Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Regioplan ‘Regelrecht RAAK’ Regel en bewaak de rechten van het kind door samenwerking, signalering en interventies
Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren
© Jan van Breda 2004
Opgesteld door Eveline Monteiro, in samenwerking met de volgende ketenpartners: LEVgroep/AMW; Bureau Jeugdzorg/ AMK; Zorgboog; Politie; GGD BrabantZuidoost; GGZ Oost-Brabant; Elkerliek; Gemeenten Peelregio; Stichting welzijn Helmond; Onderwijs; Savant; Huisartsen; Novadic-Kentron; MEE Zuidoost- Brabant; ORO; Homestart; Bijzonder Jeugdwerk Brabant (BJB); Raad van Kinderbescherming; Kinderopvang; OCGH; De Combinatie; Slachtofferhulp.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
1
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
INHOUDSOPGAVE DEEL A en DEEL B Managementsamenvatting
4
DEEL A
7
1. Inleiding 2. Wat is kindermishandeling? 2.1. Landelijke en regionale cijfers 2.2. Gevolgen 2.3. Wetgeving 3. Projectkader 3.1. Projectresultaat/doelstellingen 3.2. Doelstellingen 3.3. Doelgroep en doelgebied 4. Projectfasering 4.1. Globale opbouw 4.2. Fases 5. Projectplanning 6. Projectorganisatie 7. Projectcommunicatie 8. Proces- en effectevaluatie 9. Randvoorwaarden voor succes 9.1. Samenwerking en draagvlak 9.2. Zorgcontinuüm en Wmo-functies 9.3. Raamwerk: 55 punten 9.4. Aandachtspunten vanuit de regio’s 9.5. No-go momenten 10. Meerwaarde RAAK-aanpak 11. Borging resultaten B: WERKPLAN
28
1. Inleiding 2. Overzicht speerpunten 3. Werkplan per speerpunt 4. Verbinding RAAK en CJG in de werkplannen 5. Begroting uitvoering RAAK 6. Overige projecten, good practices en maatregelen Bijlage 1: actieverklaring
67
Bijlage 2: raamwerk 55 punten Bijlage 3: signalen van kindermishandeling Bijlage 4: begroting Literatuur en websites
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
2
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
In memoriam Dries van Dantzig, voorzitter RAAK (Gouda, 23 december 1920 . Amsterdam, 8 november 2005) Namens RAAK uitgesproken door Jan Willems
1
‘Wij dragen als gemeenschap en daarom ieder van ons als individu gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van kinderen, burgers in wording..’. Dries van Dantzig.
2
‘RAAK gaat door met de missie van Dries. Die missie is de aanpak van kindermishandeling als aanklacht tegen een maatschappij die tegelijk weet en niet weet dat de kwaliteit van de samenleving staat en valt met de opvoeding van kinderen. En dat de kwaliteit van die opvoeding staat en valt met het welzijn en de geestelijke gezondheid van opvoeders. De emancipatie van ouders en kinderen staat in de startblokken’, aldus Jan Willems
1 Prof dr. Jan Willems is verbonden aan de Capaciteitsgroep Internationaal en Europees Recht en het Centrum voor de Rechten van de Mens van de Universiteit Maastricht. Daarnaast is hij vanwege de stichting Defence for Children International-Nederland (DCI/ECPAT) verbonden aan de VU in Amsterdam als de eerste – en tot nu toe enige – hoogleraar Rechten van het kind in Nederland. 2 A. van Dantzig, .Woord vooraf,. in: Paul Baeten en Jan Willems, De maat van kindermishandeling; Richtlijnen voor het handelen van beroepskrachten . Meldcode en criteria van kindermishandeling, SWP: Amsterdam 2004, pp. [5-6], op p. [5].
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
3
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Managementsamenvatting project ‘Regelrecht RAAK’ Hieronder volgt een samenvatting van de aanleiding, de inhoud en de opbouw van het regionale project ‘Regelrecht RAAK’. Aanleiding Per jaar worden meer dan 100.000 kinderen mishandeld. Veel kinderen leven dagelijks in grote angst; zij worden seksueel misbruikt, geslagen, vernederd en/of ernstig verwaarloosd. Bovendien zijn er gezinnen met ouders die nauwelijks berekend zijn op hun taak. Gezinnen waarin vaak allerlei ernstige problemen spelen, zoals chronische spanningen, verslavingsproblemen, schulden, criminaliteit of de ellende van en rond echtscheidingen. Ook in die gezinnen lopen kinderen gevaar. De minister voor Jeugd en Gezin heeft de gemeente Helmond als centrumgemeente gevraagd de regie te voeren over de regionale aanpak van kindermishandeling. Eind juni 2008 besloten de wethouders Zorg uit de Peelregio akkoord te gaan met de ‘Actieverklaring Aanpak Kindermishandeling’. Vervolgens heeft de gemeente Helmond de verklaring ondertekend en de RAAK-middelen aangevraagd. Wat is RAAK? RAAK is een landelijk project en staat voor Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling. De RAAK-aanpak is tussen 2003 en 2006 ontwikkeld in vier proefregio’s in Nederland en is doeltreffend gebleken. Kern van deze aanpak is dat instellingen en professionals op regionaal niveau gezamenlijk werken aan een samenhangende en effectieve aanpak van kindermishandeling. Voor het beschrijven van de gewenste doelen van de aanpak zal iedere centrumgemeente zoveel mogelijk uitgaan van de eigen regionale en lokale omstandigheden. Resultaat van ‘Regelrecht RAAK’ Met het regionale project ‘Regelrecht RAAK’ streeft de Peelregio het volgende overkoepelende eindresultaat na: eind 2011 heeft de regio een sluitende aanpak van kindermishandeling volgens de RAAK-methodiek. Concreet betekent dit: •
Er is beter aanbod voor ouders op het gebied van opvoedingsondersteuning.
•
Het aanbod is toegankelijker geworden.
•
Professionals zijn beter in staat kindermishandeling te signaleren en erop te reageren.
•
Het is mogelijk om binnen enkele dagen intensieve bescherming te regelen.
•
Er zijn meer gevallen van kindermishandeling gemeld.
Doelgroepen en doelgebied De doelgroepen van het project zijn: •
Baby’s, kinderen en jongeren vanaf –9 maanden tot 23 jaar.
•
Opvoeders in de breedste zin van het woord.
•
Professionals die te maken hebben met baby’s, kinderen en jongeren vanaf –9 maanden tot 23 jaar.
Deze doelgroepen zijn woonachtig in de Peelregio waaronder de volgende gemeenten vallen: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
4
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Zorgcontinuüm en Wmo-functies Het zorgcontinuüm is de leidraad in het project. Daarin worden de mogelijke interventies op het gebied van kindermishandeling in vijf niveaus ingedeeld, die onderling samenhangen. De eerste drie niveaus zijn pro-actief, algemeen ondersteunend en begeleidend en niet specifiek op kindermishandeling gericht. De twee laatste niveaus zijn reactief en specifiek gericht op (signalen van) kindermishandeling. Deze niveaus worden afgezet tegen de vijf Wmo-functies zoals informatie en advies, signalering, toeleiding naar het hulpaanbod, licht pedagogische hulp en coördinatie van zorg op lokaal niveau. Elk niveau krijgt op deze manier de nodige aandacht. Ketenpartners Om de verschillende niveaus binnen het zorgcontinuüm goed op elkaar af te stemmen, is het streven dat alle ketenpartners beter weten wat signalen van kindermishandeling zijn, alerter zijn op deze signalen en beter samenwerken. Met ketenpartners bedoelen wij alle organisaties en instellingen die op enigerlei wijze actief zijn op het gehele of een deel van het zorgcontinuüm, zoals LEVgroep; Bureau Jeugdzorg en AMK; Zorgboog; Politie; GGD Brabant-Zuidoost; GGZ Oost-Brabant; Elkerliek; Gemeenten Peelregio; Stichting welzijn Helmond; AMW Deurne; Onderwijs; Savant; Huisartsen; Novadic-Kentron; MEE Zuidoost Brabant; ORO; Homestart; Raad van Kinderbescherming; BJ Brabant; Kinderopvang; OCGH advies; De Combinatie; Slachtofferhulp. Opbouw van het project Het project begint met het maken van
Projectplan met projectkader
een startfoto. Op basis van de Startfoto
gegevens uit de startfoto worden regionaal speerpunten benoemd, naast de landelijk vastgestelde speerpunten zoals het opstellen van een
Benoemen speerpunten op basis van startfoto Goedkeuring speerpunten door alle ketenpartners
scholingsplan en het invoeren van een regionaal handelingsprotocol/meldcode. Vervolgens worden de speerpunten
Werkplan opstellen met ‘smart-doelstellingen’ Goedkeuring regioplan; projectplan en werkplan
uitgewerkt in een regionaal gedragen werkplan en uitgevoerd door lokaal
Uitvoering van werkplan door werkgroepen
samengestelde werkgroepen. Tot slot is de ambitie dat eind 2011 de
Borging resultaten
succesfactoren van het project geborgd en ingebed zijn in de reguliere werkzaamheden van de betrokken ketenpartners. Bij de uitvoering van het project wordt nadrukkelijk samenwerking gezocht met de lokale centra Jeugd en Gezin, Bureau Jeugdzorg/AMK en het Steunpunt Huiselijke Geweld. Een zorgvuldig opgezet regioplan en een nauwgezet team van bestuurders en uitvoerders kunnen van dit project een succes maken.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
5
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Mevrouw E.A. Monteiro is het aanspreekpunt voor dit project. De heer P. Berkers is de projectleider en vervult de regierol namens de Peelregio en is tevens het gemeentelijke aanspreekpunt. Voor verdere informatie kunt u contact opnemen met,
[email protected], 06-3040916.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
6
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
DEEL A: Projectplan RAAK Peelregio
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
7
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
INHOUDSOPGAVE DEEL A: PROJECTPLAN 1. Inleiding 2. Wat is kindermishandeling? 2.1. Landelijke en regionale cijfers 2.2. Gevolgen 2.3. Wetgeving 3. Projectkader 3.1. Projectresultaat/doelstellingen 3.2. Doelstellingen 3.3. Doelgroep en doelgebied 4. Projectfasering 4.1. Globale opbouw 4.2. Fases 5. Projectplanning 6. Projectorganisatie 7. Projectcommunicatie 8. Proces- en effectevaluatie 9. Randvoorwaarden voor succes 9.1. Samenwerking en draagvlak 9.2. Zorgcontinuüm en Wmo-functies 9.3. Raamwerk: 55 punten 9.4. Aandachtspunten vanuit de regio’s 9.5. No-go momenten 10. Meerwaarde RAAK-aanpak 11. Borging resultaten
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
8
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
1. Inleiding ‘Janine blijft wat in de buurt van de schoolpoort hangen. Voor haar is de school een veilige haven, een stabiele omgeving. ‘Wel Janine? Ga je niet naar huis?’, vraagt meester Erik van groep 6, als hij het meisje ziet staan. Janine knikt alleen maar. Erg langzaam komt zij in beweging. Het liefst was ze op school gebleven.’ ‘Ik doe altijd mijn best maar het is nooit goed genoeg. Als ik een slechte toets maak, durf ik haast niet naar huis. Papa wordt dan woedend en scheldt me uit. Hij zegt voortdurend dat ik lui ben en mijn talenten niet gebruik. Gisteren kwam ik met een zes voor wiskunde naar huis. Hij gooide mijn pennenzak naar mijn hoofd. Ik heb hem nog nooit zo boos gezien. Ik ben zonder eten naar boven gestuurd.’ ‘Vanaf mijn zesde moest ik van mijn vader thuis de afwas van vijf dagen doen, vol met schimmel. Mijn drie jaar jongere zus, dát was zijn oogappel. Ik zou volgens hem nooit wat bereiken. Als straf stuurde hij me vaak zonder eten naar bed. Enkel bij mijn knuffelbeesten vond ik troost. Op een dag waren ze verdwenen: hij had ze allemaal naar het containerpark gebracht.’ 3
De impact van mishandeling op de levens van kinderen is enorm . Niets is bedreigender voor een kind dan gewelddadigheid van volwassenen op wie een kind voor zijn gevoel van veiligheid is aangewezen. De negatieve gevolgen van kindermishandeling werken vaak levenslang door. Ouders zijn als eersten verantwoordelijk voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van hun kind. Die verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 247 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dat daarbij het gebruik van geweld uit den boze is, bevestigt de onlangs toegevoegde norm: geweld hoort in de opvoeding niet thuis. Ouders zijn verplicht om hun kinderen te verzorgen en op te voeden zonder toepassing van geestelijk of lichamelijk geweld of een andere vernederende behandeling. Helaas maken niet alle ouders die verantwoordelijkheid waar. Wat mishandelde kinderen hoe dan ook nodig hebben, zijn volwassenen in hun omgeving die oog hebben voor hun angst en ontberingen. Om de aanpak van kindermishandeling te laten slagen is de inzet van velen nodig: overheid, beroepskrachten, vrijwilligers én ‘gewone mensen’ uit de omgeving van kinderen. Samen met de provincies en gemeenten wil het kabinet de ‘RAAK-aanpak’ systematisch implementeren. De Peelregio heeft zich hieraan gecommitteerd en middelen gekregen om de RAAK-aanpak met als doel een sluitende aanpak van kindermishandeling, te implementeren. Dit Regioplan bevat twee delen. Het eerste deel is gewijd aan het projectplan waarin doelstelling, doelgroepen, doelgebied, planning en randvoorwaarden worden geschetst. Het tweede deel staat 4
geheel in het teken van het werkplan .
3 4
Bron: folder ´actieplan aanpak kindermishandeling, kinderen veilig thuis´ ministerie Jeugd en Gezin Dit document zal gedurende de projectperiode van RAAK aangepast kunnen worden aan de mogelijkheden in de praktijk.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
9
Regioplan ‘Regelrecht RAAK’ concept 3 __________________________________________________________________________________________ 2. Wat is kindermishandeling? De vader van Jasper heeft losse handjes en geeft zijn vrouw vaak een klap. Als hij echt kwaad is, slaat hij haar helemaal in elkaar – voor de ogen van Jasper. Als die er wat van zegt wordt hij ook geslagen. Hij houdt zijn mond, maar vindt het niet fijn om thuis te zijn. Blootgesteld worden aan huiselijk geweld zonder dat het kind zelf rechtstreeks slachtoffer is, is niet de enige vorm van kindermishandeling. Kindermishandeling kent verschillende vormen, die gelijktijdig kunnen voorkomen. Er kan sprake zijn van lichamelijke mishandeling/verwaarlozing, psychische of emotionele mishandeling/ verwaarlozing en/of seksueel misbruik. 5
Kindermishandeling is 'elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel' (Wet op de jeugdzorg). Dat is een ingewikkelde volzin die waarschijnlijk een heleboel vragen oproept. Vanwege de praktische toepasbaarheid, geven wij in dit document de voorkeur aan het enerzijds 6
formuleren van verschillende vormen van kindermishandeling met de daarbij behorende mogelijke verklaringen. Anderzijds willen we dit probleem van kindermishandeling graag toelichten aan de hand van drie perspectieven incl. de terreinen waarop de oplossingen gezocht kunnen worden. Ten eerste de vormen van kindermishandeling en de mogelijke verklaringen. In volgorde van mate van voorkomen, zijn dat:
Vormen kindermishandeling
Mogelijke verklaringen
Fysieke en emotionele verwaarlozing
Sociale context: armoede, sociale isolatie, lage opleiding. Persoonlijkheid: verstandelijke handicap, verslaving, psychiatrische stoornissen van opvoeders. 7
Fysieke en emotionele mishandeling
Het overschrijden van grenzen bij het straffen voor gedrag .
Seksueel misbruik
Seksuele stoornissen bij opvoeders.
Blootgesteld worden aan huiselijk geweld
Relatieproblemen, psychische stoornissen, agressie-
zonder dat het kind zelf rechtstreeks
regulatieproblemen.
slachtoffer is.
Tabel 1: vormen kindermishandeling en mogelijke verklaringen
5 Belangrijk voor dit project is dat we niet alleen insteken op curatieve zorg, dus op het bestrijden van kindermishandeling, maar ook op de preventieve zorg, het voorkómen van kindermishandeling. Vandaar dat in dit document ook regelmatig de term opgroei- en opvoedingsondersteuning gebruikt wordt. 6 Deze indeling is afkomstig uit Hermanns, J. (2008). Het bestrijden van kindermishandeling: een aanpak die werk. Meppel: Krips. 7 Coercive cycle: het reageren met onaangenaam hard gedrag van de ouders bij kinderen met verzet en lastig gedrag. Ouders treden vervolgens nog harder op en zijn bovendien niet consequent.
oktober 2008
www.boogprojecten.nl
10
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Naast deze vormen worden ook nog het Münchausen by Proxy Syndroom genoemd en de cultuuren/of religiegerelateerde mishandeling. Het Münchausen by Proxy Syndroom is een specifieke psychiatrische stoornis van één der opvoeders van het kind waarbij het kind symptomen van één of meer ziektes worden uitgelokt of aangebracht, die vervolgens gemeld worden bij artsen. Voorbeelden van cultuur- en/ religiegerelateerd geweld zijn meisjesbesnijdenis, eerwraak of uitdrijvingsrituelen. Ten tweede beschouwen we het probleem van kindermishandeling vanuit drie perspectieven en vermelden daarbij de terreinen waarop de oplossingen gezocht kunnen worden:
Perspectieven
Oplossingen
Gedragswetenschappelijk: pedagogisch,
Hulpverlening en zorg
psychologisch en sociologisch Civielrechtelijk: schenden van de rechten
Kinderbescherming
Strafrechtelijk: misdrijf
Politie
Tabel 2: drie perspectieven en terreinen van oplossingen
In principe zijn deze drie perspectieven alle even legitiem en alle drie aan de orde in alle gevallen van mishandeling. 2.1. Landelijke en regionale cijfers Volgens een onderzoek van de Universiteit Leiden vonden er in 2005 maar liefst 107 duizend gevallen van kindermishandeling plaats. In Amsterdam zijn de onderzoekers ervan overtuigd dat de getallen veel hoger liggen. Zij gaan ervan uit dat er tussen december 2005 en april 2006 meer 160 duizend scholieren met één of andere vorm van kindermishandeling te maken heeft gehad. Overigens verschilden zowel de onderzoeksmethodes als de doelgroep van beide onderzoeken. Hieronder volgt een opsomming van landelijke cijfers. −
Meer dan 107.000 kinderen zijn jaarlijks slachtoffer van mishandeling.
−
In iedere schoolklas van 30 kinderen is gemiddeld ten minste 1 kind
−
slachtoffer van kindermishandeling.
−
Bijna de helft van de Nederlandse bevolking (45%) is zelf ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Getuige zijn van huiselijk geweld is een vorm van kindermishandeling.
−
Vooral kinderen tot 9 jaar zijn oververtegenwoordigd als het gaat om kindermishandeling.
−
Zodra scholieren in de leeftijd 12 tot 18 jaar zijn, heeft 37 procent van hen ooit enige vorm van kindermishandeling meegemaakt.
−
Naar schatting zijn er in 2007 tussen de veertig en vijftig kinderen overleden als gevolg van kindermishandeling.
−
In 82 procent van de meldingen bij het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) blijkt er na onderzoek daadwerkelijk sprake te zijn van kindermishandeling. Zes procent van de meldingen
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
11
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
blijkt een andere achtergrond te hebben en bij 12 procent van de meldingen is het onduidelijk wat de achtergrond is. −
Mensen met kinderen zijn meer begaan met kindermishandeling, dan mensen zonder. Van de mensen die kinderen hebben, voelt 73 procent zich nauw betrokken bij het onderwerp kindermishandeling, terwijl mensen zonder kinderen zich slechts in 32 procent van de gevallen betrokken voelen.
−
98 procent van jongeren met een Nederlandse achtergrond is bekend met de Kindertelefoon. Van de allochtone jongeren ligt dit percentage maar iets lager; op 96 procent.
Hieronder volgen aantal overzichten met regionale cijfers over 2008 en een deel 2009. Cijfers Bureau Jeugdzorg en AMK Om een indruk te geven van de regionale cijfers staat hieronder een tabel van bureau Jeugdzorg en Advies- en meldpunt kindermishandeling over de periode 2008.
Vestiging
Aantal ontvangen meldingen
Aantal ontvangen adviezen
Aantal ontvangen consulten
Breda
607
1287
187
Tilburg
533
634
501
Den Bosch
373
1518
238
Helmond
467
932
340
Totaal
1980
4371
1266
Tabel 3: Bureau Jeugdzorg / Advies- en meldpunt kindermishandeling 2008
Cijfers Jeugdbalans Cijfers volgen Cijfers Zorg voor Jeugd Cijfers volgen 2.2. Gevolgen Inmiddels is bekend dat kindermishandeling een belangrijke oorzaak is van schooluitval, criminaliteit, verslaving, geweld, zwerfgedrag, tienerzwangerschappen en psychisch lijden. Kindermishandeling is daarnaast ook een belangrijke factor voor ernstige lichamelijke ziektes. Recent zijn de kosten van de gevolgen van kindermishandeling in de Nederlandse samenleving geschat op 1 miljard euro per jaar. Overigens moet ook gemeld worden dat 10 tot 50 % van de ernstig mishandelde kinderen in hun verdere leven géén grote problemen kennen. 8
De ontwikkeling van een kind hangt voor een groot deel af van de interactie met de ouders . Dat geldt zeker in de eerste levensjaren. Later gaat de omgeving een steeds belangrijkere rol spelen. De 8
Bron: www.nji.nl
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
12
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
liefdevolle zorg en aandacht van de ouder is voor het opgroeiende kind een basis voor wederzijds vertrouwen. Het kind kan zich daardoor in een veilige sfeer ontplooien. Bovendien stimuleert de positieve aandacht van de ouder het kind om zich evenwichtig te ontwikkelen op emotioneel, cognitief en lichamelijk gebied. In het geval van kindermishandeling ontbreekt die geborgenheid en komt de ontwikkeling van een kind zwaar onder druk te staan. Het ondermijnt het vertrouwen van het kind in anderen. Als het kind de buitenwereld als vijandig ervaart, dan verstoort dat zijn omgang met de kinderen en volwassenen om hem heen. Het kind zoekt de schuld voor het gedrag van de mishandelende ouder bij zichzelf. Daardoor krijgt hij een verwrongen, negatief beeld van zichzelf en loopt zijn zelfvertrouwen een grote deuk op. Zoals gezegd lijdt niet elk kind even veel onder mishandeling. De belangrijkste factoren die het effect bepalen, zijn: −
de ernst van het geweld, de verwaarlozing of het misbruik op zich;
−
de leeftijd waarop het begint;
−
hoe lang het voortduurt;
−
het wel of niet aanwezig zijn van steun uit de omgeving;
−
de persoonlijkheid van het kind;
−
de mate van emotionele druk.
Gevolgen tijdens de jeugd Een van de mogelijke gevolgen van kindermishandeling op korte termijn is lichamelijk letsel. In extreme gevallen, bij zware lichamelijke mishandeling of verwaarlozing, kan het kind zelfs aan de gevolgen overlijden. Ook remt kindermishandeling de ontwikkeling en kan kindermishandeling psychische en/of psychiatrische stoornissen veroorzaken. Mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik van het kind verstoren de normale vorming van het netwerk van zenuwen in een deel van de hersenen. Gevolgen op volwassen leeftijd Gevolgen van kindermishandeling op lange termijn zijn bijvoorbeeld posttraumatische stressstoornissen en dissociatieve stoornissen. Ook lichamelijke klachten met een psychische oorzaak komen voor. Een volwassene die als kind is mishandeld, kan zijn toevlucht zoeken tot verslaving, zelfverwonding en zelfmoord als de herinneringen aan thuis ondraaglijk worden. Gevolgen voor de maatschappij De onveiligheid die kinderen tijdens hun opvoeding ervaren is een belangrijke oorzaak van gedrag dat de maatschappij als overlast en als bedreiging van de veiligheid ervaart. Verslaving is een van de manieren om de ellendige gevolgen van kindermishandeling in de jeugd te ontvluchten. Die verslaving aan drugs en alcohol brengt overlast voor de omgeving mee. Andere maatschappelijke gevolgen van kindermishandeling zijn de kosten van de behandeling die slachtoffers nodig hebben. 2.3. Wetgeving Voor de aanpak van kindermishandeling zijn verscheidene wetsbepalingen relevant
9
9
Bron: www.nji.nl
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
13
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Wetboek van Strafrecht Verschillende artikelen in het Wetboek van strafrecht zijn van belang voor de strafbaarheid van kindermishandeling. Boek
Titel
Artikelen
1
I. Omvang van de werking van de strafwet
5 en 5a
1
VIII. Verval van recht tot strafvordering en van de straf
70 en 71
2
XIV. Misdrijven tegen de zeden
239 - 253
2
XV. Verlating van hulpbehoevenden
255 - 260
2
XIX. Misdrijven tegen het leven gericht
290 - 292
2
XX. Mishandeling
300 - 305
De teksten van genoemde artikelen vindt u op de voorlichtingswebsite van de landelijke overheid 'Overheid.nl': Wetboek van strafrecht. Verbod op gebruik van geweld in de opvoeding In april 2007 is een bepaling aan het Burgerlijk Wetboek toegevoegd die gebruik van lichamelijk of geestelijk geweld tegen kinderen in de opvoeding afkeurt. De bepaling is toegevoegd aan: Burgerlijk Wetboek (Eerste boek): artikel 247. Wetsartikelen misbruik en/of mishandeling binnen instellingen Voor enkele beroepsgroepen is wettelijk vastgelegd welke actie een instelling moet ondernemen als er een vermoeden rijst dat een medewerker in de betreffende instelling een kind mishandelt of seksueel misbruikt. Sector
Wet
Artikel
Jeugdzorg
Wet op de jeugdzorg
artikel 21
Zorgsector
Kwaliteitswet zorginstellingen
artikel 4a
Primair onderwijs
Wet op het primair onderwijs
artikel 4a
Voortgezet onderwijs
Wet op het voortgezet onderwijs
artikel 3
Beroepsonderwijs
Wet educatie en beroepsonderwijs
artikel 1.3.8
Expertisecentra
Wet op de expertisecentra
artikel 4a
Voor meer informatie over de bepalingen in het onderwijs: Project Preventie Seksuele Intimidatie (PPSI) Vraag en antwoord: Wat houdt de meld- en aangifteplicht in? VN-Verdrag inzake de rechten van het kind Het Verdrag inzake de rechten van het kind van de Verenigde Naties is opgesteld in New York op 20 november 1989 en voor Nederland in werking getreden op 8 maart 1995. Voor de bestrijding van kindermishandeling en de verantwoordelijkheid van de overheid bevat het verdrag een aantal artikelen, waaronder artikel 4, 5, 6, 18, 19 en 27. Het verdrag en informatie over het verdrag vindt u op www.kinderrechten.nl.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
14
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
3. Projectkader In dit hoofdstuk komt het projectkader aan bod, waarin het resultaat dat na afloop van het project bereikt moet zijn en welke doelstellingen nagestreefd worden om dit resultaat te bereiken. Tevens worden doelgroep en doelgebied benoemd. 3.1
Projectresultaat/doelstellingen
Met het project ‘Regelrecht RAAK’ streeft de regio Peelregio het volgende overkoepelende eindresultaat na: eind 2011 heeft de regio Peelland een sluitende aanpak van kindermishandeling 10
volgens de RAAK-aanpak . Concreet betekent dit in doelstellingen: •
Er is beter aanbod voor ouders op het gebied van opvoedingsondersteuning.
•
Het aanbod is toegankelijker geworden voor de genoemde drie doelgroepen.
•
Professionals zijn beter in staat kindermishandeling te signaleren en erop te reageren.
•
Het blijkt mogelijk om binnen enkele dagen intensieve bescherming te regelen in geval van
•
Er zijn meer gevallen van kindermishandeling gemeld bij het Steunpunt Huiselijk Geweld en/of de
kindermishandeling. Advies- en Meldpunten Kindermishandeling. 3.2.
Doelgroepen en doelgebied
De doelgroepen van het project zijn: •
Baby’s, kinderen en jongeren vanaf –9 maanden tot 23 jaar.
•
Opvoeders in de breedste zin van het woord.
•
Professionals die op enigerlei wijze te maken hebben met baby’s, kinderen en jongeren vanaf –9 maanden tot 23 jaar.
Deze doelgroepen zijn woonachtig in de Peelregio waaronder de volgende gemeenten vallen: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren. 4.
Projectfasering
Voor de beschrijving van de projectfasering geven wij in de eerste paragraaf een grofmazige opbouw van het project. In de daaropvolgende paragraaf wordt de uitvoering van het project nader uitgewerkt in vijf fases. 4.1.
Globale opbouw
Het schema hieronder spreekt voor zich. De start van het project begint met het onderhavige projectplan, waarin de inhoud van het project staat beschreven. Voor de startfoto is gebruikt gemaakt van een vragenlijst ontwikkeld door het NJi (Nederlands Jeugdinstitiuut). Met deze startfoto brengen we in kaart wat de ontwikkelingen zijn in de regio, die relevant zijn voor het project. Na analyse van de startfoto worden speerpunten geformuleerd, die getoetst worden bij de ketenpartners. Deze speerpunten worden uitgewerkt in een werkplan. Het regioplan met daarin het projectplan, de resultaten de startfoto en het werkplan wordt wederom voorgelegd aan de ketenpartners ter goedkeuring. Daarna volgt de uitvoering van het werkplan met als afsluiting de borging van de succesvolle activiteiten.
10
Lessen van en voor regio’s RAAK – kindermishandeling: voorkomen en helpen’, K. Kooijman 2007
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
15
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Projectopzet
© Jan van Breda 2004
Projectplan met projectkader Startfoto Benoemen speerpunten op basis van startfoto Goedkeuring speerpunten door alle ketenpartners Werkplan opstellen met ‘smart-doelstellingen’ Goedkeuring regioplan; projectplan en werkplan Uitvoering van werkplan door werkgroepen Borging resultaten www.boogprojecten.nl 06-30409161
Maart 2009
2
Schema 1: opbouw project ‘Regelrecht RAAK’
4.2.
Fases
Het project start met een nulmeting en een startfoto. In deze fase wordt er informatie verzameld over het huidige preventie- en zorgaanbod t.b.v. kindermishandeling en in bredere zin het aanbod op het gebied van opgroeien en opvoeden. In de definitiefase wordt samen met u een deel van het regioplan opgesteld. Dit regioplan bestaat uit drie onderdelen; projectplan, nulmeting/startfoto en werkplan. Met name de nulmeting/startfoto en het werkplan worden in samenwerking met de ketenpartners opgesteld. In de derde fase, de ontwerpfase, wordt het werkplan uitgewerkt en werkgroepen samengesteld. In de implementatiefase moet duidelijk worden of de voorgestelde activiteiten ook de gewenste effecten sorteren. De laatste fase, die van de nazorg is wellicht nog belangrijker dan alle voorgaande fases. Hoe maken we de succesfactoren van het project structureel? Een zorgvuldig opgezet regioplan en een nauwgezet team van bestuurders en uitvoerders kunnen van dit project een succes maken.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
16
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Hieronder zijn de verschillende fases schematisch weergegeven: Fases RAAK-
Werkzaamheden
project/ IJkpunten Initiatieffase
Tijdpad maand
Documentanalyse en kennismaking werkveld: onderdeel
6
nulmeting Inventarisatie huidige aanpak kindermishandeling: onderdeel nulmeting Formuleren probleemstelling en bespreken met gemeente en provincie Opstellen globaal regioplan met o.a. uitgangspositie, projectresultaat, fasering, organisatie, planning, begroting In samenspraak met de gemeente, samenstellen projectgroep (betrokken organisaties) ter beoordeling van het globale regioplan en vaststellen activiteiten. Draagvlak creëren. IJkpunt/resultaten
De startfoto geeft inzicht in de aanpak van kindermishandeling bij aanvang van het project.
Definitiefase
Vaststellen definitieve regioplan en uit te voeren activiteiten en
5
werkplanning. Samenstellen werkgroepen per activiteit en aanwijzen eindverantwoordelijke per werkgroep. Opnieuw draagvlak creëren t.b.v. activiteiten. Benoemen van risico- en succesfactoren en de go en no-go momenten op activiteitenniveau. IJkpunt/resultaat
Er is sprake van een gedragen regionale missie aanpak kindermishandeling.
Ontwerpfase
Per werkgroep uitwerken van de activiteiten en beoordelen van
4
de deelactiviteiten . Beoordelen of geplande activiteiten binnen het budget passen. IJkpunt/resultaat
• De regio beschikt over een regioplan • Er zijn werkgroepen geformeerd om dit werkplan uit te voeren.
Implementatiefase
Mede uitvoering geven aan de verschillende activiteiten per
12
werkgroep. Bewaken van de voortgang en begroting. Mede oplossen van problemen tijdens de uitvoering. IJkpunt/resultaat
- De RAAK- aanpak is geïmplementeerd in de werkwijze van de betrokken ketenpartners; - Er is meer aanbod aan direct beschikbare opvoedingsondersteuning voor ouders; - Dit aanbod is toegankelijker geworden en beter gestructureerd; - Dit aanbod is beter bekend bij professionals;
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
17
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
- Meer professionals zijn geschoold in het onderkennen van en reageren op kindermishandeling; - De professionals voelen zich beter in staat kindermishandeling te signaleren en er adequaat op te reageren. Nazorgfase
Overdracht kennis en ervaring t.b.v. structurele inbedding en
3
opstellen eindrapportage. IJkpunt/resultaat
Evaluatierapport incl. inbeddingsplan - De RAAK-successen zijn benoemd en bekend bij de ketenpartners. - -De RAAK-aanpak is (nog altijd) ingebed.
Tabel 4: projectfasering
-
Van elke fase wordt slechts een globaal beeld gegeven van de werkzaamheden.
-
De ijkpunten/resultaten worden beschouwd als evaluatie na elke fase. Tevens wordt tijdens deze tussentijdse evaluaties besproken hoe het vervolgtraject in de eerstvolgende fase vorm krijgt.
-
Het aantal maanden is gebaseerd op het tijdpad zoals omschreven in de stukken van de proefregio’s. Voor de totale opdracht is een tijdperiode van 30 maanden gepland op basis van 10 werkbare maanden per jaar. Zie projectplanning in het volgende hoofdstuk.
-
Er wordt rekening gehouden met een eventuele uitloop van een half jaar vanwege onvoorziene omstandigheden. Zie projectplanning in het volgende hoofdstuk.
5.
Projectplanning
Deze projectplanning is bij de start in oktober 2008 gemaakt, en zal wegens onvoorziene omstandigheden gedurende het project wellicht aangepast moeten worden. Vooralsnog gaan we uit van een planning in 30 maanden met een uitloop van 6 maanden tot eind 2011. Dit is gebaseerd op de planning in de proefregio’s en is uiteraard sterk afhankelijk van de activiteiten en interventies die gekozen en uitgevoerd moeten gaan worden. De ene activiteit zal zich beperken tot het intensiveren en/of aanpassen van het aanbod en vergt dus relatief minder tijd. Een andere activiteit kan volledig nieuw zijn waardoor meer voorbereidings- en uitvoeringstijd nodig is.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
18
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Planning: fase en resultaat Initiatieffase Okt. ’08
Definitiefase Mrt. ’09
© Jan van Breda 2004
Ontwerpfase
Aug. ’09
Dec. ‘09
Implementatiefase Jan. ’10
Dec. ‘10
Nazorgfase/inbedding Jan. ’11
Apr. ’11
Uitloop Dec. ‘11
www.boogprojecten.nl 06-30409161
Maart 2009
3
Schema 2: projectplanning
6.
Projectorganisatie
Het organogram is ingedeeld in een bestuurlijk en uitvoerend niveau. Het bestuurlijk niveau is vervolgens verdeeld in organisaties die landelijk opereren zoals de landelijke stuurgroep o.l.v. Ivo Opstelten, het programmaministerie Jeugd en gezin o.l.v. minister André Rouvoet. Daaronder staan de provinciaal opererende organisaties zoals de provincie Noord-Brabant en Bureau Jeugdzorg. Daarnaast staat op bestuurlijk niveau de centrumgemeente Helmond, die de regie voert over het project ´Regelrecht RAAK´ in nauwe samenwerking met de wethouders Zorg uit de Peelregio en een regionale stuurgroep RAAK. De informatie RAAK wordt in het ambtelijk overleg besproken alvorens deze naar het Portefeuillehoudersoverleg Zorg wordt doorgesluisd. In de regionale stuurgroep RAAk nemen zitting de Zorgboog, LEVgroep, GGZ Oost Brabant, GGD, Politie, Bureau Jeugdzorg, Elkerliekziekenhuis en de gemeenten Gemert-Bakel, Helmond en als voorzitter Someren. Deze stuurgroep heeft een bijzondere positie. Elk van de stuurgroepleden heeft een speerpunt geadopteerd, zie bijschrift foto (p. 20). Daarnaast heeft de stuurgroep de volgende taken: - Het onderschrijven van de gezamenlijke regionale missie en visie; - Het uitoefenen van een ambassadeursfunctie; - Het zorgen voor agendering bij overheid en instellingen van noodzaak en urgentie aanpak kindermishandeling en bestuurlijk draagvlak; - Het functioneren als breekijzer in het veld, bij achterblijvende voortgang of weerstand; - Het creëren van balans in de verhouding tussen centrumgemeente en regiogemeenten;
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
19
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
- Het bevorderen van een duidelijke positionering van het thema kindermishandeling in relatie tot de ontwikkelingen zoals het steunpunt huiselijk geweld, het veiligheidshuis en lokale centra jeugd en gezin; - Het volgen van de activiteiten van de regiocoördinator. Landelijke stuurgroep
Min. Jeugd en Gezin
Provincie NoordBrabant
Centrumgemeente Helmond
BESTUURLIJK NIVEAU
Portefeuillehoudersoverleg Zorg, Peelregio
Stuurgroep RAAK* Bureau Jeugdzorg
Projectleider RAAK
Ketenpartners: LEVgroep; Bureau Jeugdzorg/ AMK; GGD Brabant Zuidoost; GGZ Oost-Brabant; Zorgboog; Elkerliek; Politie; gemeenten Peelregio, Someren, GemertBakel, Helmond, Deurne, Asten, Laarbeek; AMW, Deurne; MEE; ORO; SWH; Novadic-Kentron; BJB; Savant; Huisartsen; Kinderopvang; Raad van Kinderbescherming; OCGH; onderwijs; Homestart; De Combinatie; Slachtofferhulp; B.O.O.G. projecten; NJi; Provincie.
Ambtelijk Poho zorg/jeugd
Oktober 2008
Veiligheidshuis o.a. Steunpunt Huiselijk Geweld
Projectgroep RAAK
Lokale Centra Jeugd en Gezin**
Projectcoördinator RAAK
Nederlands Jeugdinstituut (NJi)
www.boogprojecten.nl Werkgroepen RAAK
UITVOEREND NIVEAU
06-30409161
5
Schema 3: projectorganisatie
De projectleider, Paul Berkers van de gemeente Helmond onderhoudt samen met de projectcoördinator, Eveline Monteiro de contacten tussen het bestuurlijk en uitvoerend niveau. In het schema is ook een overzicht van de ketenpartners opgenomen. Een deel van deze ketenpartners hebben zitting in de projectgroep RAAK. Wie en welke bijdrage zij leveren staat beschreven in het werkplan, dat volgt na het projectplan. Deze projectgroep komt voort uit het bestaande Regionaal Overleg Aanpak Kindermishandeling onder regio van de gemeente Helmond. Deze projectgroep is inmiddels flink uitgebreid en omgevormd tot de projectgroep RAAK en zal gedurende de RAAK-periode intensief samenwerken teneinde de doelstelling van RAAK te realiseren. Tot slot zijn er per speerpunt werkgroepen en kartrekkers geformeerd. De belangrijkste taak van de projectgroep en werkgroepen is zorgdragen voor de uitvoering van RAAK. De acties binnen RAAK worden in nauwe samenwerking met het steunpunt Huiselijk Geweld uitgevoerd, evenals met de Centra voor Jeugd en gezin die in de Peelgemeenten in oprichting zijn. De projectleider van het project Centrum Jeugd en Gezin (CJG) in Helmond is Wido Bijlmakers. In paragraaf 4 van deel B van voorliggend regioplan is nader beschreven hoe RAAK en de CJG’s op elkaar aan kunnen sluiten. November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
20
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Alle 35 regiocoördinatoren in Nederland worden ondersteund door implementatieadviseurs van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). Voor de provincie Brabant is dat Stan van Haaren. Een aantal keer per jaar wordt er een landelijk RAAK-dag georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten krijgen de coördinatoren de benodigde ´tools´ om de uitvoering van RAAK in goede banen te leiden. Tot slot de werkgroepen. De werkgroepen zijn afhankelijk van de gekozen activiteit en/of interventies die binnen het project uitgevoerd gaan worden. In het tweede deel van dit projectplan wordt uitgebreid ingegaan op het werkplan.
Boven vlnr met de klok mee naam, speerpunt en organisatie: Ine Eijdems 2,8 (Zorgboog), Marleen van Eijndhoven 6 (LEVgroep), Margot Kobussen 7b, 12 (GGZ), Geert van der Linden 13 (vervanger Terry Houben, politie), Peeter Mastenbroek 3 (wethouder, Gemert-Bakel), Jos Boetskes 10a en 11a (wethouder, Helmond) Annelie Stevens 9 (GGD), Eric Dracht 7a, 11b (Bureau Jeugdzorg), Eveline Monteiro (projectcoördinator RAAK), Paul Berkers (projectleider RAAK), Ans van der Velden 4 (wethouder Someren, voorzitter RAAK), Marjo van Kruijsdijk 10b (Elkerliek ziekenhuis).
7.
Projectcommunicatie
Voor de omschrijving van de projectcommunicatie moeten we een onderscheid maken tussen interne en externe communicatie. De interne communicatie betreft de communicatie tussen de organisaties die direct betrokken zijn bij het project en verloopt grotendeels via overleggen met en werkbezoeken aan de ketenpartners. Daarnaast worden met enige regelmaat werkbijeenkomsten en presentaties gegeven om de voortgang van het project onder de aandacht te brengen. Over de frequentie van het aantal overleggen is op voorhand moeilijk iets te zeggen. Dat geldt ook voor de werkbezoeken aan de ketenpartners. Het is in ieder geval de bedoeling dat alle relevante ketenpartners in de gelegenheid worden gesteld om een bijdrage te leveren aan het project in de vorm
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
21
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
van informatieverstrekking, uitvoering activiteiten of interventies, deelname aan werkgroepen en/of ondersteuning in de vorm van middelen of personeel. Landelijk wordt een aantal kernboodschappen geformuleerd die iedere betrokkene paraat moet hebben indien hij of zij benaderd wordt door de media. Dit voorkomt dat er tegenstrijdigheden en onduidelijkheden ontstaat in de externe berichtgeving over RAAK. De externe communicatie betreft de communicatie naar de doelgroepen toe, d.w.z. naar kinderen/jongeren, opvoeders en professionals. Hiervoor moeten allereerst communicatiedoelstellingen worden vastgesteld, die aangeven wat het einddoel van de communicatieactiviteiten is. Ze geven antwoord op de vraag; wat willen we met de communicatie bereiken? De externe communicatie moet een bijdrage leveren aan de volgende tweeledige doelstelling: 1. De doelgroepen herkennen de signalen als zijnde een vorm van kindermishandeling 2. De doelgroepen kennen en benutten de mogelijkheden in de deelnemende gemeenten voor preventieve en curatieve zorg voor kindermishandeling De opzet en uitvoering van de externe communicatie zijn een verantwoordelijkheid van de projectgroep. De communicatiemiddelen die voor de doelgroep ingezet kunnen worden zijn bijvoorbeeld folders, persberichten, internet, digitale nieuwsbrieven, lokale radio, informatiebijeenkomsten, voorlichtingsdvd’s, toneelspel, trainingen et cetera. Bij zowel de interne als de externe communicatie wordt samengewerkt met het project CJG en sluiten hierbij zoveel mogelijk aan bij lokale ontwikkelingen. Een format voor een uitgebreid RAAK-communicatieplan is landelijk beschikbaar. 8.
Proces- en effectevaluatie
Bij de evaluatie
11
willen we graag een onderscheid maken tussen de procesevaluatie en de
effectevaluatie. Halverwege het project zal er een procesevaluatie moeten plaatsvinden met als doel de stand van zaken te beoordelen en te bepalen of alles volgens het project- en werkplan loopt. Ook kunnen tijdens deze procesevaluatie knelpunten in de organisatie en medewerking naar boven komen. Er is dan nog voldoende tijd om de koers te verleggen om toch tot de gewenste resultaten te komen. Vragen die aan de orde komen bij de procesevaluatie zijn bijvoorbeeld: •
Hoe ver is de realisatie van de activiteiten?
•
Hoe verloopt de samenwerking tussen ketenpartners?
•
Hoe functioneert de projectorganisatie?
•
Welke knelpunten zijn er in de uitvoering?
•
Welke vernieuwende elementen zijn aanwezig?
Vragen die aan de orde komen bij de effectevaluatie zijn bijvoorbeeld: •
Bekendheid: weet de doelgroep van het bestaan van het aanbod?
•
Bereik: wordt de beoogde doelgroep volledig bereikt?
•
Vraagsturing: sluit het aanbod aan op een vraag van de doelgroep?
11
Bron: Handboek RAAK.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
22
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
•
Samenhang: past het aanbod in een structureel georganiseerd geheel?
•
Effectiviteit: is bekend of de aanpak evidence based is?
•
Financiën: wat kost het om het aanbod te verbeteren en is dit haalbaar?
Vanuit de optiek van de bovenstaande zes kwaliteitscriteria zijn volgens de proefregio’s de volgende activiteiten (deel en bewerkt) veelbelovend te noemen. •
Uitvoeren van de vijf gemeentelijke jeugdfuncties vanuit een Centrum voor Jeugd en Gezin.
•
Dossieroverdracht tussen verloskundigen, kraamverzorgenden, JGZ.
•
Investeren in de keten, onder meer door zorgcoördinatie, zorgadviesteam, ketenkringen en uniforme signalering, toeleiding, verwijzing en terugkoppeling.
•
De inzet van goed onderzochte (evidence based), effectieve of veelbelovende programma’s, zoals Triple P, Communities that Care, Leefstijl, Home Start, Stevig Ouderschap, VoorZorg (BOBP), Bemoeizorg, etc.
•
De ontwikkeling en invoering van een regionaal protocol of meldcode kindermishandeling, waaraan alle betrokken instellingen hun medewerking verlenen.
•
Scholing en training van verschillende beroepsgroepen.
Tijdens het project wordt bekeken in hoeverre bovenstaande activiteiten in de Peelregio al zijn geïmplementeerd en welke activiteiten via RAAK aandacht behoeven. 9.
Randvoorwaarden voor succes
Bij de start van een nieuw project is het verstandig om uitgebreid stil te staan bij de formulering van de 12
randvoorwaarden . In dit hoofdstuk zullen verschillende voorwaarden aan de orde komen ten behoeve van de samenwerking tot de no-go momenten. 9.1.
Samenwerking en draagvlak
De uitvoering van een grootschalig project heeft alleen kans van slagen als er voldoende draagvlak is onder de ketenpartners. Een belangrijk speerpunt van dit project is dat alle ketenpartners de RAAKmissie onderschrijven en bereid zijn om nog meer dan nu onderling samen te werken en een bijdrage te leveren aan het succes van ‘Regelrecht RAAK’. In het handboek RAAK wordt aanbevolen dat gedurende alle fasen het belangrijk is dat het onderwerp van een sluitende aanpak van kindermishandeling op de regionale agenda van overheid en instellingen te krijgen en te houden. Tevens is het van belang om betrokkenheid te creëren bij de verschillende partijen voor het samenwerken aan de RAAK-aanpak. Tijdens de uitvoering is het uiteraard motiverend voor betrokkenen én voor de ‘buitenwacht’ om regelmatig verslag te krijgen van de vorderingen van het project. Dat kan bijvoorbeeld door: •
Het houden van een startbijeenkomst voor uitvoerenden en bestuurders met als onderwerp de nulmeting en de RAAK-aanpak.
•
Het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten over de RAAK-aanpak voor beroepsgroepen.
•
Het plaatsen van berichten in regionale kranten en tijdschriften, ontwikkelen van brochures en flyers het geven van interviews en vermelding van het project op relevante websites.
•
Het schrijven van digitale nieuwsbrieven voor de ketenpartners, waarin de voortgang van het project wordt gemeld.
•
12
Het uitbrengen van tussentijdse verslagen.
Bron: Handboek RAAK.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
23
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
• 9.2.
Het presenteren van het project op andere bijeenkomsten over jeugd en aanverwante thema’s. Zorgcontinuüm en Wmo-functies
De interventies in het kader van dit project kan in vijf niveaus worden ingedeeld, die onderling samenhangen. De eerste drie niveaus zijn pro-actief, algemeen ondersteunend en begeleidend en niet specifiek op kindermishandeling gericht. De twee laatste niveaus zijn reactief en specifiek gericht op (signalen van) kindermishandeling. 1. Universele preventie of zorg voor iedereen. Men kan denken aan bewustwordingscampagnes, voorlichting over opvoeding en kindermishandeling, informatie via de media en dergelijke. 2. Selectie preventie of extra aandacht voor risicogroepen, waarin een verhoogde prevalentie van kindermishandeling aanwezig is. Het kan gaan om bepaalde wijken, maar ook om bepaalde groepen personen zoals alleenstaande tienermoeders. Het nadeel is dat deze benaderingen enigszins stigmatiserend zijn en over het algemeen niet efficiënt en effectief zijn. 3. Geïndiceerde preventie of extra aandacht voor risiciogezinnen. Vaak wordt aan de hand van een vragenlijst of onderzoeksprotocol bepaald welke ouders en/of kinderen bijzondere risico’s lopen op kindermishandeling. Individuele begeleiding moet dan het risico terugdringen. In tegenstelling tot het vorige niveau gaat het hier dus om individuen en niet over groepen. 4. Vroege interventies of waakzaamheid op signalen. Deze interventies zijn gericht op personen die risicotrajecten zijn ingegaan. Dus het gaat hier om de eerste signalen die gerelateerd zouden kunnen zijn aan kindermishandeling. 5. Interventies bij kindermishandeling of kunnen ingrijpen als dat nodig is. Op dit laatste punt van het continuüm is het te laat voor preventie en is het doel de mishandeling zo snel mogelijk te stoppen door hulp aan te bieden. Bij deze interventies moet men denken aan hulpverlening, maar ook aan strafrechtelijke, civielrechtelijke (jeugdbeschermings) maatregelen (zie ook tabel 2 in hoofdstuk 2). Daarnaast zijn gemeenten in het kader van de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) bestuurlijk verantwoordelijk voor de op preventie gerichte ondersteuning van jongeren met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden (prestatieveld 2). Gemeenten moeten daarbij op vijf functies beleid ontwikkelen. Deze vijf functies zijn: 1.
Informatie en advies
2.
Signalering
3.
Toeleiding naar het hulpaanbod
4.
Licht pedagogische hulp
5.
Coördinatie van zorg op lokaal niveau
Deze vijf functies zijn in de volgende tabel afgezet tegen het zorgcontinuüm. De functies ‘informatie en advies en toeleiding’ spelen zich vooral af op het niveau van universele, selectieve en geïndiceerde preventie. ‘Signalering’ kan plaatsvinden over het gehele zorgcontinuüm. De functie ‘licht pedagogische hulp’ speelt zich eveneens op meerdere niveaus af, met een nadruk bij selectieve en geïndiceerde preventie en interventie bij eerste signalen. ‘Coördinatie van zorg’ tenslotte, bevindt zich vooral op het niveau van vroege interventies en diagnostiek en interventie. Daarbij is duidelijk dat het bij diagnostiek en interventie na kindermishandeling kan gaan om vormen van jeugdzorg, jeugdbescherming of geestelijke gezondheidszorg die het lokale niveau overstijgen.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
24
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Zorgcontinuüm – Wmo-functies ZORGCONTINUÜM VIJF FUNCTIES WMO
Universele preventie
Selectieve preventie
Geïndiceerde preventie
Informatie en advies
X
X
X
Vroege interventies
Interventies Kindermishandeling
Signalering
X
X
X
X
X
Toeleiding naar hulpaanbod
X
X
X
X
X
Licht pedagogische hulp
X
X
X X
X
Coördinatie Zorg
X
Tabel 5: Zorgcontinuüm afgezet tegen de vijf Wmo-functies
Bij de uitvoering van de startfoto, het opstellen van het werkplan en het verbeteren van het zorgaanbod en interventies wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van het zorgcontinuüm om te voorkomen dat bepaalde niveaus worden overgeslagen in de ketenzorg. Bovendien stimuleert dit zorgcontinuüm dat aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van een geïntegreerd aanbod. Vandaar dat dit continuüm als een soort leidraad fungeert voor de uitvoering van het project. Wat de exacte inhoud wordt van het werkplan staat beschreven in het tweede deel van dit regioplan. Landelijk wordt in ieder geval gesteld dat een scholingsprogramma en het invoeren van een handelingsprotocol beide onderdeel moeten zijn van het werkplan. Deze vormen dan ook 2 van de 13 speerpunten, waarvoor ‘smartiedoelstellingen’ 9.3.
13
zijn geformuleerd.
Raamwerk: 55 punten
Een effectief zorgcontinuüm bestaat uit een geïntegreerd aanbod van evidence based werkwijzen. Om het continuüm in te vullen heeft Hermanns (2003) op basis van literatuuronderzoek 55 aandachtspunten en adviezen geformuleerd voor good practices op het gebied van werkwijzen, methodieken of zorgstructuren. Deze kunnen dienen als raamwerk voor het ontwikkelen van een regionale aanpak. Deze 55 punten zijn terug te vinden in bijlage 2. In het werkplan is elk speerpunt in relatie gebracht met één of meer punten zoals genoemd door Jo Hermanns. 9.4.
Aandachtspunten vanuit de regio’s
In onderstaand overzicht zetten we de aandachtspunten die uit de proefregio’s naar voren kwamen op een rij: •
Een lokale structuur waarin opgroei- en opvoedingsondersteuning toegankelijk en effectief kan plaatsvinden, ontbreekt vaak nog.
13
specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden, inspirerend, engagerend
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
25
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
•
Financiële middelen om op gemeentelijk niveau voldoende opvoedingsondersteuning te realiseren, schieten vaak tekort.
• •
De continuering van bepaalde activiteiten is vaak onzeker vanwege tijdelijke middelen. Het is onduidelijk of experimentele activiteiten op kleine schaal uiteindelijk echt de hele beoogde doelgroep bereiken.
•
De integratie of inbedding van in kleinschalige pilots succesvol gebleken werkwijzen in het structurele aanbod van instellingen, vraagt veel aandacht.
•
De kennis bij kinderen over kindermishandeling en machtsmisbruik kan worden bevorderd door de jeugdgezondheidszorg een actievere rol te geven, bijvoorbeeld in de vorm van gastlessen.
•
Voor het bereiken van en de hulpverlening aan multi-probleemgezinnen is meer zorgcoördinatie, casemanagement en gezinscoaching gewenst. Gezinscoaching moet niet alleen als geïndiceerde zorg beschikbaar zijn, maar ook laagdrempelig en vrij toegankelijk zijn vanuit bijvoorbeeld het Algemeen Maatschappelijk Werk.
•
Het onderwijs en de huisartsen bleken weinig bereikt te zijn door de RAAK-activiteiten. Het is van belang deze partijen daadwerkelijk bij beleid en samenwerking te betrekken.
•
In voorlichting en training moet veel aandacht worden besteed aan een realistische beeldvorming en verwachtingen van de werkwijze van het AMK. Dit om teleurstellingen te voorkomen.
•
Bij de start van het RAAK-project is het prioriteren van doelstellingen en activiteiten op het zorgcontinuüm gewenst. Het is niet eenvoudig om het gehele zorgcontinuüm te bestrijken.
•
Wachtlijsten bij AMK’s werpen drempels op om te melden.
9.5. No-go momenten Mocht tijdens de uitvoering van het project herhaaldelijk blijken dat de medewerking van en draagvlak bij betrokken instanties, projectgroep en/of werkgroepen of gemeenten,onvoldoende is, waardoor de projectresultaten bedreigd worden, beschouwen we dit als een no-go moment. De ervaren knelpunten bespreken we vervolgens in de stuurgroep. In gezamenlijkheid zoeken de ketenpartners naar een oplossing, die eventueel in het Portefeuillehoudersoverleg Zorg wordt besproken en bekrachtigd. Het succes van dit project is o.a. gelegen in de betrokkenheid van de aanliggende gemeenten van Helmond. Tijdens de uitvoering van dit project moet er voldoende ruimte zijn om de activiteiten en interventies af te stemmen op de lokale cultuur. Indien deze vrijheid niet voldoende geboden wordt, kan dit beschouwd worden als een no-go moment. Verder verwijzen wij u naar de aandachtspunten vanuit de proefregio’s in 8.4. en naar de ijkpunten in hoofdstuk 4. 10. Meerwaarde van de RAAK-aanpak De meerwaarde van de RAAK-aanpak ziet er als volgt uit: •
Zet de noodzaak en urgentie van de aanpak van kindermishandeling op de agenda.
•
Maakt het mogelijk dat het thema kindermishandeling werkt als een ‘zoeklicht en breekijzer’
•
Werkt daardoor als katalysator voor de uitvoering van plannen die vaak al langer bestaan.
•
Bevordert samenhang in het aanbod en de ketensamenwerking tussen betrokken partijen.
•
Zorgt dat kindermishandeling een vast onderdeel van de aanpak van huiselijk geweld wordt.
•
Leidt tot bewustwording van knelpunten in de keten en het zorgcontinuüm.
•
Stelt het kindbelang centraal ten opzichte van verschillende instellingsbelangen.
•
Versterkt de regierol van de gemeente en de acceptatie van die regierol.
•
Ontwikkelt structuren waarin efficiënter en effectiever gewerkt wordt.
•
Heeft vaak indirect invloed op andere ontwikkelingen op het gebied van jeugdbeleid en jeugdzorg.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
26
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
•
Levert een stimulans voor de ontwikkeling van nieuw zorgaanbod.
•
Zorgt door training dat professionals zich deskundiger voelen op het gebied van signalering.
•
Vervult een aanjaagfunctie bij de implementatie van een regionaal meldprotocol.
11. Borging resultaten Vanaf de start van het project moet duidelijk zijn hoe de borging van de resultaten plaats moet vinden. Hieronder geven wij een opsomming van de taken, die kunnen leiden tot een succesvolle inbedding van de RAAK-activiteiten. •
De RAAK-activiteiten onderbrengen bij de lokale aanpak van huiselijk geweld of het lokale jeugdbeleid of de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ).
• •
Streven naar kwaliteit, door zo veel mogelijk gebruik te maken van evidence based interventies. Ten behoeve van de continuïteit van activiteiten is het belangrijk dat het e.e.a. wordt vastgelegd in een bestuurlijk akkoord.
•
Dat geldt ook voor de afspraken met ketenpartners, die eveneens moeten worden vastgelegd op het niveau van directie en bestuur.
•
De communicatiemiddelen die RAAK hanteert, zoals nieuwsbrieven en presentaties kunnen worden geïntegreerd in bijvoorbeeld nieuwsbrieven over opvoedingsondersteuning of de aanpak van huiselijk geweld.
•
Blijven investeren in een jaarlijkse scholing van beroepskrachten in zorg, onderwijs en politie. Deze training zou dan gericht moeten zijn op het herkennen en hanteren van vermoedens van kindermishandeling. Hierdoor blijft men alert op het onderwerp.
•
De gemeente kan er bijvoorbeeld ook voor zorgen dat alle ketenpartners het protocol kindermishandeling opnemen in hun kwaliteitsbeleid van organisaties. Dat kan de gemeente verplichten door dat dit vast te leggen in subsidiecontracten.
•
Tot slot moet na afloop van project ‘Regelrecht RAAK’ het thema kindermishandeling expliciet op de agenda blijven staan.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
27
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
DEEL B: Werkplan RAAK Peelregio
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
28
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
INHOUDSOPGAVE DEEL B: WERKPLAN
B: WERKPLAN 1. Inleiding 2. Overzicht speerpunten 3. Werkplan per speerpunt 4. Verbinding RAAK en CJG in de werkplannen 5. Begroting uitvoering RAAK 6. Overige projecten, good practices en maatregelen
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
29
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
1. Inleiding De 13 speerpunten, die in dit werkplan uitgebreid aan de orde komen, zijn benoemd in samenwerking met LEVgroep; Bureau Jeugdzorg en AMK; Zorgboog; Politie; GGD Brabant-Zuidoost; GGZ OostBrabant; Elkerliek ziekenhuis; Gemeenten Peelregio; Stichting welzijn Helmond; AMW Deurne; Onderwijs; Savant; Huisartsen; Novadic-Kentron; MEE Zuidoost Brabant; ORO; Homestart; Raad van Kinderbescherming; BJ Brabant; Kinderopvang; OCGH advies; De Combinatie; Slachtofferhulp in de periode van oktober 2008 – maart 2009. De speerpunten zijn geformuleerd op basis van de startfoto en vormen het fundament van het project ‘Regelrecht RAAK’. De startfoto is een vragenlijst opgesteld door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en is afgenomen bij alle Peelgemeenten en diverse ketenpartners. Vervolgens zijn de verschillende vragenlijsten samengevoegd en geanalyseerd. Hieruit blijkt welke ontwikkelingen en verdere acties gewenst zijn in het kader van de aanpak kindermishandeling. De startfoto maakt zodoende de hiaten in de huidige aanpak inzichtelijk. De speerpunten zijn daarmee de acties die nodig zijn om de aanpak volledig sluitend te krijgen. Bij de ordening van de speerpunten is gebruik gemaakt van het zorgcontinuüm. Het zorgcontinuüm is de leidraad in het project (zie paragraaf 9.2 projectplan). Daarin worden de mogelijke interventies op het gebied van kindermishandeling in vijf niveaus ingedeeld, die onderling samenhangen en die in gezamenlijkheid uitgevoerd leiden tot een volledig sluitende aanpak. 2. Overzicht speerpunten Hieronder volgt een overzicht van de speerpunten incl. de verantwoordelijken onderverdeeld naar de vijf niveau´s van het zorgcontinuüm. Voor uitleg van dit continuüm verwijzen wij naar het paragraaf 9.2. van het projectplan (deel A).
Niveau 1: preventie voor iedereen
Speerpunt 1: actiepunt Voorlichtingsfolder ‘geweldloos opvoeden’ voor ouders/opvoeders en beroepskrachten verspreiden. Ketenpartners in de voorbereiding: gemeente Helmond, projectcoördinator, Zorgboog, GGD Kartrekker:
projectcoördinator
Ketenpartners in de uitvoering:
Zorgboog, LEVgroep, AMW Deurne, GGD, GGZ, SWH,
Betrokken gemeenten:
Homestart en Savant. Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via de regionale ketenpartners
Speerpunt 2: actiepunt Opvoeders voorlichten over Shaken Baby Syndroom (SBS) door middel van film en folder. Ketenpartner in voorbereiding: Zorgboog i.s.m. Monique L’Hoir en Bregje van Sleuwen (TNO) Kartrekker:
Zorgboog
Ketenpartners in de uitvoering:
Kraamzorg van de Zorgboog
Betrokken gemeenten:
Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
30
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Speerpunt 3: actiepunt Selecteren of ontwikkelen en uitvoeren van outreachend groepsgewijze pre- en postnatale voorlichting voor risicogroepen op het gebied van opvoeding. Ketenpartners in de voorbereiding: Zorgboog Kartrekker:
Zorgboog
Ketenpartners in de uitvoering:
Zorgboog met doorverwijzing aan SWH, Savant, LEVgroep,
Betrokken gemeenten:
GGZ, ORO, MEE incl. verloskundigen Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
Speerpunt 4: procesresultaat en actiepunt 4a:
Bekendheid geven aan het lespakket KM bij professionals basisonderwijs in combinatie met scholing, speerpunt 9.
4b:
Lespakket KM opnemen in het onderwijscurriculum van basisscholen als aanvulling op
bestaande lespakketten zoals leefstijl, sociale vaardigheidstraining, Marietje Kessel etc. Ketenpartners in de voorbereiding: GGD, OCGH, GGZ, basisonderwijs, SMW Kartrekker:
GGD
Ketenpartners in de uitvoering:
schoolbesturen en IB-ers van alle basisscholen in de regio
Betrokken gemeenten:
Helmond. Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via de basisscholen.
Speerpunt 5: actiepunt Bekendheid geven aan het thema kindermishandeling bij ouders en kinderen, eventueel in aansluiting op de landelijke campagne. Ketenpartners in de voorbereiding:
CJG-ambtenaren en stuurgroep RAAK eventueel met
Kartrekker:
assistentie van de Rijksvoorlichtingsdienst projectleider en projectcoördinator
Ketenpartners in de uitvoering:
organisatoren van de evenementen, Helmond JONG 2Gether,
Betrokken gemeenten:
redacties kranten, lokale CJG’s en landelijk campagne Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via CJG en evenementen.
Niveau 2: preventie voor groepen
Geen speerpunten Niveau 3: preventie voor gezinnen Speerpunt 6: procesresultaat Invoeren van instrument om veiligheidsrisico’s voor de kinderen te taxeren in gevallen waarin een interventie wordt overwogen. Ketenpartners in de voorbereiding:
GGD, LEVgroep, AMW, Zorgboog.
Kartrekker:
LEVgroep
Ketenpartners in de uitvoering:
LEVgroep/AMW; Zorgboog; GGD Brabant-Zuidoost;
Betrokken gemeenten:
Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
31
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Speerpunt 7: procesresultaat en actiepunt 7a:
Implementeren van een werkproces tussen Bureau Jeugdzorg, GGZ Oost Brabant met als doel professionals in GGZ-volwassenenzorg in de regio Helmond alerter te maken op de risico’s die kinderen van ouders met een psychiatrische problematiek lopen en weten hoe te handelen (procesresultaat).
7b:
Intensivering van het aanbod voor gezinnen met ouders met een psychiatrische problematiek en/of verslavingsproblematiek teneinde de preventie van problemen en de bescherming van
kinderen te realiseren (actiepunt). Ketenpartners in de voorbereiding:
BJZ, GGZ, Novadic-Kentron, ORO
Kartrekker:
BJZ (7a), GGZ (7b)
Ketenpartners in de uitvoering:
BJZ, GGZ, Novadic-Kentron, ORO, Zorgboog
Betrokken gemeenten:
Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
Niveau 4: interventies bij vroege signalen
Speerpunt 8: procesresultaat Invoeren van valide instrumenten voor vroegsignalering door verloskundigen en kraamverzorgenden. Ketenpartners in de voorbereiding: Zorgboog en TNO Kartrekker:
Zorgboog
Ketenpartners in de uitvoering:
Zorgboog en TNO
Betrokken gemeenten:
Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via de Zorgboog.
Speerpunt 9: procesresultaat Uitbreiding van scholing van professionals die onvoldoende geschoold zijn. Ketenpartners in de voorbereiding: GGD, onderwijs, BJZ, Zorgboog, AMW, LEVgroep Kartrekker:
projectcoördinator (scholingsplan) eventueel i.s.m. de
Ketenpartners in de uitvoering:
lokale CJG-ambtenaren alle ketenpartners indien niet voldoende geschoold.
Betrokken gemeenten:
Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren
Niveau 5: Reacties op vermoedens en constateringen: melden, helpen en beschermen
Speerpunt 10: procesresultaat 10a: Invoeren van regionaal handelingsprotocol dat aansluit op de werkwijze binnen de verwijsindex Zorg voor Jeugd. 10b: Invoeren van een instellingsprotocol per sector zoals zeer waarschijnlijk verplicht wordt gesteld door de wet in het najaar van 2009. Ketenpartners in de voorbereiding:
GGD, onderwijs, BJZ, Zorgboog, AMW, LEVgroep
Kartrekker:
projectcoördinator
Ketenpartners in de uitvoering:
alle ketenpartners
Betrokken gemeenten:
Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
32
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Speerpunt 11: procesresultaat Aanscherpen van de samenwerking tussen de aanpak kindermishandeling en huiselijk geweld vastgelegd in het plan van aanpak huiselijk geweld. 11a: Opstellen van bestuurlijk convenant en convenant gegevensuitwisseling tussen ketenpartners huiselijk geweld en kindermishandeling. 11b: Schriftelijk vastleggen van het casusbeheer tussen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) als het gaat om uitwisseling meldingen en terugkoppeling melder en opvragen van informatie. Ketenpartners in de voorbereiding: Centrumgemeente Helmond, gemeente Deurne en Kartrekker:
eventueel de LEVgroep, BJZ en GGZ Centrumgemeente Helmond en gemeente Deurne.
Ketenpartners in de uitvoering:
alle ketenpartners
Betrokken gemeenten:
Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
Speerpunt 12: actiepunt Uitbreiding en/of doorontwikkeling van programma´s voor de begeleiding of behandeling van slachtoffers als gevolg van kindermishandeling en/of huiselijk geweld. Ketenpartners in de voorbereiding: GGZ Oost Brabant en LEVgroep Kartrekker:
GGZ Oost Brabant en LEVgroep
Ketenpartners in de uitvoering:
GGZ Oost Brabant en LEVgroep
Betrokken gemeenten:
Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
Speerpunt 13: procesresultaat Invoering NODO-procedure (Nader Onderzoek Doodsoorzaken) indien deze wettelijk verplicht wordt gesteld. Ketenpartners in de voorbereiding:
politie en GGD
Kartrekker:
politie
Ketenpartners in de uitvoering:
GGD en politie
Betrokken gemeenten:
Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
3. Werkplan per speerpunt De ketenpartners hebben de speerpunten vervolgens uitgewerkt volgens onderstaande vragenlijst. 1.
Is het een actiepunt of procesresultaat?
2.
Op welk niveau van het zorgcontinuüm bevindt het speerpunt zich?
3.
Met welk globaal resultaat uit het projectplan houdt het speerpunt verband?
4.
Hoe is het speerpunt geformuleerd op basis van de startfoto?
5.
Wat is de relatie met het 55-punten raamwerk van Jo Hermans?
6.
Hoe wordt de doelstelling smart geformuleerd?
7.
Wie is verantwoordelijk voor wat en voor welke gemeenten is het bedoeld?
8.
Wat is de planning?
9.
Wat zijn de risicofactoren?
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
33
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
10. Wat zijn de randvoorwaarden? 11. Hoe worden de resultaten geborgd? 12. Wat is de tijdsinvestering en de kosten? 13. Wat zijn relevante links? Op de hierna volgende pagina´s staan per speerpunt de werkplannen beschreven. De werkplannen zijn inmiddels door de werkgroepen gepresenteerd tijdens de projectgroepvergadering van 7 juli 2009.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
34
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 1: actiepunt (concept 2) Voorlichtingsfolder ‘Opvoeden zonder geweld’ 1
Zorgcontinuüm
Niveau 1: preventie voor iedereen
2
Globaal resultaat
Er is meer of beter aanbod voor ouders op het gebied van opvoedingsondersteuning Professionals zijn beter in staat kindermishandeling te signaleren en erop te reageren.
3
Speerpunt
Voorlichtingsfolder ‘geweldloos opvoeden’ voor ouders/opvoeders en beroepskrachten verspreiden
4
Raamwerk 55-punt
Gerichte voorlichting aan alle jonge ouders over maatschappelijke en in de wet vastgestelde norm van geweldloos opvoeden dient systematisch plaats te vinden (6).
5
Smartdoelstelling
De ketenpartners Zorgboog, LEVgroep, AMW Deurne, GGD, GGZ, SWH Homestart en Savant werken mee aan de verspreiding van de folders 'Opvoeden zonder geweld' voor ouders en beroepskrachten. In totaal worden er 700 folders door 8 organisaties verspreid met hulp van de leden van de projectgroep RAAK. De ketenpartners verspreiden de folders voor ouders via bestaande folderkasten en als ondersteuning bij gesprekken met ouders. De folders bestemd voor beroepskrachten maken onderdeel uit van het scholingsplan. Het is de bedoeling dat eind december 2010 alle folders zijn gedistribueerd.
6
Doelgroep
7
Verantwoordelijken
Alle ouders en beroepskrachten van de genoemde organisaties en beroepskrachten van organisaties die gaan deelnemen aan de scholing. Ketenpartners in de voorbereiding: centrumgemeente Helmond, projectcoördinator, Zorgboog en GGD Kartrekker: projectcoördinator Ketenpartners in de uitvoering: Zorgboog, LEVgroep, AMW Deurne, GGD, GGZ, SWH, Homestart en Savant. Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via de regionale ketenpartners
8
Planning
Bestaande folders ouders in de periode van april – juni 2009 Bestaande folders beroepskrachten van januari 2010 – december 2010
9
Risicofactoren
Folder wordt niet gelezen. Oplage te klein. Kosten van de folder te hoog. Folders worden niet bijbesteld.
10
Randvoorwaarden
11
Borging
Folders voor ouders niet alleen in folderkasten, maar ook toelichten tijdens gesprekken met risicogezinnen. Folders voor beroepskrachten tijdens basistraining KM toelichten. Folders zijn te bestellen bij www.nji.nl en te downloaden bij www.nji.nl en www.boogprojecten.nl . Folders voor ouders moeten beschikbaar zijn bij de ketenpartners genoemd onder punt 6 bij uitvoering. Folders voor beroepskrachten moeten onderdeel blijven van structurele training voor beroepskrachten
12
Tijd en kosten
13
Links
November 2009
Tijd: folder voor ouders: folderkasten geen tijdsinvestering; in gesprek met ouders 5 minuten. Folder voor beroepskrachten: 10 minuten lezen, is bovendien onderdeel van training Kosten: 700 stuks gratis, daarna € € 7,50 voor 10 exemplaren en € 12,50 voor 25 exemplaren = € 350,00. Regio € 1.000,00 http://www.nji.nl www.boogprojecten.nl www.boogprojecten.nl/
[email protected]
35
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 2: actiepunt (concept 2) Opvoeders voorlichten over SBS 1
Zorgcontinuüm
Niveau 1: preventie voor iedereen
2
Globaal resultaat
Er is meer of beter aanbod voor ouders op het gebied van opvoedingsondersteuning.
3
Speerpunt
Opvoeders voorlichten over Shaken Baby Syndroom door middel van film en folder
4
Raamwerk 55-punt
Gerichte, eenvoudige voorlichting over specifieke risicogedragingen, met name over gedrag dat kan leiden tot het shaken baby syndroom zal waarschijnlijk een aantal gevallen van ernstige mishandeling voorkomen (7).
5
Smartdoelstelling
Het geven van informatie aan ouders van een pasgeboren baby in de thuissituatie binnen de eerste acht dagen door de kraamverzorgende van de Zorgboog over de oorzaken, gevolgen en preventie van het schudden van een baby. Het uitdelen en laten lezen van een folder en het laten kijken naar een cdrom. Het plaatsen van een handtekening door de ouders onder een document of door het aftekenen door de kraamverzorgende in het zorgdossier waarin staat dat de ouders op de hoogte zijn van de risico’s van schudden van baby’s, de oorzaken, de gevolgen en hoe het kan worden voorkomen. De informatieoverdracht geschiedt door kraamverzorgende, bij voorkeur aan beide ouders, kort na de bevalling. Dit is een belangrijk transitiemoment, waarin ouder openstaan voor nieuwe informatie. Hiermee kunnen in theorie vrijwel alle nieuwe ouders bereikt worden. Een ‘bewijs van informatie overdracht per gezin’ wordt via een antwoordkaart en/of een standaard systeem via internet gemaild naar het centrum waar de dataverzameling plaatsvindt . De pilot start in juli 2009 en wordt is afgerond voor medio 2010.
6
Doelgroep
Alle ouders die in contact staan met de kraamzorg van de Zorgboog in regio Helmond (85% van de geboortes. Na de pilotfase en bewezen effectiviteit worden ook particuliere kraamklinieken en ziekenhuizen (15% van de geboortes) betrokken
7
Verantwoordelijken
Ketenpartner in voorbereiding: Zorgboog i.s.m. Monique L’Hoir en Bregje van Sleuwen (TNO) Kartrekker: Zorgboog Ketenpartners in de uitvoering: Kraamzorg van de Zorgboog Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
8
Planning
Beoordelen folder en website: juli - september 2009 Training aan de totale groep kraamverzorgenden door TNO: september november 2009 Procesevaluatie door TNO i.s.m. Zorgboog: ? Uitvoering na positieve evaluatie: vanaf 2010.
9
Risicofactoren
Deze aanpak verkeert nog in de pilotfase. Dit betekent dat de kraamverzorgenden en JGZ medewerkers de folder en de website in juli 2009 moeten beoordelen aan de hand van een korte vragenlijst. Ook zullen enkele gezinnen en kraamverzorgenden worden betrokken bij de procesevaluatie.
10
Randvoorwaarden
Medewerking van TNO waarbij de regio Helmond als pilotgemeente
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
36
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
geaccepteerd wordt. Er zijn voldoende kraamverzorgenden verspreid over de hele regio die tijd vrij kunnen maken voor deelname aan de pilot (vragenlijst, training, evaluatie). De kraamverzorgenden moeten voldoende handvatten hebben om hun taak uit te kunnen voeren. 11
Borging
Indien de pilot succesvol is, integreren in de werkwijze van de kraamverzorgenden, waarbij ook aandacht is voor de aanpak ‘vroegsignalering’ waarbij onderzoek naar een instrument voor vroegsignalering bij kraamverzorgenden en een instrument voor verloskundigen onderdeel van uitmaakt. Dit is een breder opgezet plan, dat kan worden beschouwd als de eerste bouwsteen van de Centra Jeugd en Gezin (zie ook ons speerpunt 8).
12
Tijd en kosten
Tijd: per geboorte in totaal 30 minuten tijd van kraamverzorgende excl. de tijd die nodig is in de pilotfase. Kosten: alleen personele kosten. De ondersteuning, training en de te verstrekken materialen door TNO zijn kosteloos.
13
Links
http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/06/945.html www.kraamcafe.nl
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
37
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 3: actiepunt (concept 4) Pre- en postnatale voorlichting 1
Zorgcontinuüm
Niveau 1: preventie voor iedereen
2
Globaal resultaat
Er is meer of beter aanbod voor ouders op het gebied van opvoedingsondersteuning.
3
Speerpunt
Selecteren of ontwikkelen en uitvoeren van outreachend groepsgewijze preen postnatale groepsvoorlichting voor risicogroepen op het gebied van opvoeding. Dit speerpunt vergt enige toelichting. Om invulling te geven aan een aanbod gericht op de fase voor de geboorte, zijn de AWBZ-middelen voor prenatale voorlichting per 1 januari 2009 overgeheveld naar de Brede Doeluitkering CJG. De postnatale voorlichting was al onderdeel van deze doeluitkering. In het kader van prenatale voorlichting worden aanstaande ouders goed geïnformeerd over de zwangerschap, de bevalling en de periode daarna. Tevens draagt het bij aan preventie en signalering van risicokinderen. Gemeenten zijn niet wettelijk verplicht een bepaald aanbod prenatale voorlichting te doen.
4
Raamwerk 55-punt
Groepsgewijze opvoedingsvoorlichting dient in de periode voor en kort na de 14 geboorte van een kind voor alle ouders beschikbaar te zijn. Groepsconsultatiebureaus kunnen de onderlinge steun van met name relatief onervaren ouders versterken (10).
5
Smartdoelstelling
Het aanbieden van een samenhangende, elkaar opvolgende algemene themabijeenkomsten voor aanstaande en jonge ouders in risicogroepen vanaf de zwangerschap totdat kinderen 1 jaar zijn. Het aanbod voor zwangeren én jonge ouders worden blokken verdeeld die elkaar in tijd opvolgen. In elk blok wordt een passend thema behandeld. Welke thema’s worden behandeld, wordt nog nader uitgewerkt.
6
Doelgroep
Aanstaande en jonge ouders van kinderen van 0 - 1 jaar behorend tot risicogroepen in de regio Helmond
7
Verantwoordelijken
Ketenpartners in de voorbereiding: Zorgboog Kartrekker: Zorgboog Ketenpartners in de uitvoering: Zorgboog met doorverwijzing aan SWH, Savant, LEVgroep, GGZ, ORO, MEE incl. verloskundigen Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
8
Planning
Selecteren/inkoop: juni – oktober 2009 Organisatie: december 2009 – april 2010 Uitvoering: vanaf mei 2010
9
Risicofactoren
-
Financiering. Te weinig belangstellenden voor de themabijeenkomsten/cursussen
10
Randvoorwaarden
-
Een lokale structuur waarin opgroei- en opvoedingsondersteuning toegankelijk en effectief kan plaatsvinden. Financiële middelen op gemeentelijk niveau. Aanbod laagdrempelig en voor ieder toegankelijk (geen specifieke
14
In Helmond wordt gekozen voor risicogroepen.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
38
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
-
doelgroepen) Aanbod sluit aan op vraag (aanstaande) ouders Verwijzen naar specifiek aanbod (toeleiden naar hulpaanbod indien nodig)
NB. Naast het ontwikkelen van standaardaanbod, moet er ook aanbod komen voor specifieke risicogroepen. Aanbod in zwangerschap op basis van risicosignalering door verloskundigen en gynaecologen of aanbod voor de periode 0-1 jaar op basis van signalering door CJG-medewerkers. De doelgroepen kunnen bijv. zijn ouders met psychische of psychiatrische problematiek (BOBP) speerpunt 7b, tienermoeders of allochtone moeders. 11
Borging
Bij succes integreren in de werkwijze van verloskundigen en JGZverpleegkundigen.
12
Tijd en kosten
Tijd: voorbereiding en selectie: 30 uur. Kosten: schatting € 35.000,00
13
Links
http://www.nji.nl/publicaties/opvoedingsondersteuning/SteunRondomGeboorte .pdf http://www.zorgboog.nl/uploaded-images/alsjepasbabyhebt.pdf http://www.denhaag.nl/Docs/ocw/GGD/GVOnieuwsbrief92010.pdf
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
39
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 4a en 4b: procesresultaat en actiepunt Scholing van interne begeleiders / lespakket KM voor BO 1
Zorgcontinuüm
Niveau 1: preventie voor iedereen
2
Globaal resultaat
In het projectplan is geen resultaat opgenomen dat gerelateerd kan worden aan dit speerpunt.
3
Speerpunt
Dit speerpunt is tweeledig en opgesteld in samenwerking met Jan van der 15 Heijden en Hans Noot , namens OHS d.d. 17.03.2009. Aanpassing heeft plaatsgehad n.a.v. het gesprek met Hans van Gorp, Judith Kuijpers, Frank de 16 Vocht en Inge de Kaste (GGD) op 26-05-2009 . Vervolgens is dit werkplan besproken met de onder voetnoot 1 genoemde personen. Dit werkplan zal besproken worden tijdens het lokale directeurenoverleg van de DAS-gemeenten en bij enkele IB-netwerken. 4a: Bekendheid geven aan de lespakket KM bij professionals basisonderwijs in combinatie met scholing. speerpunt 9. (procesresultaat) 4b: Lespakket KM opnemen in het onderwijscurriculum van basisscholen als aanvulling op bestaande lespakketten zoals leefstijl, sociale vaardigheidstraining, Marietje Kessel etc. (actiepunt)
4
Raamwerk 55-punt
Op alle scholen dienen effectief gebleken programma’s voor kinderen ingevoerd te worden waarin de nadruk ligt op kennisverwerving op het terrein van geweld en misbruik tegen kinderen, binnen en buiten het gezin en hoe kinderen daar het beste mee kunnen omgaan. Training(sonderdelen) om kinderen fysiek ‘weerbaar’ te maken, zijn op dit moment niet aan te bevelen. Programma’s dienen potentiële negatieve bijeffecten te monitoren (12).
5
Smartdoelstelling
4a : Het selecteren van een lespakket KM voor het BO, die toegelicht wordt tijdens bijv. de scholing van IB-ers BO. Tevens zullen contactpersonen Gezondheidsbevordering van de GGD de module onder de aandacht brengen bij de scholen.
17
4b: Tijdens de scholing KM aan IB-ers van de basisscholen in de regio Helmond wordt aandacht besteed aan een lespakket KM dat in het schooljaar 2010-2011 aangeboden wordt indien de aansluiting op bestaande sociaalemotionele leerstof zoals leefstijl, sociale vaardigheidstrainingen, Marietje Kessels etc. gerealiseerd kan worden. Extra informatie 4b: Speerpunt 4b bestaat uit 4 stappen, die hieronder worden beschreven. Stap 1: scholing De IB-ers van basisscholen in de regio Helmond krijgen een scholing aangeboden (speerpunt 9) tijdens één van de netwerkbijeenkomsten. In Helmond zijn de mogelijke data op 10.12.’09 of op 28.01.’10 of 24.06.’10 voor ca. 45 IB-ers. Voor de ca. 30 IB-ers in Gemert-Bakel/Laarbeek en de ca. 40 IB-ers in de 18 DAS-gemeenten worden de data (2011) nog vastgesteld m.u.v. Someren/Asten, deze vindt plaats op 8 juni 2010. 15
Jan van der Heijden (alg. dir. SKPOH) en Hans Noot (alg. dir. OBSH)15, namens OHS (Overleg Helmondse Schoolbesturen) Frank de Vocht; coördinator WSNS Samenwerkingsverband PO Helmond-Mierlo. Hans van Gorp; staffunctionaris/coördinator WSNS Gemert-Bakel/Laarbeek en Deurne, Asten en Someren. Judith Kuijpers; coördinator GJG Laarbeek (LEV-groep). Inge de Kaste (GGD). Frits van Dijk (Gabriel Mikkers), Someren, Jan Roestenberg, Deurne, Wil Triepels, OCGH, Frank Vliegenberg (dhr. Bennaars), Asten. Hans Tromp/Jacques Gielen van Prodas. 17 Bekeken wordt of WSNS Geldrop aan kan sluiten bij de regio Peelland in het kader van passend onderwijs 18 Prodas: 28 scholen in de DAS-gemeenten, contactpersoon Jan Roestenberg en PlatOO: 14 scholen in Peelregio, contactpersoon Hans Heyligers. 16
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
40
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
De scholing zal zoveel mogelijk aansluiten op de deskundigheid van de IBers. De training duurt een dagdeel en omvat: - Het aanleren van kerncompetenties zoals signaleren, handelen, samenwerken en evalueren. - Houdingsaspecten die daarbij nodig zijn, worden samengevat in een overkoepelende omschrijving van beroepshouding. - Het overwinnen van weerstanden en barrières van professionals tegen het signaleren en melden van kindermishandelingen. - Signalen- en routekaart tbv de overdracht van kennis van de IB-ers aan leerkrachten en Zorgteams binnen de eigen school. Wanneer Bureau Jeugdzorg, GGD, GGZ, SHG, (CJG) inschakelen en wanneer registreren in Zorg voor Jeugd (speerpunt 10) vormen onderdeel van de training. - Informatie over de lespakket KM voor leerlingen in midden- en/of bovenbouw in aansluiting op bestaande sociaal-emotionele lespakketten. Stap 2: vervolgscholing - In aansluiting op de scholing hierboven en de wettelijk verplichte invoering van het instellingprotocol KM voor scholen, zal een vervolgscholing gegeven kunnen worden waarbij het gebruik van het protocol in relatie tot de verworven basiskennis KM in de eerste scholing wordt gebracht. Stap 3: kennisoverdracht aan expertisecentrum en zorgteams Zodra de expertisecentra geheel in bedrijf zijn - SBO de Brigantijn in Someren en Deurne, SBO de Toermalijn in Helmond en SBO Petrus Dondersschool in 19 Gemert, SBO Burg. v/d Puttschool in Geldrop -, zal RAAK evt. in samenwerking met de LEVgroep de beschikbare kennis over KM overdragen aan deze expertisecentra ten einde zorg te dragen voor de borging van de kennis. Via deze centra kan ook stap 2 gestimuleerd worden. Tevens zal RAAK de kennis overdragen aan de bestaande zorgteams. Stap 4: lespakket KM aanbieden aan midden- en/of bovenbouw Indien scholen interesse hebben, bieden zij hun leerlingen in de midden- en/of bovenbouw een lespakket KM aan om leerlingen inzicht te geven in de diverse vormen van kindermishandeling. Deze module zal in de bestaande programma’s geïntegreerd kunnen worden zoals Leefstijl, sociale vaardigheidstraining of Marietje Kessels. ______________________________________________________________ Hieronder volgen voorbeelden van de lespakket/ lespakketten KM: Voorbeeld 1: 'Praten kan helpen' is een hulpmiddel bij het geven van voorlichting aan kinderen over het functioneren van de interne vertrouwenscontactpersoon op de basisschool. Dit lespakket behandelt de voorwaarden waarbinnen de voorlichting kan worden gegeven en verschaft bruikbare voorlichtingsmaterialen voor de verschillende leeftijdsgroepen in het primair onderwijs. De materialen en activiteiten zijn geordend in vier varianten: - minimale variant: uitdelen van de voorlichtingsfolder aan kinderen; - tussenvariant: eenmalige voorlichting; - uitgebreide variant: een project rondom weerbaarheid; - maximale variant : inbedding in sociale weerbaarheid. Er wordt een voorbeeld gegeven van een brief voor de ouders, ter begeleiding van de voorlichtingsactiviteiten.
19
Indien Geldrop aansluit bij de Peelregio.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
41
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Voorbeeld 2: Lespakket over kindermishandeling voor groep 5 en 6 van het basisonderwijs Dit lespakket is ontwikkeld voor de middenbouw van het basisonderwijs. De inhoud geeft de leerlingen inzicht in de diverse vormen van kindermishandeling en biedt aanknopingspunten voor een oplossing. Het lespakket bestaat uit een docentenhandleiding en 30 werkboekjes.
6
Doelgroep lespakketten
Voorbeeld 3: Lespakket over kindermishandeling voor groep 7 en 8 van het basisonderwijs. Een lesbrief over kindermishandeling, bestemd voor de bovenbouw van het basisonderwijs. De verhalen van vier mishandelde kinderen geven inzicht in de problematiek en maken de kinderen duidelijk dat er iets aan te doen is. De docentenhandleiding bevat suggesties voor een les over kindermishandeling. Tevens bevat het informatie over kindermishandeling en hoe te handelen bij een vermoeden van mishandeling, verwaarlozing of seksueel misbruik. Het lesmateriaal bestaat uit 30 lesbrieven en een docentenhandleiding. Leerlingen van de basisschool groep 7 en 8. Eventueel groep 5 en 6 in de regio Helmond. IB-ers BO en expertisecentra
7
Doelgroep Training Verantwoordelijken
8
Planning
9
Risicofactoren
10
Randvoorwaarden
11 12
Borging Tijd en kosten
4a: Afhankelijk van de scholing professionals BO en de planning van de contactpersonen Gezondheidsbevordering van de GGD en SMW. 4b: Planning voor de scholing zie scholingsplan onder speerpunt 9. Voor Helmond zijn al mogelijke data gegeven. Selectie lespakket juni – december 2009 Indien de scholen er voor kiezen, dan invoering lespakket KM vanaf schooljaar 2010-2011 - Onvoldoende draagvlak bij scholen vanwege grote aanbod vanwege mogelijke onduidelijkheid over relatie met anderen ontwikkelingen. - Primaire taak van scholen is onderwijs geven op taal en rekenen en sociaal-emotionele ontwikkeling. Het onderwijs is echter zoekende naar de grens m.b.t. ‘zorg’. Wanneer staat zorg nog in dienst van het onderwijs en wanneer staat onderwijs in dienst van de zorg? - Kosten van lesmateriaal. - Medewerking van de GGD. - Medewerking van de basisscholen. - Voldoende budget. Bij voorkeur opnemen van lespakket in het onderwijscurriculum. Tijd: 4a: ca. 10 minuten tijdens scholing professionals BO of bezoek contactpersonen Gezondheidsbevordering GGD voor ketenpartners in de voorbereiding en professionals BO. 4b: selectie lespakket 10 uur voor ketenpartners in de voorbereiding onder de aandacht brengen van IB-ers als onderdeel van training 15 min voor ketenpartners in de voorbereiding, trainer en IB-ers. Kosten: 4a: personele kosten en eerste scholing IB-ers € 10.000,00 4b: trainingskosten worden meegenomen in het werkplan van speerpunt 9. Lespakket: 'Praten kan helpen' € 27,00 (verschillende varianten); Lespakket groep 5 en 6: € 18,75 (docentenhandleiding en 30
November 2009
Ketenpartners in de voorbereiding: GGD, OCGH, GGZ, basisonderwijs, SMW Kartrekker: GGD Ketenpartners in de uitvoering: schoolbesturen en IB-ers van alle basisscholen in de regio Helmond. Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via de basisscholen.
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
42
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
werkboekjes); Lespakket (docentenhandleiding en 30 lesbrieven) groep 7 en 8: € 13,00 en personele kosten 13
Links
November 2009
http://www.ppsi.nl/aps/PPSI/vertrouwenswerk/Functie+en+taken/Voorlichtings materiaal/Praten+kan+helpen.htm http://www.nji.nl/smartsite.dws?id=110280&LeftNr=2165&rubriek=Kindermish andeling&subrubriek=Lespakketten
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
43
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 5: actiepunt (concept 2) Bekendheid kindermishandeling 1
Zorgcontinuüm
Niveau 1: preventie voor iedereen
2
Globaal resultaat
In het projectplan is geen resultaat opgenomen dat gerelateerd kan worden aan dit speerpunt. Toch is het zinvol om tijdens en na RAAK bekendheid te geven aan het thema KM en in bredere zin op opvoedingsondersteuning.
3
Speerpunt
Bekendheid geven aan het thema kindermishandeling bij ouders en kinderen, eventueel in aansluiting op de landelijke campagne.
4
Raamwerk 55-punt
Op kinderen en jongeren gerichte publiekscampagnes die hen uitnodigen kindermishandeling bespreekbaar te maken, dienen regelmatig herhaald te worden (8). In de regio Helmond zal de publiekscampagne zich op een bredere doelgroep richten.
5
Smartdoelstelling
Dit speerpunt kan verschillende onderdelen bevatten. Deze onderdelen zullen in later stadium elk smart worden geformuleerd. Vooralsnog volstaan we hier met het noemen van enkele mogelijke campagne-uitingen: - Officieel startschot door stuurgroep uitvoering RAAK in aanwezigheid van de lokale pers (persberichten reeds geplaatst rond eind april 2009). - Interviews met slachtoffers van KM in ED en/of lokale huis-aanhuisbladen en/of uitgave van specifieke organisaties. - Interview met projectleider en coördinator over het project. - Afsluiting project: wat heeft het project opgeleverd met opnieuw de stuurgroep aan het woord. - Banieren en spandoeken in de campagnestijl, flyers en posters beschikbaar stellen tijdens evenementen in 2010 zoals het muziekfestival Impact plaats voor en door jongeren georganiseerd en de lokale kermis biedt eventueel ook aanknopingspunten voor de campagne. - Aansluiten bij de officiële openingen van de lokale CJG’s met flyers en spandoeken, posters en draaien van spots KM. - Samenstellen van een beeldrapportage van het project naast een schriftelijke rapportage. - Het inzetten van jongeren via ‘Helmond JONG 2Gether’. Dit is een gemêleerde groep jongeren die meedenkt over de input voor de 13+ beleidsontwikkeling in gemeente Helmond. Deze jongeren kunnen eventueel ingezet worden bij de promotie en het monitoren van resultaten van de verschillende speerpunten.
6
Doelgroep
Ouders, opvoeders, jongeren en kinderen in de regio Helmond.
7
Verantwoordelijken
Ketenpartners in de voorbereiding: CJG-ambtenaren en stuurgroep RAAK eventueel met assistentie van de Rijksvoorlichtingsdienst Kartrekker: projectleider en projectcoördinator Ketenpartners in de uitvoering: organisatoren van de evenementen, Helmond JONG 2Gether, redacties kranten, lokale CJG’s en landelijk campagne Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via CJG en evenementen.
8
Planning
Vanaf april 2009 – eind 2011
9
Risicofactoren
Het bereik van de uiteindelijke doelgroep is te klein. De CJG’s geven geen ruimte voor voorlichting KM. Het onderwerp heeft te weinig nieuwswaarde.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
44
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
De medewerkers van de landelijke campagne verlenen geen medewerking aan Helmond als regio. Helmond JONG 2Gether zijn niet voldoende toegerust om opdracht uit te voeren. Voldoende bereik van allochtone gezinnen (www.zelfhulpnetwerk.nl). 10
Randvoorwaarden
Goede samenwerking met lokale CJG’s, landelijke campagne en Helmond JONG2Gether.
11
Borging
Het onderwerp KM moet op de agenda blijven staan door herhaling van de landelijke spots en voldoende voorlichtingsmaterialen via de lokale CJG’s.
12
Tijd en kosten
Tijd: is sterk afhankelijk van de keuze voor de verschillende onderdelen. Kosten: materialen zijn inmiddels beschikbaar en zijn kosteloos. Alleen personele kosten.
13
Links
http://www.jeugdengezin.nl/nieuwsberichten/2008/start-campagnekindermish.asp
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
45
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 620: procesresultaat (concept 2) Risicotaxatie-instrument 1
Zorgcontinuüm
Niveau 3: preventie voor gezinnen
2
Globaal resultaat
Professionals zijn beter in staat kindermishandeling te signaleren en erop te reageren. Er zijn meer gevallen van kindermishandeling gemeld.
3
Speerpunt
Invoeren van instrument om veiligheidsrisico’s voor de kinderen te taxeren in gevallen waarin een interventie wordt overwogen.
4
Raamwerk 55-punt
In alle situaties waarin met of in gezinnen een interventie wordt overwogen of toegepast, dient de betrokken professional voor zichzelf vast te stellen of er geen evidente risico’s op onveiligheid voor het kind over het hoofd zijn gezien. De California Family Risk Assessment is hiervoor een valide instrument (19).
5
Smartdoelstelling
Professionals zijn beter in staat om veiligheidsrisico's te onderkennen, in alle gevallen waarin een interventie overwogen wordt door de ketenpartners in de eerste lijns (LEVgroep/AMW; Zorgboog; GGD Brabant-Zuidoost). De keuze van het risicotaxatie-instrument wordt genomen door GGD, LEVgroep, AMW, Zorgboog. De keuze van instrument wordt ondersteund door de overige ketenpartners. Het instrument moet eenvoudig ingezet kunnen worden en weinig tijd voor de professional vragen. Het risicotaxatie-instrument bij de genoemde ketenpartners voor eind 2010 ingevoerd zijn.
6
Doelgroep
Kinderen in risicosituaties.
7
Verantwoordelijken
8
Planning
9
Risicofactoren
10
Randvoorwaarden
11
Borging
12
Tijd en kosten
13
Links
Ketenpartners in de voorbereiding: GGD, LEVgroep, AMW, Zorgboog. Kartrekker: LEVgroep Ketenpartners in de uitvoering: LEVgroep/AMW; Zorgboog; GGD BrabantZuidoost; Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners. Selecteren van risicotaxatie-instrument tot december 2009. Invoeren van risicotaxatie-instrument tot december 2010. Selectie van het instrument wordt niet door alle ketenpartners geaccepteerd. Het instrument sluit niet aan op de huidige werkwijze van de ketenpartners. De medewerkers worden onvoldoende geïnformeerd over het gebruik van het instrument. Het gekozen instrument is onvoldoende getest in de praktijksituatie. Gebruiksvriendelijk. Passend bij kennisniveau van de professional in de eerste lijns. Voldoende draagvlak voor het gekozen instrument door de overige ketenpartners ivm doorverwijzing door de eerste lijns. Instrument fungeert als een legitimatie voor doorverwijzing. Doorgeleiding moet mogelijk zijn door aanwezigheid volledig sociale kaart. Gebruik van instrument moet in de praktijk bewezen zijn. Het instrument is geïntegreerd in de werkwijze van de professionals in de eerste lijns. Tijd: De voorbereiding waarin de selectie plaatsvindt: 25 uur. De uitvoering waarin het instrument gebruikt gaat worden is afhankelijk van het gekozen instrument, maar mag niet langer zijn dan 15 minuten per kind. Kosten: afhankelijk van gekozen instrument en licentiekosten. http://www.rivm.nl/jeugdgezondheid/images/kennissynthese%20kindermishan deling.pdf
20
Tijdens de uitvoering van speerpunt 6, speerpunt 9 scholing professionals en 10a invoering regionaal handelingsprotocol wordt samengewerkt met de lokale CJG’s.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
46
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 7: procesresultaat en actiepunt (concept 2) Bescherming van kinderen van ouders met een psychische problematiek en/of verslavingsproblematiek. 1
Zorgcontinuüm
Niveau 3: preventie voor risicogezinnen
2
Globaal resultaat
Professionals zijn beter in staat kindermishandeling te signaleren en erop te reageren. Het is mogelijk om binnen enkele dagen intensieve bescherming te regelen.
3
Speerpunt
7a: Implementeren van een werkproces tussen Bureau Jeugdzorg, GGZ Oost Brabant met als doel professionals in GGZ-volwassenenzorg in de regio Helmond alerter te maken op de risico’s die kinderen van ouders met een psychiatrische problematiek lopen en weten hoe te handelen (procesresultaat). 7b: Intensivering van het aanbod voor gezinnen met ouders met een psychiatrische problematiek en/of verslavingsproblematiek teneinde de preventie van problemen en de bescherming van kinderen te realiseren (actiepunt).
4
Raamwerk 55-punt
Geen relatie met één van de 55 punten.
5
Smartdoelstelling
7a: Vóór eind 2009 implementeren van een werkproces tussen Bureau Jeugdzorg, GGZ Oost Brabant zoals vastgelegd in de huidige Brabantse aanpak KM incl. de richtlijn KM tussen Bureau Jeugdzorg geldend voor GGZe. Het doel van dit werkproces is dat professionals in GGZ-volwassenenzorg in de regio Helmond alerter zijn op de risico’s die kinderen van ouders met een psychiatrische problematiek lopen en 21 weten hoe te handelen (procesresultaat). 7b: - Voor eind 2011 wordt deelname aan de KOPP/KVO-groepen voor kinderen met verslaafde ouders of ouders met een verstandelijke beperking en/of een psychiatrisch of verslavingsprobleem in de regio Helmond door GGZ Oost-Brabant en Novadic Kentron aangeboden (actiepunt). - Stichting ORO, GGZ Oost Brabant en de Zorgboog JGZ zorgen voor een doorlopende en passende aanpak gedurende de zwangerschap voor het moment van geboorte voor baby’s van ouders met een verstandelijke beperking en/of een psychiatrisch probleem. De passende aanpak kan bestaan uit: extra of uitgebreidere kraamzorg of jeugdgezondheidszorg; begeleiding door Stichting ORO en/of GGZ Helmond; meer overleg met de verloskundige of gynaecoloog, extra aandacht voor de bevalling; praktische hulp, bijvoorbeeld voorlichting over een gezonde zwangerschap en een goede voorbereiding op de bevalling door een zwangerschapsconsulent; gespecialiseerde gezinszorg. Deze doelstellingen zouden o.a. gerealiseerd kunnen worden door uitvoering, uitbreiding en/of intensivering van de volgende programma´s. Extra informatie: 7a: Brabantse aanpak KM (procesresultaat) De ondertekenaars (05.02.2009) van het convenant Aanpak
21
Tussen Novadic-Kentron en Bureau Jeugdzorg bestaat al een dergelijke samenwerking.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
47
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Kindermishandeling GGZ-Jeugdzorg zijn in eerste instantie Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Geestelijke Gezondheidszorg regio Eindhoven (GGzE), Raad voor de Kinderbescherming in deze regio en PAAZ Máxima Medisch Centrum. De ambitie is dat convenant en werkwijze gaandeweg in de rest van de provincie én in andere sectoren (zoals verslavingszorg en zorg voor (licht) verstandelijk gehandicapten) onderschreven en geïmplementeerd gaan worden. Het initiatief om te komen tot een verbeterde ketensamenwerking in de aanpak van kindermishandeling is gericht op zorginhoudelijke verbeteringen, het versnellen van processen, drempelloze overgang, het uitwisselen van informatie en het gebruik maken van elkaars expertise. 7b: Een KOPP/KVO-groep voor uw kind (actiepunt) Kinderen hebben vaak zelf allerlei vragen en zorgen. Het helpt als zij hierover kunnen praten met leeftijdsgenoten die hetzelfde meemaken. Daarom heeft Novadic-Kentron en de GGZ-instellingen in Brabant de KOPP/KVO-groepen ontwikkeld. KVO staat voor Kinderen van Verslaafde Ouders (Novadic). KOPP is de afkorting van Kinderen van Ouders met Psychische Problemen (GGZ). In de KOPP/KVO-groep zitten ongeveer acht kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd. De kinderen in deze groep hebben een ouder die verslaafd is (geweest) of een ouder die psychische problemen heeft (gehad). Het opgroeien in een gezin waarin vader en/of moeder (langdurige) psychische/psychiatrische problemen heeft brengt risico’s mee voor de kinderen. Zij voelen zich verantwoordelijk voor hun ouder(s) en broertjes/zusjes en moeten al op jonge leeftijd bezig zijn met volwassenen zaken, waardoor hun eigen ontwikkeling in de knel komt. Kinderen van ouders met psychiatrische problemen hebben, op enig moment in hun leven, 1,5 keer zo grote kans op het ontwikkelen van een psychiatrische stoornis (50%) dan anderen (30%). In Nederland zijn er zo’n 864.000 psychiatrische zieke ouders en daarvan groeien er 1,6 miljoen kinderen onder de 22 jaar op in een KOPP/ KVO-gezin. 900.000 kinderen zijn jonger dan 12 en 400.000 jonger dan 6. Het zorggebruik van deze groep is 5 keer zo groot als bij normale kinderen en jeugdigen. De opnamecijfers laten zien dat deze kinderen oververtegenwoordigd zijn. BOBP-aanpak (actiepunt) Afkorting van Baby’s van ouders met een verstandelijke beperking en/of een psychiatrisch probleem (Stichting ORO, GGZ Oost Brabant, Zorgboog regio Helmond.). Het aanbieden van zorg voor (aanstaande) ouders met een (verstandelijke) beperking en/of een psychiatrisch probleem is ontstaan vanuit het Regionaal Overleg Preventie Kindermishandeling. Er was vraag naar extra aandacht en begeleidingsmogelijkheden voor (a.s.) ouders waarbij ernstige zorgen zijn rondom zwangerschap, voorbereiding op de bevalling en kraamperiode. Zo ook voor ouders waarbij twijfels rond de draagkracht om de verzorging en opvoeding van een baby op zich te nemen bestaan. Een ernstig psychiatrisch probleem en/of een (verstandelijke) beperking kunnen een (a.s.) ouder beperken in haar mogelijkheden en leiden tot risicovolle situaties tijdens de zwangerschap de bevalling en de periode direct daarna. In de werkgroep BOBP zijn drie organisaties vertegenwoordigd. De Zorgboog JGZ draagt zorg voor de jeugdgezondheidszorg voor kinderen van 0-4 jaar en hun ouders in de regio Helmond. Stichting ORO Helmond begeleid kinderen en volwassen met een sociale (verstandelijke) handicap en hun directe omgeving. GGZ Oost Brabant, regio Helmond tenslotte richt zich op begeleiding en behandeling van kinderen en volwassenen met een psychiatrisch probleem en hun directe omgeving. November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
48
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Voor deze samenstelling is gekozen omdat in deze organisaties de expertise rond kinderen (van -9 tot en met 12 maanden) en hun ouders in de doelgroep gebundeld wordt. Het doel is dat de betreffende ouders al tijdens de zwangerschap te bereiken om (samen met al in het gezin aanwezige hulpverleners) zo mogelijk al in de zwangerschap extra ondersteuning en hulpverlening te bieden. Na de geboorte van het kind kan verder extra ondersteuning en hulp geboden worden op het vlak van verzorging en opvoeding van het kind. De werkgroep kan bovendien om een advies (of consult) over een probleemsituatie gevraagd worden. De doelgroepen zijn: • Kinderen van -9 maanden tot 12 maanden van • Ouders met een verstandelijke beperking en / of • Ouders met psychiatrische problemen • In de regio Helmond De BOBP-aanpak is een concrete uitwerking van de visie van het Rijk: CJG vanaf -9 maanden. Ook daarin krijgt het vraagstuk de aandacht en wordt gekeken naar gemeenten waar het gaat om het realiseren van een oplossing. De notitie BOBP bevat een stroomdiagram van de stappen die worden genomen wanneer er zorgelijke signalen zijn vanuit de hulpverlening, betrokken bij gezinnen waar een kind op komst is en/of met kinderen van nul tot één jaar, en waar bij de ouders sprake is van psychiatrische problematiek en/of een (verstandelijke) beperking. De informatie is bedoeld voor verwijzers. 6 7
Doelgroep Verantwoordelijken
Kinderen van ouders met een psychische en/of verslavingsproblematiek. Ketenpartners in de voorbereiding: BJZ, GGZ, Novadic-Kentron, ORO Kartrekker: BJZ (7a), GGZ (7b) Ketenpartners in de uitvoering: BJZ, GGZ, Novadic-Kentron, ORO, Zorgboog Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
8
Planning
9
Risicofactoren
10
Randvoorwaarden
7a: Vanaf februari 2009 is het convenant ondertekend met GGzE. De bedoeling is dit convenant vanaf 1 januari 2010 ook gaat gelden voor GGZ Oost-Brabant. 7b: - Voortzetting KOPP/KVO-groepen. - Voortzetting BOBP. 7a: Professionals die alleen met volwassen zijn vaak onvoldoende geschoold om signalen te herkennen die met kinderen te maken hebben. 7b: Te weinig aanmeldingen voor de KOPP/KVO-groepen, informatieuitwisseling tussen ketenpartners en financiële middelen. 7a: Voldoende middelen en capaciteit om de afspraken in het convenant gestalte te geven en uit te voeren. 7b: Samenwerking en afstemming en doorspelen van cliënten.
11
Borging
7a: Het opnemen in protocol dat volwassenen die in aanraking komen met GGZ en/of Novadic-Kentron gevraagd wordt naar de eventuele kinderen. Zijn er kinderen en doen zich problemen voor in de opvoeding en verzorging van de kinderen, dan treedt de samenwerking met BJZ in werking. 7b: Aanbod standaard opnemen in pakket.
12
Tijd en kosten
13
Links
7a: alleen personele kosten 7b: naast personele kosten geldt voor: - de KOPP/KVO groepen € 30.000,00 (B-86 subsidieprogramma 2008) - BOBP € 36.000,00 (€ 30.000,00 in 2008 B-89 subsidieprogramma) - Opgenomen in begroting: € 59.000,00 (€ 7.000,00 ongedekt) http://www.huiselijkgeweld.nl/nieuws/050209/brabant_wil_harde_garantie_veil igheid_kinderen.html
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
49
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 8: procesresultaat (concept 4) Instrument vroegsignalering 1
Zorgcontinuüm
Niveau 4: preventie bij vroege signalen
2
Globaal resultaat
Professionals zijn beter in staat kindermishandeling te signaleren en erop te reageren. Er zijn meer gevallen van kindermishandeling gemeld.
3
Speerpunt
Invoering van valide instrumenten voor vroegsignalering door verloskundigen en kraamverzorgenden
4
Raamwerk 55-punt
Aanbevolen wordt alle vrouwen in de zwangerschap of perinataal te screenen met een korte checklist (zoals de Dunedin Family Services Indicator) om de meest extreme risicosituaties zo snel mogelijk te Signaleren (17). Er zijn instrumenten (screeningslijsten, gespreksprotocollen) beschikbaar waarmee professionals actief kunnen zoeken naar signalen. De voorkeur gaat uit naar gespreksprotocollen waarmee professional en ouder gezamenlijk de situatie in kaart brengen. Het gespreksprotocol van Samen 22 Starten (DMO) is op dit moment het meest aan te bevelen instrument . Voor systematische screening komen de ITSEA en de SDQ in aanmerking (23).
5
Smartdoelstelling
De Zorgboog voert op advies van TNO kwaliteit voor leven vóór eind 2011 gevalideerde instrumenten (incl. training) in voor vroegsignalering en ketenzorg rond de geboorte die gebruikt worden door verloskundigen en kraamverzorgenden. Deze instrumenten hebben als doel dat mogelijke problemen in het gezin onder de aandacht van de verantwoordelijke instanties wordt gebracht voordat het echt fout gaat. Toelichting inhoud (speerpunt 2 is hieronder geïntegreerd): - 2x instructie verloskundigen werken met signaleringsinstrument - 2x multidisciplinaire bijeenkomst (introductie project, SBS-film - en ketenopdracht) - 2x instructie kraamverzorgenden werken met dvd SBS - 2x instructie observatie-instrument kraam - Monitoren werken met signalerings- en observatie-instrumenten - gedurende 3 maanden –vooral telefonisch - Opzet multidisciplinair casuïstiekoverleg en begeleiding eerste 2 keer - Evaluaties: (2 Focusgroepen) met kraamverzorgenden, verloskundigen, jeugdverpleegkundigen m.b.t. werken met signalerings- (en observatie)instrument - Korte vragenlijst, ontwikkeling en analyse - Monitoren en evalueren m.b.t. SBS - Tussentijds overleg, projectmanagement, rapportage
6
Doelgroep
Kinderen voor de geboorte en vlak na de geboorte. Voor de pilotfase worden alle verloskundige praktijken gevraagd mee te doen, te beginnen in GemertBakel en Brandevoort ivm betrokkenheid.
7
Verantwoordelijken
Ketenpartners in de voorbereiding: Zorgboog en TNO Kartrekker: Zorgboog Ketenpartners in de uitvoering: Zorgboog en TNO Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via de Zorgboog.
22
Let op: de Peelregio heeft gekozen voor een vroegsignaleringsinstrument dat is ontwikkeld door TNO.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
50
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
8
Planning
Najaar 2009
9
Risicofactoren
Zie hieronder de randvoorwaarden.
10
Randvoorwaarden
-
23
Streven naar betrouwbaar instrument met interne validiteit Aansluiten bij instrument JGZ. Het signaleringsinstrument moet ingebed zijn in een signaleringssystematiek. Draagvlak is bij alle betrokken partijen. Samenwerkingsafspraken zijn. Voldoende deskundigheidsbevordering over vroegsignalering en het werken met het instrument mogelijk is. Voldoende aanbod voor aanstaande ouders en gezinnen in aansluiting op signalen. Handzaam zijn in de praktijk. Heeft als uitkomstmaat: wel / geen indicatie voor nader onderzoek en begeleiding. De definitieve ontwikkeling en implementatie moet in samenspraak met De directe gebruikers plaatsvinden. Het instrument moet in samenspraak met signaalontvangers: de Jeugdgezondheidszorg 0- 4 jarigen (kraamverzorgenden, Jeugdverpleegkundigen en -artsen) en het multi-disciplinaire team definitief ontwikkeld en geïmplementeerd worden.
11
Borging
Integreren in de werkwijze van de verloskundigen, kraamverzorgenden, JGZ .
12
Tijd en kosten
Zie verder offerte TNO: totaalkosten ca. € 24.000,-
13
Links
http://www.knov.nl/home/_service/nieuws/knov-nieuws_2008/#2512 http://www.tno.nl/images/shared/overtno/magazine/kvl_3_2008_10_11.pdf
23 Interne validiteit is de mate waarin variabelen in een sociaal-wetenschappelijk onderzoek een causale relatie met elkaar hebben en waarbij in het algemeen onderzoeksresultaten niet aan zgn. onderzoeksartefacten moeten worden toegeschreven. Externe validiteit is in hoeverre de resultaten van een bepaald onderzoek of een test te generaliseren zijn.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
51
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 924: procesresultaat (concept 2) Scholing professionals 1
Zorgcontinuüm
Niveau 4: interventies bij vroege signalen
2
Globaal resultaat
Professionals zijn beter in staat kindermishandeling te signaleren en erop te reageren. Er zijn meer gevallen van kindermishandeling gemeld.
3
Speerpunt
Uitbreiding van scholing van professionals
4
Raamwerk 55-punt
In het 55-punten raamwerk wordt niet gesproken van scholing van professionals. Wel specifiek op gespreksvoering.
25
die onvoldoende geschoold zijn.
Het onderkennen van signalen van opvoedingsproblemen vraagt investeringen in gespreksvoering van alle professionals die met ouders en kinderen werken (20) 5
Smartdoelstelling
Professionals die onvoldoende geschoold zijn en veel met kinderen werken worden tijdens de RAAK-periode (2010/2011) geschoold, zodat zij beter in staat zijn om kindermishandeling te signaleren, adequaat om te gaan met vermoedens en effectief samen te werken met anderen. Na de RAAK-periode zal de scholing KM een integraal onderdeel zijn van de interne scholingen binnen de eigen organisatie. Extra informatie: Professionals moeten beschikken over verschillende soorten kennis en vaardigheden, die vertaald worden in kerncompetenties zoals signaleren, handelen, samenwerken en evalueren. Houdingsaspecten die daarbij nodig zijn, worden samengevat in een overkoepelende omschrijving van beroepshouding. Het overwinnen van weerstanden en barrières van professionals tegen het signaleren en melden van kindermishandelingen worden expliciet meegenomen in de scholing. Professionals die met kinderen en/of ouders werken moeten over de nodige kennis en ervaring beschikken om te kunnen bijdragen aan de sluitende aanpak van kindermishandeling. Zij moeten in ieder geval in staat zijn om hun deel van het regionale handelingsprotocol uit te voeren, bijvoorbeeld door signalen van kindermishandeling op te vangen en daarop adequaat te reageren. Dit vraagt om individuele professionele deskundigheid en deskundigheid in de samenwerking. De benodigde kerncompetenties variëren per beroepsgroep: een medewerker in de jeugdzorg moet over andere kennis en vaardigheden beschikken dan een arts op de afdeling spoedeisende hulp of een onderwijzer. Echter, iedereen moet tenminste de signalen van kindermishandeling kennen, kunnen opvangen en er met collega’s over in gesprek kunnen gaan.
6
Doelgroep
Professionals die met kinderen en/of ouders werken.
7
Verantwoordelijken
Ketenpartners in de voorbereiding: GGD, onderwijs, BJZ, Zorgboog, AMW, LEVgroep Kartrekker: projectcoördinator (scholingsplan) eventueel i.s.m. de lokale CJG-ambtenaren
24 Tijdens de uitvoering van speerpunt 9, speerpunt 6 invoering risicotaxatie-instrument en speerpunt 10a invoering regionaal handelingsprotocol wordt samengewerkt met de lokale CJG’s. 25 In het regionaal handelingsprotocol genoemd onder speerpunt 10a wordt een stroomdiagram opgenomen waarin staat hoe de route is vanaf de signalering van een vermoeden van kindermishandeling. De bedoeling is dat dit stroomdiagram ook verspreid wordt onder vrijwilligers die veelvuldig werken met kinderen, zoals sportverenigingen, scouting etc.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
52
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Ketenpartners in de uitvoering: alle ketenpartners indien niet voldoende geschoold. Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners en eventueel lokale CJG’s. 8
Planning
Voor de scholing van professionals zal een voorlichtingspoule worden samengesteld, bestaande uit medewerkers van organisaties die betrokken zijn bij het project RAAK. Zij worden uitgebreid geschoold en krijgen een handreiking van de training. Zij kunnen vervolgens door andere organisaties worden gevraagd voor het geven van een training kindermishandeling (trainde-trainers concept). Er zal gekeken worden in hoeverre de scholing binnen de CJG’s aansluit bij de scholing RAAK.
9
Risicofactoren
10
Randvoorwaarden
Het tijdstip van scholing loopt niet in de pas met de invoering van de handelingsprotocollen. De professionals krijgen onvoldoende ruimte om een uitgebreide scholing te volgen. De kosten van een professionele scholing zijn te hoog. Het rooster van de scholing bij de diverse organisaties is niet sluitend te krijgen. De wens van de organisaties sluit niet aan op het aanbod van de scholing. - De kwaliteit van hun werk moet gewaarborgd worden door de werknemer én de werkgever. - Gezien de dilemma’s en emoties die rond het thema kindermishandeling spelen, is werkbegeleiding van groot belang om de beroepskracht te ondersteunen in zijn handelen in concrete zaken. - De organisatie moet het mogelijk maken dat professionals regelmatig bijen nascholing ontvangen. - Werknemers zijn zelf ook verantwoordelijk voor het bijhouden van hun kennis en ervaring, het gebruik maken van scholingsmogelijkheden en het voldoen aan de eisen voor beroepsregistratie. - Het signaleren en handelen bij een vermoeden van kindermishandeling komt vaak boven op het reguliere takenpakket. Dat betekent dat het professionals extra tijd kost om te signaleren en daar vervolg aan te geven en dat die tijd vaak niet is ingecalculeerd in hun takenpakket. - Binnen de organisatie moet duidelijk zijn wie welke verantwoordelijkheden heeft en op welke momenten er intercollegiaal overleg of gezamenlijke besluitvorming moet plaatsvinden. Tevens moet duidelijk zijn wie de bevoegdheid heeft om beslissingen te nemen. - De organisatie zorgt voor heldere procedures en afspraken over de verslaglegging en inzage voor betrokkenen en/of derden.
11
Borging
12
Tijd en kosten
13
Links
November 2009
Scholing KM is een structureel onderdeel van het takenpakket van professionals. Dit is afhankelijk van het nog te onderzoeken scholingsaanbod. Het voornemen is dat voor een deel aangesloten wordt bij de scholing van CJGmedewerkers. Schatting opleiden van voorlichtingspoule (max. 15 personen) € 20.000,00 http://www.trainerscollectief.nl/signaleren_km_andsect.htm http://www.k2.nl/web/show/id=48916 http://medischcontact.artsennet.nl/medischcontact.tv/kindermishandeling.htm http://www.huiselijkgeweld.nl/interventies/e_academy_the_next_page.html http://www.huiselijkgeweld.nl/doc/publicaties/leren_signaleren_advies_compet enties.pdf http://www.erme.nl/Trainingen_cursussen.html http://ltak.nl/vind_een_trainer/ http://ltak.nl/training.html www.boogprojecten.nl/
[email protected]
53
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 10a26 en 10b: procesresultaat (concept 1) Regionaal en instellingsprotocol 1
Zorgcontinuüm
Niveau 5: reacties op vermoedens en constateringen: melden, helpen en beschermen
2
Globaal resultaat
Professionals zijn beter in staat kindermishandeling te signaleren en erop te reageren. Het is mogelijk om binnen enkele dagen intensieve bescherming te regelen. Er zijn meer gevallen van kindermishandeling gemeld.
3
Speerpunt
10a: Invoeren van regionaal handelingsprotocol dat aansluit op de werkwijze binnen de verwijsindex Zorg voor Jeugd. 10b: Invoeren van een instellingsprotocol per sector zoals zeer waarschijnlijk verplicht wordt gesteld door de wet in het najaar van 2009.
4
Raamwerk 55-punt
Alle instellingen die werken met kinderen of problematisch functionerende volwassenen die kinderen zouden kunnen hebben, dienen een meldcode of meldprotocol in te voeren en te gebruiken. Alle medewerkers moeten getraind worden in het toepassen daarvan. Het toepassen van de meldcodes dient regelmatig, onder meer door de inspecties, getoetst worden (35).
5
Smartdoelstelling
Regionaal handelingsprotocol KM: 10a: Eind 2010 is een regionaal handelingsprotocol ontwikkeld en hebben alle ketenpartners die betrokken zijn bij het project RAAK dit protocol uiterlijk eind 2011 ingevoerd. Het regionaal handelingsprotocol sluit zo veel mogelijk aan op de werkwijze binnen de verwijsindex Zorg voor Jeugd en op de bestaande instellingsprotocollen KM. Tevens is dit Protocol eind 2011 geïntegreerd in de werkwijze van de verschillende ketenpartners. In november 2009 heeft de projectgroep RAAK laten weten de meerwaarde te zien van de invoering van het zogenaamde ‘Amsterdams model’ (www.amk-amsterdam.nl/apk). Dit is een digitale routekaart dat als hulpmiddel dient voor professionals als zij willen weten hoe te handelen bij een vermoeden van kindermishandeling. Onderzocht wordt of dit model geschikt is voor de Peelregio en welke onderdelen aangepast moeten worden. Doel van een regionaal handelingsprotocol: Het doel van het regionaal protocol is te komen tot een eenduidige werkwijze, afstemming en communicatie binnen en tussen organisaties ten aanzien van signalering en het handelen bij (een vermoeden van) kindermishandeling. Alle organisaties en beroepskrachten die werken met dit protocol onderschrijven de verantwoordelijkheid voor het ondernemen van de noodzakelijke stappen om vast te (laten) stellen of er sprake is van kindermishandeling en bij gebleken kindermishandeling voor het zo spoedig mogelijk (doen) stoppen hiervan. Instellingsprotocol KM: 10b: Eind 2011 heeft elk organisatie een instellingsprotocol dat voldoet aan de wettelijk gestelde minimumeisen. In dit protocol is vastgelegd welke verantwoordelijkheden men als organisatie heeft, welke procedures men moet volgen en hoe de melding zorgvuldig gedaan kan worden. Tevens is duidelijk hoe de meldprocedure van instelling naar AMK verloopt en is de ondersteuning en bescherming van de interne melders gewaarborgd.
26
Tijdens de uitvoering van speerpunt 10a, speerpunt 6 invoering risicotaxatie-instrument en speerpunt 9 scholing professionals wordt samengewerkt met de lokale CJG’s.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
54
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Het instellingsprotocol ligt in het verlengde van het regionale handelingprotocol. Doel van een instellingsprotocol KM: Het doel van een instellingsprotocol is het vergroten van de bereidheid en handelingsbekwaamheid van medewerkers binnen de eigen organisatie in het signaleren en hanteren van vermoedelijke situaties van kindermishandeling. Beroepskrachten dragen namelijk een bijzondere en directe verantwoordelijkheid voor de veiligheid van een kind met wie zij beroepshalve in aanraking komen. Een instellingsprotocol geeft richtlijnen aan beroepskrachten voor zorgsignalering en handelen bij (een vermoeden van) kindermishandeling met als doel om de (vermoedelijke) situatie van kindermishandeling te (doen laten) stoppen. Dit kan vanuit je beroepsverantwoordelijkheid door vroegtijdig te signaleren, de (vermoedens van) kindermishandeling niet bij jezelf te houden maar bespreekbaar te maken, de (vermoedelijke) situatie van kindermishandeling te (laten) onderzoeken en door hulp op gang (te laten) brengen. Kortom: bij een sluitende aanpak van kindermishandeling gaat het om goed werken èn goed samenwerken. 6
Doelgroep
Alle ketenpartners
7
Verantwoordelijken
Ketenpartners in de voorbereiding: GGD, onderwijs, BJZ, Zorgboog, AMW, LEVgroep Kartrekker: projectcoördinator Ketenpartners in de uitvoering: alle ketenpartners Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
8
Planning
9
Risicofactoren
Inventarisatie instellingsprotocol: maart – juli 2009 (zie eerste link hieronder) Bestaande instellingsprotocollen voldoen aan minimumeisen: oktober 2009 – maart 2010 Nieuw op te stellen protocollen voor organisaties die nog geen protocol hebben, maar wel verplicht zijn: maart 2010 – december 2010 Voorbereidingen regionaal protocol i.s.m. Zorg voor Jeugd: mei 2009 – oktober 2010. Opstellen regionaal protocol: oktober – december 2009 Draagvlak regionaal protocol: januari – juni 2010 Invoering regionaal protocol: juli – december 2010 Te weinig medewerkers in de verschillende organisaties zijn op de hoogte van het instellingsprotocol. Het instellingsprotocol wordt niet behandeld op de scholing KM. Tijdens de scholing is er nog geen instellingsprotocol. Aansluiting op verwijsindex Zorg voor Jeugd is niet mogelijk omdat niet alle partners voor wie het regionaal protocol geld, aangesloten zijn op ZvJ. Het draagvlak voor een regionaal protocol is niet voldoende. Protocollen worden niet in de praktijk gebruikt.
10
Randvoorwaarden
De wet ´Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling´ moet worden aangenomen in najaar 2009. Alle gemeenten en ketenpartners moeten bereid zijn mee te willen werken aan het instellen van een regionaal protocol.
11
Borging
Tijdens een structurele training van medewerkers wordt ook het onderwerp kindermishandeling en het gebruik van de protocollen behandeld.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
55
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
12
Tijd en kosten
Tijd regionaal protocol: voor het ontwikkelen en het opstellen van het regionale protocol wordt 20 uur per instelling in de voorbereiding geschat. De invoering van dit protocol is o.a. afhankelijk van de aansluiting op de werkwijze van Zorg voor jeugd. Een presentatie van het regionale protocol aan alle ketenpartners wordt geschat op max. 2 uur. Als gekozen wordt voor het digitale model is de voorbereiding voor de organisaties minimaal. De aanpassing van het model wordt geschat op 50 uur met dienverstande dat er een sociale kaart in de regio voorhanden is. Schatting: € 10.000,00 Tijd instellingsprotocol: afhankelijk van het feit of een organisatie al een instellingsprotocol heeft. Zo niet, opstellen van protocol die voldoet aan minimumeisen 30 uur per instelling excl. invoering en training professionals.
13
Links
November 2009
http://users.skynet.be/oase/protocol%20kindermishandeling.pdf http://www.jeugdengezin.nl/kamerstukken/2008/verplichte-meldcode-huiselijkgeweld-en-kindermishandeling.asp http://www.helmond.nl/smartsite.shtml?id=55232
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
56
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 11a en 11b: procesresultaat (concept 1) Samenwerking KinderMishandeling en Huiselijk Geweld 1
Zorgcontinuüm
Niveau 5: reacties op vermoedens constateringen: melden, helpen en beschermen
2
Globaal resultaat
Professionals zijn beter in staat kindermishandeling te signaleren en erop te reageren. Het is mogelijk om binnen enkele dagen intensieve bescherming te regelen. Er zijn meer gevallen van kindermishandeling gemeld.
3
Speerpunt
Aanscherpen van de samenwerking tussen KinderMishandeling (KM) en Huiselijk Geweld (HG) vastgelegd in plan van aanpak HG.
4
Raamwerk 55-punt
Tussen de circuits voor de bestrijding van kindermishandeling aan de ene kant en de circuits voor het bestrijden van huiselijk geweld in algemene zin aan de andere kant, dient een structurele en geprotocolleerde samenwerking te bestaan (51).
5
Smartdoelstelling
11a: Aanscherpen van de samenwerking voor eind 2011 tussen KM en HG door het opstellen van een bestuurlijk convenant en een convenant gegevensuitwisseling tussen de betreffende ketenpartners. 11b: Het schriftelijk vastleggen van het casusbeheer tussen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) als het gaat om uitwisseling meldingen en terugkoppeling melder en opvragen van informatie. Extra informatie: De AMK’s registeren sinds 2006 ‘getuige zijn van huiselijk geweld’ als een aparte meldcategorie. In dat jaar bleek 35,2 procent van alle meldingen in deze categorie te vallen. Na ‘affectieve verwaarlozing’ (39,5%) is dit de grootste groep. Er worden dus vele kinderen in Nederland jaarlijks geconfronteerd met huiselijk geweld. Het is van belang hier op dezelfde adequate manier op te reageren als op kindermishandeling. Sinds de oprichting van de AMK’s zijn er ook meldpunten voor huiselijk geweld tussen volwassenen opgericht. Dit kan onduidelijkheid bij de melder oproepen. Het maken van bindende afspraken over snelle doorleiding van meldingen over en weer is daarom noodzakelijk. Samenwerking tussen AMK en SHG (opgenomen in wetsvoorstel VWS ´Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling´) Vanuit de integrale en systeemgerichte benadering vinden wij het essentieel dat de samenwerking tussen de AMK’s en de SHG’s goed geborgd is. De samenwerking heeft met name betrekking op het uitwisselen van gegevens en de afstemming, als het gaat om de opvolging van de melding en daarop volgend de hulpverlening. In de praktijk is vaak sprake van overlap van meldingen. Bij het AMK komen ook meldingen binnen van kinderen of jongeren die getuige zijn van geweld in het gezin. Het SHG weet bij een melding van huiselijk geweld of er kinderen betrokken zijn. Wij zullen ervoor zorg dragen dat de twee meldpunten in staat zijn om goed samen te werken.
6
Doelgroep
Kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld
7
Verantwoordelijken
Ketenpartners in de voorbereiding: Centrumgemeente Helmond, gemeente Deurne en eventueel de LEVgroep, BJZ en GGZ Kartrekker: Centrumgemeente Helmond en gemeente Deurne. Ketenpartners in de uitvoering: alle ketenpartners Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
57
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
8 9 10 11 12 13
Planning Risicofactoren Randvoorwaarden Borging Tijd en kosten Links
November 2009
en Someren via regionale ketenpartners. Gereed eind 2011 Zie Plan van aanpak Huiselijk Geweld Peelregio Zie Plan van aanpak Huiselijk Geweld Peelregio Zie Plan van aanpak Huiselijk Geweld Peelregio Zie Plan van aanpak Huiselijk Geweld Peelregio geen
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
58
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 12: actiepunt (concept 2) Programma´s slachtoffers KM en HG 1
Zorgcontinuüm
Niveau 5: reacties op vermoedens en constateringen: melden, helpen en beschermen
2
Globaal resultaat
Er is meer of beter aanbod (voor ouders) op het gebied van opvoedingsondersteuning. Het aanbod is toegankelijker geworden.
3
Speerpunt
Uitbreiding en/of doorontwikkeling van programma´s voor de begeleiding of behandeling van slachtoffers als gevolg van kindermishandeling en/of huiselijk geweld.
4
Raamwerk 55-punt
Mogelijke gevolgen van kindermishandeling in het latere psychische en gedragsmatige functioneren van het kind kunnen effectief met psychotherapie behandeld worden. Trauma-focused Cognitieve Behavioral Therapy, individuele cognitieve gedragstherapie, speltherapie en groepstherapie zijn mogelijkheden (47).
5
Smartdoelstelling
Het (door)ontwikkelen en uitvoeren van begeleidings- en behandelingsprogramma´s zowel in de vorm van een individueel - als groepsaanbod voor kinderen die slachtoffer zijn als gevolg van huiselijk geweld en/of kindermishandeling met steun van de LEVgroep en GGZ Oost Brabant. Het aanbod wordt uitgebreid en voortgezet in 2010. Extra informatie: LEVgoep en GGZ Oost Brabant: Individueel: LEVgroep biedt kinderen in de peelgemeenten die slachtoffer zijn van huiselijk geweld ondersteuning aan. De betrokken kinderen krijgen een screening en gerichte begeleiding die preventief van aard is. Als dat niet voldoende is, dan toeleiding naar zwaardere vormen van hulp. Groepsaanbod: LEVgroep biedt in samenwerking met GGZ een adequate en tijdige screening aan, aan kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. Indien nodig wordt een hulpaanbod uitgezet waarmee ontwikkelingsbelemmeringen worden gereduceerd of weggenomen. Doel groepsaanbod: • kinderen te leren hun gevoelens te uiten over het geweld thuis. • kinderen te leren hun gevoelens te herkennen en hanteren • het zelfvertrouwen en de weerbaarheid van kinderen te vergroten. • kinderen leren om steun te zoeken in hun eigen omgeving.
6
Doelgroep
Kinderen die slachtoffer zijn als gevolg van kindermishandeling en/of huiselijk geweld.
7
Verantwoordelijken
Ketenpartners in de voorbereiding: GGZ Oost Brabant en LEVgroep Kartrekker: GGZ Oost Brabant en LEVgroep Ketenpartners in de uitvoering: GGZ Oost Brabant en LEVgroep Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
8
Planning
Doorlopend aanbod
9
Risicofactoren
Motivatieproblemen van deze specifieke doelgroep om deel te nemen. Lastige groepssamenstelling (verschillende leeftijden in één groep is niet wenselijk, maar soms onvermijdelijk).
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
59
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
10
Randvoorwaarden
Voldoende menskracht en financiële middelen
11
Borging
Opnemen in standaardaanbod van LEVgroep en GGZ Oost Brabant
12
Tijd en kosten
350 meldingen per jaar, screenen en opstellen veiligheidsplan en toeleiding GGZ of de LEVgroep. Motivatie, screening en veiligheidsplan gebeurd door steunpunt HG. Bij doorgeleiding naar GGZ, doet deze een intake, uitvoering en evaluatie. Totale kosten € 40.000,00 (LEVgroep) en € 20.000 (GGZ) = € 60.000,00 op basis van 2 groepen per jaar.
13
Links
Geen
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
60
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Werkplan speerpunt 13: procesresultaat (concept 1) NODO-procedure 1
Zorgcontinuüm
Niveau 5: reacties op vermoedens en constateringen: melden, helpen en beschermen
2
Globaal resultaat
Geen relatie met een resultaat zoals genoemd in het projectplan
3
Speerpunt
Invoering NODO-procedure (Nader Onderzoek Doodsoorzaken) indien deze wettelijk verplicht wordt gesteld.
4
Raamwerk 55-punt
Het NODO-procedure dient in de regio’s zo snel mogelijk te worden ingevoerd (54) Het regionaal aggregeren van gegevens van het NODO-procedure kan bijdragen aan het voorkomen van overlijden door kindermishandeling(55)
5
Smartdoelstelling
Zodra het wetsvoorstel ´NODO-procedure´ door de Kamer is aangenomen, zal procedure in de regio Helmond worden ingevoerd met steun van de politie, justitie, GGD en lijkschouwing. De NODO-procedure is gericht op het achterhalen van de doodsoorzaak en de omstandigheden rond het overlijden in gevallen van onverklaard overlijden. De NODO-procedure is neutraal van karakter, gericht op het achterhalen van feiten. De resultaten van het onderzoek in de NODO-procedure kunnen leiden tot maatregelen van sociale aard (bijv. opvoedingsondersteuning, hulpverlening) of van juridische aard (strafvervolging). De lijkschouwer en de behandelend arts spelen een belangrijke rol in de uitvoering van de procedure, evenals de kinderarts en (kinder-)patholoog. Extra informatie: De NODO (Nader Onderzoek DoodsOorzaak)-commissie, ingesteld door de ministeries van VWS, Justitie en Binnenlandse Zaken, heeft een procedure opgesteld voor het achterhalen van de doodsoorzaak bij onverklaard overlijden van minderjarigen. Volgens het NODO-protocol moet de behandelend arts in alle overlijdensgevallen van minderjarigen overleggen met de gemeentelijk lijkschouwer voordat hij een verklaring van overlijden afgeeft. Bij twijfel over de doodsoorzaaak start de NODO-procedure. Dit houdt in dat een speciaal opgeleid forensisch geneeskundige, samen met een kinderarts en een kinderpatholoog, in drie dagen tijd een uitgebreid onderzoek doet naar de doodsoorzaak. Het protocol gaat minder ver dan het wetsvoorstel voor standaard lijkschouw van alle minderjarigen om doodsoorzaak door mishandeling te kunnen traceren. Beide voorstellen liggen nog ter behandeling in de Kamer. De reden dat deze uitgebreide procedure voor minderjarigen wordt voorgeschreven, is dat de overheid een grote verantwoordelijkheid heeft jegens jeugdigen en het achterhalen van de doodsoorzaak van jeugdigen van bijzonder belang kan zijn met het oog op preventie van bijvoorbeeld gevallen van kindermishandeling van andere kinderen binnen en buiten het gezin. Ook zou onderzoek alsnog kunnen uitwijzen dat er een puur medische verklaring voor het overlijden is Bij toepassing van de NODO-procedure spelen zowel de lijkschouwer als de behandelend arts een belangrijke rol. De lijkschouwer besluit of de procedure in gang wordt gezet en de behandelend arts, meestal de huisarts, blijft in beginsel verantwoordelijk voor de begeleiding van het gezin en regelt desgewenst professionele hulp of hulp van de directe omgeving van de nabestaanden. In de procedure spelen verder zowel de kinderarts als de (kinder-)patholoog een belangrijke rol in het achterhalen van de doodsoorzaak. De NODO-procedure is neutraal, wat betekent dat het geen strafrechtelijk
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
61
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
onderzoek is. De officier van justitie zal in eerste instantie niet worden ingelicht. Mocht er tijdens de NODO-procedure op enig moment de verdenking van een strafbaar feit ontstaan, dan wordt de NODO-procedure onmiddellijk beëindigd en zal de officier van justitie onverwijld door de NODOfg worden ingelicht." Stand van zaken invoering NODO-procedure: Een commissie van deskundigen heeft de Procedure Nader Onderzoek DoodsOorzaak (NODO-procedure) gedetailleerd uitgewerkt. De commissie bestond uit forensische en medische experts (kinderartsen, huis- en vertrouwensartsen, forensisch geneeskundigen, (kinder-)pathologen) en stond onder leiding van prof. dr. G.J. van der Wal, destijds hoofd sociale geneeskunde van de VU te Amsterdam. De NODO-procedure zal op basis van een wettelijk kader en door middel van richtlijnen, protocollen e.d. waarborgen en instrumenten bieden voor een zorgvuldige werkwijze door de professionals, die mede zal worden gekenmerkt door empathie jegens de nabestaanden. Deze commissie heeft haar werkzaamheden inmiddels afgerond. Het NODOprotocol, gepubliceerd op 29 september 2006, wordt gekoppeld aan een voorgestelde wijziging van de Wet op de Lijkbezorging die intussen bij de Tweede Kamer is ingediend. De tekst van het protocol is ook beschikbaar. Op 4 november 2008 heeft de Eerste Kamer over het wetsvoorstel vergaderd en nog een aantal vragen gesteld over de veranderingen. 6
Doelgroep
Kinderen die overleden zijn als gevolg van kindermishandeling
7
Verantwoordelijken
Ketenpartners in de voorbereiding: politie en GGD Kartrekker: politie Ketenpartners in de uitvoering: GGD en politie Betrokken gemeenten: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Helmond en Someren via regionale ketenpartners.
8
Planning
Afhankelijk van de invoering van de wet.
9
Risicofactoren
Nog onbekend
10
Randvoorwaarden
Nog onbekend
11
Borging
Via de wet
12
Tijd en kosten
geen
13
Links
http://www.fomat.nl/ProtocolNODO.pdf
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
62
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
4. Verbinding RAAK en CJG in de werkplannen Wat niet expliciet in de werkplannen wordt beschreven, maar wel zijdelings wordt benoemd is de relatie van RAAK met de Centra Jeugd en Gezin (CJG´s). Op het moment dat dit regioplan werd geschreven, was nog niet duidelijk hoe de integratie van RAAK en de CJG´s gestalte zou krijgen, m.u.v. het CJG in Helmond. Hieronder volgt de opzet zoals toentertijd is besproken. De verbinding van RAAK met het CJG in Helmond zou als voorbeeld kunnen dienen voor de andere CJG´s in de regio. Wido Bijlmakers, beleidsmedewerker van de gemeente Helmond, zette op 7 juli 2009 uiteen hoe de verbinding tussen RAAK en het CJG in Helmond gestalte kan krijgen. Veruit de meeste RAAK-speerpunten hebben betrekking op het (Helmondse) beleid op de WMO-prestatievelden 2 en 7. Er zijn vier RAAK-speerpunten die de Helmondse CJG-ontwikkeling kunnen versterken. Het gaat om de volgende speerpunten: −
Speerpunt 6, instrument om veiligheidsrisico’s te taxeren en speerpunt 8, vroegsignaleringsinstrument verloskundigen en kraamverzorgenden. De CJG-methodiek voor toeleiding is een breed instrument dat los van de specifieke problematiek hanteerbaar is. Deze methodiek kan aangevuld worden met specifieke instrumenten/protocollen die meer de diepgang opzoeken. In het geval van RAAK zal de verdieping vooral ingaan op het thema kindermishandeling.
−
Speerpunt 9, scholing professionals en mogelijk speerpunt 4, verdiepingsmodule kindermishandeling en scholing IB-ers. Het ligt in de verwachting dat na de CJG-proeftuin een aantal professionals getraind zal gaan worden. Bij voldoende inhoudelijke gelijkenis wordt zo mogelijk een gezamenlijk trainingsaanbod ontwikkeld.
−
Speerpunt 10a, invoeren handelingsprotocol in aansluiting op Zorg voor Jeugd. Gekeken wordt hoe het CJG-handelingsprotocol uitgebreid kan worden met het protocol Kindermishandeling.
De verbinding tussen RAAK en de andere CJG’s in de Peelregio zal ook in een bepaalde vorm gegoten moeten worden. Beleidsmedewerker Esther Meulman hield op 7 juli 2009 een presentatie over de ontwikkeling van het CJG in de gemeente Deurne. Elle Toonen en Vivian Heijmans, respectievelijk beleidsmedewerker van Someren en Gemert-Bakel gaven tevens een korte toelichting op de stand van zaken in hun gemeente. Hoewel de vorming van de CJG’s nog aan het begin staat, zal extra aandacht geschonken worden aan de integratie van verschillende RAAKspeerpunten. Wel moet het gewenste laagdrempelige imago van de CJG’s in tact blijven.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
63
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
5. Begroting uitvoering RAAK Begroting is apart bijgevoegd
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
64
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
6.
Overige projecten en maatregelen
Hieronder volgt een (onvolledig) overzicht van projecten, good practices en maatregelen in de Peelregio die een sluitende aanpak kindermishandeling bevorderen. Er wordt volstaan met een korte omschrijving. -
‘Beter beschermd’ door AMK/BJZ en R.v.d.K. Het programma Beter Beschermd heeft als doel de kwaliteit van de jeugdbescherming te vergroten. Dit betekent dat jeugdigen efficiënt en effectief beschermd worden als zij in hun ontwikkeling worden bedreigd of als er ernstige vermoedens zijn van bedreiging in de opvoeding. Dit project streeft om in een concrete situatie sneller te kunnen besluiten tot een jeugdbeschermingsmaatregel om zo snel mogelijk de benodigde hulp van de (gezins)voogdijwerker te kunnen starten. http://www.justitie.nl/onderwerpen/jeugd/jeugdbescherming/Beter_Beschermd/index.aspx
-
‘LAAK’; Landelijk Actieprogramma Aanpak Kindermishandeling van MOgroep Jeugdzorg. Met dit actieprogramma maakt de jeugdzorg een statement: het beschermen van kinderen en jongeren tegen geweld en de aanpak van kindermishandeling is de eerste prioriteit van de jeugdzorg in Nederland. In LAAK staan in dat kader twee acties centraal, waaronder het organiseren van een korte slagvaardige keten binnen de provincie en één gezamenlijke, onderling afgestemde werkwijze.
-
Akib-project: is gericht op het bundelen en inzichtelijk maken van alle huidige ontwikkelingen voor de medewerkers met als doel de inhoud van de (risico)zorg op een verantwoorde wijze in te richten waarin het kind centraal staat en waarbij de competenties van de medewerkers worden aangesproken en benut. Tevens is het doel om de werkbelasting van de medewerkers te verminderen door de formatie af te stemmen op de benodigde (risico)zorg. Uiteindelijk dient de doelstelling van de JGZ hiermee bevorderd te worden.
-
Pilot ‘Zorg en veiligheid’ van de gemeente Laarbeek en Deurne. Het project ‘Zorg en veiligheid in het basisonderwijs’ loopt al enkele jaren succesvol in Deurne. Politie, basisonderwijs, welzijnsstichting (maatschappelijk werk) en gemeente hebben hiertoe een convenant afgesloten waarin verdere afspraken en regels verwoord zijn. Het doel achter het ‘adopteren’ van een basisschool door politie en maatschappelijk werk is dat veel problematieken waar jeugd, ouders en leerkrachten tegen aan lopen in een vroegtijdig stadium kunnen worden opgepakt door het maatschappelijk werk en / of door politie en dat zij eventuele voorliggende andere hulpverlening kunnen inschakelen. In het netwerk 12- wordt geconstateerd dat er veel ernstige problematieken zijn die in het netwerk worden ingebracht en vaak al gedurende langere periode spelen. De problematieken hebben voor een groot deel betrekking op huiselijk geweld en/ of echtscheidingszaken. Voor veel van deze casussen geldt dat er vaak eerder ingegrepen had moeten worden en dat het netwerk dergelijke zaken ook vaak door moet verwijzen naar zwaardere vormen van hulpverlening (Bureau Jeugdzorg).
-
Werkplaats ´Gezonde school´ RIVM; pilot gericht op scholen om hen te helpen keuzes te maken uit het enorme aanbod aan gezonde projecten. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de schoolSlagwerkwijze in Limburg en Den Bosch. Doel is om scholen te ondersteunen bij het vormgeven en uitwerken van schoolgezondheidsbeleid. De werkwijze daagt scholen uit om samen met leerlingen en ouders een gezonde school te vormen en daarbij gebruik te maken van het beste dat instellingen te bieden hebben, zonder concessies te doen aan hun onderwijskerntaak. Contactpersonen Wil Triepels van OCGH, Vivian Bos en Danielle de Jong van het RIVM:
-
‘Meldcode huisartsen’; sinds 1 januari 2009 hebben huisartsen een meldcode. De nieuwe Meldcode hanteert als uitgangspunt ´spreken, tenzij´, tegenover het 'zwijgen, tenzij' van de oude
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
65
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Meldcode. De KNMG werkt aan een totaalprogramma van voorlichting, bij- en nascholing. Tevens komt er een e-learningmodule via het web. -
Volgen van invoering va en behoefte aan evidence based interventies. Voorbeelden: - Triple P: verschillende niveaus (www.triplep-nederland.nl); Stevig ouderschap; Voorzorg; Minder Boos en Opstandig; Parent Management Training Oregon; Incredible Years; Video Interactie begeleiding; Moeders informeren moeders, Etc.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
66
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
BIJLAGE 1: actieverklaring Aanpak Kindermishandeling
27
De 35 centrumgemeenten: 1. Zetten de beweging in gang en maken met gemeenten in hun regio, met regionale partners en hun provincie(s) en grootstedelijke regio’s afspraken over een regionale en gezamenlijke sluitende aanpak van kindermishandeling, gebaseerd op de werkwijze RAAK. Deze afspraken worden bekrachtigd in een regionale samenwerkingsovereenkomst, uitmondend in een regioplan sluitende aanpak kindermishandeling. 2.
Stellen, conform de adviezen van de werkwijze RAAK, een regiocoördinator aan. Deze coördinator ondersteunt de regio bij het invoeren van (elementen van) de werkwijze Raak. De coördinator is de centrale figuur die zorg draagt voor het opstellen (met alle betrokkenen) en de uitvoering bewaakt van een regioplan sluitende aanpak kindermishandeling waarin staat beschreven wat door welke partij wordt gedaan om een sluitende regionale aanpak van kindermishandeling te realiseren.
3.
Sluiten bij de aanpak kindermishandeling aan op de (te ontwikkelen) Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), de zorgstructuren rond het onderwijs en de veiligheidshuizen. Via de bundeling van taken in het CJG wordt gezorgd voor een betere samenwerking tussen lokale voorzieningen voor jeugdigen en een betere aansluiting op de geïndiceerde jeugdzorg.
4. Verbinden waar mogelijk de aanpak van kindermishandeling met de aanpak van huiselijk geweld en bevorderen een integrale ketenaanpak voor alle betrokkenen (kinderen én volwassenen), daarbij gebruik makend van de structuren die in de centrumgemeenten ontwikkeld zijn voor huiselijk geweld en specifieke vormen van kindermishandeling. 5. Overleggen met de provincies en grootstedelijke regio’s over de inzet van en aansluiting met de geïndiceerde vormen van zorg: de provinciale jeugdzorg en de verzekerde zorg (Jeugd GGZ en Jeugd LVG) bij de aanpak van kindermishandeling.
27
Hier zijn alleen de acties voor de centrumgemeenten opgenomen. Voor de overige acties die beschreven zijn voor de provincie en het ministerie verwijzen wij naar www.nederlandsjeugdinstituut.nl
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
67
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
BIJLAGE 2: raamwerk 55 punten van Jo Hermanns Universele preventie:: een aanbod voor iedereen 1. In de regio’s dient bij de overheden en instellingen het bewustzijn te ontstaan dat sociaal beleid, inkomensbeleid en werkgelegenheidsbeleid een duidelijk verband hebben met kindermishandeling en dat maatregelen gericht op het verbeteren van de levensomstandigheden van kinderen in armoede en achterstandssituaties, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen van kindermishandeling. 2. In het algemeen kan gesteld worden dat populatiegerichte, universele interventies in principe kunnen bijdragen aan een hogere kwaliteit van het opvoeden en opgroeien in een bepaalde regio. De effecten zijn echter moeilijk aantoonbaar en zullen zeker beperkt zijn als het gaat om het voorkomen van ernstige vormen van kindermishandeling. Deze overwegingen moeten een rol spellen bij het stellen van prioriteiten. Bij beperkte middelen zou daarom prioriteit gegeven moeten worden aan strategieën, die zich richten op interventies voor groepen met een evident verhoogd risico op kindermishandeling. Voor het aanbieden van oudercursussen voor álle ouders bestaat op dit moment geen goede reden. 3. Centra voor Jeugd en Gezin dienen niet alleen de plaats te zijn waar ouders informatie over opvoeden en opgroeien kunnen vinden, maar dienen deze informatie ook op plaatsen beschikbaar te maken waar ouders en kinderen regelmatig komen (school, kinderopvang en dergelijke). 4. In alle Centra voor Jeugd en Gezin dienen voldoende pedagogische spreekuren door geschoolde pedagogen gehouden te worden. 5. Aangezien ouders regelmatig opvoedingsstukken willen bespreken met professionals in de wijk, dienen deze professionals vaardig te zijn in het geven van opvoedingsadviezen. Het Centrum voor Jeugd en Gezin heeft een belangrijke taak in het aanbrengen en onderhouden van de kwaliteit van deze opvoedingsadviezen. 6. Gerichte voorlichting aan alle jonge ouders over maatschappelijke en in de wet vastgestelde norm van geweldloos opvoeden dient systematisch plaats te vinden. 7. Gerichte, eenvoudige voorlichting over specifieke risicogedragingen, met name over gedrag dat kan leiden tot het shakenbabysyndroom zal waarschijnlijk een aantal gevallen van ernstige mishandeling voorkomen. 8. Op kinderen en jongeren gerichte publiekscampagnes die hen uitnodigen kindermishandeling bespreekbaar te maken, dienen regelmatig herhaald te worden. 9. Huisartsen zijn een belangrijke vindplaats voor problemen bij het opvoeden en opgroeien. Bij de vormgeving van de Centra voor Jeugd en Gezin dient daarom voorzien te worden in een structurele samenwerking met huisartsen. 10. Groepsgewijze opvoedingsvoorlichting dient in de periode voor en kort na de geboorte van een kind voor alle ouders beschikbaar te zijn. 11. Groepsconsultatiebureaus kunnen de onderlinge steun van met name relatief onervaren ouders versterken. 12. Op alle scholen dienen effectief gebleken programma’s voor kinderen ingevoerd te worden waarin de nadruk ligt op kennisverwerving op het terrein van geweld en misbruik tegen kinderen, binnen en buiten het gezin en hoe kinderen daar het beste mee kunnen omgaan. Training(sonderdelen)
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
68
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
om kinderen fysiek ‘weerbaar’ te maken, zijn op dit moment niet aan te bevelen. Programma’s dienen potentiële negatieve bijeffecten te monitoren. 13. De mogelijkheden van de Kindertelefoon (telefoon- en chatservice) om kinderen die enige vorm van mishandeling bespreken door te verwijzen, moeten structureel geregeld worden. Selectieve preventie: aandacht voor risicogroepen 14. In wijken met een verhoogde opvoedingsproblematiek moet de fysieke en psychologische beschikbaarheid van reguliere zorg en ondersteuning verhoogd worden. Een centraal begrip is hier vraagsturing: een aanbod kunnen doen als dat nodig is en het aanbod zo inrichten dat de doelgroep er ook gebruik van maakt. 15. Buurtgerichte programma’s met het doel de pedagogische infrastructuur te verbeteren of in de voorzieningenstructuur meer samenwerking en afstemming te realiseren, kunnen aanvullend zijn op de hier beschreven activiteiten van het zorgcontinuüm voor kindermishandeling. 16. Als er in een regio bepaalde wijken onderwijsachterstandsprogramma’s zoals VVE-programma’s worden uitgevoerd, dient hieraan een intensieve oudermodule met een breder perspectief dan de cognitieve ontwikkeling van kinderen te worden toegevoegd. Van belang voor het voorkómen van kindermishandeling is dat alle ouders intensief bij deze programma’s betrokken worden. Gezinsbegeleiding (home visiting) dient onderdeel van zo’n programma te zijn, wil het effectief zijn op het terrein van de opvoedingsondersteuning en het voorkómen van kindermishandeling. Geïndiceerde preventie: aandacht voor individuele risicogezinnen 17. Aanbevolen wordt alle vrouwen in de zwangerschap of perinataal te screenen met een korte checklist (zoals de Dunedin Family Services Indicator) om de meest extreme risicosituaties zo snel mogelijk te signaleren. 18. Bij de zeer ernstige risico’s kan het programma Voorzorg in een aantal gevallen een bijdrage leveren aan het voorkomen van kindermishandeling. 19. In alle situaties waarin met of in gezinnen een interventie wordt overwogen of toegepast, dient de betrokken professional voor zichzelf vast te stellen of er geen evidente risico’s op onveiligheid voor het kind over het hoofd zijn gezien. De California Family Risk Assessment is hiervoor een valide instrument. Vroege interventies of waakzaamheid op signalen. 20. Interventies bij kindermishandeling of kunnen ingrijpen als dat nodig isHet aanbieden van interventies op basis van signalen van beginnende problemen die de ouders, kinderen of jongeren zelf geven, lijkt een efficiënte manier van preventie van problemen in de opvoeding. Er kan vaak op de een of andere wijze aangesloten worden op bestaande problemen, waardoor het bereik en de continuïteit hoger zullen zijn dan bij de selectieve of geïndiceerde preventieprogramma’s. 21. Het onderkennen van signalen van opvoedingsproblemen vraagt investeringen in gespreksvoering van alle professionals die met ouders en kinderen werken. 22. Signalering veronderstelt contact tussen gezinnen en voorzieningen. Er dient maximaal en outreachend, desnoods via bemoeizorg, geïnvesteerd te worden in het bereik van de jeugdgezondheidszorg. 23. Er zijn instrumenten (Screeningslijsten, gespreksprotocollen) beschikbaar waarmee professionals actief kunnen zoeken naar signalen. De voorkeur gaat uit naar gespreksprotocollen waarmee professional en ouder gezamenlijk de situatie in kaart brengen. Het gespreksprotocol van Samen
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
69
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Starten is op dit moment het meest aan te bevelen instrument. Voor systematische screening komen de ITSEA en de SDQ in aanmerking. 24. Zorgmijding als zodanig is al een signaal van mogelijk toekomstige problemen in gezinnen. 25. Na signalen van problemen dient passend op vragen en problemen gereageerd te worden. Er dient dus een reeks interventies beschikbaar te zijn. 26. De eerste en meest voorkomende interventie is het opvoedingsondersteunende gesprek (doorgaans op initiatief van de ouders) met huisartsen en werkers in de jeugdgezondheidszorg, het peuternetwerk, de kinderopvang en het onderwijs. De mogelijkheden tot dit type gesprekken dienen zowel kwalitatief als kwantitatief versterkt te worden. In concreto betekent dat deskundigheidsbevordering. 27. Bij het aanbieden van lichte opvoedingsondersteunende programmatische interventies zijn de effectiviteit van de interventies alsmede het bereiken van de beoogde doelgroep belangrijke aandachtspunten. 28. Een tweede mogelijke stap in de interventies is het pedagogische adviesgesprek. De ondersteuning dient voor alle ouders van kinderen van alle leeftijden beschikbaar te zijn, bij voorkeur in de Centra voor Jeugd en Gezin. 29. Een derde mogelijke stap zijn de kortdurende evidence based interventies voor opvoedingsondersteuning. Programma’s die in aanmerking komen zijn Triple P, Parent management Training Oregon, Minder boos en opstandig en een aantal varianten van videofeedback. 30. gezinsondersteuning door home visiting is een mogelijke vierde effectieve stap. Bestaande en in Nederland geëvalueerde programma’s Homestart, Stevig Ouderschap, VoorZorg en eventueel Moeders informeren moeders worden aanbevolen. 31. Voor een aantal gezinnen zal een combinatie van home visiting, een gestructureerde, op opvoedingsvaardigheden gerichte interventie en/ of kinderopvang/ peuterspeelzalen nodig zijn. Coördinatie van zorg in het Lokale Intensieve Pedagogische Thuishulp-model (LIPT) verhoogt samenhang. 32. De op dit onderdeel van het zorgcontinuüm genoemde activiteiten kunnen niet zonder een goed functionerende centrale lokale organisatie zoals een Centrum voor Jeugd en Gezin worden uitgevoerd. De taken die het centrum moeten uitvoeren, zijn: -
De kwaliteit van de signalering van beginnende problemen door professionals in de voorzieningen die contact hebben met ouders en kinderen verhogen en bewaken;
-
Signalen combineren die van verschillende kanten komen (waarbij webbased systemen een bijdrage kunnen leveren);
-
Outreachend werken met gezinnen die geen reguliere contacten met voorzieningen hebben.
-
De signalen interpreteren en wegen, waarna – indien nodig en bij voorkeur in overleg met het gezin- een passende interventie kan worden ingezet op lokaal niveau;
-
Verwijzen naar of indicaties afgeven voor jeugdzorg (inclusief AMK), geestelijke gezondheidszorg of zorg voor mensen met beperkingen (zie punt 33 en volgende);
-
De interventies coördineren en de effecten ervan evalueren.
Interventies bij kindermishandeling of kunnen ingrijpen als dat nodig is 33. Reacties op (vermoedens van) kindermishandeling kunnen pas op gang komen als kindermishandeling opgemerkt wordt. Voorlichting aan kinderen, omstanders en training voor beroepsbeoefenaren en hulpverleners vraagt daarom aanhoudende aandacht.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
70
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
34. Het bestaan van het AMK, de werkwijzen en met name de adviesfunctie moeten systematisch en voortdurend onder de aandacht van het publiek, van beroepsbeoefenaren en van hulpverleners worden gebracht. 35. Alle instellingen die werken met kinderen of problematisch functionerende volwassenen die kinderen zouden kunnen hebben, dienen een meldcode of meldprotocol in te voeren en te gebruiken. Alle medewerkers moeten getraind worden in het toepassen daarvan. Het toepassen van de meldcodes dient regelmatig, onder meer door de inspecties, getoetst worden. 36. In alle afdelingen spoedeisende hulp en alle huisartsenposten dienen alle kinderen met een eenvoudige checklist gescreend te worden op de mogelijkheid van kindermishandeling of verwaarlozing. Op dit moment is het SPUTOVAMO-formulier de beste keuze. Bij vermoedens van kindermishandeling dient volgens een vast protocol gehandeld te worden. 37. AMK’s moeten, gezien hun centrale taak in het reageren op kindermishandeling, de middelen krijgen om de voorgeschreven taken te kunnen uitvoeren. 38. Invoering van een plan van aanpak zal, boven op de jaarlijkse autonome stijging van ongeveer 1 procent, een extra toename van meldingen in het eerste jaar van 15 procent en n de jaren daarna van 10 procent opleveren. De capaciteit van het AMK moet hier vooraf op worden toegepast. 39. De doorlooptijden van het AMK moeten voortdurend geoptimaliseerd worden. 40. Kindermishandeling is niet zelden een misdrijf. De samenwerking tussen het AMK en het strafrechtcircuit (politie en Openbaar Ministerie) dient daarom zowel bij de ontwikkeling van werkprocessen als bij de afhandeling van individuele casuïstiek versterkt te worden.. Schriftelijke afspraken zijn daarbij noodzakelijk. 41. De keten van beoordelingen, acties en maatregelen tussen een melding van kindermishandeling en de uitvoering van een jeugdbeschermingsmaatregel dient drastisch ingekort te worden. De invoering van het casusoverleg zoals die in het project Beter beschermd is ontwikkeld. Kan deze verkorting voor een groot deel realiseren. Deelname van de jeugdzorgaanbieders aan dit casusoverleg kan de snelheid waarmee jeugdzorg kan starten verhogen, mits gewerkt wordt vanuit het wraparound-caremodel (zie punt 44). 42. Een jeugdbeschermingsmaatregel moet erop gericht zijn met het gezin intensief te werken aan het veranderen van de opvoedingssituatie, waardoor het gezin weer verder kan zonder ondertoezichtstelling, eventueel nog wel met een traject van vrijwillige hulp (Van Montfoort & Slot, 2007). Een jeugdbeschermingsmaatregel dient binnen een jaar effect te hebben. Als dit effect niet bereikt wordt, dient voor het kind een ander opvoedingsarrangement (meestal een pleeggezin) gezocht te worden. Vaak is een gezagsontnemende jeugdbeschermingsmaatregel nodig om een stabiel opvoedingsarrangement te kunnen realiseren. 43. Hulpverlening (al dan niet in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel) die gericht is op het stoppen van de kindermishandeling en het zodanig veranderen van de opvoedingssituatie dat het kind veilig en met perspectief thuis kan opgroeien, dient de volgende werkzame bestanddelen te hebben: -
Interventies zijn gezinsgericht en vinden plaats in de eigen leefsituatie (‘home and community based’)
-
Interventies richten zich op meerdere systemen (ouders, kinderen, gezinnen, families, sociaal netwerk en instellingen waar gezinnen mee te maken hebben).
-
Voor ieder gezin moet een passend samenstel van effectieve interventies samengesteld worden.
-
Het plan van aanpak voor het gezin heeft een substantiële duur (doorgaans tussen tien maanden en twee jaar) en intensiteit.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
71
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
-
De aanpak in een gezin is ‘strengths-based’. Dat wil zeggen dat gezinsleden actief betrokken zijn bij het formuleren en bereiken van realistische en positief geformuleerde doelen.
44. De hulpverlening aan mishandelde kinderen dient volgens het wraparound-caremodel plaats te vinden. Dit ’service delivery’-model biedt een intensieve vorm van persoonlijke, op concrete doelen gerichte coaching van het gezin, gericht op intensieve family support én het voorzien in materiële en financiële randvoorwaarden voor een acceptabele opvoeding, terwijl de coach tegelijkertijd de mogelijkheid heeft om een aantal specifieke interventies in te roepen. Voorbeelden van wraparound-caremodellen zijn multisysteemtherapie, Model Intensieve Pedagogische Thuishulp en project 12-ways. 45. In het wraparound-caremodel moeten, afhankelijk van de situatie een aantal bewezen effectieve specifieke interventies kunnen worden ingezet om mishandelend gedrag van ouders om te buigen: -
Groepstrainingen in opvoedingsvaardigheden: onder meer Incredible Years. Of de intensiefste variant van Triple P ook in staat is het feitelijke heroptreden van kindermishandeling te voorkomen, is nog onbekend;
-
Individuele ouder-kindbehandeling in de vorm van Parent-Child Interaction Therapy (Timmer et al., 2006; Timmer et al., 2005);
-
Cognitieve gedragstherapeutische trainingen voor woedebeheersing en/of stressmanagement voor ouders (Whiteman et al., 1987).
Daarnaast zullen in individuele gevallen bij opvoeders specifieke behandelingen nodig zijn voor psychische problemen, voor verslaving, voor relatieproblemen, voor posttraumatische stressstoornissen enzovoort. Een opname in een tehuis of pleeggezin als zodanig is geen werkzaam bestanddeel bij het veranderen van de gezinssituatie. Het kan wel een andere functie hebben, zoals crisisopvang, het garanderen van de veiligheid van het kind, een time-out, of het (in pleegezinnen) realiseren van een nieuw duurzaam opvoedingsarrangement. 46. Bepaalde gevallen van seksueel misbruik vragen een andere benadering, waarbij strafrecht en (forensisch-) psychiatrische behandeling van daders centraal staan. 47. Mogelijke gevolgen van kindermishandeling in het latere psychische en gedragsmatige functioneren van het kind kunnen effectief met psychotherapie behandeld worden. Trauma-focused Cognitieve Behavioral Therapy, individuele cognitieve gedragstherapie, speltherapie en groepstherapie zijn mogelijkheden. 48. Mogelijke gevolgen van kindermishandeling en verwaarlozing die zich vertalen in groei- en ontwikkelingsachterstanden kunnen alleen behandeld worden door een rigoureuze verandering in de opvoedingscontext. 49. De veiligheid van kinderen dient tijdens het gehele traject van melding tot beëindiging van de hulpverlening het eerste belang te zijn. Aan de individuele professionaliteit van de hulpverleners blijken methoden van Structural Decision Making (SDM) belangrijke toevoegingen te kunnen doen. Eén systeem van SDM dient op een consistente en gestandaardiseerde wijze in de gehele keten te worden toegepast. Het bewerken van een ged functionerend Amerikaanse SDM-systeem zal het snelst de beste resultaten opleveren. Op onderdelen in dit systeem kunnen in Nederland ontwikkelde instrumenten zoals de CARE-NL ingepast worden. 50. De systematische aandacht voor de veiligheid van kinderen in de jeugdzorginstellingen zoals die nu al geleid heeft tot het instellen van incidentenregistraties, protocollen, codes en vertrouwenspersonen is van groot belang om te voorkomen dat beschadigde kinderen nog meer beschadigd worden. Kindermishandeling en huiselijk geweld November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
72
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
51. Tussen de circuits voor de bestrijding van kindermishandeling aan de ene kant en de circuits voor het bestrijden van huiselijk geweld in algemene zin aan de andere kant, dient een structurele en geprotocolleerde samenwerking te bestaan. 52. Interventies om bij kinderen de gevolgen van andere vormen van huiselijk geweld dan kindermishandeling te behandelen, zijn niet wezenlijk anders dan die bij kindermishandeling. Fataal verlopen kindermishandeling 53. Het overlijden van een kind waarbij kindermishandeling een mogelijke doodsoorzaak is, moet altijd leiden tot aangifte. 54. Het NODO-protocol dient in de regio’s zo snel mogelijk te worden ingevoerd. 55. Het regionaal aggregeren van gegevens van het NODO-protocol kan bijdragen aan het voorkomen van overlijden door kindermishandeling.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
73
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Literatuur
Aerdts, J. & J. Mevis (2006). Samenwerken aan samen opvoeden! Eindverslag Regio RAAK Westelijke Mijnstreek 2003 - 2006. Geleen: GGD Zuid-Limburg.
Burik, A.E. van & R.T. van Vianen (2005). Reflecties op de Regio’s RAAK. Tussentijdse evaluatie.
Woerden: Adviesbureau van Montfoort. Burik, A.E. van & R.T. van Vianen (2006). Opbrengsten Regio’s RAAK. Woerden: Adviesbureau
van Montfoort. Hering, M. (2006). Pats, Boem, RAAK! Van ‘Niet anders, maar beter’ naar: Hoe anders? Hoe beter? Eindverslag Regio RAAK Amsterdam-Noord; juli 2003 - juli 2006. Amsterdam: Stadsdeel
Amsterdam-Noord. Hermanns, J. (2003). Het bestrijden van kindermishandeling: welke aanpak werkt? Woerden:
CoAct Consult. Hermanns, J. (2005). Wat werkt in de aanpak van kindermishandeling? Lezing op het symposium
5x RAAK, Regio RAAK Flevoland, 31 oktober 2005. Hermanns, J. (2006). De RAAK Regio’s: een eerste terugblik en enkele voorstellen voor het vervolg. Lezing op het congres ‘Stem tegen kindermishandeling’, Amsterdam, 20 november 2006.
Hermanns, J. (2008). Het bestrijden van kindermishandeling: een aanpak die werk. Meppel:
Krips. Hermanns, J. & M, ter Meulen (2004). Tweede voortgangsrapportage Regio’s RAAK.
Woerden/Amsterdam: CoAct Consult/MtM Advies. Hermanns, J. & M. ter Meulen (2005) Een andere aanpak van kindermishandeling. Tussenverslag Regio’s RAAK, periode 1 juli 2003 - 1 februari 2005. Woerden/Amsterdam: CoAct Consult/MtM
Advies. Hermanns, J. & M. ter Meulen (2006). De belangrijkste boodschappen voor de politiek uit de Regio’s RAAK. Te downloaden van www.samenopvoeden.nl.
Hermanns, J. & M. ter Meulen (2007). Het bestrijden van kindermishandeling: het Regio RAAK experiment. Eindverslag. Woerden: CoAct Consult.
Leeuwen, M. van (2006b). Naar een effectievere aanpak van kindermishandeling in Flevoland. Eindrapport Regio RAAK Flevoland. Periode juli 2003 - juni 2006. Almere: GGD/HVD Flevoland.
Leeuwenburgh, I. (2005). Amsterdams Protocol Kindermishandeling. Zorgsignalering en handelen bij (een vermoeden van) kindermishandeling. Werkgroep Zorg om Jeugd/Vroegsignalering van Project Stop Huiselijk Geweld. Amsterdam: AMK Amsterdam. Te downloaden van www.amk-
amsterdam.nl. MO-groep (2007). Antwoord van de jeugdzorg. Aanpak kindermishandeling. Landelijk Actieprogramma Jeugdzorg, 2007-2008. Te downloaden van www.mogroep.nl.
Operatie Jong (2006a). Sturingsadvies; deel 1. Koersen op het kind. Den Haag: Operatie Jong. Te
downloaden van www.operatiejong.nl. Operatie Jong (2006b). Sturingsadvies; deel 2. Koersen op het kind. Kompas voor het nieuwe kabinet. Den Haag: Operatie Jong. Te downloaden van www.operatiejong.nl.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
74
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Nieuwsbrief invoering Wmo, nummer 15, september 2006. Ministerie van VWS en VNG. Te
downloaden van www.invoeringwmo.nl. Prinsen, B. e.a. (2005). Richtlijn ter stimulering van het gebruik van veelbelovende en effectieve interventies voor de gemeentelijke functies van opvoed- en opgroeiondersteuning. Utrecht: NIZW.
Te downloaden van www.opvoedingsondersteuning.info. Regio RAAK Flevoland (2005). 5x RAAK. Almere: GGD/HVD Flevoland. Te downloaden van
www.samenopvoeden.nl. Struijf, E., M. Oosting & L. Schermer (2006). Eindrapportage RAAK Regio Zaanstreek-Waterland. Purmerend: Evean.
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
75
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
Websites RAAK Websites van Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling:
www.samenopvoeden.nl (over Regio’s RAAK)
www.stopkindermishandeling.nl (overige activiteiten RAAK)
www.raak.org (organisatie en uitgangspunten RAAK)
Overheid en beleidsondersteuning
Websites van de overheid of voor ondersteuning uitvoering beleid:
www.minvws.nl (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)
www.jeugdengezin.nl (Ministerie voor Jeugd en Gezin)
www.justitie.nl (Ministerie van Justitie)
www.ocw.nl (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)
www.invoeringwmo.nl (over invoering Wet maatschappelijke ondersteuning)
www.bosimpuls.nl (Ondersteuningsnetwerk BOS-Impuls)
www.sisaprojecten.nl (intergemeentelijke samenwerking rondom risicosignalering)
www.multisignaal.nl (idem)
www.rivm.nl/jeugdgezondheid (ontwikkelingen in de jeugdgezondheidszorg)
www.operatiejong.nl (Operatie Jong)
www.zonmw.nl/jeugd (projecten betreffende jeugd van ZonMw)
www.vng.nl (Vereniging van Nederlandse Gemeenten)
www.aanpakhuiselijkgeweld.nl (ondersteuning gemeenten bij aanpak huiselijk geweld)
Themasites
Websites die geheel gewijd zijn aan relevante thema’s:
www.kindermishandeling.info (voor beroepskrachten)
www.kindermishandeling.nl (voor kinderen en jongeren)
www.opvoedingsondersteuning.info (voor beroepskrachten)
www.huiselijkgeweld.nl (voor algemeen publiek en beroepskrachten)
www.kinderrechten.nl (voor algemeen publiek, kinderen en jongeren, en beroepskrachten)
www.weerbaarheid.nu (voor beroepskrachten)
Programma’s en interventies
Websites over de in dit handboek genoemde programma’s en interventies:
www.jeugdinterventies.nl (Databank Effectieve Jeugdinterventies)
www.triplep-nederland.nl (Triple P)
www.ctc-holland.nl (Communities that Care)
www.stevigouderschap.nl (Stevig ouderschap)
www.voorzorg.info (VoorZorg)
www.home-start.nl (Home Start)
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
76
Regioplan ´Regelrecht RAAK´, Peelregio
www.aitnl.org (Videohometraining - Associatie Intensieve Thuisbehandeling)
www.amk-amsterdam.nl
www.ajn.arstennet.nl
Belangenorganisaties
Websites van organisaties die aandacht vragen voor kindermishandeling als maatschappelijk
www.defenceforchildren.nl (Defence for Children International – Afdeling Nederland)
www.no-kidding.nu (No Kidding)
www.stichtinggeheimgeweld.nl (Stichting Geheim Geweld)
probleem:
www.v-s-k.nl (Vereniging tegen Seksuele Kindermishandeling binnen het gezin, familie of andere vertrouwensrelaties)
Meer links vindt u op www.kindermishandeling.info
November 2009
www.boogprojecten.nl/
[email protected]
77