Regionale samenwerking
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1:
Inleiding. In de inleiding zal ingegaan worden op het doel van het onderzoek.
Hoofdstuk 2:
De enquête. Ingegaan wordt op de keuze van de vragen.
Hoofdstuk 3:
Resultaten. De uitkomsten van de vragen worden weergegeven, deels in tabelvorm en deels als opsomming.
Hoofdstuk 4:
Samenvatting.. Enkele onderdelen van de enquête worden samengevat.
Hoofdstuk 5:
Conclusies De conclusies worden weergegeven.
Hoofdstuk 6:
Aanbevelingen landelijk bestuur De werkgroep doet een aantal aanbevelingen voor het beleid van het landelijk bestuur.
Bijlage 1:
De ledengroepen uit de enquête
Bijlage 2:
Tabellen vraag 1
Bijlage 3:
Uitkomsten vraag 2 en 3
Bijlage 4:
Het enquêteformulier
2
Hoofdstuk 1
Inleiding
Het landelijk bestuur van KansPlus hecht er veel waarde aan dat de ledengroepen in de regio vanuit hun verschillende achtergrond, WOI en VOGG, nader kennis met elkaar maken en de mogelijkheden voor samenwerking in de regio onderzoeken. Er is daartoe een commissie ingesteld met de opdracht condities aan te geven die ertoe kunnen bijdragen dat samenwerking in de regio, binnen en buiten KansPlus, optimaal kan plaatsvinden. Tevens is de commissie gevraagd voorbeelden, suggesties en tips vanuit te praktijk te inventariseren ter ondersteuning van de ledengroepen die nadere samenwerking nastreven. Een enquête is opgesteld waarin de ledengroepen is gevraagd aan te geven op welke manier nu in de regio wordt samengewerkt, wat de ervaringen zijn en wat er nodig is om de samenwerking te bevorderen. De resultaten van de enquête, conclusies en aanbevelingen aan het landelijk bestuur worden in de hier voorliggende notitie weergegeven. Na bespreking en besluitvorming in het bestuur zal e.e.a. aan de ledengroepen worden gecommuniceerd. Samenstelling van de commissie: Gerrit Ruitenberg, landelijk bestuur, Pouwel van der Siepkamp, landelijk bestuur, Lian Roovers, ledengroep Breda, Ton Kalkman, ledengroep Bollenstreek.
Hoofdstuk 2
De enquête
Teneinde de huidige situatie te kunnen inventariseren en over de regionale samenwerking te kunnen adviseren, heeft de werkgroep een aantal vragen geformuleerd en deze op een enquêteformulier naar alle ledengroepen gestuurd. Allereerst wordt de ledengroepen gevraagd of er binnen KansPlus met andere ledengroepen samengewerkt wordt. Ook wordt gevraagd of deze samenwerking de volgende onderwerpen betreffen: - informatie, - ontmoeting, - belangenbehartiging. Vervolgens wordt gevraagd of er samenwerking buiten KansPlus plaatsvindt in regionale werkgroepen, platforms, overleggen, etc. Tevens wordt gevraagd op welk terrein deze samenwerkingsverbanden actief zijn en in welk werkgebied of regio. Tenslotte wordt er gevraagd of er afstemming plaats vindt tussen de samenwerkende organisaties in de regio en wie ondersteuning verleent. Daarnaast is gevraagd wie namens KansPlus in een samenwerkingsverband buiten KansPlus participeert, wat de relatie tot het bestuur van de ledengroep is en in welke mate er kontakt is met dat bestuur. Op deze wijze heeft de werkgroep gemeend de relevante gegevens met betrekking tot de huidige samenwerking in de regio in kaart te brengen. In de tweede vraag wordt de ledengroepen gevraagd wat er nodig is om de samenwerking in de regio te bevorderen en/of te verbeteren. In de derde vraag wordt naar de ervaringen gevraagd met betrekking tot de samenwerking in de regio, te weten: - goede praktijkvoorbeelden, - valkuilen, - overige opmerkingen, suggesties, enzovoort. Aan de hand van de tweede en de derde vraag dienen de kennis en de ervaring van de ledengroepen de werkgroep genoeg handvatten te geven om conclusies te trekken en voorstellen te doen voor wat betreft het beleid van het landelijk bestuur en de regio’s.
3
Hoofdstuk 3: Resultaten Van de ex-WOI ledengroepen hebben er 9 het formulier ingevuld, van de ex-VOGG ledengroepen 26. Totaal dus 35 formulieren, hetgeen 23 % van de uitgestuurde formulieren is. De werkgroep is tevreden over het aantal ingevulde formulieren, maar vindt het aantal formulieren niet groot genoeg om conclusies over geheel KansPlus te trekken. Naar de mening van de werkgroep zijn deze ledengroepen wel representatief voor de actieve ledengroepen en de werkgroep aarzelt dan ook niet de aanbevelingen voor alle ledengroepen te doen. Vraag 1a Kunt u aangeven of en hoe op dit moment uw ledengroep samenwerkt binnen KansPlus met andere KansPlus ledengroepen. Omschrijving Ledengroepen WOI met samenwerking Ledengroepen WOI zonder samenwerking Ledengroepen VOGG met samenwerking Ledengroepen VOGG zonder samenwerking Omschrijving Info Ontmoeting Belangenbehartiging Ongedefinieerd
Aantal ledengroepen 1 8 15 11
Aantal partners
A
B
C
1 35 -
1
1
1
11
9
7
D
3
Letter A B C D
De enige ex-WOI ledengroep die het enquêteformulier ingevuld heeft en met andere ledengroepen van KansPlus samenwerkt is de Oudervereniging Willem van den Bergh (Noordwijk). Van de ex-VOGG ledengroepen werkt de meerderheid (58%) samen met andere ledengroepen. De samenwerking geldt vooral op het terrein van informatieverstrekking, maar ook voor wat betreft ontmoeting en belangenbehartiging. Vraag 1b Samenwerking Kunt u aangeven of en hoe op dit moment uw ledengroep samenwerkt buiten KansPlus in regionale werkgroepen, platforms, overleggen, etc? Welk(e) samenwerkingsverband(en), bv. WMO-platform, RFvO etc? Op welk terrein is dit samenwerkingsverband actief: informatie, ontmoeting of belangenbehartiging? Omschrijving Ledengroepen WOI met samenwerkingsverbanden Ledengroepen WOI zonder samenwerkingsverbanden Ledengroepen VOGG met samenwerkingsverbanden Ledengroepen VOGG zonder samenwerkingsverbanden
Aantal ledengroepen 4 5 22 4
Aantal organisaties 9 82 -
Gemiddeld 2,25 3,73
Van de ex-WOI ledengroepen wordt door ongeveer de helft geparticipeerd in samenwerkingsverbanden. Van de ex-VOGG ledengroepen 85%. Het aantal organisaties waarmee samengewerkt wordt is aanzienlijk. Ook hier spelen belangenbehartiging, ontmoeting en informatieverstrekking een belangrijke rol, maar ook veel regionaal gebonden onderwerpen. Vraag 1b Afstemming en ondersteuning Vindt er afstemming plaats tussen de samenwerkende organisaties in de regio?
4
Hoe/door wie wordt het samenwerkingsverband ondersteund? Omschrijving
Aantal ledengroepen
Ledengroepen WOI met afstemming Ledengroepen WOI zonder afstemming Ledengroepen VOGG met afstemming Ledengroepen VOGG zonder afstemming Omschrijving ondersteuning Ouderverenigingen VCP Zorgbelang MEE Overigen
3 6 16 10
Aantal organisaties waarmee afstemming 5 42 -
A
B
C
1 15
D
1 5
4
8
Letter A B C D E
Het voorgaande staatje laat zien dat er vooral bij ex-VOGG ledengroepen in meerderheid (62%) afstemming plaatsvindt. De ondersteuning van de samenwerkingsverbanden worden vooral ondersteund door de ouderverenigingen zelf, maar ook door VCP, Zorgbelang en MEE. Vraag 1b Persoonsgegevens Wie participeert/participeren namens KansPlus in een samenwerkingsverband buiten KansPlus? Omschrijving Ledengroepen WOI met vertegenwoordiging Ledengroepen WOI zonder vertegenwoordiging Ledengroepen VOGG met vertegenwoordiging Ledengroepen VOGG zonder vertegenwoordiging
Aantal ledengroepen 2 7 21 5
Aantal personen 2 62 -
Gemiddeld 1,00 2,95
Bij 81% van de ex-VOGG ledengroepen participeren mensen namens KansPlus in samenwerkingsverbanden buiten KansPlus? Per ledengroep bijna 3 personen gemiddeld.
Hoofdstuk 4 Samenvatting Vraag 2 Wat is in uw optiek nodig om samenwerking in de regio te bevorderen en/of te verbeteren? Alle opmerkingen zijn op bijlage 3 weergegeven. Samenvatting vraag 2 KansPlus moet een aantrekkelijke partner worden in de regio. Dat betekent: - een duidelijke en eenvoudige structuur, - veel goede bestuursleden met een uitgebreid netwerk en veel leden, - een goede aansturing vanuit het landelijk bureau, - belangrijke rol consulenten, - een sterke identiteit, - iets te bieden hebben. Samen met de andere partners optrekken voor wat betreft: - informatiebijeenkomsten, - belangenbehartiging, - vertegenwoordiging, - coördinatie activiteiten, - afstemming (bijv. Wmo).
5
E
6
Vraag 3 Graag vernemen wij uw ervaringen m.b.t. samenwerken in de regio, zowel de goede praktijkvoorbeelden (succesfactoren) als de valkuilen Omdat veel praktijkvoorbeelden op elkaar lijken, is volstaan met een selectie uit deze voorbeelden. Goede praktijkvoorbeelden Uit de gegeven goede praktijkvoorbeelden zijn de volgende voorbeelden geselecteerd: - Themabijeenkomsten (zowel bij ex-WOI als ex-VOGG ledengroepen). - Invloed op Wmo-beleid van de gemeente. - Zorgbeleid instellingen in de regio. - Vaste contactpersonen (consulenten e.d.) - VO-Platform t.a.v. (inter)gemeentelijk beleid - SOL (Het SOL is een samenwerkingsverband van oudergroeperingen die de belangen behartigen van mensen met een verstandelijke handicap in Limburg) - Wmo – Makkers Umlimited - Regionale ontwikkeling t.a.v. wooninitiatieven - Wmo groep, VP en gemeentelijke platforms - Samenwerkingsverband GJVW, een samenwerkingsverband tussen 4 ledengroepen van KansPlus en MEE in verband met aanvragen subsidie. - Manifest – M en W alle gemeenten Overijssel - Studiedagen Samenvatting valkuilen In bijlage 3 zijn de gegeven valkuilen weergegeven. Hierna volgt een samenvatting. -
Het verlies van de eigen (KansPlus) identiteit ingeval van verregaande samenwerking. KansPlus moet herkenbaar blijven.
-
De (beperkte) bemensing van de besturen en te weinig vrijwilligers, bovendien tref je dezelfde mensen in meerdere organisaties aan. Te weinig draagvlak voor samenwerking. Bij samenwerking afspraken niet nakomen, onvoldoende communiceren en te bieden hebben.
-
Het ontbreken van een jaarplan met voldoende activiteiten en continuïteit. Het ontbreken van voldoende deskundigheid en teveel tijd kwijt zijn aan vergaderen.
-
De regio niet goed in kaart gebracht hebben. Dat betreft de onbekendheid met mensen die zich inzetten alsmede onbekendheid met activiteiten. Niet afstemmen van de activiteiten.
-
Te weinig leden, te weinig ondersteuning van consulenten en geen duidelijke structuur van de vereniging KansPlus.
-
De Wmo en alles wat daar omheen plaatsvindt. In iedere gemeente kan het anders zijn, elke vertegenwoordiging heeft een eigen plan van aanpak en agenda.
-
Het gebrek aan resultaten, door welke oorzaak dan ook.
-
Niet goed omgaan met de vergrijzing. Juist de pas gepensioneerden hebben tijd, wijsheid en ervaring. Daarbij hoort ook vaak een aangepaste manier van communiceren (internet).
Hoofdstuk 5 Conclusies Vraag 1 In de samenwerking in de regio zijn de volgende elementen belangrijk: - informatie, - ontmoeting, - belangenbehartiging.
6
Hierbij is internet steeds belangrijker. Niet alleen is op internet informatie steeds gemakkelijker te halen en is de communicatie via e-mail eenvoudiger geworden, internet wordt ook steeds meer een ontmoetingsplaats voor (jonge) ouders. Daarnaast zijn ook avonden belangrijk waarop informatie gegeven wordt, al of niet gecombineerd met ontmoeting. De ex-WOI ledengroepen zijn meestal niet gewend met andere partners in de regio samen te werken. De (actieve) ex-VOGG ledengroepen werken veel samen met andere ledengroepen en organisaties in de regio. Daarbij wordt ook vaak ondersteuning verleend door andere ouderverenigingen, VCP, Zorgbelang en MEE. Vraag 2 Om een goede samenwerking in de regio te bereiken moet KansPlus een aantrekkelijke partner zijn en moet de samenwerking die elementen omvatten die voor de belangenbehartiging belangrijk zijn. Vraag 3 Er zijn veel goede praktijkvoorbeelden gegeven. Veel van deze voorbeelden kunnen als voorbeeld dienen voor die ledengroepen die of hun activiteiten willen uitbreiden of hun activiteiten willen verbeteren c.q. nieuw leven in willen blazen. Vraag 4 De opmerkingen en suggesties zijn heel gevarieerd. Uit de gemaakte opmerkingen blijkt dat veel mensen zich sterk betrokken voelen bij KansPlus en aan kunnen geven wat er gedaan moet worden om tot een sterke en daadkrachtige vereniging te komen, die goed kan samenwerken in de regio (waarvan het nut door veel mensen onderschreven worden).
Hoofdstuk 6 Aanbevelingen landelijk bestuur en regio’s 1. Het landelijk bestuur moet veel aandacht schenken aan de ex-WOI ledengroepen. Op initiatief van het landelijk bestuur/landelijk bureau moeten initiatieven ontwikkeld worden om deze ledengroepen te betrekken bij de activiteiten in de regio en samen te werken met andere organisaties. Daarbij dienen ook de ex-VOGG ledengroepen in de betreffende regio betrokken te worden. Een bezoek aan het bestuur van de ex-WOI ledengroep in een regio door vertegenwoordigers van het landelijk bestuur en de ex-VOGG ledengroep uit de regio is één van de instrumenten. De werkgroep realiseert zich dat de leden van de ex-WOI ledengroep over het gehele land verspreid kunnen zijn, gekozen moet dan worden voor de regio waar de betreffende instelling gevestigd is. Zie ook aanbeveling 7 2. Het landelijk bestuur dient informatienetwerken op te zetten. Er dient een model ontwikkeld te worden voor dergelijke netwerken. Een voorwaarde hiervoor is dat de administratie in orde is en een lid van meerdere netwerken (sub ledengroepen) lid kan zijn en dat ook niet-leden geadministreerd kunnen worden. 3. De regio’s dienen jaarlijks een concreet jaarplan te maken met resultaat gerichte plannen. Deze plannen dienen ook bij de samenwerkingspartners bekend gemaakt te worden en eventueel afgestemd te worden met de jaarplannen van deze partners. Zo kunnen in elke regio de ledengroepen samen met de partners veel activiteiten ontwikkelen. 4. Het landelijk bestuur en de regio’s dienen de relatie tot professionals helder te maken in het kader van de belangenbehartiging. Dat geldt voor de professionals in dienst van de oudervereniging(en) als die in andere organisaties (zoals VCP, MEE, etc.). Gebruik moet gemaakt worden van de capaciteiten en deskundigheid van een ieder. Hierbij dient gerealiseerd te worden dat er veel leden zijn met deskundigheid op veel gebieden. 5. Het landelijk bestuur en de regio’s dienen de ondersteuning goed te verankeren. Niet elke ledengroep heeft momenteel ondersteuning en niet altijd is de ondersteuning optimaal. Het landelijk bestuur dient op landelijk niveau initiatieven te ontwikkelen en afspraken te maken met andere organisaties, die op regionaal niveau ondersteuning moeten/kunnen leveren.
7
6. Het landelijk bestuur dient (bovenregionaal) studiedagen te organiseren, met behulp van de regio’s, om enerzijds de deskundigheid van de ledengroepen te verbeteren en anderzijds om ontmoeting tussen de diverse ledengroepen te realiseren. 7. Teneinde de slapende ledengroepen te activeren dienen door het landelijk bestuur diverse taskforces in het leven geroepen te worden die een bezoek brengen aan deze slapende ledengroepen. Als een olievlek kunnen vanuit actieve (regionale) ledengroepen de omliggende ledengroepen geactiveerd worden. De bemensing van deze ledengroepen, bestaande uit een landelijke bestuurder per taskforce en enkele actieve/deskundige regionale (ex-)bestuursleden, dient tot een evenwichtig en deskundig team te leiden. In overleg met een organisatiedeskundige kan wellicht op korte termijn een pilot gestart worden. Wellicht kan gebruik gemaakt worden van een ex-WOI ledengroep om in een regio een ingang te vinden. 8. Het landelijk bestuur en de regio’s dienen te streven naar een duidelijke en aantrekkelijke identiteit. KansPlus gaat uit van het “individuele” verhaal van de leden. Dat betekent niet dat KansPlus geen duidelijke mening heeft over allerlei gewenste en ongewenste ontwikkelingen, zoals inclusie, handhaven van instellingsterreinen, scheiden van wonen en zorg, enzovoort. Overwogen dient te worden om speerpunten te benoemen. Het algemene uitgangspunt is dat iedere persoon met een verstandelijke handicap de door hem/haar gewenste zorg of ondersteuning dient te krijgen. Hierbij is de ouder (of verwant) bij uitstek de deskundige om een en ander te verwoorden. 9. Individuele leden van KansPlus kunnen in een regionaal platform participeren zonder dat ze daarbij KansPlus nadrukkelijk vertegenwoordigen. Ook kan het zijn dat deze leden geen voeding krijgen vanuit KansPlus (omdat bijvoorbeeld de regionale ledengroep niet actief is). De werkgroep pleit dan ook dat er (landelijke) ledengroepen komen waarin deze leden kunnen participeren. Omdat leden lid kunnen zijn van meerdere ledengroepen, kunnen afhankelijk van de aard van de ledengroep ook leden deel uitmaken van deze ledengroep die wel tot een actieve ledengroep behoren. Als voorbeeld de leden die in een Wmo Adviesraad participeren. De leden van een dergelijke ledengroep kunnen informatie en ervaring uitwisselen en landelijk kan hiervan profiteren. NB Indien het bestuur de aanbevelingen overneemt, dienen deze in beleid omgezet te worden. Per aanbeveling zal dan nagegaan worden wat de inspanning is, wat de eventuele extra kosten zijn om dit beleid uit te voeren en wat de volgorde zal zijn in het realiseren van dit beleid. Daarom zal er, indien er extra kosten zijn, een tweede besluitvorming plaatsvinden waarbij deze extra kosten meegewogen zullen worden. Aan de PR & Communicatiemedewerkers zal gevraagd worden om in overleg met de commissie Regionale Samenwerking een plan voor de communicatie van de resultaten, de conclusies en de aanbevelingen uit te werken.
8