rekenboek
6a
lessen
507019
Het museum
Blok 2
OPENINGSTIJDEN
zomerseizoen van 1 apr. t/m 31 okt. elke dag geopend van 10.00 - 17.00 uur winterseizoen elk weekend geopend van 11.00 - 15.00 uur
Prijzen groepen p.p. € 12,50 volwassenen: € 15,kinderen € 7,50
Week 1
Blok 2
1
Les 1
Geheimschrift. 235 + 365 = 600
m
de helft van 1200
400 – 140 – 80
6 × 70
6 × 150
48 : 4
560 : 8
het dubbele van 58
65 + 75 + 40
5 × 180
i = 12 m = 600 e = 70 d = 116 u = 180 g = 420 s = 900
Welk woord lees je? 2
Welke jaartallen kun je uitspreken?
TENTOONSTELLINGEN NU IN HET MUSEUM | HET LEVEN ROND 1330 | WERKPLAATS UIT 1850 MUSEUMNIEUWS Wat of wie komt in tweeduizend tien naar Nederland? Lees verder
VERWACHT: Franse schilderkunst uit de 19de eeuw
KINDERMUSEUM ‘Kind van de wereld’ is sinds 2009 geopend. Lees verder TENTOONSTELLINGSAGENDA Molenmuseum - Van de grote weg af, Cor Dik, schilder (1906 – 1975) te zien tot en met 24-09-2010 Textielmuseum - In kleur geweven, Ria van Eijk, wandkleden (vanaf negentienachtennegentig) te zien tot en met 24-09-2010 Tevens wandkleden te koop. Prijzen vanaf € 1.675,-
ALTIJD TE ZIEN: 3 verschillende collecties: - portretgalerij van 1647 - de gouden eeuw: de 17de eeuw - de schrijfkunst, de ganzenveer is sinds zeshonderdenvijfendertig in gebruik
3
Werken met grote getallen. Maak de opgave samen met een klasgenoot. a Neem het schema over en schrijf het getal in het schema. drieduizend zeshonderdvijfenzeventig
22
b Spreek het getal uit. Schrijf het D H T
E
getal daarna in woorden: 5308
twaalfhonderdvierenzeventig
8723
negenduizend tien
3998
zesenzestighonderdvijfentachtig
1362
achtduizend eenentwintig
4006
Les 2 1
2
Week 1
Blok 2
Welk getal komt erna? 4559 - …
7829 - …
4538 - …
7659 - …
5777 - …
8889 - …
2999 - …
9999 - …
1009 - …
3079 - …
5009 - …
6897 - …
5370 - …
6809 - …
6789 - …
3349 - …
Welke bedragen kun je handig optellen? 2,€7
,€ 243
a
€1 75 ,-
tuinmolen € 72,− badlaken € 23,− zeefdruk, ingelijst € 24 3,− fotoboek € 128,− schilderij € 457,− spinnewiel € 225,− stelten € 38,− hoepel € 25,− Vliegende Hollander € 17 5,− speelhuisje € 477,−
€3 8,-
b Rekenen met spullen uit de museumwinkel.
• Oom Winston heeft € 500,−. Hij wil graag een Vliegende Hollander en een spinnewiel kopen. Heeft hij genoeg geld? • Buurvrouw Lise koopt een molen, een fotoboek, een hoepel en een Vliegende Hollander. Wat moet zij betalen? • Tante Jasmijn koopt een speelhuisje en een badlaken. Wat betaalt zij? • Jij mag je moeder helpen met uitzoeken. Welke cadeaus koop jij voor 600 euro? 3
Tel de getallen handig op. 145 72
267 28
330
108 133
35
65
55
70
292
390
430
375
720
180 110
340
60 270
125
125
75
184
21
1305 2650
291 109
5350 205
295
79
416
4150 795
150
2850 850 23
Week 1
Blok 2
1
Les 3
Naar het museum. a Welke maanden horen bij het zomerseizoen? b In welke maanden zijn de winterfeesten? c In welke maanden kun je alleen in het weekend naar het museum? d Op eerste kerstdag is het museum gesloten. Welke datum is dat?
OPENINGSTIJDEN zomerseizoen van 1 april tot en met 31 oktober elke dag geopend van 10.00 - 17.00 uur winterseizoen elk weekend geopend van 11.00 - 15.00 uur winterfeesten van 1 december tot en met 31 januari elke dag geopend van 12.00 - 20.00 uur
e Welke datum is nieuwjaarsdag? f Welke datum is oudejaarsdag?
gesloten op eerste kerstdag en nieuwjaarsdag geopend op tweede kerstdag en oudejaarsdag van 12.00 - 16.00 uur
2
Wat zijn de oppervlaktes in de kruidentuin? a Wat is de oppervlakte van het veldje met tijm?
1m 1 m2 bieslook
tijm
1m
b Wat is de oppervlakte van het veldje met selderij? c Wat is de omtrek van het veldje met peterselie? d Wat is de omtrek van het veldje met bieslook?
selderij
e Wat is de oppervlakte van het veldje met kamille? peterselie
f Hoeveel m² kruidenveldjes zijn er in totaal? g Om alle veldjes apart komt een hek. Hoeveel meter hekwerk heb je in totaal nodig?
kamille
Ga verder met opdracht 3 en 4 op pagina 13 van je werkboek. 24
Les 4 1
2
Week 1
Blok 2
Reken handig. het dubbele:
het dubbele:
de helft:
de helft:
210 - …
180 - …
360 - …
120 - …
430 - …
350 - …
420 - …
440 - …
106 - …
290 - …
240 - …
690 - …
320 - …
445 - …
300 - …
270 - …
125 - …
275 - …
450 - …
530 - …
Wie is er het dichtstbij? a Iedere duizendste bezoeker krijgt een cadeautje. Helaas geen cadeautje voor Jorian, Daphne en Benjamin! Maar wie was het dichtst bij een duizendtal? Welk duizendtal?
Daphne
Jorian
Benjamin
b Waar ligt het getal het dichtstbij?
3
2578
2000 of 3000
5982
5000 of 7000
3249
3100 of 3300
Kies steeds het getal dat er het dichtstbij ligt. 7005
6000 8000
4840
4000
5000
1865 1800 1900
8990
8000 9000
5270
5000
5500
2995 2500 3500
4103
3000 5000
6020
5500
6500
4625 4000 5000
1990
1000 3000
3620
3500
3750
3873 3500 4000
6010
5000 7000
2550
2250
2750
6358 6000 6500 25
Week 2
Blok 2
1
Les 1
Reken uit hoeveel het ongeveer is. Rond af op een honderdtal.
2
303 + 588 ≈ 900
695 + 108 ≈
301 + 603 ≈
289 + 598 ≈
595 + 312 ≈
703 + 288 ≈
708 + 198 ≈
309 + 688 ≈
492 + 414 ≈
589 + 195 ≈
801 + 198 ≈
495 + 205 ≈
Hoe reken jij?
a 375 volwassenen en 128 kinderen gaan op zaterdag met de trein naar het museum.
375 + 128
3 7 5 1 2 8 +
... + ... = ... + ... = ... + ... =
+
b De dag erna reisden 467 bezoekers per trein en 359 bezoekers per bus. 3
26
Tel het totaal aan bezoekers. gisteren:
vandaag: samen:
278
255
… bezoekers
638
258
… bezoekers
365
556
… bezoekers
427
185
… bezoekers
667
288
… bezoekers
Les 2 1
Blok 2
Tel steeds de 4 getallen op. 80 60
30 20
150 150 270
30
40 260 40 170 2
Week 2
610 220 90 180
230 70 120 80
370 140 60 80
360 280 240 120
380 50 120 60 540 70 90 260
550 100 350 150
Wat kost het precies? museum
museum
Rommeldam:
Opengracht:
volwassenen
€ 14,−
€ 23,−
groepsprijs vanaf 10 personen
€ 11,−
€ 22,−
kinderen van 4 tot 12 jaar
€ 8,−
€ 15,−
groepsprijs kinderen vanaf 10 personen
€ 6,−
€ 12,−
•
Hoeveel moet je betalen voor 10 volwassenen bij museum Rommeldam?
•
Hoeveel moet je betalen voor 10 kinderen bij museum Opengracht?
•
Een paardrijclub wint een geldbedrag van € 220,−. Kunnen de 10 volwassen leden naar museum Opengracht?
•
Een ponyclub wint 150 euro. Kunnen de 10 kinderen van de club museum Opengracht bezoeken?
3
Reken de som uit en schrijf de keersom op die erbij hoort. Doe het zo: 450 : 10 = … en … × 10 = 450 100 : 10 =
360 : 10 =
810 : 10 =
160 : 10 =
400 : 10 =
150 : 10 =
200 : 10 =
820 : 10 =
720 : 10 =
240 : 10 =
480 : 10 =
260 : 10 =
300 : 10 =
580 : 10 =
310 : 10 = 27
Week 2
Blok 2
1
Les 3
Maak de rij af. a Elke 55 minuten start de rondleiding.
a
9.25 uur - … uur - … uur - … uur - … uur - … uur b Elke 35 minuten start de kinderspeurtocht door het museum. 9.00 uur - … uur - … uur - … uur - … uur - … uur c In het weekend start de rondleiding elke 20 minuten.
b
12.05 uur - … uur - … uur - … uur - … uur - … uur 2
Tel je mee? aantal bezoekers
100 80 60 40 20 0
ma
di woe do vrij dagen van de week
In het diagram lees je hoeveel mensen in de herfstvakantie meeliepen met een rondleiding. a Op welke dag liepen de meeste mensen mee? Hoeveel mensen waren dat? b Hoeveel mensen liepen op vrijdag mee? c Op welke dag liepen de minste mensen mee? Hoeveel mensen waren dat? d Hoeveel mensen liepen er in totaal op alle dagen mee? 3
Bedenk 3 vragen die je kunt oplossen met de informatie uit het diagram. aantal bezoekers
250 200 150 100 50 0
volwassenen za
zo
kinderen
dagen van de week
Ga verder met opgave 4 en 5 op pagina 15 van je werkboek. 28
c
Les 4 1
Week 2
Blok 2
Reken handig. Zorg dat het antwoord per rijtje steeds hetzelfde is.
2
180
300
420
750
195 – 15
150 + …
515 – …
795 – …
140 + …
175 + …
170 + …
… + 500
3 ×…
900 : …
… :2
3 ×…
10 × …
5 ×…
3 ×…
5 ×…
450 – …
198 + …
… × 10 … – 250
Reken je mee met hoeveelheden? a In 1 week verkoopt het café 1981 sorbets. Hoeveel sorbets zijn dat ongeveer in 2 weken? b In 1 maand zijn 2853 glazen fris verkocht. Hoeveel glazen zijn dat ongeveer in 3 maanden? c Kijk naar de verkoop van flesjes frisdrank. Welke som bedenk jij? maandag
- 179
dinsdag
- 207
woensdag - 334 donderdag - 122 vrijdag
3
- 579
Rond af op een duizendtal. 4073
4000 2053
1095
5331
1122
1125
2442
2983
5213
6221
3955
4251
3543
1582
7218
2354
8347
6446
1275
5432 29
Week 3
Blok 2
1
Les 1
Welk getal staat bij de pijl? a b
c
8000 2
d
e
f
g
h
9000
10 000
Rondom kastelen. Tel je mee door en terug?
a Elke avond komen er vleermuizen bij.
Sommige vleermuizen vliegen ’s avonds uit.
Tel verder: 1948 - 1949 - … - … - …
Tel met 1 terug: 3003 - … - … - … - …
1997 - … - … - … - …
Tel met 10 terug: 3025 - … - … - … - …
b Op weg naar kasteel Rozenoord.
Kasteel Montfort ligt op een hoogte van 2035 m.
Bij elke 10 m staat een paaltje.
Loop de berg af en plaats om de 10 m
Tel verder:
een stokje.
1950 - 1960 - … - … - …
Kun je dat in sprongen van 10 laten zien?
2970 - … - … - … 3
30
Tellen. steeds 1 verder:
steeds 1 terug:
steeds 10 verder:
steeds 10 terug:
4787 7996
6004 5203
8065 3973
9333 6026
4788 7997
6003 5202
8075 3983
9323 6016
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
Les 2 1
Week 3
Blok 2
Oefentoets. Maak de tempotoets op kopieerblad 8.
2
Museummolens.
De radmolen bestaat al vanaf 1840.
Dit is een stellingmolen uit 1896.
Hij is voor het eerst flink opgeknapt in 1965.
De molen is in 1909 afgebrand.
In 1998 gaf monumentenzorg subsidie voor
In 1920 startte de herbouw van de molen.
een tweede opknapbeurt.
In 1988 werd de buitenkant nog een keer
De molen werd in 2003 opnieuw in gebruik
gerestaureerd.
genomen. Vanaf 2006 kon het publiek de
De molen is heropend in 2009.
molen bezichtigen. 3
Hoe lang duurden de restauraties?
a bouwjaar 1811
b bouwjaar 1622
restauratie: 1996 - 2004
restauratie: 1889 - 1901
d 1002 – 999 =
1004 – 997 =
4002 – 3996 =
4003 – 3997 =
7001 – 6995 =
5005 – 4999 =
c bouwjaar 1817 restauratie: 1998 - 2005
31
Week 3
Blok 2
1
2
Les 3
Rekenen met hoeveelheden.
1
l = … dll
1
l = … mll
800 ml = … dl 2
l = … dl
6 dl = … ml
5 dl = … l
250 ml = … dl
100 ml = … dl
7 dl = … ml
500 ml = … l
Wie ziet wat? Stefan (a), Mineke (b), Zeynep (c) en Edwin (d) staan midden op het museumplein. Zoek uit wat ieder kind ziet. Schrijf het in je schrift.
a b
c d
Ga verder met opgave 3 op pagina 17 van je werkboek. 32
Les 4 1
2
Week 3
Blok 2
Reken handig. 2 × 49 =
2 × 99 =
8 × 28 =
3 × 29 =
4 × 97 =
5 × 79 =
4 × 19 =
3 × 98 =
3 × 88 =
2 × 39 =
5 × 96 =
4 × 69 =
2 × 29 =
3 × 99 =
7 × 59 =
Hoeveel bezoekers ontving de museummolen? In de maand september bezochten 5900 mensen de molen. In de maand oktober bezochten 7200 mensen de molen. Kun jij hierover 3 sommen bedenken en uitrekenen?
3
Verhaalsommen.
a Na hoeveel jaar is de molen opgeknapt?
b Hoeveel kilo meel ligt er op de weegschaal?
d Bij windkracht 6 maalt de molen 89 kg meel
c Wie kocht het eerst zijn entreekaartje?
e In de souvenirwinkel zijn miniatuurmolens
per uur. Op zo’n stormachtige ochtend draait
te koop. 1 molentje kost € 2,65. Kees begint
de molen 4 uur. Hoeveel kilo meel is er
een verzameling en koopt 4 molens. Wat
ongeveer gemalen?
moet hij ongeveer betalen? 33
Afsluiting
Blok 2
1
Logisch-denken-quiz
Zoek uit welk getal bij het plaatje hoort. Voor elke rij en boven elke kolom staat een getal. Dat getal krijg je als je de waarde van de foto’s in elke rij of kolom optelt. Elke foto heeft steeds dezelfde waarde. Tip: de tweede kolom is het makkelijkst! 26 20 26
17 13
18
22
20
22
20
foto A = … 34
foto B = …
foto C = …
foto D = …
foto E = …