Relaties Hanteren
Leesteksten bij het onderdeel Mening geven en assertiviteit
Pagina 1 van 8
Uitgangspunten voor het geven van je mening Een huis bouw je op een fundament. Dan staat het huis. Net als een huis staat ook je mening op een fundament. Dat wordt gevormd door een viertal uitgangspunten.
Relationeel Je bent een relationeel wezen. Je staat in relatie tot anderen, je hebt elkaar nodig, je kunt je in de ander herkennen of je van de ander onderscheiden, je kunt elkaar bevestigen, je kunt je over elkaar verbazen, van elkaar leren, enzovoort. Met andere woorden: je ontdekt wie je zelf bent door het contact met andere mensen. Tevens ben je in de relatie met anderen gelijkwaardig. Eerder schreven we dat er sprake is van een 'Ik oké – jij oké' positie. Je staat niet boven de ander, al weet je soms meer. Je staat niet beneden de ander, ook al is de ander ouder. Je staat naast elkaar en je hebt elkaar iets te leren of te vertellen. Vanuit dat perspectief mag je een eigen mening hebben en daarover met de ander in gesprek gaan. Individueel Je bent ook een individueel wezen. Je gaat niet helemaal op in de ander. Je versmelt niet met de ander. Je bent in dat opzicht een autonoom wezen. Je kunt zelf denken, voelen, handelen en bovenal kun je zelf iets willen. Je mag ergens een mening over hebben. Je mag zelf grenzen aangeven. Je mag je wensen en behoeften kenbaar maken. Jij mag iets vinden, los van de ander. Eerbied en respect Het is belangrijk om eerbied en respect te hebben voor alles wat leeft. Ook cliënten zijn niet ons eigendom. Het is van groot belang dat we dat voortdurend duidelijk maken aan anderen. Als de ander niet mijn eigendom is, ben ik ook niet verantwoordelijk voor wat de ander doet. Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun handelen, tenzij er sprake is van een uitzonderlijke situatie, zoals bij een klein kind of bij iemand die ontoerekeningsvatbaar is. Normaliter houd je dus bij het geven van je mening of een advies serieus rekening met de verantwoordelijkheid van de ander. De ander maakt keuzes, net als jij, op grond van eigen normen en waarden. Veel waarden en normen zijn afgeleid van godsdienstige of religieuze waarden. Wanneer de ander zelf verantwoordelijkheid draagt mag en kun je dus niks forceren. Dat zou haaks staan op het tonen van eerbied en respect voor de ander. Dit klinkt waarschijnlijk logisch en voor de hand liggend, toch is het in de praktijk ingewikkeld. Wat als jij iets goed vindt of nodig vindt voor de ander? Natuurlijk heb je vanuit jouw normen en waarden ideeën over wat goed is voor de ander. Eerbied en respect betekent dat je deze niet oplegt aan de ander. Je mag overigens wel zeggen dat bepaald handelen van anderen voor jou (of voor onze samenleving) niet acceptabel is. Denk aan mishandeling, misbruik, diefstal, enzovoort. Het kan zijn dat je dan zelf actief moet ingrijpen. Kiezen Je bent, ook in de rol van hulpverlener, een verantwoordelijk wezen. Je kunt in vrijheid kiezen. Je kiest om met anderen in gesprek te gaan of dat juist niet te doen of te zwijgen. Je kiest om iets van het gedrag van de ander te zeggen of niet.
Pagina 2 van 8
Het maken van keuzen gebeurt binnen bepaalde grenzen. Je bent gebonden aan regels, die zowel binnen jezelf liggen als daarbuiten.
Basisregels voor het geven van je mening Van de vier uitgangspunten voor het geven van je mening (relationeel, individueel, eerbied en respect, kiezen) leiden we twee basisregels af: Wees je eigen leider Je bent verantwoordelijk voor je eigen aandeel in een gesprek. Je kunt iets doen en iets laten. In beide gevallen is dat een keuze. Om je eigen leider te kunnen zijn, moet je je bewust zijn van je behoeften en van wat je nastreeft. Maar vooral moet je je bewust zijn van je lichamelijke ervaringen. Je lichaam kan signalen afgeven van tevredenheid of ontevredenheid, van verbazing en afkeur. Ga dan bij jezelf na wat er gebeurt. Gebeurt er wat je wilt? Als iemand iets van je vraagt, wat je niet wilt, en je doet het toch, is het de vraag of je nog je eigen leider bent. Je kunt er ook voor kiezen iets te doen ten behoeve van de ander terwijl je daar tegenop ziet en je het echt niet voor jezelf doet. Ook dat is een voorbeeld van je eigen leider zijn. Storingen hebben voorrang Het komt je rol als hulpverlener zeer ten goede als je je vrij voelt om te zeggen wat je wilt zeggen. Uiteraard altijd met het oog op goede en zorgvuldige hulpverlening. Er kunnen echter (soms verborgen) thema’s zijn die zorgen voor storingen in de relatie. Zo kan opgelopen irritatie een goede relatie in de weg zitten. Het is dan zorgvuldig om irritaties eerst uit te spreken. Bijvoorbeeld als iemand je iets verwijt waar je part noch deel aan hebt. Je hebt het aangehoord, maar er niks van gezegd. Ondergronds blijft het in je woelen en staat het je in de weg om met de ander vrijuit te spreken. Die spanning van ondergrondse storingen moet je zeker als hulpverlener weg werken door het te benoemen: 'Ik wil er nog even op terugkomen wat je gisteren zei, maar het zit me echt in de weg. Het klopt volgens mij niet helemaal wat je zegt…'. (Bron: Liet de Vries-Geervliet, Weet wat je doet. Ruth C. Cohn, Van psychoanalyse naar themagecentreerde interactie. Beide uitgegeven bij Nelissen te Baarn.)
Hulpregels Om de basisregels ‘Wees je eigen leider’ en ‘Storingen hebben voorrang’ toe te passen, is het belangrijk te letten op een aantal spelregels/hulpregels. Spreek met 'ik' Misschien vind je het eng om voor jezelf te spreken en heb je de neiging om te praten in termen van 'wij' of 'men'. Bijvoorbeeld: als de hulpverlener zegt ‘We kunnen zo niet verder praten, we draaien er om heen… '. bedoelt hij te zeggen dat hij vindt dat hij niet verder kan praten: 'Ik kan even niet verder, ik wil graag weten…'. Wees 'echt' in wat je denkt en voelt Als hulpverleningsgesprekken gaan lijken op een interview, dan gaat er iets niet helemaal goed. Wil je met de ander in gesprek komen, dan is het van belang dat je als werker authentiek bent. Je stelt vragen vanuit persoonlijke belangstelling èn vanuit een professionele beroepshouding. Deze horen bij elkaar. Zo deel je de ander mee wàt je van het verhaal vindt en hoe het op je overkomt. Je geeft zo je mening, die van 'jou' is. Natuurlijk blijft alles in de context van het beroep. Want met je mening wil je de ander verder helpen aan een oplossing of een oplossingsrichting.
Pagina 3 van 8
Wees selectief in wat je zegt en doet Je overweegt bewust wat je wel of niet zegt. Je zegt niet alles wat je maar voor de mond komt. Als je van nature een flapuit bent, zul je wat af te leren hebben als je met al je opmerkingen de ander voor de voeten gaat lopen. Wat je zegt moet ten dienste staan van de cliënt en het doel dat je gezamenlijk wilt bereiken. Interpreteer en generaliseer niet Interpreteren en generaliseren geven een gevoel van macht, gelijk hebben en boven de ander staan. Meestal vergeten we om te controleren of we gelijk hebben, bijvoorbeeld door tegen de ander te zeggen wat zijn gedrag in ons oproept aan gevoelens. Interpreteren en generaliseren vergroten onze afstand tot de ander. (Bron: Liet de Vries-Geervliet, Weet wat je doet; Jeroen Hendriks, Intervisie bij werkproblemen. Beide uitgegeven bij Nelissen te Baarn.) Subassertiviteit en assertiviteit Je hebt ruzie met een vriendin van je en ze zegt iets wat je diep raakt. Wat doe je? Word je nijdig? Zeg je er wat van? Trek je je gekwetst terug in jezelf? Ren je weg? Of hoor je het niet eens? Het wegrennen voor jezelf of het terugtrekken in je zelf noemen we subassertief. Assertief gedrag is hiervan het tegenovergestelde. We gaan ervan uit dat ieder mens vanaf zijn geboorte geneigd is zich assertief te gedragen en op te komen voor zijn verlangens en behoeften. Kijk maar naar een baby in de wieg. Als je niet assertief handelt, heb je afgeleerd assertief te reageren. Het kan zijn dat je niet hebt geleerd hoe je met woorden en gedrag assertief kunt zijn of dat je het onder druk van anderen hebt afgeleerd. Dat afleren van assertief gedrag kan zomaar gebeuren. Van nature zijn wij groepsmensen, we willen erbij horen, niemand wil in een isolement komen. Dat kan betekenen dat het uiten van boosheid ongewenst is. Beleefd zijn of je verdriet wegslikken voorkwam misschien dat je een tik kreeg van je ouders. Je weet vaak niet meer hoe je het hebt afgeleerd. In ieder geval zal het voor velen zo zijn dat subassertief gedrag hen tot nu toe het meest geholpen heeft om erbij te horen en niet afgewezen te worden. Het gaat pas lastig worden als je merkt dat je jezelf in de weg zit. Je irriteert je aan je eigen opstelling, je ondervindt nadelen van je aanpassing. Je durft niet meer te zeggen wat je eigenlijk wel wilt zeggen. Het gesprek aangaan, zeggen wat je er van vindt, je grens aangeven zijn vormen van assertief reageren. Je zet jouw visie tegenover die van de ander. 'Ho, wacht eens even, dit wil ik niet, je kwetst me, volgens mij kunnen we zo niet verder…'. Jij mag er zijn met jouw mening en de ander mag weten wat je ervan vindt. De ander heeft het nodig om te weten hoe jij erover denkt. Anders kan hij zijn gang maar gaan zonder door jou begrensd te worden. De ander heeft dus eigenlijk recht op jouw assertiviteit. De kans is groot dat je daarna tot een zinnig gesprek komt. Assertiviteit is het uiten van je gedachten, gevoelens en meningen op een directe, eerlijke en gepaste wijze. Je komt op voor je eigen belangen op een manier die past bij de situatie en die zowel respectvol is naar jezelf als naar de ander. Test je eigen assertiviteit op http://www.carrieretijger.nl/functioneren/samenwerken/sociale-vaardigheden/assertiviteit
Niveaus van assertiviteit De manier waarop je voor jezelf opkomt, kent verschillende gradaties of niveaus. Niveau 0: weinig assertief Je vindt het moeilijk je eigen grenzen aan te geven. Je communiceert niet duidelijk wat je vindt of wilt. Je kunt opbouwende feedback geven of positieve feedback ontvangen. Je kunt (of wilt) geen rekening houden met de belangen van een ander. Je geeft de ander geen ruimte voor het communiceren over zijn eigen belang.
Pagina 4 van 8
Niveau 1: reactieve assertiviteit Je geeft desgevraagd je eigen standpunt weer en geeft je eigen grenzen aan. Je komt desgevraagd uit voor je eigen mening. Je maakt duidelijk wanneer je het niet eens bent met je gesprekspartner. Je maakt duidelijk wanneer je eigen grenzen worden overschreden. Niveau 2: proactieve assertiviteit Je komt zelf met eigen standpunten, je bewaakt op een respectvolle wijze je eigen belangen. Je kiest eerder voor directe confrontatie. Je probeert niet via een omweg je zin te krijgen. Je brengt gevoelige of opbouwende feedback op een duidelijke en directe manier. Je komt uit eigen beweging met standpunten naar voren die verschillen met die van je gesprekspartner Je kunt luisteren naar tegenargumenten, weerstand en kritiek bij de verdediging van je eigen voorstellen. Niveau 3: assertiviteit in moeilijke situaties Je aanvaardt kritiek op je standpunt, gedrag of acties en reageert er constructief op. Als je onder druk gezet wordt om het standpunt van de tegenstander over te nemen blijf je constructief meewerken. Je bespreekt meningsverschillen uit jezelf zonder het conflict uit de weg te gaan. Je gaat adequaat om met onaangepaste reacties, verbale agressie en provocaties, ook als je onder druk staat. Je verwerpt onaanvaardbare voorstellen op een respectvolle, doch besliste manier. (Bron: www.carrieretijger.nl) Opmerking: Agressiviteit. Kwaad worden kan assertief zijn. Je mag kwaad worden en je boosheid uiten. Als jou onrecht wordt aangedaan of je windt je op over het onrecht dat kinderen wordt aangedaan, dan is boosheid terecht. Schiet het echter door in onredelijkheid, dan is er sprake van agressiviteit. Agressief gedrag gaat ten koste van de ander. Je komt met agressief handelen op een terrein waar je niet mag komen. De Big Five Onder 'persoonlijkheid' verstaan we het unieke patroon van psychologische en gedragskenmerken waardoor de ene mens zich van de andere onderscheidt. Jouw persoonlijkheid is mede van invloed op je assertiviteit als hulpverlener. De theorie van de Big Five is een van vele theorieën om de persoonlijkheidstrekken te categoriseren. De Big Five We gaan er van uit dat een hulpverlener iemand is die: zich weet te uiten, vasthoudend is, bij uitstek zorgvuldig met mensen omgaat, emotioneel niet snel uit zijn evenwicht is te brengen, openstaat om te leren en daarmee openstaat voor nieuwe ervaringen. Sommige karaktereigenschappen, talenten of vaardigheden heb je misschien al van nature. Misschien ben je een gemakkelijke prater en werk je systematisch en kun je makkelijk een stootje opvangen. Andere eigenschappen moeten soms ontwikkeld worden. Misschien ben je niet gewend om leiding te nemen en ben je wat afwachtend van aard. Het beroep van hulpverlener vraagt van je dat je in voldoende mate over de Big Five-eigenschappen beschikt. In het volgende overzicht zie je dat iedere eigenschap uiterste vormen kent, zogenaamde doorschieters of valkuilen.
Pagina 5 van 8
(Bron: Theyman, Kwaliteit van het maatschappelijk werk. Bohn, Stafleu Van Loghum, 1996. Achtergrondinformatie:http://nl.outofservice.com/bigfive/info/) We geven hierna per eigenschap wat meer concrete voorbeelden. Bij de Plus tref je wenselijke combinaties van eigenschappen aan, bij de Min de doorschieters en valkuilen die je minder geschikt maken voor het beroep van hulpverlener. Extravert Plus: toegankelijk, hardop denkend, naar buiten tredend, afstemmen, overdenkend, bezinnend Min: flapuit, overrompelend, alles onthullend, niet naar buiten tredend, gesloten, conflictvermijdend Zorgvuldig Plus: planner, betrouwbaar, respectvol, afspraken nakomen, op orde, grenzen stellen Min: perfectionistisch, te voorzichtig, confrontatievermijdend, op alle slakken zout leggen, chaotisch, slordig Vasthoudend Plus: doelgericht, stevig, leiding geven, wilskracht, kunnen afstemmen Min: star, koppig, alesbeheersend, gebrek aan samenwerking, over zich heen laten lopen, volgend Emotioneel stabiel Plus: betrokken buitenstaander, stootje opvangen, conflict aangaan, inlevingsvermogen Min: afstand overheerst, beperkt inlevingsvermogen, robot, te betrokken, niet loslaten Openstaand voor ervaringen Plus: ontdekken, leren, uitproberen, initiatiefrijk, nieuwsgierig, vragen stellen Min: overspoelend, geen grenzen, vermoeiend, behoudend, afhoudend
De dramadriehoek Bij het geven van je mening is het van belang om uit de dramadriehoek te blijven.
De dramadriehoek is een visuele weergave van communicatiepatronen tussen mensen.
Pagina 6 van 8
Deze driehoek kenmerkt zich door het feit dat men er als het ware in 'gevangen' wordt en dan steeds slechts de keuze heeft uit drie mogelijke rollen: Redder, Aanklager of Slachtoffer. Deze drie sociale rollen vullen elkaar aan en leveren in de communicatie vaste patronen op. Het merkwaardige van deze drie rollen is dat de betreffende personen zich niet bewust zijn van de wijze waarop zij zichzelf en de ander in een rol dwingen en hiermee gezond en adequaat gedrag vermijden. Binnen de Transactionele Analyse noemt men de communicatie binnen deze driehoek spelmatig. Mensen die vanuit deze posities met elkaar communiceren zullen niet doelgericht en efficiënt met elkaar praten. Zij hebben regelmatig het gevoel dat ze niet verder komen en dat ze op bijna voorspelbare wijze met elkaar een patroon herhalen. De Aanklager is iemand die de anderen pakt op hun zwakke plekken of met schuldgevoelens opzadelt. Een begeleider die boos is op een jongere omdat hij zich misdragen heeft, reageert adequaat, namelijk uit zorg en het belang van het kind. Een begeleider die vertelt dat Kees 'nooit deugt' is een aanklager, als hij niet aangeeft wat hij van Kees verlangt. Een aanklager zegt tegen de ander: 'Doe niet zo stom', 'jij altijd'. Een Redder maakt en houdt anderen door zijn hulp afhankelijk. Hij denkt, voelt en handelt voor de ander zonder dit eerst met de betrokkene te overleggen. Hierdoor bevordert bij de passiviteit van de ander en maakt zichzelf tenslotte onmisbaar. Een Redder is vergelijkbaar met een rijinstructeur die zelf alsmaar achter het stuur blijft zitten. Een Redder biedt ongevraagd hulp en vindt ten slotte dat hij wel een schouderklopje verdient voor zijn inzet. Een Redder denkt bij zichzelf: 'Ik weet het beter', 'zo moet het'. Een Slachtoffer is iemand die zich steeds in het water laat vallen en doet alsof hij niet kan zwemmen. Hij begint te schreeuwen in de hoop dat anderen hem uit het water zullen halen, en zo ook een nat pak zullen oplopen. Een slachtoffer heeft met zichzelf te doen. Hij is eigenlijk niet te helpen, want bij alle hulp die geboden wordt, geeft hij aan dat het nooit genoeg is. Zijn reactie is meestal: 'Ja, maar… dat kan toch niet, dat helpt toch niet, daar ben ik er toch niet mee…? Je moet eens weten hoe moe ik ben… en ik ben zieliger dan jij.'
Hoe blijf je uit de dramadriehoek?
tegen Slachtoffers: Potentie Het Slachtoffer kun je herkennen aan het feit dat hij er allemaal niks aan kan doen. Wanneer je dit door hebt, kun je je richten op de potentie (kracht) die de ander in zich heeft om een bijdrage te leveren aan een oplossing. Zo kun je trachten uit de dramadriehoek te stappen. 'Wat zou jij er zelf aan kunnen bijdragen?' Je doet als hulpverlener een appel op de verantwoordelijkheid van de ander. Je schiet niet direct als een Redder te hulp, maar kijkt nauwkeurig naar de mogelijkheden die de ander heeft om de situatie waarin hij verkeert te veranderen. Hulpverlener: 'Adriëlle, ik zie dat je deze maand niet kunt rondkomen van je weekgeld. Hoe ga je het de komende maand aanpakken? Geef eens aan welke alternatieven er zijn.'
Pagina 7 van 8
tegen Aanklagers: Protectie Je kunt de Aanklager herkennen aan de kritiek die wordt geuit. Hij of zij vergeet wensen te uiten. Je kunt de ander dan uitdagen om te vertellen wat hij of zij wil. 'Wat zou je van mij willen?' Eigenlijk wordt de aanklager beschermd (protectie) tegen klaagzangen. Hij moet als het ware afgeschermd worden om in het klagen te blijven ronddraaien. 'Marieke, ik hoor van je hoe duur het allemaal is, ik denk dat je daar niet veel mee opschiet, ik wil dat je een besluit neemt hoe jij met jouw geld de komende maand rond komt, wat kun je wel en wat kun je niet?' tegen Redders: Permissie De Redder biedt meer zorg dan nodig is. Hij neemt het initiatief uit handen van de ander. Hij of zij moet daarin worden stopgezet en er moet overeenstemming komen of dit de gewenste zorg is die geboden wordt. Te veel zorg is voor niemand goed. Soms heeft de Redder behoefte om die zorg wel te bieden, want hij of zij hoopt daarvoor dan waardering te krijgen…'Moet je eens kijken hoe ik me voor haar heb ingezet, en ik heb er nooit een bedankje voor gekregen.' De Redder valt dan zomaar in de rol van Slachtoffer. De Redder kan worden stilgezet door te vragen wie toestemming (permissie) geeft voor het bieden van zijn zorg. Hulpverlener: 'Petra, ik merk dat je steeds geld leent aan Hidde. Ik denk dat hij zelf niet leert om van zijn weekgeld rond te komen. Ik wil overleggen of dit wel goed is zo.'
Presentatiekenmerken Bij het geven van je mening is het belangrijk goed op je presentatie te letten. Je overtuigingskracht heeft te maken met de inhoud van de boodschap, maar ook met je houding en je stem. Wanneer je aan alle drie voldoende aandacht besteedt, is dat een ondersteuning voor de boodschap. Gebaren Het is goed om ter ondersteuning van je boodschap gebruik te maken van gebaren. Je kunt bijvoorbeeld je zinnen ondersteunen met naar voren gerichte open handpalmen. Dat staat voor eerlijkheid en oprechtheid. Een prikkende wijsvinger wordt meestal ervaren als een beschuldiging (het Nederlandse vingertje). Er zijn heel veel gebaren, en deze hebben meestal alleen betekenis in bepaalde combinaties en binnen een bepaalde context. Om te weten welke gebaren je nu wel of niet moet gebruiken, is het goed om eens bewust naar de gebaren van een ander te kijken. Let er eens op hoe je je zelf voelt wanneer hij bepaalde gebaren maakt. Je eigen gevoel is een goede graadmeter. Je bent beter in staat om betekenis te geven aan de houdingen en gebaren van anderen dan aan die van jezelf. Intonatie Ook de stem is een belangrijk non-verbaal hulpmiddel tijdens de voordracht. Je kunt er niet alleen de woorden mee uitspreken, maar met behulp van intonatie kun je accent en levendigheid in je verhaal brengen. Het is juist de afwisseling van volume en toonhoogte die je boodschap levendig houdt. Je kunt er iets mee accentueren of mee afzwakken. Zenuwen zijn van invloed op je stemgeluid. Vaak ga je sneller praten, stotteren of mompelen. Met ademhalingsoefeningen kun je je zenuwen beheersen en je stem controleren. Heb je hier grote moeite mee, dan kan het volgen van een cursus stemgebruik raadzaam zijn. Oogcontact Tijdens een gesprek met iemand is oogcontact erg belangrijk. Het patroon van aankijken en wegkijken regelt onder andere het verloop van het gesprek. Bij het geven van je mening is het eigenlijk niet veel anders. Door oogcontact te maken met de ander, kun je een indruk krijgen van hoe je overkomt. Je kunt aanvoelen of de boodschap landt of dat je andere accenten moet leggen. Als je wegkijkt tijdens het geven van je mening, verzwakt dat de kracht waarmee je het wilt brengen. Bron: www.lichaamstaal.nl
Pagina 8 van 8