Regionale VTV 2011 Genotmiddelen: alcohol en drugs
Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 – Hart voor Brabant Deelrapport Genotmiddelen: alcohol en drugs Auteurs: Drs. A. van Gestel, GGD Brabant Zuidoost R. Horbach, GGD Brabant Zuidoost Drs. I.H.F. van Veggel, GGD Hart voor Brabant Drs. E. Hendriks, GGD Hart voor Brabant Y. de Goey, GGD Hart voor Brabant Ir. R. Snel-Bareman, GGD West Brabant Drs. I. van den Borne, GGD West Brabant Referent: Ir. M. Harbers, MSc, R.I.V.M. © GGD Hart voor Brabant ’s-Hertogenbosch, GGD Brabant Zuidoost Helmond, GGD WestBrabant Breda, mei 2011
REGIONALE VTV 2011
2
INHOUDSOPGAVE
Inhoudsopgave Samenvatting............................................................................ 5 Jeugd in de regio al jong in aanraking met alcohol ................... 5 1.
Genotmiddelen: alcohol en drugs ....................................... 7 Jeugd in de regio al jong in aanraking met alcohol ............................................................................... 8 Binge drinken vooral probleem bij 16-plussers................ 10 In Hart voor Brabant: Minder jongeren drinken, maar geen afname van binge drinkers ............................. 11 Schadelijk alcoholgebruik voorkomen ............................. 13 Wet- en regelgeving het meest werkzaam ....................... 14 Gezondheidswinst behalen via effectief en integraal beleid................................................................ 15 Van Regionaal beleid naar een regionale aanpak: ‘Alcohol 16min geen goed begin’ ........................ 19 Drugsbeleid in Nederland ................................................ 20 Maatregelen kabinet ........................................................ 23 Bronnen ........................................................................... 23
Overzicht deelrapporten regionale VTV 2011 – Hart voor Brabant ........................................................................... 25
3
REGIONALE VTV 2011
4
SAMENVATTING
Samenvatting
Jeugd in de regio al jong in aanraking met alcohol Tien procent van de 8- t/m 11-jarigen in de GGD-regio Hart voor Brabant heeft wel eens alcohol gedronken met medeweten van de ouders. Bijna de helft (44%) van de 12- t/m 18-jarigen in de regio Hart voor Brabant heeft recent alcohol gebruikt en onder 16- t/m 18-jarigen is 42% recent wel eens dronken of aangeschoten geweest (Gezondheidsmonitor GGD Hart voor Brabant, 2007). Onder de volwassenen in Hart voor Brabant is 13% (2010) een overmatige drinker. Vier procent van de jongeren en 2% van de volwassenen heeft de afgelopen vier weken softdrugs gebruikt. Alcoholgebruik hangt samen met ongeveer zestig verschillende aandoeningen. Het heeft negatieve effecten op bijna alle organen van het menselijk lichaam. Voor de meeste aandoeningen geldt: hoe meer alcohol gedronken wordt, des te groter het risico op die aandoening. Voor een aantal aandoeningen geldt dat vooral langdurig hoog alcoholgebruik bijdraagt aan een hoger risico. Daarbij hangt alcoholgebruik samen met problemen die consequenties hebben voor anderen, zoals bijvoorbeeld problemen in de relationele sfeer. Hoe jonger kinderen en jongvolwassenen beginnen met alcohol drinken, hoe groter het risico op blijvende hersenschade, het ontwikkelen van probleemgebruik en alcoholafhankelijkheid op latere leeftijd. Belangrijke doelgroepen voor preventie zijn jongeren en probleemdrinkers. Het project ‘Alcohol 16min, geen goed begin’ waaraan 20 gemeenten in Hart voor Brabant deelnemen is een goed voorbeeld van hoe de preventie van alcoholgebruik onder 16-minners er uit kan zien.
5
REGIONALE VTV 2011
6
GENOTMIDDELEN: ALCOHOL EN DRUGS
1.
Genotmiddelen: alcohol en drugs
Wat zijn genotmiddelen? Genotmiddelen zijn middelen met een geestverruimende werking die een prettig lichamelijk of geestelijk gevoel (roes) geven, en vaak om die redenen worden gebruikt. Voorbeelden van genotmiddelen zijn tabak, alcohol, koffie, thee en drugs. Regelmatig gebruik in grote hoeveelheden leidt tot schade aan de gezondheid en verslaving. Alcohol: Alcohol is een natuurproduct dat ontstaat door gisting van gerst (bier) of druiven (wijn). Het natuurlijke gistingsproces stopt bij ongeveer 15% alcohol. Een drank met ongeveer 15% alcohol wordt zwak alcoholhoudende drank genoemd. Door verhitting of afkoeling van zwak alcoholhoudende drank (destilleren) kunnen hogere alcoholpercentages ontstaan. Er ontstaat dan sterke drank. Een harde grens tussen schadelijk en niet-schadelijk drinken bestaat niet. Het gezondheidseffect hangt samen met de startleeftijd, de hoeveelheid alcohol, de frequentie van drinken en de duur van het gebruik. Voor (ongeboren) kinderen en jongvolwassenen geldt dat ze gevoeliger zijn voor de risico's van alcoholgebruik omdat hun lichaam kleiner is, minder vocht bevat, en omdat hun lichaam nog in groei en ontwikkeling is. Drugs: De Opiumwet maakt onderscheid tussen harddrugs (lijst I) en softdrugs (lijst II). Harddrugs zijn drugs met een hoog gezondheidsrisico en/of een sterk verslavend effect (cocaïne, heroïne, XTC, amfetamine, opium, LSD, etc.). Softdrugs zijn drugs die minder sterk verslavend zijn en ‘relatief onschadelijk’ voor de gezondheid. Hieronder vallen o.a. de cannabisproducten (hasj en marihuana), GHB en benzodiazepinen. Benzodiazepinen zijn medicijnen die behoren tot een geneesmiddelengroep met kalmerende, slaapbevorderende en anxiolytische (gevoelens van angst verminderende) eigenschappen. Bij deze verdeling wordt ervan uitgegaan dat softdrugs minder schadelijk zijn voor de gezondheid dan harddrugs. In werkelijkheid kan het gebruik van softdrugs ook tot (grote) problemen leiden. Het vermindert o.a. het reactie- en concentratievermogen en kan mogelijk psychotische symptomen uitlokken bij mensen die gevoelig zijn voor psychosen.
7
REGIONALE VTV 2011
Definities/indicatoren: Alcoholgebruik [Definities volgens Regionaal Kompas (www.regionaalkompas.nl) en gebruikt voor GGD Gezondheidsmonitors]: - Indicator jongeren: Percentage jongeren die in de afgelopen vier weken alcohol hebben gedronken; - Indicator volwassenen en ouderen: Percentage volwassenen en ouderen die in het afgelopen jaar alcohol hebben gedronken; - Definitie overmatig alcoholgebruik (volgens landelijke definitie is dit geregeld drinken) volwassenen en ouderen: Voor mannen meer dan 21 glazen alcohol per week. Voor vrouwen meer dan 14 glazen alcohol per week; - Definitie verantwoord alcoholgebruik volwassenen: Voor mannen is dit maximaal 21 glazen per week, maximaal 5 glazen per drinkdag en maximaal 5 drinkdagen per week. Voor vrouwen is dit maximaal 14 glazen per week, maximaal 3 glazen per drinkdag en maximaal 5 drinkdagen per week; - Definitie binge drinken jongeren: In de afgelopen vier weken bij minimaal één gelegenheid vijf glazen alcohol of meer gedronken. Drinkadvies jongeren: De grens voor aanvaardbaar alcoholgebruik bij jongeren ligt lager dan bij volwassenen. Jongeren verdragen alcohol slechter omdat ze nog in de groei zijn, minder wegen en kleiner zijn. Ze zijn hierdoor gevoeliger voor de risico’s van alcoholgebruik. Voor kinderen onder 16 jaar geldt: Drink geen alcohol want dit brengt te veel risico's met zich mee. Druggebruik: * Indicator recent druggebruik jongeren en volwassenen: Afgelopen 4 weken softdrugs of harddrugs gebruikt.
Onderstaande cijfers hebben betrekking op de GGD-regio Hart voor Brabant en zijn afkomstig uit de GGD gezondheidsmonitors: Jeugd 0 t/m 11 jaar, 2008; Jeugd 12 t/m 18 jaar, 2007; Volwassenen 19 t/m 64 jaar, 2009 en Ouderen 65+, 2009 (tenzij anders vermeld). Voor de trendcijfers van jongeren is de doelgroep jongeren echter niet de 12t/m 18-jarigen maar de 12- t/m 17-jarigen (dit om vergelijkingen mogelijk te maken met de jongerenmonitor van 2003, toen de 18jarigen niet tot de doelgroep behoorden).
Jeugd in de regio al jong in aanraking met alcohol Tien procent van de 8- t/m 11-jarigen in de GGD-regio Hart voor Brabant heeft wel eens alcohol gedronken, maar vrijwel niemand heeft
8
GENOTMIDDELEN: ALCOHOL EN DRUGS
recent (in de afgelopen 4 weken) alcohol gedronken (0,6%). Landelijk onderzoek in de groepen 7 en 8 van het basisonderwijs (kinderen in de leeftijd van 10-12 jaar) laat zien dat 36% van de leerlingen al eens alcohol heeft gedronken en dat 9% dit in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek heeft gedaan (Monshouwer et al., 2008). Deze cijfers zijn moeilijk te vergelijken met de cijfers van Hart voor Brabant, omdat de leeftijdsgroepen niet helemaal overeen komen. Zo doen zich grote leeftijdsverschillen voor in het alcoholgebruik door de jeugd. Op 12-jarige leeftijd heeft ruim de helft van de leerlingen in het voortgezet onderwijs ervaring met het drinken van alcohol. Gedurende de daaropvolgende jaren neemt het alcoholgebruik sterk toe, tot op 15jarige leeftijd heeft 89% al eens alcohol gedronken. Vanaf 15 jaar neemt dit percentage geleidelijk nog iets verder toe. Dit geldt ook voor het recent alcoholgebruik (Monshouwer et al., 2008). In Hart voor Brabant heeft een kwart van de 12- t/m 15-jarigen recent alcohol gedronken en 80% van de 16- t/m 18-jarigen.
Vier op de tien ouders vindt eerste slokje alcohol verantwoord vóór 16 jaar Alcoholgebruik door kinderen wordt geheel ontraden tot 16 jaar. Aan de ouders in Hart voor Brabant van kinderen vanaf 8 jaar is gevraagd wat zij een verantwoorde leeftijd vinden voor het eerste slokje alcohol, het eerste glas alcohol en regelmatig zelfstandig alcoholgebruik (zie figuur 1). Drieënveertig procent van de ouders vindt het eerste slokje alcohol verantwoord wanneer een kind nog geen 16 jaar is. De meeste ouders van 8- t/m 11-jarigen in de regio (87%) vinden 16 jaar of ouder de minimum verantwoorde leeftijd voor het eerste glas alcohol. Toch vindt 13% van deze ouders dit al verantwoord bij 15 jaar of jonger.
Figuur 1. Mening ouders over alcoholgebruik kind (8-11 jaar) in 2008 90
Percentage (%)
80 70 60 50 40 30 20 10 0 15 jaar of jonger
16 - 17 jaar
18 jaar 15 jaar of ouder of jonger
Verantwoorde leeftijd eerste slokje alcohol:
16 - 17 18 jaar 15 jaar jaar of ouder of jonger
Verantwoorde leeftijd eerste glas alcohol:
16 - 17 18 jaar jaar of ouder
Verantwoorde leeftijd regelmatig zelfstandig alcoholgebruik:
9
REGIONALE VTV 2011
Binge drinken vooral probleem bij 16-plussers Ruim één derde (34%) van de jongeren van 12 t/m 18 jaar in de regio Hart voor Brabant heeft in de afgelopen maand minimaal vijf glazen alcohol gedronken bij één gelegenheid (dat wil zeggen binge drinken). Landelijk gezien is dit percentage vergelijkbaar (36%). Binge drinken in de regio Hart voor Brabant komt vooral voor bij 16- t/m 18-jarigen (61%) en in mindere mate bij 12- t/m 15-jarigen (13%). Hoewel landelijk geen verschillen tussen jongens en meisjes zijn gevonden, zijn jongens in de regio Hart voor Brabant vaker binge-drinkers dan meisjes (36% versus 31%). Recent dronken of aangeschoten geweest, komt voor bij ruim één op de vijf jongeren (22%) in de regio Hart voor Brabant. Dit cijfer is gelijk aan het landelijke gemiddelde (Monshouwer et al., 2008). In de regio Hart voor Brabant is 42% van de 16- t/m 18jarigen in de afgelopen vier weken wel eens dronken of aangeschoten geweest, terwijl dit voor 6% van de 12- t/m 15-jarigen geldt. Alcoholgebruik volwassenen: te vaak en te veel De meeste volwassenen (19 t/m 64 jaar) drinken alcohol. In Hart voor Brabant drinkt één op de drie (33%) meer dan de norm voor verantwoord alcoholgebruik: zij drinken te veel alcohol per week, te veel per keer of te vaak. Dertien procent is een overmatige drinker. Ook 65-plussers drinken (te) veel: 37% drinkt meer dan de norm en 10% is een overmatige drinker. Overmatig alcoholgebruik Hart voor Brabant hoger dan in Nederland Uit de gegevens van de gezondheidsenquêtes van het CBS (periode 2005-2008) blijkt dat het percentage zware drinkers (op één of meer dagen per week minstens zes glazen alcohol drinken, CBS 2009b) onder de bevolking van 12 jaar en ouder in Hart voor Brabant hoger is dan gemiddeld in Nederland (13,6 versus 10,7%). Hetzelfde geldt voor het percentage overmatige en/of zware drinkers (19,7 versus 17,7%). Clustering van risicofactoren bij jonge softdruggebruiker Vier procent van de jongeren van 12 t/m 18 jaar in Hart voor Brabant heeft recent softdrugs gebruikt. Dit zijn vaker jongens dan meisjes, vaker 16-plussers en vaker jongeren uit eenoudergezinnen. Drie procent van de jongeren in Hart voor Brabant gebruikt alcohol en drugs op 1 dag of 1 avond. In Hart voor Brabant is van de harddrugs XTC en cocaïne/heroïne het meest populair (0,4%) en paddo’s het minst (0,1%). Amfetaminen worden door 0,2% van de jongeren gebruikt. Een op de veertien volwassenen in Hart voor Brabant heeft ooit harddrugs gebruikt Eén op de vijf volwassenen in Hart voor Brabant heeft ooit softdrugs gebruikt. Vier procent gebruikte in het afgelopen jaar cannabis en 2% in de afgelopen 4 weken. De groep in Hart voor Brabant die harddrugs
10
GENOTMIDDELEN: ALCOHOL EN DRUGS
gebruikt is kleiner: 7% heeft ooit gebruikt, 2% in het afgelopen jaar en 0,7% in de afgelopen maand. De meeste mensen die ooit harddrugs hebben geprobeerd, hebben XTC (5%), paddo’s (3%) of cocaïne (3%) gebruikt. Recente gebruikers gebruiken vooral XTC (0,4%) en cocaïne (0,3%). Vooral softdrugs wordt meer gebruikt door mannen dan door vrouwen en de meeste recente gebruikers zijn jonger dan 25 jaar. Of enquêtes betrouwbare cijfers opleveren over druggebruik is onduidelijk Gegevens over druggebruik worden vaak verzameld via vragenlijsten. Specifieke groepen als zwerfjongeren, regelmatige koffieshopbezoekers en heroïneverslaafden zullen echter minder goed bereikt worden. Daarnaast kunnen de antwoorden van jongeren die thuis of op school de vragenlijst invullen door de omgeving beïnvloed zijn, wat kan leiden tot onderrapportage (thuis) of overschatting van gebruik (op school) (www.nationaalkompas.nl, Bilthoven: RIVM). Trends Toename spoedopname jongeren na overmatig alcoholgebruik Het percentage Nederlanders van 12 jaar en ouder dat alcohol drinkt is al jaren stabiel. Er is echter sprake van een lichte daling van het percentage zware drinkers in de periode 2001-2008. Deze dalende trend is waarneembaar in alle leeftijdsgroepen. Bij scholieren is er alleen een afname in het alcoholgebruik door 12- t/m 14-jarigen (wel eens, recent en binge drinken). De 15- t/m 18-jarigen drinken stabiel veel (van de Laar et al., 2010). Het aandeel probleemdrinkers (mensen die niet alleen boven een bepaalde drempelwaarde drinken, maar daarnaast door hun alcoholgebruik problemen ondervinden) binnen de verslavingszorg stijgt, vooral in de groep 40-54 jarigen. Ook het aantal alcoholgerelateerde ziekenhuisopnamen is toegenomen, onder meer bij jongeren van 16 jaar en jonger (van de Laar et al., 2010). Het aantal jongeren in Nederland dat met spoed is opgenomen in het ziekenhuis na overmatig alcoholgebruik is in 2009 gestegen naar 500. In 2008 was dit aantal 337. De jongste patiënt was 11 jaar. Volgens het Nederlands Signaleringscentrum Kindergeneeskunde (NSCK) is het aantal in werkelijkheid nog hoger omdat niet alle jongeren bij een kinderarts terecht komen (www.nvk.nl, Utrecht).
In Hart voor Brabant: Minder jongeren drinken, maar geen afname van binge drinkers In Hart voor Brabant is de groep kinderen van 8 t/m 11 jaar die wel eens alcohol heeft gedronken, gedaald van 14% in 2005 naar 10% in 2008. Het aantal drinkende jongeren van 12 t/m 17 jaar is tussen 2003 en 2007 gedaald van 54% naar 44%. De groep 'binge-drinkers' is in 2007 (15%) vergelijkbaar met 2003 (16%).
11
REGIONALE VTV 2011
Afname in aantal moeders in Hart voor Brabant dat alcohol drinkt tijdens zwangerschap Negen procent van de moeders van jonge kinderen in Hart voor Brabant heeft alcohol gedronken tijdens (een deel van) de zwangerschap. Positief is dat in vergelijking met 2005 dit percentage is afgenomen (2005: 14%). Het blijkt dat het aantal moeders van oudere kinderen (8 t/m 11 jaar) dat alcohol heeft gedronken tijdens de zwangerschap groter is dan het aantal moeders van jongere kinderen (0 t/m 3 jaar). Opvallend is dat hoger opgeleide moeders vaker alcohol drinken tijdens de zwangerschap dan lager opgeleide moeders (11% versus 5%). Lichte afname in overmatige drinkers in Hart voor Brabant Volwassenen in de regio Hart voor Brabant zijn in de periode 20052009 minder gaan drinken. Het percentage overmatige drinkers is licht gedaald (van 15% naar 13%). Ook de groep volwassenen die niet voldoet aan de norm voor verantwoord alcoholgebruik (qua hoeveelheid en/of frequentie van alcoholgebruik) is gedaald van 41% naar 33%. Cannabis- en XTC-gebruik daalt onder scholieren Onder scholieren van 12 t/m 18 jaar in Nederland is tussen 1996 en 2007 een dalende trend te zien in cannabis- en XTC-gebruik. De groep jongeren die cannabis gebruikt is in Nederland (8%) wel nog steeds hoog ten opzichte van de andere Europese landen. GHB wordt weinig gebruikt door Nederlandse scholieren (Monshouwer et al., 2008). In Hart voor Brabant is het softdruggebruik van jongeren (12 t/m 18 jaar) in de periode 2003-2007 afgenomen van 5% naar 3%. Van het harddruggebruik in Nederland worden cocaïne, heroïne en amfetaminen weinig gebruikt door scholieren. In de periode 2003-2007 is het harddruggebruik van jongeren in de regio Hart voor Brabant stabiel gebleven (figuur 3). Figuur 3. Druggebruik jongeren 2003-2007 afgelopen 4 weken 6
Percentage (%)
5 4 2003 2007
3 2 1
softdruggebruik
12
harddruggebruik
Cocaïne of heroïne
Amfetamines
Hallucinogene paddenstoelen
XTC
wiet of hasj
0
GENOTMIDDELEN: ALCOHOL EN DRUGS
Meer softdruggebruikers bij verslavingszorg Hoewel het softdruggebruik onder jongeren daalt, is in de verslavingszorg een toename te zien van cliënten met cannabisproblemen. Dit geldt overigens voor alle leeftijdsgroepen. De helft van deze cliënten heeft ook problemen met andere middelen. Het aantal ziekenhuisopnamen met cannabis als nevendiagnose is ook toegenomen. In een kwart van de gevallen is psychose de hoofddiagnose. XTC-gebruikers zoeken zelden hulp bij de verslavingszorg. Het aantal cliënten dat wegens GHB-gebruik hulp zoekt neemt toe, evenals het aantal GBH-gebruikers dat bij de EHBO terechtkomt (van de Laar et al., 2010). Beleid op het terrein van genotmiddelen
Schadelijk alcoholgebruik voorkomen In Nederland drinken veel mensen alcohol. Matig gebruik levert meestal geen problemen op, overmatig gebruik echter wel. Vooral jongeren drinken te veel, te vaak en op te jonge leeftijd. Het aantal drinkende jongeren van 12 t/m 17 jaar daalt. De groep 'binge-drinkers' (16 plussers) neemt echter niet af. Teveel alcohol is schadelijk voor de gezondheid en kan resulteren in een alcoholverslaving. Ook levert overmatig alcoholgebruik maatschappelijke problemen op. Denk aan agressie in het uitgaansleven, verkeersongelukken als gevolg van rijden onder invloed of alcoholproblemen op het werk. Het ministerie van VWS streeft er naar schadelijk alcoholgebruik te voorkomen (1). De alcoholhulpverlening moet bijvoorbeeld meer aandacht hebben voor het sneller signaleren van probleemdrinkers. Alcoholgebruik en jongeren Ook probeert de overheid specifiek het alcoholgebruik onder jongeren in te perken, bijvoorbeeld door voorlichting over de risico’s van drinken op jonge leeftijd en door verplichte leeftijdscontrole. Alcoholgebruik is voor jongeren extra schadelijk. Ze verdragen alcohol slechter omdat ze nog in de groei zijn, minder wegen en kleiner zijn. Jongeren krijgen signalen van dronkenschap veel later dan volwassenen. Hierdoor drinken ze veel langer door met als gevolg bijvoorbeeld in coma raken. Er zijn sterke aanwijzingen dat alcoholgebruik een negatief effect heeft op de ontwikkeling van de hersenen. Ook geldt dat, hoe jonger kinderen met alcohol in aanraking komen, hoe groter de kans is op overmatig gebruik en verslaving op latere leeftijd. Door de ontremmende werking van alcohol is er een grotere kans op verkeersongevallen, risicovol seksueel gedrag en geweld.
13
REGIONALE VTV 2011
Het ministerie van VWS wil met het alcoholbeleid bereiken dat (1):
kinderen op latere leeftijd beginnen met drinken, liefst niet onder de 16 jaar;
jongeren ouder dan 16 jaar minder gaan drinken;
minder mensen afhankelijk worden van alcohol;
de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik in bijzondere situaties worden verminderd (in het gezin, op het werk, in het verkeer en tijdens het uitgaan).
Wet- en regelgeving het meest werkzaam Van alle maatregelen en interventies ter bestrijding van schadelijk alcoholgebruik zijn over het algemeen de veranderingen in wet- en regelgeving het meest effectief (2,3). Uit voornamelijk buitenlands onderzoek (4,5) blijkt dat de volgende maatregelen het schadelijk alcoholgebruik daadwerkelijk verminderen:
Verhogen van de minimumleeftijd om te drinken.
Prijsverhoging door accijnsverhoging.
Beperking van de bereikbaarheid (zowel in verkooppunten als openingsuren).
Vermindering van de verkoop via selfservice (vooral in detailhandel, supermarkten en benzinestations).
Blaastest bij verkeersdeelnemers en evt. ook inzetten (bij de toegang tot) evenementen en feesten.
Beperking of verbod op alcoholreclame.
Drank- en Horecawet In juli 2009 is een wijzigingsvoorstel Drank- en Horecawet naar de Tweede Kamer verzonden (zie www.rijksoverheid.nl / dossier alcohol). In dit voorstel zijn een aantal voornemens uit de Hoofdlijnenbrief Alcoholbeleid van het ministerie van VWS om het drankgebruik onder jongeren terug te dringen verder uitgewerkt. Ook krijgen gemeenten in dit voorstel meer mogelijkheden om op lokaal niveau verdere invulling aan het alcoholbeleid te geven.
Jongeren onder de 16 jaar worden strafbaar als ze op straat alcoholhoudende drank bij zich hebben;
supermarkten en andere detailhandelaren die binnen één jaar drie keer betrapt worden op het verkopen van alcohol aan jongeren onder de leeftijdsgrens mogen tijdelijk helemaal geen alcoholhoudende drank meer verkopen;
bij wijze van proef mag een aantal gemeenten gaan experimenteren met een leeftijdsgrens van 18 jaar voor de verkoop van zwakalcoholische dranken;
het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet gaat over naar de gemeenten;
gemeenten krijgen de mogelijkheid om een toegangsleeftijd te koppelen aan de horecasluitingstijd.
14
GENOTMIDDELEN: ALCOHOL EN DRUGS
in gemeenten wordt het toegestaan de toepassing van happy hours en prijsacties te beperken;
gemeenten gaan de alcoholverstrekking in sport- en andere kantines bij verordening reguleren;
het vergunningstelsel wordt vereenvoudigd. Zo hoeft een ondernemer een nieuwe leidinggevende slechts te melden en geen nieuwe Drank- en Horecawetvergunning meer aan te vragen.
Op 1 juli 2010 is het voorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet controversieel verklaard door de Tweede Kamer. Dit betekent dat het nieuwe kabinet mag bepalen hoe het verder gaat met dit wetwijzigingsvoorstel. Wanneer dit voorstel wordt behandeld is op dit moment nog niet bekend.
Gezondheidswinst behalen via effectief en integraal beleid Effectief alcoholbeleid levert zowel gezondheidswinst, veiligheidswinst als economische winst op. Het kenmerkt zich door een samenhangend geheel van maatregelen en interventies op het terrein van volksgezondheid, veiligheid, jongeren, onderwijs en sport, op landelijk, regionaal én lokaal niveau. Behalve ambtenaren zijn organisaties in het veld van essentieel belang. Het gaat dan breed om onder meer scholen, GGD, Instellingen voor verslavingszorg, Centra voor Jeugd en Gezin, sportverenigingen, politie, horeca en detailhandel (supermarkten), Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), bureau Halt en jongerenwerk. Alcoholgebruik is een van de vijf prioritaire thema’s uit de landelijke Preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’ (6). In het kader daarvan is in 2007 de Handleiding lokaal Alcoholbeleid verschenen (7). Deze handleiding is in 2010 opgevolgd door de Handreiking Gezonde Gemeente (8). Hierin is een integrale benadering van de alcoholproblematiek beschreven en wordt onderscheid gemaakt in vier pijlers voor een effectief (lokaal) integraal alcoholbeleid: 1. Publiek draagvlak 2. Beleid en Regelgeving 3. Handhaving (én de communicatie hierover) 4. Vroegsignalering Belangrijk is een gecombineerde inzet op alle pijlers (‘een interventiemix’).
15
REGIONALE VTV 2011
Ad 1. Publiek draagvlak Creëren van draagvlak voor de visie achter en doelen van het gewenste alcoholbeleid is een belangrijke voorwaarde voor een succesvol beleid. Het gaat er niet alleen om brede steun en begrip voor het beleid te verkrijgen maar ook om te bevorderen dat burgers en intermediairen het beleid naleven. Kernbegrippen binnen deze pijler zijn bewustwording en communicatie. Welke mogelijkheden zijn er?
Vergroten van kennis en bewustwording van de ernst van de risico’s van alcoholgebruik. Middelen hiervoor zijn voortdurende aandacht voor dit onderwerp in de media, inventarisaties van onderzoeken naar de omvang en gevolgen van de problematiek, voorlichtingsprogramma’s, ondersteunen van initiatieven van burgers die bijdragen aan aandacht voor of aanpak van specifieke alcoholgerelateerde problemen;
bekend maken van de beleidsmaatregelen en de normen die aan het gewenste beleid ten grondslag liggen. Middelen hiervoor zijn regelmatige berichtgeving in de lokale media, debatavonden, uitnodigen van deskundigen en studiedagen;
resultaten van het gevoerde beleid bekend maken aan het publiek. Middelen hiervoor zijn berichten in de media, persconferenties en andere bijeenkomsten.
In de gehele periode van de ontwikkeling en uitvoering van het beleid eist het creëren van publiek draagvlak de aandacht op. Ook bij de borging van gevestigd beleid blijft het belangrijk om het draagvlak daarvoor in de samenleving (einddoelgroepen en intermediairen) te versterken. Daarom vraagt implementatie van deze pijler om:
voldoende kennis van de alcoholproblematiek en van effectieve beleidsmaatregelen;
kennis van de media en van het toepassen van mediastrategieën;
inzicht in de kennis en opvattingen met betrekking tot alcoholgebruik in de samenleving.
Ad 2. Beleid en Regelgeving Uit evaluatiestudies is bekend dat een effectief alcoholbeleid mede gebaseerd is op adequate regels en daaruit voortvloeiende duidelijke afspraken met die partijen die de regels moeten naleven. Het instrument regelgeving is vooral inzetbaar om de beschikbaarheid van alcohol voor bepaalde doelgroepen te beperken. Zowel de Drank- en Horecawet als de Gemeentewet bieden gemeenten behoorlijk wat beleidsruimte om in het kader van een doelgericht lokaal alcohol(preventie)beleid specifieke verordeningen op te stellen. De kracht van goede regelgeving zit daarbij niet zozeer in het stellen van een regel als wel in de naleving en de handhaving ervan.
16
GENOTMIDDELEN: ALCOHOL EN DRUGS
Welke mogelijkheden zijn er? Dat het beperken van de beschikbaarheid van alcohol door het stellen van regels effectief is, blijkt ook uit tabel 1. Hierin worden diverse beleidsmaatregelen (met betrekking tot de vier beleidspijlers) op hun effectiviteit beoordeeld zoals aangetoond in wetenschappelijk onderzoek. Tabel 1. effectiviteit van alcoholmaatregelen (landelijk en lokaal)
Ad 3. Handhaving Uit onderzoek blijkt dat regelgeving veel meer effect heeft als ook wordt gehandhaafd. In de Drank- en Horecawet is een verbod opgenomen voor het verstrekken van alcoholhoudende drank aan personen van wie niet is vastgesteld dat deze de minimaal vereiste leeftijd hebben bereikt (16 jaar). In Nederland wordt de handhaving vooralsnog uitgevoerd door de Voedsel- en Warenautoriteit. In het wijzigingsvoorstel Drank- en Horecawet gaat het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet over naar de gemeenten. Door onvoldoende handhavingcapaciteit blijkt in de praktijk dat jongeren van 15 jaar negen van de tien keer slagen als ze proberen alcohol te kopen (9). De verkoop van alcohol aan jongeren onder de leeftijdsgrens kan al met 35% tot 40% afnemen door een kleine intensivering van de handhaving. Het effect van handhaving kan verder toenemen door communicatie als extra instrument in te zetten (10). Planmatige communicatie gekoppeld aan handhaving, om de naleving van wet- en regelgeving te bevorderen, wordt ook wel handhavingcommunicatie genoemd. Het werkingsprincipe is gebaseerd op het vergroten van de subjectieve pakkans door communicatie. De subjectieve pakkans (de hoogte van de pakkans bij het overtreden van de regels die iemand zelf inschat) is namelijk medebepalend voor het uiteindelijke nalevingsgedrag. Welke mogelijkheden zijn er?
Leeftijdscontroles bij verkoop van alcohol.
Controles op doorschenken.
Handhavingcommunicatie, bijvoorbeeld over handhavingbeleid, de regels, controleprioriteiten, het aankondigen van handhavingacties en/of het publiceren van de resultaten achteraf. 17
REGIONALE VTV 2011
Ad 4. Vroegsignalering Het ontdekken van alcoholproblemen in een vroeg stadium biedt de meeste kans op:
het voorkomen van alcoholverslaving;
het voorkomen van ernstige gezondheidsproblemen;
het voorkomen van schade aan de omgeving van de drinker;
het stimuleren van laagrisico alcoholgebruik (matig drinken voor mensen zonder verslavingskenmerken en stoppen met drinken voor mensen die wel verslaafd zijn).
Hoe eerder er hulp geboden wordt, hoe groter het effect en hoe lager de kosten. Welke mogelijkheden zijn er?
De gemeente kan een rol spelen bij het opsporen van mensen met een hoog risico en deze leiden naar effectieve interventies of zorg. Door vroegsignalering en kortdurende interventies structureel op te nemen in het lokale beleid, kan het aantal probleemdrinkers afnemen (11,12).
De gemeente kan zorg dragen voor afstemming tussen het collectieve preventiebeleid en de uitvoering van interventies in de eerste en tweede lijn.
De gemeente kan een basisaanbod vroegsignalering en kortdurende interventies verzorgen; hiermee samenhangend kan zij zorg dragen voor voldoende getrainde professionals.
Een strategisch alcoholbeleid omvat verschillende interventies die gedurende een langere tijd worden uitgevoerd. Er zijn veel factoren die alcoholgebruik beïnvloeden. Daaronder vallen ook tradities en normen die zo sterk zijn ingebed in de lokale cultuur, dat veranderingen op dit gebied een lange adem vergen. Duurzaamheid is dan ook een belangrijke voorwaarde voor een effectief alcoholbeleid. Toezicht door ouders Vanuit de ervaringen die het Trimbos-instituut heeft opgedaan en gebaseerd op literatuuronderzoek, is een nieuwe element toegevoegd aan de bestaande visies over effectief alcoholbeleid, namelijk toezicht en monitoring (13, 14). Waar het in de pijler handhaving veel meer gaat om het professionele toezicht van politie en justitie, draait het bij toezicht juist veel meer om toezicht, monitoring en nabijheid van belangrijke derden, voornamelijk ouders. Uit de literatuur blijkt dat dit remmend kan werken op alcoholgebruik. Ouders hebben vooral bij het beginnen met drinken een grote invloed op hun kinderen door de manier waarop ze regels stellen en hoe ze zelf met alcohol omgaan, zo blijkt uit onderzoeken onder Nederlandse jongeren en hun ouders (15,16). Dit suggereert dat ouders een belangrijke intermediair zijn voor alcoholpreventie gericht op jongeren.
18
GENOTMIDDELEN: ALCOHOL EN DRUGS
Van Regionaal beleid naar een regionale aanpak: ‘Alcohol 16min geen goed begin’ ‘ De 20 gemeenten in Brabant Noord (Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Landerd, Maasdonk, Mill-St.Hubert, Oss, Sint-Anthonis, Sint-Oedenrode, Veghel, Uden, ’s-Hertogenbosch, Haaren, Heusden, Boxtel, Sint Michielsgestel, Vught, Schijndel) zijn eind 2008 gestart met de ontwikkeling van een integraal regionaal project ‘Alcohol 16min geen goed begin’. Deze aanpak is voornamelijk gericht op het voorkomen van alcoholgebruik door jongeren tot 16 jaar. Redenen om regionaal samen te werken aan de alcoholproblematiek onder jongeren zijn:
Een gezamenlijke, regionale boodschap komt inhoudelijk sterker over en creëert meer draagvlak.
De leefwereld van jongeren houdt niet op bij de gemeentegrenzen. Jongeren gaan voor sport, school, vrienden en uitgaan vaak over die grenzen heen.
Door regionaal samen te werken zijn gemeenten beter bestand tegen weerstand tegen bepaalde maatregelen.
Er wordt voorkomen dat jongeren massaal ‘uitwijken’ naar de buurgemeenten.
Er wordt een efficiencyslag gemaakt. Overlappende onderwerpen worden in één keer regionaal uitgediscussieerd in plaats van meerdere keren op lokaal niveau.
Regionale /landelijke organisaties, zoals Novadic-Kentron, GGD West-Brabant, GGD Hart voor Brabant, HALT, de VWA en politie, maken gebruik van één (totaal)werkwijze die op de lokale situatie toegepast wordt.
Gemeenten maken gebruik van elkaars kennis en expertise.
Gemeenten kunnen gezamenlijk gebruik maken van de kennis en expertise van de academische werkplaats (Tranzo).
Één gezamenlijke lijn zal de effectiviteit van ingezette interventies nog groter maken.
Gemeenten staan gezamenlijk sterker met hun standpunt naar andere beleidsmakers (o.a. ziekenhuizen, landelijke overheid).
De kosten zullen bij een gezamenlijke aanpak lager uitvallen.
Gemeenten kunnen gezamenlijk een beroep doen op subsidiemogelijkheden.
Daarnaast benadrukt ook de hoofdlijnenbrief Alcoholbeleid van VWS het belang van regionale samenwerking en de wederzijdse versterking van landelijke en lokale aanpak.
‘Alcohol 16min geen goed begin’ heeft als hoofddoelstelling:
Voorkomen van alcoholgebruik onder de 16 jaar.
Jongeren hebben allerlei drijfveren om (overmatig) alcohol te gebruiken. Schadelijk alcoholgebruik kan het beste worden 19
REGIONALE VTV 2011
tegengegaan door het te bezien vanuit de omgeving waarin het ontstaat (17). Alcoholgebruik is immers niet alleen een persoonlijke keuze. In sterke mate wordt men beïnvloed door de fysieke omgeving (prijs van alcohol, productaanbod, verkoopregels) en de sociale omgeving (normen, tradities, sociale netwerk, toezicht). De mate waarin jongeren beïnvloedt worden is afhankelijk van de eigen motivatie, de mate en de vorm waarin alcohol wordt aangeboden en de mate waarin toezicht op hen wordt uitgeoefend. Het is de omgeving van de drinker waarop de interventies het best gericht kunnen worden. Van een regionaal alcoholpreventieproject zoals ‘Alcohol 16min geen goed begin’ mag dus het meeste worden verwacht als ingezet wordt op een integrale benadering waarin aandacht is voor alle pijlers (voorlichting, regelgeving, handhaving en toezicht) en waarbij ingezet wordt op een combinatie van maatregelen en interventies die de drinkomgeving beïnvloeden en zich richten op alle leefgebieden waar jongeren te vinden zijn: thuis, onderwijs en vrije tijd. In Brabant Noord heeft de projectgroep in 2010 de setting Onderwijs volledig als speerpunt benoemd. Daarnaast in binnen de setting Vrije Tijd het onderdeel Sport als speerpunt benoemd. In de ontwikkelde interventiegids is voor beide speerpunten een concreet activiteitenaanbod opgesteld. Vooral in het onderwijs en bij sportverenigingen lopen nu allerlei projecten zoals ‘De Gezonde School en Genotmiddelen’ en de themavond ‘Alcohol en Sport’. De speerpunten in 2011 bevatten onder andere de uitvoering van de ‘Pilot Vroegsignalering’ in Sint Anthonis en Veghel, jongeren- en ouderparticipatie, activiteiten met en voor de horeca en handhavingactiviteiten.
Beleidsdeel Drugs Drugsgebruik brengt risico’s met zich mee voor de gebruiker en de omgeving. De laatste jaren verandert de drugsproblematiek sterk. Zo zijn er meer gevaarlijke genotsmiddelen op de markt. Ook wordt duidelijk dat drugsgebruik met name onder jongeren tot problemen kan leiden, variërend van schoolverzuim tot crimineel gedrag. Daarom is een nieuwe visie op het drugsbeleid nodig, vindt het kabinet. In 2009 heeft het kabinet al ingestemd met de hoofdlijnen hiervan (Hoofdlijnenbrief drugsbeleid, ministerie van VWS, 14-09-2009).
Drugsbeleid in Nederland Het Nederlandse drugsbeleid richt zich op het voorkomen van drugsgebruik en het beperken van de risico's van drugsgebruik, voor de gebruiker zelf, de directe omgeving van de gebruiker en voor de samenleving.
20
GENOTMIDDELEN: ALCOHOL EN DRUGS
Het drugsbeleid in Nederland is sinds haar ontwikkeling (jaren zeventig van de vorige eeuw) gericht op beheersen en terugdringen van drugsgerelateerde problemen en is deels een pragmatisch beleid. Het pragmatische komt er op neer dat in geval van een probleem dat onoplosbaar lijkt, zoals het drugsprobleem, het beter is het onder controle te houden dan te trachten het met allerlei wetten in te dammen, vaak met tegengestelde resultaten. Ter vergelijking, de meeste andere landen zien drugsgebruik enkel als schadelijk voor de maatschappij en willen het daarom uitbannen, zelfs wanneer zulk beleid in de praktijk blijkt te falen. Dit heeft nogal eens voor onenigheid gezorgd met andere landen. Het Nederlandse drugsbeleid is in overeenstemming met internationale verplichtingen en verdragen. Legalisering van drugs is niet gewenst. Aan de andere kant wordt het nastreven van een volledig drugsvrije
samenleving niet als realistisch, haalbaar doel gezien. Onderscheid softdrugs en harddrugs In Nederlands zijn de regels omtrent drugs beschreven in de Opiumwet. Deze wet maakt onderscheid tussen harddrugs en softdrugs. Omdat met de werking van deze middelen alleen geen scherp onderscheid te maken is, is het gezondheidsrisico voor de drugsgebruikers het uitgangspunt van deze lijsten.
Op lijst I van de Opiumwet staan middelen die volgens de overheid een onaanvaardbaar groot risico met zich meebrengen, de zogenoemde harddrugs. Dat zijn bijvoorbeeld heroïne, cocaïne, amfetamine, LSD en XTC.
Op lijst II staan de zogenoemde softdrugs: hennepproducten (hasj en wiet), en slaap- en kalmeringsmiddelen, zoals Valium en Seresta. Ook dit zijn geen onschuldige middelen, maar de risico’s zijn volgens de overheid minder groot dan bij de middelen op lijst I.
Gedoogbeleid Bezit, handel, verkoop en productie zijn voor alle drugs strafbaar. Door de verkoop van cannabis in coffeeshops te gedogen en streng op te treden tegen de verkoop van harddrugs, worden deze twee markten uit elkaar getrokken. In het kort houdt het gedoogbeleid in dat het gebruik van softdrugs niet verboden is, ware het onder gecontroleerde omstandigheden. Voor het gebruik van softdrugs geldt een minimumleeftijd van 18 jaar, en op het vergeven van softdrugs aan minderjarigen staan zware straffen. Alle handelingen met betrekking tot deze drug zijn strafbaar, met uitzondering van het gebruik ervan. Hoewel het strafbaar is, wordt het bezit van maximaal 5 gram cannabis of 5 hennepplanten niet strafrechtelijk vervolgd. De drugs kunnen echter wel in beslag worden genomen. Coffeeshops moeten zich houden aan bepaalde criteria, zo wordt de verkoop van maximaal vijf gram hasj of marihuana per transactie niet gericht opgespoord. Hoewel gebruik
21
REGIONALE VTV 2011
van deze drug in het algemeen gedoogd wordt, kan in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) anders zijn aangegeven. Door de handel in harddrugs en cannabis van elkaar te scheiden, kunnen gebruikers van cannabis beter worden afgeschermd van drugs die veel schadelijker voor de gezondheid zijn. Tegelijkertijd wordt het bezit of de verkoop van harddrugs harder aangepakt. Drugs en volksgezondheid De vier pijlers van het drugsbeleid op het terrein van de volksgezondheid zijn: voorlichting, preventie, behandeling en 'harm reduction'. Een drugsverslaafde wordt niet gezien of behandeld als crimineel, maar als een patiënt die zorg en behandeling nodig heeft. Voorlichting en preventie richt zich voornamelijk op jongeren. Het voorkomen van drugsgebruik en het beperken van de risico’s, voor gebruikers zelf en hun omgeving wordt door deskundigen ‘harm reduction’ genoemd. Het voorkomen en verminderen van drugsgebruik gebeurt via voorlichting. Voorbeelden van projecten voor jongeren zijn:
het project De Gezonde School en Genotmiddelen, waaraan landelijk gezien ongeveer de helft van de scholen meedoet;
het project Uitgaan en drugs van het Trimbos Instituut.
Drugsgebruikers krijgen een goede behandeling om van hun verslaving af te komen. Is afkicken geen optie, dan is het doel de gezondheid van de verslaafde te verbeteren en de risico’s te verminderen. Voorbeelden:
Drugsgebruikers kunnen hun gebruikte spuiten gratis omwisselen voor nieuwe steriele spuiten. Hierdoor is de kans op besmetting met HIV of hepatitis B en C kleiner.
Behandeling met methadon en heroïne en het aanbieden van gebruikersruimten hiervoor.
Nieuwe visie drugsbeleid Het kabinet beraadt zich op een nieuwe visie op het drugsbeleid. Een nieuwe visie op het drugsbeleid is volgens het kabinet nodig om verschillende redenen:
coffeeshops zijn uitgegroeid tot moeilijk beheersbare grote verkooppunten van cannabis;
het gebruik van drugs en alcohol door jongeren moet veel sterker dan nu worden tegengegaan;
de strijd tegen de georganiseerde drugsmisdaad moet sterker;
er is meer samenwerking nodig tussen beleidsinstanties.
De hoofdlijnen van de nieuwe visie op het drugsbeleid staan in een brief van het kabinet uit september 2009. Centraal daarin staat de doelstelling om de coffeeshops voor de gedoogde verkoop van hasj en wiet weer kleinschaliger te maken en zich alleen te laten richten op de lokale gebruiker. Met kleinschalige coffeeshops zijn de overlast en criminaliteitsrisico’s beter in de hand te houden. In proefprojecten wordt geëxperimenteerd met het concept van kleinschalige coffeeshops. 22
GENOTMIDDELEN: ALCOHOL EN DRUGS
Zo kunnen klanten in Limburg maximaal 3 gram cannabis kopen in plaats van 5 gram en alleen betalen met een bankpas. Dit moet de drempel verhogen. Nadat de hoofdlijnenbrief met de Tweede Kamer is besproken, stelt het kabinet de drugsnota op. Daarin komen ook onderwerpen te staan als verslavingszorg, schadevermindering en het internationale drugsbeleid. In de hoofdlijnenbrief is rekening gehouden met de rapporten van de Adviescommissie Drugsbeleid (commissie-Van der Donk) en de evaluatie van Trimbos en WODC. Maatregelen kabinet In het regeerakkoord staat dat coffeeshops besloten clubs worden. Ze zijn alleen toegankelijk voor meerderjarige inwoners van Nederland op vertoon van een clubpas. Verder is afgesproken dat overlast en criminaliteit die verband houden met handel in verdovende middelen worden teruggedrongen. Het kabinet verscherpt het landelijk beleid en ziet erop toe dat gemeenten dit in hun vergunningen handhaven. Daarnaast komt het kabinet met voorstellen:
om zwaardere straffen te stellen op de (voorbereiding van) in- en uitvoer, teelt en handel van drugs;
om het onderscheid tussen harddrugs en softdrugs aan te passen.
Bronnen
Epideel:
CBS (2009b). StatLine: gezondheid en welzijn: zelfgerapporteerde leefstijl: gebruik alcoholhoudende dranken (12+): zware drinker. Voorburg/Heerlen: CBS.
Gezondheidsmonitors GGD Hart voor Brabant
Laar M van de, A Cruts et al (2010). Nationale Drug Monitor, Jaarbericht 2009. Utrecht: Trimbos-instituut
Monshouwer K, Verdurmen J, Dorsselaer S van, Smit E, Gorter A, Vollebergh W. (2008). Jeugd en riskant gedrag. Kerngegevens Peilstationsonderzoek 2007. Utrecht: Trimbos-instituut.
Toolkit rVTV 2010 - druggebruik, Bilthoven: RIVM
Toolkit rVTV 2010 - alcoholgebruik, Bilthoven: RIVM
VTV 2010 – Deelrapport Gezondheid en Determinanten. Bilthoven: RIVM
www.GGDgezondheidsatlas.nl, GGD Hart voor Brabant
www.nationaalkompas.nl, Bilthoven: RIVM
www.nvk.nl, Utrecht
www.regionaalkompas.nl, GGD Hart voor Brabant
Beleidsdeel alcohol: 1.
Hoofdlijnenbrief alcoholbeleid, Ministerie van VWS, kenmerk VGP/ADT 2811524, 19 november 2007. 23
REGIONALE VTV 2011
2.
Meijer SA, Smit F, Schoemaker CG, Cuijpers P. (2006) Gezond verstand. Evidence-based preventie van psychische stoornissen. RIVM-rapportnr: 270672001. Bilthoven: RIVM.
3.
Dekker, E., Dalen, W.E. van, Kuunders, M.M.A.P. & Mulder, J. (2006). Beleid onder invloed. Alcoholpreventie in Nederland. Utrecht: Stichting Alcoholpreventie.
4.
Babor, T. et al. (2003). Alcohol: No Ordinary Commodity. New York: Oxford University Press.
5.
Chisholm D, Rehm J, Ommeren M van, Monteiro M. Reducing the global burden of hazardous alcohol use: a comparative costeffectiveness analysis. J Stud Alcohol, 2004; p. 782-293.
6.
Preventienota 'Kiezen voor gezond leven' (2006). Rijksnota preventie 2006.
7.
Voedsel en Waren Autoriteit (2007). Handleiding Lokaal Alcoholgebruik. Een integrale benadering. Den Haag: VWA.
8.
Handreiking Gezonde Gemeente, zie www.loketgezondleven.nl
9.
Gosselt, J.F. (2006) Drank kopen kent geenleeftijd. Faculteit Communicatie Wetenschap. Universiteit Twente.Uitgave:Stichting Alcoholpreventie Utrecht.
10. Anderson, P. & Baumberg, B. (2006). Alcohol in Europe. London: Institute of Alcohol Studies. 11. Babor, T. et al. (2003). Alcohol: No Ordinary Commodity. New York: Oxford University Press. 12. Room R, Babor T, Rehm (2005) J. Alcohol and public health. Lancet. 2005; 365:519-30. 13. Bovens, R. (2009) Het project alcohol en opvoeding van het Trimbos-instituut. Hoofdstuk in Praktijkboek Jeugd voor gemeenteambtenaren. 14. Bovens, R. Verzuip jij je toekomst? Aanpak jeugd en alcohol ZHZ. Onderbouwing van de integrale aanpak van alcoholmisbruik onder jongeren in Zuid-Holland Zuid. Utrecht: Trimbos instituut, 2009. 15. Vorst, H. van der (2007).The key to the cellar door. The role of the family in adolescents‟ alcohol use. Radboud Universiteit Nijmegen. 16. Vet, R., Van den Eijnden, R. (2007). Het gebruik van alcohol door jongeren en de rol van ouders: resultaten van twee metingen. Rotterdam: IVO-onderzoek (NIGZ). 17. Holder, H. (1999). Alcohol and the Community. A Systems Approach to Prevention. Cambridge: Cambridge University Press. Beleidsdeel drugs: www.rijksoverheid.nl, dossier drugs Hoofdlijnenbrief drugsbeleid, ministerie van VWS, 14-09-2009
24
GENOTMIDDELEN: ALCOHOL EN DRUGS
Overzicht deelrapporten regionale VTV 2011 – Hart voor Brabant 1.
Ambulancezorg
2.
Bevolking
3.
Eerstelijns gezondheidszorg
4.
Fysieke omgeving
5.
Geestelijk Hulp bij Ongevallen en Rampen
6.
Genotmiddelen
7.
Gezondheidsachterstanden
8.
Gezondheidsbeleid
9.
Huiselijk geweld
10.
Integrale aanpak
11.
Jeugd
12.
Kwetsbare burgers
13.
Levensverwachting en sterftecijfers
14.
Overgewicht en diabetes
15.
Psychische gezondheid - Depressie
16.
Roken
17.
Seksueel gedrag
18.
Sociale omgeving en participatie
19.
Sociale Veiligheid
20.
WPG en Ouderen
21.
Ziekte
22.
Ziekten in de toekomst
23.
Ziektepreventie
24.
Zoönosen
25.
Zorg
25