Regionale samenwerking vanuit Waalwijks perspectief
Regionale samenwerking vanuit Waalwijks perspectief
INHOUD
1. 2.
INLEIDING ..................................................................................................... 3 ONTWIKKELINGEN .......................................................................................... 3 2.1.EXTERNE ONTWIKKELINGEN .......................................................................... 3 2.2 INTERNE ONTWIKKELINGEN ........................................................................... 4 3. MAATSTAVEN .................................................................................................... 5 4. WAALWIJKSE ORIENTATIE ................................................................................. 6 4.1 NOODZAAK/WENSELIJKHEID VAN SAMENWERKING .......................................... 6 4.2 AFWEGINGSFACTOREN .................................................................................. 7 4.3 VOORKEUR VOOR SAMENWERKING ................................................................. 8 5. CONCLUSIE....................................................................................................... 9
2
Regionale samenwerking vanuit Waalwijks perspectief
1. INLEIDING Iedere gemeente in Nederland werkt samen met andere gemeenten. Dat gebeurt met verschillende redenen, op verschillende manieren en op verschillende terreinen. Soms is samenwerking verplicht gesteld. Steeds vaker kiezen gemeenten zelf voor onderlinge samenwerking. Dit kan gebeuren als antwoord op gemeenteoverschrijdende vraagstukken, maar ook om de bestuurskracht te versterken, expertise te bundelen en efficiëntie en effectiviteit te verhogen. Er zijn verschillende manieren om de samenwerking vorm te geven: de gemeenschappelijke regeling, een shared service center, B.V.’s en N.V.’s of door middel van contracten en convenanten. Daarbij kan het gaan om samenwerking op het terrein van ruimtelijke ordening, economie, de uitvoering van Wet Onroerende Zaken (WOZ), personeelszaken of inkoop. Ook binnen de gemeente Waalwijk leeft regionale samenwerking. In maart 2009 is de eerste beleidsnota over regionale samenwerking in Waalwijk door het college vastgesteld. Inmiddels is er voortschrijdend inzicht dat maakt dat de beleidsnota van toen geactualiseerd dient te worden. Onderstaande vragen over intergemeentelijke samenwerking komen hier aan bod: • • • • •
Is het noodzakelijk/wenselijk dat Waalwijk regionaal samenwerkt? Welke afwegingscriteria spelen een rol? Op welke terreinen kan samenwerking goede oplossingen bieden? Welke mogelijkheden heeft Waalwijk? Waar gaat de voorkeur naar uit?
Deze beleidsnota geeft antwoord op de vragen. Het eerste hoofdstuk gaat in op de (externe en interne) ontwikkelingen/trends die een rol spelen bij intergemeentelijke samenwerking. Het tweede hoofdstuk behandelt de afwegingscriteria voor regionale samenwerking. In het derde hoofdstuk wordt nader ingegaan op de Waalwijkse oriëntatie. Afgesloten wordt met een conclusie in hoofdstuk 4. 2. ONTWIKKELINGEN 2.1.
EXTERNE ONTWIKKELINGEN
Samenwerking in de regio is van oorsprong vooral gericht op de ruimtelijke planning van grensoverschrijdende zaken. Aanleg en onderhoud van wegen is daarvan het beste voorbeeld. Wegen houden immers niet op bij de gemeentegrenzen. Langzamerhand zijn er echter andere ontwikkelingen gekomen die regionale samenwerking in de hand werken. Hieronder zijn de drie belangrijkste externe ontwikkelingen/trends op een rijtje gezet. Decentralisatie van taken De decentralisatie van beleids- en uitvoerende taken naar gemeenten is de belangrijkste ontwikkeling. Bekende rapporten zijn het rapport ‘De eerste overheid’ van Jozias van Aartsen uit 2007 en het rapport van de commissie D’Hondt ‘Vertrouwen en verantwoorden, over decentralisatie en bestuurskracht’. Intergemeentelijke c.q. regionale samenwerking wordt steeds vaker genoemd als mogelijke invulling voor de landelijke ontwikkeling om gemeenten in toenemende mate deze rol van ‘eerste overheid’ te laten vervullen. Voorbeelden van onderwerpen waarbij decentrale overheden zoals gemeenten een steeds belangrijkere rol zijn gaan spelen zijn de WWB (wet werk en bijstand) en natuurlijk de WMO (wet maatschappelijke
3
Regionale samenwerking vanuit Waalwijks perspectief
ondersteuning). Een belangrijke recente ontwikkeling is de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten. Risico hierbij is wel dat die rol van eerste overheid kan leiden tot een dusdanige kwalitatieve en kwantitatieve uitbreiding van taken dat individuele gemeenten daar niet aan kunnen voldoen. In de ontwikkeling naar eerste overheid gaat het soms om een dubbelslag: er worden rijkstaken gedecentraliseerd naar gemeenten, maar die gemeenten moeten daartoe – via door hen nader te kiezen vormen van samenwerking – tot schaalvergroting komen omdat de werkbelasting voor individuele gemeenten te hoog wordt zeker ook door de vaak te kleine budgetten die met deze taken worden overgeheveld. Daarmee wordt het lastig om taken individueel op te pakken. Schaalvergroting c.q. regionale samenwerking wordt daarbij vaak als oplossing gezien . Regionalisering van diensten Daarnaast is een belangrijke ontwikkeling de regionalisering van taken. Regionalisering is het proces om taken en bevoegdheden bij een regionaal orgaan te leggen, met een democratische legitimatie . Hierbij valt te denken aan de regionalisering op het gebied van veiligheid door de introductie van de Veiligheidsregio’s (inclusief de regionalisering van de brandweer per 1-1-2010) en recentelijk de introductie van de regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s). Soms is deze regionale samenwerking vrijwillig gekozen, vaker is deze regionale samenwerking verplicht gesteld. Deelname aan een Veiligheidsregio is bijvoorbeeld verplicht. Huis van Thorbecke Als laatste (externe) ontwikkeling verdient de discussie rondom het Huis van Thorbecke aandacht. Als voorzitter van de Grondwetscommissie was Thorbecke in 1848 grondlegger van de Nederlandse parlementaire democratie. De discussie over de houdbaarheid van deze staatsinrichting (Rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) gaat continue door. Vorig jaar heeft de VNG bijvoorbeeld nog bakzeil moeten halen bij een voorstel om te komen tot regiogemeenten. Ook Waalwijk denkt voor zichzelf na over deze discussie en neemt deze mee bij haar strategische overwegingen tot regionale samenwerking. 2.2 INTERNE ONTWIKKELINGEN Los van bovenstaande externe ontwikkelingen zijn er ook ontwikkelingen binnen de gemeente Waalwijk die maken dat er over de mogelijkheden van regionale samenwerking wordt gesproken. Bezuinigingen In het coalitieakkoord ‘Veerkracht en Inventiviteit’ heeft het college een taakstelling van 10% opgenomen als één van haar speerpunten voor de bestuursperiode tot 2014. Hieruit is het plan van aanpak ‘Op weg naar een efficiënte en effectieve organisatie met 10% minder personele uitgaven’ voortgekomen. Dit plan kent een driesporenbeleid: 1. Verdere stroomlijning en ontwikkeling van de organisatie; 2. Herijking taken: samenwerken, uitbesteden en taakreductie; 3. Verhogen efficiëntie en effectiviteit van producten en processen. Binnen de gemeente Waalwijk komt daarmee de kerntakendiscussie (wederom) ter tafel. In het verlengde daarvan komt ook het dienstverleningsconcept ter sprake: welke taken tegen welke dienstverleningsniveau wil en kan de gemeente Waalwijk bieden en tegen welke kosten? In Waalwijk leeft de gedachte dat de gemeente zelf veel taken effectief, efficiënt en goedkoop kan uitvoeren maar niet alle taken. Kwetsbare plekken/ specialistische kennis Binnen een middelgrote gemeente als Waalwijk zijn er relatief veel ‘éénpitters’. Dit maakt een organisatie kwetsbaar in geval van ziekte en/of verlof. Schaalvergroting door middel
4
Regionale samenwerking vanuit Waalwijks perspectief
van regionale samenwerking is daarom genoemd als mogelijke oplossing voor deze kwetsbaarheid. Daarnaast is het niet altijd eenvoudig gebleken om binnen een gemeente als Waalwijk specialisten te werven. Hierbij spelen schaalgrootte en de arbeidsmarkt een rol. Bij Milieuzaken wordt bijvoorbeeld specialistische kennis van buiten ingekocht. Voor wat betreft de arbeidsmarkt valt op te merken dat het huidige economische klimaat een positieve invloed heeft op de werving en selectie van nieuwe medewerkers binnen de gemeente. Dit geldt echter met name tot schaalniveau 9, daarboven – vaak specialistische functies – blijft het vooralsnog moeilijk om gekwalificeerd personeel aan te trekken.
3. MAATSTAVEN De ontwikkelingen die in het eerste hoofdstuk zijn benoemd, vormen de aanleiding voor de gemeente Waalwijk om - als continue proces - de (on)mogelijkheden van regionale samenwerking nader te bekijken. Hieronder worden puntsgewijs de criteria genoemd die voor de gemeente Waalwijk van belang zijn bij de afweging tot samenwerking: Externe criteria 1. Bestuurlijk/strategische visie op toekomst van de gemeente Waalwijk Hoe kijkt Waalwijk naar haar toekomst? Wat voor gemeente wil (en kan) Waalwijk zijn? De strategische visie en het coalitieakkoord ‘Veerkracht en Inventiviteit’ spelen hierbij een belangrijke rol. Samenwerking met gemeenten waarbij onvoldoende bestuurlijke samenhang mee bestaat, vindt geen goede grondslag. Historisch gezien heeft de gemeente Waalwijk sterke banden binnen het gebied ‘De Langstraat’, ook nog vanuit het oude stadsgewest. Ook heeft de gemeente Waalwijk vanuit het verleden banden met Tilburg, ’sHertogenbosch en Breda, meer dan met bijvoorbeeld Oosterhout. 2. Democratische legitimatie Bij intergemeentelijke samenwerking is de democratische legitimatie van het verlengd lokaal bestuur een aandachtspunt. Kunnen portefeuillehouder, college van B&W en de raad sturen? Hoe wordt die controle geborgd in bijvoorbeeld een gemeenschappelijke regeling, convenant of samenwerkingsovereenkomst? Interne (bedrijfsvoerings)criteria 3. Bedrijfsvoering/ de 3K’s Prominent uitgangspunt bij regionale samenwerking zijn de 3K’s: verminderen van kwetsbaarheid, vergroten van kwaliteit en verminderen van kosten. De gemeente dient baat te hebben van de samenwerking door verbetering van de efficiëntie en/of effectiviteit. Hierbij mag niet vergeten worden dat de efficiëntie ook kan toenemen door lagere kosten en/of doordat management aandacht vrijkomt van de feitelijke (uitbestede) uitvoering. Soms kan de effectiviteit toenemen doordat de opdrachtnemer beter toegerust is op de taak, met als mogelijk gevolg kortere doorlooptijden met minder overlast tijdens de uitvoering. 4. Invloed/sturen/afrekenen Hieronder vallen criteria als: - geen afhankelijkheid van externe dienstverleners c.q. het voorkomen van ontstaan van monopolieposities; - beperking van aansprakelijkheidsrisico’s c.q. het bewerkstellingen van goed risicobeheer;
5
Regionale samenwerking vanuit Waalwijks perspectief
- behoud van kennis en inzicht om de verantwoordelijkheid/regierol ten aanzien van de uitvoering van de taken te kunnen waarmaken; - rechtmatigheid en rechtsgelijkheid zijn bij de uitvoering van processen c.q. taken gewaarborgd. 5. Niveau van dienstverlening Het niveau van dienstverlening dat de gemeente aan haar inwoners en bedrijven wenst te bieden is een belangrijke richtsnoer. Een onderdeel van het dienstverleningsconcept is bijvoorbeeld of de gemeente Waalwijk al haar producten en diensten vanuit het eigen stadhuis wil aanbieden of niet. Ook dient de duurzame betrouwbaarheid van de kwaliteit van de uitvoering te worden gegarandeerd. ‘Het antwoord van Waalwijk, visie op dienstverlening 2010-2015’ formuleert hiervoor de uitgangspunten. 6. Financiën, desinvesteringen en aanloopkosten Deels komt deze maatstaf al terug onder de 3K’s. Het spreekt voor zich dat de financiële consequenties in de breedste zin van het woord goed onderzocht dienen te worden. Dit beperkt zich niet alleen tot kosten. Het gaat hierbij ook om de mogelijkheden tot verkrijging van bepaalde subsidies indien regionaal wordt samengewerkt. 7. Personeel Uiteraard speelt de positie van het personeel van de gemeente Waalwijk een belangrijke rol. Indien gekozen zou worden voor regionale samenwerking dienen de personele consequenties te zijn gewaarborgd in een sociaal plan.
4. WAALWIJKSE ORIENTATIE Bij de verdere uitwerking op de Waalwijkse oriëntatie op regionale samenwerking wordt onderscheid gemaakt in: • samenwerking m.b.t. beleidsmatige en strategische onderwerpen. Bekende beleidsterreinen waarop regionale samenwerking plaatsvindt zijn o.a. ruimtelijke ordening, sociaal-maatschappelijke zaken en economie. • samenwerking m.b.t. uitvoerende en ondersteunende taken. Uitvoerende diensten zijn bijvoorbeeld belastingen (WOZ), onderwijs (leerlingenvervoer) en sociale zaken. Deze zijn gericht op de inwoners. Onder de ondersteunende diensten valt te denken aan samenwerking op het gebied van ICT, facilitaire zaken, juridische zaken, human resources en inkoop. Deze zijn op de interne organisatie van de gemeente gericht. Per type zullen de navolgende punten worden uitgewerkt: 1. De noodzaak/wenselijkheid van samenwerking; 2. Afwegingsfactoren 3. Voorkeur 4.1 NOODZAAK/WENSELIJKHEID VAN SAMENWERKING 4.1.1 NOODZAAK/WENSELIJKHEID VAN SAMENWERKING BIJ BELEIDSMATIGE EN STRATEGISCHE ONDERWERPEN Los van het feit dat samenwerking soms verplicht wordt gesteld door rijk of provincie, geldt voor beleidsonderwerpen (o.a. ruimtelijk/planologische ontwikkeling, economische zaken, verkeer en sociaal-maatschappelijke zaken) dat deze vaak beter in regionaal verband kunnen worden opgepakt dan alleen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor ruimtelijke zaken omdat deze grensoverschrijdend zijn en simpelweg niet binnen één gemeente kunnen worden opgelost.
6
Regionale samenwerking vanuit Waalwijks perspectief
Daarnaast mag zeker niet worden vergeten dat de provincie – maar ook het Rijk – sneller/vaker bereid zijn om gelden vrij te maken voor projecten die in regionaal verband worden aangegaan. Naast het gebied de Langstraat worden binnen de provincie NoordBrabant momenteel vier regio’s onderkend: West Brabant, Midden Brabant, Noord Oost Brabant en Zuid Oost Brabant. Het zou ‘zonde’ zijn als de gemeente Waalwijk deze zou laten liggen door niet actief te participeren in de Langstraat en/of de regio Midden Brabant. Een ander belangrijk verband – los van deze regio-indeling - is de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat (GOL). Doel hiervan is een integrale gebiedsontwikkeling vanaf Waalwijk naar Den Bosch te realiseren. Door dit samenwerkingsverband van betrokken gemeenten, waterschap, provincie en bedrijfsleven zijn vanuit de gebiedsagenda en/of het Mirt wellicht ook substantiële bijdragen vanuit het Rijk te verkrijgen. 4.1.2 NOODZAAK/WENSELIJKHEID VAN SAMENWERKING BIJ UITVOERENDE EN ONDERSTEUNENDE TAKEN De noodzaak tot regionale samenwerking ligt voornamelijk bij de uitvoerende taken en niet zozeer bij de ondersteunende. Regionale samenwerking is namelijk voor sommige van deze uitvoerende taken simpelweg verplicht gesteld. Voorbeelden hiervan zijn de introductie van de Veiligheidsregio’s en recentelijk de ontwikkelingen met betrekking tot de regionale uitvoeringsdiensten. Voor ondersteunende taken als inkoop, personeels-, juridisch- en facilitaire zaken geldt deze verplichting simpelweg niet en is het aan individuele gemeenten zelf om te bepalen of zij samenwerking wenselijk c.q. noodzakelijk achten. 4.2 AFWEGINGSFACTOREN 4.2.1 AFWEGINGSFACTOREN BIJ BELEIDSMATIGE EN STRATEGISCHE ONDERWERPEN In het tweede hoofdstuk zijn de maatstaven genoemd die de gemeente Waalwijk hanteert bij haar beslissing om samenwerking aan te gaan (of niet). Bij strategische samenwerking zijn de criteria bestuurlijke/strategische visie, historie en financiën doorslaggevend. Vragen als ‘Bestaat er voldoende ruimtelijke, maatschappelijke en bestuurlijke samenhang?’ en ‘Is er bij alle partners/gemeenten voldoende draagvlak?’ zijn belangrijk. De mogelijkheid tot het aanboren van provinciale- c.q. rijks- geldstromen wordt daarbij geenszins over het hoofd gezien. 4.2.2 AFWEGINGSFACTOREN BIJ UITVOERENDE EN ONDERSTEUNENDE TAKEN Los van de verplichting kan samenwerking op het gebied van uitvoerende èn ondersteunende taken interessant zijn. Dit is dan vooral vanuit het oogpunt van de winsten die te behalen zijn op het gebied van de 3K’s: het verminderen van kosten, verhogen van de kwaliteit en verminderen van de kwetsbaarheid. Het spreekt voor zich dat deze wenselijkheid c.q. noodzaak in het bijzonder ligt bij kleinere gemeenten. De ontwikkelingen tot ‘eerste overheid’ spelen hierbij een grote rol. Een gemeente als Tilburg heeft al een grote schaal op zich. Samenwerking op uitvoerende en ondersteunende taken is voor een gemeente van dergelijke grootte veelal niet interessant. Waalwijk zit qua schaal hier tussen in: voor sommige taken kan samenwerking interessant zijn maar soms kan Waalwijk heel goed – ook met het oog op de 3K’s en zeker vanuit dienstverleningsconcept – de taken zelf uitvoeren. Wat Waalwijk daarnaast belangrijk vindt bij de samenwerking op operationele taken is dat de ‘span of control’ voldoende gewaarborgd is. Daarom zoekt zij voor uitvoerende en
7
Regionale samenwerking vanuit Waalwijks perspectief
ondersteunende taken met name de samenwerking in klein verband, met één of twee gemeenten. Net een wat grotere schaal dan individueel maar met nog voldoende grip op de uitvoering. 4.3 VOORKEUR VOOR SAMENWERKING 4.3.1 VOORKEUR BIJ BELEIDSMATIGE EN STRATEGISCHE ONDERWERPEN Beleidsmatige samenwerking binnen de Langstraat met de gemeenten Loon op Zand en Heusden past goed binnen de gestelde afwegingsfactoren onder 4.2.1. Vanuit het verleden kennen de gemeenten elkaar nog vanuit het oude stadsgewest en natuurlijk via de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) en het Werkbedrijf voor gesubsidieerde arbeid, activering en trajecten (WML). Ook is er meer dan voldoende draagvlak voor samenwerking tussen de gemeenten. Dit draagvlak is onlangs verankerd in het visiedocument ‘Heusden, Loon op Zand en Waalwijk, op een nieuwe leest geschoeid’. In dit visiedocument is in beeld gebracht wat de eigenheid en sterktes van de Langstraat zijn en waar de mogelijkheden liggen om gezamenlijk danwel individueel de positie van de Langstraat te versterken. Vooral op het gebied van ruimte, economie, maatschappelijke ontwikkeling en recreatie en toerisme worden buitenkansen gezien om de samenwerking aan te gaan c.q. te verdiepen. Prioriteiten zijn: 1. Ruimte: bereikbaarheid/aanpak van N261 en A59; 2. Economie: creëren van voldoende aanbod en diversiteit in bedrijfslocaties en versterken van samenwerking bij acquisities; 3. Sociaal-maatschappelijk: gezamenlijk arbeidsmarktbeleid en in het verlengde daarvan samenvoeging/fusie van ISD-WML. Naast deze strategische samenwerking ‘dicht bij huis’ past strategische samenwerking binnen Midden Brabant ook uitstekend. Voor samenwerking op beleids- en strategisch niveau is de verwerving van subsidies van provincie en rijk van cruciaal belang. Daarvoor legt de regio Midden Brabant gewicht in de schaal. Voor deze samenwerking tussen de acht gemeenten in Hart van Brabant (Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk) is voldoende draagvlak. Dit uit zich onder andere door de in maart 2010 vastgestelde strategische agenda van ‘Hart van Brabant’. Sleutelopgaven uit deze agenda zijn: 1. Positionering van Midden Brabant als regio voor social innovation; 2. Vormgeving van een innovatieplatform; 3. Bevordering van een excellent bedrijfsklimaat; 4. Vormgeving van een topinstituut social innovation; 5. Stimulering van bestuurlijke vernieuwing. Momenteel wordt gewerkt aan een werkagenda voor 2011-2012 waarin bovenstaande strategische pijlers worden geconcretiseerd in een uitvoeringsprogramma. Deze werkagenda wordt opgesteld in combinatie met Midpoint , een organisatie binnen Midden Brabant die zich vooral richt op de stimulering van de economie en het bedrijfsklimaat in de regio. Door samenwerking binnen Midden Brabant heeft Waalwijk ook de mogelijkheid gekregen om mee te denken over de Contourennota die door BrabantStad (de B5 en de provincie) wordt opgesteld. Deze nota is vergelijkbaar van opzet en doelstelling als de werkagenda Midden Brabant maar strekt zich uit over de gehele provincie. 4.3.2 VOORKEUR BIJ UITVOERENDE EN ONDERSTEUNENDE TAKEN
8
Regionale samenwerking vanuit Waalwijks perspectief
Het uitgangspunt voor de gemeente Waalwijk bij samenwerking op operationeel niveau: beoordeel eerst of de gemeente het niet zelf kan en of de kosten in verhouding staan tot de geboden kwaliteit. Dit kan taaksgewijs benaderd worden. Op het moment dat geconcludeerd wordt dat de gemeente Waalwijk de taakstelling niet zelfstandig kan uitvoeren of dat het kostentechnisch niet interessant is, wordt als eerste de optie van samenwerking binnen de Langstraat beoordeeld. Dit samenwerkingsverband biedt het voordeel dat het niet om een (te) grote schaal gaat. De daad- en slagkracht blijven daarmee behouden. Waalwijk kent op het niveau van de Langstraat al jarenlang twee gemeenschappelijke regelingen van waaruit samenwerking is vormgegeven: de ISD Midden-Langstraat en de WML . Aan WML en ISD gerelateerde onderwerpen kunnen binnen deze verbanden indien daar aanleiding toe is – worden geïncorporeerd. Met de gemeente Loon op Zand loopt daarnaast een groot aantal succesvolle samenwerkingsverbanden op operationeel niveau. Denk daarbij natuurlijk aan WML en ISD maar ook aan de gezamenlijk aangetrokken inkoper, de subsidie-adviseur en de ambtenaar rampenbestrijding . Ook wordt er samengewerkt op het gebied van riolering, de leerplicht en de inburgering van nieuwkomers. Daarnaast lopen er momenteel trajecten met de gemeente Loon op Zand om te komen tot een gezamenlijke werf en buitendienst, de samenvoeging van de beide afdelingen Personeel & Organisatie en de verdere ontwikkeling van de samenwerking op het gebied van sociaal-maatschappelijke zaken . Op het niveau van de regio zijn er verschillende (verplichte) samenwerkingsvormen (Veiligheidsregio). Daarnaast is - veelal op afdelingsniveau – een aantal diensten/producten op contractbasis ingekocht. Te denken valt daarbij aan (nietlimitatief): • Milieu (Tilburg); • Fraudebestrijding (Tilburg); • RIEC (Midden- West-Brabant en Zeeland); • Botvis (Tilburg). Actueel is de regionale uitvoeringsdienst ten behoeve van de specialistische vergunningverlening en handhaving. Hier loopt momenteel een discussie over de ideale schaal van samenwerking. Gezien aard en impact van deze taak lijkt vooralsnog een groot schaalverband (26 gemeenten in Midden- en West-Brabant) het meest ideaal. Kortom: voor uitvoerende en ondersteunende taken kan Waalwijk veel zelf, maar niet alles. Bij de mogelijkheid tot eigen keuze gaat Waalwijks voorkeur in eerste instantie uit naar operationele samenwerking binnen de Langstraat. Mocht de Langstraat geen optie zijn, dan ‘shopt’ Waalwijk op grote(re) schaal verder, waarbij wel het lappendekeneffect zo veel mogelijk vermeden wordt.
5. CONCLUSIE Over regionale samenwerking is al veel gesproken en geschreven, zowel binnen de gemeente Waalwijk, als ook op regionaal en landelijk niveau. Een ieder heeft er zijn/haar ideeën over en ervaringen mee. Er zijn ook tal van mogelijkheden om regionale samenwerking vorm en inhoud te geven. Het was daarom niet moeilijk geweest om hier een zeer lijvig boekwerk over te produceren. Deze notitie heeft echter als doel gehad om redelijk beknopt en objectief een aantal afwegingen te verduidelijken.
9
Regionale samenwerking vanuit Waalwijks perspectief
Uit deze beleidsnotitie moge duidelijk zijn – voor zover al niet eerder onderkend - dat een blauwdruk voor regionale samenwerking niet bestaat. De optimale schaal en optimale vorm voor samenwerking kan voor iedere taak (en iedere gemeente) een andere zijn. Eén factor, namelijk de bereidwilligheid tot samenwerking vanuit andere gemeenten, mag daarbij niet vergeten worden. Waalwijk heeft haar ideeën over samenwerking maar dat heeft iedere andere gemeente natuurlijk ook. Op grond van de voor Waalwijk belangrijke criteria en de nut/noodzaak van intergemeentelijke samenwerking kiest Waalwijk, in de eerste schil voor de Langstraat, zowel voor operationele als beleidsmatige zaken. Als tweede schil kiest zij voor Midden Brabant, met name voor beleidsmatige zaken. Deze uitgangspunten verdienen wel nuancering en zijn geen ‘dogma’. Wisselende verbanden, al naar gelang de aard, impact en kosten van de taak c.q. het onderwerp, mogen, nee, moeten zelfs mogelijk blijven. En bij alles geldt uiteraard dat impact van de keuze voor de eigen organisatie-inrichting niet uit het oog verloren zal worden.
10