mij past. Deze plaatjes bijvoorbeeld, zijn allemaal blanke modellen die make-up voor doen.” Sara: “Ja, als wij dat zouden doen, ziet het er heel anders uit, onze huid is veel donkerder. Deze kleuren zal je bij ons, op onze huid, haast niet zien. Ook alle shampoo en haarproduct advertenties zijn met iemand met blond haar, ik vraag me dan wel af waarom ze een deel niet ook met bruin haar doen. Dat zou ik wel wat meer willen zien.”
Het tijdschrift Glamour reserveert in zijn maandelijkse uitgave altijd één pagina met ‘colorfull news’ (make-up en haar tips voor de donkere huid en haren). Hierin geven de meisjes aan toch zeer geïnteresseerd te zijn.
Yakima: “(…)die lees ik altijd! Daar heb je gewoon meer aan. Ze geven tips over make-up en kleuren die mooi bij je kleur ogen, huid en haar passen.”
Bharti: “Ik zou het wel leuk vinden als ik modellen van mijn eigen afkomst zou zien. Maar ik heb er niet echt behoefte aan. Ook niet eens voor herkenning, alleen leuk. Ik zou het wel leuk vinden als ik tips zou krijgen speciaal voor donkere meisjes, zoals hoe je je haar het beste glad kan maken. Maar het is niet iets waar ik echt naar op zoek ga. Als er één pagina in een tijdschrift hierom gaat (colofull news) dan hoef ik dat tijdschrift niet liever te lezen. Maar als er een heel tijdschrift bestaat dat alleen gaat over en gericht is op donkere mensen, zou ik het wel kopen, dat zou ik wel leuk vinden!”
Opvallend is dat er bij het zoeken naar verklaringen voor het domineren van blanke modellen gekeken wordt vanuit twee oogpunten. Als eerste wordt de verantwoordelijkheid gelegd bij de makers van de tijdschriften. De meisjes kunnen echter niet bedenken waarom de makers minder donkere modellen gebruiken. Daarnaast wordt een verklaring gegeven vanuit hun eigen culturele invalshoek. Volgens de meisjes is de oorzaak ook te verklaren doordat zij, door verschillen in cultuur opvattingen, minder snel als model gaan werken. Het weinig verhullende kleding en de verleidelijke houdingen die een model aanneemt, zijn hiervoor de belangrijkste reden. Toch blijven de meisjes benadrukken dat het niet gaat om de modellen en haar afkomst, maar om de kleding die zij dragen. Dit komt onder andere aan het licht bij de laatste opdracht waarbij de meisjes de voorgelegde afbeeldingen bediscussiëren. Aan de hand van de getoonde cover van de Cosmopolitan, waarop de Marokkaans-Nederlandse actrice Maryam 38
Representatie, Receptie en Identiteit
Hassouni staat afgebeeld, ontstaat er een discussie omtrent de vraag of deze cover eerder gekocht wordt door meisjes met een donkerder uiterlijk dan een magazine met bijvoorbeeld een blonde actrice op de voorkant. De meisjes zijn het er bijna allemaal over eens dat dit niet het geval is. Zij zullen deze Cosmopolitan niet eerder kopen, omdat Maryam Hassouni op de cover staat. Het gebrek aan donkere modellen en daarmee het gebrek aan uiterlijke herkenning, maakt dus niet dat de meisjes de bladen minder gaan lezen. Meer donkere modellen staat voor hen ook niet garant voor een toename in het lezen van glossy magazines.
39
Representatie, Receptie en Identiteit
5.
Conclusie en discussie
In dit hoofdstuk zullen de resultaten worden geïnterpreteerd en op basis daarvan zal de onderzoeksvraag worden beantwoord. Vervolgens zullen de tekortkomingen van dit onderzoek beschreven worden en zullen aanbevelingen voor vervolgonderzoek gegeven worden.
5.1
Conclusie
Aan de hand van de hierboven beschreven resultaten zal getracht worden antwoord te geven op de onderzoeksvraag:
Wat is de betekenisverlening van meisjes uit etnische minderheidsgroepen in Nederland aan het lezen van glossy magazines?
Geconcludeerd kan worden dat de onderzochte groep meisjes op een redelijk rationele manier betekenis verleent aan glossy magazines en naar mate zij meer gingen nadenken over de tijdschriften gingen zij er met een steeds kritischere blik naar kijken. In de eerste plaats lezen de meisjes de magazines voor het plezier dat ze eraan beleven. Dit plezier wordt gemotiveerd aan de hand van drie functies die de meisjes aan de tijdschriften koppelen, te weten ontspanning en tijdverdrijf, expressie en informatie. Deze drie functies vormen samen het ‘motivatie’ repertoire, dat in combinatie met het ‘identificatie’ repertoire de betekenisverlening van de meisjes kan verklaren. Glossy magazines betekenen in eerste instantie ontspanning en tijdverdrijf. De belangrijkste motivatie voor het lezen van de tijdschriften is dan ook het voorkomen van verveling, het vullen van vrije tijd en relaxen. Aansluitend bij de hiervoor beschreven onderzoeken van Hermes (1995) en Krauwel (1995, in Buiting, 1997) kan uit dit onderzoek geconcludeerd worden dat ontspanning en tijdverdrijf de belangrijkste functies van glossy magazines zijn. Ten aanzien van het lezen van magazines geven de meisjes aan vooral inspiratie en ideeën op te doen met betrekking tot uiterlijk vertoon; modetrends en beautytips zijn de meest gewaardeerde onderwerpen. Deze inspiratie, ideeën en tips met betrekking tot het uiterlijk kunnen gezien worden als één van de belangrijkste eigenschappen van glossy magazines. Dit staat in tegenstelling tot het onderzoek van Duke (2000). Zij concludeerde dat blanke meisjes bij het lezen van tijdschriften meer gericht zijn op de uiterlijke aspecten van zichzelf en anderen en daarom meer geïnteresseerd zijn in de modellen, de modetrends en beautytips, terwijl donkere meisjes juist meer gericht zijn op de artikelen en de interviews, 40
Representatie, Receptie en Identiteit
omdat zij zich met de uiterlijke aspecten moeilijk kunnen identificeren. Hoewel de meisjes uit dit onderzoek aangeven inderdaad moeite te hebben met zichzelf te herkennen in de modellen uit de magazines, zeggen zij hier geen problemen mee te hebben en enkel te kijken naar de kleding en make-up die de modellen dragen. Niet alle meisjes geven aan glossy magazines enkel te lezen voor de tips omtrent mode en beauty, maar juist voor de artikelen en dan met name de waargebeurde verhalen interessant te vinden. Verhalen waaraan de meisjes zich kunnen relateren zijn hierbij favoriet. Deze laatste groep meisjes blijkt voornamelijk te bestaan uit de ouderen van de groep, de meisjes boven de 17 jaar. De verschillende manieren van receptie van en betekenis verlening aan glossy magazines lijkt te verklaren vanuit het leeftijdsverschil tussen de meisjes. De jongere meisjes, van 15 en 16 jaar, lijken met het lezen van de magazines vooral gericht op de uiterlijke aspecten die erin besproken worden, terwijl de oudere meisjes van boven de 17 jaar juist meer op zoek zijn naar artikelen waarmee zij zich innerlijk kunnen identificeren. Deze verklaring vanuit de levensfase van de meisjes sluit aan bij de bevindingen van Dhoest (2009). Hij concludeerde dat de levensfase de mediareceptie bepaalt, omdat jong-volwassenen een leeftijdsgroep zijn die actief bezig is met identiteitsvorming en daarbij dus weinig wordt beïnvloed door hun etnische achtergrond. Een belangrijk verschil met zijn bevindingen is dat volgens Dhoest (2009) etniciteit echter geen bepalende factor voor de manier van mediareceptie. Autochtonen en allochtonen verschillen volgens hem niet in hun keuzes en oordeel over media. Terwijl de meisjes in dit onderzoek juist aangeven bij het lezen van glossy magazines geregeld geconfronteerd te worden met hun (verschil in) etnische achtergrond. Zoals eerder beschreven spelen de media, en daarmee ook glossy magazines, een grote rol bij het vormen van identiteit. Giddens (1991) noemt het vormen van identiteit een bewuste keuze van een levensstijl. Het lezen van tijdschriften geeft modellen en bronnen om je eigen identiteit te vormen en af te bakenen, ze verschaffen manieren om naar jezelf en naar anderen te kijken (Hermes, 1995). De meisjes uit dit onderzoek sluiten zich hierbij aan. Zij geven herhaaldelijk aan de glossy magazines te zien als een inspiratiebron, om ideeën op te doen met betrekking tot het leiden van een bepaalde levensstijl. Er kan dus geconcludeerd worden dat tienermeisjes uit etnische minderheden in Nederland glossy magazines gebruiken om hun identiteit te vormen. Naast de voorbeelden die de media verschaffen, aan de hand waarvan identiteit gevormd kan worden, vervullen de media ook op sociaal aspect een belangrijke functie. Identiteit wordt mede gevormd door het praten over media. Opvallend is dat dit in dit onderzoek bijna niet naar voren komt. De meisjes zien het lezen van de magazines niet als een sociale bezigheid en geven weinig aan het met elkaar te bespreken. 41
Representatie, Receptie en Identiteit
Ook de gender identiteit wordt beïnvloed door de media. Glossy magazines zijn gericht op vrouwen en scheppen een beeld dat vrouwen van zichzelf hebben en hoe de wereld om hen heen hen ziet (Currie, 1997). Zoals eerder beschreven is gender identiteit geen vaststaand feit. Het is constant in verandering door de dominante norm waaraan voldaan moet worden. Het wordt gevormd door discourses, die onder andere verschaft worden door glossy magazines (Butler, 1999). De meisjes uit dit onderzoek gebruiken de magazines vooral als inspiratiebron voor de laatste trends op het gebied van kleding en make-up. De magazines scheppen een beeld van de ideale vrouw van deze tijd. De meisjes gebruiken de glossy magazines dus als een bron voor inspiratie hoe zij zichzelf neer kunnen zetten, door uiterlijk en gedragingen, als een ideale vrouw. Dit staat in relatie met Foulcault’s (1988) theorie met betrekking tot representatie. Hij gaat ervan uit dat alle individuen het resultaat zijn van macht en leven op basis van sociale voorschriften. Individuen proberen te voldoen aan de voorgeschreven standaarden, dit wordt normalisatie genoemd. Deze standaarden worden onder andere door de glossy magazines voorgeschreven. Door het volgen van de voorgeschreven trends met betrekking tot mode, beauty en levensstijl, proberen de meisjes in dit onderzoek dus te voldoen aan de heersende norm. Daarnaast dragen glossy magazines bij aan het vormen van een etnische identiteit. De meisjes uit dit onderzoek geven aan dat zij zichzelf niet vaak kunnen herkennen in de modellen in de tijdschriften, omdat ze qua huidskleur en haar er anders uitzien. Zij maken hierbij onderscheid tussen henzelf en de blanke, blonde vrouwen. Daarbij benadrukken zij dat ze bij het lezen van de tijdschriften niet naar de modellen kijken, maar naar de kleding die zij aan hebben, dus dat het eigenlijk weinig uitmaakt hoe zij eruit ziet. Dit gebrek aan gevoel van herkenning draagt bij aan de vorming van de etnische identiteit van de meisjes. Daarbij wordt door sommige meisjes wel aangegeven dat sommige aspecten, zoals verleidelijke poses in lingerie of verhalen over seks, niet aansluiten bij hun normen en waarden. Geconcludeerd kan worden dat de meisjes bij het lezen van glossy magazines aspecten van hun eigen etnische achtergrond versterken en tegelijkertijd ideeën opdoen om in de huidige samenleving te kunnen functioneren. Dit sluit aan bij de eerder beschreven theorieën over het vormen van een etnische identiteit, waarbij vooral benadrukt wordt dat het zowel internaliserend bepaald als sociaal gestructureerd wordt (Barker, 1997). Hierbij is het noodzakelijk om jezelf en je groep te onderscheiden, een zogeheten ‘wij-zij-deling’ te maken. Er wordt dan onderscheidt gemaakt tussen ‘wij’ die gezamenlijke culturele en sociale kenmerken hebben en ‘zij’ die niet delen in deze kenmerken, die niet bij de groep horen (Cerulo, 1997).
42
Representatie, Receptie en Identiteit
Al met al kan geconcludeerd worden dat dit onderzoek past binnen de lijnen van de hedendaagse girls studies (Duits, 2008), aangezien dit onderzoek gericht is op de identiteitvorming en de cultuur van de meisjes. De meisjes komen via de glossy magazines in contact met verschillende soorten vrouwelijkheden die bijdragen aan de vorming van hun identiteit. Naast vrouwelijkheid ligt hierbij de nadruk op de culturele achtergrond van de meisjes, waardoor naast de vorming van de gender identiteit ook de etnische identiteit van de meisjes in dit onderzoek een rol speelt. Betekenisverlening is eerder gedefinieerd als een proces van zingeving aan een tekst door het te herkennen en te begrijpen (Hermes, 1995). Uit dit onderzoek komt naar voren dat tienermeisjes uit etnische minderheidsgroepen in Nederland bij dit proces van betekenisverlening belemmerd worden door het gebrek aan uiterlijke herkenning. De meisjes kunnen zich qua uiterlijk vaak niet identificeren met de modellen in de glossy magazines. Daarbij wordt wel benadrukt dat de meisjes ook niet de wens hebben zich qua uiterlijk te kunnen herkennen. Wel zijn zij op zoek naar emotionele herkenning met betrekking tot ervaringen en levensstijlen. Hierin kunnen de glossy magazines de meisjes in sommige opzichten voorzien, door het verschaffen van voorbeelden en manieren om deze te interpreteren. Echter voelen de meisjes zich ook hierbij tekortgedaan, doordat de beschreven levensstijlen niet altijd herkenbaar zijn. Verschillende levensstijlen worden zichtbaar door de sociale ruimte binnen de klassenverdeling in de samenleving, dat betekend dat onder andere culturele handelingen verschillen in klasse definiëren, wat bijvoorbeeld blijkt uit de smaak in mode en beauty (Bourdieu, 1984). Glossy magazines voorzien in voorbeelden voor de indeling van deze sociale ruimte. De magazines hebben echter niet als doel (jonge-) vrouwen uit verschillende klassen te bereiken, maar zijn gericht op de blanke middenklasse vrouw (Duke, 2000; Atre, 2009). Aangezien de meisjes niet tot deze klasse behoren, kunnen zij zich de levensstijlen uit de magazines vaak niet veroorloven. Dit heeft als gevolg dat de meisjes zich in die gevallen zowel qua uiterlijk als op emotioneel en persoonlijk gebied niet kunnen identificeren. Samenvattend kan gesteld worden dat er een tegenstelling bestaat in de betekenisverlening van tienermeisjes uit etnische minderheden in Nederland aan glossy magazines. Enerzijds worden de magazines gebruikt om te kunnen voldoen aan de heersende norm, het meedoen met de laatste trends. Deze behoefte om te passen binnen de samenleving zorgt ervoor dat de meisjes uit etnische minderheden niet aanzienlijk verschillen van andere tienermeisjes in het toekennen van de functies aan glossy magazines. Zij geven daarom ook aan geen directe behoefte te hebben aan een eigen glossy, speciaal gericht op etnische 43
Representatie, Receptie en Identiteit
minderheden. Tienermeisjes lezen glossy magazines ter ontspanning en voor het vergaren van tips en informatie met betrekking tot de laatste mode-, beauty- en lifestyle trends. Anderzijds komt uit dit onderzoek naar voren dat de meisjes zich vaak niet kunnen herkennen in de modellen en soms ook content van de magazines. Dit zorgt ervoor dat zij zich belemmerd voelen in het voldoen aan de heersende discourses. De meisjes benadrukken echter veelvuldig dat ze bij het lezen van de glossy magazines weinig waarde hechten aan de mogelijkheid tot identificatie. Deze tegenstelling komt overeen met eerdere studies omtrent dit onderwerp, zoals de hierboven beschreven onderzoeken van Duke (2000), Dhoest (2009) en Dotulong (2004). De uitkomsten van deze onderzoeken spreken elkaar tegen in de rol die de etnische achtergrond speelt bij het lezen van magazines en het belang die de meisjes hechten aan identificatie. Er kan vastgesteld worden dat deze tegenstelling de tienermeisjes uit etnische minderheden in Nederland definieert. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de meisjes behoren tot de tweede en derde generatie en zich misschien niet direct verbonden voelen met de autochtone bevolking, maar daar wel dichterbij staan dan hun ouders. Ze staan er tussenin. Om deze tegenstelling met zekerheid te kunnen verklaren is vervolgonderzoek hiernaar noodzakelijk. Al met al kan geconcludeerd worden dat tienermeisjes uit etnische minderheden in Nederland betekenis verlenen aan glossy magazines door het lezen met behulp van de drie aangeduide functies te motiveren. Deze functies maken deel uit van het proces van identiteitvorming aan de hand van de magazines. Uit de eerder beschreven theorie is gebleken dat identificatie hierbij een grote rol speelt (Erikson, 1968; Cohen, 2001; Hall, 1996). Hoewel de meisjes in dit onderzoek veelvuldig aangeven zichzelf vaak niet te kunnen herkennen in de modellen en soms de content van de tijdschriften, benadrukken zij dat ze niet op zoek zijn naar identificatie. Hiermee willen de meisjes duidelijk maken dat bij het lezen van glossy magazines hun etnische achtergrond in principe geen rol speelt, maar uiteindelijk blijkt dat de etnische achtergrond niet los gekoppeld kan worden bij het betekenis verlenen aan glossy magazines.
5.2
Discussie
Met dit onderzoek heb ik getracht meer inzicht te geven in de betekenisverlening van tienermeisjes uit etnische minderheden in Nederland aan glossy magazines. Ik heb kunnen constateren waarom en hoe deze meisjes de magazines lezen. Het lijkt erop dat tienermeisjes van allochtone en autochtone afkomst niet veel verschillen wat betreft het lezen van glossy magazines. Deze conclusie is echter gebaseerd op de mening van 22 meisjes met 44
Representatie, Receptie en Identiteit
verschillende etnische achtergronden. Vervolgonderzoek is dan ook aan te raden. Opvallend aan dit onderzoek is dat de meisjes keer op keer blijven benadrukken dat ze niet op zoek zijn naar identificatie en dat ze weinig waarde hechten aan herkenning met modellen in de glossy magazines. Dit keert zo vaak terug dat het vermoeden rijst dat door hier zo sterk de nadruk op te leggen, zij hier juist heel erg mee bezig zijn. Dit is nog slechts een vermoeden. Zonder verder onderzoek hiernaar kan het niet met zekerheid gesteld worden. Dat meisjes bij het lezen van glossy magazines nauwelijks refereren naar hun etniciteit, roept echter nog meer vragen op, waarvoor vervolgonderzoek interessant zou zijn. De belangrijkste vraag die bij dit eventuele vervolgonderzoek centraal zou kunnen staan heeft betrekking op de reden van het nauwelijks refereren naar hun etniciteit. Heeft dit te maken met het besef toch nooit te kunnen voldoen aan de norm? Kiezen de meisjes hier zelf voor of schrijven de magazines dit voor? Bij het samenstellen van de focusgroepen voor dit onderzoek is geen onderscheid gemaakt in etnische achtergrond. Doordat bij de samenstelling is geselecteerd op groepen die elkaar al kenden, omdat dit de groepsdiscussie bevorderde, zijn er heterogene groepen ontstaan met meisjes met verschillende etnische achtergronden. Ondanks dat dit onderzoek weinig verschillen gebaseerd op etnische achtergrond uitwijst, zou het interessant zijn als bij toekomstig onderzoek onderscheid gemaakt wordt tussen de verschillende etnische groeperingen. De mogelijkheid bestaat dat door de heterogeniteit van de focusgroepen in dit onderzoek, de meisjes zich niet volledig op hun gemak voelden om meningen gebaseerd op achtergrond, cultuur of geloof te uiten. Het is waarschijnlijk dat achtergrond, geloofsovertuigingen en cultuur bij meer homogene focusgroepen een nog grotere rol spelen in de meningen van de meisjes. Hierdoor kunnen er meer onderlinge verschillen in betekenisverlening tussen de verschillende etnische groepen gevonden worden. Het is aannemelijk dat bijvoorbeeld meisjes met een islamitische achtergrond de magazines meer vanuit hun geloof benaderen, terwijl Surinaamse en Antilliaanse meisjes juist qua uiterlijk meer verschillen van de modellen in de magazines. Hierdoor is het uiteindelijk een vergelijking mogelijk tussen de verschillende groepen, wat een interessant beeld geeft van de huidige samenleving ten opzichte van betekenisverlening aan de glossy magazines.
45
Representatie, Receptie en Identiteit
Referenties
Anderson, J.A. (1987). Communication Research: Issues and methods. New York: McGrawHill.
Atre, J. "Printed in "Black" and "White" : Effect of Readers’ Race on Magazine Advertising Rates" Paper presented at the annual meeting of the International Communication Association, Dresden International Congress Centre, Dresden, Germany Online. Verkregen op 15 januari 2009, via: http://www.allacademic.com/meta/p91124_index.html
Barker, C. (1997). Television and the Reflexive Project of the Self: Soaps, Teenage Talk and Hybrid Identity. The British Journal of Sociology, 48(4), 611-628.
Bloor, M., Frankland, J., Thomas, M. & Robson, K. (2001). Focus Groups in Social Research. London: SAGE.
Bourdieu, P. (1984). Distinction: A social critique of the judgement of taste (R. Nice, Trans.). Cambridge: Harvard University Press.
Buiting, M. (1997). Functies van publiekstijdschriften: Resultaten van literatuurstudie en empirisch onderzoek. Universiteit van Amsterdam [Doctoraalscriptie].
Butler, J. (1999). Gender Trouble: Feminism and the Subversion of Identity. New York: Routledge Press.
Cerulo, K.A. (1997). Identity Construction: New Issues, New Directions. Annu. Rev. Sociol., 23, 385-409.
Cohen, J. (2001). Defining Identification: A Theoretical Look at the Identification of Audiences with Media Characters. Mass Communication & Society, 4(3), 245-264.
Cornell, S. & Hartmann, D. (1998). Ethnicity and Race: Making Identities in a changing world. London: Thousand Oaks.
46
Representatie, Receptie en Identiteit
Covert, J.J. & Dixon, T.L. (2008). A Changing View. Representation and effects of the portrayal of women of color in mainstream women’s magazines. Communication Research, 35 (2), 232-256.
Currie, D.H. (1997). Decoding Femininity. Advertisements and their teenage readers. Gender and Society, 11(4), 453-477.
Dhoest, A. (2009). TV-fictie, etniciteit en culturele identiteit. De receptie van tv-fictie door Vlaamse autochtonen en allochtonen jong-volwassenen. Tijdschrift voor Communicatie, 37(1), 15-32.
Dotulong, J. (2004). Verslag debat ‘Zwart verkoopt niet’. In samenwerking met NVJ Bureau Immigraten en Media. Verkregen via: http://vrouwentijdschriften.nl/pdf/verslag19febr.pdf
Duits, L. (2008). Multi-Girl-Culture: an ethnography of doing identity. Amsterdam: Vossiuspers UvA – Amsterdam University Press.
Duits, L. & van Romondt Vis, P. (2009). Girls Make Sense. Girls, celebrities and identities. European Journal of Cultural Studies, 12(1), 41-58.
Duke, L. (2000). Black in a blonde world: Race and girls' interpretations of the feminine ideal in teen magazines. Journalism and Mass Communication Quarterly, 77(2), 367-392.
Foucault, M. (1988). The Care of the Self: The History of Sexuality. Vol. 3. New York: Random House.
Gauntlett, D. (2002). Media, Gender and Identity. An Introduction. London: Routledge.
Giddens, A. (1991). Modernity and Self-Identity: Self and Society in the Late Modern Age. Cambridge: Polity Press.
Hall, S. (1980). Encoding /Decoding. In S. Hall, D. Hobson, A. Lowe & P.Willis (Eds.), Culture, media, language. (pp. 128–139). London: Routledge.
47
Representatie, Receptie en Identiteit
Hall, S. (1996). Introduction: who needs identity? In S. Hall & P. Du Gay (Eds.), Questions of cultural identity. (pp. 1-17). London: Sage.
Hall, S. (1997). Representation. Cultural representations and signifying practices. London: Sage publishers.
Heyes, C.J. (2007). Cosmetic Surgery and the Televisual Makeover. A Foucauldian Feminist Reading. Feminist Media Studies, 7(1), 17-32.
Hermes, J. (1995). Reading Women’s Magazines. Cambridge: Polity Press.
Hylland Eriksen, T. (1993). Ethnicity & Nationalism: Anthropological Perspectives. Londen/ East Haven CT: Pluto Press.
Jackson, P., Brooks, K. & Stevenson, N. (1999). Making Sense of Men’s Lifestyle Magazines. Environment and Planning: Society and Space, 17, 353-368.
Just, R. (1989) ‘Triumph of the Ethnos’, in History and Ethnicity, edited by Elizabeth Tonkin, Maryon McDonald, and Malcolm Chapman. London: Routledge.
Lunt, P. & Livingstone, S. (1996). Rethinking the Focus Group in Media and Communications Research. Journal of Communications, 46(2), 79-98.
MAXQDA. The Art of Text Analysis (2009). Verkregen via: http://www.maxqda.com/
Mazzarella, S. R. & Pecora, N. (2007). Revisiting Girls Studies. Girls Creating Sites for Connection and Action. Journal of Children and Media, 1(2), 105-125.
Nagel, J. (1994). Constructing Ethnicity: Creating and Recreating Ethnic Identity and Culture. Social Problems, 41(1), 152-176.
Ott, B.L. (2003). “I’m Bart Simpson, who the hell are you?” A Study in Postmodern Identity (Re)Construction. The Journal of Popular Culture, 37(1), 56-82.
48
Representatie, Receptie en Identiteit
Phinney, J.S. (1990). Ethnic Identity in Adolescent and Adult: Review of Research. Psychological Bulletin, 108(3), 499-514.
Potter, J. & M. Wetherell (1987). Discourse and Social Psychology. London: Sage.
Sengupta, R. (2006). Reading Representations of Black, East Asian and White Women in Magazines for Adolescent Girls. Sex Roles, 54, 799-808.
Stoelinga, B.G.J. (1995). Mediabegrippenlijst. Deventer: Kluwer Bedrijfswetenschappen.
Strauss, A, & Corbin, J.M. (1990). Basic of Qualitative Research: Grounded Theory Procedure and Techniques. Thousand Oaks, CA, US: Sage Publications.
Zucker, K.J. (2002). Intersexuality and Gender Identity Differentiation. Journal of Pediatric and Adolescent Gynecology, 15, 3-13.
49
Representatie, Receptie en Identiteit
Bijlage 1: Focusgroep opdracht 2
Foto 1 Modereportage uit de Glamour van maart 2009
Foto 2 Cover van de Amerikaanse Vogue van april 2008
50
Representatie, Receptie en Identiteit
Foto 3 Cover van de Cosmopolitan van december 2007
51
Representatie, Receptie en Identiteit
52