Rentmeesterschap
Rentmeesterschap
1 van 78
Rentmeesterschap
Inhoudsopgave 1. Rentmeesterschap............................................................................................................3 2. Waarover ben jij rentmeester?.......................................................................................11 3. Jij bent Gods eigendom..................................................................................................13 4. Zintuigen........................................................................................................................21 5. Tijd.................................................................................................................................25 6. Bezittingen.....................................................................................................................30 7. Geld................................................................................................................................36 8. Talenten & gaven...........................................................................................................48 9. Anderen in je omgeving.................................................................................................65 10. Milieu...........................................................................................................................69 11. Evangelie......................................................................................................................73 12. Kenmerken van een rentmeester..................................................................................76
2 van 78
Rentmeesterschap
1. Rentmeesterschap Inleiding Rentmeesterschap is een ondergewaardeerd onderwerp dat essentieel is voor de Christelijke groei en volwassenheid. De tijd is voor ons allen als Christenen gekomen om in te zien dat echte vreugde en blijdschap alleen gevonden kunnen worden door het kennen en het gehoorzamen van Gods Woord. Het kennen van Gods Woord opent een wereld van verantwoordelijkheden voor ons. Als we dit onderwerp bekijken moeten wij ons realiseren dat het onze hele levenshouding beïnvloedt, op elk gebied: In het gezin, het werk en in de kerk. Vertaling Griekse woord οικονομος ̓ (oikonomos). Dit woord betekent: ‘rentmeester, beheerder van het huis’. Oikos (οικος) betekent: ‘huis’ en oikonomia wil zeggen: ‘huishoudkunde’. Verwant woord is ‘oikologia’, letterlijk: ‘de verhandeling of bespreking van het huis’. Dat woord kennen we als ecologie, de leer van de betrekking tussen dieren en planten, zowel onderling als met hun omgeving. Rentmeester hangt samen met het woord econoom = goed huishouden. Definitie Een definitie van Rentmeester: Je wordt rentmeester omdat men vertrouwen in je heeft. Daardoor ontvang je een bevoegdheid om te handelen. Je draagt verantwoordelijkheid en bent dus aansprakelijk. Over je handelen leg je verantwoording af aan je opdrachtgever of Opdrachtgever ‘Rentmeester’ in de Bijbel In de Bijbel wordt het als beroep genoemd: Luk. 8:3:
en Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna en vele andere, die hen dienden met hetgeen zij bezaten.
In het Oude Testament is ‘rentmeester’ ‘ashèr al ha bájit’ (letterlijke vertaling: ‘die over het huis gaat’). Jozef wordt dan ook zo genoemd in Genesis 39:4. Een aantal kenmerken van rentmeesters: Luk. 12:42:
En de Here zeide: Wie is dan de trouwe, de verstandige rentmeester, die de heer over zijn bedienden zal stellen om hun op tijd hun deel te geven?
De gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester: Luk. 16:1-15:
Hij zeide ook tot zijn discipelen: Er was een rijk man, die een rentmeester had. Van deze werd hem aangebracht, dat hij zijn bezit verkwistte. En hij liet hem roepen en zeide tot hem: Wat hoor ik daar van u? Doe verantwoording van uw beheer, want gij kunt niet langer rentmeester blijven. De rentmeester zeide bij zichzelf: Wat moet ik doen? Want mijn heer ontneemt mij mijn rentmeesterschap. Spitten kan ik niet, voor bedelen schaam ik mij. Ik weet, wat ik doen zal, opdat zij
3 van 78
Rentmeesterschap mij, wanneer ik uit mijn rentmeesterschap ontzet ben, in huis zullen nemen. En hij ontbood de schuldenaars van zijn heer een voor een bij zich. Hij zeide tot de eerste: Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig? Hij zeide: Honderd vaten olie. Hij zeide tot hem: Hier hebt gij uw schuldbekentenis, ga vlug zitten en schrijf vijftig. Daarna zeide hij tot de tweede: En hoeveel zijt gij schuldig? Hij zeide: Honderd zakken tarwe. Hij zeide tot hem: Hier hebt gij uw schuldbekentenis, schrijf tachtig. En de heer prees de onrechtvaardige rentmeester, dat hij met overleg gehandeld had, want de kinderen dezer wereld gaan ten aanzien van hun geslacht met veel meer overleg te werk dan de kinderen des lichts. En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten. Wie in zeer weinig getrouw is, is ook in veel getrouw. En wie in zeer weinig onrechtvaardig is, is ook in veel onrechtvaardig. Indien gij dus niet getrouw geweest zijt ten aanzien van de onrechtvaardige Mammon, wie zal u dan het ware goed toevertrouwen? En indien gij niet getrouw geweest zijt ten aanzien van het goed van een ander, wie zal u het onze geven? Geen slaaf kan twee heren dienen, want hij zal of de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen en Mammon. Dit alles hoorden de Farizeeën, die geldzuchtig waren, en zij hoonden Hem. En Hij zeide tot hen: Gij zijt het, die voor rechtvaardig wilt doorgaan voor de mensen, maar God kent uw harten. Want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God. 1Petr. 4:10:
Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods.
Welke boodschap brengt de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester? Het principe van een rentmeester: de baas geeft een eigendom uit handen dat de rentmeester in opdracht van die persoon beheert. Een rentmeester is dus iemand die de huishouding van iemand anders beheert, iemand die ‘over het huis gesteld’ is. Het is dus het bestuur of de administratie van de huishoudelijke zaken van iemand anders. Vanuit christelijk perspectief: de rentmeester is geroepen tot verantwoord beheer in de wetenschap dat hij rekenschap heeft te geven van dat beheer aan God. Met het begrip rentmeester wordt geprobeerd de verhouding tussen mens en natuur weer te geven. De mens is door God tot heer en meester over de schepping gesteld en is daarbij aan de geboden van zijn Opdrachtgever gebonden. Daarmee heeft de rentmeester twee functies: naar boven toe en naar beneden toe. De rentmeester heeft macht, hij heeft het land goed te beheren, de oogst binnen te halen en de arbeiders aan te sturen. Tegelijkertijd is hij op zijn beurt weer ondergeschikt aan zijn Meester en is hem verantwoording schuldig. God is en blijft de eigenaar van deze aarde en van jou. Kun jij jezelf zien als rentmeester van God? Ps. 24:1-2:
Van David. Een psalm. Des Heren is de aarde en haar volheid, de wereld en die daarop wonen. Want Hij heeft haar op de zeeën gegrond en op de stromen gevestigd.
4 van 78
Rentmeesterschap
De wereld is niet het eigendom van de rentmeester. De aarde is dus van God (Lev. 25:23, Gen. 14:22; Ps. 50:10, 12; Openb. 4:10). Ps. 24:1:
Van David. Een psalm. Des Heren is de aarde en haar volheid, de wereld en die daarop wonen.
God zegt ook dat Zijn kinderen Zijn kostbaarste bezit zijn: Ex. 19:5:
Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij.
(Kostbaar bezit = Hebr. [segoela] = bijzondere schat, waardevol bezit.) In bijvoorbeeld de geloofsbelijdenis staat ook: Ik geloof in God, de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en van de aarde. F.A. Schaeffer zei: “We mogen de aarde slechts beheren als iets wat we in goed vertrouwen in bruikleen ontvangen hebben en dat we dienen te gebruiken in het besef dat het ten diepste ons niet toebehoort”
De mens mag namens God op deze aarde rentmeester zijn. Hij moet met al het geschapene omgaan, zoals de Schepper het heeft bedoeld, inclusief zichzelf. Hij is niet een op zichzelf staande zelfstandige onafhankelijke, maar hij is verantwoordelijk. Ook is hij zelf afhankelijk van zijn Schepper. God heeft de mens in de schepping een taak én bewogenheid gegeven. De Bijbel laat ons een zorgende God zien, die trouw is aan het geschapene, mensen, dieren en planten. 1. Ex. 20:10/Deut.5:14/Ex. 23:12 Sabbat: ook het vee zal dan geen werk doen, zodat ze uitrusten. 2. Ex. 23:10-11. Lev. 25:1-7 Sabbatsjaar. Ieder zevende jaar moest het land rusten. Zo werd de grond niet uitgeput. Braakligging, waarbij de opbrengst voor armen en de dieren was. Rust beoogt de heiliging van het leven. 3. Uithalen van een vogelnest: Deut.22:6-7. Opdat de moeder weer nieuwe jongen kan krijgen. 4. Deut. 22:10 Niet ploegen met rund en ezel. Geen ongelijk span. Grote verschillen in kracht en tempo. Dierenmishandeling. 5. Muilbanden van dorsende os: Deut. 25:4. De os had recht op voedsel tijdens de arbeid. het dier mag dus zijn natuurlijke aandrang volgen, ook als het de economische situatie van de mens aantast. 6. Spr. 12:10. De rechtvaardige weet wat toekomt aan zijn vee. Weten hoe ze zich gedragen en wat ze nodig hebben. Een goede boer ken zijn dieren door en door en behandelt ze goed. Kunnen wij als mensen deze verantwoordelijkheid aan? Wanneer wij de opdracht van God krijgen, geeft Hij ons een taak die wij daadwerkelijk aankunnen:
5 van 78
Rentmeesterschap Gen. 1:26-28:
En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.
God plaatst de mens als Zijn beelddrager en vertegenwoordiger in de door Hem geschapen wereld. De mens, geschapen naar het beeld van God, krijgt in Genesis 1:28 meteen een functie. Hij wordt aangesteld als ‘heerser’ over de schepping. Dit heersen staat dus in direct verband met het beelddrager zijn van God. Genesis 1:28 vormt de klassieke hoeksteen voor het rentmeesterschap: “Vervult de aarde, onderwerpt haar, heerst over de vissen, vogels en landdieren”. In de westerse cultuur is van dit gedachtegoed veelvuldig misbruik gemaakt. Het heersen is in de praktijk een uitbuiten voor eigen behoeften geworden. Maar onderwerpen en heersen betekent niet: veroveren, plunderen etc. Zo gaat God niet om met de wereld. Math. 10:29:
Worden niet 2 mussen te koop aangeboden voor een duit? En niet een daarvan zal ter aarde vallen zonder uw Vader.
Het is ook niet: Ontwikkel de wereld , bouw huizen, kerken, fabrieken en doe ‘en passant’ ook iets aan de dieren en de planten. Het heersen moet een afspiegeling zijn van Gods Heer zijn over deze aarde. Het heersen in Bijbelse betekenis staat in het teken van dienstbaarheid. ‘Heersen over’ is dan zoveel als: ‘regeren, besturen, leiding geven, beheren, zorgen voor, begeleiden’. Het koninklijke heersen richt zich op wijsheid en gerechtigheid. ‘Onderwerpen’ houdt dan in: ‘zorgen dat we het in de hand houden, in bedwang houden, ongewenste ontwikkelingen voorkomen’. Zie het als goed management, met liefde, verstand, wijsheid, energie en aandacht. Heersen over de aarde kan dus niet anders dan ten goede komen aan de schepping. In Gen 2:15 wordt dezelfde opdracht nog eens anders verwoord: bewerken en bewaren. Eerst alleen de Hof van Eden, later de aardbodem Gen. 2:15:
En de Here God nam de mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren.
Gen. 3:22-25:
En de Here God zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. Toen zond de Here God hem weg uit de hof van Eden om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was. En Hij verdreef de mens en Hij stelde ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een flikkerend zwaard, dat zich heen en weer wendde, om de weg tot de boom des levens te bewaken.
6 van 78
Rentmeesterschap
Wat betekenen ‘bewerken’ en ‘bewaren’? Bewerken:
onderhoud en ontwikkeling, ontplooiing, gebruik maken van eigen scheppende vermogens.
Bewaren:
zorgen, beschermen, in stand houden, grenzen kennen en in acht nemen. De mens moet ervoor waken en zorgen dat er niets zomaar verloren gaat. Ook bescherming tegen boze machten of tegenkrachten. Na de zondeval is het bewaren des te meer van kracht.
Gen. 2:18-20:
En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. En de Here God formeerde uit de aardbodem al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels. Ook bracht Hij het tot de mens, om te zien hoe deze het noemen zou; en zoals de mens elk levend wezen noemen zou, zo zou het heten. En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste.
Waarom moest Adam namen aan de dieren geven en wat zegt dit over zijn positie? De Schepper kiest de mens uit aan wie hij zijn prachtige dierenwereld toont. Een naam geven is niet zomaar iets. Bijbels gezien is een naam geven iets of iemand beschrijven op basis van zijn wezenlijke karakter. Adam toont daarmee zijn kennis van het wezen van de schepping. Hoewel de dieren aan Adam ondergeschikt zijn, laat de naamgeving zien dat ze een zekere zelfstandigheid en eigen waarde bezitten. Dat beschrijven van het karakter kan alleen als je goed ernaar gekeken hebt. Dat is: getuige zijn. God schiep de mens als Zijn gelijkenis, naar Zijn beeld, als iemand van Zijn eigen soort, en die moest kroongetuige zijn. Niet kroonstuk, maar kroongetuige. Psalm 8 is een psalm die inderdaad gaat over de mens als kroongetuige (en niet kroonstuk). Ps. 8:2:
O Here, onze Here, hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde, Gij, die uw majesteit toont aan de hemel.
De eerste roeping van de mens: kroongetuige zijn, fijngevoelig waarnemend en onbaatzuchtig – er bewust van zijn wat de Maker ermee bedoeld heeft (Gods wil) – en dan ook indelend, rubricerend, ordenend, naamgevend. De zondeval: Maar de mens viel in zonde en de hele schepping werd daarin meegesleurd. Gen. 3:17-19:
En tot de mens zeide Hij: Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, En doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten; In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.
Hos. 41-3:
Hoort het woord des Heren, gij Israëlieten, want de Here heeft een rechtsgeding met de bewoners van het land, omdat er geen trouw, geen liefde en geen kennis Gods is in het land. Vloeken, liegen, moorden, stelen en echtbreken! Men pleegt
7 van 78
Rentmeesterschap geweld, bloedbad volgt op bloedbad. Daarom treurt het land, en al wat erin woont verkwijnt, zowel het gedierte des velds als het gevogelte des hemels; ja, zelfs de vissen der zee komen om.
Al snel na de schepping komt de zondeval. We kunnen niet over goed rentmeesterschap praten, zonder hierbij stil te staan. Als de mens gegeten heeft van de boom der kennis van goed en kwaad, vraagt God van hem een antwoord: “Waar ben je?” De zonde brengt met zich mee, dat de mens zijn verantwoordelijkheid gaat ontkennen of ontvluchten. De milieucrisis is ten diepste een gevolg van de zondeval en de daarbij verstoorde relatie tussen (niet alleen) mens en God en mensen onderling, maar ook tussen mens en natuur alles wat daarbij hoort. De schepping lijdt mee in de gevolgen van de zondeval, want de aarde wordt vervloekt om de zonde van de mens (Gen 3:17). De natuur lijdt onder de ontrouw van mensen om het ‘beeld zijn van God’ te vertalen in zorg voor Zijn schepping. Hosea 4:1-3 laat zien dat het land treurt en de dieren, vogels en vissen omkomen, omdat er geen eerlijkheid, geen liefde en geen trouw meer is aan God. Daarmee raken mensen het zicht kwijt op de Bijbelse betekenis van het heersen naar Gods beeld. Geleid door eigen verlangens, beheersdrang en geldzucht wordt de natuur uitgebuit voor eigen behoeften. Ook buit de mens andere mensen en zichzelf uit, ten koste van die anderen en uiteindelijk ook van zichzelf. God is genadig: al bij de zondeval gaf God de gelofte van de Verlosser die zou komen. God laat Zijn schepping niet los. Hij heeft de wereld zo liefgehad, dat Hij Zijn Zoon gegeven heeft, tot behoud van de wereld. Het woord ‘wereld’ in Joh. 3:16 (κοσμος ‘kosmos’) verwijst naar de hele aarde, inclusief mens, plant en dier. Ook verwijst dit woord naar het hele universum, alles wat God geschapen heeft. De verlossing geldt niet alleen voor de mens, maar voor de schepping als geheel. Jezus’ dood maakt verzoening mogelijk voor de gehele schepping (Kol. 1:19-20). We hebben grenzen overschreden en ontoelaatbare dingen met de schepping gedaan. Als we doordringen tot de diepere oorzaken van de milieucrisis en de andere problemen die de mens kent, beseffen we dat we ernstig te kort zijn geschoten in het beeld zijn van God. Door Christus’ verlossingswerk is herstel mogelijk. Ook hier is er vaak meer aandacht voor het herstellen van de relatie tussen mens en God en mensen onderling. Het herstel geldt echter ook de mens en de rest van de schepping. Het besef van Gods betrokkenheid met deze aarde kan niet anders dan ons aanzetten tot respect voor Gods scheppingswerk. Het vraagt van ons dat we oprecht willen nadenken over onze omgang met de natuur, met God en met de medemens. De schepping is van God en van grote waarde. Bijbels Christendom heeft een wezenlijk antwoord op de milieucrisis en op de andere problemen van de mens. Het vraagt een goede doordenking van individuele keuzes, maar ook van collectieve structuren, met als uitgangspunt het herstel van de relatie tussen God en mens, het herstel van de verhoudingen tussen mensen onderling en het herstel en het behoud van de schepping. Waarom rentmeester? Als Gods ‘economen’ zijn we geroepen de vele goederen die ons zijn toevertrouwd niet zelfzuchtig te consumeren, maar te beheren voor Hem tot zegen van de naasten.
8 van 78
Rentmeesterschap
Er is een spanningsveld waar je altijd tegenaan zullen lopen: het Bijbelse rentmeesterschap staat op gespannen voet met de waarden die in onze Westerse samenleving het belangrijkste vindt: succes, materiële vooruitgang, zelfverwerkelijking, prestatie en carrière. De christelijke gemeente maakt deel uit van die samenleving. Dit ontslaat ons niet van de roeping te zoeken naar wegen tot verantwoord beheer, naar een levensstijl die ernst maakt met het rentmeesterschap en naar een toetsing van onze economische en maatschappelijke waarden in het licht van Gods geboden en beloften. Rentmeesterschap veroordeelt elke vorm van bezittermentaliteit. Hoe pas je rentmeesterschap in je leven toe? Rentmeesterschap gaat over de wijze waarop wij als wereldburgers verantwoordelijkheid dragen over onze houding ten aanzien van God, de medemens en ten aanzien van de schepping: niet als eigenaars – maar als rentmeesters niet als heersers – maar als dienaren. Rom. 8:18-21: Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden. Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods. Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods.
Deze tekst spreekt daarbij van een hoopvol verlangen van de schepping op de toekomst. Voor nu betekent dit een vernieuwde levensstijl, gekenmerkt door het besef dat we beelddragers zijn van God. Uiteindelijk doel is dat God verheerlijkt wordt, ook in de schepping waarmee Hij is begonnen. Gericht op de toekomst betekent dit dat we de schepping behouden in het perspectief van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Daar vinden we niet alleen mensen, maar wordt ook gesproken van planten, bomen en dieren. Over de vraag of dit een voortzetting is van de huidige aarde of van een geheel nieuwe aarde lopen de opvattingen uiteen. We kunnen leren van het aan Luther toegeschreven beeld van het appelboompje dat hij zou planten, ook al wist hij dat de volgende dag de aarde zou vergaan. Kol 1:12-20:
en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht. Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden. Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is voor alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is. Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.
9 van 78
Rentmeesterschap
In de komende hoofdstukken gaan wij ons vooral bezighouden met wat rentmeesterschap voor ons persoonlijk betekent. Dat heeft namelijk gevolgen voor onze relatie met God en de omgeving om ons heen.
10 van 78
Rentmeesterschap
2. Waarover ben jij rentmeester? Inleiding Rentmeesterschap is voor de Christen belangrijk omdat het essentieel is voor de geestelijke groei en volwassenheid. We moeten namelijk ontdekken dat echte blijdschap, echte vreugde, alleen gevonden kan worden in het kennen van en het gehoorzamen aan Gods Woord. Het kennen van Gods Woord opent een wereld van verantwoordelijkheden voor ons. Elk gebied van ons leven wordt door rentmeesterschap beïnvloed. Zoals we al zagen is God de Schepper van alle dingen. Hij is dan ook de Eigenaar van datgene wat Hij aan ons heeft toevertrouwd. Er wordt van ons verwacht dat wij dat gebruiken om Zijn Koninkrijk te bevorderen, om Hem te verheerlijken. We moeten er dus achter zien te komen wat ons precies is toevertrouwd door Hem. Wat heeft God aan ons toevertrouwd? God geeft ons dingen in beheer. Dat doet Hij opdat wij Hem ermee kunnen eren en opdat wij het kunnen gebruiken voor de uitbreiding van Zijn Koninkrijk. Je moet aan de volgende dingen denken: 1. Jezelf: In de eerste plaats geeft Hij je leven. Je bent Zijn eigendom omdat Hij je gemaakt heeft. Gen. 1:27-28:
En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.
Hij heeft je het leven gegeven: Hand. 17:25:
en laat Zich ook niet door mensenhanden dienen, alsof Hij nog iets nodig had, daar Hij zelf aan allen leven en adem en alles geeft.
Maar wat nog belangrijker is: Hij heeft je gekocht en betaald. Je bent dus daadwerkelijk Zijn eigendom. 1Cor. 7:23:
Want de slaaf, die in de Here geroepen werd, is een vrijgelatene des Heren; evenzo is hij, die als vrije geroepen werd, een slaaf van Christus. Gij zijt gekocht en betaald.
Je leven is dan ook een geschenk dat niet verspild mag worden. Zelfs Paulus noemde zichzelf ‘slaaf van Christus’. 2. Je zintuigen: Met je zintuigen maak je contact met de buitenwereld en ontvang je signalen van die buitenwereld. Hoe ga je daar mee om? Hoe gebruik je die tot eer van God?
11 van 78
Rentmeesterschap
3. Tijd: God heeft iedereen een bepaalde tijd toebedeeld. Volgens Hem kan de luie, tijd verspillende man armoede verwachten (Spr. 24:30-34). Ps. 90:12:
Leer ons zo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.
God zal ons rekenschap vragen van hoe wij onze tijd hebben gebruikt. 4. Bezittingen: Wat God aan jou heeft toevertrouwd om tot Zijn eer te gebruiken. Math. 16:19-21: Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
Het hier niet om het hebben van bezit maar om de vraag hoe je met dat bezit om gaat. Kol. 3:1-3:
Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God.
5. Geld: Hoe ga je met je geld om? Hoe gebruik je het en hoe wil God dat jij het gebruikt? 6. Talenten & gaven: Welke bekwaamheden heeft God je gegeven om tot Gods eer te kunnen leven en handelen? 7. Anderen in je omgeving: Je bent niet alleen op de wereld. Je bent er ook niet alleen voor jezelf. Er zijn anderen die een rol spelen. Denk bijvoorbeeld aan je gemeente, je familie, buren en collega’s, je woonplaats en de wijdere omgeving (die wij hier voor het gemak maar even ‘de wereld’ noemen). 8. Het milieu: De oorspronkelijke taak van de mens is te beheren Gen. 2:15:
En de Here God nam de mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren.
Hoe gaan wij om met onze aarde, met het milieu. Hoe wil God dat wij dat doen? 9. Het Evangelie: God heeft ons het Goede Nieuws gegeven, niet alleen voor onszelf maar ook voor anderen. In de komende hoofdstukken zullen we alle genoemde onderwerpen nader bekijken.
12 van 78
Rentmeesterschap
3. Jij bent Gods eigendom Math. 6:21:
Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
Inleiding God zegt: “Wees Mijn kind, Ik heb je lief.” Wij vragen dan meestal: “Heer, wat kost het mij?” “Alles”, zegt de Heer: “Heel je leven” We moeten zijn als die man die hard werkte en zijn brood op het land verdiende. Toen hij de schat vond, verborg hij deze, zodat niemand hem kon vinden. Hij verkocht alles om die schat in zijn bezit te krijgen. Math. 13:44-46:
Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, verborgen in een akker, die een mens ontdekte en verborg, en in zijn blijdschap erover gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker. Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone parelen zocht. Toen hij een kostbare parel gevonden had, ging hij heen en verkocht al wat hij had, en kocht die.
Het Koninkrijk van God is als een schat in de grond of als een parel, waar je alles voor over moet hebben om hem in je bezit te krijgen. Het is een geweldig voorrecht om bij Jezus te horen, maar je moet er veel voor ‘op de koop toe’ nemen. Dat is bij de prijs inbegrepen. Om te weten in hoeverre je van God moet zijn, kijken we naar de indeling die voor de mens gehanteerd wordt: geest, ziel en lichaam. Deze drie gaan we elk afzonderlijk bekijken. Je lichaam Eén van de eerste dingen waarvan je moet leren, dat ze bij het Koninkrijk horen is discipline. Discipline omvat: orde, evenwicht, controle, training, gehoorzaamheid en tucht. Deze woorden hebben we vaak liever niet mee te maken, maar van nature maken ze deel uit van het Koninkrijk. We hoeven niet ver van huis te gaan om er een begin mee te maken. 2Cor. 4:6-7:
Want de God, die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus. Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons
Ons lichaam is een aarden vat en als we er niet goed voor zorgen kan de inhoud wel eens verloren gaan. Ons lichaam is van God. 1Cor. 6:13:
Het voedsel is voor de maag en de maag voor het voedsel, en God zal zowel het een als het ander teniet doen. Maar het lichaam is niet voor de hoererij, doch voor de Here, en de Here voor het lichaam.
Hij hecht er veel waarde aan. Ons lichaam is stof, maar niet ‘slechts’ stof.
13 van 78
Rentmeesterschap
Opmerking: De Grieken achtten het lichaam niet er hoog omdat het naar hun mening om de geest van de mens ging. “Hoe minder stof, hoe meer geest”, was de algemeen voorkomende gedachte. Zij waren alleen geïnteresseerd in de hogere kennis, de wijsheid, die hen zou moeten verlossen van al het aardse. De Romeinen verafgoodden het lichaam. Alles draaide om het lichaam en de schoonheid ervan. We zien dat terug in hun beeldhouwkunst, waarin gestreefd werd naar volmaakte vormen en uiterlijk. Een ander gevolg waren de vele uitspattingen en orgieën, die zich voordeden op grote schaal. Ook de sportverdwazing (gladiatoren) was hier een gevolg van. Paulus stond midden in deze wereld en probeerde een Christelijke harmonie aan te geven tussen lichaam en geest, in zijn brieven. Hij wilde niet de nadruk leggen op het lichaam: 1Tim. 4:8:
Want de oefening van het lichaam is van weinig nut, doch de godsvrucht is nuttig tot alles, daar zij een belofte inhoudt van leven, in heden en toekomst.
Ook wilde hij niet de nadruk leggen op de geest: 1Cor. 14:14-15:
Want indien ik bid in een tong, bidt mijn geest wel, maar mijn verstand blijft onvruchtbaar. Hoe staat het dan? Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand.
Wij zijn wel vergankelijk, maar het is de bedoeling dat wij de onvergankelijkheid aandoen; wij zijn wel stoffelijk, maar het is de bedoeling dat wij het hemelse zullen dragen (1Cor. 15:49, 53).
Ook met ons lichaam moeten we God verheerlijken. 1Cor. 6:20: SV:
Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam.
Want gij zijt duur gekocht: zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn.
1Cor. 7:23:
Want de slaaf, die in de Here geroepen werd, is een vrijgelatene des Heren; evenzo is hij, die als vrije geroepen werd, een slaaf van Christus. Gij zijt gekocht en betaald.
Paulus zegt dat ons lichaam een tempel van een tempel van God i (1Cor. 3:16). 1Cor. 9:27:
Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.
Daarom moet ook ons lichaam een getuigenis zijn en mogen we het op geen enkele manier verwaarlozen. Het is een kostbaar geschenk van God en geen ‘onbewoonbaar verklaarde woning’. Waar moet je aan denken wanneer jij je lichaam tot een ‘levend, heilig en Gode welgevallig offer’ stelt? Rom. 12:1:
Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst.
14 van 78
Rentmeesterschap
1. Verzorging Wanneer je geen zorg besteedt aan je lichaam heb je ook niet het recht om een beroep te doen op Gods genezing. Wanneer jij jezelf niet uiterlijk verzorgt, zullen velen denken dat het innerlijk ook niet goed zit bij je. Waar moet je op letten bij je uiterlijk? Stel jezelf daarbij de volgende vraag: “Geef ik hierin aanstoot aan iemand? Draagt het positief bij tot mijn getuigenis?” 2. Training Zorg ervoor dat je lichamelijk in goede conditie bent. Beweeg voldoende. Neem niet de auto als je het ook lopend afkunt. Ga wat vaker lopen of fietsen. 3. Eten en drinken Veel problemen komen voort uit teveel eten of drinken. Maar wat ook een probleem is, is verkeerd eten of drinken. Houd rekening met het feit dat je te licht of te zwaar bent. Eet gevarieerd. 4. Rust Te weinig slaap maakt dat je prikkelbaar wordt. Teveel slaap bezorgt je over het algemeen ook problemen. Spr. 6:9-11:
Hoelang, luiaard, zult gij neerliggen, wanneer zult gij opstaan uit uw slaap? Nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen; Daar komt uw armoede over u als een snelle loper en uw gebrek als een gewapend man.
God geeft het (!) Zijn beminden in de slaap (Ps. 127:2) (Wanneer jij in slaap valt onder de preek of Bijbelstudie moet je niet zeggen dat de voorganger zo saai is.) 5. Sport Sport kan een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van je Christelijke leven. Je lichamelijke oefening maakt dat je gezonder leeft. Je contacten met anderen geeft je de mogelijkheid om je getuigenis te delen en je leert ook nog eens een aantal belangrijke eigenschappen: sportief zijn, geduld, zelfbeheersing. Sport wordt als een beeld gebruikt voor het Christelijke leven. 1Cor. 9:24-27: Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts een de prijs kan ontvangen? Loopt dan zo, dat gij die behaalt! En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.
We moeten God liefhebben met al onze kracht. Maar wat is onze kracht? Laat de wereld zien dat je helemaal het eigendom van God bent.
15 van 78
Rentmeesterschap
Het verstand Je moet je verstand gebruiken. Maar het is erg belangrijk om te weten hoe je dat moet doen. Met ons verstand hebben we tot nu toe alles kunnen bereiken wat we wilden. De techniek en de wetenschap zijn het resultaat van ons verstand. Maar toch heeft dat alles ons niet dichter bij God gebracht. Wat is er fout gegaan? De Bijbel zegt dat er niets van onze overleggingen en plannen terechtkomt omdat we God niet willen erkennen en Hem uit ons denken proberen te bannen. Daardoor is het duister geworden in ons onverstandige hart. Rom. 1:19-21: daarom dat hetgeen van God gekend kan worden in hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard. Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart.
Ons hart lijkt nu meer op een vuilnisbak waar alleen maar troep uit komt. Mark. 7:20-22: En Hij zeide: Hetgeen uit de mens naar buiten komt, dat maakt de mens onrein. Want van binnenuit, uit het hart der mensen, komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand.
Wanneer je kijkt naar alle vormen van vervuiling in de wereld is de vervuiling in het denken toch wel de belangrijkste. Verkeerde gedachten worden door satan gebruikt om jou te pakken. Hij verleidt je daarmee tot zonde. Opmerking Verkeerde gedachten op zich zijn geen zonde. We zondigen wanneer wij ingaan op die verkeerde gedachten en dan handelen in overeenstemming met die gedachten.
Zondigen is een proces: Jak. 1:14-15:
Maar zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking zijner eigen begeerte. Daarna, als die begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort.
Zonde begint in je gedachten. Daar komen de verkeerde dingen binnen, die gevoed worden door datgene wat er om je heen gebeurt en alles wat uit de wereld is. 1Joh. 2:16:
Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld.
Wanneer je dat in je gedachten toelaat en toestaat dat het kan rijpen, wordt de begeerte zo sterk dat je er geen weerstand tegen kunt of wilt bieden. Op dat moment heeft de zonde je te pakken.
16 van 78
Rentmeesterschap
Zonde moet bij de wortels aangepakt worden. Signaleer verkeerde gedachten. Stel jezelf de volgende vragen: 1. Is deze gedachte in strijd met het Woord van God? 2. Is deze gedachte tot eer van God? Wanneer de gedachte een ‘ongewenste bezoeker’ is moet deze gearresteerd worden. Een gedachte moet gehoorzaam zijn aan Christus. Is die dat niet dan beschouwen wij deze als krijgsgevangene. Zijn strijd is dan afgelopen, hij is ontwapend en heeft ons niets meer te vertellen. 2Cor. 10:3-6:
Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees want de wapenen van onze veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken, zodat wij de redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus, en gereed staan, zodra uw gehoorzaamheid volkomen is, alle ongehoorzaamheid te straffen.
Gehoorzaamheid aan Gods Woord is ons sterkste wapen tegen verkeerde gedachten. Gods Woord slecht de bolwerken waarachter de vijand zich verschanst heeft. Gebruik deze kracht, door gebed en door het lezen en overdenken van het Woord. Verkeerde gewoonten komen voort uit verkeerde gedachten die zich in ons genesteld, vastgehecht, hebben. Breek met de gewoonte, reken er bewust mee af. Daardoor zullen de verkeerde gedachten je ook loslaten, want je bent bewapend met je geloof. Ons verstand is een investering van God in ons, om Hem ermee te verheerlijken. Daarom is het goed het te ontwikkelen. Door middel van je verstand krijg je inzicht in Gods Woord. Dat kan zelfs zover gaan dat al die hoofdkennis hartskennis wordt. Dat wat je geleerd hebt met je verstand wordt dan uitgewerkt in een verdieping van je relatie met God. Door die verdieping verandert ook je relatie ten aanzien van je medemens. Gods opdracht daarin is: Math. 5:16:
Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
De ziel Gen. 2:7:
Toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen.
In de Statenvertaling wordt voor ‘wezen’ ‘ziel’ gebruikt. Dat is meer in overeenstemming met de grondtekst. Een levende ziel die zich bewust hoort te zijn van de aanwezigheid van zijn Schepper. Een levende ziel die gevoelig is, die intelligent en uniek is. De menselijke ziel bestaat uit drie delen:
17 van 78
Rentmeesterschap
1. Wil 2. Verstand 3. Emoties Wanneer er geen evenwicht is tussen die drie en God niet Heer is over alle drie, kan er van alles fout gaan. a. Ongehoorzaamheid: Ongehoorzaamheid kan ervoor zorgen dat je heel ver van God afdwaalt. Vaak begint het met iets kleins. Je denkt dan bij jezelf: “Dat is toch niet zo erg.” Maar langzamerhand kom je steeds verder van God af te staan en sluit jij je af voor wat Hij zegt. b. Verstandelijk bezig zijn: Wanneer je alleen maar op je verstand afgaat, probeer je alles te beredeneren. Uiteindelijk kom je dan tot de ontdekking dat je er niet uitkomt. Laat je leiden door de Heilige Geest. Gods gedachten zijn niet onze gedachten. Onderwerp je denken aan de wil van God. c. Gevoel: Gevoel is verraderlijk. Je denkt dat je alles in de hand hebt, maar dan gaat het helemaal mis en raak je in paniek. Leef niet op je gevoel. Gebruik Gods Woord als leidraad voor je leven en je gevoel. Maak de wil van de Heer tot jouw wil. Wees toegewijd aan Hem. Laat Jezus de Heer zijn over je verstand, zodat je het tot Zijn eer gebruikt. Laat Jezus de Heer zijn over je gevoel en je zult in harmonie en vrede leven. De geest De Bijbel zegt heel duidelijk dat de mens een ziel en een geest heeft. Hebr. 4:12:
Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zo diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten
De geest is dat deel van jou wat contact heeft met God. Het maakt dat je leeft. Wanneer je geest geen contact met God heeft kun je geen inzicht krijgen in geestelijke dingen. 1Cor. 2:14:
Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.
De Heilige Geest geeft ons de geestelijke opvoeding en Hij vormt ons (1Cor. 2:10-12). Onze geest groeit door: 1. Het lezen en het memoriseren van Gods Woord: Joh. 6:63:
De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven.
18 van 78
Rentmeesterschap
2. Relatie met God, gebed en aanbidding: Joh. 4:24:
God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid
Fil. 3:7-8:
Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus’ wil schade geacht. Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen,
We moeten Hem dus leren kennen: 2Petr. 1:3:
Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft door zijn heerlijkheid en macht
3. Dingen die we met de Heer meemaken (Kijk naar de belevenissen van David, bijvoorbeeld zijn getuigenis in Ps. 23). Iets wat geestelijk is kun je niet namaken. Je kunt jezelf niet opkrikken tot een hoger geestelijk peil. Toewijding en overgave zijn zaken die je hier verder kunnen helpen. (geestelijk zijn is niet: heel vroom zijn of veel van de Bijbel weten. Geestelijk zijn is: dicht bij God leven, op zo’n manier dat mensen dit aan je merken.) Het doel is dat wij in de geest één worden met Christus. 1Cor. 6:17:
Maar die zich aan de Here hecht, is een geest met Hem.
De Heilige Geest heeft op die manier de volledige leiding over ons leven en wij worden door Hem van binnen uit vernieuwd. In het schema hiernaast zien we hoe iemand leeft die niet gelooft in God, die onbekeerd is. Hij leeft ‘omgekeerd’ en wordt dan ook geleefd door de omstandigheden. Wanneer de ziel in ons leven overheerst komen daar vanzelf problemen uit voort. We hebben dan geen richtlijnen waaraan wij ons kunnen houden; geen antwoorden op vragen die op ons afkomen en we hebben geen autoriteit boven ons. We leven in de verkeerde volgorde en worden gedreven door foute motieven en begeerten. Ons leven is uit balans. Bij de goede volgorde is onze geest vernieuwd door de Heilige Geest. Onze geest heeft de controle over de ziel en dat werkt door in ons lichaam. Dat is de goede volgorde. Ons lichaam is onderworpen aan de
19 van 78
Rentmeesterschap
ziel, die onderworpen is aan onze geest. En onze geest staat dan weer onder de leiding van God zelf, van de Heilige Geest. Eerste hulp bij problemen 1. Vrees, bezorgdheid en onzekerheid: 2Tim. 1:7; Hebr. 13:6; Fil. 4:6-7. 2. Schuld, falen, teleurstelling en minderwaardigheidsgevoel: 1Joh. 1:9; Fil. 3:13-14; Ps. 1:2; Rom. 8:16-17. 3. Haat, wrevel, onvergevingsgezindheid: 1Joh. 4:7-8, 16, 20-21. 4. Hoogmoed, zelfzucht, jaloersheid en afgunst: Math. 11:29; Rom. 12:3; 1Cor. 13:4-5; Fil. 2:3; Luk. 14:11.
20 van 78
Rentmeesterschap
4. Zintuigen Inleiding Jezus spreekt over je ogen: wat zie je en hoe kijk je? Math. 6:22-23: De lamp van het lichaam is het oog. Indien dan uw oog zuiver is, zal geheel uw lichaam verlicht zijn; maar indien uw oog slecht is, zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien nu wat licht in u is, duisternis is, hoe groot is dan de duisternis!
Helemaal aan het begin van de Bijbel zie je hetzelfde gebeuren bij Adam en Eva. Ze mochten niet eten van de vrucht van de boom, midden in de hof. Ze konden er langs lopen, kijken en zien: dit is dus de boom waarvan we niet mogen eten. Punt. Op naar de volgende boom. Nee, Eva keek met andere ogen. Gen. 3:6-7:
En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at. Toen werden hun beider ogen geopend, en zij bemerkten, dat zij naakt waren; zij hechtten vijgenbladeren aaneen en maakten zich schorten.
Hoe kijk je naar alles om je heen? Hoe kijk je naar spullen? Hangt alles ervan af? Hangt je identiteit bijvoorbeeld ervan af? Ik heb dus ik ben? En ook de andere kant: willen we zien wat de gevolgen zijn van onze consumptie? Voor het milieu, voor onze medemens? En als derde: willen we ook de alternatieven zien, zoeken naar een rechtvaardige en eerlijke manier van consumeren? Waar kijk jij naar? Tegenwoordig worden wij overdonderd met informatie. Die informatie komt op verschillende manieren tot ons: boeken, kranten, tijdschriften, televisie, radio, internet, en ga zo maar door. Wat voor kijken geldt, geldt natuurlijk ook voor luisteren, proeven en ruiken. Het aanbod is enorm groot. Er is geen filtering. Toch is er ook goede informatie te krijgen en de vraag is dan wat goed en wat slecht is. Goed en slecht. We weten allemaal dat de Bijbel het door God gegeven Woord van God is. In de Bijbel staat het volgende: Ps. 34:9:
Smaakt en ziet, dat de Here goed is; welzalig de man die bij Hem schuilt.
Blijkbaar kun je met je zintuigen waarnemen dat de Here goed is. Er is echter wel een voorwaarde aan verbonden. Je moet bij Hem schuilen. Dat betekent dat jij je aan Hem overgeeft en erop vertrouwt dat Hij je beschermt. Ook staat er: Ps. 119:105:
Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.
21 van 78
Rentmeesterschap
Door Zijn Woord weet je wat je weg is en waar de struikelblokken op je weg te vinden zijn. Daarom geldt: Ps. 119:11:
Ik berg uw woord in mijn hart, opdat ik tegen U niet zondige.
Ps. 119:111-112:
Uw getuigenissen heb ik voor altoos ten erve ontvangen, want zij zijn de blijdschap mijns harten. Ik neig mijn hart om uw inzettingen te doen, voor altoos, ten einde toe.
Je kunt Gods Woord tot jouw bezit maken: ‘ten erve ontvangen, in je hart bergen’. Je kunt doen wat Hij zegt, maar het kost je wel wat. Heb je dat er voor over? Zijn Woord brengt je blijdschap. Gehoorzaamheid geeft blijdschap. Het goede is God kennen en Zijn Woord. Maar wat is het slechte. Toen Adam en Eva zondigden, aten zij van de boom van kennis van goed en kwaad. Ze mochten niet eten van de vrucht van de boom, midden in de hof. Maar Eva keek met andere ogen. Gen. 3:6-7:
En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at. Toen werden hun beider ogen geopend, en zij bemerkten, dat zij naakt waren; zij hechtten vijgenbladeren aaneen en maakten zich schorten.
Volgens vers 6 zouden zij daarmee verstandig worden. In de grondtekst wordt daar een woord gebruikt wat vooral betekent: ‘inzicht krijgen’. Zij krijgen inzicht in wat goed en kwaad is, dat wil zeggen: zij krijgen het onderscheid tussen goed en kwaad. Maar daarmee is nog niet gezegd dat zij ook daadwerkelijk weten wat goed is en wat kwaad is. Alle informatie die op je afkomt, en die jij geeft, is vermengd. Zintuigen zijn heel belangrijk voor het ontvangen van informatie. Hier een aantal voorbeelden van hoe het zou moeten zijn: Zien: Ps. 119:105:
Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.
Hebr. 3:1:
Daarom, heilige broeders, deelgenoten der hemelse roeping, richt uw oog op de apostel en hogepriester onzer belijdenis, Jezus
Horen: Luk 6:47:
Een ieder, die tot Mij komt en mijn woorden hoort en ze doet, Ik zal u tonen aan wie hij gelijk is.
Openbaring:
Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt
22 van 78
Rentmeesterschap
Ruiken: 2Cor. 2:15:
want wij zijn voor God een geur van Christus onder hen, die gered worden, en onder hen, die verloren gaan
Proeven: Ps. 34:9:
Smaakt en ziet, dat de Here goed is; welzalig de man die bij Hem schuilt.
Je spreken: Let op je woorden. Je tong is namelijk een venijnig wapen. Spr. 18:21:
Dood en leven zijn in de macht der tong, wie aan haar toegeeft, zal haar vrucht eten.
Vaak denken we dat we goed zitten wanneer we het goed bedoelen, wanneer het uit een goed hart komt. Maar uit je woorden blijkt wie je werkelijk bent. Math. 15:18: Maar wat de mond uitgaat, komt uit het hart, en dat maakt de mens onrein.
De woorden van God kunnen niet ingeperkt of gebonden worden. 2Tim. 2:9:
waarvoor ik kwaad lijd en zelfs boeien draag als een misdadiger. Maar het woord van God is niet geboeid.
Ze hebben blijvende waarde Jes. 40:8:
Het gras verdort, de bloem valt af, maar het woord van onze God houdt eeuwig stand.
Neh. 9:8:
Gij hebt zijn hart getrouw bevonden voor uw aangezicht en met hem een verbond gesloten, om het land van de Kanaänieten, de Hethieten, de Amorieten, de Perizzieten, de Jebusieten en de Girgasieten te geven aan zijn nageslacht. En Gij hebt uw woorden gestand gedaan, want Gij zijt rechtvaardig.
Geen Woord van God is zinloos: 1Sam. 3:19:
Samuel nu groeide op, en de Here was met hem en liet geen van zijn woorden ter aarde vallen.
Hij doet wat Hij zegt: Jer. 1:12:
Daarop zeide de HERE tot mij: Gij hebt goed gezien, want Ik waak over mijn woord om dat te doen.
Hij spreekt en het is er: Gen. 1; Ps. 33:9:
Want Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er.
23 van 78
Rentmeesterschap
Alles is door het Woord van God ontstaan want Zijn Woord is leven: Joh. 1:3-4:
Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen;
Gods Woord werd een mens van vlees en bloed: Joh. 1:14:
Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.
Jezus is de volmaakte uitdrukking van God Zelf: Hebr. 1:3:
Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge
Hij spreekt precies zoals God dat zou doen en Hij voegt de daad bij het woord: Joh. 14:10-12: Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken. Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is: of anders, gelooft om de werken zelf. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader;
Op gezag van Jezus’ Woord ontvangen mensen vergeving, genezing en bevrijding.
24 van 78
Rentmeesterschap
5. Tijd De tijd vliegt om. Je bent oud voor je het weet. Maar wachten duurt een eeuwigheid en aan een saaie dag lijkt er geen eind te komen. Wij ervaren de tijd op een verschillende manier en toch is ‘tijd’ een vastliggend gegeven. God geeft de tijd en heeft ons daarin geplaatst: Jak. 1:17:
Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer.
Hij verandert de tijd: Dan. 2:19-22:
Toen werd de verborgenheid aan Daniël in een nachtgezicht geopenbaard. Daarop loofde Daniël de God des hemels; Daniël hief aan en zeide: Geprezen zij de naam Gods van eeuwigheid tot eeuwigheid, want Hem behoort de wijsheid en de kracht! Hij toch verandert tijden en stonden, Hij zet koningen af en stelt koningen aan, Hij verleent wijsheid aan wijzen en kennis aan hen die inzicht hebben. Hij openbaart ondoorgrondelijke en verborgen dingen, Hij weet wat in het duister is, en het licht woont bij Hem.
God is boven de tijd verheven. Tijd is absoluut geen obstakel, geen dwingende machtsfactor. Tijd is Gods gereedschap. De tijd van Jezus Alles heeft zijn uur en tijd in dit leven. Pred. 3:1:
Alles heeft zijn uur en ieder ding onder de hemel zijn tijd
Een wijs man kent zijn tijd. Hij weet wanneer en hoe er gehandeld moet worden. Pred. 8:5:
Wie het gebod in acht neemt, zal geen kwaad ondervinden, en het hart des wijzen kent tijd en wijze.
Maar hoe word je zo wijs dat je precies weet wanneer het de juiste tijd voor iets is? Hoe ga je om met je tijd? Ben je er de baas over of beheerst de tijd jou? Jezus wist in welke tijd Hij leefde: Math. 4:17:
Van toen aan begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
Hij kon wachten op Zijn tijd: Joh. 7:6-8:
Jezus dan zeide tot hen: Mijn tijd is nog niet gekomen, maar uw tijd is steeds bereid. U kan de wereld niet haten, maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig, dat haar werken boos zijn. Gaat gij op naar het feest; Ik ga niet op naar dit feest, omdat mijn tijd nog niet vervuld is.
Ook zette Hij de tijd naar Zijn hand. Hij liet Zich niet voortijdig vermoorden. 25 van 78
Rentmeesterschap Luk. 4:29-30:
Zij stonden op en wierpen Hem de stad uit en voerden Hem tot aan de rand van de berg, waarop hun stad gebouwd was, om Hem van de steilte te storten. Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.
Toen uiteindelijk Zijn einde naderde, op Zijn tijd, bereidde Hij dat zorgvuldig voor. Math. 26:18:
Hij zeide: Gaat naar de stad tot die-en-die en zegt tot hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; bij u houd Ik met mijn discipelen het Pascha.
Math. 26:56:
Doch dit alles is geschied, opdat de schriften der profeten in vervulling zouden gaan. Toen lieten al de discipelen Hem alleen en vluchtten.
Hoe kon Jezus Zijn tijd zo goed beheren? Hij was afgestemd op de perfecte timing van God. Daarom kon Hij slagen. Joh. 5:19:
Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de Zoon evenzo.
Joh. 5:30:
Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet mijn wil, doch de wil van Hem, die Mij gezonden heeft.
En wij? Blijven wij onze tijd verspillen? Laten wij ons leiden door menselijke verlangens of leven wij naar de wil van God? 1Petr. 4:2:
om niet meer naar de begeerten van mensen, maar naar de wil van God de tijd die nog rest in het vlees, te leven.
Doelen God gebruikt de tijd als een middel om doorheen te werken. Wij mogen met Hem meewerken. 1Cor. 3:9:
Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij.
Wij moeten er dan ook op uit zijn om de tijd te benutten. Ef. 5:15-16:
Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad.
Waar werk jij aan? Waar besteed jij je tijd aan? Wat is jouw doel? Om effectief met je tijd om te kunnen gaan is het noodzakelijk dat je duidelijk voor ogen hebt wat jij wilt. Wordt doelgericht. Hoe? •
Kom erachter wat je bedoelingen, je wensen en verlangens zijn. Wat zou jij het liefste willen? Is God daar ook blij mee? Hij wil je de wensen van je hart geven. Ps. 37:4:
Verlustig u in de Here; dan zal Hij u geven de wensen van uw hart.
26 van 78
Rentmeesterschap
• • • •
Stel je de toekomst voor, zoals jij die graag zou willen zien. Niet vaag, maar heel concreet, meetbaar en haalbaar, volgens de resultaten die jij wilt behalen en die naar Gods wil zijn. Bepaal doelen op de lange termijn. Waar wil je naar toe en wat moet er gebeuren voor je zover bent? Wat is er voor nodig? Bepaal doeken op de korte termijn. Om je lange termijn doelen te bereiken, moet je vaak een aantal stappen ondernemen. Die stappen vormen die doelen op de korte termijn. Geloof dat jij je doel bereikt en bid er ook voor. Zorg er wel voor dat je op weg naar het doel steeds de aanwijzingen van God opvolgt.
Ook Paulus had een doel, en hij jaagde ernaar: Fil. 3:13-14:
Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar een ding (doe ik): vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.
Welke doelen? De vraag is nu: welke doelen moet je nastreven? Waar moet je voor kiezen? Hoe neem je een beslissing voor de toekomst? •
Beslis zonder zorgen voor de morgen. Math. 6:25-34: Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten of drinken, of over uw lichaam, waarmede gij het zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding? Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse Vader die; gaat gij ze niet verre te boven? Wie van u kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen? En wat zijt gij bezorgd over kleding? Let op de leliën des velds, hoe zij groeien: zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze. Indien nu God het gras des velds, dat er heden is en morgen in de oven geworpen wordt, zo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, kleingelovigen? Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden. Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.
Alleen in vertrouwen werkt de tijd in ons voordeel. •
Beslis in afhankelijkheid van de Heer. Hij gaat ons voor (Ps. 139). Ps. 139:23-24: Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; Zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg.
27 van 78
Rentmeesterschap
•
Hebr. 2:17:
Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen.
Ef. 2:10:
Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.
Beslis in het vertrouwen dat God gelooft in onze bedoeling. 2Cor. 5:11:
Daar wij dan weten, hoezeer de Here te vrezen is, trachten wij de mensen te overtuigen; voor God echter is ons bedoelen openbaar en, naar ik hoop, is het ook in uw geweten openbaar.
We hoeven niet alles te weten wat ons te wachten staat, als we maar zeker weten dat God het met ons ziet zitten. Rom. 8:31-37: Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? Wie zal uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het, die rechtvaardigt; wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar, of het zwaard? Gelijk geschreven staat: Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn gerekend als slachtschapen. Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad.
Raadgevers: Dan staan je nog een aantal raadgevers ter beschikking, die je van pas kunnen komen bij het uitstippelen van je plannen: 1. Gods Woord: jouw plannen moeten hiermee overeenstemmen. Ps. 119:105: Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.
2. Gods Geest: Hij spreekt door je geweten met vrede of onvrede. Joh. 14:25-27: Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf; maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb. Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd. Rom. 9:1:
Ik spreek de waarheid in Christus, ik lieg niet, want mijn geweten betuigt mij dit mede door de heilige Geest
Neem voordat je beslist goed de tijd om hiernaar te luisteren. Wat je wilt weten, wordt allereerst bekend in je binnenkamer. Rom. 5:13:
De God nu der hope vervulle u met louter vreugde en vrede in uw geloof, om overvloedig te zijn in de hoop, door de kracht des Heiligen Geestes.
28 van 78
Rentmeesterschap
3. Je verlangens waar God graag op in wil gaan wanneer jij bereid bent om ze over te geven aan Hem. Spr. 3:5-6:
Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken.
4. Raad van anderen: oudere Christenen hebben meer ervaring en zijn vaak in de positie om te kunnen toetsen of dat wat in jou leeft ook in orde is. Hebr. 13:17:
Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u (aan hen), want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen. Laten zij het met vreugde kunnen doen en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen.
5. Het voorbeeld van anderen, die de vrucht op hun werk zichtbaar tonen of getoond hebben. Hebr. 12:1-2:
Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt. Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.
6. Deuren die open of dicht gaan: kansen die je aangeboden krijgt om aan te grijpen. Openb. 3:8:
Ik weet uw werken: zie, Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven die niemand kan sluiten; want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet verloochend.
7. Een teken: een ‘ja’ of ‘nee’ van de Heer. In het Oude Testament kom je dit al tegen (Richt. 6:17). God wil graag zijn wil in ons hart leggen (Hebr. 8:10). Toch willen heel veel mensen graag een bevestiging voor zij stappen ondernemen. Wanneer we de bovengenoemde stappen ter harte nemen zal die bevestiging niet lang op zich laten wachten (Ps. 1; 90:17; 119:113; Hebr. 13:20-21). Prioriteiten Heb jij de tijd of heeft de tijd jou? Werk samen met God om de tijd nuttig in te delen en Zijn wil in jouw leven volledig tot Zijn recht te laten komen. Betekent dit dat je nooit eens lekker even niks kunt doen en dat er nooit meer een tijd van ontspanning zal zijn? Voor ontspanning mag je ook tijd nemen. Het gaat erom dat de tijd je niet door je vingers glipt. Verspilling van tijd is slecht rentmeesterschap, want het mist zijn doel. Stel dus prioriteiten. Neem tijd voor God, je werk, de mensen om je heen en je eigen ontspanning.
29 van 78
Rentmeesterschap
6. Bezittingen God is onze Vader. Hij is een gevende God. Hij geeft overvloedig en krijgt er veel minder voor terug. Maar er is een manier waarop we onze waardering en erkenning aan Hem kunnen tonen. Hij is immers de Eigenaar van alles wat wij hier op aarde gebruiken en/of bezitten. Hij is het die ons de kracht geeft vermogen te verwerven: Deut. 8:18:
Maar gij zult aan de Here, uw God, denken, want Hij is het, die u kracht geeft om vermogen te verwerven, ten einde het verbond gestand te doen, dat Hij uw vaderen gezworen heeft, zoals dit heden het geval is.
Dit gaat ook weer veel verder dan alleen natuurlijk vermogen. Je moet ook aan geestelijke vermogen denken. God is de eigenaar van alles, dus ook van ons portemonnee Hag 2:8
Van Mij is het zilver en van Mij is het goud, luidt het woord van de Here der Heerscharen
Wij hebben het in beheer namens Hem en moeten het zo besteden als Hij zou willen. Zodat het ten goede komt aan Zijn koninkrijk. God moedigt ons aan: Math. 6:19-21: Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
Het is duidelijk dat God toetst wat er in ons hart is. Hij gaat na wat belangrijk voor ons is. Het motief achter het verzamelen van schatten is zo’n manier. Dit is wat God hierover zegt: Hag. 1:6-9:
Gij hebt veel gezaaid, maar weinig binnengehaald; gij hebt gegeten, maar zonder dat gij verzadigd werdt; gij hebt gedronken, maar zonder dat gij voldaan werdt; gij hebt u gekleed, maar zonder dat gij warm werdt; en wie zich voor loon verhuurde, ontving zijn loon in een doorboorde buidel. Zo zegt de Here der heerscharen: Bedenkt wat u wedervaren is. Beklimt het gebergte, haalt hout en herbouwt dit huis; dan zal Ik er welgevallen aan hebben en verheerlijkt worden, zegt de Here. Gij hebt op veel gerekend, maar zie, het liep op weinig uit, en toen gij het binnengehaald hadt, blies Ik erin. Waarom dat? luidt het woord des Heren der heerscharen. Om mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl gij draaft, ieder voor zijn eigen huis.
Het bouwen van Zijn huis is belangrijker dan het bouwen van je eigen huis.
30 van 78
Rentmeesterschap
Bezit en de maatschappij Rentmeesterschap is ook: Genieten van genoeg Wij hebben zelden genoeg, we willen altijd meer. In onze samenleving kennen we een groeiend materialisme. Mensen worden rijker en hoe meer mensen hebben, hoe meer ze ontevreden zijn. Het moet steeds meer, meer, meer. Met hun spullen trekken mensen zich terug in hun mooie huizen en vormen zo kleine eilandjes, waar geen plaats is voor anderen. We kijken graag naar wat een ander heeft. En dan vooral naar mensen die meer hebben dan jij. Dat roept vervolgens begeerte of verlangens op: “Dat wil ik ook”. We bootsen een ander na. Dit gevoel zit diep ingebakken in de mens: kinderen doen alles om erbij te horen. Daar rekenen ze elkaar vervolgens ook op af. Het gebeurt op kleinschalig niveau in de klas, ook op grotere schaal bij volwassenen. Wie veel heeft, hoort er automatisch bij. Wie rijk is, krijgt snel een mooie plek. Met een mooi pak en snelle auto word je al snel goed behandeld. Wie niets heeft, komt er ook niet zomaar tussen. Daar lopen mensen met een grote boog omheen. Wij kijken enorm naar de buitenkant. Zo kan de mate van consumptie leiden tot sociale uitsluiting en dat kan heel ver gaan. Gevoel van nooit genoeg hebben wordt ons ook ingeprent door de reclame. Die is slechts gericht op 1 ding: koop mij! Er worden behoeften gekweekt. Sterker nog: je zou wel gek zijn als je dat product niet zou kopen. Als je deze parfum op doet, wordt je relatie weer helemaal top. Met dit nieuwe pak krijg je zeker die nieuwe baan. Ik heb mensen nog nooit zo gelukkig gezien als in sommige reclames. Gewoon te koop met een nieuw paar gouden oorbellen. Er wordt een bepaalde waarde toegekend aan producten, die absoluut niet waargemaakt kan worden. Mensen denken gelukkig te worden met spullen. Het gekke is dat als je mensen vraagt waar ze echt gelukkig van worden, echt van kunnen genieten, dat dat vaak hele simpele dingen zijn. Mensen noemen persoonlijke contacten. Tijd voor elkaar. Tegelijkertijd roept iedereen om me heen: ik heb geen tijd, ik heb het zo druk. We zijn druk met werken en onze consumptie. Materieel rijke samenleving vraagt veel tijd: tv, tuin etc. Minder tijd over voor omgang met mensen. Meestal functioneel. Vandaag de dag steeds meer tijd tekort. En dus hebben we geen tijd om te genieten. Genieten is niet af te kopen, genieten vraagt tijd en aandacht. De mentaliteit is vaak: “I want it all, I want it now”, waarbij mensen kort lol aan iets beleven, en al gauw toe zijn aan iets nieuws. Wil je echter kunnen genieten, dan vraagt dat tijd. Om er uit te kijken, iets te verwachten te leven en volop te gebruiken. Wat betekenen geld en bezit in onze maatschappij? Bezit is de basis voor zekerheid. Wie over geld kan beschikken, nu en in de toekomst, voelt zich veilig, hem kan weinig gebeuren. Daarnaast heeft bezit te maken met status, met aanzien in eigen ogen en de ogen van anderen. Het bezit van materiële zaken verschaft een gevoel van ‘iemand te zijn’. Verder geeft het bezit van geld een zekere macht. Mensen met veel geld kunnen veel invloed uitoefenen, en doen dat ook. Dat kan leiden tot een hoogmoedige houding. Deze maatschappij staat in het teken van geld, en in zeker zin is dat altijd zo geweest, zij het misschien niet zo uitgesproken als nu.
31 van 78
Rentmeesterschap
In de Bijbel wordt een fundamenteel andere houding ingenomen tegenover geld en bezit: 1Tim. 6:8:
Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn.
Math. 6:31-33: Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw Hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. Maar zoekt eerst zijn Koninkrijk en zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.
Jezus zegt: wees dat niet bezorgd over je eten, drinken en kleding. Als je God dient, zal ik voor je zorgen. Hij zegt het meerdere keren: maak je daar nou niet druk om. De hemelse Vader weet dat je dat nodig hebt. Dat vraagt vertrouwen!! God belooft genoeg te geven voor iedere dag. Vaak vinden wij het echter moeilijk om te vertrouwen. We willen ook de volgende dag zeker stellen. We kunnen vaak moeilijk genieten van wat we vandaag ontvangen, omdat we ons al weer druk maken over morgen. (Nederlandse cultuur!) Maar Jezus zegt juist: maak je geen zorgen over morgen, elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. Genieten betekent in de diepste zin: ‘kunnen ontvangen’. Dat is een kunst op zich. Ontvangen kun je alleen met lege handen. Wat dat betreft kunnen we veel leren van de vogels en de lelies. Zij doen wat ze moeten doen en ontvangen wat ze nodig hebben van hun Schepper. Als God al vogels en bloemen verzorgt, hoeveel temeer zal Hij ook niet zijn kinderen geven wat ze nodig hebben? In vers 32: “Want uw hemelse Vader weet dat gij dit alles behoeft”. Nodig: dus genoeg. Deze zorg zag je bijvoorbeeld bij het volk Israël in de woestijn: ze kregen dagelijks het manna dat voor die dag voldoende was. Wanneer het bewaard werd, verrotte het. Het was voldoende voor die ene dag en mensen konden erop vertrouwen dat er voor de volgende dag ook voldoende was. Dat viel voor sommigen echt niet mee. Hetzelfde heeft Jezus ons geleerd in het Onze Vader, waarin we bidden: geef ons heden ons dagelijks brood. Genoeg voor die ene dag. Let op de tegenstelling in dit Math 6:31-33: ‘naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit’ en ‘maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk’. Die tegenstelling laat precies de kern zien van het verschil tussen een wereldse en een Bijbelse visie op geld en bezit. De bijbel waarschuwt nadrukkelijk tegen geldzucht en rijkdom: Kol. 3:5:
Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niets anders is dan afgoderij…
1Tim. 6:9-10:
Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord.
Kijk ook eens naar de geschiedenis van de rijke jongeling (Math.19:16-26) en de gelijkenis van de rijke dwaas (Luk. 12:13-21). Zekerheid Wij denken vaak dat we ons met spullen allerlei zekerheid kunnen opbouwen. Zekerheid en zorgeloosheid. Daarom willen mensen in onze samenleving alle risico’s uitsluiten. 32 van 78
Rentmeesterschap
Alle dingen kunnen tot in het uiterste worden verzekerd. En natuurlijk moet je daar ook zorgvuldig mee omgaan. Maar je hebt nooit alles in de hand. Jezus benadrukt dat ook met de gelijkenis van de rijke dwaas in Lucas 12:13-21. Hij waarschuwt daar voor de hebzucht, want Luk. 12:15:
ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit.
De gelijkenis, eindigt met: Luk. 12:20-21: Maar God zei tot hem: Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u afgeëist en wat gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn? Zo vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzameld en niet rijk is in God.
Daar heb je die schatten weer. We denken zekerheid in te bouwen door onze spullen, maar in feite veroorzaken de grote hoeveelheid spullen veel mensen juist stress in plaats van zorgeloosheid: je moet je huis goed beveiligen, je kunt niet zomaar op vakantie, anders halen ze je huis leeg. Precies wat Jezus in Matt. 6:19-21 al voorzegt. Door bezorgd te zijn willen we zorgeloos worden. Maar dat kan helemaal niet. Let er wel op dat nergens in de Bijbel rijkdom als zodanig veroordeeld wordt. In het Oude Testament wordt rijkdom zelfs vaak gezien als een teken dat iemand door God gezegend wordt vanwege zijn trouw aan God. Denk maar aan mensen als de aartsvaders Abraham, Izaäk en Jakob, aan David en Salomo. Wat wel wordt veroordeeld is het hunkeren naar rijkdom, en het valse vertrouwen dat mensen op rijkdom kunnen stellen. Rijkdom en geld komen dan in de plaats van God. God wil dus niet dat je gericht bent op geld, en dat jij je zekerheid ophangt aan geld of bezit of hebzuchtig bent. Integendeel, je hart moet volkomen uitgaan naar God, naar Zijn Koninkrijk. De andere dingen waar mensen zich doorgaans druk over maken, daar moet je helemaal niet mee bezig zijn. God zorgt voor ons. Dat betekent wel een hele omkeer in ons denken. Als Paulus schrijft dat we tevreden moeten zijn met onderhoud en onderdak, en als Jezus zegt dat we niet bezig moeten zijn met kleding en eten, dan staat dat haaks op de huidige cultuur. Die cultuur is immers voortdurend en op allerlei manieren bezig om je andere waarden voor te houden, zoals het belang van geld en van valse zekerheden. De cultuur en de mensen om ons heen spelen eigenlijk voortdurend in op onze verlangens, onze hoogmoed, ons egoïsme en ons egocentrisch zijn. Als je tijdschriften leest, moet je eens opletten hoeveel ruimte in beslag genomen wordt door zaken als uiterlijk, eten en drinken, wonen, vakanties, enz. Dat is de gerichtheid van de ‘wereld’. De Bijbel roept op tot een heel andere gerichtheid. Hoe ga je om met geld en bezit? Ook al wil je niet gericht zijn op en in beslag genomen worden door geld of goed, je hebt er mee te maken. God heeft ons immers, de één meer dan de ander, wel bezit toevertrouwd. Hoe wil Hij dan dat je daarmee omgaat? Daarover geeft de Bijbel ook duidelijke aanwijzingen, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. 1Tim. 6:17-19: Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, om wèl te doen, rijk te zijn in goede
33 van 78
Rentmeesterschap werken, vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen. Job 31:24-28:
Indien ik op het goud mijn verwachting gesteld heb, en tot het fijne goud heb gezegd: Gij zijt mijn vertrouwen; indien ik mij heb verheugd, omdat mijn vermogen groot was en mijn hand geweldige rijkdom had verworven…. dan zou ook dat een ongerechtigheid zijn geweest, voor de rechter te boeten, want ik zou God daarboven hebben verloochend.
Je bezit mag je zien als werkkapitaal om anderen mee te dienen; niet als iets om je op te beroemen of om je zekerheden aan te ontlenen. ‘God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf’ geeft de richtlijn voor ons omgaan met bezit. In de Nieuw Testamentische gemeente in Handelingen zien we ook een voorbeeld van de wijze waarop de mensen omgingen met hun bezit. Hand. 2:44-45: En allen, die tot het geloof gekomen en bijeenvergaderd waren, hadden alles gemeenschappelijk; en telkens waren er, die hun bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden
Hoe kun je dan wel genieten van genoeg? Wat moeten we doen? Jezus zegt: Joh. 10:10:
De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.
God geeft meer dan we nodig hebben. Overvloed ken je alleen als je weet wat genoeg is, het grote verschil tussen overvloed en overmaat. In theorie is 1 beker genoeg: de rest is overvloed. In de praktijk vinden wij dat wij niet 1 beker, maar 2 bekers nodig hebben. We passen dan onze leefstijl aan en vinden dat we er 3 nodig hebben. We maken de maat groter. Deze overmaat leidt ertoe dat we geen overvloed meer kennen. (Vergelijk dit met het principe van de gekookte kikker: zet een kikker in een pan met water en verwarm de pan. Het water wordt steeds warmer. Toch blijft de kikker zitten, omdat deze ‘went’ aan die warmte. Dit gaat door totdat de dood erop volgt.) Overmaat leidt ook tot onrecht. Omdat wij in de rijke landen in zoveel overmaat leven, hebben anderen ontzettend veel tekort. Veel grondstoffen voor onze welvaart, in plaats van het voorzien van de basisbehoeften in het Zuiden. Het milieu wordt vervuild voor onze overconsumptie. Wij sluiten onze ogen voor de armen en boeken een vierde vakantie. We zien het soms niet meer. Jezus zegt: Math. 6:33:
Zoekt eerst het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.
Dit komt dus eerst, het andere volgt. Voor alles komt dit zoeken. De ongelijke verdeling is één van de dingen die te maken hebben met recht. De Bijbel staat er vol van hoe we kunnen omzien naar de arme. (Jesaja 58). Dat is het principe van het koninkrijk van God: totaal anders dan die in onze maatschappij. Bij God is het: geef en je zult ontvangen (Luk. 6:38; Hand. 20:35). Deel met anderen en je hebt zelf genoeg. Vertrouw niet op je spullen, maar op God.
34 van 78
Rentmeesterschap Spr. 28: 27:
Wie de arme geeft, zal geen gebrek lijden; maar wie zijn ogen toesluit, wordt zwaar vervloekt.
Voortdurend staat er geschreven dat je moet geven en delen en daaraan verbonden een belofte: je zult gezegend worden met een leven in overvloed. In hoeverre gunnen we een ander wat hij heeft? Wanneer je de ander liefhebt, in plaats van benijdt, is er ruimte voor relatie. Liefde staat tegenover concurrentie. Je kunt met alle macht proberen de nader ‘na te bootsen’ en ervoor zorgen dat je ook hebt wat hij heeft. Je kunt er ook voor kiezen Jezus na te bootsen en de weg van navolging op te gaan. Deze weg ligt het dichtst bij de menselijke bestemming. De Bijbel zegt ons niet dat we niets mogen hebben. De Bijbel wijst ons op de gevaren van het streven naar almaar meer. Daar kunnen we God en de medemens door uit het oog verliezen. De insteek van de Bijbel is: hoe kom je toe aan de positieve opdracht om te delen met anderen, zodat ieder heeft wat hij nodig heeft. Veel richtlijnen in de Bijbel over hoe je omgaat met geven: tienden, gastvrijheid, kleding etc. Spullen krijg je niet voor jezelf, maar alles is van God. Belangrijk daarbij is het besef dat we rentmeesters zijn over ons geld en goed. Dus geen eigenaar. God is de eigenaar van alles, van alles wat Hij geeft in Zijn schepping, en ook van onze portemonnee. Hag 2:9:
Van Mij is het zilver en van Mij is het goud, luidt het woord van de Here der heerscharen
Misschien is het nodig om te beseffen dat wij het beheer namens Hem hebben en moeten we het zo besteden als Hij zou willen. Zodat het ten goede komt aan Zijn koninkrijk. Ga er zo mee om dat je dat doet zoals Hij dat zou doen. Het zoeken naar Gods koninkrijk en Zijn gerechtigheid leidt tot een houding van geven. Als ons eigen bezit meer relatief wordt, gaan onze ogen open voor de noden om ons heen, ver weg en dichtbij. Is jouw geven een plicht – weggeven en je bent het dus kwijt – of zie je het geven als teruggeven aan God, de eigenaar en als investering in Zijn koninkrijk – voor Zijn schepping of broeders en zusters die in armoede leven? Het antwoord hierop laat ook zien in hoeverre je vastzit aan de ‘schatten op aarde’. “Het besef dat God de eigenaar van alle dingen is, bevrijdt ons van een bezitterige en overbezorgde geest.” Samenvattend: Rentmeesterschap is: genieten van genoeg. Dat houdt in dat niet altijd onze eigen materiële behoeften voorop staan, maar dat we afhankelijk durven zijn van God, oog krijgen voor Zijn prachtige schepping, de samenleving en leren ‘rechtvaardig’ te leven. We krijgen van God meer dan genoeg! God vraagt van ons dat we voor alles gericht zijn op Hem, Zijn koninkrijk, Zijn gerechtigheid. En Hij belooft dat Hij ons zal geven wat we nodig hebben. Als wij dat willen ontvangen, kunnen we werkelijk genieten van genoeg.
35 van 78
Rentmeesterschap
7. Geld Inleiding William Gladstone, een Engelse staatsman uit de 19e eeuw, zei eens: “Wanneer je weet wat een man doet met zijn geld, hoe hij het krijgt, hoe hij het bewaart en hoe hij erover denkt, weet je enkele zeer belangrijke dingen over hem.” Hij had in zekere zin geld. In onze wereld draait alles om geld. Het slijk der aarde regeert de wereld. Geld zorgt ervoor dat er eindeloos gediscussieerd wordt over salarissen en bonussen, dat er gestaakt wordt om een paar procent meer te krijgen en dat er zoveel mogelijk materieel geleefd wordt (men koopt allerlei niet noodzakelijke dingen alsof het leven daarvan afhangt). Geld is een afgod geworden waarvan de meesten van ons afhankelijk van zijn. Opmerking Geschiedenis van het geld Pas in de 8e eeuw voor Christus werden er geslagen munten ingevoerd. Voor die tijd was er alleen sprake van ruilhandel. In het Nabije Oosten werden zowel duurzame als minder duurzame goederen als ruilmiddel gebruikt (bijvoorbeeld: graan, wol, vijgen, metalen, hout, wijn en vee). Al heel vroeg was er sprake van dat men zijn bezit wilde meten, bijvoorbeeld aan de hand van het vee (Job 1:3) of door middel van kostbare metalen. Zo was Abraham rijk aan vee, zielver en goud (Gen. 13:2). Vooral zilver, wat veel voorkwam in Palestina en omstreken, voldeed als ruilmiddel. In de Bijbel is er sprake van de ‘sikkel’ in het begin was dat een gewichtseenheid aan zilver (11,4 gram) en later werd het een munt. Met het zilver kocht je onroerend goed: een stuk land (Jer. 32:9), een grot (Gen. 23:7-9, 15) of een hele stad (1Kon. 16:24). Zilver was ook de basis voor de bruidsschat (Hos. 3:2). Goud was zeldzamer en werd vaker gebruikt om grotere sommen belasting te betalen. Zo betaalde Hiskia 300 talenten goud aan Sanherib (ca. 700 v.C.). Goud speelde een grote rol in internationale aangelegenheden. Hiram betaalde 120 talenten goud voor de steden die hij van Salomo kocht (1Kon. 9:1014). Goederen en kostbare gesteenten waren vaak een aanvulling op het goud en zilver. Om het gebruik van metalen vast te leggen en te kunnen controleren, werd er gewogen (wegen is sql; het Hebreeuwse woord waarvan de ‘sikkel’ is afgeleid) door de koper onder toezicht van getuigen en de verkoper (Gen. 23:16; Jer. 32:9-10). Een andere controle van de kwaliteit van het metaal was het merk. Daarop stond de plaats van oorsprong aangegeven. Goud van Ofir stond bijvoorbeeld bekend als ‘fijn’ (zuiver, puur) goud. De munt (een stuk metaal, dat voorzien was van een stempel waarop de eenheid en het gewicht stond) kwam voor het eerst voor in Klein Azië en later in Assyrië en Babylonië. Tot in de 17e eeuw werden er alleen zuivere munten gebruikt, die hun gewicht in goud of zilver waard waren. Na die tijd is er sprake van een betaalmiddel, dat gedekt wordt door een bepaalde hoeveelheid goud. Dat betaalmiddel heeft op zichzelf meestal veel minder waarde dan de waarde die het vertegenwoordigt.
Hoe de Bijbel geld ziet Geld is een beeld van de wereld (Mammon). Het is ook een beeld van de mens die het als middel gebruikt om over de ander te heersen (het product om in zijn eigen levensbehoeften te voorzien is niet langer daarvoor alleen van toepassing. Het wordt een bezit en een machtsmiddel). Toch spreekt de Bijbel niet over geld alsof het in zichzelf kwaad zou zijn. Luk. 16:9:
En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten.
36 van 78
Rentmeesterschap
In veel opzichten is de Bijbel een boek vol sociale bewogenheid. Het is begaan met de armen, de positie van de vrouw, de weduwen en wezen en met de vreemdeling. Toch gaat de Bijbel nooit zover dat het systemen omver werpt of revoluties ontketent. De mens spreekt tot de mens die zich in een bepaald systeem bevindt. De Bijbel zoekt naar de oorsprong van het kwaad: het hart van de mens! Je geld is van God De Bijbel zegt dat het voor een rijke erg moeilijk is om het Koninkrijk van God binnen te gaan. Hoe komt dat? Rijkdom geeft een gevoel van zekerheid en vastheid. Maar het is een illusie, want zelfs het geld is niet waardevast en veel mensen komen dan ook bedrogen uit door de verschillende financiële crisissen die de wereld treffen. Daarnaast is het ook nog eens zo dat het geld niet meegenomen kan worden naar het hiernamaals. Iemand die rijk is moet leren niet op zijn rijkdom te vertrouwen. 1Tim. 6:17:
Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft
Hij moet eigenlijk ‘arm van geest’ worden en beseffen dat hij God nodig heeft als bron van werkelijk vertrouwen. Math. 5:3:
Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
Al het goud en het zilver is van God. Hag. 2:8:
Van Mij is het zilver en van Mij is het goud, luidt het woord van de Here der heerscharen.
Grote bedragen en veel bezit zijn dan ook helemaal niet zo belangrijk voor God. Voor Hem is belangrijk wat onze hartgesteldheid is. God kijkt naar de manier waarop wij met de dingen omgaan, onze dankbaarheid en onze vrijgevigheid. Dat is de maat waarmee Hij meet en dat is dan ook de maat waarnaar jij ontvangen zult. Luk. 6:38:
Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden.
Is dat ook jouw maatstaf? De ware schat We zijn geneigd om ons aan een persoon, een omgeving of aan iets anders te hechten omdat dat ons een stuk zekerheid en geborgenheid lijkt te geven. Geld, een goede baan en een huis zijn dingen waar je dan aan moet denken. Raken we die zekerheden kwijt dan dreigt ons leven vast te lopen. We raken uit balans en er zijn heel wat mensen die hierdoor ziek of geestelijk verward raken. De Bijbel zegt: Luk. 12:34:
Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
37 van 78
Rentmeesterschap
Je zou het ook zo kunnen zeggen: ‘Waar jij je aan hecht, daarvan wordt je afhankelijk’. Als dat aardse en vergankelijke dingen zijn, zullen ze ons naar beneden trekken. Maar zijn wij gericht op de dingen die boven zijn, op de hemel, dan zal dat ons behoud zijn. Kol. 3:1-2:
Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn.
We moeten gehecht zijn aan de ware schat, aan Jezus Christus. Hij is onze verzekering. De levensverzekering die je uitgekeerd krijgt in de vorm van eeuwig leven. Math. 16:19-21: Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
Is sparen dan slecht of on-Bijbels? Het is een kwestie van het geloof en het vertrouwen datje in God hebt. Wanneer je werkelijk gelooft dat God zal blijven voorzien, ook in moeilijke tijden, mag je handelen naar je geloof. Maar er zijn genoeg situaties waarin het raadzaam is dat je wat spaart. In de Bijbel is er het voorbeeld van Jozef die, naar aanleiding van de uitleg van de dromen van de farao dor God, als onderkoning zeven jaren lang de opbrengst van het land inzamelt en daarmee voorkomt dat Egypte problemen krijgt met de komende hongersnood (Gen. 41). Het vertrouwen op God is niet in tegenspraak met nuchter handelen en gebruik te maken van de mogelijkheden die de maatschappij je biedt. Je mag je dus verzekeren tegen bepaalde dingen en je mag sparen voor bepaalde zaken. Je moet er alleen voor oppassen dat je niet alleen daarvan afhankelijk bent. Blijf afhankelijk van God en verwacht alles van Hem. Anekdote Er was eens een rijke Christen. Hij had heel hard gewerkt om rijk te worden. Hij wist dat hij niet lang meer zou leven en bad God daarom of hij een deel van zijn rijkdom mee mocht nemen naar de hemel. Een engel hoorde dat en verscheen aan hem om hem mee te delen dat het niet mogelijk was. Maar de rijke volhardde in zijn gebed en uiteindelijk kreeg hij de toestemming om 1 koffer met zijn meest geliefde kostbaarheden mee mocht nemen. De man nam zijn grootste koffer en vulde die daarmee en stierf. Hij verscheen met de koffer aan de hemelpoort. Petrus hield hem tegen en deelde mee dat er geen aardse goederen toegelaten werden in de hemel. De man geeft echter aan dat hij toestemming heeft om 1 koffer mee te nemen. Nadat gebleken is dat dit daadwerkelijk zo is, mag hij de hemel in. Daar wordt de koffer geopend en roept men heel verbaasd: “Goh we hebben nooit geweten dat onze straatstenen zo geliefd waren bij jou.”
De Heilige Geest en geven Rom. 12:6-8:
Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade, die ons gegeven is: profetie, naar gelang van ons geloof; wie dient, in het dienen; wie onderwijst, in het onderwijzen; wie vermaant, in het vermanen; wie mededeelt, in eenvoud; wie leiding geeft in ijver; wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid.
1Cor. 12:4-11: Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest; en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here; en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt.
38 van 78
Rentmeesterschap Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen. Want aan de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest; aan de een geloof door dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest; aan de een werking van krachten, aan de ander profetie; aan de een het onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei tongen, en aan weer een ander vertolking van tongen. Doch dit alles werkt een en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil.
Uit de bovengenoemde lijsten blijkt dat het doel van de Heilige Geest is ons te vormen tot dienende en gevende mensen. Hij wil ons als het ware voorzien van de ‘geest van het geven’. Het is genade van God dat wij mogen geven, maar wij hebben die genade ook nodig om te kunnen geven. De zelfzucht in het hart van ieder mens is zo diep verankerd dat alleen de genade van God ons daarvan kan bevrijden. God is een gevende God. God geeft niet alleen leven, Hij geeft leven en overvloed. Joh. 10:10:
De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.
Overvloed wil zeggen dat het veel meer is dan noodzakelijk nodig is. Het is leven dat kan geven, leven dat nooit opraakt. Zo is het leven van God. Op die manier wil God geven. Tienden God wil dat wij geven. Maar hoe moeten we geven en wat en hoeveel? God geeft duidelijke richtlijnen in Zijn Woord. Tienden in het Oude Testament Het geven van tienden komt van oorsprong niet voort uit de wet van Mozes. Gen. 14:18-20: En Melchisedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij nu was een priester van God, de Allerhoogste. En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, En geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd. En hij gaf hem van alles de tienden.
Het was ook niet iets dat beperkt was tot het Joodse volk. Al lang voor het bekend was bij de Joden werd het toegepast bij andere volkeren. Het gaat om de gewoonte een tiende van de opbrengst van het land, de handel of de krijgsbuit te wijden aan de godheid. We kunnen ons met betrekking tot het geven van de tienden de volgende vragen stellen: 1. Wat moesten de Israëlieten geven? De Thora (wet) zegt: Deut. 14:22-29: Gij zult de gehele opbrengst van het zaad dat uit uw akker voortkomt, stipt vertienen, jaar op jaar. Gij zult voor het aangezicht van de Here, uw God, in de plaats die Hij verkiezen zal om zijn naam daar te doen wonen, eten de tiende van uw koren, uw most en uw olie, en de eerstelingen van uw runderen en van uw kleinvee, opdat gij de Here, uw God, uw leven lang leert vrezen. Wanneer de
39 van 78
Rentmeesterschap weg voor u te lang zou zijn, zodat gij ze niet zoudt kunnen vervoeren, omdat de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal om daar zijn naam te vestigen, te ver van u verwijderd is, wanneer de Here, uw God, u gezegend heeft, Dan zult gij ze te gelde maken en dat geld bij u steken en naar de plaats gaan, die de Here, uw God, verkiezen zal, En gij zult dat geld besteden voor alles waarin gij lust hebt, voor runderen of kleinvee, voor wijn of bedwelmende drank, of wat gij ook wenst, en gij zult daar voor het aangezicht van de Here, uw God, eten en u verheugen, gij met uw huisgezin; Ook de Leviet, die binnen uw poorten woont, zult gij aan zijn lot niet overlaten, want hij heeft geen bezit of erfdeel met u. Na verloop van drie jaar zult gij alle tienden van uw opbrengst in dat jaar brengen en in uw poorten neerleggen; Dan zullen de Leviet, omdat hij bezit noch erfdeel met u heeft, en de vreemdeling, de wees en de weduwe, die binnen uw poorten wonen, komen en eten en zich verzadigen, opdat de Here, uw God, u zegene in al het werk, dat uw hand doet. Lev. 27:30-33: Ook is alle tiende van het land, van het zaad des lands, van de vrucht van het geboomte, van de Here; het is de Here heilig. Maar indien iemand toch van zijn tiende zal willen lossen, dan zal hij het vijfde deel daarvan erbij voegen. En alle tienden van runderen of kleinvee, al wat onder de staf doorgaat, het tiende daarvan zal de Here heilig zijn.
Hoe ging dat bijvoorbeeld bij het vee in zijn werk? De eigenaar telde de dieren wanneer zij uitgingen om te weiden. Elk tiende dier werd dan aan de Heer gegeven. Zo bestond er niet de mogelijkheid goede of slechte dieren uit te kiezen. Als een Israëliet er de voorkeur aan gaf een tiende in de vorm van geld aan de Heer te geven, dan kon dat, maar er moest dan wel 20% aan het bedrag toegevoegd worden. Van zijn kudde mocht hij echter niets in geld omzetten (Lev. 27:31, 33). 2. Aan wie moesten de tienden worden betaald? Aan de Levieten: Num. 18:21:
Wat nu de Levieten betreft, zie, Ik geef hun alle tienden in Israel als erfdeel, een vergoeding voor de dienst die zij verrichten, de dienst van de tent der samenkomst.
Neh. 10:37-38: De eerstelingen van ons gerstemeel (de ons opgelegde heffingen) en van alle boomvruchten, most en olie zullen wij tot de priesters, naar de vertrekken van het huis onzes Gods, brengen, en de tienden van onze akker tot de Levieten, en zij, de Levieten, zullen de tienden heffen in al onze landbouwsteden. Een priester, een zoon van Aäron, zal de Levieten vergezellen, wanneer de Levieten de tienden heffen, en de Levieten zullen een tiende van de tienden brengen naar het huis van onze God, naar de vertrekken van het voorraadhuis.
In Hebreeën staat echter dat dit alleen gold voor de zonen van Levi die het priesterambt vervulden: Hebr. 7:5:
Nu hebben zij, die uit de zonen van Levi het priesterambt verkrijgen, volgens de wet wel de opdracht tienden te heffen van het volk, dat is, van hun broeders, hoewel dezen uit de lendenen van Abraham zijn voortgekomen
Deze afwijking komt waarschijnlijk voort uit het feit dat niet alle Levieten, die onder Ezra terugkeerden, de priesterdienst wilden vervullen: Ezra: 8:15:
Ik vergaderde hen bij de rivier die naar Ahawa stroomt, en daar legerden wij ons
40 van 78
Rentmeesterschap drie dagen. Toen ik acht gaf op het volk en de priesters, vond ik daar niemand van de Levieten.
De Levieten hadden vanwege hun maatschappelijke status en functie geen andere middelen van bestaan om in hun dagelijkse onderhoud te voorzien en daarom werd de tiende aan hun toegekend. Zij mochten de hele tiende niet voor zichzelf houden, maar moesten daarvan een tiende deel gebruiken voor een spijsoffer (Num. 28:26-29). Dat moest dan wel het beste deel zijn. 3. Waar moesten de Israëlieten hun tienden offeren? Zij moesten de tienden brengen naar: Deut. 12:5:
Maar de plaats, die de Here, uw God, uit het gebied van al uw stammen verkiezen zal om daar zijn naam te vestigen, om daar te wonen, die zult gij zoeken en daarheen zult gij gaan.
De tienden moesten naar de tempel in Jeruzalem gebracht worden. Het offeren van de tienden moest de vorm van een maaltijd hebben, waaraan de Levieten, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen zouden deelnemen (Deut. 12:7, 12). Ieder derde jaar werd er een tiende geofferd in iemands woonplaats (Deut. 14:28v), maar dan moest hij toch nog naar Jeruzalem gaan om daar te aanbidden. Deze eenvoudige regels uit de wet werden op den duur volledig overwoekerd door allerlei zeer nauwkeurig uit te voeren toevoegsels die de wet voor het volk tot een zware last maakten. Het Nieuwe Testament verwijst daarnaar: Math. 23:23:
Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij geeft tienden van de munt, de dille en de komijn en gij hebt het gewichtigste van de wet verwaarloosd: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw.
Luk. 10:42:
Maar wee u, Farizeeën, want gij geeft tienden van de munt en de ruit en van alle kruiden, en gij gaat voorbij aan het oordeel en de liefde Gods. Dit moest men doen en het andere niet nalaten.
(De Farizeeën en schriftgeleerden probeerden wel de wet te houden en gingen daar zelfs heel ver in, maar hun hart was niet aan God toegewijd. Dat laat het verband zien tussen het brengen van de tienden en de toewijding aan God van het hele leven.) Je ziet hier dan ook een voorbeeld van de ingewikkelde toevoegingen vanuit de Mishna en de Talmud (geschriften van de rabbijnen). Zij zorgden ervoor dat alles wat er op de aarde groeide en gegeten kon worden vertiend moest worden. Dit heeft er ook aan bijgedragen dat de mensen in de tijd van Jezus geloofden dat je alleen door God geaccepteerd kon worden op basis van je eigen verdiensten en door het houden van ingewikkelde rituele voorschriften. De tienden die Abraham aan Melchisedek gaf, werden hem tot zegen. Naast koning was Melchisedek ook priester van de Allerhoogste. Gen. 14:19:
En Melchisedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij nu was een
41 van 78
Rentmeesterschap priester van God, de Allerhoogste.
Je kunt hieruit halen dat het priesterschap van Melchisedek veel hoger staat dan dat van Aäron of het Levitische priesterschap. Hebr. 7:1-4:
Want deze Melchisedek, koning van Salem, priester van de allerhoogste God, die Abraham bij zijn terugkeer na het verslaan van de koningen tegemoet kwam en hem zegende, aan wie ook Abraham een tiende van alles gegeven heeft, is vooreerst, volgens de uitlegging (van zijn naam): koning der gerechtigheid, vervolgens ook:koning van Salem, dat is: koning des vredes; zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde des levens, en, aan de Zoon van God gelijkgesteld, blijft hij priester voor altoos. Merkt dan op, hoe groot deze is, aan wie de aartsvader Abraham een tiende gegeven heeft van het beste van de buit.
Het geven van de tienden was voor Israël een symbool. Het was een uiting van dankbaarheid en blijdschap voor de zegen die God gaf op het land en de oogst. In tijden dat het maatschappelijk, moreel of religieus bergafwaarts ging kon het echter voorkomen dat de tienden niet afgedragen werden. Toch daalt God Zijn volk uit en verbindt Hij een belofte aan deze daad van gehoorzaamheid: Mal. 3:8-10:
Mag een mens God beroven? Toch berooft gij Mij. En dan zegt gij: Waarin beroven wij U? In de tienden en de heffing. Met de vloek zijt gij vervloekt, en Mij berooft gij, gij volk in zijn geheel. Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat er spijze zij in mijn huis; beproeft Mij toch daarmede, zegt de Here der heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten.
Hoe zit het nu met Melchisedek? Gen. 14:18-24: En Melchisedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij nu was een priester van God, de Allerhoogste. En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, En geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd. En hij gaf hem van alles de tienden. De koning van Sodom nu zeide tot Abram: Geef mij de mensen, en behoud de have voor u. Doch Abram zeide tot de koning van Sodom: Ik zweer bij de Here, bij God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde: Zelfs geen draad of schoenriem, ja niets van het uwe zal ik nemen, opdat gij niet kunt zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt! Geenszins, alleen wat de knechten hebben verteerd en het aandeel der mannen die met mij gegaan zijn, Aner, Eskol en Mamre, laten die hun aandeel ontvangen. (Cursief: vers 20)
Abraham redt Lot uit de handen van een aantal koningen die een onafhankelijkheidsoorlog waren begonnen. Hij gebruikte daarvoor zijn mannen (318 in totaal) en paste guerrilla technieken toe. Hij heroverde de geroofde bezittingen van hem en Lot en bevrijdde Lot. Dan komt hij op de terugweg Melchisedek de priesterkoning van Jeruzalem tegen en deze zegent Abraham. Abraham geeft Melchisedek een tiende van de buit.
42 van 78
Rentmeesterschap Hebr. 7:4:
Merkt dan op, hoe groot deze is, aan wie de aartsvader Abraham een tiende gegeven heeft van het beste van de buit.
Ook wij dienen onze dankbaarheid naar God tonen door Hem te geven wat Hem toekomt. Dan gaat het niet alleen om tienden geven, maar alles: 1Cor. 6:20 (SV):
Want gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn.
Rom. 12:1-2:
Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene.
Spr. 3:9-10:
Vereer de Here met uw rijkdom en met de eerstelingen van al uw inkomsten, Dan zullen uw schuren met overvloed gevuld worden en uw perskuipen van most overstromen.
Bij Jakob waren de tienden een belofte. Hij deed dat na zijn droom in Bethel: Gen. 28:22:
En deze steen, die ik tot een opgerichte steen gesteld heb, zal een huis Gods wezen, en van alles wat Gij mij schenken zult, zal ik U stipt de tienden geven.
Jezus is priester naar de orde van Melchisedek (Ps. 110:1, 4). Hebr. 5-7 beschrijft een vergelijking tussen de priesterorde van Aäron en die van Melchisedek. Het belangrijkste deel ten aanzien van de tienden en Melchisedek in de Hebreeën brief is hoofdstuk 7:1-10. We zien daar dat Melchisedek Abraham zegende (De meerdere zegent de mindere). Abraham geeft hem het tiende van het beste van de buit (vs. 4). De nakomelingen van Levi, die priester zijn, hebben volgens de wet de opdracht de tienden te heffen van het volk. Doordat zij nakomelingen zijn van Abraham vallen zij ook onder het tiendrecht. Hebr. 7:8:
En hier ontvangen sterfelijke mensen tienden, doch daar iemand, van wie wordt getuigd, dat hij leeft.
Tienden geef je dus aan God. De tienden waren in de eerste plaats bedoeld voor de voorziening in de levensbehoeften van de levieten (de toenmalige geestelijkheid): Lev. 27:32:
En alle tienden van runderen of kleinvee, al wat onder de staf doorgaat, het tiende daarvan zal de Here heilig zijn.
Num. 18:21:
Wat nu de Levieten betreft, zie, Ik geef hun alle tienden in Israel als erfdeel, een vergoeding voor de dienst die zij verrichten, de dienst van de tent der samenkomst.
De koning neemt uit het volk tienden ten bate van de dienaren aan het hof: 43 van 78
Rentmeesterschap 1Sam. 8:15:
Van uw koren en de opbrengst van uw wijngaarden zal hij tienden nemen en aan zijn hovelingen en aan zijn dienaren geven.
1Sam. 8:17:
Van uw kleinvee zal hij tienden nemen, en zelf zult gij hem tot slaven zijn.
Het hangt er dan ook helemaal vanaf hoe je Hebr. 7 interpreteert om tot de conclusie te komen dat de tienden ook nu nog gelden. Het sleutelvers is hierbij Hebr. 7:8. Hebr. 7:8:
En hier ontvangen sterfelijke mensen tienden, doch daar iemand, van wie wordt getuigd, dat hij leeft.
Hij die sterfelijk is, is verschuldigd aan God, aan de onsterfelijke. De priesters van Aäron zijn verschuldigd aan die van Melchisedek omdat deze hoger staat. Het zou verwijzen naar de religieuze regels ten tijde van Mozes ingesteld en daar naar het offer van Abraham aan Melchisedek. Toch wordt daar naar mijn mening niet echt duidelijk uit of de tiendenregel nu nog geldt. Wel wordt duidelijk dat wij in de eerste plaats aan de Onsterfelijke verschuldigd zijn. 4. Hoe zit het nu met de tienden? In de Bijbel vinden we veel plaatsen waar het gaat om het brengen van offers. God schept alleen genoegen in het brengen van vrijwillige offers. God kijkt naar je hart. Paulus zegt hier wat over: 2Cor. 9:7:
En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief.
In het Nieuwe Testament wordt tienden, of het geven van tienden, acht keer gevonden (Matt. 23:23; Luk. 11:42; 18:12; Hebr. 7:5-6, 8-9). Al deze passages refereren naar het Oud Testamentische gebruik. Geen enkele Nieuw Testamentische brief bevat enige instructie over tienden geven, of enige berisping voor het nalaten ervan. Geen enkele apostel gaf de kerk ooit een instructie om tienden te geven. In feite zien we een aantal rijke mensen méér geven dan 10%, zoals Barnabas: Hand. 4:36-37: En Jozef, die van de apostelen de bijnaam Barnabas gekregen had – wat betekent: zoon der vertroosting -, een Leviet, uit Cyprus afkomstig, die eigenaar was van een akker, verkocht die en bracht het geld en legde het aan de voeten der apostelen.
(Er zijn meer voorbeelden in het Nieuwe Testament, die hiermee vergelijkbaar zijn: Luk. 12:33-34; 18:22; Hand. 2:43-45; 4:32-35; 2Cor. 8:1-7). Anekdote Een gelovige zei eens tegen een evangelist: ‘er zijn mensen in de stad die prediken dat we tienden moeten geven, maar dat hoeft toch niet, dat is toch wettisch?!’ De evangelist antwoordde: ‘Als ik u was, zou ik me in mijn geven niet door die predikers laten inperken’. Een ander wees in dat verband eens op Zacheüs van wie staat dat hij de helft van zijn goederen aan de armen gaf
De nadruk in het Nieuwe Testament ligt op het feit dat alles aan God toekomt, het is allemaal Zijn eigendom en daar horen wij en ons leven ook bij:
44 van 78
Rentmeesterschap 1Cor. 6:19-20: Of weet gij niet dat uw lichaam een tempel is van de heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijk dan God met uw lichaam. Math. 6:24:
Niemand kan twee heren dienen, want hij zal of de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen en Mammon.
Het woord ‘dienen’ is in het Grieks δουλεύω, ‘douleueoo’, dat duidt op het dienen als een slaaf. Als we belijden een ‘slaaf’ van God te zijn, dan zeggen we daarmee ook dat alles wat ons toebehoort, van God is. Een slaaf heeft per definitie geen eigen bezit. God heeft ons gekocht en betaald, we zijn Zijn eigendom, samen met alles wat we bezitten. Ik kan God niet ‘afkopen’ met 10 % van mijn inkomsten en de rest beheren alsof het alleen van mij is. Als Jezus zegt ‘zoek eerst mijn Koninkrijk’ dan bepaalt Hij daarmee onze prioriteit, ook wat betreft ons bezit. De noodzaak van het geven van gaven wordt wel in het Nieuwe Testament vermeld, maar dan gaat het vooral om de juiste houding. God zegent zijn volk dat wil geven met de juiste motieven. Wij geloven dat elke Christen zou moeten geven op de plek waar zij gevoed worden door het werk dat plaatsvindt in hun eigen gemeenschap, de kerk die zij bijwonen. Andere gaven zijn er voor de bedieningen die zij willen ondersteunen. Wij geloven niet dat het Nieuwe Testament enige wet oplegt van tienden geven (10%) maar wel het vrij geven aanmoedigt naar ieders hart. Hoewel 10% een goed startniveau is, is dat geen plicht voor wedergeboren Christenen - sommigen kunnen meer geven, anderen niet. 2Cor. 9:7-8:
En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief. En God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat gij, in alle opzichten te allen tijde van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk overvloedig moogt zijn
Paulus legt uit hoe geld zou moeten gegeven en ontvangen worden: overeenkomstig de voorspoed die God gegeven heeft, vrij en gewild, genereus, mild, dankbaar; niet als een verplichting zoals onder de Wet, of om een bepaalde zegen te verwerven waardoor men er zelf beter van wordt. God heeft de blijmoedige gever lief (2 Kor. 9:7). Merk ook op dat er geen hoeveelheid wordt opgegeven - het gaat om wat u hebt beslist in uw hart. Het Griekse woord voor “blijmoedig” is ιλαρος ̔ (hilaros), wat overeenkomt met ons Nederlandse woord hilarisch, zodat we begrijpen dat ons geven op een uitbundige, vrolijke manier moet gebeuren. Ons wordt specifiek gezegd niet met tegenzin te geven. Het Griekse woord voor tegenzin is lupe. Het draagt de betekenis van droefheid, verdriet, geërgerd zijn. Als jij je verplicht voelt te geven en je voelt droefheid en ergernis in uw hart, geef dan niet. Als iemand je overtuigd of geforceerd heeft te geven door je schuldig te laten voelen, of wanneer hij je een grotere opbrengst heeft beloofd, dan bent je niet langer een blijmoedig gever. 2Cor. 9:6 spreekt niet van een noodzaak en dus is het geven geen wet. Gal. 5:4:
Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij.
45 van 78
Rentmeesterschap
De Wet vraagt een percentage - genade vraagt een geven uit het hart. Ieder zou het werk van zijn eigen kerk, of de bedieningen, moeten ondersteunen door middel van hun diensten, hun geld, hun gaven of talenten die zij hebben. 1Tim. 6:17-19: Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, om wel te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen.
2Cor. 9:7-8 en 1Cor. 16:1-4 stellen dat een christen de noden van anderen moet evalueren en dat hij moet geven naar wat hij in staat is. In Handelingen verkochten zij hun bezittingen om te voorzien in de noden van de kerk door de wet van de liefde te beoefenen en het dragen van andermans lasten. Wij moeten niet schuldig gemaakt, noch gedwongen worden door beloften om te geven. Hoe zit het dan met de gemeente? De heffing van de tienden is dus geen nieuwtestamentisch gebod. Uit praktisch oogpunt is het natuurlijk prima om als richtlijn iedere maand een tiende van je inkomen af te staan voor het werk van God. Dat kan dan het beste op regelmatige basis gebeuren (1 Kor.16:2 – elke eerste dag van de week), en op het moment dat het geld binnenkomt. Als je dit doet, zal je ervaren dat God zijn belofte waar maakt, en ervoor zorgt dat je er niet door te kort komt. Het geven van tienden moet echter niet tot een wet worden. Heel je bezit is van God, en zo mag je er ook mee omgaan. Wat wel een Nieuw Testamentische opdracht is, is de aandacht voor de armen, de weduwen en de wezen: Gal. 2:10:
Alleen moesten wij de armen blijven gedenken, en ik heb mij dan ook beijverd dat vooral te doen.
Jak. 1:27:
Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren.
Elke organisatie kost geld, ook een kerkelijke gemeente of bediening. Paulus heeft het hierover in 1Cor. 9: 1Cor. 9:3:14:
Dit is mijn verdediging tegen hen, die zich een oordeel over mij aanmatigen Hebben wij geen bevoegdheid om te eten en te drinken? Hebben wij geen bevoegdheid om een zuster als vrouw mede te nemen gelijk ook de andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas? Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid om vrij te blijven van handenarbeid? Wie doet ooit dienst in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard zonder van de vrucht daarvan te eten? Of wie weidt een kudde en geniet niet van de melk der kudde? Spreek ik hier soms van menselijk standpunt, of spreekt ook de wet niet van deze dingen? Want in de wet van Mozes staat geschreven: Gij zult een dorsende os niet muilbanden. Bemoeit God Zich soms met de ossen? Of zegt Hij dit in elk geval om onzentwil? Ja, om onzentwil werd het geschreven, omdat de ploeger moet ploegen in hope, en wie dorst (moet dorsen) in de hoop zijn deel te
46 van 78
Rentmeesterschap ontvangen. Indien wij het zijn, die voor u het geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel, dat wij van u het stoffelijke zouden oogsten? Indien anderen deel hebben aan de bevoegdheid over u, wij niet veel meer? Doch wij hebben van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles om geen hindernis voor het evangelie van Christus op te werpen. Weet gij niet, dat zij, die in het heiligdom de dienst verrichten, van het heiligdom eten, en zij, die het altaar bedienen, hun deel ontvangen van het altaar? Zo heeft de Here ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven. 1Tim. 5:17-18: De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht. Immers, de Schrift zegt: Gij zult een dorsende os niet muilbanden, en: De arbeider is zijn loon waard.
Maar we denken niet alleen aan salarissen (de predikant) en de huur/hypotheek en het onderhoud van het gebouw, maar ook aan vergoedingen voor gastsprekers, aan materiaal voor allerlei onderdelen en activiteiten (zoals de zondagsschool), aan papier voor het maandblad en liturgieën, aan aanschaf en onderhoud van apparatuur. Dat geld moet allemaal worden opgebracht door de leden en de vrienden van de gemeente. Het geld daarvoor kan op de volgende manieren binnenkomen: • • •
via de vaste vrijwillige bijdragen via de opbrengst van collecten via eventuele andere inkomsten (bijvoorbeeld legaten of schenkingen)
De meeste inkomsten komen binnen via de vaste vrijwillige bijdragen. Dat is een bedrag dat leden en vrienden periodiek aan de gemeente geven, meestal een vast bedrag per maand. Hoe hoog dat bedrag is, bepalen de leden en vrienden zelf. Het is immers een vrijwillige bijdrage. Toch wordt in veel kerken een richtlijn gehanteerd, zodat leden en vrienden een idee hebben van wat ze kunnen geven. Er zijn gemeenten waar men 10% van het inkomen aan de gemeente afstaat. Andere kerken daarentegen vragen geen tienden, maar minder. Zodoende kunnen gemeenteleden en vrienden ook nog een deel van hun inkomsten aan andere goede doelen afstaan. We willen daarbij benadrukken wij dat ieder bijdragen mag geven naar vermogen en naar draagkracht, zolang je maar uit je hart geeft en dat blijmoedig doet (2Cor. 9:7). God zegt: Hag.2:9:
Van Mij is het zilver en van Mij is het goud, luidt het woord van de HERE der heerscharen.
Iemand heeft op grond van deze Bijbeltekst eens gezegd: “God is de Eigenaar van alle dingen. Dat besef verandert ook onze vraagstelling op het punt van het geven. In plaats van: ‘Hoeveel van mijn geld moet ik afstaan aan God?’ leren we vragen: ‘Hoeveel van Gods geld mag ik voor mijzelf houden?’ Het verschil tussen deze twee vraagstellingen heeft verstrekkende gevolgen.
47 van 78
Rentmeesterschap
8. Talenten & gaven 1Petr. 4:10:
Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods.
Talenten Talenten zijn bekwaamheden die je meekrijgt bij je geboorte en bekwaamheden die je ontwikkelt door natuurlijke oefening tijdens je leven. Math. 25:14-30: Want het is als een mens, die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijn bezit toevertrouwde. En de een gaf hij vijf talenten, een ander twee, een derde een, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde buitenslands. Terstond ging hij, die de vijf talenten ontvangen had, op weg, en hij deed er zaken mede en verdiende er vijf bij. Evenzo verdiende hij, die de twee talenten had, er twee bij. Maar hij, die het ene talent ontvangen had, ging heen en groef een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer. En na lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen. En die de vijf talenten ontvangen had, trad toe en bracht nog vijf talenten bovendien, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd: zie, ik heb er vijf talenten bij verdiend. Zijn heer zeide tot hem. Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. Die met de twee talenten trad ook toe en zeide: Heer, twee talenten hebt gij mij toevertrouwd; zie, ik heb er twee talenten bij verdiend. Zijn heer zeide tot hem: Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. Nu kwam ook hij, die het ene talent ontvangen had, en zeide: Heer, ik wist van u, dat gij een hard mens zijt, die maait, waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar gij niet hebt uitgestrooid. En ik was bevreesd en ben heengegaan en heb uw talent in de grond verborgen hier hebt gij het uwe. En zijn heer antwoordde en zeide tot hem: Gij slechte en luie slaaf, wist gij, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb en bijeenbreng van plaatsen, waar ik niet heb uitgestrooid? Dan hadt gij mijn geld aan de bankiers moeten geven en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd hebben. Neemt hem dan het talent af en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft. Want aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. En werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.
Hoewel er in dit verhaal ook gesproken wordt over talenten, zijn die talenten geld. De waarde van een talent is de waarde van 34,2 kg goud of zilver (beiden worden namelijk aangeduid met een talent) Je kunt voor die waarde op dit moment een klein huis kopen. Een talent is dus iets heel waardevols. Dat geldt ook voor de natuurlijke talenten die jij bezit. Omdat je gekocht en betaald bent, ben je eigendom van God. Je natuurlijke talenten zijn dan ook van Hem. Alleen heb jij ze in je beheer. De betekenis van de gelijkenis is: Ieder mens moet zijn bekwaamheden goed gebruiken (tot eer van God en ten dienste van de mens; je dient de mens door hem te wijzen op God en hem dichter bij God te brengen). Houd bij het gebruik van je bekwaamheden er rekening mee dat God je er uiteindelijk rekenschap van zal vragen. Een Christen wordt uiteindelijk ook geoordeeld, naar zijn werken (1Petr. 1:17; 4:17; Math. 25:31-46). Het gaat erom dat je jou bekwaamheden maximaal hebt uitgebuit om God te dienen en dat jouw motieven daarbij 48 van 78
Rentmeesterschap
zuiver zijn. Wanneer je iets doet en Hem daarmee niet eert (bijvoorbeeld om je eigen belang te dienen) kun je nog zo Christelijk overkomen bij de mens, maar voor God heb je het dan helemaal mis! Gaven van de Heilige Geest Jezus verliet Zijn volgelingen met de verantwoordelijkheid om het Evangelie te brengen tot aan de uiteinden van de aarde. De kracht van de Heilige Geest zou hen helpen om deze taak te volbrengen. Een deel van deze ‘kracht’ van de Heilige Geest zijn de gaven en de bedieningen, die de gelovige toerusten om effectief te zijn in hun taak. De gaven van de Geest zijn niet hetzelfde als natuurlijke talenten. Natuurlijke talenten zijn bekwaamheden die je meekrijgt bij je geboorte of die je ontwikkelt door natuurlijke oefening gedurende de tijd van je leven. Ze kunnen in de kerk worden ingezet, maar ze zijn heel anders dan de gaven van de Geest. Gaven van de Geest komen van de Heilige Geest. Hun doel is… Ef . 4:12-15:
om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in lief de in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus.
Deze tekst toont dat deze geestelijke gaven zijn voor: • De heiligen te vervolmaken • Het werk van de bediening te promoten • De kerk te heiligen Het einddoel van deze gaven is dat wij: • Verenigd zullen worden in geloof • Onze kennis van Christus ontwikkelen • Meer volmaakt worden, naar het beeld van Christus • Stabiel worden, niet beïnvloedbaar voor valse leringen • Geestelijk volwassen worden in Christus Sommige kerken beweren dat alle gaven van de Geest niet meer van toepassing zijn voor deze tijd. Ze beweren dat sommige krachtige gaven, zoals wonderen en spreken in tongen alleen voor de vroege kerk bestemd waren. Het antwoord op dit bezwaar is dit: De Heer gaf de gaven om bepaalde doelen in de kerk te bereiken. Hij zal ze niet terugnemen van de kerk voordat het doel bereikt is. Zijn alle kerken één? Hebben ze allemaal de volledige kennis van God? Zijn ze al volmaakt, stabiel en geestelijk volwassen? Hebben we de positie bereikt dat valse leren de kerk niet meer kunnen binnendringen? Het antwoord op deze vragen is “nee”. Alle doelen van de bedieningsgaven zijn nog niet bereikt. Daarom werken alle gaven van de Geest ook vandaag nog. De Bijbel zegt
49 van 78
Rentmeesterschap
dat al de gaven en de roeping van God onberouwelijk zijn (Rom. 11:29). Dit betekent dat God niet van gedachten verandert. Hij neemt de gaven en de roeping niet terug. De Heilige Geest geeft iedere gelovige op zijn minst één gave (1Petr. 4:10; Ef. 4:7; 1Cor. 12:7). Het is heel belangrijk dat we ontdekken welke gave(n) van de Geest wij ontvangen hebben en hoe we deze moeten gebruiken in de Kerk. De belangrijkste teksten over de gaven die de Geest aan de gelovigen heeft gegeven door de Heilige Geest zijn: Rom. 12:1-8; 1Cor. 12:1-31; Ef. 4:1-16, 1Petr. 4:7-11. De vrucht van de Heilige Geest De Heilige Geest ontwikkelt in het leven van de gelovige kwaliteiten die de Bijbel “vrucht van de Geest” noemt. De vrucht van de Geest wijst naar het karakter van de Heilige Geest, zichtbaar in het leven van de gelovige. God wil dat de hele vrucht zichtbaar wordt in het leven van de gelovige Christen. Gal. 5:22-23:
Maar de vrucht van de Geest is lief de, blijdschap, v rede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelf beheersing. Tegen zodanige mensen is de wet niet. Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd.
De ontwikkeling van deze kwaliteiten is een andere belangrijke taak van de Heilige Geest in het leven van de gelovige. De Heilige Geest ontvangen Hier zijn de Bijbelse richtlijnen om de doop in de Heilige Geest te ontvangen: Heb berouw en wordt gedoopt: Dit plaatst je in een positie van geestelijke ontvankelijkheid Hand. 2:38:
En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
Geloof dat het voor jou is: Hand. 2:39:
Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.
Luk. 11:13:
Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?
Verlang ernaar: Joh, 7:37-39:
En op de laatste, de grote dag van het f eest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.
Wees je bewust dat het een gave (een cadeau) is:
50 van 78
Rentmeesterschap
De Heilige Geest is al gegeven. Deze werd gegeven aan de Kerk op de Pinksterdag. Omdat het een gave is kun je niets doen om het te verdienen. Hand. 2:38:
En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
Gal. 3:2, 5, 14: Zijt gij zó onverstandig? Gij zijt begonnen met de Geest, eindigt gij nu met het vlees?... Die u de Geest schenkt en krachten onder u werkt, (doet Hij dit) ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof ?... Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door het geloof .
Begin met het danken en prijzen van God voor de gave van de Heilige Geest. Geef je over aan God: Wees niet bang om een taal te spreken, die jij niet kent, die de Geest je geeft terwijl je Hem prijst en aanbidt. Wanneer je Hem hardop prijst zal dat eerst stamelend gaan. Geef je tong over aan de Heilige Geest en Hij zal door je heen spreken met woorden die jou vreemd overkomen. Dat is het teken van de doop in de Heilige Geest. Jes. 28:11:
Voorwaar, door mensen die een onverstaanbare taal spreken, en in een vreemde tongval zal tot dit volk spreken Hij, die tot hen gezegd heeft:
Hand. 2:4:
en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken.
Vraag andere gelovigen voor je te bidden: De doop in de Heilige Geest kun je ontvangen door handoplegging (Hand. 8, 9, 19); of zonder handoplegging (Hand. 2, 4, 10). Bestudeer deze hoofdstukken die tonen hoe Geestvervulde gelovigen je kunnen helpen om de doop in de Geest te ontvangen. Ontdekken welke gaven je van de Geest ontvangen hebt 2Tim. 1:6:
Om die reden herinner ik u eraan, de gave Gods aan te wakkeren, die door mijn handoplegging in u is.
We hebben al gezien dat het belangrijk is om je gaven tot eer van God te gebruiken. Uit de bovenstaande tekst blijkt dat je ook kunt weten welke gaven je hebt ontvangen van God. (Anders zou je ze niet kunnen aanwakkeren.) Het is belangrijk om je geestelijke gaven te ontdekken om: • de geestelijke doelen te vervullen: De doelen van de gaven van de Geest worden gegeven in Ef. 4:12-15: - de heiligen vervolmaken - we worden één in het geloof - het werk van de bediening promoten - kennis over Christus ontwikkelen - de kerk heiligen - we worden naar het beeld van Christus vervolmaakt - ongevoelig voor valse leer, stabiel - geestelijk volwassenheid in Hem Om deze doelen te bereiken is het noodzakelijk dat iedere gelovige zijn gave(n) 51 van 78
Rentmeesterschap
van de Geest ontdekt en gaat gebruiken. • geestelijke strijd te kunnen voeren: De gaven van de Geest zijn ook aan de kerk gegeven als wapens in de geestelijke strijd tegen satan en zijn trawanten. Ef. 6:12:
want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.
Het is belangrijk om je geestelijke gaven te ontdekken en te gebruiken om effectief te zijn tegen je geestelijke vijand, satan. • misbruik te voorkomen: In vorige hoofdstukken zagen we al dat er drie manieren zijn waarop Geestesgaven verkeerd gebruikt kunnen worden: 1. de gaven die jij hebt ontvangen niet gebruiken 2. gaven proberen te gebruiken die niet aan jou gegeven zijn 3. je gaven niet op de juiste manier gebruiken Het is belangrijk om je eigen Geestesgaven te ontdekken, want dan kun je voorkomen dat je misbruik maakt van de gaven van de Geest. • frustraties te voorkomen: Veel nieuwe gelovigen duiken zomaar een bediening in zonder te weten wat hun geestelijke bediening is. Ze ervaren frustratie en nederlaag wanneer ze voor de Heer proberen te werken. Jij zult ook gefrustreerd worden wanneer je niet ontdekt welke gaven de Geest aan jou heeft gegeven. Je zult niet effectief zijn omdat je de Heer probeert te dienen op plaatsen waar Hij dat niet wil. Je kunt wel druk zijn in jouw werk voor de Heer, maar je zult niets bereiken voor het Koninkrijk van God. Een voorbeeld: iemand probeert de bediening van evangelist te doen en imiteert daarbij Billy Graham. Hij preekt hetzelfde als Billy Graham, op dezelfde manier ook, maar niemand reageert op zijn boodschap – Hij wordt gefrustreerd omdat hij niet de bediening van evangelist heeft. Hij ontdekt uiteindelijk dat hij de gave van onderwijs heeft. Op het moment dat hij die gaat gebruiken heeft hij wel succes in zijn bediening. Het ontdekken van de gave(n), die jij van de Geest ontvangen hebt, voorkomt dat je gefrustreerd raakt, gefrustreerd over jezelf en over andere christenen. Een voorbeeld: je zult begrijpen dat je voorganger een goede leraar is, maar een slecht bestuurder. Je herkent dat hij de gave van onderwijs heeft maar dat ook dat hij niet de gave van besturen heeft. In plaats van kritiek heeft hij iemand nodig die deze gave wel heeft, zodat hij geholpen wordt en de kerk daardoor beter kan functioneren. • je verantwoordelijkheid op je te nemen: Het is belangrijk om je geestelijke gave te ontdekken omdat je verantwoordelijk bent om actief te worden en het te gaan gebruiken. De apostel Paulus zei tegen Timotheüs:
52 van 78
Rentmeesterschap 1Tim. 4:14:
Veronachtzaam de gave in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten.
2Tim. 1:6:
Om die reden herinner ik u eraan, de gave Gods aan te wakkeren, die door mijn handoplegging in u is.
Je moet je geestelijke gave ontdekken om je verantwoordelijkheid om haar te ontwikkelen te kunnen beoefenen.- Je moet je gaven kennen om de juiste prioriteiten te kunnen stellen en daardoor productief te kunnen zijn, met een hoog rendement. Je gaven van de Geest ontdekken De volgende richtlijnen zullen je helpen je geestelijke gaven te ontdekken: • stap 1: wees opnieuw geboren: Je moet opnieuw geboren zijn. Geestelijke gaven komen door wedergeboorte, net zoals natuurlijke talenten door een natuurlijke geboorte komen. Wanneer je nooit in de natuurlijke wereld geboren wordt, zul je geen natuurlijke talenten hebben. Wanneer je nooit in de geestelijke wereld wordt geboren, kun je geen geestelijke gaven hebben. Hand. 2:38:
En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
• stap 2: ontvang de doop in de Heilige Geest Richtlijnen voor het ontvangen van de doop in de Heilige Geest vind je hiervoor. • stap 3: ken de gaven van de Geest Wanneer je niet weet welke gaven van de Geest er zijn, dan ben je niet in staat om te ontdekken welke gaven aan jou gegeven zijn. De lessen die hieraan vooraf gingen hebben je toegerust, zodat jij kunt weten welke gaven van de Geest er zijn. • stap 4: observeer modellen met de gave Terwijl jij je afvraagt welke gaven jij zou kunnen hebben, is het handig om volwassen modellen met verschillende gaven te observeren. Een ‘volwassen model’ van een gave van de Geest is iemand die gedurende een langere periode zijn gave effectief gebruikt. Een voorbeeld: praat met iemand die de gave van onderwijs heeft. Vraag hem hoe hij wist dat hij deze gave heeft, hoe hij het begon te gebruiken, en op welke manieren hij zijn gave verder ontwikkelt. Doe hetzelfde met andere gaven. Door te leren hoe anderen hun gave ontdekt hebben en door volwassen modellen van de gaven, in actie, te observeren, wordt het gemakkelijker je eigen gaven vast te stellen. • stap 5: streef naar een gave van de Geest Verlang naar een gave en bid en vast ervoor. De Bijbel zegt ons dat we moeten streven naar de hoogste gave. Streven is: er ernstig naar verlangen, zoeken. We hebben tenminste één gave, maar dit vers zegt dat wij ook mogen streven naar een gave die wij nog niet bezitten.
53 van 78
Rentmeesterschap
• stap 6: handoplegging Laat je geestelijke leiders jou de handen opleggen en bidden dat God openbaart welke gave Hij jou heeft gegeven. 1Tim. 4:14:
Veronachtzaam de gave in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten.
• stap 7: analyseer je geestelijke interesse De gebieden waarin jij grote blijdschap vindt om Hem te dienen zijn meestal de gebieden waarin Hij je Geestesgaven heeft gegeven. Zoals een cadeau in de natuurlijke wereld je blij maakt, zo geldt dat ook voor de gaven van de Geest. Je moet een ‘passie’ of een ‘last’ [grote interesse of verlangen] hebben voor een bepaalde taak om God effectief te kunnen dienen. Wanneer iemand bijvoorbeeld de gave van besturen heeft kan dat gebruikt worden om wat dan ook te organiseren en richting te geven. Hij kan een kerk besturen, of een Christelijke school, een opvang voor verslaafden, etc. Maar hij moet een last of een passie hebben voor het werk waarvoor hij deze gave gebruikt. Wanneer hij geen interesse in Christelijke scholen heeft, zal hij het niet lang volhouden, ook al heeft hij de gave van besturen. Beantwoord de volgende vragen om je te helpen je geestelijke last of passie te vinden: •
Tot wat voor soort mensen of welke groep voel jij je het meest aangetrokken? ____________________________________________________________________________ (Wanneer je geroepen bent tot een bepaalde groep mensen, zal jouw gave van de Geest daarmee verband houden. Een voorbeeld: Wanneer je een roeping voor kinderen ervaart en graag wil dat ze meer van God leren, dan kan het zijn dat jij de gave van onderwijs hebt).
•
Welke gebieden van nood raken je, emotioneel gezien, het meest? _________________________________________________________________ (Wanneer God je roept om in een bepaalde behoefte te voorzien, ervaar je vaak een diepe emotionele beroering van binnen).
•
Wanneer jij niet zou kunnen falen, wat zou jij dan het liefste voor God doen? __________________________________________________________________________ (God houdt rekening met persoonlijke verlangens)
•
Maak deze zin af: ‘Ik heb van binnen een groeiende rusteloze overtuiging dat ik me bezig moet houden met...’ ____________________________________________________________________________ (Zulke overtuigingen zijn vaak afkomstig van God die in je geest spreekt over een gebied waar Hij wil dat jij Hem dient).
•
Ik ben er zeker van dat God mij geroepen heeft om.... ____________________________________________________________________________
54 van 78
Rentmeesterschap (Wanneer je weet waartoe God je geroepen heeft, zal het gemakkelijk zijn om je geestelijke gave te ontdekken. God voorziet altijd in de gaven die nodig zijn om je roeping te vervullen. De vervolgstudie zal je helpen je geestelijke roeping te ontdekken).
•
Welke gave brengt je de grootste blijdschap, wanneer je erover denkt of het gebruikt? (Vind jij het bijvoorbeeld leuk om te onderwijzen? Vind jij het leuk om gastvrij te zijn en veel mensen in je huis te hebben? Wordt je er vaak toe gebracht om grote sommen geld aan het werk van de Heer te geven?). _________________________________________________________________
• stap 8: analyse door een Christelijke leider Laat een geestelijke leider je geestelijke bekwaamheden analyseren. Vraag de volgende vragen en noteer de antwoorden: 1. Op welke vlakken van de Christelijke dienst heb je gezien dat ik effectief ben? _________________________________________________________________ 2. Welke gave van de Geest denk jij dat ik heb, gebaseerd op deze observatie van effectiviteit? _________________________________________________________________ • stap 9: analyseer je Christelijke activiteiten uit het verleden Analyseer je activiteiten uit het verleden en stel daarbij de volgende vragen: 1. In welke gebieden van Christelijke dienst ben je actief geweest in het verleden? _________________________________________________________________ 2. In welk van deze gebieden was je effectief? _________________________________________________________________ 3. In welk van deze gebieden ervaar de je grote blijdschap tijdens het dienen? _________________________________________________________________ 4. In welk van deze gebieden merkten je geestelijke leiders en/of anderen je effectiviteit op? _________________________________________________________________ • stap 10: doe een gaventest Aan het eind van dit hoofdstuk vind je een gaventest. Je antwoorden op de vragen zullen je helpen te bepalen welke gave(n) van de Geest jij hebt. Haal de bladzijden uit dit boek en vul de test in.
55 van 78
Rentmeesterschap
• stap 11: stel vast welke gaven je zou kunnen hebben Ga na welke gaven jij hebt en baseer je daarbij op: 1. De kennis over de gaven, die je door studie hebt verkregen 2. Wat God aan jou geopenbaard heeft door gebed 3. Wat je zelf hebt geanalyseerd 4. Wat een sleutelpersoon, een Christelijke leider, in je leven zag 5. De analyse van je effectiviteit in vroegere Christelijke activiteiten van jou 6. Het doen van de gaventest Een lijst van Geestesgaven wordt gegeven bij stap 13. Plaats een ‘x’ op het lijntje naast de gave die jij denkt te hebben. • stap 12: stel de geestelijke noden/behoeften vast Analyseer de geestelijke noden in je buurt, gemeenschap en kerk. Bekijk deze lijst van noden: Bezoek: zieken, nieuwkomers in de kerk, leden van de kerk, ziekenhuis, weduwen, gevangenissen, slachtoffer van misdaden, bejaardenhuizen Evangelisatie: huis aan huis, evangelisatiediensten, campagnes, openlucht diensten Nazorg: aan nieuwe bekeerlingen Pastoraat: algemene pastoraat, specifieke groepen, telefonisch pastoraat Kantoorwerk: typen, tekenen (kunst), archiveren, kopiëren, mailing, telefoon e.d. Gastvrijheid: maaltijden verzorgen en logies verlenen voor behoeftigen of gastsprekers, evangelisten e.d. Armendienst: voorzien in eten en drinken, kleding en onderdak, voedselbank Onderhoud gebouw: ontwerp, schilderen, vloerbedekking, schoonmaak e.d. Muziek: koor, instrumenten, zangleider, solisten, muziek schrijven Drama: toneel, drama, productie, p.r. Financieel: fondsenwerving, boekhouding, begroting voor bedieningen Schrijven: Christelijke boeken, nieuwsbrieven, traktaten, nieuws, tijdschriften, artikelen, poëzie Multimedia: audio en video, radio, TV, DVD, satelliet, internet Speciale groepen: doven, blinden, geesteszieken, verslaafden, migranten, bendes, ongehuwde moeders, homo’s, minderheden, Joden, vrouwen, mannen, families, kinderen, jeugd, ouderen. Kerkambten: oudsten, diakenen, zondagschoolleiders, zaalwacht, commissies Vertaling: Bijbel en Christelijke literatuur Chr. onderwijs: zondagsschool, vakantie-Bijbelschool, basisschool, voortgezet onderwijs, lekentraining, huisgroepen. Zending/kerkstichting:de onbereikte mensen in je regio Literatuur: Christelijke bibliotheek, boekhandel, groothandel Kampen en Seminars
Beantwoord de volgende vragen: 1. Aan welke behoeften wordt niet voldaan in je omgeving? ______________________________________________________________________ 2. Aan welke behoeften wordt niet voldaan in je gemeenschap? ______________________________________________________________________
56 van 78
Rentmeesterschap
3. Aan welke behoeften wordt niet voldaan in je kerk? ______________________________________________________________________ • stap 13: voorzie in een geestelijke behoefte De analyse die je net hebt uitgevoerd zal geen nut hebben wanneer je haar niet toepast in je leven en bediening. Iets ‘toepassen’ betekent: het effectief gebruiken, er echt iets mee doen. Vergelijk de lijst met geestelijke noden die jij bij stap 12 maakte met de lijst van Geestesgaven, waarvan jij denkt dat God ze jou heeft gegeven. Stel vast welke nood overeenkomt met de gave die jij denkt te hebben en besluit dan om deze nood te lenigen. Een voorbeeld: wanneer er leraren nodig zijn in je kerk en je gelooft dat jij de gave van onderwijs hebt, biedt je dan vrijwillig aan om deze nood te lenigen. Gebruik het formulier dat op de volgende bladzijde is weergegeven.
57 van 78
Rentmeesterschap
Ik geloof dat ik de gave(n) heb:
Noden waar deze gave in kan voorzien in de buurt: de kerk:
____ Apostel
________________________ _____________________________
____ Profeet
________________________ _____________________________
____ Evangelist
________________________ _____________________________
____ Herder
________________________ _____________________________
____ Leraar
________________________ _____________________________
____ Profetie
________________________ _____________________________
____ Onderwijs
________________________ _____________________________
____ Vermaning
________________________ _____________________________
____ Woord v. wijsheid ______________________ _____________________________ ____ Woord v. kennis ________________________ _____________________________ ____ Dienen
________________________ _____________________________
____ Helpen
________________________ _____________________________
____ Leiderschap
________________________ _____________________________
____ Besturen
________________________ _____________________________
____ Geven
________________________ _____________________________
____ Barmhartigheid ________________________ _____________________________ ____Onderscheid v. geesten _____________________ ___________________________ ____ Geloof
________________________ _____________________________
____ Gastvrijheid
________________________ _____________________________
____ Tongen
________________________ _____________________________
____ Vertolking
________________________ _____________________________
____ Wonderen
________________________ _____________________________
____ Genezingen
________________________ _____________________________ 58 van 78
Rentmeesterschap
• Stap 14: evalueer je bediening: Nadat je een tijdje in dit gebied met jouw gave gediend hebt, moet je de bediening evalueren. Je hebt je gave ontdekt en gebruikt deze nu als een goede rentmeester, wanneer... • • •
je vrucht draagt in het gebied waar jij in dient. Dit betekent dat je positieve resultaten ziet van je bediening. je vervuld bent.... Je geniet van je taak. Ben je gefrustreerd, dan kan het zijn dat je niet bezig bent in het gebied dat voor jou bestemd is. de feedback (de commentaren die je van je geestelijke leiders ontvangt) aangeeft dat je effectief bent in de positie waar jij dient.
Wanneer de taak die jij uitvoert niet bij je geestelijke bekwaamheden past en je niet effectief bent, bekijk je de lijst van mogelijke gaven opnieuw en vraag je God wat dan wel het juiste gebied is om Hem te dienen. Wees niet ontmoedigd... Denk aan de man die eerst dacht dat hij een evangelist was en later ontdekte dat hij een leraar was. Het is net zo belangrijk om te ontdekken welke gaven je niet hebt als het ontdekken van de gave die je wel hebt. Dit voorkomt dat jij je leven verspilt in taken waar jij niet effectief in bent. Door gebed en deze praktische stappen te combineren zul je snel ontdekken dat God een speciale plek voor jou heeft.
59 van 78
Rentmeesterschap
De gaventest Er is één vragenformulier. We kijken alleen naar de gaven van de Geest. De bedieningen komen niet aan de orde in deze test, omdat God Zelf mensen aanwijst voor een bediening en deze mensen dat al weten. Vaak krijgen zij meerdere bevestigingen door uitingen van de gaven van de Geest, door andere bedieningen, door de leiding van de gemeente en door de omstandigheden waar zij in geplaatst worden. Vul het vragenformulier in door steeds een ‘x’ te zetten onder ja of nee. Hier is een voorbeeld: ja nee (x) ( ) 1. Geloof je dat God je roept voor een leiderspositie? Vragenlijst voor gaven van de Geest Ja: Nee: ( ) ( ) 1. Beschouw jij jezelf als een effectieve spreker in het openbaar? ( ) ( ) 2. Vind je het fijn om de Bijbel intensief te onderzoeken en te bestuderen? ( ) ( ) 3. Vind je het fijn om persoonlijke en emotionele problemen met anderen te delen? ( ) ( ) 4. Maak jij je meer zorgen over het toepassen van Gods Woord dan het begrijpen van haar boodschap? ( ) ( ) 5. Heb je de speciale vaardigheid om kennis over Gods Woord te leren/krijgen? ( ) ( ) 6. Vind je het fijn om anderen te motiveren in hun verschillende taken? ( ) ( ) 7. Vinden anderen dat jij gemakkelijk besluiten neemt? ( ) ( ) 8. Richt jij je meer op praktische dingen die gedaan moeten worden in plaats van waarom ze gedaan moeten worden? ( ) ( ) 9. Wanneer iemand hulp nodig heeft, bied jij dan onmiddellijk je diensten aan? ( ) ( ) 10. Geef je liever geld om te helpen in plaats van praktische hulp? ( ) ( ) 11. Vind je het fijn om zieken en invaliden te bezoeken? ( ) ( ) 12. Is je huis zo prettig dat velen zonder aankondiging jou bezoeken? ( ) ( ) 13. Geloof jij dingen die anderen maar moeilijk kunnen accepteren? ( ) ( ) 14. Zeggen anderen dat jij altijd weet of iets goed of fout is? ( ) ( ) 15. Wanneer iets niet goed is, voel jij dan een last om het recht te zetten? ( ) ( ) 16. Wil je graag vragen beantwoorden en kwesties bewijzen? ( ) ( ) 17. Komen er vaak mensen naar je toe voor advies in persoonlijke problemen? ( ) ( ) 18. Weet je vaak direct in een situatie wat je moet doen, terwijl anderen dat niet weten? ( ) ( ) 19. Komen er vaak mensen naar je toe met moeilijke dingen en vragen uit de Bijbel, om jouw inzicht te vernemen? ( ) ( ) 20. Bepaal jij voor jezelf en voor je taak als gelovige doelen? ( ) ( ) 21. Voel je grote verantwoordelijkheid bij het nemen van besluiten voor anderen? ( ) ( ) 22. Vind je grote blijdschap in het doen van dingen die gedaan moeten worden, hoe klein ook? ( ) ( ) 23. Wil jij graag anderen helpen om meer effectief te worden in hun werk? ( ) ( ) 24. Wanneer je hoort van iemand in nood, wil je hem dan direct geld sturen? ( ) ( ) 25. Wanneer iemand in het ziekenhuis ligt, ga je er dan heen om te bemoedigen? ( ) ( ) 26. Mis je echt iets in je leven wanneer je geen gasten kunt ontvangen in je huis? ( ) ( ) 27. Wanneer mensen zeggen dat iets onmogelijk is, voel je dan een last om God ervoor te geloven? ( ) ( ) 28. Begrijp jij mensen ook als je ze niet zo goed kent? ( ) ( ) 29. Geef jij je mening over bepaalde zaken in een groep in plaats van stil te zijn en te luisteren? ( ) ( ) 30. Wanneer je hoort over een probleem of een vraag, wil je dan graag het antwoord vinden en geven? ( ) ( ) 31. Praat je liever persoonlijk met iemand over zijn problemen in plaats van hem naar iemand anders te sturen voor hulp? ( ) ( ) 32. Vragen mensen je vaak advies in moeilijke situaties?
60 van 78
Rentmeesterschap Ja: Nee: ( ) ( ) 33. Over moeilijke onderwerpen heb jij, door studie van Gods Woord, nieuwe inzichten gekregen en een beter begrip, wat het onderwerp gemakkelijker maakt voor je. Gebeurt dit vaker? ( ) ( ) 34. Wanneer iemand iets niet goed doet, wil je hem dan helpen het beter te doen? ( ) ( ) 35. Wil je richting en leiding geven, terwijl je rekening houdt met het effect op anderen? ( ) ( ) 36. Ben jij meer tevreden over een door jou uitgevoerde taak dan wat anderen ervan vinden? ( ) ( ) 37. Vind jij jezelf meer geschikt voor ondersteuning in plaats van leiding? ( ) ( ) 38. Zoek jij kansen om geld te geven zonder dat er oproepen voor zijn? ( ) ( ) 39. Vind je het makkelijk om blijk te geven van je blijdschap bij lichamelijk zieken? ( ) ( ) 40. Onderhoud jij graag mensen in je huis, ook al ken je ze niet goed? ( ) ( ) 41. Voel jij je meestal aangevallen bij iemand die iets zegt dat niet gedaan kan worden? ( ) ( ) 42. Heb je vaak het idee dat iets wat gezegd werd eerder van de duivel komt dan van God en bleek dat ook nog waar te zijn? ( ) ( ) 43. Voelen mensen zich veroordeeld wanneer jij verkeerde praktijken en leerstellige fouten aan de kaak stelt door te delen wat de Bijbel zegt? ( ) ( ) 44. Is er vaak tegen je gezegd dat je moeilijke problemen goed kunt uitleggen? ( ) ( ) 45. Vind je het fijn mensen te bemoedigen die het moeilijk hebben? ( ) ( ) 46. Vragen mensen je vaak wat jij vindt omdat zij denken dat jij de antwoorden weet? ( ) ( ) 47. Begrijp je ingewikkeld onderwijs uit Gods Woord zonder veel studie? ( ) ( ) 48. Wil je liever iemand anders tonen hoe hij iets moet doen, in plaats van het zelf te doen? ( ) ( ) 49. Vind je het fijn om besluiten te nemen voor anderen en hen richting te geven? ( ) ( ) 50. Als je gevraagd wordt iets te doen, voel je dan meestal geen druk of verplichting? ( ) ( ) 51. Wil je anderen in hun werk verlichten zodat zij belangrijker werk kunnen doen? ( ) ( ) 52. Reageer je direct bij financiële problemen, door te geven zonder te plannen? ( ) ( ) 53. Praat je gemakkelijk met hen die lichamelijk lijden? ( ) ( ) 54. Beschouw jij jouw huis als een plaats van bediening voor anderen? ( ) ( ) 55. Hoef je niet te wachten op duidelijk bewijs en richting bij besluiten nemen? ( ) ( ) 56. Evalueer je vaak wat mensen zeggen om te toetsen of het goed of fout is? ( ) ( ) 57. Wanneer je Gods Woord spreekt vraag je jezelf dan af hoe dit de toehoorders uitdaagt en motiveert? ( ) ( ) 58. Hebben mensen hun waardering uitgesproken over jouw Bijbeluitleg? ( ) ( ) 59. Vind je het fijn om bezig te zijn met depressieve of ontmoedigde mensen? ( ) ( ) 60. Hebben andere verwezen naar jouw besluiten en adviezen als de juiste weg? ( ) ( ) 61. Lijkt het of jij Gods Woord beter begrijpt dan anderen met dezelfde achtergrond en ervaring? ( ) ( ) 62. Heb jij een speciale zorg om gelovigen te trainen voor leiderschap? ( ) ( ) 63. Denk je vaak aan besluiten die genomen moeten worden om te voorzien in een richting voor een groep of een organisatie? ( ) ( ) 64. Wil je een taak liever zelf doen dan gezamenlijk in een groep? ( ) ( ) 65. Geloof jij dat jij iedereen zou helpen die een probleem heeft, als dat tenminste mogelijk is voor je? ( ) ( ) 66. Wordt jij heel blij van geven, ongeacht de reactie van de ontvanger? ( ) ( ) 67. Zoek je vaak manieren om lichamelijk zieken te helpen? ( ) ( ) 68. Zou je graag regelmatig mensen in je huis onderhouden, ongeacht wie zij zijn? ( ) ( ) 69. Kun jij iets geloven wanneer anderen in je omgeving het allang niet meer geloven? ( ) ( ) 70. Voel je een grote verantwoordelijkheid naar God toe wanneer iets niet goed is, zelfs wanneer andere gelovigen dit niet begrijpen? ( ) ( ) 71. Vinden anderen dat jij Gods Woord effectief kunt overbrengen? ( ) ( ) 72. Komen er vaak mensen naar je toe om antwoorden te vinden op specifieke vragen of problemen? ( ) ( ) 73. Voel je veel liefde en medeleven voor mensen met persoonlijke en emotionele problemen? ( ) ( ) 74. Wanneer je advies geeft aan iemand, leg je dan meer nadruk op het ‘hoe’ dan op het ‘waarom’? ( ) ( ) 75. Zeggen anderen dat je heel goed dingen uit Gods Woord kent en begrijpt? ( ) ( ) 76. Heb je speciale zorg om mensen te helpen hun doelen te bereiken? ( ) ( ) 77. Steunen mensen op je om belangrijke besluiten te nemen voor de groep? ( ) ( ) 78. Wanneer je hoort dat een bepaalde taak moet worden gedaan, wil jij het dan graag zelf doen? ( ) ( ) 79. Ben je blij als iemand geholpen wordt door jouw daden, door het simpelweg te doen? ( ) ( ) 80. Wanneer je geld geeft, laat je het anderen dan niet weten?
61 van 78
Rentmeesterschap Ja: Nee: ( ) ( ) 81. Wil je regelmatig lichamelijk zieken dienen? ( ) ( ) 82. Vind je het leuk om mensen toe te laten in je huis, het is voor je geen plicht? ( ) ( ) 83. Zeggen anderen dat je een groot vertrouwen in God hebt in moeilijke situaties? ( ) ( ) 84. Vragen mensen je vaak of een uitspraak of iets anders juist is of niet? ( ) ( ) 85. Geloof je dat je goed kunt communiceren met anderen? ( ) ( ) 86. Wil je liever de betekenis van een woord uitleggen dan een vers citeren? ( ) ( ) 87. Hoor je liever een ander zijn problemen dan dat jij die van jou deelt? ( ) ( ) 88.Volgen andere gelovigen je advies in moeilijke situaties? ( ) ( ) 89. Begrijp je een tekst eerder in Bijbelstudie dan anderen doen? ( ) ( ) 90. Neem je meestal het leiderschap in een groep op je als dat er niet is? ( ) ( ) 91. Voel jij je moreel verantwoordelijk voor de lange termijn effecten van je besluiten? ( ) ( ) 92. Zou je liever iets doen dan met mensen te praten over hun problemen? ( ) ( ) 93. Wanneer iemand hulp vraagt heb je dan grote problemen om “nee” te zeggen? ( ) ( ) 94. Wanneer je geld aan iemand geeft, verwacht je dan geen waardering daarvoor? ( ) ( ) 95. Ervaar je medeleven voor hen die lichamelijk lijden en wil je ze op een of andere manier helpen? ( ) ( ) 96. Kun je rustig mensen in je huis toelaten zonder overmatig bezorgd te zijn over hoe het eruit ziet? ( ) ( ) 97. Wil je mensen aanmoedigen God te vertrouwen wanneer ze verslagen of ontmoedigd zijn? ( ) ( ) 98. Wil je de waarheid van Gods Woord beschermen door dat wat fout en zondig is aan de kaak te stellen? ( ) ( ) 99. Wil je liever Gods Woord zonder al te veel uitleg brengen in plaats van alles tot in elk detail uit te leggen? ( ) ( ) 100. Ben jij systematisch in je gedachten? ( ) ( ) 101. Wanneer iemand gezondigd heeft of ‘gevallen’ is, wil jij hem dan helpen? ( ) ( ) 102. Zijn de adviezen, die je in moeilijke situaties gaf, de juiste geweest? ( ) ( ) 103. Wil je graag de betekenis van een moeilijk Bijbelgedeelte met anderen delen? ( ) ( ) 104. Vind jij blijdschap in leiderschap in plaats van frustratie en moeilijkheden? ( ) ( ) 105. Heb je ervaring in het nemen van besluiten voor een groep of organisatie, die allen beïnvloeden? ( ) ( ) 106. Doe je graag wat gedaan moeten worden, zonder dat erom gevraagd is? ( ) ( ) 107. Zoek jij kansen om anderen te helpen? ( ) ( ) 108. Is het geven van geld een belangrijke taak die God jou heeft gegeven? ( ) ( ) 109. Maakt het bezoek aan ernstig zieken je blij, in plaats van bedroefd? ( ) ( ) 110. Zeggen anderen dat je heel gastvrij bent en dat God dat gebruikt? ( ) ( ) 111. Heb je God machtige dingen in je leven zien doen, waarvan anderen zeggen dat het niet kan en jij wel geloofde dat God het kan doen? ( ) ( ) 112. Wanneer je doorhebt dat iets fout is, heb je dan het idee dat je andere gelovigen helpt, en dat zij accepteren wat jij zegt? ( ) ( ) 113. Wanneer je de kans krijgt tot andere gelovigen te spreken, deel je dan liever Bijbelteksten dan persoonlijke ervaringen? ( ) ( ) 114. Zeggen anderen dat je vaker onderwijs moet geven en deel jij dat gevoel? ( ) ( ) 115. Vind je een persoon - persoon benadering prettiger dan een groep? ( ) ( ) 116. Ben jij je sterk bewust van wat je moet doen om moeilijke problemen en situaties het hoofd te bieden? ( ) ( ) 117. Wanneer anderen verward zijn over een stuk onderwijs in de Bijbel en het totaal niet begrijpen, voel jij je dan verantwoordelijk om het uit te leggen? ( ) ( ) 118. Kun je voorzien in de behoeften van de mensen, hun doelen en verlangens, zonder al te veel studie en planning? ( ) ( ) 119. Vind je het fijn om hoofdverantwoordelijke te zijn voor het succes en de richting van een organisatie of groep? ( ) ( ) 120. Vind je het nodig om een taakomschrijving te hebben van elke taak die jou wordt opgedragen? ( ) ( ) 121. Zeggen anderen dat je ze helpt door iets te doen, hen te verlichten, zodat zij wat anders konden doen? ( ) ( ) 122. Zie je het als een grote eer als je financieel mag bijdragen in een groot project? ( ) ( ) 123. Ben je bereid om tijd, geld en middelen te investeren in hen die lichamelijk lijden? ( ) ( ) 124. Vind je het heel fijn om mensen in je huis te hebben zonder dat het een zware last voor je wordt?
62 van 78
Rentmeesterschap Ja: Nee: ( ) ( ) 125. Heb je een effectieve gebedsbediening in je leven met veel wonderbaarlijke antwoorden op gebed die menselijkerwijs gezien niet kunnen? ( ) ( ) 126. Heb je vaak anderen of dingen getoetst, waarvan anderen zeiden dat het fout was, maar wat uiteindelijk toch goed was? Evaluatie van de gaventest Wanneer je de vragenlijst hebt ingevuld, vul je de hierna volgende lijsten in. Zet een ‘x’ voor elke vraag waar je ja hebt aangekruist. ZET GEEN MERKTEKEN VOOR DE VRAGEN WAAR JE NEE HEBT AANGEKRUIST. Profetie ( ) #1 ( ) #15 ( ) #29 ( ) #43 ( ) #57 ( ) #71 ( ) #85 ( ) #99 ( ) #113 Dienen ( ) #8 ( ) #22 ( ) #36 ( ) #50 ( ) #64 ( ) #78 ( ) #92 ( ) #106 ( ) #120
Woord van wijsheid ( ) #4 ( ) #18 ( ) #32 ( ) #46 ( ) #60 ( ) #74 ( ) #88 ( ) #102 ( ) #116 Barmhartigheid ( ) #11 ( ) #25 ( ) #39 ( ) #53 ( ) #67 ( ) #81 ( ) #95 ( ) #109 ( ) #123
besturen ( ) #7 ( ) #21 ( ) #35 ( ) #49 ( ) #63 ( ) #77 ( ) #91 ( ) #105 ( ) #119
Onderscheid van geesten ( ) #14 ( ) #28 ( ) #42 ( ) #56 ( ) #70 ( ) #84 ( ) #98 ( ) #112 ( ) #126
geven ( ) #10 ( ) #24 ( ) #38 ( ) #52 ( ) #66 ( ) #80 ( ) #94 ( ) #108 ( ) #122 Vermaning ( ) #3 ( ) #17 ( ) #31 ( ) #45 ( ) #59 ( ) #73 ( ) #87 ( ) #101 ( ) #115
geloof ( ) #13 ( ) #27 ( ) #41 ( ) #55 ( ) #69 ( ) #83 ( ) #97 ( ) #111 ( ) #125
Woord van kennis ( ) #5 ( ) #19 ( ) #33 ( ) #47 ( ) #61 ( ) #75 ( ) #89 ( ) #103 ( ) #117
onderwijs ( ) #2 ( ) #16 ( ) #30 ( ) #44 ( ) #58 ( ) #72 ( ) #86 ( ) #100 ( ) #114
Leiderschap ( ) #6 ( ) #20 ( ) #34 ( ) #48 ( ) #62 ( ) #76 ( ) #90 ( ) #104 ( ) #118
Helpen ( ) #9 ( ) #23 ( ) #37 ( ) #51 ( ) #65 ( ) #79 ( ) #93 ( ) #107 ( ) #121
Gastvrijheid ( )#12 ( ) #26 ( ) #40 ( ) #54 ( ) #68 ( ) #82 ( ) #96 ( ) #110 ( ) #124
Profiel van de gaven van de Geest: Gebruik de bovenstaande lijst om het profiel aan te maken. Tel voor elke gave hoeveel vakjes je er onder hebt aangekruist. Kleur het aantal hokjes, in de tabel, dat overeenkomt met het getelde aantal, bij elke gave. omschrijving profetie woord van wijsheid bestuur geven geloof onderwijs woord van kennis dienen barmhartigheid onderscheid van geesten vermaning leiderschap helpen gastvrijheid
1
2
3
63 van 78
4
5
6
7
8
9
10
Rentmeesterschap
De langste balken zijn je hoogste scores. De kortste je laagste scores. Het is zeer waarschijnlijk dat je de gave, die vermeld staat voor de langste balk, hebt ontvangen. (De gaven van tekenen en wonderen zijn niet in deze test opgenomen. Als je deze gaven hebt, zul je door de ‘tekenen’ zelf weten dat je ze hebt.)
64 van 78
Rentmeesterschap
9. Anderen in je omgeving Wanneer je Gods Woord bestudeert kom je er al gauw achter dat relaties een hoge prioriteit hebben voor God. Hij geeft om Zijn schepselen. Liefde doordring Zijn hele karakter en elk onderdeel van Zijn persoonlijkheid. Inderdaad, Liefde is de hoeksteen van Zijn wil voor ons. Een Christen is iemand waarin God is en zichtbaar wordt. Een belangrijk deel van het zichtbaar worden van God in ons leven komt door het tonen van Gods liefde in de relatie met anderen. Dit hoofdstuk kijkt naar verschillende relaties en hoe Gods liefde daarin tot uitdrukking komt. Mens – God: God kennen Joh. 17:3:
Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.
Voor Christenen betekent eeuwig leven: de enige echte God kennen en Zijn Zoon Jezus Christus. God kennen geeft het leven inhoud en betekenis. Heb God lief Math. 22:37-38: Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod.
Deze tekst beschrijft ‘het grootste en eerste gebod’ van onze Heer. Het vestigt de basis voor ode belangrijkste relatie in ons leven, onze relatie met God. Onze plicht is God op de eerste en de belangrijkste plaats in ons leven te zetten. Dien God Luk. 4:8:
En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er staat geschreven: Gij zult de Here, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen.
Toen satan Jezus verzocht hem te aanbidden, citeerde Jezus Deut. 6:13. Daar krijgen we het bevel alleen God te aanbidden en te dienen. Wanneer je God leert kenen, ga je van Hem houden. Wanneer je van Hem gaat houden, ga je Hem dienen. Wanneer je God niet wilt dienen komt dat misschien omdat je niet werkelijk van Hem houdt. Wanneer je niet werkelijk van God houdt komt dat waarschijnlijk omdat je Hem niet echt kent. Mens – mens: Gal. 5:14:
Want de gehele wet is in één woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
65 van 78
Rentmeesterschap
Zij die Gods wet niet volledig kennen, hoeven alleen deze regel te onthouden. We moeten anderen liefhebben (koesteren, respecteren en waarderen), als onszelf. Dit is een variatie op ‘wat gij niet wilt dat u geschied, doe dat ook een ander niet’. Deze wet kan gebroken worden door iets slechts te doen, maar ook door iets goeds niet te doen. We hebben allemaal wel een idee hoe wij denken dat anderen ons horen te behandelen. God wil dat wij rekenschap afleggen van onze behandeling van anderen ten aanzien van het idee dat wij hebben over hoe wij behandeld horen te worden. Nu kan een mens verschillende relaties hebben met de medemens. Als Christen heb je een relatie met je medegelovigen. Deze relatie wordt vooral uitgedrukt in dienstbaarheid. Gal. 5:13-14:
Want gij zijt geroepen, broeders, om vrij te zijn; (gebruikt) echter die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkander door de liefde. Want de gehele wet is in één woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
Voor dit dienen heb je de middelen van God ontvangen. 1Petr. 4:10:
Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods.
Over de gaven die God gegeven heeft kon je meer lezen in het vorige hoofdstuk. Voor de ongelovigen in je omgeving geldt dat je hen het beste dient door gehoorzaam te zijn aan de opdracht die God geeft: het Goede Nieuws vertellen. Math. 28:19-20: Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld. Mark. 16:15-18: En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden.
Mocht dit voor je moeilijk zijn, wees dan niet bang of bezorgd, want God heeft beloofd dat Hij je daarvoor toerust met Zijn Geest: Hand. 1:8:
maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.
Hoewel hier veel meer over te zeggen valt, wil ik toch doorverwijzen naar de cursus 'evangelisatie' en naar hoofdstuk 10 in dit boekwerkje. Er zijn een aantal belangrijke relaties waar nog even de aandacht op gevestigd dient te worden:
66 van 78
Rentmeesterschap
Man – vrouw: Ef. 5:25:
Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft
Mannen moeten hun vrouw liefhebben (waarderen, koesteren, respecteren en eren), in dezelfde mate als Christus van de Kerk houdt en Zijn eigen leven voor haar heeft opgeofferd. Ef. 5:21-23:
en weest elkander onderdanig in de vreze van Christus. Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan de Here, want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt.
Het woord ‘onderwerpen’ betekent: ‘jezelf onder de autoriteit van een ander’. Het betekent niet: dat de een minder waard is dan de ander. Mannen onderwerpen zich aan hun vrouw door haar lief te hebben. Vrouwen moeten hun man liefhebben (waarderen, koesteren, respecteren en eren) door zich te onderwerpen aan hem als ‘hoofd’ in die relatie, zoals Christus ‘het hoofd van de kerk’ is. Mannen en vrouwen moeten zich beseffen dat God hun rekenschap vraagt voor het vervullen van hun eigen verantwoordelijkheid in hun relatie. God verwacht niet van mannen dat zij hun vrouwen willens en wetens onderwerpen. Hij kijkt ernaar of zij hun vrouw werkelijk liefhebben. God verwacht niet van vrouwen dat zij er willens en wetens voor zorgen dat mannen hun liefhebben, maar Hij kijkt er wel naar of zij zich onderwerpen aan hun man en hem respecteren als leider in de relatie. Ouder – kind Deut. 6:5-7:
Gij zult de HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat.
We zien hier dat de ouders de opdracht van God gekregen hebben om hun kinderen in te prenten dat zij God moeten liefhebben. Dat inprenten gaat veel verder dan 'daarover spreken'. Het is: laten zien wat God voor je betekent, in woord en daad. Omgekeerd dienen Christelijke kinderen in Christus hun ouders te eren door hen te gehoorzamen. Als zij dat doen zal God hen zegenen. Ef. 6:1-3:
Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in de Here, want dat is recht. Eer uw vader en uw moeder – dit is immers het eerste gebod, met een belofte – opdat het u welga en gij lang leeft op aarde.
67 van 78
Rentmeesterschap
Werkgever – werknemer Col. 3:23-24:
Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte, als voor de Here en niet voor mensen; gij weet toch, dat gij van de Here tot vergelding de erfenis zult ontvangen. Gij dient Christus als heer.
De Bijbel onderwijst dat zelfs ons werk een vorm van aanbidding van God kan zijn. Col. 4:1:
Heren, betracht jegens uw slaven recht en billijkheid; gij weet toch, dat ook gij een heer in de hemel hebt.
God zal van werkgevers rekenschap vragen of zij hun werknemers eerlijk behandelen. Hij zal de werknemers verantwoordelijk houden, dat zij net zo hard voor hun werkgever werken als zij voor Christus zouden doen. In al onze relaties is het belangrijkste dat wij anderen respecteren en hun behandelen als God in Christus zou doen, want Gods liefde is het allerbelangrijkste. God zal je nooit vragen of je ongeacht wat dan ook werkte, Maar Hij vraagt je wel of je liefgehad hebt, ongeacht wat dan ook.
68 van 78
Rentmeesterschap
10. Milieu God zorgt voor de schepping God heeft de schepping stukje voor stukje gemaakt en keurde elk afzonderlijk onderdeel goed. Uiteindelijk was de schepping volmaakt, overvloedig en gevarieerd, met allerlei soorten planten, bomen, vogels, vissen, en dieren (Gen. 1-2). Maar God trok zich niet terug van de schepping. Door de Bijbel heen zien we Zijn intense betrokkenheid: Er valt geen musje op de grond, zonder dat Hij het weet; Math. 10:29:
Worden niet twee mussen te koop aangeboden voor een duit? En niet één daarvan zal ter aarde vallen zonder uw Vader.
Regen, mist, bliksem en wind, komen op als Hij het zegt: Jer. 10:12-13:
Hij maakt de aarde door zijn kracht, Hij bereidt de wereld toe door zijn wijsheid en breidt de hemel uit door zijn verstand. 13 Als Hij zijn stem doet horen, is er een geruis van water aan de hemel en doet Hij dampen opstijgen van het einde der aarde; bliksemen maakt Hij bij de regen, en wind doet hij voortkomen uit zijn voorraadkamers.
Alles dankt zijn bestaan aan Hem: Kol. 1:16-17:
want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem;
God zorgt voor Zijn schepping: Ps. 65:10-13:
Gij bezoekt het land en verleent het overvloed, Gij maakt het zeer rijk. De beek Gods is vol water, Gij bereidt hun koren. Ja, zo bereidt Gij alles. Gij drenkt zijn voren, Gij doorvochtigt zijn kluiten, door regenstromen maakt Gij het week; Gij zegent zijn gewas. Gij kroont het jaar van uw goedheid, uw sporen druipen van vet; de dreven der steppe druipen...
De schepping reageert hierop: Ps. 65:13-14:
de dreven der steppe druipen, de heuvelen omgorden zich met gejuich; de landouwen zijn bekleed met kudden, de dalen tooien zich met koren: zij jubelen elkander toe, ook zingen zij.
Ps. 98:7-8:
De zee bruise en haar volheid, de wereld en wie erin wonen; dat de stromen in de handen klappen, de bergen tezamen jubelen
De schepping laat iets van Gods grootheid zien en roept ons dan ook op om daar van te genieten en Hem daarvoor te eren. 69 van 78
Rentmeesterschap
Oorspronkelijk leefde de mens in harmonie met de schepping. Dit is veranderd door de zondeval. Gen. 3:17-19:
En tot de mens zeide Hij: Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten; in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.
Zoals wij de gevolgen van de zondeval ondervinden, zo doet de schepping dat ook. Rom. 8:19-22: Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods. Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.
Toch blijft de mens met de aarde verbonden. Dat is ook zichtbaar in het oordeel dat de Heer uitspreekt over de mens, ten gevolge van de zondeval. Gen. 3:19:
in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.
Toch is er ook een verschil tussen alles wat God geschapen heeft en de mens. De planten en de dieren werden geschapen 'naar hun aard' (Gen. 1:12, 21, 25). Bij de mens is dat anders: Gen. 1:27:
En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
De uitdrukking 'naar Gods beeld' houdt in dat we qua houding en gedrag een afspiegeling van Hem dienen te zijn. Wij zijn Zijn vertegenwoordigers op aarde. Daarom behoren wij ons ook zo te gedragen als Hij dat wil. God heeft ons een opdracht gegeven: Gen. 1:26-28:
En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.
Het 'heersen' en 'onderwerpen' in deze tekst wordt nogal eens verkeerd opgevat. Het gaat niet om onderdrukking en overheersing. Het is beter om deze tekst uit te leggen in relatie tot de opdracht die God in Gen. 2:15 gaf:
70 van 78
Rentmeesterschap Gen. 2:15:
En de HERE God nam de mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren.
In dit geval krijgen de beide bovengenoemde werkwoorden een heel andere invulling. Hier wordt gesproken van 'bewerken' (werken, dienen) en 'bewaren' (bewaken, beschermen, onderhouden) Eigenlijk zou onze houding zo moeten zijn als die van Christus, die bereid was om Zijn Goddelijkheid af te leggen om de mensheid te behouden. Fil. 2:5-7:
Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is.
Over de aarde heersen op zo’n manier dat Gods karakter wordt weergegeven, gaat niet samen met uitbuiting en zelfingenomenheid en vraagt van ons dienstbaarheid en nederigheid. Onze houding ten aanzien van de aarde wordt bepaald door Gods oorspronkelijke bedoeling met de schepping en Zijn toekomstplannen daarmee. Rom. 8:19-22: Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods. Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.
We zien dat er een kostbare belofte is weggelegd voor de schepping: zij zal van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid bevrijd worden. Waarom: tot de vrijheid van de heerlijkheid van Gods kinderen, de Christenen. In de bediening van Jezus zien wij Gods belofte van genezing en herstel al doorbreken (zie bijvoorbeeld: Math. 14:13-2, 15:32-39; Mark. 5:21-43; Luk. 6:18-19, 17:11-19). Jezus brengt volledig herstel. En wij dienen Hem na te volgen. Mark. 12:30:
Het eerste is: Hoor, Israël, de Here, onze God, de Here is één, en gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht.
Jezus geeft ons de opdracht om God volledig lief te hebben, met alles wat in ons is. Daarbij hoort dan ook gehoorzaamheid aan de opdracht die God ons gaf: het verantwoord beheren van de schepping. Enkele praktische tips
71 van 78
Rentmeesterschap
Hoeveel mag je leefstijl kosten? Klacht van milieuvriendelijk geproduceerde zaken is altijd dat ze zo duur zijn. Zelf als je student bent kun je daar keuzes in maken. In het zoeken naar een praktische invulling van ‘Genieten van Genoeg’ zal er vaak een spanningsveld optreden. We leven in deze maatschappij, waar dit niet de norm is. De vraag wat dan precies genoeg is, is niet een eenduidig antwoord te geven. Daarom blijven dit onderwerpen om met elkaar over in gesprek te blijven. Ook om te vermijden dat we krampachtig gaan leven uit schuldgevoelens met het idee dat het nooit goed genoeg is. We kunnen niet alle problemen in de wereld oplossen, daarvoor zijn deze vraagstukken veel te complex. We kunnen wel het volgende doen: Micha 6:8:
Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de Here van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God.
Praktische tips: • • • • • • • • •
Moet je alles kopen of kun je dingen delen? Neem groene stroom – het scheelt bakken CO2 uitstoot. Koop biologische voeding. Kies producten die eerlijk zijn verhandeld als dat mogelijk is. Koop producten die met minder milieubelasting zijn geproduceerd: voedsel, papier, verf, etc. Weet wat je koopt: lees over de producten, waarvan, hoe en waar ze zijn gemaakt. Ondersteun projecten die zich richten op milieu- en natuurzorg en ontwikkelingssamenwerking. Bid! Voor een levensstijl die ten goede komt aan anderen en aan de natuur. Neem de tijd om de natuur in te gaan en je te verwonderen over dat wat God gemaakt heeft.
72 van 78
Rentmeesterschap
11. Evangelie Het Evangelie is het Goede Nieuws dat Jezus naar deze wereld is gekomen, om in onze plaats de straf te dragen voor onze zonden. Hij is daarvoor gestorven aan het kruis. Daarna is Hij opgestaan uit de dood en naar de hemel gegaan om daar voor ons een plaats te bereiden. De vraag is nu: hoe gaan wij om met dat Evangelie? Luk. 6:47-48:
Wat noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat Ik zeg? Een ieder, die tot Mij komt en mijn woorden hoort en ze doet, Ik zal u tonen aan wie hij gelijk is. Hij is gelijk aan iemand, die bij het bouwen van een huis diep gegraven en het fundament op de rots gelegd heeft. Toen een watervloed kwam en de stroom tegen dat huis aansloeg, kon hij het niet aan het wankelen brengen, omdat het goed gebouwd was.
Een ieder die het Woord van Jezus hoort en ernaar handelt heeft zijn levensfundament gevestigd op de Rots, Jezus Zelf: 1Petr. 2:4-8:
En komt tot Hem, de levende steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus. Daarom staat er in een schriftwoord: Zie, Ik leg in Sion een uitverkoren en kostbare hoeksteen, en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen. U dan, die gelooft, geldt dit kostbare, maar voor de ongelovigen geldt: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, die is geworden tot een hoeksteen en een steen des aanstoots en een rots der ergernis, voor hen, die zich daaraan, in hun ongehoorzaamheid aan het woord, stoten, waartoe zij ook bestemd zijn. Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen.
Het eerste wat je kunt doen om een goede rentmeester van het Evangelie te zijn, is tot Hem komen en je door Hem te laten gebruiken. Hand. 4:12:
En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden.
Daarna dien je een levende steen te worden in de bouw van een geestelijk huis. Dit betekent dat er heiliging dient plaats te vinden in je leven. Rom. 12:1-2:
Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene.
Wanneer jij jezelf opoffert zal de Heilige Geest alle ruimte krijgen in je leven. Daarmee eer je Hem en ga je steeds meer op Christus lijken. De vrucht van de Geest wordt in je leven zichtbaar. 73 van 78
Rentmeesterschap Gal. 5:20-22:
Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
Daarnaast ontvang je gaven waarmee je dienstbaar mag zijn: 1Petr. 4:10:
Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods.
God heeft ons de opdracht gegeven om de wereld te bereiken met het Goede Nieuws dat Hij voor de zonden gestorven is en dat Hij opgestaan is uit de dood. Iedereen kan door Hem behouden worden. De teksten, met die opdracht, openbaren dat de opdracht voor evangelisatie het maken van discipelen omvat, en het verkondigen van het Evangelie aan iedere schepsel, het prediken van zonde en de verlossing van zonde aan de hele wereld, evenals het getuigen van Jezus. Math. 28:19-20: Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld. Mark. 16:15-18: En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen:in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden. Luk. 24:46-48: En Hij zeide tot hen: Aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden en ten derden dage opstaan uit de doden, en dat in zijn naam moest gepredikt worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem. Gij zijt getuigen van deze dingen. Joh. 20:21-23: Jezus dan zeide nogmaals tot hen: Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u. En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend. Hand. 1:8:
maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.
De boodschap is heel concreet: 1Cor. 15:3-4:
Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften,
Voor hen die hierop positief reageren geldt de belofte: Rom. 10:13-14: want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden. Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker?
74 van 78
Rentmeesterschap
Gods evangelisatieplan is gebaseerd op vermenigvuldiging, die vergelijkbaar is met dat van de levende cellen in de natuurlijke wereld. Paulus heeft dit samengevat toen hij deze woorden aan Timotheüs schreef: 2Tim. 2:2:
en wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten.
Paulus zei tegen Timotheüs dat hij vertrouwde mensen moest uitkiezen en aan hen moest toevertrouwen wat hem onderwezen was. Deze vertrouwde mensen hebben de bekwaamheid om anderen te onderwijzen. Door dit georganiseerde plan van vermenigvuldiging zou het Evangelie door de wereld verspreid worden. We zien dit dan ook gebeuren in de vroege kerkgeschiedenis, die in Handelingen wordt beschreven.
75 van 78
Rentmeesterschap
12. Kenmerken van een rentmeester Wat maakt ons een goede rentmeester? Waar kijkt God naar in het rentmeesterschap? De kenmerken van goed rentmeesterschap hebben een belangrijke invloed op je omgeving en natuurlijk ook op de gemeente waar jij bij hoort. Die kenmerken zijn: 1. Betrouwbaarheid 1Cor. 4:1-2:
Zo moet men ons beschouwen: als dienaren van Christus, aan wie het beheer van de geheimenissen Gods is toevertrouwd. Voor zulke beheerders is dit tenslotte het vereiste: betrouwbaar te blijken.
We moeten betrouwbaar zijn voor God en de medemens. Dit doen we door Zijn geheimenissen goed te beheren. Eigenlijk is dat niets anders dan het horen en doen van Zijn wil. 2. Bereidwilligheid om te leren Ps. 27:11:
Onderwijs mij, HERE, uw weg en leid mij op een effen pad om mijner belagers wil;
Bij goede rentmeesters kom je geen eigenwijze houding tegen. Zij zijn bereid om te leren. 3. Dienstbaarheid Gal. 5:13:
Want gij zijt geroepen, broeders, om vrij te zijn; (gebruikt) echter die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkander door de liefde.
Rom. 12:10-11: Weest in broederliefde elkander genegen, in eerbetoon elkander ten voorbeeld, in ijver onverdroten, vurig van geest, dient de Here.
Wij horen verantwoordelijk te zijn voor elkaar en naar elkaar om te zien. Helaas blijkt in de praktijk maar al te vaak dat dit niet het geval is. Christus is ons voorbeeld. Hij had het hart van een dienaar. Luk. 22:27:
Want wie is de eerste: die aanligt, of die dient? Is het niet, die aanligt? Maar Ik ben in uw midden als dienaar.
4. Vrijgevigheid Luk. 6:38:
Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden.
Als we ons realiseren dat we niets van wat wij hebben ook werkelijk bezitten, is het veel gemakkelijker om het aan God te geven. Het is nodig dat we bereid zijn
76 van 78
Rentmeesterschap
van ons leven, onze tijd, talenten, bezittingen en financiën te geven. Hoe meer we aan God geven, hoe meer we terugkrijgen. Dan blijft er tenslotte nog één zaak die we dienen te bekijken: de verantwoordelijkheden van een rentmeester. Luk. 16:1-13: 1. Hij zeide ook tot zijn discipelen: Er was een rijk man, die een rentmeester had. Van deze werd hem aangebracht, dat hij zijn bezit verkwistte. 2. En hij liet hem roepen en zeide tot hem: Wat hoor ik daar van u? Doe verantwoording van uw beheer, want gij kunt niet langer rentmeester blijven. 3. De rentmeester zeide bij zichzelf: Wat moet ik doen? Want mijn heer ontneemt mij mijn rentmeesterschap. Spitten kan ik niet, voor bedelen schaam ik mij. 4. Ik weet, wat ik doen zal, opdat zij mij, wanneer ik uit mijn rentmeesterschap ontzet ben, in huis zullen nemen. 5. En hij ontbood de schuldenaars van zijn heer één voor één bij zich. Hij zeide tot de eerste: Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig? 6. Hij zeide: Honderd vaten olie. Hij zeide tot hem: Hier hebt gij uw schuldbekentenis, ga vlug zitten en schrijf vijftig. 7. Daarna zeide hij tot de tweede: En hoeveel zijt gij schuldig? Hij zeide: Honderd zakken tarwe. Hij zeide tot hem: Hier hebt gij uw schuldbekentenis, schrijf tachtig. 8. En de heer prees de onrechtvaardige rentmeester, dat hij met overleg gehandeld had, want de kinderen dezer wereld gaan ten aanzien van hun geslacht met veel meer overleg te werk dan de kinderen des lichts. 9. En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten. 10. Wie in zeer weinig getrouw is, is ook in veel getrouw. En wie in zeer weinig onrechtvaardig is, is ook in veel onrechtvaardig. 11. Indien gij dus niet getrouw geweest zijt ten aanzien van de onrechtvaardige Mammon, wie zal u dan het ware goed toevertrouwen? 12. En indien gij niet getrouw geweest zijt ten aanzien van het goed van een ander, wie zal u het onze geven? 13. Geen slaaf kan twee heren dienen, want hij zal òf de ene haten en de andere liefhebben, òf zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen èn Mammon.
In vers 1 zien we dat deze rentmeester het beheer had over het bezit van een rijk man. De rentmeester deed zijn werk niet goed want hij verkwistte het bezit. We zien dan in vers 2 dat een rentmeester verantwoording dient af te leggen van het werk dat deze gedaan heeft. Kortom: hij moet rekenschap geven van zijn beheer. Voor ons betekent dat, dat we niet onverschillig door het leven moeten gaan en onbezorgd zijn over wat God denkt van onze manier van leven. Het betekent ook dat we de gaven en talenten moeten gebruiken, die Hij ons gegeven heeft. In vers 3 wordt duidelijk aangegeven dat er een risico bestaat om je rentmeesterschap te verliezen. Dit gebeurt op basis van de verantwoording die wij dienen af te leggen over het beheer van de dingen die God ons gegeven heeft. Rom. 14:2:
Zo zal [dan] een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven [aan God].
Hoe horen we ook alweer te leven?
77 van 78
Rentmeesterschap 1Petr. 4:7-11:
Het einde aller dingen is nabijgekomen. Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden. Hebt bovenal bestendige liefde jegens elkander, want de liefde bedekt tal van zonden. Weest gastvrij jegens elkander, zonder morren. Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods. Spreekt iemand, laten het woorden zijn als van God; dient iemand, laat het zijn als uit kracht, door God verleend, opdat in alles God verheerlijkt worde door Jezus Christus, aan wie de heerlijkheid is en de kracht, in alle eeuwigheid! Amen.
In ons christelijke leven is geen plaats voor een "leef-zoals-je-zelf wilt instelling." Wij zijn aan God verschuldigd te leven zoals Hij dat wil. God, laat ons goede rentmeesters zijn over die dingen die God ons toevertrouwd heeft.
78 van 78