Fragment 1
Maandag 29 november 1479 Was dat even toevallig! Net nadat ik bij boekbinder Borre stiekem een splinternieuwe ganzenveer had meegenomen, vond ik vandaag in de koorbanken van de Domkerk deze velletjes perkament. Nu zit ik alleen in het koude studeervertrek van ons huis. Ik móet mijn gedachten op een rijtje zetten. Alhoewel... het wordt donker en de kaars is bijna uit. Ik heb het gevoel dat ons toch wel saaie leventje van vroeg opstaan, naar de kerk, school, kerk, eten, kerk op z’n kop staat. Toen ik gisteren vanuit onze school de Domkerk binnenliep, vloog burggraaf Jan van Montfoort net via het gangpad door de grote deur naar buiten. Die had haast! Achter in de schemerige kerk zag ik twee kanunniken. Schichtig keken ze om zich heen. Hun kappen hadden ze zo ver over hun hoofd getrokken dat ik hun gezicht niet kon zien. Wat zijn ze van plan? Toen ik de Domkerk uitliep, botste ik bijna tegen Geerlof de Karreman. Maar wat had hij hier op dit tijdstip te zoeken? Geerlof kan het nooit laten om zijn neus in andermans zaken te steken.
Fragment 2
Dinsdag 30 november 1479 Het is al dagen rumoerig in de stad en de sfeer wordt steeds grimmiger. Vooren tegenstanders van bisschop David van Bourgondië gaan met elkaar op de vuist. De bisschop is niet erg populair. In Utrecht heeft hij veel tegenstanders. De Utrechters voelen zich bedreigd door hem en zijn machtige familie. De stad, de gilden en de kapittels krijgen steeds minder invloed. Logisch dat zij kwaad worden. De kanunniken zijn woedend omdat de bisschop hen goed in de gaten houdt of zij hun taken niet verwaarlozen of hun positie misbruiken. Nu heeft het stadsbestuur burggraaf Jan van Montfoort als ‘hoofdman’ van de stad benoemd. Hij is vastberaden om in opstand te komen tegen de bisschop. Zouden een paar van onze kanunniken met de burggraaf samenspannen? Niets is gevaarlijker dan dat. De bisschop neemt altijd wraak en deinst niet terug voor moord en doodslag.
Fragment 3
Woensdag 1 december 1479 Hm, kwamen we vanochtend vroeg uit de Domkerk terug van de Priem kondigde onze Matrona Maeycken aan dat ze een flinke schoonmaak ging houden in huis. Daar zaten we natuurlijk niet op te wachten. Maar toen we de blik van Maeycken zagen, wisten we dat er met haar niet te spotten viel. Daarna stoven we weg. Pieter, Dikke Geert, Claes en ik hadden ons kamertje gauw aan kant. Maar Kleine Lubbert had een probleem: hij moest zijn verboden konijnenhok ongezien de trap af dragen om hem op
Dagboek van Dirck - leesteksten
1
onze binnenplaats te verstoppen. Nou staat Kleine Lubbert niet bekend om zijn handigheid. En ja hoor: halverwege de trap schoot het hok uit zijn handen! De konijnen donderden naar beneden en de keutels vlogen in het rond. Maeycken was woest. Dit betekende geen eten voor Kleine Lubbert. Hij moest voor straf in zijn eentje het vuil buitenzetten voor Geerlof de Karreman. Nu ligt ie mokkend in bed.
Fragment 4
Donderdag 2 december 1479 Hoewel het vroor dat het kraakte was Geerlof de Karreman vandaag in zijn sas. Fluitend kwam hij langs. Hij had vast de laatste roddels gehoord. Geen verhaal is veilig bij hem. Ik probeerde te ontfutselen wat hij zondag bij de kerk te zoeken had, maar hij zweeg als het graf. Toen ik na de mis door de stad slenterde, liep ik Schoon Elze tegen het lijf. Zij is een eeh, een eeh, nou ja hoe zal ik het zeggen… een publieke vrouw, eeh prostituee. Hoewel we niet met haar soort vrouwen mogen omgaan, ken ik Schoon Elze al mijn hele leven. Ze doet geen vlieg kwaad en is als een soort tante voor mij! Vandaag was ze in tranen. Haar lange, golvende haren hingen in slierten voor haar gezicht. In horten en stoten vertelde ze wat er aan de hand was. Het had iets te maken met Geertgen tot Sint Jans, die beroemde schilder uit Haarlem. Hoewel ik niet veel begreep van haar warrige verhaal liet Schoon Elze mij met klem beloven om niets aan wie dan ook te vertellen. Er stak een ijskoude wind op en ik besloot gauw naar huis te gaan.
Fragment 5
Vrijdag 3 december 1479 Gisteravond hoorden wij ineens gestommel en gevloek! Dikke Geert had een touwtje gespannen vlak boven de drempel van de kamer van onze rector. Nu hebben we allemaal huisarrest! De rector pakt het bestraffen van de grap serieus aan. Hij zit in zijn proeftijd, als ie ook maar iets fout doet zijn we binnen een halfjaar van ‘em af. Ben benieuwd of hij het volhoudt met ons! Vandaag was het ondanks het stro op de grond verdomde koud in het leslokaal. Om onze handen warm te houden, schreven we als gekken. Na een half uur vond de rector het welletjes en begon hij ons omstebeurt te overhoren: hij startte bij mij met een paar simpele disticha, maar al snel werd het me te lastig. Hoewel het ijskoud was, brak het zweet mij uit. Bij iedere fout kreeg ik een klinkende oorvijg. De rector zal mij de komende dagen waarschijnlijk niet met rust laten… Er zit niets anders op dan flink te gaan blokken in het studeervertrek.
Fragment 6
Donderdag 9 december 1479 De rector kreeg bezoek van Geertgen tot Sint Jans. De schilder leek behoorlijk overstuur. Ik ving iets op over de johannieters, een diptiek en een diefstal. Zou het iets met Schoon Elze te maken
Dagboek van Dirck - leesteksten
2
hebben? Uit haar verhaal bleek dat ze elkaar moeten kennen. Maar wat moet Elze met een schilderij? Toen Geertgen vertrokken was, vroeg ik aan de rector wat er precies aan de hand was. Het bleek dat johannieter Sander van Raey een paar weken geleden twee paneeltjes, een diptiek dus, had besteld bij Geertgen. Op het ene paneel moest Jezus komen, op het andere zijn eigen portret. En dit portret blijkt sinds gister spoorloos verdwenen. Geertgen had even daarvoor Geerlof de Karreman rond het johannieterklooster zien lopen. Vreemd, hij hield zich ook al op bij de Domkerk.
Fragment 7
Maandag 20 december 1479 Zaterdag is het Kerstmis! Ik ben erg jaloers op de gewone scholieren en de kanunniken-in-spé. Wij koorknapen gaan een doodvermoeiende week tegemoet. Ik heb nu al keelpijn van al dat zingen! Vandaag zag ik ze trouwens weer, die drie mannen in de kerk. Ze fluisterden en hadden het over ‘vroeger’ en ‘het machtsmisbruik van Bourgondië’. Tot een van hen schreeuwde ‘desnoods met geweld!’. De anderen grepen hem vast en sisten dat hij stil moest zijn. Op dat moment keek ik recht in de priemende ogen van Johan Proys. Snel dook ik achter de koorbanken. Proys draaide zich gelukkig van mij weg: hij had mij niet gezien. De bisschop heeft hem ontslagen als kanunnik. Dat hij hier nog durft te komen! Onverstoord gingen de mannen verder met hun overleg. Aandachtig tuurde ik naar het gezicht van de man die sprak. Hij stond een beetje in de schaduw. Ik zag een smalle neus en een paar stevige wenkbrauwen boven twee donkere ogen… toen herkende ik hem pas! Het was de slechtziende boekbinder Borre! Ik weet dat hij ouderman van het zadelaarsgilde is, maar wat deed hij in de kerk en nog wel verkleed als kanunnik?
Fragment 8
Dinsdag 21 december 1479 1479 Maeycken stuurde mij vanochtend vroeg met een boodschap naar het kleine kapittelhuis naast onze school. Daar was het echt doodstil. Net toen ik het briefje op de grote tafel wilde achterlaten, viel mijn oog op een stukje perkament bij een tafelpoot. Ik las de tekst; hij was gericht aan een van onze kanunniken, Anthonis Pot: ‘Ik weet meer. Ontmoet mij na de noon in de kapel.’ Was getekend Margaretha van Drakenburg.’ Margaretha is de vrouw van de ridder Frederik Utenham. Ze is maar een jaar ouder dan ik! Ik heb gehoord dat haar man weer eens in de gevangenis zit. Hij had zonder reden mensen die in Utrecht naar de markt wilden gaan gevangengenomen. Plotseling stond daar kanunnik Proys achter mij. Mijn buik kromp ineen. Snel verfrommelde ik het briefje en
Dagboek van Dirck - leesteksten
3
stak het onder mijn kleren. Met zijn felle ogen keek Proys mij lang aan. Zal ik hem vertellen over het briefje voor Pot? Zonder iets te zeggen draaide hij zich om en beende weg. Hm, welke kapel zou Margaretha bedoelen? Ik moet er heen na de noon, dan maar geen Latijn vandaag…
Fragment 9
Woensdag 22 december 1479 Gistermiddag na de noon bleef ik net zo lang treuzelen tot alle kanunniken de kerk uit waren. Ik verstopte mij in de Ursulakapel, zo kon ik de andere kapellen goed in de gaten houden. Na tien lange minuten wachten hoorde ik geschuifel. Margaretha kwam mijn kant uit. Hm, ik zou een moord doen om met haar te trouwen. Ze is zo mooi. Ze passeerde mij rakelings en liep door naar de kapel waar haar oom begraven lag. ‘Zo jij wilde mij spreken’, baste ineens de stem van Pot vanuit de schemer. Hoe lang stond hij daar al? Mijn hart bonkte in mijn keel. ‘Ja, Pot, jíj hebt míjn hulp nodig’, klonk het hooghartig. ‘Jouw hulp?’, schreeuwde Pot. ‘Je man zit weer eens vast en de bisschop krijgt hem dit keer niet vrij. Ha! Jij komt hier om mijn hulp te vragen!’ Margaretha antwoordde bits dat zij wist wie haar man had verraden en dat deze persoon op het punt stond ook Pot en zijn ‘handlangers’ te verraden. Het was kiezen of delen zei ze. Pot leek het niets te doen. Zonder iets te zeggen draaide hij zich om en liep weg. Margaretha bleef verbouwereerd achter. Wie zou zij bedoelen? Is er een verrader onder de kanunniken? Ik zou haar wel willen uithoren. Ik deed een stap naar voren… maar durfde niet…
Fragment 10
Donderdag 30 december 1479 Dit jaar was Claes gekozen tot jongensbisschop. Afgelopen dinsdag had hij het voor het zeggen en was hij helemaal in zijn element. Hij liet de kanunniken heen en weer draven en de zwaarste boeken van hot naar her sjouwen; het was dus echt de omgekeerde wereld. Claes ging voor in de mis, brabbelde allerlei kletskoek in het Latijn en liet na het amen een enorme boer. Wij lagen dubbel van het lachen toen hij voor het altaar expres struikelde over zijn bisschopsstaf. De meeste kanunniken konden het niet echt waarderen, maar ze werkten wel mee. Zij weten natuurlijk ook wel dat Claes’ vader een invloedrijke Utrechter is. Hij zat op de eerste rij te schuddebuiken van het lachen. Na de mis koos Claes twee kanunniken uit en beval ze te gaan bedelen bij de andere kanunniken. Die twee hadden snel een enorm feestmaal bij elkaar gesprokkeld en Claes’ vader liet een aantal vaatjes wijn aanrukken. Zo zaten we te schransen en werden we snel dronken. ’s Avonds laat raakten Dikke Geert en Pieter betrokken bij een vechtpartij. Ik heb er niets van gemerkt, ik sliep al.
Dagboek van Dirck - leesteksten
4
Fragment 11
Maandag 3 januari 1480 Vandaag kwam ik erachter wie de derde man is die steeds bij de geheimzinnige bijeenkomsten in de Domkerk is! Kanunnik Evert Zoudenbalch! Dat kan niet anders! Waarom moest Pieter anders met spoed een brief van Zoudenbalch naar Borre brengen? Ik weet het nu zeker: boekbinder Borre, de ontslagen kanunnik Johan Proys èn kanunnik Evert Zoudenbalch komen steeds bij elkaar met burggraaf Jan van Montfoort. Pieter rende vanmiddag naar het huis van Borre. Die leek de boodschap al te verwachten en begon direct de brief te lezen. Pieter keek verbaasd toe. Wij dachten altijd dat hij met zijn slechte ogen helemaal niet kón lezen. Pieter zag hem wit wegtrekken. ‘Verraad, verraad… Geerlof... ik wist het...’, mompelde Borre en bleef roerloos aan tafel zitten. Plotseling graaide hij naar een veer, inkt en perkament. Pieter moest de antwoordbrief meteen naar Zoudenbalch brengen. Vanmiddag tijdens het getijdengebed fluisterde Pieter wat hij had meegemaakt. We begrijpen het niet: zou Borre als spion werken voor onze kanunniken? Die zijn duidelijk tegen de bisschop, net als de gilden. Moet onze bisschop vrezen voor zijn leven? Sommige kanunniken zijn juist weer voor hem. De sfeer in het kapittel is nu al om te snijden. Straks gaan de kanunniken elkaar te lijf! Zouden wij hen kunnen stoppen?
Fragment 12
Woensdag 5 januari 1480 De rector stuurde mij voor nieuwe schriften naar boekbinder Borre. Toen ik zijn straat inliep zag ik net de vuilniskar van Geerlof de hoek omschieten. Nadat ik mijn bestelling aan Borre had doorgegeven, liet ik terloops vallen dat ik hem gezien had in de Domkerk. ‘Dirck jongen’, zei hij, ‘Je hebt er geen idee van wat er allemaal speelt,’ verzuchtte hij: ‘één verkeerde opmerking aan de verkeerde persoon en ook jij loopt gevaar’. Ik slikte. ‘Weet je’, begon Borre, ‘houdt kanunnik Pot goed in de gaten. Hij is iets van plan. Ik denk dat hij ons laat bespioneren. En Dirck… misschien is het beter wanneer je je ver weg houdt van Schoon Elze. Zij weet teveel. Zo… ik heb hier de schriften. Tot ziens maar weer jongen.’ Trillend op mijn benen stond ik weer buiten. Wat is er aan de hand? Loop ik ook gevaar? En Schoon Elze? En Pieter, die voor Zoudenbalch werkt. Moet ik hen waarschuwen? Ik merkte dat het onrustig was in de stad. Her en der gingen voor- en tegenstanders van de bisschop met elkaar op de vuist. Ik was blij toen ik de muren van de immuniteit zag. Hoewel… wie kan ik binnen het kapittel nog vertrouwen?
Fragment 13
Donderdag Donderdag 6 januari 1480 Vanochtend nam de rector Kleine Lubbert en mij mee naar het johannieterklooster waar zijn vriend Sander van Raey woont. Toen we door de kloostergang liepen, vloog Van Raey op de rector af. Met drukke armgebaren vertelde hij dat er nog geen schot zat in de zaak van het verdwenen paneeltje. Kleine Lubbert en ik maakten meteen van de gelegenheid gebruik om even in het
Dagboek van Dirck - leesteksten
5
atelier van Geertgen rond te neuzen. Op een ezel stond het andere paneeltje van het diptiek: wat mooi! Kleine Lubbert gaf mij een por: “Zie je dat? Die linker vrouw lijkt verdomd veel op Schoon Elze!”. Toen we de voetstappen in de kloostergang hoorden, schoten we snel het atelier uit. Te laat! Schilder Geertgen kwam briesend op ons af. ‘Wat moet dat hier! Eerst wordt mijn paneel gestolen, daarna mijn pigmenten, en nu, wat hebben jullie hier te zoeken?!’ Geschrokken renden we weg, het klooster uit, de straat op. En was dat toevallig: we kwamen Schoon Elze tegen op de markt! Hoewel de waarschuwing van Borre nog nagalmde in mijn hoofd maakte ik toch een praatje met haar. Ze zag er nog steeds doodongelukkig uit. Ik vroeg haar of ze het diptiek in het atelier van Geertgen had gezien. Ze reageerde geschrokken en maakte zich stamelend uit de voeten. Zou zei zichzelf ook herkend hebben op het schilderijtje?
Fragment 14
Vrijdag 7 januari 1480 De rector gedraagt zich verdacht. Boekbinder Borre die ik bij de haven tegenkwam, vertelde dat hij hem gisteravond in een herberg had gezien. De rector zal toch wel weten dat dit streng verboden is! Hij moet uitkijken dat hij er niet voor ontslagen wordt. Vandaar dat ie zo zenuwachtig en kortaf is de laatste week.
Fragment 15
Zondag 9 januari 1480 De kanunniken probeerden gisteren de onlusten in de stad te bezweren door in een processie met relieken van kerk naar kerk te lopen. Anthonis Pot ging voorop, de blaaskaak. Pieter en ik liepen er met een processiekruis al zingend achteraan. Pot wierp Margaretha, die aan de kant stond, een grimmige blik toe. Ik probeerde indruk op haar te maken, wat niet echt lukte. Een van de kanunniken liep niet mee. Omdat hij zo lang is, viel zijn afwezigheid mij direct op: Evert Zoudenbalch. Zou hij het weer aan de stok hebben met de bisschop? Ik gaf Pieter een por, want ook Proys was nergens te bekennen . We keken elkaar aan: dit moeten we uitzoeken. Na de processie renden we naar de Domkerk. Toen Zoudenbalch daar niet was, gingen we naar het huis van Borre. Ook daar was niemand. Er liep een koopman met een kar vol gakkende ganzen langs. Plots stootte Pieter mij aan: ‘Kijk Dirck, daar in de hoek!’ Door de vuile ruiten zag ik een lange magere man met een grote dolk. Hij gooide alle meubels omver, trok kasten open. Waar was hij naar op zoek? Oh, ik moet stoppen, Maeycken waarschuwt voor het avondeten.
Dagboek van Dirck - leesteksten
6
Fragment 16
Maandag Maandag 10 januari 1480 Zo, nu kan ik weer verder met mijn verhaal. Naast de deur van Borre stond een partij houten balken. Pieter en ik keken elkaar aan. Toen renden we naar de deur en vergrendelen hem met een grote balk. “Ik ga hulp halen”, fluisterde Pieter en holde weg. Toen stond ik daar alleen… met zweet in mijn handen hield ik de balk vast… Het was doodstil in de straat. Plotseling rammelde de deur. De man begon te razen: ‘zit Proys hierachter? Die duivelse goorlap? Zwijnen! Wie heeft die vuile Borre gewaarschuwd?’ Vloekend liep hij weg. Plotseling hoorde ik vlakbij mijn oor: ‘ik rijg je aan mijn mes!’ Van schrik liet ik de balk los. Hij stond achter het raam, brulde en haalde uit met zijn vuist. Het glas kletterde op straat. Ik sprong achteruit… Op dat moment kwamen er van alle kanten mensen aanrennen: Pieter met zijn vader en broers, kanunnik Zoudenbalch. De broers grepen de man die nu half uit het raam hing. ‘Zo’, zei Zoudenbalch, ‘een zoon van Pot, dacht ik het niet!’ ‘Gelukkig konden we Borre net op tijd waarschuwen’, mompelde hij er achteraan.
Fragment 17
Zaterdag 15 januari 1480 Afgelopen week hing ik zoveel ik kon rond in de kerk. Vandaag werd mijn geduld beloond! Twee mannen stonden bij de ingang van de sacristie. Ze wilden duidelijk niet gestoord worden. Diep weggedoken in de koorbanken sloop ik dichterbij. De linker herkende ik meteen: die sluwe kanunnik Anthonis Pot. Toen de tweede man zijn hoofd naar links draaide zag ik ridder Frederik Utenham, de man van die knappe Margaretha. Blijkbaar is hij weer vrij. Ingespannen luisterde ik. ‘Verdomd dat het je zoon niet lukte om Borre uit de weg te ruimen,’ zei Utenham, ‘nu moeten we plan B in werking stellen.’ Pot antwoordde: ‘Morgenochtend vroeg komen we in actie. Alles voor de bisschop!’ En toen, ik huiver nog steeds, moest ik niezen van die stoffige kerkvloer. Snel draaide ik mij om. Pot riep mij nog na, maar ik rende keihard naar huis. ‘Borre waarschuwen!’, schoot het door mijn hoofd. Maar over 5 minuten begonnen de Completen, daar moest ik zingen, ik kon er echt niet onderuit! Na de dienst om half negen bleken de poorten van de immuniteit al gesloten. Ik kan Borre met geen mogelijkheid meer op tijd bereiken!
Fragment 18
Zondag 16 januari 1480 Met pijn in mijn buik was ik gaan slapen. En vanmiddag bleek mijn angst terecht: Borre is dood gevonden in zijn huis. We zaten in het lokaal te wachten op de rector. Lijkbleek en stotterend vertelde hij het ons. Er was verder nog niets bekend. Ik kreeg geen adem meer:
Dagboek van Dirck - leesteksten
7
dit was mijn schuld! Ik had Borre nog kunnen waarschuwen! Waarom ben ik niet over de immuniteitsmuur geklommen! De rector vroeg wie wilde helpen bij de begrafenismis in de Buurkerk. Het was doodstil. Toen stak ik mijn hand op. Dit is misschien het laatste wat ik voor Borre kan betekenen. Het gekke was dat de rector eerder enorm zenuwachtig dan verdrietig leek. Hij durfde ons niet recht in de ogen te kijken. Weet hij meer van de geheimzinnige dood van Borre?
Fragment 19
Woensdag 19 januari 1480 1480 Twee dagen lang was ik helemaal van slag. Rillend van koorts lag ik in bed. Steeds droomde ik over Borre. Maeycken had voor ons avondeten een kip geslacht en gekookt. Om aan te sterken kreeg ik het kookvocht te drinken. En dat werkte want vandaag voel ik mij, ondanks mijn knagende schuldgevoel, weer aardig fit. Pieter en ik spijbelden van school om eens te kijken bij de buurvrouw van Borre. We hadden gehoord dat zij iets verdachts had gezien op de dag dat hij overleed. Maar het enige wat de norse vrouw zich herinnerde was een onbekende man die ’s ochtends langskwam met een pakketje. En ze zei dat we niet de enige zijn die haar lastigvallen met ‘nutteloze’ vragen. Daarna glipten we via de achterdeur het huis van Borre binnen. Het was akelig stil. ‘Wat ligt daar nou?, zei Pieter plotseling. Half onder een kastje lag een tekening van het complete tweeluik van schilder Geertgen. Met aan de rechterkant het portret van Schoon Elze en links Sander van Raey... Die blijkt trouwens in het ziekenhuis van zijn eigen klooster te liggen. Ze weten nog niet hoe hij ineens zo ziek is geworden.
Fragment 20
Vrijdag 21 januari 1480 Maeycken stuurde mij voor een boodschap naar de Lakenmarkt. Daar trok Schoon Elze mij zo hard naar achteren dat ik struikelde. ‘Kom snel’ siste ze. Ik werd de Lakenhal binnengeduwd waar het een enorme herrie was. ‘Luister goed’, zei ze en keek bezorgd om zich heen. ‘Borre is vermóórd. Ik weet wie het heeft gedaan! De dader weet ook dat ik er achter ben gekomen. Daarom zijn dit mijn laatste minuten in de stad.’ Ik luisterde ademloos. Schoon Elze is in gevaar! ‘Jij bent de enige die ik vertrouw, Dirck’, zei ze met een gesmoorde stem. ‘Beloof mij dat je er alles aan doet om deze persoon achter de tralies te krijgen. Ik geef je geen naam, dat is te gevaarlijk. Ik moet tijd winnen. Daarom krijg je vijf briefjes mee met de namen van personen die meer aanwijzingen kunnen geven. Deze aanwijzingen zullen je naar de moordenaar leiden. Dit is het enige dat ik kan en mag vertellen anders loop jij ook groot gevaar. Wees voorzichtig, blijf helder denken en weet dat ik...’ Die laatste zin verstond ik niet. Haar gezicht vertrok. Plotseling dook ze weg tussen de kramen en dat is het laatste wat ik van haar zag.
Dagboek van Dirck - leesteksten
8