33
2 mei 2008, woensdag
Dagboek van een reisgidsschrijver Tekst & fotografie:
Fabian Takx
We zitten in de kurkdroge, overwoekerde tuin achter het vochtige, grote landhuis van Reinhart en Bea. Althans, Bea en ik zitten, Reinhart staat een slot op een vermolmde buitendeur te schroeven waardoor onbekenden onlangs hebben geprobeerd het huis binnen te dringen. Een sportvliegtuig komt over. Een bij zoemt. Vogels kwetteren in de bomen naast het monumentale huis met zijn fresco’s. ‘Het zijn geen fresco’s, het zijn vroeg-twintigste eeuwse muurschilderingen,’ corrigeerde Reinhart vriendelijk. ‘Pittura secca.’ Reinhart weet dat soort dingen, hij is kunstschilder. Mijn geleende VW Polo staat in de schaduw van de hoge, kromme steeneiken naast het huis, na meer dan drieduizend kilometer over Toscaanse wegen te hebben afgelegd. Gisteren kwam ik hier aan. Een prachtige kamer heb ik van ze gekregen, die ik tegen een vriendenprijsje mag huren. Vroeger woonde hier een graaf uit Florence die van de boeren de helft van de opbrengst van het land vorderde, volgens het eeuwenoude systeem van de mezzadria. Dat is in de jaren zeventig (Bea) of in de jaren vijftig (een van mijn reisgidsen) afgeschaft. Die voormalige grootgrondbezitter verhuurt Reinhart en Bea het huis. Althans, de helft. De andere helft is ongebruikt. Daar vliegen duiven in en uit door scheuren en gaten in de muren. Dat deel is van Giovanni Rengamo, een olijf- en wijnboer een paar kilometer verderop. De zon schijnt, paardenbloemen bloeien. Een auto komt voorbij op de provinciale weg van Arezzo naar Siena die langs de tuin loopt. Bea is verdiept in een Krimi. Reinhart harkt bladeren. Het monotone geschraap helpt niet om wakker te blijven.
7 mei, maandag Misanthropisch? Zo zou ik mezelf niet willen noemen. Daarvoor hou ik te weinig van het alleen-zijn. Of beter: daarvoor ben ik te weinig overtuigd van de superioriteit van mijn huidige toestand. Nu Reinhart en Bea weer zijn
vertrokken, zit ik alleen in het tochtpaleis. Man is a social animal. Het menselijk geluk is misschien recht evenredig met het gevoel van belang te zijn voor anderen. Zelfs de eenzame schrijver of kunstenaar moet zich aan die gedachte vastklampen, zijn productie moet op de een of andere manier de mensheid dienen. Bij het schrijven van een reisgids, zoals ik nu doe, is dat nut tenminste onmiskenbaar. Als er al niet zo veel reisgidsen over Toscane waren.
‘Man kann einen seligen, seligsten Tag haben ohne etwas anderes zu gebrauchen, als blauen Himmel und grüne Erde.’ Van het concert der vogels heeft niemand een program. Je zou er een Sint Franciscus van worden, maar op de stigmata is het nog even wachten. Reinhart en Bea hebben op hun site een motto van de romanticus Jean Paul: ‘Man kann einen seligen, seligsten Tag haben ohne etwas anderes zu gebrauchen, als blauen Himmel und grüne Erde.’ Geen goed motto voor een reisgids. Maar voor henzelf ook niet. Er is altijd zo veel te doen in het huis, verontschuldigden ze zich. Voortdurend waren ze bezig het horror vacui te bestrijden, met schoonmaakwerk en geklus, naar de markt, de bereiding van een ingewikkelde salade voor de lunch (voortreffelijk), een goed boek. Bea en Reinhart koken op sterrenniveau, dat zijn ze aan de mogelijkheden van het land verplicht. Geen kinderen, ‘dafür nur die höchste Lebenskwalität.’ Alles geordend, zelfs het haardvuur maken ze op een methodische, vaste manier aan om hun levensgeluk optimaal op te stoken. Maar het zijn lieve mensen, hele lieve mensen, zoals alleen Duitsers lief kunnen zijn. Toen ze vertrokken waren, kwam een jong bevriend stel, Ulrike en Andreas. De triomf van haar zwangerschap
35
tekende zich op beider gezichten af. Maar ook zij ongelooflijk geordend en correct. En al even aardig. Ze namen altijd eten voor mij mee, ruimden mijn rotzooi op. Zelfs het barbecuerooster dat ik al had opgegeven werd door Andreas blinkend opgepoetst, met korte, felle schuurbewegingen. Soms verlang je bijna terug naar de gemene Duitser.
8 mei, donderdag In de westerse landen is onze primaire materiële nood bezworen. Nu ook de kerk en het socialisme zijn afgeserveerd, is ons enige overgebleven levensdoel: gelukkig zijn. Individueel, niet groepsgewijs, want we hebben geen gemeenschappelijke ideologie meer. Maar het geluk is ongrijpbaar, als een roodborstje op schrikdraad. Wel kunnen we de randvoorwaarden voor het geluk creëren. Lekker eten, een vrijstaand huis op het platteland, een cabrio... Zwijgend zaten Bea, Reinhart en ik aan de landwijn en de biologische olijven in de tuin in afwachting van het geluk dat plotseling, als een goede vriend, met joviale uitroepen zou komen binnenvallen.
11 mei, zondag Een duif probeert een oude brommer te starten. Irissen verwelken in de hoek van de tuin. Gisteravond om een uur of tien, ik zat in de oude keuken van mijn palazzo en het haardvuur wilde niet branden, sloeg de verveling toe. Vroeg naar bed dan maar. Met een verhaal van Woody Allen, een boek dat ik van geestverwant Arjen heb gekregen. Een zeer goed medicijn. Ik herinner me dat Ulrike beweerde dat Rengamo van mening was dat het huis behekst is omdat er hier in de Tweede Wereldoorlog SS-ers hebben gezeten waarvan nog ‘bebloede messen’ zouden zijn aangetroffen, en dat hij daarom niet alleen de biljartkamer, maar zijn hele gedeelte heeft laten afsluiten, omdat hij sinister geklingel zou hebben gehoord en ‘kindergekrijs’. Als ik een verre deur hoor piepen, denk ik weleens aan die ontspoorde
landgenoten van Ulrike, en ’s avonds sluit ik de deur van mijn slaapkamer. Goddelijk is het in de namiddag een lange wandeling te maken door de bossen. Die vormen hier tussen de heuvels de spreekwoordelijk groene oceaan, kolkend van geheimzinnig leven onder haar golvende oppervlakte. Als een eenzame monnik op de doeken van Casper David Friedrich zit ik aan de rand van het bos naar de zonsondergang te kijken. Eergisteren stormden twee hitsige reeën voorbij. Ik wacht nog op het eerste wilde zwijn, zijn kleine zwarte drolletjes heb ik al gesignaleerd. Papaver. Een boer met gasmasker op een tractor besproeide zijn wijnstronken met een overkill aan bestrijdingsmiddelen. Ik heb mijn Vinsanto godbetert bij hem gehaald. Zin om aan mijn gids te gaan werken!!
31 mei, zaterdag Bewolkt. Duiven koeren, het kleinere gevogelte roert zich duchtig. Je went er aan. Niettemin: gisteren regenachtig, eergisteren storm, voor maandag luidt de verwachting: veel regen. Brutissimo wordt het volgens Rita, de vrouw van Remo. Samen runnen ze restaurant La Scuderia, de Paardenstal, ooit een deel van de fattoria waarin ik woon. Je kunt er heerlijk eten, Florentijnse biefstukken van meer dan een kilo. Het huis maakt zich al lang niet meer druk om wat voor weer het is, het vegeteert als een bejaarde. Hoewel, het staat er al vijfhonderd jaar. Zo snel laat het zich niet uit het veld slaan. Zelfs de niet gebruikte kamers van Rengamo zien er nog redelijk uit, hebben Henrika, Frans en Pierre geconstateerd toen zij op bezoek waren. We drongen in het deel van Rengamo door, tegen het uitdrukkelijke verbod van Bea en Reinhart in, ook omdat Pierre het verval fotografisch wilde vastleggen. De luiken hingen eruit, er lagen gebroken tegels op de stoffige vloeren en stinkende matrassen op de vermolmde bedden, maar de muren hielden glorieus stand, sommige met prachtige pittura secca (opgehangen fazanten, guirlandes, fladderende
zangvogels) en het dak leek zelfs in goede staat. Het betrekt, het breekt open, het is warm, het is fris...gek word je er van. ‘Strana primavera!’ zei Rita. Laatst een everzwijn gezien. Klein, compact, massief, sterk spurtte het ineens een pad over, om daarna te blijven grommen in de bosjes. Ik keerde snel om. Hoe is het mogelijk een land, landstreek, zelfs één grote stad in een gids samen te vatten? Alleen al om Napoleon enigszins te kunnen begrijpen, alleen al om de Napoleonvan-Elba te kunnen bevatten, zou je meerdere grondige studies moeten doornemen, om tenslotte tot de conclusie te komen dat de man, zoals iedereen, ongrijpbaar blijft. Ieder van de honderd onderwerpen die ik behandel, zou een mensenleven in beslag kunnen nemen. Vandaar de onvermijdelijke oppervlakkigheid van reisgidsen, die je wel intrigerende feiten aandragen of met een door niets gerechtvaardigde stelligheid wijsmaken ‘hoe het was’ en waar je moet gaan eten, maar het is allemaal gokwerk, uiteindelijk.
Waarom zijn er bustours die daar 15 minuten stoppen om een foto van te kunnen maken, terwijl er al zo veel foto’s van bestaan? Ook daar zou je een boek over kunnen schrijven. Vanochtend vroeg ik me af waarom de toren van Pisa zo veel mensen trekt. Waarom is die scheve toren het bekendste monument van Italië? Waarom zijn er bustours die daar 15 minuten stoppen om een foto te maken, terwijl er al zo veel foto’s van bestaan? Ook daar zou je een boek over kunnen schrijven. Is het het wonder dat zo’n scheef bouwwerk de zwaartekracht blijft weerstaan? De mensheid
blijft waarschijnlijk altijd meer gefascineerd door de vrouw met drie borsten dan door de Venus van Milo, al heeft die geen armen. Maar interessanter is de vraag waarom ik deze opdracht heb aangenomen. Feiten zoemen om me heen.
1 juni, zondag In Lucignano ben ik gisteravond naar de Sagra del Cinghiale gegaan, het feest van het everzwijn. Telkens als ergens in een bosrijk gebied in Italië de munitie van de jagers op begint te raken, ze een nieuw geweer of verse honden nodig hebben, organiseren ze zo’n bacchanaal. Het programmaboekje was het summum van sponsoring: op de cover een everzwijn en de aankondiging van het evenement, verder uitsluitend kleine advertenties. Bea heeft een boek over de Toscaanse Sagre geschreven, de volkse eetfeesten. Je hebt ze van alle ingrediënten van de Italiaanse keuken, van rijst en pasta tot kastanjes, paddestoelen en kikkers. Ze wisselt de beschrijving van de feesten af met haar eigen recepten, en Reinhart heeft de foto’s gemaakt. Ze heeft er maar liefst 7000 van verkocht. Toch vertelde ze dat tamelijk mat, alsof het haar niet gelukkig kon maken. Het everzwijnenfeestmaal vond plaats in een tent net buiten de stadsmuren. Twee jagers zaten aan een houten tafeltje de bestelling op te nemen en af te rekenen, de anderen kookten en serveerden. Ik neem aan dat de meeste aanwezigen vrienden en familie waren. Ik werd aan een tafel gezet met een leuk jong gezin. Michele had een transportbedrijf, zijn vrouw en haar zus werkten ook, en dan zaten er nog twee jongetjes tegenover me van een jaar of acht. Een ervan stak een dikke friet tussen zijn snijtanden, zijn voortanden waren eruit, en riep triomfantelijk: ‘Kijk, hij past er helemaal in.’ Met zijn kin vol bolognaisesaus verzuchtte hij even later dat hij zijn pasta niet op kon. Daarna wilde hij dat ik een foto van hem maakte met het everzwijn op het programmablad en zijn vriendje, om
37
vervolgens zonder waarschuwing naar de trampoline te rennen. De kermis barstte los, met pubers die op een mechanische boksbal hengstten en oudjes die een dansje waagden op vrolijke muziek van een combo. Midden in de nacht wakker. Ondoordringbare duisternis, oorverdovende stilte. Het is hier veel donkerder dan in de stad. Even beklemde me de absolute geruisloosheid, toen hoorde ik het geruststellende gekwinkeleer van een nachtegaal. Later voegde zich daar een haan bij, een koekoek en een heel stel andere gevleugelde vriendjes. Symphonie voor de eenzame mens. In een overmoedige bui rende ik 3,5 kilometer bergaf en twee kilometer weer bergop. De rest heb ik wandelend en sjokkend afgelegd. Daarna fysieke malaise. Ik begin te hallucineren. Laatst reed ik vanuit Siena naar hier, toen zag ik de venijnige gezichten van mijn buren Remo en Rita ineens voor me, ze kwamen me voor als demonen, door Lucifer gezonden om me te kwellen. Ze nodigen groepen motorduivels uit in hun restaurant. Soms komen die me tegemoet gestormd en scheren rakelings langs mijn Polo, gemaskerd in felrode en zwarte pakken, verbeten, met vlammende blikken. De stem van Remo klinkt als een hamer op een aambeeld, luid, met viriele agressie. Ik blijf binnen.
2 juni, maandag Het geduldige papier. Ik ben er nooit helemaal zeker van dat ik die uitdrukking begrijp. Betekent het dat je tegen papier eindeloos kunt zeuren, dat het niet kan protesteren of zijn oren dichtstoppen? Het is heilzaam me in de Medici te verdiepen, Napoleon en al die andere historische figuranten, want het verhindert me in mijzelf op te gaan. Ik moet mezelf niet met anderen gaan vergelijken. Twee katten bespieden elkaar in een hoek van de tuin.
3 juni, dinsdag Aan de ene kant hoop ik dat de waanzin doorzet, aan de andere kant: niet te veel. Ik moet nog wel kunnen noteren, compos mentis. Op de poten van het houten ledikant waarin ik slaap, zijn twee vrouwenhoofden gekerfd. Ze dragen een kroon, hebben holle ogen en een halfopen mond. Deze Medusa’s verschijnen in mijn dromen, afgewisseld door een half vergane vrouwenschedel. Om vijf uur ’s ochtends al wakker, opnieuw volkomen donker, gitzwart, dan weer de nachtegaal, de gangmaker, en na een tijdje zetten ze allemaal in, de een nog luider dan de ander. Net mensen. Een paar vroege vogels en dan gezamenlijk aanzwellen tot een oorverdovend koor aandachtvragende ego’s. De gids begint een loodzware last te worden. Een onafzienbare hoeveelheid brochures wacht geduldig op me in de salon, op de werktafel van Bea en Reinhart die ik mag gebruiken; op de vleugel ligt een miezerig hoopje ‘al gedaan’.
4 juni, woensdag Het liefst zou ik kamergeleerde worden. Ver van iedere competitie mij wijden aan één onderwerp, jarenlang, in absolute afzondering. Het praktische interesseert me niet. Geld verdienen? Tijdverlies. Graag zou ik een studie maken van leven en werk van Luca Signorelli, een morbide, zwarte schilder. Toen zijn oudste zoon overleed, liet hij hem door zijn assistenten ontkleden om hem te kunnen gebruiken als model voor de dode Christus die van het kruis was genomen. Maar kamergeleerden mogen niet meer bestaan. Ze moeten produceren, lesgeven, congressen bezoeken, lezingen houden. In Toscane heb je veel heiligen, rijke jongelingen die zich in de natuur terugtrokken om te boeten voor hun zonden. De kamergeleerde en de heremitische heilige hebben iets gemeen: ze weerstaan de verlokkingen van de wereld. Maar
Vogels, bijen, mieren. ‘Hoeveel?’ zou mijn redacteur van de uitgeverij vragen. ‘Kun je ze bezichtigen? Zo ja, wanneer? Hebben ze een website?’
Italië, Toscana
39
de kamergeleerde wordt als een sukkel beschouwd, terwijl zeker hier in Italië de heremiet op een zekere bewondering mag rekenen. De heremiet heeft een betere pr, met zijn opoffering voor God, terwijl de kamergeleerde niet aan beeldvorming doet, zelfs genot lijkt te ontlenen aan zijn abstinentie. Waar anderen zo hard voor ploeteren – erkenning, macht, seks – schuift de kamergeleerde minzaam terzijde. Genot zou een te groot energieverlies betekenen.
5 juni, donderdag Slecht geslapen. Wroeging om gemiste kansen en toegelaten vernederingen! Machiavelli: ieder mens handelt alleen uit eigenbelang. Die hypothese levert goede resultaten op. Maar Rita dan? Gisteren had ze haar restaurant al afgesloten toen ik het pad afkwam om sigaretten te halen. Hoewel ze met de kok – een vrouw – zou vertrekken, liet ze die gaan en opende alle vier de sloten om me te helpen.
7 juni, zaterdag Hoe was dat gedichtje van Reve ook weer? Iets als: ‘Goedkope wijn, bioscoop, masturbatie. De wijn is op, de bioscoop is dicht. Het leven wordt zo wel erg eenzijdig.’* Masturberen doe ik weinig, wijn heb ik nog wel. Zo zit ik dan onder een bewolkte hemel op een Weihenstephaner-stoeltje uit een Biergarten in een tuin die dichtgroeit. Nog 23 dagen. Vanavond beginnen de EK Voetbal. Van Rita gehoord dat de gedistingeerde heer die ’s ochtends bij haar komt koffiedrinken en naar aanleiding van de regionale krant de gebeurtenissen in de wereld van commentaar voorziet – ‘Heb je de nieuwe verloofde van de minister van Landbouw gezien, Rita? Ze is een kop groter dan hij en minstens twintig jaar jonger’ – de neef is van de bisschop en als pensionaris de gastenverblijven naast het kerkje onderhoudt. Daar slaapt nu een groep christelijke
jongeren uit Oostenrijk die onchristelijk veel lawaai maken. Een kleine kale man komt ook altijd in het café, gekleed in camouflage-T-shirt en bijpassende shorts. Volgens Rita is hij vuilnisophaler, maar hij verzorgt ook de graven op het kerkhof. Zwijgend staat hij aan de toog met onfatsoenlijk gebiologeerde blik toe te kijken hoe ik mijn capuccino drink, te dichtbij. Bij de VVV in Monte staat ook zo’n man, al even rond en welwillend. Hij houdt altijd de deur voor me open als ik op bezoek kom. Soms stoot hij onverstaanbare klanken uit, want hij is doofstom.
8 juni, zondag Zwitserland-Tsjechië (0-1) gezien in de Karisma Bar. De Karisma Bar maakt zijn naam ten volle waar, al ligt hij in een winkelcentrum aan de rand van Monte San Savino, met een Coop-supermarkt in de rug en een begrafenisonderneming ertegenover. Iedereen die er komt heeft charisma. Kleding, hairdo, shades: alles klopt.
Iedereen die er komt heeft charisma. Kleding, hairdo, shades: alles klopt. De meisjes zijn jong, mooi en stralend, ze dragen prachtige minirokjes, hebben schitterende benen en zijn erg gracieus. De jongens nooit overdressed, precies goed, handje gel hier, geharste borstkas daar. Maar de meest charismatische is de Adonis achter de bar met zijn dikke zwarte Hellenistische haar, zijn blikkerende borstwering van tanden en zijn zelfbewuste manier van cocktailshaken. Eerst leek het me nog een arrogante, humeurige kwal, maar opeens zag ik dat hij de doofstomme uit de VVV zonder consumptie uren liet binnenzitten, ook toen die met een neutrale uitdrukking handenvol borrelhapjes naar binnen schoof. Toen ik afrekende zei de bargod ineens, met stralend
gezicht en glinsterende ogen, ‘En? Gewonnen of verloren?’ Ik voelde me vereerd als een oude dame die door koningin Beatrix persoonlijk wordt toegesproken. ‘Ik heb niet gespeeld,’ zei ik. ‘Ik ben Nederlander. Maandag spelen we tegen elkaar.’ ‘O, maar dan zien we elkaar snel weer!’ riep hij vrolijk, en het klonk gemeend.
9 juni, maandag Ineens weet ik aan wie Reinhart me doet denken: Jens Lehmann, de keeper van het Duitse nationale elftal. Die defensieve glimlach. Een goede keeper, maar vroegoud, iemand die ze op goal hebben gezet bij gebrek aan beter. Maar nog altijd honderd keer draaglijker dan die Beierse vogelverschrikker Oliver Kahn. Nederland-Italië 3-0. Fantastische wedstrijd.
Ik moet ernaar luisteren, want ik heb net besteld. Dit is geen conversatie, dit is een ontkenning van het alleen zijn. Of misschien conversatie in de zin van Proust: ‘De conversatie, die de uitingsvorm is van vriendschap, is een oeverloos gezwets waar je niets mee opschiet.’ Maar van vriendschap is hier geen sprake. Eerder van noodlot.
In Toscane zie je veel oudere stellen die geloven dat een culturele vakantie ze zal verheffen. Kip, het meest veelzijdige stukje vlees.
10 juni, dinsdag Ik heb het getroffen. Maar ik tel soms toch de dagen af. Later was dit het mooiste wat ik in jaren heb meegemaakt. Zo werkt de menselijke geest. De brochures vervelen me, het contact met de vrouwelijke gidsen wordt een mistige herinnering en ik voel me alleen. Angst: het komt zelden voor dat een ploeg die goed begint, kampioen wordt.
In Toscane zie je veel oudere stellen die geloven dat een culturele vakantie ze zal verheffen. Kip, het meest veelzijdige stukje vlees. We lopen langs clericale en staatspropaganda en bewonderen ze. Alleen al de weerzinwekkende hoeveelheid kunst die de Medici hebben verzameld. Moet je dat nog verzamelen noemen?
12 juni, donderdag
16 juni, maandag
‘Isn’t that strange, mother? Chicken in Italian and in Spanish is the same word, but it’s pronounced differently. In Spanish it’s pojjo and in Italian it’s pollo.’ ‘It’s pronounced differently!’ ‘That’s what I’m saying, mother. But the meaning is the same. In French it’s poulet, that’s more similar than chicken.’ ‘It’s a very nice chicken, this chicken is!’ Dat laatste klinkt grimmig. De zoon is ergens tussen de veertig en de vijftig, de leeftijd waarop je vervroegd seniel kunt worden. De moeder bijna dement. Ze zitten samen in de tuin van een trattoria.
In Florence logeerde ik een paar dagen in het Best Western Hotel Gabriele D’Annunzio (hoe verzin je het?), op invitatie van Firenze Turismo. Dichtbij, in Settignano, hokte de fascistoïde dichter d’Annunzio met zijn geliefde, de actrice Eleonora Duse. Prachtige naam. Ik sliep er bijzonder slecht. Er was een luchtcirculatie-systeem dat niet ophield te zoemen, ook al liet ik de airco vanuit de receptie uitschakelen. Opeens realiseerde ik me: we ademen hier elkaars lucht in. Ik stelde me mensen voor wiens lucht ik absoluut niet wilde inademen. Mensen met putlucht. Wat een ongewenste intimiteit. Daar hoor je nooit iemand over.
41
Ik rende van de Uffizi naar de Galleria dell’ Accademia, van de Brancacci-kapel naar de koepel van Brunelleschi...
17 juni, dinsdag Zomerwarmte, verrukkelijk! Het gras twee kontjes hoog. Laat de Duitse cursisten maar komen. Volgende week is het zo ver. Een groep Duitsers komt hier les nemen bij Reinhart. Ik mag blijven, maar wil ik dat? Het lijkt me heerlijk de psycho-sociale dynamiek van zo’n groep te volgen, maar Bea en Reinhart zal mijn aanwezigheid wellicht ergeren. Gisteren heeft Remo vier Finse meisjes thuisgebracht. Rita was er niet, ik zat naar het voetballen te kijken in de bar, de meisjes stonden erbij, en Remo ging naast ze staan en vroeg me te vertalen in het Engels wat hij ze wilde zeggen. ‘Zeg ze dat ik erg blij ben dat ze bij me zijn komen eten!’ ‘Zeg ze dat ik het een eer zou vinden als ik ze naar huis mag brengen.’ Dat mocht. Eerder had hij me gevraagd: ‘Wat voor taal spreken ze in Finland?’ ‘Fins.’ ‘Wat is dat voor taal?’ ‘Onbegrijpelijk. Lijkt op Hongaars.’ De volgende dag zei hij tegen me: ‘Dat was toch wel het minste wat ik voor ze kon doen! Ze zijn hier vier dagen komen eten!’ Het waren zeker niet onaantrekkelijke Finse meisjes. Volgens de schoonmaaksters is Reinhart ‘un uomo eccettionale!’ Altijd zo vrolijk, altijd rustig!
19 juni, donderdag Als ik door de dichte dennenbossen van Monte naar Palazzuolo bergopwaarts slinger, voel ik me als Jack Nicholson in The Shining. ‘All work and no play...’ Luidkeels zit ik een bandje van Lee Hazlewood mee te kwelen. ‘Oy yeah, it’s dark in my heart!’
20 juni, vrijdag Vandaag komen Bea en Reinhart terug. De zeurstem van de neef van de bisschop, het te opgewekte geschreeuw van Rita. Zoemende bijen, tsjilpend gevogelte. Een mug in de keuken. Ik heb genoeg van Toscane en alles wat met Toscane te maken heeft. Nu komen de maanden dat het hier alleen binnen nog uit te houden zal zijn. Op het bureau slinkt de stapel ‘nog te behandelen’ langzaam. Het gras staat zo hoog dat ik me afvraag of het nog wel kan worden gemaaid. Ik heb me laten millimeteren door de dorpskapper. Hij spoot mijn haar nat met een plantenspuit en had maar één tand. ‘Waarom heb je je zo kaal laten knippen?’ ‘Er zat weinig anders op.’
23 juni, maandag Heb ik er soms verstand van? Nederland vloog er uit tegen de Russen. Italië ook, tegen Spanje. De eerste ‘cursisten’ zijn gearriveerd, maar het blijken huurders. Een groep gepensioneerde of nog net niet gepensioneerde leraren heeft het palazzo afgehuurd om te komen schilderen. Aardige, toegewijde mensen. Mijn visioen van hitsige vrouwen van veertig kan weer in de commode. Morgen vertrekken Bea en Reinhart weer en blijf ik met Die Gruppe achter. Soms lijkt de idylle van B en R me breekbaar. Bea lijkt ieder moment te gaan exploderen, Reinhart implodeert.
24 juni, dinsdag Vreselijk, het is bijna voorbij. Net nu het goddelijk weer wordt en de gesprekken bijzonder interessant worden. Sommigen van de Duitse kunstenaars kennen elkaar al twintig jaar, althans, de harde kern. Gisteren verbrak Bea
de harmonie aan tafel buiten – Reinhart stond binnen af te wassen - na vele schnapps, met afgemeten volzinnen. ‘Als er zoiets gebeurt, stort je hele wereld in!’ Wat er gebeurd was, onthulde ze niet, en wij waren te discreet om er naar te vragen. We zaten onder een steeneik en zopen ons klem. Gezellig. Zou Reinhart zich soms tot de herenliefde hebben bekend? Had hij een kleine Seitensprung gemaakt? Zij commandeert hem, alsof ze hem wil straffen voor een vergrijp. We hadden het over ‘het kind in onszelf’, we moeten het kind in onszelf terugvinden, hoe moeilijk dat ook is. Maar het moet, het moet!! Het onschuldige kind. Nee, dacht ik, die neuroot van vroeger wil ik niet terug. Maar het ging nu om het ideale kind, het onschuldige kind, het kind in ons. Gerti zei tegen me: ‘Toen ik jou zag, dacht ik meteen: internaat.’ Heinz is ook een oud-internaatsjongen. Hij heeft zich daar pas op zijn veertigste mee ‘auseinandergesetzt.’ Dat is nog altijd veel eerder dan veel anderen. Heinz zoekt zijn innerlijke kind in een oude VW-bus waarmee hij door Europa trekt. Hij doet alles in die bus. Behalve hier dan. Lieve, leuke man! Ik vind ze allemaal lief.
25 juni, woensdag Blubberige billen, ontblote armen, pluizige grijze haren. ‘We zijn hier om te schilderen.’ Vogels, bijen, mieren. ‘Hoeveel?’ zou mijn redacteur van de uitgeverij vragen. ‘Kun je ze bezichtigen? Zo ja, wanneer? Hebben ze een website?’
26 juni, Palazzuolo Mijn laatste dag. Half elf ’s ochtends, de wereld is al volop wakker, van de vogels tot de schrijnwerker Gianni wiens getimmer tot mijn salon met pittura secca doordringt. Ik hoor ook al geluiden van Die Gruppe, hele voorzichtige geluiden, van een Einzelperson die in de tuin met affectie voor de anderen stilletjes het ontbijt voorbereidt. Ze zijn zo aardig, al plagen ze me dat ik de sla niet goed droogslinger.
Mildheid en ironie, dat is het corvee van de ouder wordende mens. De oude mens die het zonder libido moet stellen, die voortbestaat als een cultus zonder mysterie, als een wedstrijd zonder doelpunten. De mannen gaan steeds meer op vrouwen lijken, zemelen zonder pointe, bespreken anderen goedmoedig spottend of vol medeleven, leuteren eindeloos over een goed glas wijn en de beste olijfolie, het prettige van dit en het aangename van dat... en hun gesprekken hebben geen kloten meer, geen bite, de begeerte is verdwenen, de lust een waxinelichtje in de nacht. Ze veroordelen al die ambitie van vroeger, die ijdelheid. Nee, het kind in zichzelf, dat zoeken we! De euforie van Gerti toen die Mannschaft gisteren in de allerlaatste minuut met 3-2 won van de Turken, was die echt? Hitte. De kunstenaars zitten in een flow. Ik kan hier niet meer blijven, het huis is inmiddels hun vruchtbare werkterrein geworden. Vooral Gerti schept het ene doek na het andere. Ik voelde me goed, ze huichelen niet. Met Heinz roddelde ik over Reinhart en Bea. Nee, corrigeerde hij, Bea controleert Reinhart niet, zij domineert hem. Ik zei: ‘Het is moeilijk met Reinhart over iets persoonlijks te praten.’ Heinz keek me met een immens medelijden aan en zei: ‘Der kennt sich nicht!’ en voegde er aan toe: ‘Der weiss gar nicht wer er ist!’ Daar zat niets neerbuigends in, alleen plaatsvervangend verdriet of mededogen om het gebrek aan identiteit van die arme Reinhart. Ik zal ze missen, allemaal.
100x Toscane van Fabian Takx verschijnt dit voorjaar bij uitgeverij Lannoo en is ook in Nederland verkrijgbaar. * Gedicht voor dokter Trimbos: ‘Goedkope wijn, masturbatie, bioscoop’, schrijft Céline./De wijn is op, en bioscopen zijn hier niet./ Het bestaan wordt wel eenzijdig”. (uit: Nader tot U )