Initiatiefnemers:
Regionale samenwerking voor sociale veiligheid
Op regionaal niveau wordt samengewerkt aan criminaliteitsbestrijding en sociale veiligheid, zoals bijvoorbeeld in regionale samenwerkingsverbanden Integrale Veiligheid, Regionale Informatie en Expertise Centra bestuurlijke aanpak (RIEC’s), Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing (RPC’s) en Veiligheidshuizen. Per regio wordt echter het wiel vaak opnieuw uitgevonden. Het verbinden van succesvolle initiatieven stond daarom centraal op het Veiligheidsoverleg in Rotterdam. Eén ding werd duidelijk: burgemeesters spelen een belangrijke rol. Burgemeesters, korpschefs, hoofdofficieren van justitie en andere bestuurders kwamen op 25 november met één doel naar Rotterdam: van elkaar leren. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid organiseerde er samen met het BlomBerg Instituut het Veiligheidsoverleg. Het overleg, waar ongeveer veertig bestuurders aanwezig waren, begon met enkele "ontregelende reflecties" van hoogleraar Bestuurskunde Paul Frissen. Hij hield zijn toehoorders onder meer voor dat een integrale aanpak van complexe problematiek niet wijs is: "Een gefragmenteerde aanpak is beter, omdat de wereld ook gefragmenteerd is. Integraliteit is geen antwoord op fragmentatie, maar het opleggen van één overwegend aspect." Veiligheid is perceptie, zei hij ook. "Op u rust de verantwoordelijkheid om zeer prudent om te gaan met dit veiligheidsgevoel. Pas daarom ook op met de effectiviteitsdiscussie, want de ijkpunten van effectiviteit komen uit het bedrijfsleven. Een heel andere sector dan de overheid. Uw organisatie is een taakorganisatie: 'we denken dat het zinvol is en we hebben daar zoveel voor over'. Als u dat met effectiviteitsredeneringen wilt onderbouwen, dan loopt u in een zelfgegraven valkuil." Een taakorganisatie, betoogt Frissen, is een symbolische organisatie. "Alles wat op wijkniveau gebeurt aan veiligheid, is symptoombestrijding", zei hij. Jan Stikvoort, korpschef Politie Hollands Midden, beaamde dat: "De politie levert nooit structurele oplossingen." Het antwoord ligt op straat De wereld is gefragmenteerd en een integrale aanpak is nooit het antwoord, betoogde Frissen. Wat dan wel? "Streef taakbeperking na, bepaal wat je níet doet. Dat is ongewoon, want alle organisaties neigen van nature naar taakuitbreiding." Frissen noemde de jeugdproblematiek als voorbeeld van een complex vraagstuk dat de overheid nooit zal kunnen oplossen. Het was typerend dat na een korte discussieronde juist 'jeugd' als thema uit de bus kwam waar de meeste aanwezigen mee aan de slag wilden. Hoe men dat het beste kan doen, daarover was men het ook eens: op lokaal niveau, met een aanpak die daar het beste past.
1
Initiatiefnemers:
Dat wil niet zeggen dat men niet van elkaar wil leren, want de uitwisseling van best practices werd ook genoemd. Herman Bolhaar, hoofdofficier van Justitie van de regio Amsterdam-Amstelland, pleitte ervoor om jeugdproblematiek nuchter te bekijken en wees op het verschil tussen het (negatieve) landelijke beeld in de media en de "successen op straat". "We moeten meer in contact komen met de realiteit en niet in onze institutionele werkelijkheid blijven hangen", zei hij. Frissen sloot zich daarbij aan: "Het is de bekende Pavlovreactie van de overheid: een bestuurlijk-organisatorisch antwoord vinden op een maatschappelijke vraag, dus aan zichzelf gaan sleutelen. Terwijl het antwoord ligt in het in staat stellen van de professionals om hun eigen oplossingen te verzinnen."
Bedrijven krijgen geen gehoor Het Veiligheidsoverleg was vooral bedoeld om praktijkervaringen uit te wisselen. Zes voorbeelden van (regionale) samenwerking voor meer veiligheid werden daarom toegelicht. Oscar Dros, korpschef van de regiopolitie Groningen, vertelde over een flexibele politiemacht van twintig agenten, die desgewenst worden ingezet voor specifieke veiligheidsproblemen. "Ze worden echter alleen ingezet als er een integraal plan is, waarin staat welke inspanning alle partners leveren om het probleem op te lossen." De aanpak werkt goed, zei hij: "We werken er nu twee jaar mee en het team is tien keer ingezet. Gemeenten werken samen, ze delen kennis en expertise voor het maken van deze plannen." Herman Bolhaar vertelde over de brede aandacht voor mensenhandel: "Dit stond uitsluitend bij het strafrecht op de kaart, terwijl het een breed probleem is. We hebben het een gezicht gegeven, dat van mensenhandelaar Saban B., en het dossier met burgemeesters besproken. Dit maakte hen ervan bewust dat de achterliggende problematiek van uitbuiting en prostitutie ook hun probleem is. Er werd een taskforce ingesteld, waar ik de voorzitter van ben. We willen een brede betrokkenheid rond dit probleem en professionals in staat stellen om hun eigen oplossing te bedenken."
2
Initiatiefnemers:
Een derde praktijkcase die werd genoemd ging over netcentrisch werken op een bedrijventerrein. Jac Rooijmans, directeur van de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant, vertelde over deze aanpak, waarin alle informatie (camerabeelden, informatie over wat er ligt opgeslagen in de magazijnen,etc.) wordt gedeeld met de betrokken instanties en de bedrijven. "We kunnen nu veel beter beoordelen wat de urgentie van een incident is en daardoor onze slagkracht en inzet verbeteren." Tussen deze succesvoorbeelden van samenwerking stak het betoog van Egbert IJzerman, security risk manager bij BCC, schril af. Hij stelde namelijk dat het bedrijfsleven heel moeilijk contact krijgt met de overheid. "Er is zoveel informatie en kennis bij het bedrijfsleven, maar dat wordt nauwelijks benut. Dat is een gemiste kans. Ik zou graag bij de gemeente een loket zien waar een ondernemer terecht kan voor veiligheidsvraagstukken. Een integrale aanpak van veiligheidsproblemen begint met goed bereikbaar zijn." Bolhaar was het met hem eens: "Ik zie ook dat er veel blijft hangen op institutioneel niveau, ik mis de aansluiting met de straat." Enkele burgemeesters van (kleine) gemeenten herkenden zich echter niet in de kritiek van IJzerman, zij noemden voorbeelden van goed overleg binnen hun gemeente, bijvoorbeeld met de plaatselijke horeca. In de grote(re) steden is dat contact er echter niet, stelde IJzerman. Fietsendieven aanpakken De samenwerking in het Veiligheidshuis werpt zijn vruchten af, betoogde Nicole Hermes-van Zon, officier van Justitie in Tilburg: "Het blijkt heel belangrijk dat je letterlijk bij elkaar in huis zit. Het maakt informatie delen veel laagdrempeliger, problemen worden sneller breed gedragen. Je weet wat je aan elkaar hebt en kunt daardoor elkaars hulp gebruiken." In Utrecht werd zeven jaar geleden begonnen met regionale samenwerking om de criminaliteit in de provincie met 40% terug te dringen. Stoffel Heijsman, korpschef van de regiopolitie Utrecht, vertelde over de systematische wijze waarop deze samenwerking tot stand kwam. Zo maakte elke gemeente een lokaal veiligheidsplan, inclusief een actieplan voor de politie, en werd er een gemeenschappelijke veiligheidsstrategie ontwikkeld. Vervolgens werden veiligheidsthema's benoemd, die elk door een groep mensen met een burgemeester als trekker werden aangepakt. Dit jaar was dat veelvoorkomende criminaliteit als vernieling en fietsendiefstal. "Deze aanpak is succesvol: ten opzichte van 2006 is deze criminaliteit met 50% gedaald", zei Heijsman.
3
Initiatiefnemers:
In Limburg gaat het er anders aan toe, vertelde Hubert Bruls, burgemeester van Venlo. "Elk jaar verzinnen we met een aantal burgemeesters in onze regio welke thema's we willen aanpakken. Bijvoorbeeld huiselijk geweld. In 2007 hebben we een pilot gedraaid met het inzetten van het tijdelijk huisverbod. Daar was toen een wetsvoorstel voor in de maak. De VNG en veel burgemeesters waren tegen het wetsvoorstel, omdat ze bang waren voor rechtszaken wegens onrechtmatigheid. Ik geloofde dat niet, we zijn ermee aan de slag gegaan en tot nu toe ben ik een paar keer gedaagd en heeft de rechter alle huisverboden gesanctioneerd." Structuur is niet belangrijk De deelnemers aan het Veiligheidsoverleg gingen na deze praktijkvoorbeelden met elkaar in discussie over samenwerking voor sociale veiligheid. Dat leverde diverse aandachtspunten op, over onder meer het delen van informatie en het duidelijk toedelen van verantwoordelijkheden. Opvallend mag genoemd worden dat de structuur van samenwerking niet belangrijk werd gevonden. Een optimale structuur bestaat volgens de aanwezigen niet, de structuur moet afhankelijk zijn van het aan te pakken probleem en vooral tijdelijk zijn: is het probleem opgelost, dan moet de structuur worden afgebroken. In dit kader werd ook gesproken over wel of geen nationale politie. "Het maakt voor de effectiviteit niet uit of de politie nationaal of regionaal is. Het risico is wel dat we zo bezig zijn met de structuurvraag, dat we geen oog meer hebben voor de praktijk", waarschuwde Stikvoort. Ook kwam duidelijk uit de discussie dat de burgemeester een belangrijke rol vervult in de samenwerking: hij of zij is vaak de trekker en bijna altijd het gezicht van de samenwerking. Dat burgemeesters elkaar in de regio weten te vinden is belangrijk, al was het maar omdat zij zich dan "minder eenzaam voelen", zoals Dick de Cloe signaleerde. Hij kan het weten, want hij was jarenlang waarnemend burgemeester in verschillende gemeenten. Dat de gemeenteraad zich vaak nauwelijks voor politiewerk interesseert, werd door de aanwezigen als een gebrek ervaren. Het is wel te verklaren, omdat er over de inzet van de politie geen verantwoording wordt afgelegd in de gemeenteraad. Binnenkort moet echter elke gemeente haar eigen veiligheidsplan hebben (tenminste als de Kamer instemt met de wet op de gemeentelijke regierol), dus die aandacht komt er dan hopelijk wel.
4
Initiatiefnemers:
Het moet ergens over gaan Het overleg werd afgesloten met een betoog van Pieter Tops, hoogleraar Bestuurskunde en lid van de raad van bestuur van de Politieacademie. Hij gaf de aanwezigen enkele adviezen mee over hoe zij een herkenbaar en effectief bestuur kunnen zijn in een complexe samenleving. Net als zijn collega Paul Frissen sprak ook hij over het organiseren van de kracht van de samenleving: "Zonder actieve betrokkenheid van de samenleving krijg je weinig voor elkaar. De centrale taak van een herkenbare overheid is deze kracht benutten." Succesvolle samenwerkingen, Tops noemt ze "vitale coalities", hebben drie dingen gemeen: een sterk verhaal, gedreven trekker(s) en bestuurlijke rugdekking. Het sterke verhaal is nodig om maatschappelijke steun te verkrijgen, stelde hij. "Het doel van de samenwerking moet door de samenleving onderschreven worden, dit verhaal komt dan ook altijd uit de samenleving zelf. Er is echter wel iemand nodig die het vermogen heeft de ambitie in een verhaal te vertalen. Het moet ergens over gaan en gedragen worden door veel mensen." De trekkers van de coalitie moeten de confrontatie durven aangaan om het project verder te krijgen, zei hij. En van bestuurders wordt gevraagd of zij de aanjagers van het project uit de wind kunnen houden. "Dit vraagt van u dat u zegt 'komt u aan hem, dan komt u aan mij'. Ik weet het: dat klinkt heroïsch en dat is het ook." Tot slot wijdde Tops een aantal woorden aan de veelbesproken 'ruimte voor de professional'. "We zijn er allemaal voor. Maar als je het serieus neemt, dan is het ongelooflijk ingewikkeld. Het vraagt namelijk om een ander soort sturing, waarin de bestuurder zelf dienstbaar is aan de professional. Dienstbaar is niet slaafs, de bestuurder moet wel richting geven." De professional die echt de ruimte krijgt, is volgens Tops niet alleen de ogen en oren, maar ook de handen en voeten van de organisatie. Zoals in het huisartsenmodel. "Daar zitten wij in onze praktijk nog heel ver vanaf." Ter afronding van het overleg werd de genodigden gevraagd welke conclusies ze zelf uit dit overleg trekken. Hoofdofficier van Justitie Jeroen Steenbrink verwoordde het als volgt: "Laten we successen nog meer delen, waardoor het veiliger wordt. Want honderd kilometer verderop heeft iemand het antwoord vast al gevonden." Quotes: Janine van den Berg, korpschef politie Kennemerland: "Wat mij opvalt aan alle succesvolle samenwerkingen, is dat ze een pragmatische aanpak hebben en klein en op lokaal niveau, gericht op één doelgroep, beginnen. Zijn ze succesvol, dan worden ze groter opgezet." Paul Frissen, hoogleraar Bestuurskunde Universiteit van Tilburg: "Ik geloof er niets van dat de prestatiecontracten gaan verdwijnen. Het ministerie laat de politie niet zomaar los." Jan Stikvoort, korpschef Hollands Midden: "Hoe meer professionals vanuit hun perspectief bezig zijn met een probleem, hoe complexer dat probleem wordt. We moeten dus meer aandacht krijgen voor intelligent desorganiseren." Herman Bolhaar, hoofdofficier van Justitie: "We mogen veel meer in contact komen met de echte realiteit, in plaats van blijven hangen in onze eigen institutionele werkelijkheid."
5
Initiatiefnemers:
Egbert IJzerman, security risk manager BCC Electronics: "De overheid vraagt heel veel van bedrijven, onder meer informatie, maar we krijgen er heel weinig voor terug." Stoffel Heijsman, korpschef regiopolitie Utrecht: "Samen doen is ook samen financieren." Hubert Bruls, burgemeester Venlo: "Mijn regio heeft geen integraal veiligheidsplan, elk jaar verzinnen we 1 of 2 thema's die we aanpakken." Bob Steensma, hoofdofficier van Justitie: "Je ziet bij alle succesvolle samenwerkingen dat partijen informatie delen, samen plannen maken en samen doen. Hoe kan het dat hier nog geen structuur voor bestaat, zodat het sneller en breder uitgerold kan worden?" Nicole Hermes-Van Zon, officier van Justitie: "Het Veiligheidshuis is ook een instituut geworden. We moeten zorgen dat het enthousiasme blijft, daar moeten we energie in steken." Henk Korvinus, hoofdofficier van Justitie: "We vragen wat de burger van de overheid kan verwachten, maar we kunnen die vraag ook andersom stellen: wat kan de overheid van de burger verwachten?" Pieter Tops, hoogleraar Bestuurskunde Universiteit van Tilburg: "Vitale coalities hebben drie dingen gemeen: een sterk verhaal, gedreven trekkers en bestuurlijke rugdekking."
6
Initiatiefnemers:
7
Initiatiefnemers:
8
Initiatiefnemers:
Oproep aan bestuurders "Ik hoor hier observaties die mij uit het hart zijn gegrepen", zei Herman Bolhaar, hoofdofficier van Justitie, tijdens het Veiligheidsoverleg. Hij roept bestuurders op hun verantwoordelijkheid te nemen voor concrete problemen binnen hun werkveld. "Zoek een concrete casus, op straatniveau. Iets waar je 's nachts van wakker ligt, iets waarmee je absoluut niet in de krant wilt komen. Schep de voorwaarden en geef je professionals vervolgens de ruimte om dit probleem op te lossen."
Regionale samenwerking werkt In het Veiligheidshuis Tilburg werken 21 organisaties samen aan het verbeteren van sociale veiligheid. Dat zijn onder meer de gemeente, OM, politie, kinderbescherming maar ook zorgorganisaties als GGZ en jeugdzorg. Officier van Justitie Nicole Hermes-van Zon noemde tijdens het Veiligheidsoverleg een voorbeeld van het effect van deze samenwerking: "Een veelpleger die zijn straf had uitgezeten, werd door de gemeente aan een gemeubileerd flatje geholpen. Toen belde maatschappelijk werk ons en vertelde dat het OM bezig was de spullen uit zijn huis te halen, wegens openstaande vorderingen. Terwijl het net de goede kant op ging met deze man. We hebben die inbeslagname kunnen terugdraaien. Dit lukte alleen omdat we elkaar kenden, maatschappelijk werk wist ons snel te vinden."
Rolmodellen tegen schooluitval Rob Brons, collegevoorzitter van de Haagse Hogeschool, kreeg op het Veiligheidsoverleg een "fantastische tip", zei hij. Eerder stelde hij dat het onderwijs kan meehelpen in het zoeken naar oplossingen voor jeugdproblematiek, door schooluitval tegen te gaan. Hij stelde dat schooluitval met name een probleem is voor het vmbo en mbo, maar ook dat 30% van zijn studenten afkomstig is van ROC's. "We zouden meer kunnen samenwerken, bijvoorbeeld door hbo'ers mbo'ers te laten 'adopteren' die het moeilijk hebben. Een soort buddysysteem. Dat ga ik zeker uitzoeken", zei Brons.
Liever geen last van bestuurlijke spaghetti De Veiligheidshuizen spelen een belangrijke rol, zeker voor kleine gemeenten, zei Bert Bruijn, burgemeester van Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Toch pleit hij voor enige afstand. "De Veiligheidshuizen bieden ons hulp bij het oplossen van problemen op plaatselijk niveau. We willen graag dat eruit halen wat we nodig hebben, maar niet verstrikt raken in een bestuurlijke spaghetti."
9