Regionale VTV 2011 Sociale omgeving en participatie
Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 – Hart voor Brabant Deelrapport Sociale omgeving en participatie Auteurs: Dr. A. Eugster, GGD Brabant-Zuidoost Ir. M.W.C. Rutten, GGD Hart voor Brabant Dr. M.A.M. Jacobs-van der Bruggen, GGD Hart voor Brabant Drs. I.H.F. van Veggel, GGD Hart voor Brabant Drs. I. den Borne, GGD West-Brabant Drs. A. Gietmann, GGD Brabant-Zuidoost Referent: Drs. N.A.M. Post, RIVM © GGD Brabant-Zuidoost Helmond, GGD Hart voor Brabant ‘s-Hertogenbosch, GGD West-Brabant Breda; mei 2011
REGIONALE VTV
2
2011
INHOUDSOPGAVE
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ........................................................................... 3 1. Sociale omgeving en gezondheid, participatie ........................ 5 2. Literatuur ............................................................................. 17 Overzicht Deelrapporten regionale VTV 2011 – Hart voor Brabant ..................................................................... 18
3
REGIONALE VTV 2011
4
SOCIALE OMGEVING EN GEZONDHEID, PARTICIPATIE
1.
Sociale omgeving en gezondheid, participatie
Een goede (volks)gezondheid bevordert participatie, participatie kan gezondheid bevorderen. Participatie aan de samenleving is een belangrijke waarde voor individuen en noodzakelijk voor de maatschappij. Om optimaal te kunnen participeren is ook gezondheid van invloed. Participatie is ook een middel om een positie in de maatschappij te verwerven en te behouden. Dit heeft weer zijn weerslag op gezondheid. Naast arbeidsparticipatie is gezondheid ook een belangrijke factor voor andere vormen van participatie, zoals vrijwilligerswerk en mantelzorg. Het bevorderen van participatie blijkt enorm complex. Het ‘Participatiewiel’ brengt de samenhang tussen verschillende vormen van participatiebevordering en de verschillende wettelijke kaders in beeld. Dit ‘Participatiewiel’ kan voor gemeenten een hulpmiddel zijn bij een sterkere regierol en integrale participatiebevordering in brede zin.
5
REGIONALE VTV 2011
Bouwstenen sociale omgeving en gezondheid Sociale netwerken/eenzaamheid Het begrip sociale netwerken verwijst naar het geheel aan sociale relaties dat een persoon omringt. Het gaat om naaste contacten, zoals familie en vrienden, maar ook om minder hechte relaties met bijvoorbeeld kennissen en collega’s. Eenzaamheid ontstaat als er gemis ervaren wordt in het aantal en of de aard/kwaliteit van de sociale relaties. Sociale steun Sociale steun komt voort uit de interacties die mensen hebben met de mensen uit hun sociale netwerk, zoals bijvoorbeeld emotionele steun of concrete hulp. Sociaal kapitaal Sociaal kapitaal wordt opgebouwd in netwerken. Bij sociaal kapitaal gaat het om de voordelen die te halen zijn uit de contacten met andere mensen. Er zijn twee stromingen: individueel sociaal kapitaal en collectief sociaal kapitaal. Individueel sociaal kapitaal richt zich op het voordeel dat een individu kan halen uit zijn contacten. Collectief sociaal kapitaal verwijst naar sociaal kapitaal als bezit van de gemeenschap en heeft daarmee overlap met het concept sociale cohesie. Sociale participatie De mate van participatie zegt iets over de mate waarin men geïntegreerd is in de samenleving. Bij participatie zijn leden van de samenleving betrokken bij die gemeenschap, door deel te nemen aan sociale activiteiten, zoals mantelzorg, vrijwilligerswerk of te participeren in betaald werk. Sociale cohesie Sociale cohesie verwijst naar de mate van verbondenheid en solidariteit binnen groepen en gemeenschappen. Sociale cohesie is een kenmerk van een groep of een gemeenschap. Op microniveau is dat bijvoorbeeld een gezin of vriendenkring, op macroniveau verenigingen, kerkgenootschappen of buurten. Bron: Ruijsbroek & Droomers (2008)
6
SOCIALE OMGEVING EN GEZONDHEID, PARTICIPATIE
In dit document wordt eerst de relatie tussen sociale omgeving en gezondheid kort beschreven. Daarna ligt het accent op achtereenvolgens de relatie tussen gezondheid en maatschappelijke participatie (arbeidsparticipatie, participatie aan mantelzorg, en participatie in vrijwilligerswerk), eenzaamheidsproblematiek en de rol van preventie en zorg(voorzieningen) als middel om gezondheid en participatie te bevorderen.
Sociale omgeving van invloed op gezondheid Naast de fysieke omgeving (zie: deelrapportage fysieke omgeving) is ook de sociale omgeving van invloed op gezondheid en (gezond) gedrag. De sociale omgeving verwijst naar de sociale context waarin we leven. Het is een breed begrip met verschillende aspecten, zoals sociale netwerken, sociaal kapitaal, sociale participatie en sociale cohesie (Hoeymans, Melse & Schoemaker, 2010). Verschillende studies tonen aan dat al deze aspecten van de sociale context een direct of indirect effect hebben op gezondheid.
Sociale netwerken kunnen zowel een positief als negatief effect hebben op gezondheid Er zijn verbanden gevonden tussen sociale netwerken en ongeveer alle doodsoorzaken (Berkman & Glass, in Ruijsbroek & Droomers, 2008). De invloed van sociale netwerken op gezondheid kan bijvoorbeeld lopen via het gedrag van mensen (via sociale steun, informatie uit je netwerk of normen die gelden) of via psychologische processen (Ruijsbroek & Droomers, 2008).
Sociale steun heeft een direct effect op iemands gezondheid Er zijn meerdere vormen van sociale steun: emotionele steun, instrumentele steun en informatieve steun (van Sonderen; Ferlander, in Hoeymans et al., 2010). Sociale steun beschermt bijvoorbeeld tegen het ontstaan van hart –en vaatziekten (Kuper et al., Eversone-Rose & Lewis, in Savelkoul, Hagedoorn & Sanderman, 2008). Met name emotionele steun blijkt hierin een belangrijke rol te spelen (Berkman & Glass, in Ruijsbroek & Droomers, 2008; Luttik et al, in Savelkoul et al, 2008). Ook blijkt dat een positief ondersteunde opvoedstijl van ouders de kans op een gezonde leefstijl van hun kinderen vergroot (Wiefferink et al, in Savelkoul et al, 2008). Daarentegen lijken negatieve reacties, zoals afkeurende opmerkingen en onredelijke eisen, het risico op depressie en angina pectoris te verhogen (Enns et al, in Savelkoul et al, 2008). Sociale steun kan een gezonde leefstijl bevorderen, maar ook negatieve gezondheidsgevolgen hebben, wanneer mensen elkaar steunen in hun ongezond gedrag.
Sociaal kapitaal hangt samen met een betere gezondheid Sociaal kapitaal hangt samen met een betere lichamelijke en psychische gezondheid en met lagere sterftecijfers (Ruijsbroek & Droomers, 2008). Sociaal kapitaal, heeft een impact op welzijn en gezondheid, en meer concreet op zorgvragen en de wijze waarop 7
REGIONALE VTV 2011
daarmee wordt omgegaan. Men neemt aan dat sociaal kapitaal een buffer kan vormen voor de negatieve gezondheidseffecten van economische of psychologische deprivatie. Gemeenschappen met een sterk sociaal kapitaal kennen namelijk persoonlijke netwerken die mensen ertoe bewegen bij andere steun en hulp te zoeken. Ze vergroten ook de bereidheid en mogelijkheid om van hulpmiddelen gebruik te maken
en om met anderen in contact te treden.
Gemeenschappen met goede sociale cohesie gezonder dan gemeenschappen met minder sociale cohesie Uit onderzoek blijkt dat gemeenschappen met meer sociale cohesie gezonder zijn dan gemeenschappen met minder sociale cohesie (Ruijsbroek & Droomers, 2008). Mechanismes waarlangs sociale cohesie de gezondheid zou kunnen beïnvloeden zijn bijvoorbeeld via sociale steun, via het overnemen van (on)gezonde normen of via toegankelijkheid van (zorg)voorzieningen (Putman, in Ruijsbroek & Verweij, 2009a). De sociale cohesie (gemeten als de mate waarin bewoners zich verbonden voelen met hun buurt en zich identificeren met de buurt) per gemeente, is te vinden op de nationale atlas volksgezondheid (www.zorgatlas.nl). De sociale cohesie in grote steden (zoals Tilburg) is over het algemeen minder dan in landelijke gemeenten. Hoewel onderzoek aantoont dat de sociale omgeving van invloed is op de gezondheid, is deze invloed moeilijk te kwantificeren.
MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE Een goede gezondheid bevordert participatie en participatie kan gezondheid bevorderen Een goede gezondheid stelt mensen in staat om aan het maatschappelijke leven deel te nemen (van der Lucht & Polder, 2010). Idealiter participeren burgers op alle terreinen van het maatschappelijk leven: economische participatie, politieke participatie, participatie in vrijwilligerswerk, in mantelzorg, cliëntenparticipatie en participatie in verschillende sociale verbanden. Individuele mensen verschillen in hun motivaties om (weer) te participeren op deze verschillende terreinen: erbij horen, iets nuttigs bijdragen, afleiding van problemen, structuur in de dag, sociale contacten, werkvaardigheden aanleren, uit een uitkering komen en minder afhankelijk zijn van anderen.
Minder participatie chronisch zieken Hoewel niet alle chronische zieken buiten het arbeidsproces staan, participeren mensen met een chronische beperking of ziekte als groep minder in de maatschappij, terwijl veel van hen wel meer willen of kunnen doen (Hoeymans et al., 2010). Mensen met een chronische ziekte hebben minder vaak (betaald of onbetaald) werk. 8
SOCIALE OMGEVING EN GEZONDHEID, PARTICIPATIE
De participatie blijkt mede afhankelijk te zijn van competenties (o.a. perceptie, omgaan met stress, zelfmanagement) en toegankelijkheid van voorzieningen. Participatie is ook een middel om een positie in de maatschappij te verwerven en te behouden. Dit heeft weer zijn weerslag op gezondheid. Participatie kan ertoe bijdragen dat iemand zich ondanks zijn ziekte of handicap toch gezond voelt (van der Lucht & Polder, 2010).
Arbeidsparticipatie afhankelijk van ervaren gezondheid In Hart voor Brabant heeft driekwart van de volwassenen betaald werk (81% van de mannen en 71% van de vrouwen). De mate van arbeidsparticipatie hangt samen met opleiding maar ook met de ervaren gezondheid (figuur 1).
opleiding hoog
opleiding midden / hoog opleiding laag / midden ervaren gezondheid goed of uitstekend ervaren gezondheid matig of slecht
opleiding laag 0%
20%
40%
60%
80%
100%
opleiding hoog
opleiding midden / hoog opleiding laag / midden ervaren gezondheid goed of uitstekend ervaren gezondheid matig of slecht
opleiding laag 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Figuur 1. Arbeidsparticipatie van mannen (boven) en vrouwen (onder) van 19 tot 65 jaar in Hart voor Brabant in relatie tot opleiding voor mannen/vrouwen met een goede of minder goede ervaren gezondheid (Bron: GGD Gezondheidsenquête volwassenen, 2009) 9
REGIONALE VTV 2011
Toename intensiteit mantelzorg Volgens een onderzoek van het SCP gaven in 2008 3,5 miljoen Nederlanders van 18 jaar en ouder mantelzorg (Oudijk, de Boer, Woittiez, Timmermans & de Klerk, 2010). Hoewel het aantal mantelzorgers ten opzichte van 2001 vrijwel gelijk is gebleven, is de duur en intensiteit van de zorg wel toegenomen. Ook blijkt het aantal overbelaste mantelzorgers te zijn gestegen. In 2009 geeft in de regio Hart voor Brabant een op de tien mensen van 19 jaar en ouder momenteel mantelzorg. Van de volwassen mantelzorgers geeft ongeveer 30% zeer intensieve zorg (minstens 8 uur per week gedurende tenminste 3 maanden). Een op de tien volwassen mantelzorgers voelt zich (tamelijk) zwaar belast door het geven van mantelzorg. Van de ouderen mantelzorgers geeft ruim 40% zeer intensieve zorg. Onder oudere mantelzorgers voelt ruim een op de vijf zich (tamelijk) zwaar belast.
Ook mensen met chronische ziekten geven mantelzorg Chronisch zieken in Nederland geven minder mantelzorg dan gemiddeld (van der Lucht & Polder, 2010). In de regio Hart voor Brabant wordt deze trend niet gezien als we het percentage mantelzorgers vergelijken onder inwoners met en zonder (tenminste een) chronische ziekte (figuur 2). leeftijd
19 t/m 34
35 t/m 49
50 t/m 64
65 t/m 74
zonder chronische ziekte met chronische ziekte(n)
75 en ouder 0%
5%
10%
15%
20%
Figuur 2. Percentage volwassenen en ouderen - met of zonder chronische ziekte(n) dat ‘momenteel’ mantelzorg geeft (Bron: GGD Gezondheidsmonitor Hart voor Brabant; volwassenen en ouderen, 2009).
Kwart van de bevolking verricht vrijwilligerswerk Ongeveer een kwart van de Nederlanders verricht minstens 1 uur per week vrijwilligerswerk (Dekker en de Hart SCP, 2009). Uit 300 tevredenheidonderzoeken in 2009 onder burgers over de Wmo (SGBO, 2010), komt naar voren dat er behoefte is aan meer aandacht voor en waardering van vrijwilligers en van de betrokken organisaties. 10
SOCIALE OMGEVING EN GEZONDHEID, PARTICIPATIE
Ook in Hart voor Brabant verricht in 2009 een kwart van de bevolking vanaf 19 jaar vrijwilligerswerk, en dit is gelijk voor mannen en vrouwen. Mensen van 65 tot 74 jaar zonder een chronische ziekte doen het vaakst vrijwilligerswerk (figuur 3). leeftijd
zonder chronische ziekte met chronische ziekte(n)
19 t/m 34
35 t/m 49
50 t/m 64
65 t/m 74
75 en ouder 0,0%
5,0%
10,0%
15,0%
20,0%
25,0%
30,0%
35,0%
40,0%
Figuur 3. Percentage volwassenen en ouderen in Hart voor Brabant dat vrijwilligerswerk doet voor mensen met en zonder (tenminste een) chronische ziekte. (Bron: GGD Gezondheidsenquête volwassenen en ouderen, 2009).
EENZAAMHEID Gezondheid van invloed op sociale relaties en participatie De gezondheid speelt ook een rol bij het aangaan of onderhouden van sociale relaties. Fysiek minder goed functioneren, het hebben van psychische klachten of het hebben van chronische ziekten, kan leiden tot een afname van sociale relaties en minder maatschappelijke participatie (Hoeymans et al., 2010; Tijhuis, 2002). De afname van (goede) sociale relaties kan leiden tot eenzaamheid (Tijhuis, 2002).
Eenzaamheid in Hart voor Brabant gelijk gebleven Eenzaamheid kan ontstaan door ervaren van gemis in en/of aan sociale contacten. Het percentage volwassen Nederlanders dat eenzaam is, wordt geschat op 30% (van Tilburg, in Van de Maat & van der Zwet, 2010). Ongeveer 20% van de volwassen Nederlanders is matig eenzaam, 10% is sterk eenzaam. In Hart voor Brabant is het percentage volwassenen dat eenzaam is 38%. Veertig procent is sociaal eenzaam en 25% is emotioneel eenzaam. Van de ouderen is 44% eenzaam (45% sociaal eenzaam, 28% emotioneel eenzaam). Van de volwassenen en ouderen is 7% ernstig of zeer ernstig eenzaam (figuur 4 en 5). Dat is vergelijkbaar met de cijfers uit 2004/2005.
11
REGIONALE VTV 2011
totaal
mannen vrouwen (zeer) ernstig eenzaam
19 t/m 24 jaar
matig eenzaam
25 t/m 39 jaar 40 t/m 54 jaar 55 t/m 64 jaar
inkomen beneden modaal inkomen boven modaal 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Figuur 4: Eenzaamheid onder volwassenen van 19 t/m 64 jaar in Hart voor Brabant (Bron: GGD Gezondheidsmonitor volwassenen, 2009)
Inkomen en burgerlijke staat beïnvloeden kans op eenzaamheid Eenzaamheid komt vaker voor bij mensen met een laag inkomen (figuur 4) en vaker bij mensen met een lage opleiding. Van de ouderen in Hart voor Brabant met alleen een lage opleiding is 10% (zeer) ernstig eenzaam. Van de ouderen met een hogere opleiding 7%. Gescheiden (en verweduwde) mensen hebben aanzienlijk vaker last van gevoelens van eenzaamheid (van de Maat & van der Zwet, 2010). Het percentage eenzamen is ook hoger onder alleenstaanden (figuur 5) en onder mensen met een minder goede gezondheid. totaal
mannen vrouwen
(zeer) ernstig eenzaam matig eenzaam
65 t/m 74 jaar 75+
alleen AOW meer dan alleen AOW
alleenstaand niet alleenstaand 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Figuur 5: Eenzaamheid onder 65-plussers in Hart voor Brabant (Bron: GGD Gezondheidsmonitor ouderen, 2009).
12
SOCIALE OMGEVING EN GEZONDHEID, PARTICIPATIE
Preventie en zorg(voorzieningen) De kwaliteit van preventie en zorg beïnvloedt de gezondheid en daarmee de mogelijkheid om (optimaal) te participeren. Ook het gebruik van (Wmo)- en welzijnsvoorzieningen, kan de participatie (van mensen met beperkingen) bevorderen. Vooral ouderen maken veel gebruik van deze voorzieningen. In verband met de vergrijzing zullen steeds meer voorzieningen nodig zijn, om mensen te ondersteunen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en participeren. Uit 300 tevredenheidonderzoeken in 2009 onder burgers over de Wmo (SGBO, 2010) komt bijvoorbeeld naar voren dat de scootmobiel in grote mate bijdraagt aan het meedoen in de maatschappij.
Preventie van belang voor participatie Ongezonde leefgewoonten zorgen voor veel verlies aan gezondheid. Met preventie kunnen leefstijlgerelateerde chronische aandoeningen en daarmee gepaard gaande beperkingen (deels), worden uitgesteld of voorkomen. In Hart voor Brabant nam 11% van de volwassenen in 2009 deel aan preventieactiviteiten op het gebied van roken, alcohol, diabetes of depressie. Bij ouderen is ook letselpreventie van belang. In Hart voor Brabant liep in 2009 ruim een op de tien ouderen letsel op ‘in de afgelopen 3 maanden’. Ongeveer 35% van deze letsels werd opgelopen in en om het huis. Ongelukken bij ouderen kunnen leiden tot ernstig letsel (zoals bijvoorbeeld een gebroken heup). Valpreventie bij ouderen kan helpen om ongelukken te voorkomen.
Een op de vier ouderen in Hart voor Brabant heeft behoefte aan betere informatie over voorzieningen In Hart voor Brabant maakte in 2009 8% van de volwassenen (vrouwen 10%, mannen 7%) en 29% van de ouderen (vrouwen 35%, mannen 22%) gebruik van een of meerdere Wmo-voorzieningen. De meeste ouderen maakte gebruik van hulp in de huishouding of een vervoersvoorziening. Ruim een op de drie ouderen maakte gebruik van welzijnsvoorzieningen, voornamelijk hulp bij financiële of administratieve activiteiten. Er is onder ouderen (meer) behoefte aan een algemene gezondheidscheck, hulp van een vrijwilliger in en om het huis, sport en beweegactiviteiten voor ouderen, hulp bij administratie/financiën en vervoersvoorzieningen. Ook blijkt de informatie voor verbetering vatbaar. Een op de elf volwassenen en een op de vier ouderen heeft behoefte aan informatie over Wmovoorzieningen maar weet (voor een of meerdere voorzieningen ) niet waar deze te verkrijgen is.
13
REGIONALE VTV 2011
Toekomst Door de verandering van de bevolkingssamenstelling is de verwachting dat de zorgvraag en het zorggebruik in de toekomst zullen toenemen, mede door de toename van het aantal chronische zieken en het aantal mensen met meerdere aandoeningen tegelijkertijd (van der Lucht & Polder, 2010). Het aantal mantelzorgers is mogelijk toereikend, maar kan op gespannen voet staan met arbeidsparticipatie (van der Lucht & Polder, 2010).
Beleidsdeel Maatschappelijk belang van participatie Voor de maatschappij is participatie van belang op alle terreinen van het maatschappelijk leven: economische participatie, politieke participatie, participatie in vrijwilligerswerk, cliëntenparticipatie, participatie in verschillende sociale verbanden en het gebruik van maatschappelijke voorzieningen. Voor de maatschappij is participatie van belang voor de sociale cohesie en de onderlinge betrokkenheid. Met het oog op de toekomst als de beroepsbevolking afneemt, neemt het belang van arbeidsparticipatie toe. Bij verbetering van de volksgezondheid kan de arbeidsparticipatie - ook op hogere leeftijden - toenemen en kunnen ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid worden teruggedrongen. Door vergrijzing neemt ook het belang van participatie in vrijwilligerswerk en mantelzorg toe. De vraag naar vrijwilligers en mantelzorgers zal, ook in Hart voor Brabant, in de toekomst alleen maar groter worden. Kwetsbare groepen (zie deelrapport Kwetsbare burgers) vormen een belangrijke doelgroep als het gaat om het bevorderen van participatie. Veel ongunstige participatiedeterminanten clusteren zich in deze doelgroep. Zo bewegen zij zich vaker in een omgeving van beperkte welvaart, hebben zij minder onderwijskansen en relatief minder gunstige sociaal-culturele invloeden. Daardoor heeft deze groep mensen minder participatiemogelijkheden. Ook zorgen deze maatschappelijke determinanten voor een relatief slechtere gezondheid, wat ook weer een negatieve invloed op participatie heeft. Gezondheidsbeleid moet dan ook nadrukkelijk rekening houden met deze doelgroep.
Preventie als voorwaarde voor participatie Met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 zijn gemeenten verantwoordelijk voor maatschappelijke ondersteuning, opdat inwoners maatschappelijk kunnen meedoen en participeren. Aandacht voor preventie van lichamelijke en emotionele beperkingen is van groot belang omdat dit het functioneren van mensen (zowel lichamelijk, geestelijk als sociaal) kan bevorderen en er gezondheidswinst mee te behalen is: meer gezonde jaren, minder ziektelast en een betere kwaliteit van leven. Deze gezondheidswinst is in de eerste plaats belangrijk 14
SOCIALE OMGEVING EN GEZONDHEID, PARTICIPATIE
voor de mensen die het aangaat. In de tweede plaats draagt dit bij aan een civil society. Mensen die zich gezonder voelen zullen waarschijnlijk meer deelnemen aan het maatschappelijk leven. In de derde plaats is het van belang voor gemeenten, want het aantal zorgvragen onder de Wmo kan daardoor afnemen.
Preventie, wonen, welzijn en zorg zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden Welzijn is gericht op de bevordering van de maatschappelijk participatie, sociale samenhang en het creëren van een vangnet voor de zwakkeren in de samenleving. Onder welzijn valt een aantal zaken die dicht tegen zorg aanzitten. Een groeiende aandacht voor sociale factoren als medeveroorzakers van ziekten, leidt tot een grotere vraag naar welzijnsactiviteiten. Met ‘Welzijn nieuwe stijl’ wil het ministerie van VWS de sector Welzijn een belangrijke rol geven in de uitvoering van de Wmo en het bevorderen van maatschappelijke participatie. Met daarbij kernkwaliteiten als ‘mensen met elkaar in verbinding brengen’, ‘empoweren’ en ‘erop af gaan’. Mensen blijven steeds langer zelfstandig wonen; thuis of in groepsverband. Er zullen meer woningen, zorg en diensten nodig zijn voor mensen die zo lang mogelijk zelfstandig willen wonen. Adequaat vervoer is daarbij een van de aandachtspunten, evenals bijvoorbeeld valpreventie bij ouderen.
Aandachtspunten voor beleid De invloed van de sociale omgeving op de gezondheid is complex en moet geoperationaliseerd worden bij gezondheidsbeleid De invloed van de sociale omgeving op gezondheid is groot, maar hoe groot is niet bekend en niet in cijfers uit te drukken. Oorzaak en gevolg zijn vaak onduidelijk als het gaat om de verschillende determinanten, die de relatie tussen sociale omgeving en gezondheid moeten verklaren. Voor de vertaling naar gezondheidsbeleid en in (monitor)onderzoek is het van belang het begrip sociale omgeving te differentiëren naar sociale steun, sociale participatie en sociale cohesie. En deze begrippen vervolgens te operationaliseren vanuit de laatste stand van de wetenschap naar hun relatie tot gezondheid.
Herkenbare integrale aanpak participatie met Participatiewiel als een kans Er is nog vaak heel weinig afstemming bij het bewerkstelligen van participatie. Organisaties en gemeenten zoeken naar samenhang omdat het zo’n complex proces is, met heel veel verschillende wetten. Het Participatiewiel maakt op een simpele manier helder welke samenhang er is. Daarmee kunnen gemeenten en organisaties maatwerk leveren. Het door MOVISIE ontwikkelde participatiewiel (voor meer informatie zie: deelrapport Kwetsbare burgers) brengt de samenhang tussen 15
REGIONALE VTV 2011
verschillende vormen van participatiebevordering in beeld. Ook de relatie en de overlap tussen de wettelijke kaders is in beeld gebracht. Het wiel kan daarmee bijdragen aan de ontwikkeling van een integrale visie op maatschappelijke participatie in brede zin. Met behulp van de doelen uit het wiel kan aanbod geordend in kaart gebracht worden. De kern van het participatiewiel bestaat uit zes doelen die mensen kunnen hebben. Namelijk: zelfstandig functioneren, sociale contacten, maatschappelijk deelnemen, maatschappelijk bijdragen, arbeidsvaardigheden en eigen inkomen. Deze segmenten staan in het midden, in een oranje cirkel. Daaromheen, in het groen, staan manieren waarmee die doelen bereikt kunnen worden. Daaromheen, in het blauw, staan de wetten die erbij horen.
Sterkere regierol van gemeenten in mantelzorgbeleid en vrijwilligersbeleid Organisaties vragen om een sterkere regierol van de gemeente i.v.m. mantelzorgbeleid. Mantelzorgers blijken vaker overbelast. Het volgen van trends in aantal mantelzorgers en preventief beleid om overbelasting te voorkomen, zijn belangrijk. Een speciale groep in dit verband zijn de mantelzorgers van aanvragers van Wmo-ondersteuning. In vrijwilligersbeleid is aandacht voor en waardering van vrijwilligers een belangrijk aandachtspunt.
Beschikbaar maken en houden van adequate vervoersvoorzieningen is een voorwaarde voor participatie Het is belangrijk te volgen in hoeverre er belemmeringen voor bepaalde groepen kunnen ontstaan.
16
SOCIALE OMGEVING EN GEZONDHEID, PARTICIPATIE
Literatuur Hoeymans, N., Melse, J.M., & Schoemaker, C.G. (2010). Gezondheid en determinanten: deelrapport van de VTV 2010 Van gezond naar beter [Electronic version]. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Lucht, F. van der, & Polder, J.J. (2010). Van gezond naar beter: kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 [Electronic version]. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Maat, J.W. van de, & Zwet, R. van der (2010). Eenzaamheid: verkenning [Electronic version]. Utrecht: Movisie. Ruijsbroek, J.H.M., & Droomers, M. (2008). Sociale omgeving en gezondheid. In: Monitor Gezondheidsachterstanden. Bilthoven: RIVM. Op 23 augustus 2010 ontleend aan http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o8669n29048.html Ruijsbroek, J.H.M. & Verweij, A. (2009a). Wat zijn mogelijke gezondheidsgevolgen van sociale cohesie? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Op 27 september 2010 ontleend aan http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/omgeving/leefomgeving/s ociale-cohesie/wat-zijn-mogelijke-gezondheidsgevolgen-van-sociale-cohesie/ Ruijsbroek, J.H.M. & Verweij, A. (2009b). Wat is sociale cohesie? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Op 27 september 2010 ontleend aan http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/omgeving/leefomgeving/s ociale-cohesie/wat-is-sociale-cohesie/ Savelkoul, M., Hagedoorn, M., & Sanderman, R. (2008). Wat zijn mogelijke gezondheidsgevolgen van sociale steun? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Op 24 augustus 2010 ontleend aan http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/omgeving/leefomgeving/s ociale-steun/wat-zijn-mogelijke-gezondheidsgevolgen-van-sociale-steun/ Tijhuis, M.A.R. (2002). Wat zijn de mogelijke oorzaken van ongunstige sociale relaties? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Op 6 september 2010 ontleend aan http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o1301n19397.html 17
REGIONALE VTV 2011
Overzicht Deelrapporten regionale VTV 2011 – Hart voor Brabant
18
1.
Ambulancezorg
2.
Bevolking
3.
Eerstelijns gezondheidszorg
4.
Fysieke omgeving
5.
GHOR
6.
Genotmiddelen
7.
Gezondheidsachterstanden
8.
Gezondheidsbeleid
9.
Huiselijk geweld
10.
Integrale aanpak
11.
Jeugd
12.
Kwetsbare burgers
13.
Levensverwachting en sterftecijfers
14.
Overgewicht en diabetes
15.
Psychische gezondheid - Depressie
16.
Roken
17.
Seksueel gedrag
18.
Sociale omgeving en participatie
19.
Sociale Veiligheid
20.
WPG en Ouderen
21.
Ziekte
22.
Ziekten in de toekomst
23.
Ziektepreventie
24.
Zoönosen
25.
Zorg