CE CE
Oplossingen Oplossingen voor voor milieu, milieu,economie economie en entechnologie technologie
OudeDelft Delft 180 180 Oude 2611HH HH Delft Delft 2611 tel: 015 2 150 150 tel: 015 2 150 150 fax: 015 2 150 151 fax: 015 2 150 151 e-mail:
[email protected] e-mail: www.ce.nl
[email protected] website:
Besloten Vennootschap website: www.ce.nl KvK 27251086 Besloten Vennootschap
KvK 27251086
Regelrecht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen Discussienotitie voor de workshop van 31 mei 2005
CONCEPT
Discussie Notitie Delft, mei 2005 Opgesteld door:
I. (Ingeborg) de Keizer J. (Jessica)van Swigchem
Colofon
Bibliotheekgegevens rapport: I. (Ingeborg) de Keizer, J. (Jessica) van Swigchem Regelrecht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen Discussienotitie voor de workshop d.d. 31 mei 2005 Delft, CE, 2005 Alle CE-publicaties zijn verkrijgbaar via www.ce.nl
© copyright, CE, Delft CE Oplossingen voor milieu, economie en technologie CE is een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau, gespecialiseerd in het ontwikkelen van structurele en innovatieve oplossingen van milieuvraagstukken. Kenmerken van CEoplossingen zijn: beleidsmatig haalbaar, technisch onderbouwd, economisch verstandig maar ook maatschappelijk rechtvaardig.
CE-Transform Visies voor duurzame verandering CE-Transform, een business unit van CE, adviseert en begeleidt bedrijven en overheden bij veranderingen gericht op duurzame ontwikkeling. De meest actuele informatie van CE is te vinden op de website: www.ce.nl
Dit rapport is gedrukt op 100% kringlooppapier
Inhoud
1
Doel en uitwerking van de workshop 1.1 Achtergrond: vanwaar deze workshop? 1.2 Doel van de workshop 1.3 Programma van de workshop
1 1 1 1
2
Belemmerende regelgeving, een overzicht
3
3
Achtergrond bij de discussiepunten 3.1 Beleid 3.1.1 Nederlands beleid 3.1.2 Europees beleid 3.1.3 Afstemming van beleid 3.2 Financiële stimulering 3.2.1 Stimulering van conversie 3.2.2 Stimulering van producten 3.3 Duurzaamheid 3.3.1 Duurzaamheid van hernieuwbare grondstoffen 3.3.2 Duurzaamheid van conversie 3.3.3 Duurzaamheid van producten 3.4 Toepassing van GGO 3.5 Concurrentie 3.5.1 Concurrentie binnen toepassingen in Nederland 3.5.2 Concurrentie met toepassingen in het buitenland
7 7 7 8 8 9 9 9 10 10 10 11 11 12 12 12
1
Doel en uitwerking van de workshop
1.1
Achtergrond: vanwaar deze workshop? Het benutten van hernieuwbare groene grondstoffen ter aanvulling en vervanging van bijvoorbeeld petrochemische grondstoffen, is in opmars. We zijn op weg naar een bio-based economy en dragen daarmee bij aan een duurzame maatschappij. Echter, het is nodig dat de overheid hiervoor ook de kaders schept. Die zijn nu niet onverdeeld gunstig. Het Platform Hernieuwbare Grondstoffen organiseert in opdracht van SenterNovem een workshop over kansen en belemmeringen in de regelgeving. Hierbij staan met name productie op basis van hernieuwbare grondstoffen en het vermarkten van die producten centraal.
1.2
Doel van de workshop Doel van de workshop is het uitwisselen van ervaringen. De bijeenkomst biedt de mogelijkheid om uw wensen op tafel te leggen. Suggesties voor verbetering in regelgeving worden onder de aandacht gebracht van relevante overheden. Door uw mening in te brengen, wordt voor Den Haag duidelijk waar het bedrijfsleven behoefte aanheeft.
1.3
Programma van de workshop 14.00 - 14.10 uur 14.10 - 14.20 uur 14.20 - 14.30 uur 14.30 - 14.45 uur 14.45 - 15.30 uur 15.30 - 15.45 uur 15.45 - 16.00 uur 16.00 - 16.45 uur 16.45 - 17.00 uur 17.00 - 17.15 uur 17.15 - 17.20 uur 17.20 - 18.00 uur
Inleiding door Hans Derksen, voorzitter Platform Hernieuwbare Grondstoffen Toelichting op programma door Jessica van Swigchem, CE, dagvoorzitter Top 3 van belangrijkste belemmeringen! Ervaringen Remy Jongboom, BCPN Discussie en uitwisselen van ervaringen Pauze Ervaringen Dr. H.M.E. Scheres, Genencor International Discussie en uitwisselen van ervaringen Terugkoppeling van de opbrengsten van de middag, inclusief zicht op vervolg evaluatie concrete resultaten ed Presentatie koploperloket door Henk Groeneveld, Ministerie van VROM Afronding Borrel en hapjes
Degenen die een inleiding verzorgen, zullen zichzelf tijdens hun presentatie nader introduceren. Daarnaast zijn discussiepunten verwerkt in hoofdstuk 2.
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
1
2
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
2
Belemmerende regelgeving, een overzicht
De vraag of bedrijven zich (gaan) richten op toepassing van hernieuwbare grondstoffen is afhankelijk van het investeringsklimaat. Hier hebben verschillende dingen invloed op, waarvan ‘regelgeving’ een belangrijke is. Hieronder worden belemmeringen in de regelgeving aangegeven als aftrap en input voor de discussie. In de kaders zijn vragen aangegeven die terug kunnen komen in de discussie. Meer achtergrondinformatie bij ieder punt is beschikbaar in hoofdstuk 3. Beleid: Nederland en de EU Grootste knelpunt, en dus discussiepunt, bij initiatieven met hernieuwbare grondstoffen is het beleid. Hernieuwbare grondstoffen, zoals reststromen uit de agrosector, worden vaak betiteld als afvalstromen. De afvalwetgeving is van toepassing, waardoor bedrijven sterk beperkt worden in hun mogelijkheden iets met deze stromen te doen. In feite is het beleid niet gericht op het nuttig toepassen van agrarische reststromen, terwijl dit in de praktijk wel wenselijk is in het licht van de bio-based economy.
Om tot een oplossing te komen, zijn de volgende vragen van belang: Geldt dit knelpunt voor een bepaald type grondstoffen of meer in het algemeen? Is een specifiek punt aan te wijzen in het beleid dat cruciaal is in deze situatie?
Beleid is vaak sterk nationaal gericht. Hierdoor ontstaan verschillende knelpunten. Er bestaat bijvoorbeeld niet één Nederlandse visie op het onderwerp die als zodanig wordt uitgedragen. De afstemming met het Europese beleid is niet optimaal, waardoor de Nederlandse eisen afwijken van de Europese normen. En het beleid is vaak niet gericht op mogelijkheden tot samenwerking met internationale partners.
Om tot een oplossing te komen, zijn de volgende vragen van belang: Is het hebben en uitdragen van één Nederlandse visie op de inzet van hernieuwbare grondstoffen cruciaal? Op welke specifieke punten moet de afstemming tussen het Nederlands en EU beleid verbeteren? In hoeverre wordt samenwerking met internationale partners belemmerd?
Naast dit internationale aspect wordt de afstemming tussen ministeries in Nederland vaak als bottleneck aangemerkt. Eenduidig beleid ten aanzien van hernieuwbare grondstoffen ontbreekt. Het bedrijfsleven heeft juist behoefte aan duidelijke randvoorwaarden voor de langere termijn, het gaat immers om risicovolle investeringen.
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
3
Voor biofuels zijn de Ministeries van VROM en Economische Zaken goed op weg om gezamenlijk invulling te geven aan de EU-richtlijn op dit terrein. Op andere beleidsterreinen is er echter (te) weinig samenwerking tussen ministeries.
Om tot een oplossing te komen, zijn de volgende vragen van belang: Ervaart u belemmeringen doordat de afstemming tussen ministeries in Nederland niet optimaal is? Voor welke aspecten geldt dit specifiek? Wat zijn in uw ogen mogelijke of misschien zelfs noodzakelijke oplossingen?
Financiële stimulering Voor investeringen waarbij daadwerkelijke grootschalige marktintroductie aan de orde is, kan vaak financiering gevonden worden bij financiële instellingen. De investeringen zijn uiteraard een veelvoud van wat nodig is in de demonstratiefase. Bottleneck is vaak de periode tussen het ontwikkelingsstadium en de fase waarin de technologie commercieel bewezen is: partijen lopen dan risico’s, en financiers op de markt zijn terughoudend.
Om tot een oplossing te komen, zijn de volgende vragen van belang: Op welke momenten is ondersteuning nodig, zowel in de productiefase als bij marktintroductie? In welke vorm? Welke mogelijkheden zijn er, naast subsidiëring? Welke partijen kunnen hierbij een (faciliterende) rol spelen en op welke wijze? Hoe kan dit praktisch worden vormgegeven?
Duurzaamheid Hernieuwbare grondstoffen zijn divers wat betreft herkomst: ze kunnen geteeld worden in ons eigen land en in het buitenland, en ze kunnen een agrarische reststroom of één uit de bosbouw vormen. Ook afvalstromen zoals mest en rioolzuiveringsslib zijn mogelijkheden. Aan elk type hernieuwbare grondstoffen kleven andere duurzaamheidaspecten. Bij (consumenten)producten speelt duurzaamheid een rol bij de maatschappelijke acceptatie. ‘Hernieuwbare grondstoffen’ zijn echter niet zo eenduidig duurzaam als bijvoorbeeld ‘windenergie’. Hernieuwbare grondstoffen hebben lichtgroene en donkergroene varianten. Helder kunnen bepalen én communiceren om welke kleur ‘groen’ het in concrete gevallen gaat, is noodzakelijk om draagvlak te krijgen en te behouden. Ook voor het vergunningentraject of bij het in de markt zetten van de hernieuwbare grondstoffenproducten kan dit onderscheid belangrijk zijn. Certificering van hernieuwbare grondstoffen de mate van duurzaamheid aangeven. Dit levert een duidelijker onderscheid tussen ‘vieze’ en ‘schone’ vormen van biomassa.
4
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
Om tot een oplossing te komen, zijn de volgende vragen van belang: Heeft u behoefte aan certificering? Heeft u aandachtspunten die u de overheid m.b.t. certificering wilt meegeven?
Naast de grondstoffen zelf spelen met name vergunningprocedures een rol. Het Nederlandse investeringsklimaat onderscheidt zich van andere landen op ongunstige wijze door de stroperige vergunningenprocedure. Eén van de oorzaken ligt in de uitgebreide beroepsproceduremogelijkheden. Een andere oorzaak ligt in het ontbreken van duidelijke richtlijnen van de rijksoverheid voor de vergunningverlening door lagere overheden.
Om tot een oplossing te komen, is de volgende vraag van belang: Welke punten moeten in de vergunningverlening sterk verbeteren om een grootschalige inzet van hernieuwbare grondstoffen te garanderen? (1) …… , (2) ……, (3) …….
Concurrentie Momenteel bestaat concurrentie tussen de verschillende toepassingen van hernieuwbare grondstoffen. Een voorbeeld: door de stimulering van biobrandstoffen en de toepassing in de energiesector, worden wellicht de mogelijkheden in de chemische sector beperkt. Terwijl het vanuit het oogpunt van duurzaamheid wellicht juist slimmer is om de grondstoffen in de chemische sector in te zetten dan er brandstoffen van te maken.
De volgende vragen zijn hierbij van belang: Ervaart u momenteel belemmeringen van deze aard? Of verwacht u ze voor de toekomst? En welke oplossingen zijn mogelijk? Waar zou het beleid zich bijvoorbeeld op moeten richten: sturen op de meest kosten- en milieuefficiënte toepassingen of juist helemaal niet sturen en alles aan de markt overlaten?
Ook in andere landen stimuleert men de inzet van hernieuwbare grondstoffen. Op sommige terreinen is men daar al verder dan in ons land. Grote marktpartijen plegen wel in het buitenland investeringen of zijn dat van plan, maar (nog) niet in Nederland. Hoe kunnen we een voorsprong krijgen? Eén van de mogelijkheden is om onze kennis en ervaring te ‘exporteren’ naar het buitenland, en Nederland als springplank te gebruiken. Duitsland toont bijvoorbeeld interesse voor de Nederlandse aanpak in bio-plastics, waar kansen liggen voor Nederlandse partijen. Een andere strategie: het sluiten van internationale allianties met strategische partijen in het buitenland om daarmee kennis naar Nederland te halen. Probleem is echter dat overheidsregelingen vaak gericht zijn op activiteiten van Nederlandse partijen. De benefit van subsidieregelingen moet bij voorkeur naar Nederlandse partijen gaan; financiering van buitenlandse partijen met Nederlands belastinggeld stuit mogelijk op maatschappelijke kritiek.
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
5
Om tot een oplossing te komen, zijn de volgende vragen van belang: Ervaart u belemmeringen wanneer u internationaal wilt opereren? Op welke punten ervaart u deze belemmeringen specifiek? Waar ziet u oplossingen?
6
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
3
Achtergrond bij de discussiepunten
3.1
Beleid Inzet van hernieuwbare grondstoffen heeft te maken met beleid op diverse terreinen: • landbouw- en natuurbeleid; • (duurzame) energiebeleid; • innovatiebeleid; • Nederlandse afvalbeleid; • Europese afvalbeleid (inclusief regels voor transport en handel); • transportbeleid; • beleid ontwikkelingssamenwerking; • emissieregelgeving. Hieronder worden de in het kader van de workshop meest relevante beleidsterreinen genoemd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen Nederlands en Europees beleid.
3.1.1
Nederlands beleid Afvalstoffenbeleid Het landbouwbeleid is weinig ingesteld op het stimuleren van hergebruik van agrarische reststoffen, zoals afval uit bosbouw en snoeiafval als grondstoffen voor de non-food-sectoren. Op dit moment worden de resten ingezet zoals dat economisch het meest gunstig is. Vaak worden landbouwreststoffen ondergeploegd. En snoeiafval wordt gestort omdat de afstand tot verbrandingsinstallaties te groot is om dit rendabel te laten zijn. Hiernaast komt vaak de discussie over de definitie van afval naar voren. Inzet van afvalproducten betekent dat men valt onder de regulering van het afvalstoffenbeleid, wat beperkingen kan opleveren ten opzichte van het gebruik van primaire grondstoffen. Momenteel nemen de hoeveelheden afvalstromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie, omdat deze door strengere regelgeving in verband met voedselveiligheid niet meer gebruikt mogen worden in veevoer (o.a. vetten). Inzet van deze stroom als hernieuwbare grondstoffen betekent nuttige toepassing van deze afvalstromen. Beleid voor landinrichting, natuurbehoud en biodiversiteit De inzet van hernieuwbare grondstoffen kan leiden tot grootschalige teelt van bepaalde gewassen, denk aan bijvoorbeeld maïs. Hierdoor verandert het landschap. Vanuit cultuurhistorische en landschappelijke overwegingen kan de grootschalige teelt van bijvoorbeeld houtachtige gewassen in bepaalde delen van ons land niet wenselijk zijn, bijvoorbeeld in delen van veenweidegebieden.
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
7
3.1.2
Europees beleid Toepassing van hernieuwbare grondstoffen heeft in toenemende mate te maken met regelgeving op EU-niveau. Regelgeving die invloed kan hebben op de kansen en bedreigingen van specifieke toepassingen van hernieuwbare grondstoffen. De richtlijn voor biobrandstoffen is hiervan een voorbeeld: hierdoor krijgen de toepassingen voor biobrandstoffen een stimulans. Een potentieel knelpunt is dat de randvoorwaarden voor het gebruik van hernieuwbare grondstoffen internationaal zullen worden bepaald, en Nederland door een sterke nationale gerichtheid onvoldoende invloed uitoefent op de totstandkoming daarvan. Daarnaast zorgt dit ervoor dat wellicht onvoldoende rekening wordt gehouden met de behoefte van de marktpartijen om hernieuwbare grondstoffen in een internationale context te plaatsen. Daarnaast is een knelpunt dat de Nederlandse overheid in internationale fora niet met één mond praat: één duidelijk standpunt en visie ontbreken.
3.1.3
Afstemming van beleid Momenteel ontbreekt een eenduidig beleid, en dus sturing, ten aanzien van hernieuwbare grondstoffen. Dit terwijl aan de kant van het bedrijfsleven behoefte bestaat aan duidelijke randvoorwaarden voor de langere termijn, vooral ook omdat vaak sprake is van risicovolle investeringen. Voor biofuels zijn de Ministeries van VROM en Economische Zaken goed op weg om gezamenlijk invulling te geven aan de EU-richtlijn op dit terrein. Op andere beleidsterreinen wordt er echter door ministeries op het eigen terrein beleid gevormd, zonder dit in gezamenlijkheid te doen met andere ministeries. Voor duurzame chemie bijvoorbeeld neemt het Ministerie van VROM momenteel het initiatief. Een ander voorbeeld is de discussie rond biofuels waar ook voor andere ministeries dan die van VROM en Economische Zaken grote belangen liggen. Voor het Ministerie van LNV is de discussie van belang welke gewassen geteeld zullen worden en in hoeverre dat in Nederland het geval zal zijn om de doelstellingen voor vloeibare biobrandstoffen te realiseren. Dit heeft tot gevolg dat het in de samenwerking soms lastig is om samen te bouwen. Het samen bouwen is wenselijk zowel op hoog niveau in de ambtelijke organisatie als in de regionen daaronder. Door de gedifferentieerdheid van beleid treden verliezen op in tijd en geld.
8
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
3.2
Financiële stimulering
3.2.1
Stimulering van conversie Grofweg is een aantal fasen te onderscheiden tussen technologieontwikkeling en grootschalige toepassing: • technologieontwikkeling; • demonstratiefase: toepassing op kleine schaal; • opschaling: start van marktintroductie; • commerciële fase: grootschalige toepassing, de technologie heeft zich commercieel bewezen. Voor investeringen in de commerciële fase waarin daadwerkelijke grootschalige marktintroductie aan de orde is, kan vaak financiering gevonden worden bij financiële instellingen. De investeringen zijn uiteraard een veelvoud van wat nodig is in de demonstratiefase. Bottleneck in de financiering is vaak de periode tussen het ontwikkelingsstadium en de fase waarin de technologie commercieel bewezen is: partijen lopen dan risico’s, en financiers op de markt zijn terughoudend. De vraag is vaak hoe de onrendabele top overbrugd kan worden. Daarnaast is het van belang dat eventuele financiële regelingen niet plotseling stopgezet worden. Voor marktpartijen die risicovolle investeringen overwegen, is het belangrijk om zekerheid te hebben. De afgelopen tijd waarin de financiële regelingen voor zonnepanelen en groene stroom met de komst van het nieuwe kabinet zijn komen te vervallen, doet het vertrouwen van de marktpartijen in de overheid op dit punt afnemen. Het is belangrijk dat de overheid hier zorgvuldig mee omgaat.
3.2.2
Stimulering van producten Marktintroductie van nieuwe hernieuwbare grondstoffenproducten kan traag verlopen als de voordelen voor ondernemers (nog) niet evident zijn. Tijdelijke incentives kunnen de introductie vergemakkelijken. De momenteel in overweging zijnde accijnsvrijstelling voor biobrandstoffen is een voorbeeld. De vormgeving van dergelijke tijdelijke incentives kan te maken krijgen met de volgende knelpunten. • tijdelijke generieke incentives stroken niet altijd met gedifferentieerde doelstellingen voor duurzaamheid. Door een accijnsvrijstelling op biobrandstoffen wordt bijvoorbeeld niet gedifferentieerd naar type hernieuwbare grondstoffenteelt, terwijl uit milieukundig oogpunt gewassen met een zo hoog mogelijke opbrengst per hectare de voorkeur verdienen; • sommige partijen hebben voorkeur voor subsidie, andere voor een belasting met vrijstelling (analoog aan het REB artikel 36i waarin fossiele energie belast wordt, en niet-fossiele een vrijstelling krijgt); • kostenberekeningen van hernieuwbare grondstoffentoepassingen gaan soms uit van huidige kosten, zonder scenario’s te schilderen van de afnemende kosten in de toekomst bij grootschalige toepassing of toenemende kosten bij concurrentie.
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
9
3.3
Duurzaamheid
3.3.1
Duurzaamheid van hernieuwbare grondstoffen Hernieuwbare grondstoffen hebben vele vormen: ze kunnen geteeld worden in ons eigen land en in het buitenland, en ze kunnen een agrarische reststroom of één uit de bosbouw vormen. Ook afvalstromen zoals mest en rioolzuiveringsslib zijn mogelijkheden. Aan elk type hernieuwbare grondstoffen kleven andere duurzaamheidaspecten. Certificering van hernieuwbare grondstoffen kan duidelijkheid verschaffen en op inzichtelijke wijze de mate van duurzaamheid weergeven. Inmiddels heeft een werkgroep in het kader van import van biomassa zich gebogen over het opstellen van criteria voor biomassa geproduceerd in voornamelijk ontwikkelingslanden. Het blijkt dat een ‘set’ van criteria niet eenvoudig voorhanden is. Er zijn verschillende typen producenten (bosbouw, akkerbouw, plantages, restproducten) en een grote regionale verscheidenheid in milieu- en sociale aspecten. Er is dus nog een weg te gaan naar een eenduidig en transparant systeem. Een (potentieel) knelpunt bij de totstandkoming van certificering is, dat het zoveel mogelijk moet aansluiten bij wat er internationaal gebeurd is en bij bestaande certificeringroutes. Dit betekent dat certificering liefst internationaal vorm moet krijgen. Dit heeft eveneens als voordeel dat er binnen Europa dezelfde wijze van duurzaamheidbeoordeling gehanteerd zal worden, waardoor hernieuwbare grondstoffen gemakkelijker in een internationaal kader te plaatsen en te verhandelen is. Daarnaast moet certificering ingebed zijn in de gangbare certificeringroutes, en moet het gedaan worden door erkende certificeringbureaus.
3.3.2
Duurzaamheid van conversie Bij de conversiefase spelen met name vergunningprocedures een rol. Het Nederlandse investeringsklimaat onderscheidt zich van andere landen op ongunstige wijze door de stroperige vergunningenprocedure. Eén van de oorzaken ligt in de uitgebreide beroepsproceduremogelijkheden. Een andere oorzaak ligt in het ontbreken van duidelijke richtlijnen van de rijksoverheid voor de vergunningverlening door lagere overheden. De vergunningverlening volgt emissieregelgeving van de rijksoverheid, maar de circulaire hierover is van vrij recente datum (11 april 2003)1. Recente initiatieven laten zien dat er onduidelijkheid is over de hantering van de emissieeisen voor hernieuwbare grondstoffeninzet. En dat dit leidt tot problemen en vertraging in het vergunningentraject, zowel in de verlening ervan als bij de beroepsmogelijkheden via de Raad van State. Dit geldt met name voor de inzet van biomassa voor energieproductie. De toepassing van hernieuwbare grondstoffen kan echter vergelijkbare knelpunten opleveren.
1
10
Het gaat om de circulaire over de normen voor hernieuwbare grondstoffen- en afvaltoepassingen in de energieproductie.
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
3.3.3
Duurzaamheid van producten Bij (consumenten)producten uit hernieuwbare grondstoffen speelt duurzaamheid een rol bij de maatschappelijke acceptatie. ‘Hernieuwbare grondstoffen’ zijn echter niet zo eenduidig duurzaam als bijvoorbeeld ‘windenergie’: er zijn vele vormen en toepassingen die elk in mindere of meerdere mate duurzaam te noemen zijn. Kortom, hernieuwbare grondstoffen hebben lichtgroene en donkergroene varianten. Helder kunnen bepalen én communiceren om welke kleur ‘groen’ het in concrete gevallen gaat, is noodzakelijk om draagvlak te krijgen en te behouden. Voor de marktpartijen is duidelijkheid over de duurzaamheideisen en de varianten in ‘groen’ die dit oplevert van belang om de mogelijke problemen in bijvoorbeeld het vergunningentraject of bij het in de markt zetten van de hernieuwbare grondstoffenproducten te kunnen inschatten en hierop te anticiperen. Oplossingen hiervoor kunnen gevonden worden in het formuleren van een integrale ‘set’ duurzaamheidcriteria en daaraan gekoppeld certificering van hernieuwbare grondstoffen.
3.4
Toepassing van GGO De toepassing van hernieuwbare grondstoffen is soms verbonden met het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen, GGO. Toepassing van GGO in industriële processen wordt ‘witte biotechnologie’ genoemd2. Typische voorbeelden hiervan zijn enzymen (voor wasmiddelen), biologische brandstoffen en chemische specialties. De eerste toepassingen liggen nu vooral in de fijnchemie, de farmacie en de voedingsmiddelenindustrie. Voor een breed scala van sectoren, zoals papier en textiel, worden tal van nieuwe mogelijkheden verwacht. Ontwikkelingen zijn gaande op grootschaliger productiegebieden zoals biofuels, biomaterialen en bulkchemie. In veel gevallen kan toepassing van witte biotechnologie voordelen opleveren voor het milieu. Processen worden bijvoorbeeld energie-efficiënter of er hoeven minder grondstoffen te worden ingezet om toch hetzelfde product te krijgen. Aan de andere kant roept (witte) biotechnologie vaak (negatieve) associaties. Deze vormen een obstakel voor de verdere ontwikkeling. De discussie over de toepassing van biotechnologie, waaronder de witte biotechnologie, kent een geheel eigen dynamiek. In deze workshop willen we daarom alleen de mogelijkheid van (witte) biotechnologie noemen. Een uitgebreide discussie over dit onderwerp valt buiten de scope van de workshop.
2
De toepassingen in de agrarische sector worden ‘groene biotechnologie ‘ genoemd en de medische toepassingen ‘rode biotechnologie’.
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
11
3.5
Concurrentie
3.5.1
Concurrentie binnen toepassingen in Nederland Momenteel bestaat concurrentie tussen de verschillende toepassingen van hernieuwbare grondstoffen. Een voorbeeld. Door de stimulering van biobrandstoffen en de inzet in de energiesector, worden wellicht de mogelijkheden voor toepassingen in de chemische sector op termijn beperkt. De huidige praktijk is, dat sommige hernieuwbare grondstoffenstromen wel en andere niet een stimulans ondervinden van het overheidsbeleid. Koolzaadteelt wordt bijvoorbeeld gestimuleerd, terwijl vanuit duurzaamheidoogpunt de teelt van gewassen met een hogere energieopbrengst of CO2-reductie per hectare op termijn wellicht wenselijk is (bijvoorbeeld houtachtige gewassen). Ook op het terrein van de afvalhernieuwbare grondstoffenstromen zien we iets dergelijks. Het landelijke afvalbeheersplan geeft momenteel onvoldoende stimulans om te zorgen dat de hernieuwbare grondstoffenketen van deze stromen duurzaam is. Tenslotte worden hernieuwbare grondstoffenstromen niet altijd efficiënt ingezet. Er is onvoldoende stimulans om maximale output te genereren bij minimale input. Bovenstaande voorbeelden maken duidelijk dat er behoefte is aan een duurzaam, lange termijn perspectief van waaruit de concurrentie tussen hernieuwbare grondstoffenstromen wordt geïnventariseerd, en hierop ook sturing komt. De normstelling voor de inzet van een hernieuwbare grondstoffenstroom in verschillende toepassingen moet gelijk zijn. Oftewel: er moet een level playing field zijn voor de verschillende toepassingen. Daarnaast is er voor de lange termijn behoefte aan het internaliseren van de sociale en ecologische toegevoegde waarden.
3.5.2
Concurrentie met toepassingen in het buitenland Ook in andere landen stimuleert men de inzet van hernieuwbare grondstoffen. Op sommige terreinen is men in het buitenland al verder dan in ons land. Ook is het zo dat grote marktpartijen wel in het buitenland investeringen plegen of van plan zijn, maar (nog) niet in Nederland. Voor de marktpartijen is het van belang dat Nederland een technologische voorsprong behaalt of behoudt. Eén van de mogelijkheden is om onze kennis en ervaring te ‘exporteren’ naar het buitenland, en Nederland als springplank te gebruiken. Een voorbeeld is de interesse die Duitsland heeft getoond voor de Nederlandse aanpak in bio-plastics. Nederlandse partijen hebben een kans om een rol te spelen in Duitsland bij het opzetten van een vergelijkbare aanpak.
12
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
Een andere strategie kan zijn om internationale allianties aan te gaan met strategische partijen in het buitenland om daarmee over specifieke kennis te kunnen beschikken. Dit kan echter op het probleem stuiten dat alle regelingen gericht zijn op activiteiten van Nederlandse partijen. De benefit van bijvoorbeeld subsidieregelingen moet bijvoorbeeld bij voorkeur naar Nederlandse partijen gaan; financiering van buitenlandse partijen met Nederlands belastinggeld stuit mogelijk op maatschappelijke kritiek.
6.836.1/Regel-recht naar het gebruik van hernieuwbare grondstoffen mei 2005
13