REKENKAMERCOMMISSIE STAPHORST
EEN QUICK-SCAN NAAR DE INVOERING VAN DE WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING OP DE VRAAGPUNTEN ZOALS AANGEGEVEN DOOR DE RAAD IN ZIJN BRIEF VAN 24 APRIL 2009.
November 2010
INHOUDSOPGAVE
1. Aanleiding 2. Inleiding 3. De Wet maatschappelijke ondersteuning 4. Vraagstelling en reactie 5. Conclusies 6. Aanbevelingen
3 3 4 6 10 12
Bijlage 1. Bestuurlijke reactie college van burgemeester en wethouders Bijlage 2. Overzicht geïnterviewde personen Bijlage 3. Overzicht geraadpleegde documenten
13 14 14
2
1. AANLEIDING In deze nota treft u informatie aan over de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de gemeente Staphorst, met name waar het gaat om vragen die door de raad geformuleerd zijn in de brief van 24 april 2009. De onderzoeksperiode loopt van 2007 tot en met 2009. De centrale vraag in dit onderzoek is: ‘Op welke wijze is de Wet maatschappelijke ondersteuning ingevoerd’. In de brief van 24 april 2009 heeft de raad aangegeven graag antwoord te krijgen op de volgende onderzoeksvragen met betrekking tot de Wet maatschappelijke ondersteuning: 1. Wat zijn eventuele verbeterpunten van de wijze waarop de Wmo is ingevoerd? 2. Op welke wijze heeft burgerparticipatie plaatsgevonden ? Daarbij dient de wijze van instelling van het Wmo-platform niet te worden meegenomen. 3. Wat is gebeurd met de oude WVG-voorzieningen? 4. Op welke wijze heeft de indicering h1 en h2 plaatsgevonden? Wat is de kostprijs. 5. Zorgaanbieders hebben moeite thuiszorg te leveren. Hoe heeft de gemeente deze problematiek gehanteerd? Hoe is de prijs/kwaliteitverhouding van de aanbestedingen? 6. Hoe worden klanttevredenheidsonderzoeken geïmplementeerd? Wat zijn de resultaten? 7. Op welke wijze zijn voorzieningen verleend aan mensen met een bepaalde beperking of probleem? Is dat financieel haalbaar? Aan de hand van de deelvragen wordt de centrale vraag beantwoord. Bij de conclusies en aanbevelingen worden de vragen samengevat in drie aandachtspunten: communicatie, financiën en betrokkenheid raad. 2. INLEIDING De gemeente Staphorst heeft het beleid en de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning verwoord in het Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning, het Besluit Maatschappelijke ondersteuning, de Beleidsregels Wet Maatschappelijke ondersteuning, de Beleidsregels individuele verstrekkingen Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. In die documenten staat hoe de gemeente omgaat met de zorgverlening richting haar bewoners. Jaarlijks worden er door de gemeente Staphorst klanttevredenheidsonderzoeken gedaan en prestatiegegevens verzameld. Dit gebeurt op landelijk niveau in iedere gemeente. Tussen de gemeenten vindt benchmark plaats. Er zijn op dit moment gegevens beschikbaar over de jaren 2008 en 2009 en deze zijn in te zien op de website van de gemeente. Uit het beleidsplan, de dossiers en de interviews blijkt dat bij de gemeente grote deskundigheid bestaat op het gebied van de Wmo. Men is zich terdege bewust van de risico’s die de gemeente op financieel gebied loopt. Daarom wordt bij de gemeente onderzocht hoe de kosten beheersbaar kunnen blijven in de toekomst.
3
3. WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning in werking getreden. De Wmo bevat de Welzijnswet, de Wet Voorzieningen Gehandicapten, een aantal subsidieregelingen AWBZ (o.a. mantelondersteuning, en wonen met zorg) hulp bij het huishouden uit de AWBZ, de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ). Elke gemeente mag zelf bepalen hoe zij de maatschappelijke ondersteuning organiseert. De Wet maatschappelijke ondersteuning wil de volgende doelstellingen realiseren: * het veilig stellen van de zware en langdurige zorg in de toekomst; * de beheersing van de groei in de zorguitgaven; * het herstellen van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van burgers; * het bevorderen van samenhang in lokaal beleid in lokale uitvoering; * het realiseren van noodzakelijke en laagdrempelige ondersteuning dicht bij de burger. De hoofdtaken voor de gemeente zijn: * Het voeren van een algemeen beleid, gericht op bevordering van de zelfredzaamheid van burgers, hun maatschappelijke participatie en de leefbaarheid van hun woonomgeving, met als uitgangspunt dat álle burgers, ook mensen met beperkingen en problemen, aan de samenleving kunnen deelnemen. * het leveren van individueel geïndiceerde voorzieningen van maatschappelijk zorg aan mensen die daarop zijn aangewezen voor deelname aan de samenleving. Het betreft voorzieningen die zijn afgestemd op de individuele, persoonlijke omstandigheden en gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid. Individuele voorzieningen kunnen worden verstrekt aanvullend op algemene voorzieningen. * het zorgdragen voor een goede toegankelijkheid en informatievoorziening over het aanbod aan diensten op lokaal niveau en over de kwaliteit daarvan. Visie gemeente Staphorst De gemeente Staphorst vindt het van groot belang dat iedereen binnen de gemeente volwaardig kan meedoen in de samenleving en zo lang mogelijk zelfstandig kan functioneren. De aandacht gaat hierbij speciaal uit naar kwetsbare groepen als ouderen, jongeren met problemen of mensen met een beperking. De inwoners worden daarom in staat gesteld en gestimuleerd om actief deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. De gemeente gaat ervan uit dat de burger in eerste instantie zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid neemt voor zichzelf en zijn naaste omgeving. In die gevallen waarbij niet kan worden teruggevallen op de eigen omgeving kan een beroep worden gedaan op maatschappelijke ondersteuning. Algemene voorzieningen: In de Verordening Voorziening maatschappelijke ondersteuning is het begrip “algemene voorzieningen” opgenomen. Deze hebben als doel een snelle oplossing te bieden voor problemen die beperkt in omvang en complexiteit zijn. Voor dergelijke problemen kunnen snel eenvoudige voorzieningen worden verstrekt, zonder veel administratieve rompslomp voor de burger. Voor introductie van deze categorie voorzieningen is gekozen omdat het compensatiebeginsel in artikel 4 Wmo zich uitdrukkelijk niet beperkt tot individuele voorzieningen. De gemeente heeft de opdracht en de mogelijkheid om naast individuele voorzieningen ter compensatie van beperkingen ook meer algemene voorzieningen te organiseren. Als mogelijke algemene voorzieningen valt te denken aan snel beschikbare hulp bij het huishouden, zoals een boodschappendienst, scootermobielen rolstoelpools, klussendiensten voor eenvoudige aanpassingen aan de woning en vrijwilligersdiensten. De keuze om het primaat te leggen bij de algemene voorzieningen is niet alleen gekozen om het voorzieningenstelsel op den duur betaalbaar te houden, maar moet er ook voor zorgen dat de Wmo regelarm en klantvriendelijk wordt. Hoewel algemene voorzieningen voordelen bieden voor zowel de burger als voor de gemeente vormen ze lang niet voor iedereen een uitkomst. Uitgangspunt is dat er altijd een adequate voorziening moet worden geboden. Indien men het niet eens is met het toekennen van een algemene voorziening kan men altijd verzoeken de aanvraagprocedure voor een individuele voorziening op te starten.
4
Toekenning van een algemene voorziening houdt dus niet in dat mensen daardoor geen aanspraak op individuele voorzieningen meer zouden kunnen maken. Individuele voorzieningen De wetgever heeft met de Wmo gekozen voor de brede invoering van het persoonsgebonden budget. (PGB). Een aanvrager die een indicatie voor een individuele voorziening heeft gekregen moet de keuze worden geboden tussen het ontvangen van de voorziening in natura of een PGB. Met de PGB kan hij/zij zelf een voorziening aanschaffen of inkopen. De keuzemogelijkheid voor een PGB hoeft alleen niet geboden te worden als daartegen bezwaar van overwegende aard zijn, zoals bijvoorbeeld schuldenproblematiek bij de aanvrager. Bij aanvraag wordt eerst bekeken of een algemene voorziening een adequate oplossing voor de beperking kan bieden. Zo, niet dan wordt bekeken of en welke individuele voorziening nodig is. Als die individuele voorziening wordt toegekend, is het aan de aanvrager om te kiezen tussen verstrekking in natura of een PGB. De gemeente krijgt een grote beleidsvrijheid voor de inhoud en uitvoering van het algemene beleid. De rijksoverheid stelt de algemene kaders en enkele proces- en vormvereisten vast. Binnen de algemene kaders bepaalt de gemeente welke voorzieningen zij wil realiseren. Dit geldt zowel voor het algemene beleid als voor individueel geïndiceerde voorzieningen. Door deze beleidsvrijheid kunnen verschillen ontstaan tussen gemeenten. In de Wmo zijn vier concrete procesverplichtingen voor gemeenten opgenomen: * participatie van burgers bij de totstandkoming van beleid; * het vierjaarlijks richtinggevend plan (beleidsplan); * de verordening voor de individuele voorzieningen; * verantwoordingsplicht door publicatie over prestaties inclusief een jaarlijks klanttevredenheidsonderzoek. Beleidsuitgangspunten voor de gemeente zijn: * het beleid is er voor alle inwoners * de burger heeft een eigen verantwoordelijkheid; * algemene voorzieningen voor individuele voorzieningen; * budgettair neutrale uitvoering Wmo * bestaand beleid continueren, alleen aanpassen bestaand beleid indien meerwaarde * regierol gemeente Staphorst. De regierol richt zich op: 1. het realiseren van de samenhang binnen het Wmo-beleid en met de aanpalende beleidsgebieden; 2. het realiseren van goede betrokkenheid van inwoners; 3. het ondersteunen van netwerken van organisaties die betrokken zijn bij wonen, welzijn en zorg. 4. het organiseren en versterken van ketensamenwerking tussen uitvoering die elk op hun manier betrokken zijn bij dienstverlening aan de Wmo-cliënten. De manier waarop de gemeente invulling geeft aan haar regierol is uitgewerkt bij de prestatievelden. De randvoorwaarden die bij de uitwerking van de beleidsuitgangspunten zijn: * sober en doelmatig beleid * samenwerking staat centraal * aanbesteding individuele voorzieningen * laagdrempelige toegang tot het Wmo-loket
5
4. VRAAGSTELLING EN REACTIE De raad heeft in zijn brief van 24 april 2009 aangegeven graag geïnformeerd te willen worden over de volgende vragen om zo een beter beeld te krijgen van de wijze waarop de Wmo is ingevoerd in de gemeente Staphorst: 1. Wat zijn eventuele verbeterpunten van de wijze waarop de Wmo is ingevoerd? 2. Op welke wijze heeft burgerparticipatie plaatsgevonden? Daarbij dient de wijze van instelling van het Wmo-platform niet worden meegenomen. 3. Wat is gebeurd met de oude WVG-voorzieningen? 4. Op welke wijze heeft de indicering h1 en h2 plaatsgevonden? Wat is de kostprijs. 5. Zorgaanbieders hebben moeite thuiszorg te leveren. Hoe heeft de gemeente deze problematiek gehanteerd? Hoe is de prijs/kwaliteitverhouding van de aanbestedingen? 6. Hoe worden klanttevredenheidsonderzoeken geïmplementeerd? Wat zijn de resultaten? 7. Op welke wijze zijn voorzieningen verleend aan mensen met een bepaalde beperking of probleem? Is dat financieel haalbaar? Vraagstelling en reactie. De hoofdvraag: ‘Op welke wijze is de Wmo ingevoerd’ wordt beantwoord aan de hand van onderstaande deelvragen. 1. Vraag: Wat zijn eventuele verbeterpunten van de wijze waarop de Wmo is ingevoerd? Reactie: Uit de interviews kwam naar voren dat de communicatie richting de burgers en belangenorganisaties niet altijd volledig is geweest. Er is bij de informatievoorziening door de gemeente van uitgegaan dat er een bepaald kennisniveau aanwezig was bij de bevolking en belangenorganisaties. Echter in de praktijk bleek dat mensen veel minder informatie hadden dan waar vanuit was gegaan. Dat had tot gevolg dat er misverstanden ontstonden en verkeerde beelden waren gevormd wat de communicatie in eerste instantie niet ten goede is gekomen. De communicatie kwam bij de invoering van de Wmo vaak ook op een zodanig laat moment dat het niet meer mogelijk was om nog invloed uit te oefenen. Geleidelijk is de communicatie verbeterd. De gemeente gaf informatie op een moment dat er nog invloed mogelijk was en ging ook op een eerder tijdstip in overleg met het WmoPlatform. Het Platform zelf is ook verder geprofessionaliseerd en dat heeft eveneens bijgedragen aan de verhoging van de kwaliteit van de communicatie. Vanuit de gemeenteraad zijn geen geluiden gekomen dat zij als groep niet voldoende geïnformeerd zijn. Wat betreft de financiën blijft de gemeente ervan uitgaan dat aan iedereen die er om vraagt zorg verleend kan worden. Dat kan in de toekomst wanneer de vraag naar zorg toeneemt tot financieel hoge kosten leiden voor de gemeente. In verband met de openeindfinanciering loopt de gemeente hierin risico. De gemeente heeft vanaf de start van de Wmo samengewerkt met andere gemeenten. Dit is een continue proces geworden van goed kijken welke kostenbesparingen door samen te werken bereikt kunnen worden. Op dit moment wordt bekeken of op het gebied van materiële zaken, zoals bijvoorbeeld rolstoelen, meer uitgewisseld kan worden, zodat niet iedere gemeente tot eigen aanschaf hoeft over te gaan. 2. Vraag: Op welke wijze heeft burgerparticipatie plaatsgevonden? Hierbij dient de wijze van instelling van het Wmo-Platform niet meegenomen te worden. Reactie: Burgerparticipatie volgens de ladder van Igno Pröper betekent dat vanaf het moment van ontstaan van beleid de burger betrokken kan worden bij de vormgeving van dat beleid. De
6
participatieladder geeft de mate van invloed aan die de burger kan hebben bij het vormgeven van beleid: raadplegen, adviseren, coproduceren, meebeslissen. Doel van participatie is: het draagvlak voor het beleid vergroten, het verhogen van de kwaliteit van beleid, de zelfwerkzaamheid van de burgers bevorderen, de sociale cohesie versterken en ideeën of informatie genereren. In de gemeente Staphorst is de invloed van burgers bij de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning als volgt geweest. De mensen die gebruik maken van huishoudelijke hulp hebben een brief gehad van de gemeente, waarin ze geïnformeerd werden over de invoering van de Wmo. Er is een Wmo-loket ingesteld waar burgers terecht kunnen met hun (aan)vragen. Verder zijn er lezingen gegeven bij o.a. de vrouwenbond en bij kerkelijke organisaties. Er zijn folders verspreid en advertenties geplaatst. Er zijn informatie-avonden over bijvoorbeeld de regio-taxi, de aanbesteding van hulp bij het huishouden en er is een Blijf-mobielbeurs geweest. Ook werden en worden er informatie-avonden georganiseerd voor senioren over de Wmo. Daarnaast adviseert het Wmo-Platform over de Wmo. Op dit moment participeert de commissie inwonerszaken in een klankbordgroep die de beleidsopzet van de Wmo begeleid. Tevens is er een Steunpunt Informele Zorg: deze organisatie is betrokken bij de verdere uitvoering van de Wmo. Ook is er een werkgroep opgericht waarin zitten vertegenwoordigers van de gemeente Staphorst, van SWO, van Steunpunt Informele Zorg en van Mee. 3. Vraag: Wat is er gebeurd met de oude WVG-voorzieningen? Reactie: Alle WVG-voorzieningen zijn op 1 januari 2007 opgegaan in de Wmo. De Wet voorzieningen gehandicapten is daarmee vervallen. 4. Vraag: Op welke wijze heeft de indicering h1 en h2 plaatsgevonden en wat is de kostprijs? Reactie: Bestuur en Management Consultants heeft in 2006 bij de invoering van de Wmo onderzocht hoeveel formatie er moet zijn om het beleid goed te kunnen uitvoeren (12 augustus 2006). Ook is gekeken naar de potentiële hoeveelheid klanten voor de Wmo. Bij herindicatie bleek dat klanten die een h2 indicatie hadden gekregen in de praktijk konden volstaan met alleen h1 (huishoudelijke hulp). Dat betekende dat er in totaal minder geld nodig was dan vooraf was ingepland. Eens in de vijf jaar vindt er, zoals ook voor 2007 gebruikelijk was, op persoonlijk niveau een herindicering plaats. Dat gebeurt in Staphorst fasegewijze. Indicatiestelling gaat via het protocol Gebruikelijke Zorg en het protocol huishoudelijke verzorging. Beide protocollen zijn onder de AWBZ ontwikkeld en worden beschouwd als landelijke standaard. Nu vindt de indicering nog door externen plaats. In 2008 is in Staphorst 1 consulent opgeleid om zelf te kunnen indiceren. Die eigen indicatiestelling is door ziekte tot op heden niet gelukt. Het streven van de gemeente is om met eigen indicatiestelling 1/3 van alle adviezen voor rekening van de gemeente te doen. Het doel is om op termijn alleen specifieke aanvragen aan externen voor te leggen en de overige aanvragen zelf af te handelen. 5. Vraag: Zorgaanbieders hebben moeite thuiszorg te leveren. Hoe heeft de gemeente deze problematiek gehanteerd? Hoe is de prijs/kwaliteitverhouding van de aanbestedingen?
7
Reactie: De gemeente heeft gesprekken gevoerd met zorgaanbieders over de vraag of ze voldoende zorg kunnen bieden. In 2009 moest een aantal mensen een korte tijd wachten op zorg. Dat was voor de gemeente een ongewenste situatie. Het tekort aan zorg op bepaalde momenten in 2009 werd veroorzaakt doordat er in 2009 maar 2 zorgaanbieders actief waren in de gemeente. In 2010 zijn 6 zorgaanbieders gecontracteerd. Als de ene zorgaanbieder door te veel werk of in vakanties te weinig zorg kan bieden kunnen anderen inspringen. Het probleem dat het soms moeilijk was om thuiszorg te leveren is daarmee opgelost. e
De 1 aanbesteding is via de Europese aanbestedingsprocedures tot stand gekomen. e De 2 aanbesteding heeft de gemeente niet Europees aanbesteed. Er is voor een alternatieve vorm gekozen. Overigens kwam uit interviews naar voren dat door bewoners van de gemeente veelal in eerste instantie gebruik wordt gemaakt van familie en van mantelzorgers en daarna van zorgaanbieders. Bij de aanbestedingen wordt gelet op de prijs/kwaliteitverhouding door middel van een aantal criteria. Zo wordt er gekeken naar de prijs en wat daarvoor aan kwaliteit wordt geleverd. De gemeente controleert of de uurprijs in overeenstemming is met de geoffreerde prijs. Er wordt geen maximum gesteld aan het aantal uren dat een zorgaanbieder kan declareren. 6. Vraag: Hoe worden klanttevredenheidsonderzoeken geïmplementeerd? Wat zijn de resultaten? Reactie: Jaarlijks worden klanttevredenheidsonderzoeken uitgevoerd. De uitkomsten van alle gemeenten worden vergeleken. Ieder jaar wordt dat onderzoek voorgelegd aan het college en de raad. Omdat klanttevredenheidsonderzoeken anoniem zijn is niet altijd direct iets te doen met een eventuele klacht. De uitkomsten van klanttevredenheidsonderzoeken worden zoveel mogelijk geïmplementeerd. Ook wordt zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan eventuele klachten. 7. Vraag: Op welke wijze zijn voorzieningen verleend aan mensen met een bepaalde beperking of probleem (prestatieveld 6) en is dat financieel haalbaar? Reactie: De gemeente ontvangt jaarlijks algemene middelen via het gemeentefonds. In het verleden was er een vrij grote geoormerkte reserve opgebouwd. In 2007 is er een onderuitputting geweest, waardoor op de reserve is ingelopen met het doel de reserve in 10 jaar op te lossen. Uiteindelijk is de reserve in 3 á 4 jaar ingelopen omdat er meer geld nodig was voor voorzieningen, zoals bijvoorbeeld aanpassing van de woning. Op dit moment verloopt de uitvoering van de Wmo budgettair neutraal. Naar aanleiding van de wens om alle voorzieningen financieel beheersbaar te houden heeft er 2 jaar geleden een onderzoek plaatsgevonden naar mogelijke besparingen. Dit onderzoek heeft er toe geleid dat er diverse beleidsaanpassingen zijn gedaan. Bij aanvragen voor woonvoorzieningen is het primaat gericht op verhuizen. Hiervoor is het noodzakelijk dat het woningaanbod voor de doelgroep op peil is. In gevallen waarbij sprake is van voorzienbaarheid wordt de burger aangesproken op de eigen verantwoordelijkheid. Op die manier wordt geprobeerd de kosten te beheersen. Ook wordt nadrukkelijk gekeken naar mogelijkheden die betrokkenen zelf kunnen inbrengen. Inmiddels is er een bezuiniging doorgevoerd op het taxivervoer. In plaats van gebruikt te maken van een taxicentrale uit (de omgeving van) Staphorst wordt nu gebruikt gemaakt
8
van de regiotaxi Overijssel. Daarmee is een bezuiniging doorgevoerd van minimaal € 25.000,- op jaarbasis. De gemeente vordert, wanneer er een aanpassing van de woning heeft plaatsgevonden, bij de verkoop de waardevermeerdering terug. Dat wordt contractueel vastgelegd bij de notaris. Iedereen die gebruik maakt van een persoonsgebonden budget ontvangt aan het einde van het jaar een formulier waarop ingevuld moet worden of het bedrag conform de beschikking besteed is aan huishoudelijke hulp. Wanneer niet het gehele bedrag besteed is moet het verschil aan de gemeente terugbetaald worden en daar wordt ook daadwerkelijk uitvoering aan gegeven. Het is van belang, en de gemeente onderkent dat ook, dat er een goede balans wordt gevonden tussen financiële ondersteuning door de gemeente en de eigen bijdrage van degene die bijvoorbeeld een woningaanpassing nodig heeft. De gedachte hierbij is tweeërlei: de gemeente kan simpelweg niet alles financieren omdat de kosten dan te hoog oplopen én het is van belang dat de betrokkenen zelf zijn of haar eigen verantwoordelijkheid neemt daar waar dan kan. Deze gedachte komt ook tegemoet aan het beleidsuitgangspunt van de gemeente dat de burger in eerste instantie zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid neemt voor zichzelf en zijn naaste omgeving. Punt van aandacht is dat bepaalde doelgroepen, bijvoorbeeld cliënten in de geestelijke gezondheidszorg, moeilijk te bereiken zijn. Voor de toekomst gaat het de gemeente erom dat de Wmo financieel haalbaar blijft. Vraag is dan hoe de kosten beheersbaar te houden. Er is een stijging per jaar aan kosten en die stijging wordt toegeschreven aan de stijging van het aantal senioren. Een aantal uitgaven is niet voorzienbaar, zoals bijvoorbeeld uitgaven voor een rolstoel, voor aanpassing van een woning of aanpassing van een auto. Deze kosten zijn over het algemeen hoog. Door die onvoorzienbaarheid kan de gemeente niets plannen voor extra hoge kosten in een bepaald jaar.
9
5. CONCLUSIES Algemeen De raad van de gemeente Staphorst heeft in zijn brief van 24 april 2009 een zevental vragen gesteld met betrekking tot de Wmo. Uit het onderzoek blijkt dat een aantal problemen, die de raad signaleerde, door de organisatie inmiddels op een positieve wijze zijn opgepakt. Met name op het gebied van de communicatie is er veel verbeterd. Daarnaast is het aantal zorgaanbieders verbreed, zodat in alle gevallen aan gevraagde zorg tegemoet gekomen kan worden. Het onderzoek heeft zich niet gericht op degene die de zorg ontvangt. Daar zijn aparte onderzoeken voor. Er is ook geen onderzoek gedaan naar de kostprijs. Ook dat vraagt een apart onderzoek. Communicatie Wat betreft de communicatie waren er verbeteringen mogelijk. Daarvan was de ambtelijke en bestuurlijke organisatie bij de gemeente zich bewust. Bij de inwerkingtreding van de Wmo is bij de informatievoorziening uitgegaan van een bepaald kennisniveau bij de bevolking. In de praktijk bleek echter dat veel mensen weinig tot niets wisten over de Wmo. Daarom is het van belang om in een eerder stadium te communiceren richting de burgers en belangengroeperingen. Dit om te voorkomen dat er achterstand in de informatievoorziening ontstaat. Achterstand in de informatievoorziening kan leiden tot misverstanden in de communicatie. Degenen die de zorg nodig heeft en degene die de zorg verleent/financiert moeten over dezelfde informatie kunnen beschikken. Inmiddels zijn al veel verbeteringen doorgevoerd. Vanuit het Wmo-Platform is geconstateerd dat de communicatie inmiddels sterk verbeterd is. Het is van blijvend groot belang om de communicatie vanuit de gemeente op een hoog niveau te houden, juist bij de Wmo omdat bij dit onderwerp veel partijen betrokken zijn. Financiën Bij de gemeente is veel kennis en deskundigheid in huis waar het gaat om de Wmo. Men is zich bewust van de financiële risico’s die de gemeente loopt bij de uitvoering van de Wmo. Op dit moment verloopt de Wmo budgetneutraal. Bij de Wmo gaat het om een open-eindfinanciering. Een open-eindfinanciering brengt risico’s met zich mee omdat alleen de gestelde criteria normgevend zijn. Als daaraan wordt voldaan moet de zorg worden toegekend. Dat is vanuit het oogpunt van zorgverlening een goede situatie. Echter vanuit het beleidsuitgangspunt dat de Wmo budgettair neutraal moet worden uitgevoerd is het van belang ervoor te zorgen dat de uitgaven voor de Wmo binnen de ramingen blijven. Uit de interviews blijkt wel dat men zich bewust is van het risico dat de Wmo tot hoge kosten kan leiden. De gemeente doet daarom ook onderzoek om te zien hoe de kosten beperkt kunnen blijven. Zo kan samenwerking tussen gemeenten zorgen voor verlaging van de kosten. Een andere mogelijkheid is, zo gaf één van de geïnterviewden aan, dat de gemeente contracten aangaat met bijvoorbeeld bedrijven voor een boodschappenservice of wasservice. Van belang is dat de gemeente voordeel gemeente blijft omdat dat meer inkomsten genereert. Als de gemeente minder inkomsten ontvangt zullen de uitgaven daarop aangepast moeten worden. Betrokkenheid raad De raad is en toonde zich vooral betrokken bij de invoering en implementatie van de Wmo. Raadsleden zijn voor de inwerkingtreding van de Wmo naar voorlichtingsavonden geweest en daar was een goede opkomst. Via workshops en toelichtingen in raadsvergaderingen is de raad meegenomen bij het proces van invoering van de Wmo. De raad wordt regelmatig door het college geïnformeerd over de invoering van de Wmo en daar waar nodig vindt er besluitvorming in de raad plaats. De raad was zelf vooral actief waar het ging om het meedoen van identiteitsgebonden zorgaanbieders bij aanbestedingen. Verder is de raad ervan uit gegaan dat de invoering van de Wmo een wettelijke vereiste was en dat er dus geen keuze was. De grootste zorg van de raad was dat er identiteitsgebonden zorg verleend kon worden. Er worden twee bestuursrapportages per jaar gemaakt, één in mei en één in oktober. Mochten er afwijkingen zijn in het budget dan worden die daarin vermeld. Overschrijdingen worden gemeld door de budgethouder. Per jaar kunnen de uitgaven voor de Wmo schommelen. Huishoudelijke verzorging
10
en regiotaxi zijn weliswaar grote uitgaven die per jaar kunnen verschillen in hoogte, maar het ongrijpbare zit in de woningaanpassingen, autoaanpassingen en uitgaven voor rolstoelen. Die kosten kunnen per keer hoog zijn, zoals € 40.000,- voor een rolstoel en € 80.000,- voor een woningaanpassing. Het materieel wordt door de gemeente niet meer gehuurd maar gekocht. De reden daarvan is dat mensen over het algemeen langer met voorzieningen doen dan gedacht. Dat maakt koop voor de gemeente financieel aantrekkelijker dan huren. Het gevoel dat bij de ambtelijke organisatie heerst is dat sinds de invoering van de Wmo de betrokkenheid van de raad is afgenomen. Naar verwachting wordt dit veroorzaakt doordat zaken over het algemeen goed lopen en er geen bijzonderheden aan de orde zijn.
11
6. AANBEVELINGEN Communicatie Voor een betere communicatie wordt aanbevolen om vanaf het eerste moment duidelijkheid te geven over op komst zijnde veranderingen, zowel naar raadsleden, individuele burgers als naar belangenorganisaties. Dit om te voorkomen dat er achterstand in de informatievoorziening ontstaat. Wanneer de informatievoorziening bij verschillende partijen op gelijk niveau is verloopt de inwerkingtreding van nieuw beleid over het algemeen veel soepeler. Financiën Om de open-eindfinanciering van de uitvoering van de Wmo voor de toekomst beheersbaar te houden wordt aanbevolen om in beeld te brengen: e 1 wat de huidige zorgvraag is; e 2 welke kosten daarmee gemoeid zijn; e 3 wat de gemeente aan zorg wil leveren: welke doelstellen, resultaten en maatschappelijke effecten de gemeente wil halen, zowel kwalitatief als kwantitatief; e 4 welke kosten daarmee gemoeid zijn, zowel wat betreft personeel als materieel. Op basis daarvan zou de gemeente een keuze moeten maken op welk niveau de gemeente zorg wil gaan leveren. Hierbij wordt opgemerkt dat de gemeente een compensatieplicht heeft. Dit betekent dat een gemeente mensen met een beperking helpt om zo zelfstandig mogelijk te leven, ondanks de beperking. Als deze vier stappen doorlopen worden en de gemeente kiest voor een bepaald zorgniveau dan is het voor de gemeente helder welke kosten te verwachten zijn voor de Wmo. Dit maakt de beheersbaarheid van de financiën groter, waarmee voorkomen kan worden dat de gemeente Staphorst onverwacht met hoge kosten te maken krijgt. Daarnaast kan meer recht gedaan worden aan het zelforganiserend vermogen van inwoners door minder zorg over te nemen en helder te zijn in wat ze wil ondersteunen en stimuleren. Tenslotte, maar niet in de laatste plaats kan de gemeente wanneer zij haar doelen gekwantificeerd en gekwalificeerd heeft een professionele gesprekspartner zijn voor de zorgaanbieders én is zij in staat om goed geformuleerde opdrachten geven. Dat alles leidt tot het beter sturing kunnen geven op resultaat en uiteindelijk tot een hoger maatschappelijk effect van de zorg. Betrokkenheid raad Een aanbeveling voor de raad op het punt van betrokkenheid bij de Wmo is dat ook al zijn er geen bijzonderheden, het gewenst is dat de raad toch een actieve betrokkenheid bij dit onderwerp toont. Een actieve betrokkenheid is gewenst omdat het een zeer breed beleidsterrein is waar veel zaken aan de orde komen, waar veel andere beleidsterreinen doorkruist worden, waar hoge financiële kosten mee zijn gemoeid, dat direct invloed heeft op de burgers en vice versa, want veranderingen in samenstelling van de bevolking kunnen zijn weerslag hebben op het budget.
12
BIJLAGE 2 Geïnterviewde personen: De heer H. Hutten, voormalig wethouder De heer H. Donker, hoofd afdeling sociale zaken Mevrouw L. Moolhuysen, senior medewerkster Wmo-loket De heer J. ten Kate, controler voor de Wmo De heer K. Slager, raadslid en fractievoorzitter voor de SGP De heer J. Raangs, voormalig lid van het Wmo-Platform
14
BIJLAGE 3 Geraadpleegde documenten Dossier: Besluitvorming WMO en WMO-beleidsregels Dossier: Selectieleidraad hulp bij het huishouden en PGB voor overgangscliënten Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning Besluit Maatschappelijke ondersteuning Beleidsregels Wmo Beleidsregels individuele verstrekkingen Wmo Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.
15