rekenboek
7a
lessen
513831
FJ E E O R P VOORBLOK 2
Een voorproefje van groep 7 Het materiaal van De wereld in getallen voor de onderbouw is gereed. Dit schooljaar (2009-2010) verschijnen alle materialen voor de bovenbouw. U kunt dus vanaf het schooljaar 2010-2011 met al het nieuwe materiaal van De wereld in getallen aan de slag. Dit boekje geeft u een voorproefje van groep 7. Kijk voor meer informatie ook op www.dewereldingetallen.nl. De wereld in getallen. Rekenen op z’n best.
Dit boek is speciaal gemaakt voor enkele scholen en kan nog kleine onvolkomenheden bevatten die in de definitieve versie (verschijning voorjaar 2010) niet meer voorkomen. De kwaliteit van dit exemplaar is niet representatief voor de definitieve versie. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. © Malmberg ‘s Hertogenbosch
Sport in beeld
Blok 2
21
Week 1
Blok 2
1
2
Les 1
Reken uit. 1 000 – 1 =
2 000 – 2 =
3 000 – 3 =
1 000 – 10 =
2 000 – 20 =
3 000 – 30 =
1 008 – 10 =
2 008 – 20 =
3 015 – 30 =
10 000 – 1 =
20 000 – 2 =
30 000 – 3 =
10 000 – 10 =
20 000 – 20 =
30 000 – 30 =
Wat kost het? 95 maat XS: € 7, 98 maat S: € 8, 9 ,4 maat M: € 11
8 maat 37: € 29,9 8 maat 38: € 29,9 9 ,9 maat 39: € 34 9 maat 40: € 34,9
,98 maat 152: € 14 ,45 maat 158: € 16 ,95 maat 164: € 20
* verzendkosten € 7,75
c Marc is de kleinste van het team.
a Arjen bestelt een shirt in maat 158.
Bestel voor Marc voetbalkleren en schoenen.
Wat moet hij betalen?
Wat moet Marc betalen? b Jos bestelt een shirt in maat 164, d Bestel voor jezelf voetbalkleren en schoenen.
een broek in maat S
3
22
en voetbalschoenen in maat 38.
Schat eerst: heb je genoeg aan 100 euro?
Wat moet hij betalen?
Reken het daarna precies uit.
Reken uit. € 21,55
€ 14,35
€ 8,47
€ 16,98
€ 17,80
€ 14,70
€ 31,29
€ 0,89
€ 31,51
€ 28,37
€ 43,49 +
€ 52,50 +
€ 60,90
€ 22,49
€ 41,45
€ 18,49 +
€ 0,35 +
€ 12,06 +
Les 2 1
Week 1
Hoeveel kost het ongeveer?
€ 5,45
4 shirts
2 shirts
8 shirts
12 shirts
12 shirts
€ 17,95
16 shirts 5 shirts
2
Blok 2
8 shirts 10 shirts 5 shirts
Hoe ver spring je met de hink-stap-sprong?
0 5,2 m
5,3 m
5,2 m a Tooske zet haar voet precies tussen 5,2 m en 5,3 m in. Waar is dat? b Hoeveel meter is de helft van 12,9 m? 3
12,92 m
13 m
5,3 m c Tooske springt precies tussen 12,92 m en 13 m in. Waar is dat? d Noem 3 getallen die tussen 7,95 en 8 liggen.
Welk kommagetal ligt er precies tussenin? 1,92
- … - 2
2,88
- … - 3
3,5 - … - 3,9
1,32
- … - 1,4
0,6 - … - 0,8
3,98
- … - 4
2,4 - … - 2,8
5,5
- … - 5,54
0,2 - … - 0,3
23,5
- … - 24
4,9 - … - 5
45,6
- … - 45,7
9,6 - … - 9,7
67,2
- … - 67,28
6,8 - … - 6,9
13,08 - … - 13,1
3,1 - … - 3,2
90,4
6,6 - … - 6,8 8,6 - … - 9
Denk aan meters!
- … - 90,5 23
Week 1
Blok 2
1
Hoeveel minuten duren de opnames? roeiwedstrijd
2
Les 3
van 9.53 uur tot 10.07 uur
BMX-race
van 13.35 uur tot 14.08 uur
speedbootrace van 17.45 uur tot 18.13 uur
crosscountry van 14.59 uur tot 15.50 uur
zeilwedstrijd
van 8.10 uur tot 9.01 uur
hardlopen
van 10.25 uur tot 10.45 uur
motorcross
van 15.25 uur tot 16.10 uur
kanoën
van 9.54 uur tot 10.14 uur
speedway
van 16.42 uur tot 17.05 uur
voetbal
van 19.00 uur tot 20.43 uur
Hoe groot is het terrein? 1 ha
1 ha 100 m × 100 m = 1 dam = … m 1 hm = … m 1 km = … m
a Hoeveel hectare is de oppervlakte van de sportterreinen? Illustrator: illustratie ontbreekt
b Hoeveel hectare is de oppervlakte van het voetbalveld? c Hoeveel hectare is de oppervlakte van het meer? d Wat is groter: het bos of het sportersdorp?
bos 3
meer
sportersdorp
sportterreinen
Wat is het verschil in oppervlakte?
Hoe groot zijn de velden?
voorbeeld 2/3 en 1/3 = 1 vakje
1 hm
is … ha.
is … ha.
is … ha.
is … ha.
is … ha.
is … ha.
Wat is de oppervlakte van alle terreinen samen? Ga verder met opgave 4 en 5 op pagina 13 van je werkboek. 24
Les 4 1
Blok 2
Reken handig. +
2
Week 1
99
+
198
–
216
420
318
325
338
427
615
478
635
247
562
554
703
633
758
99
Wat kost het ongeveer? a Stefan koopt een verrijdbare camera en € 699,–
een microfoon. Hoeveel ongeveer betaalt hij?
€ 198,–
b Luca koopt een camera, een tas en een € 495,–
microfoon. Hoeveel ongeveer betaalt hij? c Fatima koopt een tv, een statief en
€ 102,–
een cameratas. Hoeveel ongeveer betaalt zij? d
€ 596 € 306
€ 996,–
€ 298 +
€ 293,–
3
≈ € …
Reken ongeveer uit. € 395
€ 402
€ 491
€ 188
€ 289
€ 106
€ 601
€ 302
€ 307 +
€ 392 +
€ 299 +
€ 411 +
≈
≈
≈
≈
≈
€ 693
€ 890
€ 206
€ 298
€ 215
€ 505
€ 398
€ 697
€ 198 +
€ 296 +
€ 503 +
€ 295 +
≈
≈
≈ 25
Week 2
Blok 2
1
2
Les 1
Wat is de 7 waard? 37 925
7,35 m
€
7,25
12 872
4,75 m
€
14,75
70 583
9,27 m
€
25,07
25 937
73,25 m
€ 7.050,25
13 729
750,50 m
€ 1.705,60
Grote getallen.
1 000 000 = 1 miljoen
aantal kijkers Weekend Sport:
inwoneraantal:
1 × € 1 miljoen
zaterdag
1,6 miljoen
Amsterdam 0,8 miljoen
10 × € 100.000,–
zondag
0,7 miljoen
München
1,3 miljoen
Keulen
0,9 miljoen
prijzen van de sportloterij:
100 × € 10.000,– 1000 × €
1.000,–
Huizen te koop! Midstraat 48
€ 995.000,–
Hoofdstraat 23 € 900.500,–
Er zijn 4 fanclubs met ieder
Profvoetballer verkocht
250 000 leden.
voor € 16 miljoen.
Dwarsstraat 45 € 1.095.000,– 3
Getallen rond 1 miljoen. a Hoeveel meer dan 1 miljoen? 1 000 100
1 030 200
1 600 600
1 007 785
1 006 100
1 055 005
1 099 009
1 105 050
b Hoeveel minder dan 1 miljoen?
26
100 000
650 000
990 000
800 500
900 000
250 000
825 000
300 750
Les 2 1
Blok 2
Reken uit. zwemkaarten: betaal 13 deel: betaal 23 deel:
2
Week 2
€ 15,00
zwemkaarten: betaal 14 deel: betaal 34 deel: € 20,00
€ 60,00
€ 80,00
€ 150,00
€ 100,00
€ 36,00
€ 200,00
€ 45,00
€ 500,00
Welke twee maten horen erbij? a Hoe hoog staan de kinderen op de trap? 5m … …m … …m … 2m … …m 1 2m
b Pieter staat op de onderste
…
duikplank. Hoe hoog staat Pieter? c Brigit staat op de middelste plank.
…
Hoe hoog staat Brigit?
…
d Hoe hoog is de één na bovenste tree van de trap?
… …
e Schrijf bij elke maat de breuk en bij elke breuk de maat. 0m
…
1 5
0, … m 0m
1 4
0, … m 3
1m
…
…m
…
1,4 m …
1m
…m
…
1,25 m
2m
…m …
2m
…m
Vul de lege kaartjes in.
Maak opgave 2 op pagina 14 van je werkboek. 27
Week 2
Blok 2
1
Hoeveel glazen en bakjes kun je vullen? inhoud:
2 dl
2
Les 3
van 2 dl: van 1 dl:
25 cl
1 liter
inhoud:
van 25 cl: van 50 cl:
1 liter
2 liter
2 liter
3 liter
3 liter
4 liter
4 liter
Wat is de inhoud? c Kijk goed rond in het klaslokaal. 1m
3
Welke dingen hebben een inhoud groter dan 1 dm³ en kleiner dan 1 m³?
1m
1m
d Een kastje is 8 dm lang, 3 dm breed en 1m
1m
Is dat meer of minder dan 1 m³?
1m
1 dm3
1 dm 1 dm 1 dm
1 m3
a Reken uit hoeveel dm³ er in 1 m³ past. b Hoeveel cm³ past er in 1 dm³? 3
6 dm hoog. Hoeveel blokken van 1 dm³ passen erin? Wat is de inhoud van de kast?
1m
e Een kamer is 6 m lang, 4 m breed en 3 m hoog. Wat is de oppervlakte van de vloer? f Hoeveel kratten van 1 m³ passen er in die kamer? Wat is de inhoud van de kamer?
Meet met een groepje de oppervlakte en de inhoud. a Meet de lengte en de breedte van het lokaal. Wat is de oppervlakte van het lokaal in m2? Meet de hoogte van het lokaal. Hoeveel kratten van 1 m³ passen erin? Wat is ongeveer de inhoud van het lokaal? b Kies een ruimte waarvan jullie de oppervlakte en de inhoud gaan meten: de gang, de hal, de keuken, het magazijn, … Schrijf de antwoorden in je schrift. Ga verder met opgave 4 en 5 op pagina 15 van je werkboek.
28
Les 4 1
Blok 2
Reken handig. 6 × 36 = 216
2
Week 2
5 × 28 =
9 × 45 =
23 × 44 =
12 × 36 =
10 × 28 = 280
18 × 45 = 810
24 × 44 =
18 × 36 =
20 × 28 =
19 × 45 =
25 × 44 = 1100
60 × 36 =
25 × 28 =
27 × 45 =
10 × 44 =
30 × 36 =
50 × 28 =
36 × 45 =
35 × 44 =
Hoeveel van alles? a 2 000 kinderen doen aan sport.
sport voetbal
Hoeveel kinderen zitten op voetbal?
volleybal
Hoeveel kinderen zitten op basketbal
hockey
en hockey samen?
wielrennen
Hoeveel kinderen doen aan wielrennen?
basketbal wedstrijden b Er zijn 30 000 wedstrijden gespeeld
jeugd heren
in een weekend.
dames
Bedenk 3 vragen bij dit diagram.
zaalvoetbal
3
Hoeveel precies?
20 000 wielrenners
2400 zwemmers
32 leerlingen groep 8
6-8 jaar
diploma A
volleybal
9-12 jaar
diploma A, B
voetbal
13-16 jaar
diploma A, B, C
hockey
17-20 jaar
geen sport
Ga verder met opgave 3 op pagina 14 van je werkboek. 29
Week 3
Blok 2
1
2
Les 1
Zoek de foute antwoorden. Schrijf de verbeterde sommen op. 24 × 12 = 280
40 × 15 = 600
50 × 24 = 1400
25 × 12 = 300
40 × 30 = 1200
50 × 48 = 2400
25 × 24 = 580
20 × 60 = 1200
25 × 48 = 1200
50 × 12 = 600
21 × 60 = 1220
26 × 48 = 1228
49 × 12 = 588
39 × 30 = 1140
13 × 48 = 624
Hoeveel kosten de nieuwe fietsen? € 698,–
2 7 5
4
3
2 7 5
6 ×
3 0 € 318,–
4 2 0
6 ×
1 6 5 0
1 2 0 0 + € 275,–
a Fietsclub Snel koopt 6 nieuwe racefietsen. Hoeveel kost dat samen? € 475,–
b Koop voor de herenfietsclub 8 nieuwe fietsen. Hoeveel kost dat samen? c Welke fiets zou jij graag willen kopen voor
€ 538,–
je vrienden of vriendinnen? Koop 7 dezelfde fietsen en reken uit.
3
Reken uit. 85 7×
68 9× 30
177 8×
225 5×
472 9×
314 8×
138 5×
116 6×
Les 2 1
2
Week 3
Blok 2
Reken uit. 1 2 1 4 1 3 1 6
jaar is … maanden.
1 12
jaar is … maand.
1 4 1 3 1 2 1 3 1 4
jaar is … maanden. jaar is … maanden. jaar is … maanden.
uur is … minuten. uur is … minuten. minuut is … seconden. minuut is … seconden. minuut is … seconden.
1 2 1 4
etmaal is … uur.
1 12 1 3 1 6
etmaal is … uur.
etmaal is … uur. etmaal is … uur. etmaal is … uur.
Hoeveel water zit er in de bidons? Hoeveel is het samen? Welke sommen horen erbij?
a
b
c
1 liter
d Jan drinkt een volle bidon
3
e Jan drinkt 14 l water uit
f Er zit nog 12 l water in de
voor de helft leeg.
een volle bidon.
bidon. Els drinkt 14 l water
Hoeveel water zit er nog in
Hoeveel water zit er nog
uit de bidon.
de bidon?
in de bidon?
Hoeveel water blijft er over?
Reken uit. 1 3 1 4 1 5 1 8 1 6
l + 13 l = … l l+ l=…l
1l– l=…l
l+ l=…l
1l– l=…l
l+ l=…l
1l– l=…l
4 5 3 4 5 8 6 9
1l– l=…l
8 10
2 4 3 5 2 8 5 6
l+ l=…l
1 l – 25 l = … l 3 4 1 3 1 6 4 5
– – – – –
1 5 1 4 2 8 4 9
= = = =
1 10 =
31
Week 3
Blok 2
1
Les 3
Hoeveel gram of kilogram? 100 g = …,… kg
2,5 kg = …g
2
1,3 kg = … g
1 kg = 250 g + … g
0,2 kg + 500 g = … g
0,2 kg = … g
1 kg = 0,1 kg + … g
1,1 kg + 200 g = … kg
1,5 kg = … g
1,5 kg = 0,7 kg + … g
100 g + 1500 g = … kg
2,1 kg = … g
2 kg = 350 g + … g
0,3 kg + 1,4 kg = … g
0,5 kg = … g
2,2 kg = 0,9 kg + … g
0,5 kg + 500 g = … kg
Wat is de snelste tijd? a 100 m vrije slag Wie heeft gewonnen?
baan 1 Joeri
0.59,03
baan 2 Ian
0.47,87
baan 3 Mark
0.51,01
baan 4 Pieter
0.47,84
baan 5 Laszlo
0.49,36
de eerste en de laatste plaats?
baan 1
1.03,30
Wat is de snelste tijd?
baan 2
0.59,99
baan 3
0.59,13
baan 4
1.01,99
baan 5
0.59,59
Wie komt op de tweede plaats? Wie komt op de derde plaats? Hoeveel tijdverschil is er tussen
b 100 m schoolslag Wat is de langzaamste tijd? Hoeveel tijdverschil zit er tussen baan 2 en baan 1? In baan 1 wordt 0.00,01 langzamer gezwommen. Wat is de tijd dan? 3
Wat zijn de rondetijden? Een rondje is 400 m. Kees rijdt de 5000 m tegen Ard. Na 1000 m is de tijd van Kees 1.15,17. De tijd van Ard is 1.15,97. Na 1400 m is de tijd van Kees 1.45,21. De tijd van Ard is 1.45,55. a Wie ligt er voor bij 1000 m? b Wie ligt er voor bij 1400 m? c Wat is de rondetijd van Kees? d Wat is de rondetijd van Ard? Ga verder met opgave 4, 5 en 6 op pagina 17 van je werkboek.
32
Les 4 1
Week 3
Blok 2
Hoeveel blikken? a Uit hoeveel blikken bestaat de stapel? b Hoeveel blikken zijn het als je er nog een laag onder zet? c Hoeveel blikken heb je nodig voor een stapel van 8 lagen? d Hoeveel lagen heb je met een stapel van 28 blikken? e Hoeveel lagen heb je met een stapel van 55 blikken?
2
Hoe lang duurt de race? Michael rijdt in 1.28,00 een rondje op het circuit. Een pitstop duurt 15 seconden. Hij rijdt 10 rondjes en heeft 1 pitstop. Hoe lang duurt de race? Hoe lang duren 5 rondjes zonder pitstop?
3
Reken uit. a De Ferrari finisht in 14.01,58.
b Vorig jaar kostte deze
De Alfa Romeo finisht in 13.58,01.
BMW € 650.000,–.
Hoe groot is het verschil?
Dit jaar is hij € 50.000,– duurder. Wat betaalt de coureur nu?
c Welk getal ligt er precies 12,2 l
12,6 l
Benzine
Benzine
tussenin?
e Het racecircuit is 7500 m lang. Hoeveel rondjes heb je afgelegd als je d Aan het begin van de dag
45 km hebt gereden?
staat de kilometerteller op 19 709. Na een paar uur 2 0 11 2
training staat de teller op 20 112. Hoeveel kilometer is er gereden in de training?
33
Afsluiting
Blok 2
1
De Olympische ringen
Hoe combineer jij de ringen? Dit heb je nodig: •
kleurpotloden of stiften
•
papier
De Olympische ringen stellen de vijf werelddelen voor: blauw voor Europa rood voor Amerika groen voor Australië zwart voor Afrika geel voor Azië
Je kunt de ringen ook anders combineren.
Teken en kleur met kleurpotloden of stiften nog een paar combinaties. Zoek daarna uit hoeveel combinaties er mogelijk zijn.
34