Renault heet u welkom in uw Renault 4 Hoe meer eigenschappen en details u van uw Renault kent en hoe beter u bent geïnformeerd over het onderhoud, met des te meer plezier zult u hem gebruiken.
De informatie in dit instruktieboekje zal u in staat stellen: • uw Renault goed te leren kennen zodat u hem o o k goed zult kunnen gebruiken, • kleine storingen (lekke band, defekte lamp e n z . ) zelf te verhelpen,
Deze auto is ontworpen en ontwikkeld om u alle goede eigenschappen te bieden die het sukses van Renault vormen: • Fraaie lijn en ruim interieur, • Veiligheid en betrouwbaarheid, • Komfort en bedieningsgemak, • Zuinig in verbruik, goedkoop in onderhoud en bij reparatie. Om dit te bereiken heeft Renault gebruik gemaakt van de nieuwste ontwikkelingen voor het verkrijgen van: • Geringe luchtweerstand (Cx), • Grote trekkracht bij laag motortoerental (laag brandstofverbruik), • Korte reparatietijden, • Zo weinig mogelijk periodiek onderhoud.
• h e m goed te o n d e r h o u d e n zodat hij u lange tijd trouw zal blijven dienen en zijn w a a r d e zal blijven behouden. W i j n o d i g e n u d a a r o m uit dit boekje zorgv u l d i g te lezen. De Renault specialisten staan klaar om u aanv u l l e n d e informatie te geven. In de alfabetische inhoudsopgave, z i e de laatste bladzijde, vindt u de afzonderlijke onderwerpen.
RENAULT DENKT AAN DE GEBRUIKERS Bij HET BOUWEN VAN DE AUTO'S. Reproduktie of vertaling, zelfs gedeeltelijk, is verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming Van de Regie Nationale des Usines Renault, 92 100 Billancourt NE 468.
UW NIEUWE RENAULT G O E D O N D E R H O U D E N IS DE BESTE GARANTIE V O O R TEVREDENHEID Aan elke auto moeten, afhankelijk van de kilometerstand, de leeftijd en de bedrijfsomstandigheden, kont roles en afstellingen worden uitgevoerd, terwijl zwaar belaste delen dienen te worden vervangen. Als dit wordt nagelaten, dan zullen de goede eigenschappen van de auto geleidel ijk achteruit gaan. De auto wordt minder economisch, minder komfortabel en minder betrouwbaar. Kortom, een slecht onderhouden auto zal u minder voldoening schenken en zal ook sneller verouderen. Dit alles geldt ook voor Renault-automobielen, ook al vragen ze maar een bescheiden onderhoud. Om dit onderhoud te kunnen uitvoeren en uw tevredenheid te kunnen waarborgen, heeft Renault een programma voor gevarieerd onderhoud opgesteld. Dit programma omschrijft nauwkeurig de aard van de uit te voeren onderhoudswerkzaamheden als mede de tijdstippen waarop ze moeten worden uitgevoerd, naargelang het aantal gereden kilometers of de verstreken tijd.
De strekking van het onderhoudsprogramma is duidelijk:
HET V A S T S T E L L E N EN U I T V O E R E N V A N DE NOODZAKELIJKE WERKZAAMHEDEN Z O D R A D E Z E O O K N O O D Z A K E L I J K ZIJN. HET D R U K K E N V A N D E N O R M A L E O N D E R H O U D S K O S T E N , M A A R DEZE O O K BETER O V E R DE GEBRUIKSDUUR VAN DE A U T O TE VERDELEN.
Het principe van het onderhoudsprogramma is eenvoudig:
HET O M V A T EEN PERIODIEK S C H E M A V A N EEN VIERTAL V E R S C H I L L E N D E O N D E R H O U D S B E U R T E N (de eerste kontrolebeurt niet meegerekend) W A A R V A N DE A A R D EN DE BELANGRIJKHEID AFHANGEN VAN: • de kilometerstand of leeftijd van de auto • het onderhoud dat reeds daarvoor is uitgevoerd.
Het gevarieerd onderhoudsprogramma van Renault: een reden temeer om uw Renault regelmatig te laten onderhouden Laat uw Renault volgens dit onderhoudsschema door onze specialisten onderhouden, zodat uw auto in goede conditie blijft, de onderhoudskosten zo laag mogelijk blijven en de auto zo kort mogelijk buiten gebruik is. De uitgevoerde kontroles geven aan welke afstellingen er moeten worden uitgevoerd en welke onderdelen er moeten worden vervangen, opdat u vol vertrouwen en tevreden in uw auto kunt blijven rijden. De monteurs in onze Renaultorganisatie weten wat zij moeten doen en wanneer zij het moeten doen. Ook beschikken zij over de juiste middelen om dit onderhoud goed uit te voeren en kunnen zij altijd een beroep doen op onze technische dienst. WIJ W E N S E N U D A A R O M VEEL EN V O O R A L L A N G PLEZIER V A N UW R E N A U L T !
2
Inhoudsopgave Inrijden en bandenspanning
Blz. 4
• Opbergvakje
Blz. 28
5
• Asbak
28
Overzicht van de organen en de b e d i e n i n g . . . . 6
Banden
29
Waar zoekt u?
Autogordels
Gegevens van de motor
Tips voor zuinig rijden Ken uw auto • Sleutels • Portieren • Kindersloten • Achterklep • Achterdeur (bestelauto) • Dakklep (bestelauto) • Benzine tanken • Motorkap Voordat u gaat rijden • Peil motorolie • Peil koelvloeistof • Peil remvloeistof • Peil ruitesproeiervloeistof • Peil akkuvloeistof
7 8-9 10 10-11 11 11 12 12 13 13 14 15 15 15 15
Bedieningsorganen • Dashboard, links stuur • Dashboard, rechts stuur • Instrumentenpaneel
16-17 18-19 20-21
Interieuruitrusting • Voorzittingen • Hoofdsteun • Achterbank • Opklapbare achterbank • Opklapbare hoedenplank • Schuifruiten
22 23 23 24-25 24 26
Komfort uitrusting • Binnenspiegel • Zonnekleppen • Binnenverlichting
27 27 28
Open dak Het rijden • Kontaktslot-stuurslot • Starten • Handrem • Versnellingshandel Signalisatie • Klaxon • Lichtsignaal • Richtingaanwijzers • Alarmsignaal
30-31 31 32 32 33 33 34 34 34 34
Verlichting • Parkeerlicht • Dimlicht • Grootlicht • Mistachterlicht
35 35 35 35
Ruitewissers/ruitesproeiers
35
Uw komfort • Verwarming en ventilatie 36 • Ontwasemen/ontdooien van de v o o r r u i t . . . 37 • Verwarming 37 • Ventilatie 37 • Ontwasemen/ontdooien van de achterruit.. 37 Het verwisselen van een wiel • Krik-wielmoersleutel • Reservewiel • Verwisselen van een wiel
38 38 39
Kleine storingen • Vervangen van een koplampgloeilamp
40
• Afstellen van de koplampen • Vervangen van overige gloeilampen • Zekeringen
Blz. 40 41 42
Praktisch advies • Ontsteking-bougies • Akku-starthulp • Extra lampen • Gebroken voorruit • Trekken van een caravan • Slepen • Inbouwen van een radio • Luchtfilter • Afschermplaat voor de radiateur
43 43 44 44 44 44 45 46 46
Mechanisch onderhoud • Motorolie verversen • Oliefilter • Versnellingsbakolie verversen • Karburateur afstellen • Ontsteking afstellen
47 47 48 48 49
Onderhoud van de karrosserie • Wassen • Bescherming tegen roestvorming • Schoonmaken • Laknummer
50 50 50 50
Storingen
51-53
Algemene gegevens • Maten • Gewichten • Aanhangwagengewichten • Onderdelen
54-55 56 56 56
Identifikatie
57
Service
58-61
Aantekeningen
62-63 3
Inrijden
Bandenspanning (in bar of kg/cm 2 bij koude banden) Bandenmaten 135-13/145-13
• Rijd gedurende de eerste 1.000 km niet sneller dan: 90 km per uur in de hoogste versnelling (4e). • In de tussen liggende versnellingen mag u de motor nooit op een hoog toerental laten draaien.
1,4 1, 7
1, 4 1, 8
1, 5 2, 0
Bij volle belastingen voor hoge snelheden
VOOR ACHTER
1, 5 1, 8
1, 5 2, 0
1, 6 2, 2
1, 8
2, 0
2, 2
• motorolie,
14
• koelvloeistof,
15
• benzine,
13
• akku,
15
• remvloeistof,
15
• ruitesproeiervloeistof,
15
moet regelmatig tussen de onderhoudsbeurten worden gekontroleerd. 4
Zuinig met de brandstof
Algemene gegevens
Het peil van:
F6
VOOR ACHTER
Reservewiel: zie blz. 38 en 39
zie blz.
Model F4
Normaal gebruik
• Na 1.000 km kunt u uw auto zonder beperking gebruiken; pas na 3.000 km zal hij echter het volle vermogen kunnen geven.
Regelmatige kontroles:
Standaard TL - G T L
Gewichten, afhankelijk van model: 665 tot 780 kg. Maten in m: Sedan F4 lengte: breedte: hoogte (onbelast)
3.668 1.485 1.550
3. 653 1. 500 1. 710
2 gulden regels F6 3. 853 1. 532 1. 720
Cilinderinhoud: 845 of 1108 cm 3 , afhankelijk van motortype Bruikbare inhoud van de benzinetank:
34 liter
Te gebruiken benzine (zie blz. 5 en 13). Modellen 1128 en 2370 met motor C1E 14: superbenzine Overige modellen: normale benzine Akku: (zie ook blz. 15 en 43).
• een goede onderhouden auto bandenspanning/diagnose onderhoud • rijstijl soepel rijden/matige snelheid Andere adviezen: zie blz. 8 en 9.
Sleutels: noteer hier de nummers van de sleutels: Kontaktsleutel Portiersleutel
12 volt
Alfabetische inhoud: zie blz. 65.
Gegevens van de motor Type van de auto Typenummer zoals aangegeven op het ovale plaatje (blz. 57) Type van de motor Boringxslag(mm) Cilinderinhoud (cm3) Kompressieverhouding
Standaard TL 1123
GTL
F4
1128
2106
F4 210 B 239 B
800 05 B1B
688 12 C1E14*
800 05 B1B
C1E18
C1E 18
C1E14
58x80 845 8/1
70x72 1108 9, 5/1
58x80 845 8/1
70x72 1108 8, 3/1
70x72 1108 8, 3/1
70x72 1108 9, 5/1
Zenith 28 IF 650 ± 25
Zenith 28 IF 650 ± 2 5
Klepspeling (mm) inlaat uitlaat Karburateur
Koud/warm 0,15/0,18 0,20/0,25
Stationair toerental (toeren/min. )
Zenith 32IF7 650 ± 2 5
Zenith 28 IF 650 ± 2 5
Benzine
normaal
super
R 287 D 83 4° ± 1
R244 D61 6° ± 1
Vervroegingskromme Vaste voorontsteking Kontaktpuntafstand (mm) Kontakthoek Dweil percentage Bougies Elektrodenafstand (mm) Ontstekingsvolgorde *Afhankelijk van land
F4* F6* F6 - Pick-up 210 B - 239 B 2370 3C2370 2370
Zenith 32 IF 7 700 ± 2 5
Zenith 28 IF 650 ± 2 5
super
normaal R287 D83 4° ± 1
R324 C33 6° ± 1
0, 4 57° ± 3° 63% ± 3%
korte schacht met pakkingring 0,55-0,65 1-3-4-2
R324 C33 6° ± 1
R 244 D61 6°± 1
Overzicht van de organen en de bediening
6
Waar zoekt u? Blz.
Blz.
Blz.
1 Koplampen
40
13 Drukknop motorkapslot
13
25 Kriksteunpunten
2 Krik
38
14 Versnellingshandel
33
26 Achterbank
24-25
15 Voorruit
44
27 Autogordels
30-31
16 Handrem*
33
28 Voorzittingen
22
17 Open dak
31
29 Zekeringen
42
3 Akku
4 Reservoir ruitesproeiers
5 Wisselstroomdynamo (laadstroom)
15, 43
15
20-21
39
6 Expansievat koelsysteem
15
18 Hoofdsteun*
23
30 Remvloeistofreservoir
15
7 Wielmoersleutel/krikslinger
38
19 Schuifruiten
26
31 Karburateur
48
8 MotoroliepeiIstaaf
14
20 Hoedenplank
24
32 Oliefilter
47
9 Motorolievuldop
14
21 Achterlichten
41
33 Versnellingsbak
47
10 Stroomverdeler
49
22 Banden
34 Radiateur
15
11 Luchtfilter
46
23 Reservewiel
35 Afschermplaat voor radiateur
46
12 Identifikatieplaatjes
57
24 Portierhandgrepen
36 Knipperlichten/parkeerlichten
41
*Afhankelijk van uitvoering of land
4, 29
38
10-11
7
Tips voor zuinig rijden Ondanks zijn indrukwekkende prestaties kan uw Renault 4 bescheiden zijn in zijn benzineverbruik. Maar bij het ontwerpen van een auto kan men niet alle faktoren bepalen. Het verbruik van uw auto zal ook afhangen van het onderhoud, uw rijstijl en van de gebruiksomstandigheden. Onderhoud
Banden
Het rijden
Bepaalde afstellingen en kontroles van het diagnose onderhoud hebben direkt invloed op het benzineverbruik.
• Door te lage bandenspanning neemt de rolweerstand en dus het verbruik toe.
• Rijd kalm tot de motor zijn bedrijfstemperatuur heeft bereikt; dit is beter dan warm draaien bij stilstaande auto. • Uw auto bezit een handbediende choke; druk de choke-knop geleidelijk terug naarmate de motor op temperatuur komt.
Afstellingen van de motor • Ontsteking: de juiste kontaktpunt afstand en een goed afgestelde vaste voorontsteking. • Stationair toerental: dit moet op de voorgeschreven waarde zijn afgesteld: Zie de technische gegevens van de motor. Een te snel draaiende motor verbruikt te veel benzine. • Luchtfilter: een vervuild luchtfilter verhoogt het verbruik; laat het vervangen.
• Indien banden gemonteerd worden die niet worden aanbevolen, kan het verbruik stijgen.
• Sportief rijden kost benzine. Rijd daarom soepel en kijk ver vooruit. • Regel de snelheid met het gaspedaal door voor een bocht tijdig gas terug te nemen.
8
Tips voor zuinig rijden Het rijden
• Rijd bij een stoplicht kalm weg.
• Rijd niet met een lege imperiaal op uw auto.
• Vermijd hoge toerentallen in de tussenliggende versnellingen. Gebruik altijd de hoogst mogelijke versnelling zonder de motor te zwaar te belasten.
Tips voor het gebruik
Geef op een helling geen gas bij om de snelheid konstant te houden. Houd het gaspedaal in dezelfde stand.
Snelheid kost geld.
• Terugschakelen met tussengas, en het geven van gas voordat de motor wordt stilgezet, zijn overbodig bij de moderne automobielen.
• Gebruik uw auto zo weinig mogelijk op korte afstanden. De motor komt dan niet op temperatuur en de choke blijft werken. Doe al uw boodschappen in één keer. • Vul de benzinetank niet tot aan de rand; u verspilt hiermee brandstof. Plaats bij strenge kou het luchtfilter in de winterstand. • Zet in de zomer, zodra de temperatuur dit toelaat, het luchtfilter in de zomerstand. • Bij 100 km per uur verhogen openstaande ruiten het verbruik met 4 % .
Gebruik liever de ventilatie openingen.
• Gebruik een aanhangwagen voor het vervoer van grote voorwerpen.
• O o k het opwekken van stroom kost brandstof. Schakel alle verbruikers uit die u niet meer nodig heeft. Maar veiligheid voor alles: • Rijd met dimlicht zodra het zicht minder wordt. (Zien en gezien worden). 9
Ken uw auto
Kontaktsleutel
Voorportieren
Daarmee kunt u: - de motor starten, - de portieren afsluiten, - de achterklep afsluiten (sedan), - de achterdeur afsluiten (bestelwagen).
Openen van buiten af Maak met de sleutel het slot van één van beide voorportieren vrij. Druk knop 1 in en trek de handgreep naar u toe.
Sleutelnummer Vergeet niet het sleutelnummer te noteren dat op het plaatje A is aangegeven.
Openen van binnen uit Druk handel 2 omlaag.
Advies Sleutels Bij verlies kunt u bij uw Renault dealer andere sleutels bestellen. Geef hem de sleutelnummers op en toon de autopapieren. O n z e service afdeling kan u snel nieuwe sleutels leveren.
10
Ken uw auto
Achterportieren
Achterklep
(sedan)
Afsluiten
Kindersloten
U maakt het van buiten af openen van de achterportieren mogelijk door het handeltje 1 omhoog te drukken.
Als u het knopje 2 met de punt van de kontaktsleutel (bij wijze van schroevedraaier) verdraait, kan het portier niet meer van binnen uit worden geopend. Kontroleer aan de binnenzijde of het portier goed op slot zit. Bij gebruik van het kinderslot moet het portier niet ook met behulp van handeltje 1 worden afgesloten.
(sedan) Openen • Maak het slot met de sleutel vrij. • Verdraai de handgreepen Iicht de achterklep op. De klep wordt door een steun met aanslag automatisch open gehouden. Sluiten • Trek de achterklep omlaag en druk hem dicht in het slot. • Sluit de klep met de sleutel af.
11
Ken uw auto
Opbergplaats
Achterdeur (bestelauto en stationcar) Openen van buiten af Maak het slot vrij met de sleutel, druk de knop in en trek de handgreep naar u toe. Openen van binnen uit Bedien knop 1. Afsluiten Doe de deur aan de buitenzijde met de sleutel op slot. \
12
(bestelauto) Bij bepaalde uitvoeringen kunnen gereedschappen en andere kleine voorwerpen in een met een deksel afsluitbare opbergplaats worden opgeborgen.
Dakklep (bestelauto en stationcar) Openen Om de klep omhoog te kunnen zetten moet de achterdeur open staan. • Trek de handels 2 naar voren om de beugels 3 vrij te maken. • Licht de dakklep op en plaats de steun in het bevestigingspunt 4. Verwijderen Licht de dakklep zover mogelijk op en schuif hem dan naar rechts uit de scharnierpennen.
Ken uw auto
Het tanken van brandstof
Motorkap
De vuldop is in het rechter achterscherm geplaatst. Inhoud van de benzinetank: 34 liter.
Openen Druk de knop 1 in; deze bevindt zich onder het dashboard, rechts van het versnellingshandel. Licht de motorkap op, haak de steun 2 los en plaats deze in het steunpunt 3.
Soort benzine • Motortypen 800 en C1E 18: Gebruik normale benzine. • Motortypen 688 en C1E 14: Gebruik super benzine. Het octaangetal van de benzine moet overeenkomen met de hieronder genoemde waarden: - 97 tot 99 voor super benzine. - 89 tot 92 voor normale benzine.
Sluiten Maak de steun vrij en druk hem weer in de ruststand vast. Laat de motorkap zakken en laat hem vervolgens vanaf een hoogte van 20 cm vanzelf in het slot vallen. Kontroleer voor alle zekerheid of de kap goed gesloten is door hem omhoog te trekken.
Advies Benzinetankvuldop: Deze is voorzien van een ventilatiegaatje. Vraag naar dit type als u een andere dop koopt. 13
Voordat u gaat rijden
Peil van de motorolie Kontroleer Het oliepeil ongeveer iedere 1.000 km en in ieder geval voor elke grote reis. Oliepeil: Het oliepeil moet met peilstaaf 1 worden gekontroleerd; het mag nooit onder het "mini" merkteken B dalen. Bij nieuwe motoren is het carter voor de inrijperiode tot aan het gemiddelde peil gevuld.
Bijvullen: gebruik voor het bijvullen via de vuldop 2 olie van het zelfde merk als bij de vorige verversing. Laat de olie niet hoger komen dan het "maxi" merkteken A. Indien u na de eerste7.500km meer dan 1 liter olie per 1.000 km moet bijvullen, moet u dit aan uw Renault dealer melden. Olie verversen: zie blz. 47.
BELANGRIJK: Laat de motor nooit in een gesloten ruimte draaien: uitlaatgassen zijn giftig.
Advies Elke abnormale daling van het oliepeil of het peil van de koelvloeistof of de remvloeistof moet voor u aanleiding zijn direkt uw Renault dealer te raadplegen.
14
Voordat u gaat rijden
Peil van de koelvloeistof
Peil van de remvloeistof
Peil van de ruitesproeiervloeistof
Dit moet regelmatig worden gekontroleerd, tenminste iedere 1.000 km. Gebruik voor het bijvullen uitsluitend de originele Renault koelvloeistof. Het koelsysteem is tot - 2 3 ° C tegen bevriezen beveiligd; in zeer koude landen is de bescherming op - 4 0 ° C gebracht. Het peil moet staan tussen de merktekens MINI en MAXI op het expansievat 1. Vul het koelsysteem - bij koude motor - bij voordat het peil beneden het MINI merkteken daalt. Inhoud: ca. 5 of 6 liter afhankelijk van het motortype.
Kontroleer de remvloeistof regelmatig en in ieder geval zodra u een verschil, hoe klein dan ook, in de remwerking opmerkt. Het remvloeistofpeil 2 mag nooit beneden het merkteken " D A N G E R " dalen. Wanneer het peil abnormaal daalt moet u de afdichting van het circuit laten kontroleren. Bijvullen: gebruik uitsluitend een remvloeistof die voldoet aan de norm SAEj 1703f of Dot 3 of Dot 4.
Vullen: Het reservoir 3 bevindt zich in het motorkompartiment. Vloeistof: Water + produkt voor ruitesproeiers. In de winter een produkt dat tevens bevriezing voorkomt.
Peil van de akkuvloeistof Kontroleer het vloeistofpeil iedere maand. Vul bij met gedistilleerd of gedemineraliseerd water tot 1,5 cm boven de platen.
15
Bedieningsorganen: rechts stuur
16
Bedieningsorganen: rechts stuur 1 Zekeringhouder
2 Instrumentenpaneel
9 Knop voor toevoer van frisse lucht
10 Ventilatieklep rechts
18 Ruitewisserschakelaar
11 Opbergvak rechts
19 Kontaktslot en startschakelaar
12 Bedieningshandel luchtverdeelklep
20 Chokeknop
13 Temperatuurregelknop (kachelkraan)
21 Voetknop voor sproeiers
3 Ventilatieklep links
4 Schakelaars* (of blinde schakelaars) • Alarmknipperlichten • Achterruitverwarming* • Mistachterlicht*
17 Handrem*
bediening
van
de
ruite-
5 Vakje voor munten
14 Schakelaar voor ventilateurmotor 6 Versnellingshandel
7 Drukknop voor openen van motorkap
8 Asbak
15 Plaats voor luidspreker*
16 Plaats voor radio*
22 Schakelaar voor richtingaanwijzers, klaxon en verlichting
23 Opbergvak links
*Afhankelijk van uitvoering of land
17
Bedieningsorganen: rechts stuur
18
Bedieningsorganen: rechts stuur 1 Ventilatieklep links
2 Asbak
3 Versnellingshandel
9 Instrumentenpaneel
17 Bedieningshandel luchtverdeelklep
10 Schakelaar voor ruitewissers en ruitesproeiers
18 Temperatuurregelknop (kachelkraan)
11 Zekeringhouder
19 Plaats voor radio*
12 Opbergvak rechts
20 Plaats voor luidspreker*
4 Drukknop voor openen van motorkap
5 Vakje voor munten 13 Chokeknop
21 Schakelaar voor ventilateurmotor
6 Knop voor toevoer van frisse lucht 14 Kontaktslot en startschakelaar 7 Schakelaars* (of blinde schakelaars) • Alarmknipperlichten • Achterruitverwarming* • Mistachterlicht*
8 Ventilatieklep rechts
22 Opbergvak links
15 Handrem*
16 Schakelaar voor richtingaanwijzers, klaxon en verlichting
*Afhankelijk van uitvoering of land 19
Instrumentenpaneel
20
Instrumentenpaneel Snelheidsmeter (in kilometers of in mijlen*) De oranje merktekens 1-2-3-4 geven het maximale bereik van een versnelling aan indien u zuinig wilt rijden. Indien op een vlakke weg, bij normale belasting, de wijzer van de snelheidsmeter bij één van deze merktekens komt, schakelt u over naar de volgende versnelling. Voorbeeld: merkteken 2: schakel over naar de 3e versnelling.
2 Kilometer totaalteller
3 Kontrolelampje dimlicht*
4 Kontrolelampje koelvloeistoftemperatuur Zodra dit lampje onder het rijden gaat branden moet u stoppen, het peil van de koelvloeistof kontroleren en de riemen kontroleren. Roep zonodig de hulp in van een Renault dealer.
5 Kontrolelampje mistachterlicht*
6 Kontrolelampje richtingaanwijzers
7 Kontrolelampje achterruitverwarming*
8 Kontrolelampje grootlicht
9 Kontrolelampje alarmknipperlichten
10 Kontrolelampje laadstroom Dit moet uitgaan zodra de motor draait; als het onder het rijden gaat branden moet u het laadcircuit laten kontroleren.
11 Kontrolelampje choke
12 Kontrolelampje voor het remsysteem en voor de handrem Als dit lampje blijft branden betekent het dat de handrem niet geheel is teruggedrukt. Als het onder het remmen gaat branden betekent dit een daling van de hoeveelheid remvloeistof. Het kan gevaarlijk zijn hiermee door te rijden; vraag het advies van een Renault dealer. U kunt het lampje kontroleren door het kontakt aan te zetten en de handrem aan te trekken; het lampje moet gaan branden. Een defekt lampje moet zo snel mogelijk worden vervangen.
13 Kontrolelampje voor de oliedruk Dit moet na het starten van de motor uitgaan. Indien het tijdens het rijden gaat branden, moet u de motor onmiddellijk afzetten en het oliepeil kontroleren. Indien het oliepeil normaal is, heeft deze storing een andere oorzaak. Roep de hulp in van een Renault-dealer.
14 Benzinemeter A - tank bijna leeg B - tank halfvol C - tank vol
*Afhankelijk van uitvoering of land 21
Bedieningsorganen en interieuruitrusting
Voorzitting
Opklapbare voorzitting*
• Voor- of achteruit verschuiven Zonder uw zetel te verlaten kantelt u hefboom 1 omlaag om de vergrendeling vrij te maken. Verschuif de zittingen laat de hefboom weer los als de zitting zich in de gewenste positie bevindt; kontroleer of de zitting wel goed vergrendeld is.
(passagierszitting bij bestelauto en stationcar) • Opklappen van de zitting Maak de rugleuningvergrendeling vrij door hefboom 3 naar achteren te klappen. Klap de rugleuning op het zitkussen en zet hem met de hefboom 3 vast. Trek hefboom 4 naar buiten en klap het geheel naar voren weg.
• Verstellen van de rugleuning* Stel de rugleuning in de gewenste stand door knop 2 te verdraaien.
* Afhankelijk van de uitvoering. 22
• Terugklappen van de voorzitting Klap de zitting naar achteren en sla de rugleuning terug in de rechtopstand.
Voorbank
Hoofdsteun* Verwijderen van de hoofdsteun: Draai de vergrendelhulzen 1 een kwart slag. * Bij uitvoeringen zonder hoofdsteunen zijn de rugleuningen wel reeds van de bevestigingspunten ervoor voorzien, om ze naderhand toch op eenvoudige wijze aan te kunnen brengen. Aanbrengen van de hoofdsteun: • Bevestig de bekledingshoes op de hoofdsteun. De hoes is met klitband uitgerust.
• Snij de bekleding van de rugleuning bij de bevestigingspunten weg. • Plaats de plastic hulzen in de bevestigingspunten van de leuning. • Breng de hoofdsteun op zijn plaatsen vergrendel de hulzen door ze een kwart slag te verdraaien.
(standaarduitvoering) • Voor- of achteruit verschuiven Maak de vergrendeling met behulp van handel 2 vrij, zonder de bank te verlaten. Verschuif de bank en laat het handel weer los zodra de bank zich in de gewenste stand bevindt. Kontroleer of de bank wel goed vergendeld is.
* Afhankelijk van de uitvoering. 23
Bedieningsorganen en interieuruitrusting
Opklapbare achterbank
Opklapbare hoedenplank*
* Afhankelijk van de uitvoering.
De voorzijde van de hoedenplank is scharnierend aan de rugleuning van de achterbank bevestigd; aan de achterzijde grijpen de uitsparingen 3 om de pennen 4. Opklappen van de hoedenplank: Maak de rugleuning los (zie hiernaast) en trek de leuning iets naar voren zodat de uitsparingen 3 aan de achterkant van de hoedenplank vrijkomen van de pennen 4. De hoedenplank wordt door verende klemmen tegen de achterzijde van de rugleuning gedrukt. Als u alleen de hoedenplank opklapt, moet u niet vergeten de rugleuning van de achterbank met de twee strippen weer vast te zetten. Hoedenplank op zijn plaats brengen: Druk de rugleuning iets naar voren en til de hoedenplank tot in horizontale stand op. Trek de rugleuning vervolgens naar achteren zodat de pennen in de uitsparingen vallen.
model met klapleuning Alvorens de achterbank op te klappen, moet u de voorzittingen tijdelijk in de voorste stand schuiven. Draai de kartelmoeren 1 los om de bevestigingsstrippen 2 aan beide zijden van de rugleuning vrij te maken. Klap de rugleuning op de zitting en kantel het geheel naar voren.
24
Bedieningsorganen en interieuruitrusting
Opklapbare achterbank
model met buizenframe Handel zoals bij een achterbank met klapleuning, zie vorige bladzijde. Voor het opklappen van de bank moet u echter ook de vleugelmoer 1 losdraaien. U kunt de achterbank ook verwijderen: schuif de bank zijwaarts vrij van de scharnierpennen 2 van de bevestigingssteunen.
Advies Let op dat u bij het op zijn plaats brengen van de achterbank de autogordels goed binnen handbereik legt.
25
Bedieningsorganen en interieuruitrusting
Schuifruiten in de portieren en het achterkompartiment van de Renault 4 F4 met ramen Trek aan het grendelknopje 1 en verschuif tegelijk de ruit. In de ruitgeleider bevinden zich twee grendelopeningen; in opening 2 kunt u de ruit in iets geopende stand vergrendelen.
26
Schuifruit in het achterkompartiment van de Renault 4 F6 met ramen Voor het openen van het voorste gedeelte schuift u de ruit eenvoudig bij knop 3 naar achteren. Het achterste gedeelte van de ruit maakt u open door knop 4 naar rechts te draaien (u hoort daarbij een zachte klik). Voor het vergrendelen drukt u op knop 4 zodat de aanslagpen 5 naar buiten komt; het voorste deel van de ruit moet geheel gesloten zijn.
Komfort uitrusting
Binnenspiegel
Zonneklep
De binnenspiegel is verstelbaar.
U kunt de zonneklep omlaag klappen of hem opzij draaien tot tegen de zijruit.
Binnenspiegel met anti-verblindingsstand* Bij rijden in het donker kunt u verblinding door de koplampen van een auto achter u voorkomen door handeltje 1 te kantelen.
* Afhankelijk van uitvoering of land.
Komfort uitrusting
Binnenverlichting Draai het lampglas zonder erop te drukken naar links, om de verlichting te ontsteken. Voor het vervangen van het gloeilampje draait u het lampglas eveneens naar links maar drukt u het glas tegelijk in zodat het vergrendel lipje vrij komt.
28
Opbergvakken
Asbak Voor het openen kantelt u de asbak naar u toe. Voor het ledigen kunt u de asbak verwijderen door hem naar u toe te kantelen en uit de houder te trekken.
Banden
Veiligheid van de banden De banden van uw auto moeten altijd aan de wettelijke voorschriften voldoen. Bovendien moeten de banden, in het belang van een goede wegligging van uw auto, van hetzelfde merk zijn en hetzelfde profiel hebben. De banden moeten in goede staat verkeren en voldoende profiel hebben; de merken die door de fabriek zijn goedgekeurd zijn voorzien van slijtage kontrolestiften. Deze slijtage kontrolestiften 1 zijn op regelmatige afstanden over de omtrek van het loopvlak verdeeld.
Als het loopvlak van een band tot aan deze stiften is weggesleten, zoals bij 2, moet u deze band laten vervangen omdat er dan nog slechts 1,6 mm profiel overblijft. Zeker op een nat wegdek heeft een dergelijke band onvoldoende grip. Houd u ook aan de bandenspanning die op blz. 4 wordt genoemd. Kontroleer de bandenspanning tenminste 1 x per maand en vooral voor een lange rit. Kontroleer ook de spanning van de reserveband. Door te lage bandenspanning ontstaat vroegtijdige slijtage en worden de banden abnormaal heet, met alle gevolgen van dien voor de veiligheid: - slechte wegligging - kans op een klapband of het loslaten van het loopvlak. Kontroleer de spanning bij koude banden; houd geen rekening met de hogere waarden bij warm weer of na een snel gereden rit. Indien u de bandenspanning niet bij koude banden kunt kontroleren, moet u de aangegeven spanning met 0, 2 tot 0, 3 bar verhogen. Verlaag nooit de spanning van een warme band. Door een bedieningsfout, bijvoorbeeld door het rijden tegen een stoeprand, kan een band worden beschadigd en de afstelling van de voorwielen worden ontregeld. Na iedere forse stoot tegen een band, of als u met een lekke band niet direkt bent gestopt, moet u de betreffende band door uw Renault dealer laten kontroleren. Ook door overbelasting, door het langdurig snel rijden bij hoge buiten temperaturen en door het regelmatig rijden op slechte wegen, kunnen de banden worden beschadigd waardoor de veiligheid in gevaar komt.
Reservewiel: Zie blz. 38 en 39 (voor het verwisselen van een lekke band).
Kruiselings verwisselen van de wielen Wij raden u af de wielen van plaats te verwisselen.
29
Autogordels
Zelf oprollende gordels Rol de riem langzaam af tot u de gesp 1in de sluiting 3 kunt drukken. Wanneer de riem vastslaat moet u hem even laten teruggaan en dan weer rustig afrollen. Losmaken: Druk op knop 2 van de sluiting 3; de gesp wordt dan door het oprolmechanisme teruggetrokken. Het oprollen gaat soepeler wanneer u de gesp met de hand naar de portierstijl brengt.
Advies Indien de gordel niet op de juiste manier wordt gedragen kan dit een gevaar inhouden. Kontroleer na het vastgespen of de gordel goed gespannen is. Voor een goede bescherming mag de gordel niet verdraaid zijn. Kontroleer altijd, en bij elk type gordel, of de werking er van niet gehinderd wordt. Gordels die bij een aanrijding zwaar zijn belast moeten beslist vervangen worden. De driepuntsgordels zijn slechts geschikt voor personen boven 6 jaar. Gebruik voor kleine kinderen een kinderzitje of een harnasgordel die aan de veiligheidseisen voldoet. Vraag het advies van uw Renault dealer.
30
Gordels achterin zonder oprolautomaat Het vastgespen en losmaken van deze gordels geschiedt op dezelfde wijze als bij de zelf oprollende gordels. Het afstellen • Trek aan het vrije uiteinde 4 als u de gordel strakker wilt dragen. • Om de gordel losser te stellen drukt u de gesp 5 omhoog (zie de inzet in de figuur) en trekt u de schoudergordel 6 omlaag. Stel de gordel zo af dat u uw vlakke hand tussen de schoudergordel en uw bovenlichaam kunt steken.
Indien bi j de achterste zitplaatsen geen gordels gemonteerd zijn, zijn wel de bevestigingspunten er voor aanwezig. Uw Renault dealer kan deze gordels voor u monteren.
Autogordels
Open dak
N. B.: Teneinde de autogordels beter aan het postuur van bestuurder of voorpassagier aan te kunnen passen zijn in de middenstijl twee bevestigingspunten A aangebracht. Vraag advies aan uw Renault dealer.
Open dak Openen: • haak aan de zijkant de rubber bevestigingen 1 los, • klap de handgreep 2 omlaag en maak hem vrij van het bevestigingspunt, • draai de knoppen 3 los, • sla de kap open en zet hem vast met de elastieken banden 4.
Sluiten: • haak de elastieken banden 4 los, • klap de kap dicht, • zet de kap vast met behulp van de knoppen 3, de handgreep 2 en de rubber bevestigingen 1.
Advies Maak de kap alleen open als de auto stil staat, anders bestaat de kans dat de kap door de rijwind met geweld wordt opengerukt. 31
Het rijden
Kontaktslot-stuurslot
Starten
Stilzetten van de motor
1. Stuurslotstand St Als u de sleutel uit het slot trekt en het stuur iets draait hoort u een klik; de stuurinrichting is nu vergrendeld. Bij het vrijmaken draait u het stuur iets heen en weer. 2. Accessoiresstand A Het kontakt staat af maar de accessoires (radio b.v.) kunnen worden gebruikt. 3. Garagestand G Het kontakt staat af, de sleutel kan worden meegenomen maar de stuurinrichting wordt niet vergrendeld. 4. Kontakt aan M Het kontakt staat aan; u kunt starten. 5. Startstand D Indien de motor niet aanslaat moet u de kontaktsleutel terugdraaien tot de kontrolelampjes uitgaan voordat u opnieuw kunt starten. Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
Koude motor: druk het gaspedaal iets in en trek de chokeknop 1 helemaal uit. Neem uw voet van het gaspedaal en start de motor. Druk de chokeknop terug naarmate de behoefte van de motor aan de choke minder wordt. Indien de motor niet aanslaat moet u opnieuw starten maar nu de chokeknop voor eenderde terugdrukken. Warme motor: gebruik de choke niet maar druk het gaspedaal onder het starten geheel in. Bepaalde typen hebben een middenstand van de choke (zwaar punt). Gebruik deze stand voor het starten van een half warme motor in de winter of de koude motor in de zomer. Een kontrolelampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de choke gebruikt wordt. Het gaat pas uit als de knop helemaal wordt teruggedrukt.
Laat de motor even stationair draaien en draai de kontaktsleutel in de stand "garage" of "stop".
32
Advies
De stuurinrichting wordt alleen geblokkeerd als u de sleutel uit het slot neemt en het stuur draait tot u een klik hoort.
Handrem tussen de voorzetels*
Handrem onder het dashboard*
Loszetten: Trek de handgreep iets omhoog, druk de knop 1 op het uiteinde in en druk de handgreep nu naar beneden. Als de handgreep niet ver genoeg wordt teruggedrukt blijft een rood kontrolelampje op het instrumentenpaneel branden. Vastzetten: Trek de handgreep omhoog. De handgreep moet ongeveer 10 tanden worden aangetrokken voordat de handrem werkt. De Renault 4 heeft zelfstellende achterwielremmen; de handrem mag alleen in de werkplaats van een Renault dealer worden afgesteld. \
Loszetten: Draai de handgreep omlaag en druk hem vervolgens geheel terug. Als u de handrem niet ver genoeg terugdrukt blijft een rood kontrolelampje op het instrumentenpaneel branden*. Vastzetten: Trek de handgreep naar u toe zonder hem te verdraaien. • Auto's met de handrem rechts van het stuur hebben achter zelfstellende remmen. In dat geval mag de handrem alleen in de werkplaats worden afgesteld.
Versnellingshandel De schakelstanden zijn op de knop van het handel aangegeven. Het handel wordt vanzelf in het vlak voor 3-4 teruggebracht.
* Afhankelijk van de uitvoering. 33
Signalisatie
Klaxon Druk het uiteinde van de schakelaar (1) in de richting van de stuurkolom, zie A.
Richtingaanwijzers
Alarm-signaal
Verplaats de schakelaar (1) evenwijdig aan het stuurwiel en in de richting waarin u het stuur gaat draaien.
Het alarm-signaal wordt gebruikt als u gedwongen bent te stoppen op een plaats waar dit verboden is, of waar het overige verkeer dit niet verwacht, bijv. ingeval van overmacht of ongeval. De bedieningsschakelaar is hierboven met een pijl aangegeven.
Lichtsignaal Zelfs wanneer de verlichting uit is, kunt u een lichtsignaal geven door de schakelaar (1) naar het stuur toe te trekken in de richting B. U geeft dan een signaal met het grootlicht.
34
N . B.: Bij het veranderen van rijstrook op een snelweg wordt het stuur slechts weinig gedraaid, waardoor de schakelaar niet vanzelf terugkomt. U geeft dan richting aan door slechts even op de richtingaanwijzerschakelaar te drukken; deze komt weer automatisch in de ruststand terug.
Ruitewisser
Verlichting
Markeringslichten (stadslichten) Verdraai de lichtschakelaar 1 tot het hiernaast afgebeelde symbool zichtbaar wordt. De instrumenten worden verlicht. Dimlicht
Mistachterlicht*
Ruitewissers van de voorruit
Als de lichtschakelaar in de dimlichtstand staat, kunt u het mistachterlicht met deze schakelaar inschakelen. Op het instrumentenpaneel gaat dan een kontrolelampje branden.
O - Ruststand A - Langzaam wissen B - Snel wissen
Verdraai lichtschakelaar 1 tot het hiernaast afgebeelde symbool zichtbaar wordt. Het kontrolelampje voor het dimlicht gaat branden.
Grootlicht Trek vanuit de dimlichtstand de lichtschakelaar naar het stuur toe, in de richting van B. Door de schakelaar nogmaals naar u toe te trekken, wordt het dimlicht weer aangezet. Als het grootlicht brandt, wordt dit door een kontrolelampje aangegeven.
Verlichting uit Om de verlichting uit te doen, draait u de schakelaar 1 terug in zijn oorspronkelijke stand. * Afhankelijk van uitvoering of land.
Advies
Voordat u straks gaat rijden, kontroleert u de verlichting van uw auto. Pas de stand van de koplampen aan de belasting van uw auto aan. Kontroleer, als het vriest, voordat u wegrijdt of de ruitewissers (en koplampwissers*) niet vastgevroren zijn. Kontroleer regelmatig de wisserbladen en vervang deze zodra ze de ruit niet goed schoon vegen.
Ruitesproeier Deze wordt bediend: - Bij links stuur d.m.v. voetknop 3. - Bij rechts stuur door schakelaar 2 recht naar het stuur toe te trekken, in de richting van C. 35
Uw komfort
1 2 3 4 5 6 36
Schakelaar voor ventilateur Temperatuurregelknop Draaiknop van luchtverdeelklep Handel voor toevoer van buitenlucht Schakelaar voor de achterruitverwarming Klep voor toevoer van buitenlucht
Verwarming en ventilatie Ontwasemen-ontdooien van de voorruit Voor zo snel mogelijk ontwasemen van de voorruit na het starten: • Sluit de kleppen 6, trek aan handel 4, draai de knop 3 naar boven evenals de temperatuurregelknop2 (rode stip), en druk schakelaar 1 in om de ventilateur aan te zetten.
N.B.: Verwarming en ventilatie kunnen gezamenlijk worden gebruikt en afhankelijk van de buitentemperatuur worden geregeld.
Achterruitverwarming Voor het ontwasemen of ontdooien van de achterruit drukt u schakelaar 5 in; op het instrumentenpaneel gaat dan het desbetreffende kontrolelampje branden.
Ventilateur Verwarming Wanneer de ruit weer helder is laat u de kleppen 6 gesloten en het handel 4 aangetrokken, maar draait u knop 3 omlaag om warme lucht naar beneden te leiden. Met de tussenstanden van draaiknop 2 kunt u de temperatuur regelen.
Druk schakelaar 1 in. 1e stand: ventilateur draait langzaam, 2e stand: ventilateur draait snel. Zowel in geval van ontdooien-ontwasemen van de voorruit, verwarmen als ventilatie kunt u de toevoer van warme of koude Iucht met behuIp van de ventilateur versterken, vooral wanneer de auto met een lagere snelheid dan 60 km/h rijdt.
Ventilatie Voor de toevoer van frisse buitenlucht trekt u aan handel 4 en zet u de kleppen 6 open. Om de frisse lucht naar beneden te leiden draait u de temperatuurregelknop 2 omlaag (blauwe stip) evenals knop 3. Voor geheel afsluiten van de luchttoevoer drukt u handel 4 terug.
Advies
Gebruik de ventilateur en de achterruitverwarming alleen zolang als dit nodig is en alleen als de motor draait, om de akku niet te zwaar te belasten. Maak de binnenkant van de achterruit voorzichtig schoon om de draden van de verwarming niet te beschadigen. Vermijd het kontakt met scherpe voorwerpen.
37
Het verwisselen van een wiel
Reservewiel Dit is onder de vloer van de bagageruimte opgeborgen. • Verwijderen: - Open de achterklep. - Draai bout 3 met behulp van de wielmoersleutel 8 à 10 slagen los. - Klap de haak 4 naar voren terwijl u de beugel 6 iets oplicht om hem vrij te maken van de tanden (twee in totaal) van de haak.
Krik en wielmoersleutel Deze zijn rechts in het motorkompartiment ondergebracht. • De krik zit vastgeklemd tussen zijn steunpunten. Draai de gaffel 1 enkele slagen los om de krik vrij te maken. • De wielmoersleutel 2 wordt in drie klemmen op zijn plaats gehouden. Behalve voor het los- en vastdraaien van de wielmoeren wordt hij ook gebruikt voor het vrijmaken van de reservewieldrager en het bedienen van de krik.
38
• Voor het opbergen plaatst u het reservewiel op de beugel die u vervolgens oplicht en vasthaakt aan de tand die het best bij de dikte van de band past; draai dan bout 3 weer vast.
N. B.: Bij auto's voor bepaalde landen is een veiligheidshaak gemonteerd om te voorkomen dat de beugel geheel kan losschieten waardoor het reservewiel wordt verloren. In deze uitvoering moet u dus voor het laten zakken van de beugel tevens de veiligheidshaak 5 naar achteren trekken.
Advies Advies
De krik mag nooit als steun bij werkzaamheden onder de auto worden gebruikt. De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel.
Als u een wiel hebt verwisseld: • Trek na een paar kilometer de wielmoeren na. • Laat de bandenspanning kontroleren en laat de lekke band zo snel mogelijk repareren of vervangen. • Monteer dit wiel weer op zijn oorspronkelijke plaats.
Het verwisselen van een wiel Elke wielmoer 2 wordt beschermd door een plastic dopje 1 dat eerst moet worden verwijderd en dat later na het vastdraaien en natrekken van de wielmoeren weer moet worden aangebracht. • Om de achterwielen te blokkeren trekt u de handrem aan (alleen bij auto's met schijfremmen). • Om de voorwielen te blokkeren schakelt u een versnelling in of trekt u de handrem aan bij auto's met rondom trommelremmen. • Leg een blok voor een wiel als de auto op een helling staat en krik de auto pas daarna op. • Trek de dopjes van de wielmoeren. • Draai de wielmoeren iets los en zet de wielmoersleutel zò op de moeren dat u op de sleutel moet drukken en niet omhoog moet trekken.
• Opkrikken: Aan elke kant bevinden zich vlakbij de wielen steunpunten voor de krik 3 aan de onderrand van de karrosserie, waarin de kop van de krik kan worden vastgehaakt. Breng de krik horizontaal naar het steunpunt 3 bij het te verwisselen wiel en haak de kop van de krik eraan vast. De haak op de kop moet daarbij naar u toe gekeerd zijn. • Draai nu de krik met de hand omhoog zodat u de voet van de krik goed vlak op de grond kunt zetten, iets binnen de rand van de karrosserie. Bij een zachte ondergrond moet u een plankje onder de voet plaatsen. • Steek nu de pen aan de wielmoersleutel eerst in het dichte deel van de gaffel 4, dan draait u de sleutel recht voor de gaffel en krikt u de auto op tot het wiel loskomt van de grond.
• Draai de wielmoeren geheel los. • Verwijder het wiel. • Breng het reservewiel op zijn plaats over het bovenste tapeind en centreer het wiel over de andere tapeinden. • Draai de wielmoeren aan. • Laat de krik zakken en draai nu de wielmoeren goed vast. • Druk de plastic dopjes pas op de wielmoeren als u na een paar kilometer rijden de wielmoeren hebt nagetrokken.
39
Kleine storingen
Vervangen van een koplampgloeilamp
Halogeengloeilamp* (type H 4) De lamp wordt op zijn plaats gehouden door een Duplo gloeilamp voor groot-en dimlicht van 45/50 veer, die in twee inkepingen vastzit. W. Bij de montage van een nieuwe lamp is het noodZet de motorkap open. Trek het kontaktblokje van zakelijk voorzorgsmaatregelen te treffen om te de lampen w i p de klemveertjes terug (de dubbele voorkomen dat het glas van de lamp aangeraakt kraag vormt één geheel met de lampfitting). Breng wordt. Wij raden u aan de lamp alleen bij de fitting een nieuwe, goed schoongemaakte lamp aan. vast te pakken. Door een pasnokje op de kraag van de lamp kan De vorm van de fitting is zodanig, dat verkeerde deze niet verkeerd worden gemonteerd. montage is uitgesloten. Na het vernieuwen van een lamp moet de afstelIing Bij bepaalde uitrustingen: van de koplampen gekontroleerd worden. N.B.: Bij bepaalde uitvoeringen zijn de koplampen De reflektor bezit een schuifknopje dat u moet aan de achterzijde met een beschermkap afgedekt, verschuiven als u overgaat van een land met rechts die met nokjes aan de binnenkant wordt vastverkeer naar een land met links verkeer (of omgegeklemd. Verwijder de beschermkap door eraan te keerd). trekken. 1 Voor rechts verkeer 2 Voor links verkeer Ga te werk als voor het vervangen van de gloeilamp: verwijder de lamp, druk het knopje (op de lamphouder) in de richting zoals aangegeven op de 40 reflektor en breng de gloeilamp weer aan.
Afstellen van de koplampen Het is van groot belang dat de koplampen goed zijn afgesteld. Laat de afstelling door een Renault dealer uitvoeren, deze beschikt over het gereedschap dat nodig is om de koplampen volgens de voorschriften in het Wegenverkeersreglement af te stellen. A Stelschroef voor de richting B Stelschroef voor de hoogte De koplampen moeten bij onbelaste wagen worden afgesteld. Het handeltje C moet in de stand voor lichtbeladen auto staan. Koplampstand aanpassen aan belasting: Met het handeltje aan de onderzijde van iedere koplamp kunt u de stand van de lichtbundels aan de belasting van uw auto aanpassen. Vol beladen auto: Druk het handeltje C naar links. Licht beladen auto: Druk het handeltje C naar rechts.
Kleine storingen
Vervangen van een gloeilamp in de kleine lampen vóór
Vervangen van een gloeilamp in de achterlichten
Verwijder het met een schroef bevestigde kapje. 1 • Parkeerlicht: Bolvormig lampje met bajonetfitting van 5 W. 2 - Richtingaanwijzer en alarmsignaal: Peervormig lampje met bajonetfitting van 21 W.
Verwijder het met schroeven bevestigde kapje. 3 - Stop- en achterlicht: Peervormig lampje met bajonetfittingen 2 gloeidraden van 21/5 W. 4 - Richtingaanwijzer en alarmsignaal: Peervormig lampje met bajonetfitting van 21 W.
Achteruitrijlicht*: Peervormig lampje met bajonetfitting van 21 W. Mistachterlicht*: Peervormig lampje met bajonetfitting van 21 W. Kentekenplaatverlichting: Bolvormig lampje met bajonetfitting van 5 W.
* Afhankelijk van uitvoering of land. 41
Zekeringen
Zekeringen De zekeringhouder 1 bevindt zich onder het dashboard. Bij een storing aan de elektrische apparatuur moet u eerst kontroleren of er zekeringen zijn doorgeslagen. Kontroleer eveneens of het betreffende apparaat goed is aangesloten. Bij een eventuele kortsluiting kunt u snel de gehele installatie stroomloos maken door de vleugelmoer op een van de akkupolen los te draaien.
Goed
Defekt 42
Nr.
Ampère 16
3 4
8 8
5 6 7
8 5 5
8
5
9 10 11
5 5
ZEKERINGEN Bestemming Achteruitrijlicht* Achterruitverwarming* Voeding instrumentenpaneel Niet in gebruik Ruitewisser/ruitesproeier Stoplichtschakelaar Ventilateurmotor verwarming/ ventilatie Interieurverlichting Rustkontakt ruitewisser Parkeerlichten voor en achter links Parkeerlichten voor en achter rechts Instrumentenverlichting Knipperlichtautomaat Schakelaar mistachterlicht* Reservezekering
* Afhankelijk van de uitvoering.
Advies Zorg dat u altijd reservelampen en zekeringen in uw auto hebt. Uw Renault dealer kan u deze leveren.
Praktisch advies
Ontsteking - bougies Aansluiten van de bougiekabels. Ontstekingsvolgorde: 1-3-4-2. Houd u beslist aan de hierboven aangegeven aansluitvolgorde. Bougies: Zie blz. 5.
Akku Bij een kortsluiting kunt u de stroomkring onderbreken door de groene knop op de akkupool loste draaien. Aansluiten van een akkulader: Maak altijd, bij stilstaande motor, de twee kabels los van de akkupolen. Maak nooit de akkukabels los als de motor draait. Indien u met startkabels (verkrijgbaar bij uw Renault dealer) gebruik maakt van de energie in de akku van een andere auto, moet u de kabels als volgt aansluiten: Let op: + pool met + pool (klem met rode manchet) en - pool met - pool (klem met zwarte of groene manchet). Start de motor. Verwijderde kabels zodra de motor loopt.
Advies Let op bij werkzaamheden onder de motorkap. Bij warme motor kan de ventilateurmotor op elk moment gaan draaien. 43
Praktisch advies Extra lampen Vraag uw Renault dealer advies indien u extra lampen op uw auto wilt monteren want door een verkeerde aansluiting kan de elektrische installatie worden beschadigd (bedrading, organen en in het bijzonder de wisselstroomdynamo).
Voorruit Wanneer de voorruit door steenslag springt moet u zo snel mogelijk de ontwasemingsopeningen onderaan de voorruit afdekken met doeken om te voorkomen dat er stukjes glas in vallen als de ruit breekt.
Trekken van een aanhangwagen (caravan) of rijden in de bergen, op steile hellingen enz. Bij auto's die zijn uitgerust met een elektrische koelventilateur is het niet nodig naar een lagere versnelling terug te schakelen om door een hoger toerental de motor te laten afkoelen. De elektrische ventilateur draait alleen wanneer dit nodig is om de temperatuur van de koelvloeistof konstant te houden.
Slepen Bevestig nooit een sleepkabel aan enig onderdeel van de voortrein of aan een aandrijfas. Het stuur mag niet op het stuurslot staan; draai de kontaktsleutel in de stand " M " (kontakt aan), zodat stoplichten en richtingaanwijzers kunnen werken. Als het donker is moet de verlichting branden. Verder moeten de in ieder land geldende wettelijke voorschriften voor slepen in acht worden genomen.
Advies Gebruik van een garagekrik: plaats de krik uitsluitend op de door onze technische dienst voorgeschreven plaatsen onder de auto. 44
Inbouwen van een radio
Inbouwen van een radio
Aanbrengen van de radio
Monteren van een dakantenne
Sommige uitvoeringen zijn voorzien van een console voor de radio. Deze console kan ook naderhand eenvoudig worden ingebouwd. Hij wordt aan de bovenzijde door een nok 1, die in een uitsparing van het huis van de ventilateur valt, bevestigd en vervolgens d. m. v. van twee schroeven 2 opzij vastgezet.
• Bestel bij uw Renault dealer de steun 3 en de bij uw toestel passende kabelbundel. • Maak onder het dashboard 4 de dubbele rode stekker los en sluit het toestel aan: kontrastekker + en stekker —. Deze aansluiting krijgt spanning als de kontaktsleutel in de stand "accessoires" staat of als het kontakt aan staat.
• Verwijder het reeds voorgesneden schijfje 5 uit de hemelbekleding. • Boor een gat in het dak. • Monteer de antenne en laat de kabel bij voorkeur door de ruitstijl aan de kant van de passagier lopen. • Breng na montage van de antenne een afdekplaatje van Φ33 mm aan om het gat in de bekleding weer weg te werken.
45
Praktisch advies
Luchtfilter
Afschermplaat voor de radiateur*
De staat van het luchtfilter moet regelmatig worden gekontroleerd (zie de onderhoudsvoorschriften in het GARANTIEBEWIJS). Een vervuild luchtfilter moet worden vervangen omdat dit een ongunstige invloed heeft op het benzineverbruik, de werking van de motor en op de luchtverontreiniging. Voorverwarmen van de inlaatlucht Bij koud weer kunt u de werking van de motor verbeteren door de inlaatlucht voor te verwarmen. Bij een buitentemperatuur beneden + 5°C plaatst u de luchtinlaatslang in stand 1. Bij een buitentemperatuur boven + 5 ° C plaatst u de luchtinlaatslang in stand 2.
Teneinde onder de motorkap een voor een goede karburatie bevorderlijke temperatuur te scheppen, dient u de bij uw auto geleverde afschermplaat achter tegen de radiateurgrille te bevestigen; zet de plaat met de hiervoor bestemde ringen vast. Vergeet de plaat niet te verwijderen zodra de buitentemperatuur overwegend boven 5 à 8°C ligt. >
* Bij bepaalde uitvoeringen. 46
Mechanisch onderhoud
Motorolie verversen
Versnellingsbakolie verversen
Aftapplug 1. De olie moet de eerste keer tussen 1.000 en 3.000 km worden ververst, daarna bij kilometerstand 7.500 en vervolgens elke 7.500 km. Bijzondere gebruiksomstandigheden kunnen het noodzakelijk maken de motorolie eerder te verversen. De motor mag in geen geval worden doorgespoeld. Inhoud: Motortypen 800 en B1B: 2,5 l Motortypen 688 en C1E: 3 l Motorolie Gebruik motorolie conform de norm API SE. Bijnormaal gebruik: multigrade 1 5 W 4 0 , 20 W 4 0 of 20 W 50. Beneden -10°C: multigrade 15 W 40 of 10 W 30. Beneden -20°C: multigrade 5 W 20 of, indien dit niet verkrijgbaar is, 10 W 30.
De olie moet de eerste maal tussen 1.000 en 3.000 km worden ververst, daarna elke 60.000 km. Aftappen van de olie bij plug 2. Oliepeilkontrole en vullen bij plug 3. Kwaliteit van de olie Gebruik SAE 80 W (of SAE 75 W in zeer koude landen) olie die voldoet aan de normen API G L 5 of MIL L 2105 B of C. Inhoud: 1,8 I.
Oliefilter Het oliefilter moet worden vervangen tussen 1.000 en 3.000 km en vervolgens elke 15.000 km (zie het garantiebewijs met het onderhoud). Voeg bij elke vervanging van het oliefilter 0,25 I olie toe aan de carterinhoud.
47
Mechanisch onderhoud
Enkelvoudige karburateur Zenith 32IF7
Enkelvoudige karburateur Zenith 28 IF
Ontsteking afstellen
Stationair toerental: 650 ± 25 tr/min
Stationair toerental: 650 ± 25 tr/min
Voor het afstellen van de ontsteking is speciaal gereedschap nodig. Na het afstellen van de kontaktpuntafstand moet de ontsteking opnieuw op tijd worden gezet. De waarde van de vaste voorontsteking is aangegeven op een klemmetje 1 rond één van de bougiekabels. De voorontsteking is afhankelijk van de vervroegingskromme die bij 2 op de verdeler is aangegeven.
Laat uw karburateur door uw Renault dealer afstellen; deze werkzaamheid is inbegrepen in het diagnose onderhoud. Indien de motor echter door een storing afslaat kunt u door schroef A te verdraaien het stationair toerental verhogen. Dit is slechts een tijdelijke maatregel. Laat uw auto zo snel mogelijk door een Renault dealer afstellen in overeenstemming met de bepalingen in de wet op de luchtverontreiniging.
48
Mechanisch onderhoud
Ontsteking afstellen
Vervroegingskromme R 287/D83 = 4° ± 1. Afstand a voor de vaste voorontsteking = 7 mm.
Vervroegingskromme R 222/C33 = 3° ± 1. Afstand a voor de vaste voorontsteking = 6 mm. In het bovenste dodepunt van de zuiger ligt de kerf in het vliegwiel tegenover het merkteken op het koppelingshuis. Vervroegingskromme R 244/D61 = 6° ± 1. Afstand a voor de vaste voorontsteking = 12 mm.
49
Onderhoud van de karrosserie Wassen: Was uw auto niet in de volle zon. Voor het schoonmaken van de voorruit kunnen de ruitewissers naar voren worden geklapt. Gebruik een beetje Renault shampoo in het waswater en spoel de auto na het wassen met overvloedig water schoon. Na het wassen van de auto moet u de remwerking kontroleren. Gebruik nooit benzine, petroleum, trichloorethyleen, benzol of alcohol voor het schoonmaken van de lak of de plastic accessoires (knipperlichtglaasjes, sieremblemen).
Adviezen om roestvorming te voorkomen Belangrijk: Enkele malen in de winter, en aan het einde van de winterperiode, moet de onderzijde van de auto en de wielkuipen schoon gespoten worden om het zand en pekel te verwijderen dat 's winters op de wegen wordt gestrooid en dat onder de auto is achtergebleven. Het verwijderen van dit zand en pekel is het behoud van uw auto doordat roestvorming wordt vermeden. • Kontroleer of de afwateringsgaten in de onderkant van de portieren, de achterklep, de drempelkokers en het chassis niet verstopt zijn. • Herstel de plaatsen waar de oorspronkelijke beschermlaag door steenslag is beschadigd. • Laat zo snel mogelijk lakbeschadigingen door krassen, deukjes en door steenslag herstellen.
Schoonmaken: Zittingen en bekleding: Renault Boutique kan u speciale produkten leveren voor het onderhouden van stoffen en kunstleren bekleding.
Advies
Wanneer u uw auto onder een wasportaal met borstels laat wassen, kunt u het beste met plakband de ruitewissers, eventueel de koplampwissers en de antenne vastplakken. Na het wassen moeten de sloten gesmeerd worden. Vraag aan uw Renault dealer het speciale spuitbusje. 50
Autogordels: Autogordels moeten goed schoon gehouden worden. Gebruik geen oplosmiddelen of kleurstoffen omdat deze de gordel kunnen beschadigen, maar produkten die door Renault Boutique worden geleverd. U kunt ook lauw zeepsop en een spons gebruiken; veeg de riemen met een doek droog.
Lak: Het nummer van de lak A is op de wielkuip voor het rechtervoorwiel aangegeven.
Mogelijke storingen Wanneer uw auto wordt onderhouden volgens het Renault onderhoudsprogramma, zal deze geen storingen vertonen die hem langdurig buiten gebruik stellen. Onderstaande aanwijzingen zullen u helpen eventuele storingen snel, maar voorlopig te verhelpen. Wendt u echter zo snel mogelijk tot een Renault dealer.
U schakelt de startmotor in
OORZAAK
WAT TE DOEN
• Er gebeurt niets; de kontrolelampjes gaan niet branden, de startmotor draait niet.
De akkukabel zit los.
Kontroleer de poolklemmen; krab ze schoon en zet ze goed vast.
De akku is defekt.
Vervang de akku.
De akkupoolklemmen zijn los of vuil.
Kontroleer de poolklemmen.
Akku is leeg.
Zet het kontakt aan en laat u aanduwen of aanslepen (behalve bij auto's met automatische transmissie) in de 2e versnelling. Laat het koppelingspedaal los wanneer de auto voldoende vaart heeft of: Sluit de akku aan op de akku van een andere auto, zie blz. 43.
Storing in de benzinetoevoer: teveel benzine of slechte ontsteking (de motor is verzopen).
Demonteer de bougies en maak ze schoon; kontroleer de elektrodenafstand en monteer de bougies weer.
Storing in de benzinetoevoer.
De choke werkt slecht, kontroleer de stand van de chokeklep. Verwijder de kap van het luchtfilter, trek de chokeklep geheel uit; de klep moet nu dicht zijn.
De motor start moeilijk bij vochtig weer of na een wasbeurt, of hij slaat af.
Slechte ontsteking: vocht in het ontstekingsmechanisme.
Droog de bougiekabels en de bobinekabel af. Verwijder de kap van de stroomverdeler en veeg de binnen- en buitenkant met een droge doek af.
• De warme motor start moeilijk.
Slechte ontsteking. Slechte karburatie (gasbellen in de leidingen). Onvoldoende kompressie.
Laat de motor afkoelen. Druk het gaspedaal in en schakel de startmotor 10 tot 20 seconden in.
• De kontrolelampjes branden zwak, de startmotor draait zeer langzaam.
• De motor ploft in de uitlaat maar slaat niet aan of de koude motor start moeilijk.
51
Mogelijke storingen Tijdens het rijden • De motor loopt warm. De wijzer van de temperatuurmeter staat in de rode zone.
De ventilateurmotor werkt niet goed.
Kontroleer of de elektrisch aangedreven ventilateurmotor draait bij warme motor en het kontakt aan. Start de motor niet.
De aandrijfriem van de waterpomp is gebroken of onvoldoende gespannen.
Kontroleer de staat van de riem. Vervang deze indien nodig.
Radiateurscherm.
Verwijder het radiateurscherm indien de buitentemperatuur het gebruik ervan niet noodzakelijk maakt.
Verlies van koelvloeistof.
Kontroleer of er vloeistof in het expansievat zit; als het leeg is moet u het voor de helft met water vullen. Vul ook de radiateur bij met water (nadat deze afgekoeld is). Pas op dat u zich niet brandt. Raadpleeg echter zo snel mogelijk uw Renault dealer. Kontroleer de staat van de waterslangen en of de slangklemmen vastzitten.
• De motor lijkt onvoldoende vermogen te hebben. Het stationair toerental is onregelmatig of de motor slaat af. Zwarte rook uit de uitlaat.
IJsvorming in de karburateur.
Wacht enkele minuten tot de karburateur ontdooid is voordat u weer wegrijdt.
• Zwarte rook uit de uitlaat. De vloeistof in het expansievat borrelt.
Mechanische storing.
Koppakking doorgeblazen. Waterpomp defekt. Raadpleeg een Renault dealer.
• Rook onder de motorkap.
Kortsluiting.
Zet de auto stil, zet het motorkontakt af en maak, indien mogelijk, de akkuklem los.
• Het kontrolelampje van de oliedruk gaat branden.
Het lampje brandt in de bocht of bij het remmen.
Het oliepeil is te laag; vul olie bij.
Het brandt bij stationair draaien.
Raadpleeg de dichtstbijzijnde Renault dealer.
Het blijft branden, of gaat pas langzaam uit, bij versneld stationair toerental.
Roep direkt de hulp in van een Renault dealer.
52
Elektrische apparaten • Ruitewissers werken niet.
• De richtingaanwijzers werken niet.
Zekering doorgeslagen.
Vervang deze.
De asjes zijn vastgelopen.
Probeer ze vrij te maken met een hiervoor geschikt produkt.
De ruitewissermotor is defekt.
Raadpleeg een Renault dealer.
Aan een kant: - lampje doorgebrand, - voedingsdraad los, - massakabel los.
Aan beide kanten: - zekering doorgeslagen, - knipperlichtautomaat defekt. • De koplampen werken niet.
Eén of beide: - lamp doorgebrand, - draad los, - slechte massa aansluiting. Als het circuit door een zekering beveiligd is:
Vervang het lampje. Bevestig de voedingsdraad. Zoek de massakabel die op metaal bevestigd is, krab het uiteinde van de kabel schoon en bevestig hem opnieuw. Vervang de zekering. Laat de knipperlichtautomaat door uw Renault dealer vervangen. Vervang de gloeilamp. Kontroleer de draad en sluit hem weer aan. Zie hierboven. Kontroleer de zekering, vervang deze indien nodig.
Advies Radiateur. Wanneer de motor heet is mag u nooit het koelsysteem met koud water bijvullen. Na elke reparatie, waarbij het koelsysteem geheel of gedeeltelijk is afgetapt, moet het met nieuwe en door ons goedgekeurde koelvloeistof (in de juiste mengverhouding) worden gevuld.
53
Algemene gegevens
54
Algemene gegevens - maten (in meters) Standaard-TL-GTL
F4
F6
3, 668
3, 653
3, 853
A
Totale lengte
B
Totale breedte
1,485 (1,509*)
1, 500
1, 532
C
Totale hoogte onbelast: belast:
1, 550 1, 440
1, 710 1, 610
1, 720
D
Wielbasis links: rechts:
2,401 2,449
2, 401 2, 449
2, 521 2, 569
E
Spoorbreedte voor: achter:
1,280 1,244 (GTL: 1,248)
1, 280 1, 244
1, 280 1, 248
F
Bodemvrijheid (belast) onder stabilisatorstang:
0,175
0,140
0,140
G
Breedte achterklepopening
0, 950
1, 000
1, 016
H
Hoogte achterklepopening
0, 860
0,938
0, 920
I Totale hoogte achterdeuropening bij geopende achterklep
1,120
1, 120
J Diepte bagageruimte: • achterbank weggeklapt • zonder achterbank
1, 090 1, 300
1, 490
1,150
1, 200
9, 75 10, 10
10, 15 10, 75
K
Hoogte bagageruimte Draaicirkel: tussen troittoirs tussen muren
* Met beschermstrips
1,090 (GTL: 1,035) -
9,75 10,10
55
Algemene gegevens Gewichten (kg)
Ledig rijklaar gewicht (Afhankelijk van de uitvoering)
Maximaal toelaatbare dakbelasting
F4 210 B - 239 B zonder met ruiten ruiten
TL 1123
GTL 1128
Voor Achter
385 280
390 305
415 305
390 290
395 315
290
Totaal
665
695
720
680
710
1025
1025
1050
Voor
500
500
Achter
570 60
Maximaal toelaatbaar totaal gewicht Maximaal toelaatbaar gewicht per as
F4 2106 zonder met ruiten ruiten
Standaard 1123
F6 2370 zonder met ruiten ruiten
315
425 325
430 350
700
725
750
780
1105
1150
1165
1220
520
520
520
540
570
570
570
650
650
670
700
60
60
60
410
60
60
Aanhangwagengewichten Voor caravan, boot enz. Het maximaal toelaatbare aanhangwagen gewicht wordt in ieder land van de EEG door de plaatselijke overheid bepaald. Vraag advies aan uw Renault dealer over het maximaal toelaatbare treingewicht. Laat uw Renault dealer de trekhaak voor uw aanhangwagen monteren en de elektrische installatie veranderen in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. Uw Renault dealer kan u ook inlichten over de montage van een oliekoeler indien de auto voorzien is van een automatische transmissie.
Onderdelen Iedere auto wordt geleverd in een specifikatie die overeenstemt met de wettelijke bepalingen die ter plaatse gelden. Door het veranderen of vervangen van Renault onderdelen, of door het toevoegen van onderdelen van een andere oorsprong, kan de auto afwijken van de wettelijke bepalingen op het gebied van veiligheid, luchtverontreiniging, geluidshinder of van het wegenverkeersreglement. De eigenaar van de gewijzigde auto stelt zich hierdoor bloot aan een eventuele strafvervolging. Bovendien wordt de garantie van de konstrukteur geweigerd indien onderdelen zijn ingebouwd of wijzigingen zijn aangebracht die niet door de konstrukteur zijn goedgekeurd of voorzien. Alle onderdelen van uw auto zijn met dezelfde zorg ontworpen en ontwikkeld in het belang van uw veiligheid en tot uw tevredenheid. Dit geldt voor alle onderdelen in: • de uitlaat, • het remsysteem, • de karrosserie, de wielen en de banden • de stuurinrichting, • de verlichting, • de uitrusting van de auto, zowel inwendig als • de motor, • de richtingaanwijzers, uitwendig. • de toebehoren van de motor, de tekst "originele Renault onderdelen" geeft u de zekerheid dat de juiste onderdelen gebruikt zijn.
56
Identifikatie
De identifikatieplaatjes zijn in de motorruimte geplaatst. Het is van belang de gegevens van het ovale plaatje en van het motorplaatje te vermelden bij het bestellen van onderdelen. A 1 2 3 4 5 6
- Ovale plaatje Type van de auto Bijzonderheden Uitrustingsnummer Extra uitrusting Fabrikagenummer Modeljaar (in bepaalde landen)
C 7 8 9 10 11 12 13
Konstrukteursplaatje Typenummer van de auto Chassisnummer Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van de auto Maximaal toelaatbaar treingewicht (auto plus aanhangwagen) Maximaal toelaatbaar gewicht onder de vooras Maximaal toelaatbaar gewicht onder de achteras Modeljaar (bij bepaalde landen)
D - Laknummer Het laknummer van de oorspronkelijke lak is bij D aangegeven. B14 15 16
Motorplaatje Type van de motor Indice nummer Motornummer
57
RENAULT SERVICE alles in het werk stellen om aan uw wensen te voldoen Uw RENAULT is gebouwd om u onder al Ie omstandigheden tot volIe tevredenheid van dienst te zijn. U kunt hem overal gebruiken, RENAULT is nooit ver weg. En achter iedere RENAULT gevel vindt u telkens dezelfde toewijding voor uw voldoening.
De vele RENAULT dealers waken over de gezondheid van uw auto. U kunt ze dat toevertrouwen, zij kennen uw auto het best.
De diensten van Renault service station Op het Service Station geeft men uw auto de steeds terugkerende verzorging; wassen, olie verversen, kontroles enz.
quick service Onderhoud of kleine reparaties; de mensen van de Quick Service zorgen ervoor dat u uw auto weer zo snel mogelijk kunt gebruiken.
schade afdeling Specialisten, die door Renault zijn opgeleid en die over een moderne uitrusting beschikken, maken uw auto weer even veiligen de karrosserie weer even strak als voorheen. Ook de kontakten met de verzekeringsmaatschappij worden door hen verzorgd. 60
onderdelen magazijn Alle onderdelen van uw auto zijn zodanig ontworpen en gefabriceerd dat de kwaliteit gewaarborgd is met het oog op uw veiligheid en uw tevredenheid. De R E N A U L T dealers leveren u originele onderdelen. Hiermee kan uw auto in een optimale konditie worden gehouden. De tekst "originele Renault onderdelen" geeft u de zekerheid dat de juiste onderdelen gebruikt zijn.
Garantie op ruilorganen Wij herinneren u eraan dat Renault 6 maanden garantie geeft op onderdelen en arbeidsloon voor defekten aan ruilorganen (motoren, versnellingsbakken) die door een Renault dealer zijn ingebouwd.
RENAULT In de R E N A U L T Boutique vindt u een kompleet gamma accessoires en uitrustingsstukken, speciaal voor uw Renault 4 ontwikkeld. De merknaam "RENAULT B O U T I Q U E " staat garant voor een hoge kwaliteit; op de verpakking is hierover al zoveel mogelijk informatievermeid.
Denk aan de uitrusting en het onderhoud van uw auto De medewerkers van de Renault dealers zullen u behulpzaam zijn bij het maken van een keus in de Renault Boutique. - v o o r het kiezen van een radio of voor het aanbrengen van een persoonlijk accent - voor het leveren van zittinghoezen om uw bekleding te beschermen - v o o r het leveren van reservelampen, zekeringen en extra verlichting - v o o r het leveren van spoilers -voor het leveren van de vakantie uitrusting - v o o r het leveren van alle onderhoudsprodukten om uw auto een zo lang mogelijk leven te kunnen geven.
Het onderhoud van uw Renault dat is het werk van onze specialisten: zij kennen uw auto beter dan wie ook
Teneinde uw R E N A U L T zo plezierig, zuinig en veilig mogelijk te laten rijden heeft R E N A U L T het O N D E R H O U D PER D I A G N O S E met M I C R O P R O C E S S O R ontwikkeld. Daarmee kunnen de in het kader van het O N D E R H O U D S S C H E M A voorgeschreven onderhouds- en kontrolewerkzaamheden op een logische, snel Ie en nauwkeurige wijze worden uitgevoerd.
ALS UW A U T O G O E D O N D E R H O U D E N W O R D T VERBRUIKT HIJ MINDER EN FUNKTIONEERT HIJ BETER HIJ SCHENKT U DAN TEVENS MEER VOLDOENING.
62
Aantekeningen
De konstrukteur behoudt zich het recht voor tijdens de produktie wijzigingen aan te brengen die hij nodig acht. Dientengevolge kan dit instruktieboekje niet worden beschouwd als een definitieve specifikatie van de Renault 4 modellen. SAGI - 04237
Alfabetische inhoud A aanhangwagen aanslepen akku achterbank achterruitverwarming alarmsignaal algemene gegevens asbak autogordels B bagageruimte banden bandenspanning bedieningsorganen benzine, besparing benzinesoort benzinetank binnenverlichting bougies C caravan carburateur chassisnummer choke claxon controlelampjes D dashboard dashboard kastje diagnose onderhoud draaicirkel E expansievat (koelsysteem) G gegevens, motor gewichten H handrem hoedenplank hoofdsteunen I identifikatie inhouden inrijden instrumentenpaneel K kachelmotor klaxon klepspeling
44 44 15 en 43 24-25 37 34 54-56 28 30-31 11 4 en 29 4 16-21 8-9 4 en 13 13 28 5 en 43 44 5 en 48 57 32 34 20-21 16 tot 19 28 47-49 55 15 5 56 33 24 23 57 47 4 16-21 36-37 34 5
L
M
O
P R
kindersloten knipperlichten koelsysteem kontaktslot kontroles voor het vertrek kontrolelampjes koplampen, afstellen krik laadkontrolelampje lak nummer lampen, afstellen lampen, vervangen lichtschakelaar luchttoevoer luchtfilter maten mistachterlicht mistlampen motor, gegevens motorkap olie oliedruk oliefilter oliepeil onderdelen onderhoud onderhoud v. d. karrosserie ontsteking opbergkastje open dak opkrikken parkeerrem portieren radio remvloeistof reservewiel richtingaanwijzers rijden ruiten ruitesproeiers ruitewissers
11 34 15 32 14-15 16-21 40 38 21 50 40-41 40-41 34-35 36-37 46 54-55 35 44 5 13 14 en 47 21 47 14 56 47 tot 49 50 43 en 49 28 31 38-39 33 10-12 45 15 38 34 32-33 26 35 35
S schuifdak slepen sleutels sloten spiegels starten stationair toerental storingen stuurslot T technische gegevens V veiligheidsgordels ventilatie ventilateurmotor, koelsysteem verlichting versnellingshandel verwarming W wassen wielen wisselen Z zekeringen zittingen zonnekleppen zuinig rijden
31 44 10 10 27 32 48 51-53 32 5 en 55-56 30-31 36 en 37 44 35 33 37 50 38-39 42 20-25 27 8-9
77 11 074 515 NE 468 83 06 84 2e Edition Néerlandaise