rekenboek
8a
taken
513830
Een voorproefje van groep 8 Het materiaal van De wereld in getallen voor de onderbouw is gereed. Dit schooljaar (2009-2010) verschijnen alle materialen voor de bovenbouw. U kunt dus vanaf het schooljaar 2010-2011 met al het nieuwe materiaal van De wereld in getallen aan de slag. Dit boekje geeft u een voorproefje van groep 8. Kijk voor meer informatie ook op www.dewereldingetallen.nl. De wereld in getallen. Rekenen op z’n best.
Dit boek is speciaal gemaakt voor enkele scholen en kan nog kleine onvolkomenheden bevatten die in de definitieve versie (verschijning voorjaar 2010) niet meer voorkomen. De kwaliteit van dit exemplaar is niet representatief voor de definitieve versie. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. © Malmberg ‘s Hertogenbosch
Week 1
Blok 2
1
2
Taak
Neem over en reken uit. € 0,70
€ 6,39
€ 1,06
€ 8,10
€ 15,75
€ 50,80
€ 1,40
€ 28,14
€ 11,02
€ 2,15
€ 28,25 +
€ 42,15 +
€ 0,25 +
€ 10,55 +
€ 22,25 +
€ 546,79
€ 706,48
€ 472,09
€ 555,55
€ 497,64
€ 154,34 –
€ 451,29 –
€ 360,47 –
€ 237,26 –
€ 189,29 –
Kijk naar het cirkeldiagram en lees de verdeling af. kledingwinkel
frisdrank
bakker
etenswaren
supermarkt
snoepgoed
speelgoedwinkel
kantoorartikelen
computerwinkel
wasmiddelen
a Hoeveel winkels van elke soort in de stad?
3
b Hoeveel producten van elke soort
kledingwinkel:
… deel = …%
verkocht in de supermarkt?
bakker:
… deel = …%
frisdrank:
… deel = …%
supermarkt:
… deel = …%
etenswaren:
… deel = …%
speelgoedwinkel:
… deel = …%
snoepgoed:
… deel = …%
computerwinkel:
… deel = …%
kantoorartikelen:
… deel = …%
wasmiddelen:
… deel = …%
Maak de lengte passend.
2m
28
5m
3m
1,75 m + 0,25 m
4,25 m
2,88 m
2,25 m
5,05 m
2,65 m
1,50 m
4,50 m
3,25 m
1,99 m
5,70 m
3,10 m
2,40 m
4,95 m
2,01 m
Taak 1
2
3
a
3
Blok 2
Zoek het goede huis bij elke plattegrond. 1
2
Week 1
4
b
c
d
Hoeveel moet er nog bij of af? Maak 1 kg.
Maak 5 kg.
Maak 7,5 kg.
Maak 2,5 kg.
0,750 kg + 0,250 kg
4,795 kg
7,860 kg
2,095 kg
0,999 kg
4,002 kg
7,205 kg
2,95 kg
1,125 kg
5,087 kg
8,025 kg
2,190 kg
0,650 kg
4,652 kg
6,95 kg
2,245 kg
0,835 kg
5,709 kg
7,03 kg
1,999 kg
Reken de aantallen uit. verkochte producten: waarvan kleding: 500
verkochte producten: waarvan sieraden:
700
3 op de 5 4 op de 7
900
3 op de 5
1200
1 op de 3
200
3 op de 4
verkochte producten: waarvan etenswaren:
120
5%
600
20%
2 000
480
75%
2 700
500
3%
4 000
1100
30%
10 000
…
300
1 800
4 6 3 10 5 9 7 8 3 5
deel
…
deel deel deel deel 29
Week 1
Blok 2
4
Taak
Wat koop je? Reken uit. Schrijf de hele som in je schrift.
5
a 1 auto + 1 computerspel + 1 voetbal
f 2 fietsen + 1 puzzel
b 2 etuis + 1 fiets + puzzel
g 1 voetbal + 2 auto’s + 1 fiets
c 2 auto’s + 2 puzzels + 1 voetbal
h 1 etui + 3 fietsen
d 2 computerspellen + 1 etui + 1 fiets
i
e van alles 1
j Kies zelf 5 spullen.
2 computerspellen + 1 voetbal + 1 auto
Kies het goede antwoord. Je mag een kladblaadje gebruiken. a Meike krijgt van haar opa € 250,–. Zij zet het 1 jaar op een spaarrekening met 5% rente. Hoeveel geld heeft Meike na 1 jaar?
€ 275,–
€ 262,50
€ 238,50
b Meike koopt van haar geld 24 doosjes kralen van € 1,98 per doosje. Hoeveel moet zij betalen? € 48,48
€ 47,98
€ 47,52
c Chen zet € 500,– op de bank. Hij krijgt 3,5 % rente per jaar. Hoeveel geld heeft hij na 1 jaar op zijn rekening staan? € 517,50
€ 515,–
€ 517,25
d Chen heeft na een paar jaar € 623,78 gespaard. Hij koopt een bestuurbare vlieger voor € 178,89. Hoeveel geld houdt hij over? € 555,11
€ 444,89
€ 444,99
e Mitch koopt 6 bestuurbare auto’s. Hij moet € 534,– betalen. Hoeveel kosten de auto’s per stuk? € 79,– 30
€ 93,–
€ 89,–
Week 1
Taak 1
Blok 2
Kies de goede grafiek bij elk verhaal. 1
2
% 45
4
% 45
40
40
35
35
30
30
25
3
20
25 20
15
15
10
10
5 0
1
2
3
4
0
1
2
3
4
a Een supermarkt verkoopt 1200 producten. 25% van de producten bestaat uit groente en fruit. 3 op de 10 producten zijn etenswaren. 25 deel is frisdrank en 1 op de 20 is eenkantoorartikel. b Van de verkochte producten in een kledingwinkel zijn 40% broeken. 3 3 op de 20 producten zijn T-shirts. 10 deel zijn truien en 15% zijn rokken.
c Bij de drogist bestaat 40% van de producten uit verzorgingsartikelen voor de huid. 7 20
deel zijn haarproducten. 1 op de 10 producten is een medicijn en de rest is snoep.
9 d De speelgoedwinkel verkoopt 350 producten. 20 deel van de producten zijn gezelschapsspelletjes. 1 3 op de 8 producten zijn computergames. 15% is Lego en 40 deel zijn knuffels.
2
Genoeg geld gespaard? a Aisha zet € 150,– op haar spaarrekening. Ze krijgt 3,5% rente per jaar. Hoeveel euro heeft ze na 1 jaar op de bank staan? b Dan stort Aisha € 94,75 op haar rekening. De rente is verhoogd naar 4% per jaar. Hoeveel euro heeft ze na 1 jaar op de bank staan? c Aisha wil graag een spelcomputer met spelletjes kopen. In de winkel ziet ze precies wat ze wil hebben. Helaas komt ze € 75,– tekort. Hoeveel kosten de spelcomputer en de spelletjes samen? d Aisha wacht tot de uitverkoop. De winkel geeft 20% korting. Heeft Aisha nu genoeg? 31
Week 2
Blok 2
1
Taak
Schrijf de breuken anders. a Haal de helen eruit.
2
5 4
=1
5 3
=
1 4
=
2 4
=
1 2
5 10
=
16 3
=
2 6
= . 3. .
2 8
=
3 2=
9 4
=
4 6
=
2 6
=
7 6
=
13 6
=
2 10
=
8 10
=
7 4
=
17 8
=
4 8
=
6 8
=
Tel op en trek af met breuken. a
c
3
32
b Vereenvoudig de breuken.
16 8
1 4
+ 24 =
1 2
b
1 3
+ 16 =
+ 14 =
1 3
+ 36 =
1 2
+ 24 =
1 3
+ 26 =
1 4
– 18 =
1 5
1 – 10 =
2 4
– 18 =
1 5
2 – 10 =
3 4
– 18 =
4 5
4 – 10 =
d
Reken uit. € 503,90
€ 943,67
€ 3.067,83
€ 9.683,54
€ 1.576,23
€ 251,57 –
€ 726,91 –
€ 1.516,09 –
€ 4.961,28 –
€ 1.294,81 –
Taak 1
Week 2
Blok 2
Waar of niet waar? Verbeter de fout. Schrijf het zo op:
a: niet waar, want 15.00 uur moet ... uur zijn. a Het is 13.25 uur. Over anderhalf uur is het 15.00 uur. b Het is 6.58 uur. Over 9 uur is het 15.58 uur. c Het is 01.05 uur. 212 uur geleden was het 22.25 uur. d Het is 00.00 uur. 1212 uur geleden was het 23.30 uur. e In 512 minuut zitten precies 310 seconden. f 4 uur en 34 minuten is meer dan 270 minuten. g 1 etmaal is 48 uur. h In 3 dagen zitten minder dan 70 uur. i
3 uur is meer dan 200 minuten.
j 200 minuten min 3 kwartier is 155 minuten. 2
Bedenk steeds 5 breuken die even groot zijn. 6 8
3
8 12
6 9
10 20
2 6
Tel op en trek af met breuken. Vereenvoudig het antwoord. 1 3
+
1 6
=
2 6
+ 23 =
7 8
– 34 =
11 15
– 35 =
2 3
+
1 6
=
1 2
+ 14 =
3 10
– 15 =
11 12
– 14 =
1 4
+
3 8
=
5 8
+ 14 =
5 8
– 12 =
7 9
– 23 =
1 2
+
3 8
=
1 3
+ 47 =
5 6
– 23 =
2 3
– 14 =
2 5
3 + 10 =
1 4
+ 17 =
7 12
– 13 =
1 2
– 13 =
xxx thea
33
Week 2
Blok 2
4
Taak
Reken de halve omzet uit. omzet warenhuis: 3,4 miljoen euro
omzet supermarkt:
1,7 miljoen euro
6,8 miljoen euro
5
€
890.000,–
€
1.500.500,–
1 miljard euro
€ 124.400.100,–
1,2 miljoen euro
€ 1.500.000.404,–
9,8 miljoen euro
€
2,3 miljoen euro
€ 1.300.500.000,–
€ 445.000,–
8.500.300,–
Teken het staafdiagram. In de tabel vind je gegevens over de producten die warenhuisketen ‘MultiMarkt’ heeft verkocht. product:
aantal verkocht in 2010:
aantal verkocht in 2011:
300 000
200 000
levensmiddelen
3,2 miljoen
2,9 miljoen
lichaamsverzorgingsproducten
1,5 miljoen
1,7 miljoen
schoonmaakmiddelen
2 500 000
2 750 000
meubels
1 miljoen
1 250 000
kleding
2,75 miljoen
2,0 miljoen
schoenen
1,1 miljoen
900 000
1 400 000
1,2 miljoen
900 000
800 000
2,4 miljoen
2 800 000
speelgoed
huishoudelijke apparaten sportartikelen boeken en tijdschriften
Zet de gegevens van de tabel in een staafdiagram. Gebruik hiervoor opgave 1 op pagina 12 in je werkboek. a Bij welke producten zie je een toename in de verkoop? b Hoeveel is de verkoop van schoenen gestegen van 2010 naar 2011? c Van welk product wordt het minst verkocht in 2011? d Van welk product is de verkoop het meest gestegen? Hoeveel? e Stel, het aantal verkochte meubels blijft gelijkmatig toenemen. Hoeveel meubels worden er dan ongeveer verkocht in 2013? f Stel, het aantal verkochte schoenen blijft gelijkmatig afnemen. Hoeveel schoenen worden er dan in 2013 verkocht? 34
Week 2
Taak
2
2 3
+…=1
1 3
+
2 7
+…=
6 7
1 4
+
3 7
+…=1
2 5
+
4 9
+…=
8 9
1 6
+
3 5
+…=1
3 4
+
1 6
+…=
114
3 4
1 + 10 +…=1
5 6
+
2 7
+ … = 117
3 5
+
5 8
3 + 10 +…=
3 8
+…=1
m m KKaauuwwgguu Fresh Fresh
Kauwgu m Kauwgu Kauwgu Kauwgu m m m
K Kau a w u g w u g m u m
+
Fr Fres esh h
1 5
KKaau uw wgguum m
Maak de som goed.
K Kau a w u g w u g m u m
1
Blok 2
19 20
m uum g g w w u u a a KK Fres hh Fres
m wgu m Kau m Kau wgu wgu m Kau wgu Kau
Wat kun je aflezen uit de tabel?
RIJF
AUTOBED
LEN OP 4 WIE HIER NIET PARKEREN
In de tabel vind je gegevens over de omzet van autobedrijf ‘Op 4 wielen’. autotype:
omzet in 2009:
omzet in 2010:
Small
€ 684.000,–
€ 764.000,–
Tingo
€ 880.000,–
€ 968.000,–
Magane
€ 975.000,–
€ 1.024.000,–
Yuris
€ 769.000,–
€ 735.000,–
Talado
€ 2.946.000,–
€ 3.098.000,–
Amega
€ 1.638.000,–
€ 1.023.000,–
€ 43.000,€ 19.0
00,-
JEEP
a Van welk autotype is de omzet het meest gestegen? b Van welk autotype is de omzet het meest gedaald? c Met hoeveel euro is de omzet van het type Tingo gestegen? d Met hoeveel procent is de omzet van het type Tingo gestegen? e De omzet van het type Magane is gestegen. Kun je met zekerheid zeggen dat er in 2010 meer auto’s van dit type verkocht zijn? Waarom wel of niet? f Met hoeveel euro is de totale omzet in 2010 gestegen of gedaald? g In 2010 kost een auto van het type Yuris € 15.000,–. Hoeveel auto’s van dit type zijn er in 2010 verkocht? 35
Week 3
Blok 2
1
Taak
Reken uit. In een doos passen 54 zakken knikkers.
54 22 ×
2
3
22 × 54 =
52 × 54 =
36 × 67 =
46 × 67 =
44 × 72 =
84 × 72 =
23 × 57 =
43 × 57 =
28 × 66 =
58 × 66 =
Tel door en terug. 2m
2,5 m
…m
…m
…m
…m
…m
…m
…m
3,75 m
4,0 m
…m
…m
1,65 m
1,7 m
…m
…m
…m
…m
…m
…m
3,05 m
3,1 m
…m
Zoek wat bij elkaar hoort. Je mag de rekenmachine gebruiken.
Schrijf het zo op: a) 13 m = … m ≈ … m a b c d e 36
Hoeveel knikkers passen er in 22 dozen?
1 3 3 8 5 6 7 9 3 7
m
= 0,833333333 m
≈ 0,43 m
m
= 0,428571428 m
≈ 0,38 m
m
= 0,333333333 m
≈ 0,83 m
m
= 0,777777777 m
≈ 0,78 m
m
= 0,375 m
≈ 0,33 m
Taak 1
Week 3
Blok 2
Reken de ontbrekende maat uit. a
b
c
d
e
a
b
c
d
e
oppervlakte bodem:
64 cm²
30 cm²
16 cm²
100 cm²
200 cm²
hoogte:
12 cm
… cm
… cm
11,5 cm
… cm
inhoud:
… cm³
450 cm³
400 cm³
… cm³
10 000 cm³
Ga verder met opgave 1 op pagina xx van je werkboek. 2
Reken uit. 2
In het magazijn staan 54 dozen.
66 54 × …4
3
In elke doos zitten 66 tubes tandpasta. Hoeveel tubes zijn dat? 54 × 66 =
87 × 45 =
19 × 58 =
36 × 48 =
47 × 87 =
27 × 34 =
33 × 74 =
57 × 65 =
87 × 26 =
39 × 57 =
Zoek steeds 2 getallen die ongeveer evenveel waard zijn.
Schrijf het zo op: 17 ≈
1 7
5 6
2 3
0,83
0,67
0,44
3 7
4 9
0,14 0,43
37
Week 3
Blok 2
4
Taak
Welk gewicht ligt er het dichtst bij? 0,2 kg
0,5 kg
5
0,497 kg of 0,53 kg
0,1 kg of 0,01 kg
3,912 kg of 3,899 kg
0,67 kg of 0,45 kg
0,233 kg of 0,18 kg
2,899 kg of 3,89 kg
0,403 kg of 0,503 kg
0,21 kg of 0,199 kg
4,0 kg of 3,75 kg
0,49 kg of 0,497 kg
0,156 kg of 0,18 kg
3,850 kg of 3,905 kg
0,52 kg of 0,502 kg
0,109 kg of 0,19 kg
3,870 kg of 3,09 kg
Reken uit.
338 : 13 = 338 …× …
6
13 speelgoedauto’s voor € 338,–. Hoeveel kost 1 auto? 338 : 13 =
1378 : 50 =
532 : 18 =
1218 : 45 =
480 : 17 =
1564 : 40 =
800 : 15 =
1987 : 35 =
915 : 12 =
4000 : 20 =
Maak de puzzel. 1 50% van 20
15
1 5
deel is …%
2=a
40 = l
2 …% van 250 = 25
16 20% van 50
5=b
50 = n
3 200% van 25
17 6% van … = 12
6=d
75 = o
4 3% van 500
18 …% van 75 = 15
3 4
19 1212% van 16
10 = e
100 = r
5
15 = g
125 = s
6 25% van 40
20
20 = h
200 = t
7 4% van 150
21 10 = 4% van …
deel is …%
1 2%
25 = i
250 = v
8
30 = k
300 = w
9 4% van 250
van 1000
22
2 5
deel is …%
1 10
deel is …%
23 15 = 5% van …
10 75% van 20
24 14% van 4000
11 …% van 200 = 50
25 12% van … = 12
12 40% van … = 20
26 …% van 200 = 60
13 2% van 1250 14 500% van 25 38
3,9 kg
Taak 1
Week 3
Blok 2
Neem de deelsommen over en maak ze goed. Elke stip staat voor 1 cijfer. : 16 =
:
1600–
=
5400–
: 19 = (200 ×)
1900–
–
(30 ×)
–
162–
(6 ×)
38–
:
= 217
8600–
972 640– –
(3 ×)
0
0
2
(80 ×)
–
(10 ×)
301–
(7 ×)
0
0
Hoe kom je aan 6 liter water? a Bekijk de linker vaas. Wat is de inhoud in liters? b Bekijk de rechter vaas. Wat is de inhoud in liters?
c In de linker emmer zit 10 l water. Daarvan moet 6 l in de lege emmer rechts komen. Hoe ga je dat doen? Gebruik de vazen van opdracht a en b.
3
Reken uit hoeveel het samen is. 0,375 + 12 + 0,565 =
0,34 + 12 + 0,397 =
2 5
1 4
3 + 0,485 + 10
0,385 + 1 4
9 20
=
+ 0,105 =
+ 0,515 + 15
=
0,625 + 18 + 0,205 =
+ 0,583 + 0,68 =
0,342 + 0,46 + 15 = 0,68 + 18 + 0,657 = 1 10
+ 0,839 + 0,31 = 39
Week 4
Blok 2
1
Na de toets
Reken uit hoeveel overblijft. Teun gaat voor zijn klasgenoten koken. Daarvoor heeft hij € 277,50 gekregen. Hij koopt in voor € 143,25. Hoeveel geld houdt hij over? 4 10
€ 277,50 € 143,25 –
Teun heeft nog € 134,25 over.
€ 134,25
2
€ 438,67
€ 627,83
€ 165,14 –
€ 216,92 –
€ 754,38
€ 927,31
€ 539,23 –
€ 606,26 –
€ 354,90
€ 439,08
€ 182,57 –
€ 165,34 –
€ 667,61
€ 806,13
€ 458,42 –
€ 534,07 –
Reken uit hoeveel overblijft. Hannah koopt nieuwe kleren. Ze heeft € 313,50 kleedgeld. De kleren kosten € 192,38. Hoeveel geld houdt ze over? 2 11 4 10
€ 313,50 € 192,38 – € 121,12
Hannah heeft nog € 121,12 over. 3
40
Welke lengte hoort in het midden? 1m
1,1 m
1,2 m
1,4 m
…m
1,6 m
2,7 m
…m
3,1 m
1,4 m
1,45 m
1,5 m
3,4 m
…m
3,5 m
2,9 m
2,2 m
…m
2,3 m
…m
3,3 m
1,9 m
…m
2m
0,5 m
…m
0,7 m
3,2 m
…m
3,3 m
0,9 m
…m
1,1 m
3m
…m
3,1 m
Na de toets 4
Blok 2
Welke lengte hoort op het kaartje? 1,75 m
2m
2,25 m
A
B
3m
C
3,1 m
3,4 m
D
F
E
0,85 m
0,9 m
1m
G 5
Week 4
I
H
Zoek bij elk percentage de juiste breuk. Schrijf zo op: 50% = 12 80%
50% 5%
1 5 3 4
1 4
10%
20%
6
1 20
9 10
25% 75%
1 10
90%
1 2
4 5
Kijk naar het cirkeldiagram en lees de verdeling af. Hoeveel boeken van elk type? stripboek:
…% = … deel
leesboek:
…% = … deel
informatief boek: …% = … deel muziekboek:
…% = … deel
fotoboek:
…% = … deel 41
Week 4
Blok 2
1
2
Na de toets
Schrijf de nieuwe tijden digitaal op. a ’s nachts
b ’s ochtends
c ’s middags
d ’s avonds
Hoe laat is het:
Hoe laat is het:
Hoe laat is het:
Hoe laat is het:
1 kwartier vroeger?
3 kwartier vroeger?
uur vroeger?
5 uur vroeger?
1 kwartier later?
3 kwartier later?
112 112
uur later?
5 uur later?
Schrijf de tijden op. Voorbeeld:
09:25
3
1 kwartier vroeger 09.10 1 2
uur later 09.55
11:55
a 20 minuten vroeger
17:35
c 3 kwartier vroeger
3 kwartier later
20 minuten later
22:40
d 6 uur vroeger
4 uur later
212 uur later
Bereken de inhoud.
a lengte: 8 cm
42
20:10
b 112 uur vroeger
b lengte: 5 cm
c lengte: 15 cm
d lengte: 30 cm
breedte: 8 cm
breedte: 5 cm
breedte: 10 cm
breedte: 20 cm
hoogte: 10 cm
hoogte: 8 cm
hoogte: 20 cm
hoogte: 25 cm
Na de toets 4
Blok 2
Bereken de ontbrekende maten.
a De inhoud van
5
Week 4
b De inhoud van deze
c De inhoud van deze
d De inhoud van deze
deze doos is 60 cm³.
doos is 180 cm³.
vaas is 800 cm³.
vaas is 1800 cm³.
Wat is de hoogte?
Wat is de breedte?
Wat is de hoogte?
Wat is de hoogte?
Kijk in de grafiek hoe Lobke groeit. lengte in centimeters
a Hoe lang was Lobke bij haar geboorte?
150
b Lobke is 6 jaar. Hoe lang is ze nu? c Hoeveel is Lobke vanaf haar geboorte
140
gegroeid? d Hoeveel is Lobke van haar geboorte tot
130
haar eerste verjaardag gegroeid? 120
e Hoeveel is Lobke tussen haar derde en vierde verjaardag gegroeid?
110
f In welk jaar is Lobke het meest gegroeid? g In welk jaar is Lobke het minst gegroeid?
100 90 80 70 60 50
0 1 2 3 leeftijd in jaren
4
5
6
7
8
9
10
43
Week 4
Blok 2
1
Na de toets
Oefen met breuken. a
b Hoe groot is het verschil?
Maak de breuken even groot. 2 3
=
... 6
=
... 9
=
... 12
=
... 15
=
... 18
3 4
=
... 8
=
... 12
=
... 16
=
... 20
=
... 24
2 5
=
... 10
=
... 15
=
... 20
=
... 25
=
... 30
... 6
=
... 12
=
... 18
=
... 24
=
... 30
=
30 36
... 8
=
... 16
=
... 24
=
... 32
=
... 40
=
42 48
2 3 2 3
5 6
deel
deel
deel is hetzelfde als 46 deel.
Het verschil tussen 46 en 56 deel is 16 deel.
2
3
1 2
en 14
1 3
en 16
1 3
en 14
1 2
en 18
1 4
en 15
2 3
en
5 6
3 4
en
5 8
2 3
en
2 5
3 en 10
1 4
3 en 10
Tel op en trek af met breuken. 1 4
+
3 8
=
7 8
– 34 =
2 5
3 + 10 =
5 6
– 13 =
1 6
5 + 12 =
9 10
– 35 =
2 3
+
1 5
=
3 4
– 23 =
1 3
+
5 8
=
4 5
– 12 =
Maak de keersommen. Op zaterdag bakt de bakker 53 keer broodjes in de oven. Op passen 42 broodjes. Hoeveel broodjes bakt hij in totaal? p 1 bakplaat pa 1
53 42 × 106 2120 + 2226 44
In totaal bakt de bakker 2226 broodjes. 28 × 16 =
43 × 28 =
42 × 34 =
56 × 24 =
53 × 17 =
64 × 38 =
61 × 28 =
74 × 26 =
74 × 42 =
83 × 35 =
3 5
Na de toets 4
Blok 2
Maak de deelsommen.
754 : 18 = 41 rest 16 754 720 – (40 ×) 34 18 – (1 ×) 16
5
Week 4
537 : 13 = 624 : 14 = 748 : 15 = 792 : 16 = 859 : 18 =
5840 : 30 = 194 rest 20 5840 3000 – (100 ×) 2840 2700 – (90 ×) 140 120 – (4 ×) 20
4390 : 40 = 4930 : 60 = 5670 : 70 = 6420 : 35 = 8680 : 75 =
Reken uit hoeveel het is. a Er staan 846 kaarsen in het magazijn. In 1 doos gaan 18 kaarsen. Hoeveel volle dozen kun je maken? b Er komen 678 mensen van de boot die met busjes verder reizen. In 1 busje passen 12 mensen. Hoeveel bussen moeten er klaar staan?
c Op het hoofdkantoor staan 8470 doosjes met paperclips. Deze doosjes worden verdeeld over 70 winkels. Hoeveel doosjes met paperclips krijgt iedere winkel?
6
Welk antwoord hoort erbij? € 19,85
50
25%
€ 19,80
51
20%
a Wat is het gemiddelde van 54 en 65 en 34? b 4 × € 4,95 = … c Voor een fototoestel van € 350,– hoef je maar € 280,– te betalen. Hoeveel korting krijg je? d 12,5 is het vierde deel van … e
1 4
deel is hetzelfde als …
f Er staat € 19,87 op de bon van de groenteweegschaal. Hoeveel moet je dan betalen? 45
Week 4
Blok 2
3 4
112
114
2
2 3
1 3
1
2 3
113
7
613
523
5
3
214
412
334
712
2 5
115
335 1045
5 6
113
1
112
116
1
Pannenkoeken! Meester Joep gaat pannenkoeken bakken voor alle kinderen van zijn groep. Ieder kind kan 2 pannenkoeken kiezen. Koen maakt een lijstje. a Welk deel van de kinderen wil 2 naturel pannenkoeken? b Hoeveel procent is dat? c Welk deel van de kinderen wil 1 naturel en 1 kaaspannenkoek?
2× naturel lll 1× appel 1× kaas llll llll 1× naturel 1 × kaas llll 1× naturel 1 × appel llll lll
l
2
Maak de rijen af.
l
1
Na de toets
d Hoeveel procent is dat ongeveer?
… pakken pannenkoekenmix … ml melk … eieren
1, 2 5 0 kg appe € ... ls € 1, 20 /kg
e Damian en Nikki maken een boodschappenlijstje. Meester Joep heeft verteld dat je met 1 pak 8 pannenkoeken kunt bakken. Ook heb je per pak 800 ml melk en 2 eieren nodig. Hoe ziet het lijstje van Damian en Nikki eruit?
Supermarkt Kassabon
f Meester Joep heeft ook 7 appels nodig. Hoeveel kosten die?
… pak pannenkoekenmix
€…
… pak melk
€…
… doos eieren
€…
appels 1,250 kg
€…
2 pakje kaas gesneden
€…
totaal
€…
g Bekijk de prijzen van de andere ingrediënten. Hoe ziet de kassabon eruit? 46
Na de toets 3
Blok 2
Schrijf de juiste routes op. 2
5
+3 begin
3
0
1
+ 14 1
a Zoek een weg waarmee je op 1 komt.
5 + 12
+6
b Zoek een weg waarmee je op 2 komt.
eind
+2
c Zoek een weg waarmee je op 3 komt. d Zoek een weg waarmee je op 4 komt.
+ 11 12
1
+3
+6 4
Week 4
Kleding in de uitverkoop!
€ 50,– € 25,–
€ 45,–
€ 55,–
€ 60,–
B A
1 artikel 2 artikelen 3 artikelen
10% korting 20% korting 30% korting
3
HALEN
2
BETALEN* * Het goedkoopste artikel is gratis
a Je koopt 3 artikelen. Welke aanbieding zou jij kiezen? Waarom? b Fabio koopt het overhemd, de spijkerbroek en de trui. Bij welke aanbieding krijgt hij de hoogste korting? Hoeveel korting krijgt hij meer? c Yousef koopt de spijkerbroek, de jas en de broek. Bij welke aanbieding krijgt hij de hoogste korting? Hoeveel korting krijgt hij meer? d De korting bij de aanbiedingen kán hetzelfde zijn. Welke 3 artikelen koop je dan? 47