Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen Versie 1.0, 8 juli 2004
Concept
Hulpverleningsdienst Regio Twente Nijverheidstraat 30 Postbus 1400, 7500 BK ENSCHEDE
Pagina 1 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
Autorisatie Opsteller:
Gezien:
J. Meerenburgh
Team Risicobeheersing
Versiegegevens Versie:
Datum:
1.0
08-07-2004
Omschrijving: Eerste uitgave voor Team Risicobeheersing
Enschede, 08-07-2004 © Hulpverleningsdienst Regio Twente, 2004
Pagina 2 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
Inhoudsopgave
Pagina
Inleiding
5
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Bluswatervoorziening Algemeen Eisen in het kader van de bluswatervoorziening Lokale informatie Afweging Advies Basisdocument
6 6 6 8 8 8 8
2 2.1 2.2
Bereikbaarheid, brandweerzorgnorm en opstelplaatsen Algemeen Eisen
9 9 9
2.2.1
Eisen in het kader van bereikbaarheid
9
2.2.2
Eisen ten aanzien van opstelplaatsen
10
2.2.3
Bereikbaarheidseisen voor objecten
10
2.3 2.4 2.5 2.6
Lokale informatie Afweging Advies Basisdocumenten
10 10 11 11
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Bebouwing en de openbare ruimte Algemeen Lokale informatie Afweging Advies Basisdocument
12 12 12 12 12 12
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Alarmering bevolking (WAS) Algemeen Eisen Lokale informatie Afweging Advies
13 13 13 14 14 14
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Transport van gevaarlijke stoffen Algemeen Eisen Lokale informatie Afweging Advies Basisdocument
15 15 16 16 16 17 17
6
Aanwezigheid van opslag/productie/verwerking van gevaarlijke stoffen
18
Versie 1.0
08-07-2004
Pagina 3 van 22
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
Algemeen Eisen Lokale informatie Afweging Advies Basisdocument
18 18 19 19 19 19
7 7.1 7.2 7.3
Overige bijzondere aspecten Algemeen Bijzondere onderwerpen Basisdocumenten
20 20 20 21
8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Invloed op de schakels van de veiligheidsketen Algemeen Eisen/afwegingen Lokale informatie Afweging Advies Basisdocumenten
22 22 22 22 22 22 22
Pagina 4 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
Inleiding Deze notitie is een instrument voor pro-actie, voortvloeiend uit het vastgestelde regionale pro-actie en preventiebeleid. Het doel is het aanreiken van afwegingsgronden voor (lokale) brandweerrelevante aspecten ten aanzien van fysieke veiligheid met betrekking tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vanaf het niveau van een bestemmingsplan (onder andere wijziging) en lager, zoals een stedenbouwkundig ontwerp of een plan voor een nieuw flatgebouw. De werkwijze bij deze notitie is zodanig dat na het doorlopen van de verschillende afwegingsgronden en de toetsing aan de gemeentelijke wijziging (indien van toepassing), een integraal advies tot stand is gekomen, dat de brandweer kan hanteren als haar advies op de voorgenomen wijziging van een bestemmingsplan. Elk hoofdstuk bevat een afwegingsgrond. Per afwegingsgrond staat een korte algemene inleiding, met indien voorhanden een (vanuit wet- en regelgeving) te hanteren normstelling. Vervolgens is aangegeven welke lokale informatie tenminste nodig is om voor de specifieke lokale situatie het afwegingscriterium te onderbouwen. Dit kan bijvoorbeeld zijn in de vorm van een kaartje met effectcirkels, of in de vorm van het achterhalen van bestuursbesluiten. De afwegingsgrond maakt duidelijk op welke wijze kan worden afgewogen en met welk doel, waarna tenslotte het advies geformuleerd kan worden. Binnen het advies dient ruimte te zijn voor het benoemen van alternatieve opties, of het benoemen van randvoorwaardelijke maatregelen. Dit instrument geeft mede aan op welke wijze brandweerrelevante aspecten structureel geborgd kunnen worden in ruimtelijke ordeningsvraagstukken. Zo is het in enkele gevallen raadzaam op voorhand afspraken te maken met de afdelingen milieu, verkeer en juridische zaken over de borging van brandweerrelevante aspecten in door hen opgestelde plannen. Hieronder het overzicht van de afwegingsgronden die in deze notitie aan bod komen:
Afwegingsgrond
Onderwerp
nummer 1
Bluswatervoorziening
2
Bereikbaarheid, zorgnormering en opstelplaatsen
3
Bebouwing en openbare ruimte
4
Alarmering bevolking (WAS)
5
Transport gevaarlijke stoffen
6
Aanwezigheid van opslag/verwerking en productie van gevaarlijke stoffen
7
Overige bijzondere aspecten
8
Invloed op de veiligheidsketen
Deze handreiking beoogt niet volledig te zijn. Het biedt een breed scala aan afwegingsmogelijkheden ten behoeve van de advisering van de brandweer bij fysieke veiligheid. Dit betekent dat deze handreiking als groeidocument moet worden gezien.
Pagina 5 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
1 1.1
Bluswatervoorziening Algemeen Het gemeentebestuur heeft een zorgplicht betreffende de bereikbaarheid en het beschikbaar en bereikbaar hebben van bluswater. In artikel 10 van de verordening Brandveiligheid en Hulpverlening alsmede in artikel 2.5.3 van de Bouwverordening is deze zorgplicht beschreven. Ten aanzien van de bluswatervoorziening wordt onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. Dit onderscheid is van belang omdat de eisen ten aanzien van de parameters afstand, capaciteit en bereikbaarheid die aan de diverse bluswatervoorzieningen worden gesteld verschillend zijn. • •
Primaire bluswatervoorziening: brandkranen Secundaire bluswatervoorziening: bronnen (grondwater)/ vijvers en kanalen (oppervlakte water)/ blusriool (regenwater/oppervlakte water) Tertiaire bluswatervoorziening: vijvers en kanalen (oppervlakte water) op grote afstand
•
1.2
Eisen in het kader van de bluswatervoorziening1
Bluswatervoorziening Parameters
Primair
Secundair
Tertiair
Debiet (in m /uur)
60 of 30 (permanent)
90 (minimaal 4 uur)
240 (permanent)
Afstand tot object
40 meter
320 meter
3 kilometer
Bereikbaarheid door brandweervoertuig
Max. 15 meter
Max. 8 meter
Max. 50 meter
3
Bluswatervoorziening
1
BW 1
Er wordt zorggedragen voor zodanige bluswatervoorzieningen dat de brandbestrijding te allen tijde gewaarborgd is
BW 2
De bluswatervoorzieningen bluswatervoorzieningen
BW 3
Secundaire bluswatervoorzieningen worden getroffen indien de brandweer dit noodzakelijk acht op basis van aanwezige en/of te verwachten risico’s en verwacht wordt dat de primaire bluswatervoorziening onvoldoende capaciteit kan leveren
BW 4
Indien het object of plangebied dusdanige risico’s met zich meebrengt dat het aannemelijk is dat de primaire en secundaire bluswatervoorzieningen onvoldoende capaciteit leveren om een effectieve brandbestrijding te waarborgen, dient de brandweer tevens gebruik te kunnen maken van een tertiaire bluswatervoorziening
BW 5
De richtlijnen BW 2, 3 en 4 dienen te voldoen aan de eisen gesteld t.a.v. de drie parameters capaciteit, bereikbaarheid en afstand tussen de bluswatervoorziening ten opzichte van het object vermeld in de uitwerking van de hoofdrichtlijnen
genoemd
in
BW
1
bestaan
tenminste
uit
primaire
e
Bron: NVBR, Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid, 1 druk, 2003, Arnhem
Pagina 6 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
Bluswatervoorziening in het buitengebied2 In de praktijk blijken de bovenstaande eisen voor met name het buitengebied nog wel eens moeilijk, of slechts tegen zeer hoge kosten, haalbaar. In het buitengebied zijn voorzieningen over het algemeen minder dan in het stedelijk gebied. Dit geldt ook voor drinkwaterleidingen. Het drinkwaternetwerk is in het buitengebied minder fijnmazig dan in het stedelijk gebied. Bovendien zijn de leidingen vaak klein van diameter, waardoor het debiet laag is en er geen mogelijkheid is om hierop een brandkraan aan te sluiten. In het buitengebied is het dus niet altijd mogelijk om in een toereikende openbare bluswatervoorziening te voorzien (tenzij er zeer hoge kosten worden gemaakt). De artikelen 2.5.3 en 5.1.2 van de Bouwverordening geven aan dat bij een ontoereikende openbare bluswatervoorziening moet worden gezorgd voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening. Aan een dergelijke particuliere bluswatervoorziening worden in beginsel dezelfde eisen gesteld als aan een openbare bluswatervoorziening. Echter de redenen waarom er geen openbare bluswatervoorziening kan worden gerealiseerd (hetgeen meestal te maken heeft met de te overbruggen afstand of met de benodigde capaciteit), spelen natuurlijk ook voor de particuliere bluswatervoorziening een rol. Bepaalde bluswatervoorzieningen die als niet-openbare (particuliere) bluswatervoorziening kunnen worden gebruikt zijn wellicht mogelijk. Hierbij wordt gedacht aan geboorde putten, bluswaterriolen of blusvijvers. Dergelijke voorzieningen kunnen, afhankelijk van de uitvoering, worden gebruikt als primaire of secundaire bluswatervoorziening. Het aanleggen van geboorde putten stuit mogelijk op bezwaren omdat deze kunnen leiden tot verontreiniging van het grondwater. Middels de bouwvergunning kunnen particulieren worden verplicht om te voorzien in een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening. Hierbij moet een redelijkheidstoets plaatsvinden. De te verwachten kosten van een niet-openbare bluswatervoorziening moeten in verhouding staan tot de voordelen die te verwachten zijn indien er daadwerkelijk brand is. Hierbij moet door de overheid gekeken worden naar effecten die te verwachten zijn, binnen of buiten de terreingrens van het brandobject. Het gaat dan bijvoorbeeld om de kans op overslag naar andere gebouwen of doorslag naar andere brandcompartimenten. Van de eigenaar van een gebouw wordt uiteraard een bepaalde mate van verantwoordelijkheid verwacht. Het moet de eigenaar duidelijk zijn dat het nemen van preventieve maatregelen (rook- of brandmelders, bluswatervoorzieningen) bijdraagt aan het voorkomen en beperken van brand en het verminderen van de kans op schade en ongevallen als gevolg van brand. Het kan voor de eigenaar van een gebouw zeer de moeite waard zijn om meer voorzieningen te treffen dan dat vanuit de regelgeving noodzakelijk zijn. Het moet ook voor de eigenaar en/of gebruiker van een gebouw in het buitengebied duidelijk zijn dat de bluswatervoorziening niet altijd optimaal is. De brandweer zal, in geval van brand, alles in het werk zal stellen om de schade zo beperkt mogelijk te houden. De eigenaar/gebruiker is verplicht om de benodigde preventieve maatregelen te treffen. Deze maatregelen dragen bij aan het voorkomen en beperken van brand en het verminderen van de kans op schade en ongevallen als gevolg van brand. Door het nemen van extra, vrijwillige maatregelen (maatregelen die niet wettelijk verplicht zijn) is het wellicht mogelijk om de schade die als gevolg van brand optreedt te verminderen.
2
Brandweer Hengelo, advies aan het college van burgemeester en wethouders, onderwerp bluswatervoorziening en bereikbaarheid, 23 juni 2004
Pagina 7 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
1.3
Lokale informatie • • •
• • • • • • •
1.4
Afweging • •
1.5
Wat is de kwaliteit van het bluswater in verband met mogelijke schade aan de bluspomp? Kan worden voorzien in een waterlevering die te allen tijde voldoende en direct opvraagbaar is? Is er aandacht voor de fysieke ruimte op de locatie in verband met bereikbaarheid en inrichting ten behoeve van bluswerkzaamheden? (Vb: voor een tertiaire bluswatervoorziening moeten lokaal opstelplaatsen worden vastgesteld en de infrastructuur worden aangepast op de ruimte die nodig is voor de containerbak en het deponeren van een pomp in het water) Zijn er bijzondere objecten in de omgeving die meer dan de normale hoeveelheid water vragen waar het gaat om bluswater? Is de locatie voldoende geschikt voor onttrekking van benodigde hoeveelheid bluswater (opstelplaats, waterdiepte, tijd van het jaar, bv. droogte)? Is de locatie vanuit milieutechnisch oogpunt voldoende geschikt voor onttrekking en het laten weglopen van bluswater (bluswateropvang)? Zijn er afspraken met het waterschap gewenst? Zijn er (aanvullende) afspraken met de drinkwatermaatschappij voor onttrekking van bluswater gewenst? Zijn er c.q. worden er relevante ontwikkelingen verwacht ten aanzien van renovatie van het waterleidingnet (e.e.a. in verband met de druk op het leidingennet)? Is er aandacht voor mogelijke uitval van bluswatervoorzieningen (bv. grootschalig watertransport)?
Beantwoorden van de vraag of bluswater een probleem is ten aanzien van de voorgenomen wijziging, gebaseerd op de criteria en de lokale informatie; Op plaatsen waar geen primaire, secundaire of tertiaire openbare bluswatervoorziening conform de eisen uit de handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid de afweging maken of dit te realiseren valt om afwegingen ten aanzien van het toestaan van een risicovolle activiteit te legitimeren.
Advies Aangeven of er problemen te voorzien zijn ten aanzien van bluswater, incl. geven van mogelijke alternatieve opties (blusvijver, bluswaterriool, sprinklervoorzieningen, bovengrondse tank met bluswater te realiseren als centrale voorziening op een bedrijventerrein).
1.6
Basisdocument •
Pagina 8 van 22
NVBR, Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid, 1e druk, 1e oplage, September 2003
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
2 2.1
Bereikbaarheid, brandweerzorgnorm en opstelplaatsen Algemeen Goede en dus snelle bereikbaarheid van branden en ongevallen heeft een belangrijke invloed op de doelmatigheid en effectiviteit van het brandweeroptreden en daarmee op de veiligheid van de burgers. Onder een goede bereikbaarheid wordt verstaan dat gebouwen, binnen de hiervoor gestelde opkomsttijden (brandweerzorgnormen)3, te bereiken zijn via twee onafhankelijke wegen.
2.2 2.2.1
Eisen Eisen in het kader van bereikbaarheid Beoordeel de bereikbaarheidseisen in relatie tot de lokale situatie aan de hand van de NVBR handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid. Er dient tenminste aandacht te zijn voor: BBH 1
Een weg kan alleen dan door de brandweer gebruikt worden indien deze recht doet aan de specifieke dimensies van brandweervoertuigen. In verband met de afmetingen van de voertuigen eist de Brandweer overal een vrije doorrijbreedte van 3,50 meter en een vrije doorrijhoogte van 4,20 meter. Extra aandacht wordt gevraagd voor de luifels ed. Rijlopers en opstelplaatsen moeten zodanig zijn aangelegd, dat zij geschikt zijn voor voertuigen met een asbelasting van 100 KN (NEN 1008: klasse 30).
BBH 2
Verkeersaders en HOV-banen4 bieden aan de hulpverleningsdiensten een onbelemmerde doorgang.
BBH 3
Verkeersaders en verblijfsgebieden kennen een zodanige samenhang dat een willekeurig adres in een verblijfsgebied binnen maximaal één minuut (gerekend vanaf het verlaten van de verkeersader) bereikbaar is.
BBH 4
Naast de route bedoeld onder BBH 3 moet een willekeurig adres binnen een verblijfsgebied in principe via een tweede onafhankelijke route bereikbaar zijn. (Gelet op het risico van een tijdelijke blokkering van een weg moeten gebouwen vanuit twee richtingen te benaderen zijn, tenzij de beschikbare rijbreedte tenminste 5,50 meter is)
BBH 5
Indien de toegang tot een gebouw of bouwwerk, mede bestemd voor het toegang verlenen aan hulpverleners in het geval van brand of (technisch) ongeval, meer dan veertig meter van de openbare weg is gelegen, dienen op het terrein één of meerdere opstelplaatsen voor blusvoertuigen aanwezig te zijn. Deze opstelplaatsen dienen strategisch te zijn gelegen.
BBH 6
De hoofdingang van een gebouw moet door een brandweervoertuig tot op 15 meter te benaderen zijn. Een eengezinswoning (niet gestapeld) moet tot op minimaal 40 meter van de hoofdingang door een brandweervoertuig kunnen worden benaderd. Niet tot bewoning bestemde gebouwen zijn voor blusvoertuigen bereikbaar door middel van een obstakelvrije rijloper met een breedte van tenminste 3,50 meter.
BBH 7
3 4
Een gebouw met een verblijfsruimte waarvan de vloerhoogte zich meer dan 6 meter ten opzichte van het aansluitend terrein bevindt en dat niet voldoet aan het bouwbesluit eerste
Handleiding brandweerzorg, Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1992. HOV-banen: Rijbanen geschikt gemaakt voor Hoogwaardig Openbaar Vervoer.
Pagina 9 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
fase moet bereikbaar zijn voor het redvoertuig. BBH 8
2.2.2
Een opstelplaats voor brandweervoertuigen moet direct bereikbaar zijn vanaf de openbare weg via een onafhankelijke rijroute die rijtechnisch geschikt is voor het zwaarste c.q. grootste te verwachten brandweervoertuig.
Eisen ten aanzien van opstelplaatsen Er is géén wettelijke regeling voor de afstand die er moet zijn tussen een opstelplaats van de brandweer en de brandhaard. Wel kan de gemeente in de Bouwverordening opnemen hoe dicht de TAS bij een bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, moet kunnen komen. In Twente is hiervoor de NVBR Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid vastgesteld. Beoordeel de lokale situatie aan de hand van de NVBR Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid. Er dient tenminste aandacht te zijn voor:
2.2.3
OSP 1
Ten behoeve van de tankautospuit dient gereserveerd te worden een vrije goed aanrijdbare locatie breedte van 4 meter, lengte van 10 meter en hoogte van 4,2 meter, bestand tegen een aslast van 10 ton, en een totaalgewicht van 15 ton.
OSP 2
Ten behoeve vaan een haakarmvoertuig met combibak dient gereserveerd te worden een goed aanrijdbare locatie: breedte van 4 meter, lengte van 30 meter, hoogte van 4,2 meter, bestand tegen een aslast van 10 ton, en een totaalgewicht van 15 ton.
OSP 3
Ten behoeve van een redvoertuig dient gerserveerd te worden een goed aanrijdbare locatie: breedte van 5 meter, lengte van 10 meter, hoogte 4,2 meter, bestand tegen een aslast van 10 ton, een totaalgewicht van 25 ton, en een stempeldruk van 100 ton/m²
Bereikbaarheidseisen voor objecten Beoordeel voor de lokale situatie de relatie tussen aanrijtijden en bereikbaarheid van objecten aan de hand van de eisen zoals gesteld in de Handleiding brandweerzorg. Er dient tenminste aandacht te zijn voor: • • •
2.3
Lokale informatie •
• • •
2.4
Bepaling van het soort gebouw; Bepaling van de risicoklasse voor de aanwezige personen (a.d.h.v. Prevap categorieën); Vergelijking met de standaardlijst met opkomsttijden per soort gebouw.
(hoofd)Uitrukwegen en routes inclusief de eisen (geen verkeersbelemmerende factoren zoals drempels, rotondes e.d., en de eindroutes naar de panden/objecten (verkeersbelemmerende maatregelen wel toegestaan); Rekenmodel al dan niet overschrijding brandweerzorgnorm bij nieuwe situatie, waar noodzakelijk bekeken ten aanzien van de dag- en nachtsituaties; Rekening houden met “Uitruk op maat”; operationele grenzen buurgemeenten; Rekening houden met de korpsbezetting; vrijwillig/beroeps.
Afweging • • •
Pagina 10 van 22
Zijn de wegen voldoende geschikt om tijdig ter plaatse te komen? Is de infrastructuur geschikt voor de eisen met betrekking tot de opstelplaatsen? Wordt de brandweerzorgnorm overschreden?
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
2.5
Advies Aan de hand van de conclusie bij de afweging die gebaseerd is op de lokale informatie en de geldende criteria al dan niet positief adviseren ten aanzien van de kwaliteit van de bereikbaarheid en de haalbaarheid van zorgnormering, incl. het schetsen van mogelijke alternatieven
2.6
Basisdocumenten • • •
Pagina 11 van 22
NVBR, Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid, 1e druk, 1e oplage, Arnhem, september 2003 Hulpverleningsdienst Regio Twente, Database zorgnormering, Team Operationele Voorbereiding Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, Handleiding brandweerzorg, 1992
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
3 3.1
Bebouwing en de openbare ruimte Algemeen Het gaat hierbij om bouwtechnische uitgangspunten die consequenties kunnen hebben voor de snelle inzet van hulpverleners. Daarnaast zijn er aspecten binnen de openbare ruimte waar rekening mee gehouden moet worden bij de afweging. a.
Bebouwing
Afwegingen zijn noodzakelijk inzake: • De bebouwingshoogte in relatie tot de inzetmogelijkheden van een redvoertuig; • De bebouwingsafstanden in verband met de bereikbaarheid hulpverleningsdiensten op percelen (zie ook afwegingsgrond 2); • De bebouwingsintensiteit in relatie tot de bereikbaarheid en inzetmogelijkheden voor de hulpverleningsdiensten (zie ook afwegingsgrond 2). b. Openbare Ruimte Bereikbaarheid in relatie tot: • Straatmeubilair; • Wegafsluitingen m.b.v. wegneembare palen; • Groen. ! Let met name in een latere fase van de planvorming op dat straatnamen en huisnummers op een logische wijze toegekend en verwerkt worden in de planvorming en in operationele databases.
3.2
Lokale informatie • •
3.3
Een overzicht van de bebouwingsafstand en de bebouwingsintensiteit gerelateerd aan de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Vergunningen die zijn verleend op basis van de APV en die, om een goede inzet van hulpverleners te kunnen borgen in de nieuwe situatie, mogelijk moeten worden ingetrokken.
Afweging Natuurlijk dient afweging van dit punt mede te worden gedaan in het licht van de overige afwegingsgronden
3.4
Advies Met name in samenspraak met preventie en bouwen bekijken van de inrichting van de ruimte, de naamgeving en huisnummering en de wijzigingen en de gevolgen daarvan voor de inzet van hulpverleners.
3.5
Basisdocument -
Pagina 12 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
4 4.1
Alarmering bevolking (WAS) Algemeen Pro-actie is met name van belang voor nieuw te ontwikkelen gebieden. Tijdens ruimtelijke planvorming worden aan gronden verschillende functies toegedicht op basis waarvan criteria worden opgesteld. Als op basis van de wettelijke eisen/geldende criteria blijkt dat een WAS-sirene in het nieuw te ontwikkelen gebied vereist is, moet ook een locatie voor een WAS-sirene worden aangewezen. Bij voorkeur vindt deze aanwijzing plaats in de planvormingfase omdat dan nog voldoende rekening gehouden kan worden met de gestelde criteria. De rol van de brandweer wordt steeds prominenter in de planvormingfase en het is van groot belang deze pro-actieve rol efficiënt te gebruiken. Echter gebleken is dat de criteria voor het al dan niet benodigd zijn van een WAS-sirene niet duidelijk en hard zijn gesteld, terwijl hier duidelijk behoefte aan is in de pro-actieve fase. De regionale brandweren vragen de plaatsing van WAS-sirenes aan bij BZK; de besluitvorming over het al dan niet plaatsen van sirenes geschiedt door BZK in overleg met de betreffende regionale brandweer. De besluitvorming is afhankelijk van de hoeveelheid aanvragen en het beschikbare budget, maar ook hiervoor zijn geen harde criteria opgesteld en jaarlijks krijgt een aandachtsgebied voorrang (bv. in 2003 de Vinexlocaties); overigens is gebleken dat de besluitvorming politiek beïnvloedbaar is door burgemeesters of commandanten. De uiteindelijke plaatsing vindt plaats door Siemens Nederland N.V. onder verantwoordelijkheid van BZK. Overigens kan het nodig zijn WAS-sirenes te plaatsen in een al ingericht gebied. Dit valt eigenlijk buiten pro-actie omdat het meer een kwestie is van het vinden van de meest geschikte locatie aan de hand van de inrichting van het dekkingsgebied.
4.2
Eisen Doel van deze afweging is het signaleren van een dekkingsprobleem. Dat betekent dat de eerste afweging gevestigd is op een kaartje met een overzicht van het bereik van de al aanwezige sirenes. Indien dit onvoldoende is zijn onderstaande ‘eisen’ van belang. Daarbij wordt aangetekend dat de gemeente kan signaleren dat zij in verband met de waarschuwing van de bevolking bijplaatsing van sirenes noodzakelijk acht, maar het BZK is die uiteindelijk het besluit neemt om sirenes daadwerkelijk bij te plaatsen. In samenwerking tussen BZK en de Hulpverleningsdienst Regio Twente is een sirenedekkingsplan opgesteld op basis van de theoretische inzichten ten aanzien van geluidsverspreiding, de dekkingsnormen en de praktische mogelijkheden tot plaatsing van sirenes. Het dekkingsplan is gebaseerd op de beschikbare criteria voor het plaatsen van sirenes: • In woonkernen vanaf 1000 inwoners; • In woonkernen met verhoogd risico vanaf 300 inwoners. Voor ‘verhoogd risico’ zijn geen harde criteria opgesteld; als verhoogd risico gelden in elk geval: • Gebieden in de nabijheid van een kerncentrale; • De aanwezigheid van BRZO-bedrijven5;
5
Bedrijven die op grond van het Besluit Rampen en Zware Ongevallen 1999 verplicht zijn een veiligheidsbeheerssysteem te hebben en i.g.v. de zware categorie een veiligheidsrapport op te stellen én voorbereid moeten zijn om in samenwerking met hulpverleningsdiensten op te treden bij rampen en zware ongevallen.
Pagina 13 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
•
Hoofdtransportroutes gevaarlijke stoffen over weg, rail en water.
Voor industrie- en recreatiegebieden worden dezelfde criteria gehanteerd met de overweging of permanent of tijdelijk in het gebied wordt verbleven én of het mogelijk is de aanwezige populatie het basisscenario te laten uitvoeren (m.a.w. of er voldoende ruimte is om de aanwezige personen te laten schuilen). Daarnaast is rekening gehouden met factoren die van invloed zijn op de hoorbaarheid van het geluid: • De attentiewaarde van het alarmeringssignaal6; • Het geluidsniveau van het signaal t.o.v. het normale achtergrondlawaai; • Verliezen in geluidsniveau als gevolg van de uitbreiding van het signaal vanaf de geluidsbron; • Verliezen in geluidsniveau als gevolg van de demping van het signaal door alles wat zich tussen de geluidsbron en het waarnemingspunt bevindt. Het daadwerkelijk op een plaats en bepaald moment waarneembare geluid is totaal afhankelijk van omgevingsfactoren, weersomstandigheden en zelfs van de waarnemer. De belangrijkste criteria voor sirenelocaties zijn: • Bij voorkeur gemeentelijke grond en op of bij een openbaar gebouw (voor de plaatsing van de sirene is geen bouwvergunning of melding nodig); • Sirene minstens 3 meter boven gemiddelde bebouwing met vrije geluidsvoortplanting en locatie niet hoger dan 25-30 meter; • Aansluiting voor 220 V; • Beschikbaar oppervlak voor het plaatsen van de sirene is 3 x 3 m.
4.3
Lokale informatie •
4.4
Afweging • • •
4.5
Kaartje met overzicht van de geplaatste sirenes inclusief hun dekkingsgebied
aantonen of de wijziging effect heeft ten aanzien van het bereik van de alarmering door de sirenes; afwegingen ten aanzien van mogelijke evacuatie van personen in het gebied; verbinden van een conclusie aan het effect.
Advies Zijn er problemen te verwachten inzake het alarmeren van de bevolking en in hoeverre zijn er alternatieve opties om die problemen het hoofd te bieden? Wat is de impact van het eventueel ontruimen/evacueren van de bevolking.
6
Momenteel wordt gebruik gemaakt een omnidirectionele sirene met een geluidssterkte van 120 dB(A); dit is de sirene met 3 zgn. schalen. Voorheen werden ook sirenes met 1 of 2 schalen gebruikt met een geluidssterkte van respectievelijk 108 en 114 dB(A).
Pagina 14 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
5 5.1
Transport van gevaarlijke stoffen Algemeen Is er sprake van de aanwezigheid van transport van gevaarlijke stoffen: • Over de weg (is er routering?); • Over het spoor; • In de lucht; • Ondergronds (buisleidingen). … waarbij rekening gehouden moet worden met effectafstanden, risicocontouren en grootschalige inzet van hulpverleners? Dan dient pro actief te worden nagedacht over de wijziging in relatie tot de gevolgen van routering cq. het transport. Wat is nu precies routering en welke maatregelen zijn daaraan verbonden? Het vervoeren van gevaarlijke stoffen over de weg brengt externe veiligheids (omgevingsrisico’s)- en milieurisico’s met zich mee. Routering is een van de mogelijkheden om deze risico’s te beperken en te beheersen. Achterliggend doel is het voorkomen en beheersen van de risico’s die dit transport met zich mee kunnen brengen, met in achtneming van zowel de vervoersbelangen als de ruimtelijke ordeningsbelangen. In het kader van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Tweede Kamer, 1996) moeten
overheden de risico's rond het vervoer van gevaarlijke stoffen in kaart brengen en laten doorwerken in de ruimtelijke ordening. Dit kan bijvoorbeeld door het aangeven van routes of door geen kwetsbare bestemmingen te geven aan gebieden waar risicovol transport plaatsvindt. Juridische basis Het vervoer van gevaarlijke stoffen is geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) en in de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG). Aan de basis van deze wetten staat de Europese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het ADR. Dit grijpt terug naar de Europese richtlijn 94/95 Het vastleggen van een route is een zelfstandig besluit van de gemeenteraad in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, rechtstreeks gebaseerd op de Wvgs. Omdat routering een uitwerking is van landelijke wetgeving dient dit te worden vastgelegd in een expliciet raadsbesluit. Bepalingen over transport van routeplichtige stoffen horen derhalve niet thuis in een Algemene Plaatselijke Verordening. Definitie Routering houdt in dat het, behoudens ontheffing, verboden is gevaarlijke routeplichtige stoffen over andere dan de daarvoor aangewezen wegen te vervoeren. In Nederland zijn de meeste rijks- en provinciale wegen beschikbaar gesteld voor de route die gemeenten mogen aanwijzen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Indien de gemeente een route heeft aangewezen dan is dit te herkennen aan de oranje borden met een stip en een pijl. Rijk en Provincie Rijk en Provincie hebben de wettelijke verplichting om hun wegennetten door te lichten en aan te geven welke rijks- en provinciale wegen het meest geschikt zijn voor transporten met gevaarlijke routeplichtige stoffen. Zij hebben echter niet de bevoegdheid om routes aan te wijzen voor routering. Dit is een exclusieve autonome bevoegdheid van de gemeenten. Routeren de gemeenten, dan houdt dit in dat zij, buiten de wegen die in haar eigendom zijn, alleen de vrijgegeven rijks- en provinciewegen op kunnen nemen in de aanwijzing tot routering. Gemeente Een gemeente is echter niet verplicht om te routeren. Zonder routering geldt de algemene regel dat vervoer
Pagina 15 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
van gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk de bebouwde kom dient te vermijden, tenzij er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is, of ter plaatse geladen of gelost moet worden. Gemeenten kunnen besluiten niet te routeren. Het gevolg daarvan is dat dan alle wegen, ook de wegen die de Provincie en het Rijk niet hebben vrijgegeven, vrij te gebruiken zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, mits de bebouwde kom zoveel mogelijk wordt vermeden. Heeft een gemeenteraad wel een routeringsregeling vastgesteld, dan mag hier niet van afgeweken worden tenzij er een ontheffing wordt verleend. Tevens is het noodzakelijk om deze routering af te stemmen met buurgemeenten. Niettemin blijft ook tijdens een situatie van routering de algemene regel over het vermijden van de bebouwde kom overeind. De gemeente kan de route wijzigen door een nieuw besluit te nemen als daar om bepaalde redenen (bijv. nieuwe wegen, nieuwe bebouwing) noodzaak toe is.
5.2
Eisen De effectwijzer van het Minister van BZK geeft effectafstanden voor wegtransport van gevaarlijke stoffen. Het is een snelle en relatief eenvoudige manier om een inschatting te maken van de gevolgen van calamiteiten op de omgeving. Naast deze methode, zijn er diverse andere methoden voorhanden die op meer gedetailleerde wijze de werkelijkheid benaderen. Denk bijvoorbeeld aan het vervaardigen van QRA’s. De belangrijkste over de weg vervoerde gevaarlijke stoffen zijn: Gevaarlijke stof
Aard effecten
Effectstraal (m)
Brandbaar gas (vooral LPG)
Brand/explosie
300
Giftig gas (zoals ammoniak)
Vergiftiging
1500
Brandbare vloeistof (zoals benzine)
Brand/explosie
100
Giftige vloeistof
Vergiftiging
500
Zeer giftige vloeistof
Vergiftiging
1000
De belangrijkste per pijpleiding vervoerde gevaarlijke stoffen zijn:
5.3
Gevaarlijke stof
Aard effecten
Effectstraal (m)
Brandbaar gas (vooral propeen, ethyleen)
Brand/explosie
1000
Brandbaar gas (aardgas, mn hoofdleidingtransportnet)
Brand/explosie
200
Giftig gas (zoals ammoniak)
Vergiftiging
3000
Zeer giftig gas
Vergiftiging
50000
Brandbare vloeistof (kerosine)
Brand/explosie
100
Lokale informatie • •
5.4
Kaartje met overzicht van mogelijke aanwezigheid van routering van gevaarlijke stoffen, inclusief overzicht van de contouren en effectafstanden; Ruimte voor opstelplaatsen en de afwegingsgronden 1, 2, 3 en 4 van dit document.
Afweging Is de huidige externe veiligheidssituatie ook na de bestemmingsplanwijziging nog aanvaardbaar? En, is de repressieve organisatie voldoende toegerust om een eventuele mogelijke calamiteit aan te kunnen?
Pagina 16 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
(combineer met afwegingsgrond 8 van dit document) In de afweging dienen argumenten uit verschillende invalshoeken te worden meegewogen: verkeer, ruimtelijke ordening, milieu, brandweer en rampenbestrijding. Een afweging ten behoeve van externe veiligheid is voorbehouden aan het bevoegd gezag Wet Milieubeheer. Daarom is hierin advisering van de afdeling Milieu van de gemeente (of provincie) leidend.
5.5
Advies Aangeven of inderdaad de effectafstanden en contouren invloed hebben binnen de bestemmingsplanwijziging, inclusief het noemen van alternatieve opties om tegemoet te komen aan de aanvaardbaarheid van het aanwezige risico.
5.6
Basisdocument • • • •
Pagina 17 van 22
Invoer in Risico Register Gevaarlijke Stoffen, zichtbaar op de risicokaart van de provincie Overijssel, www.risicokaarten.prv-overijssel,nl; Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (BEVI); Handreiking verantwoording groepsrisico, verwacht: oktober 2004; Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, Effectwijzer, inzicht in de gevolgen van calamiteiten, Den Haag, mei 1997.
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
6 6.1
Aanwezigheid van opslag/productie/verwerking van gevaarlijke stoffen Algemeen Is er sprake van de (nabije) aanwezigheid van inrichtingen met productie en/ of opslag en/ of verwerking van gevaarlijke stoffen (brandbare vloeistoffen en gassen, brandbare vaste stoffen, oxiderende/brandbevorderende stoffen, giftige stoffen, radioactieve stoffen, bijtende stoffen, stoffen met een gevaarlijke reactie met water)? Waarbij rekening gehouden moet worden met effectafstanden, risicocontouren en (grootschalige) inzet van hulpverleners? Definities Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een gemiddeld persoon onbeschermd op een bepaalde geografische plaats in de omgeving van een inrichting overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in die inrichting. De kans dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, wordt het groepsrisico genoemd.
6.2
Eisen Op voorhand dient gezegd te worden dat de beoordeling van de externe veiligheid van een situatie vooral een taak is die weggelegd is voor de gemeentelijke afdeling milieu of de provincie Overijssel, indien het inrichtingen betreft waar de provincie het bevoegd gezag inzake de Wet Milieubeheer is. De brandweer kan om adviesgevraagd worden en in sommige gelegenheden moet zij zelfs in de gelegenheid gesteld worde om advies uit te brengen. Externe veiligheidsbeoordelingen vallen formeel onder het bevoegd gezag Wet Milieubeheer. Om snel een indicatie te kunnen geven van de grootte van een ongeval met gevaarlijke stoffen binnen de gemeente en een uitspraak op hoofdlijnen te kunnen doen over de aanvaardbaarheid daarvan kan gebruik gemaakt worden van de Effectwijzer. • Beoordeel aan de hand van de effectwijzer per inrichting met productie, en opslag van gevaarlijke stoffen de effectstraal en combineer dit met de (voorgenomen) bebouwingsdichtheid. Om een nader oordeel te kunnen geven over de aanvaardbaarheid kan een beroep gedaan worden op het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). De regionale brandweer heeft hierin een adviesrol. Zij adviseert met name ten aanzien van de inzetmogelijkheden voor de hulpverlenende diensten: het risico voor de omgeving in relatie tot de repressieve inzet. • Beoordeel, indien noodzakelijk, met de afdeling Milieu aan de hand van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) ter voorbereiding op een mogelijke oprichtingsvergunning (art. 8.1, lid 1 sub a) de vanuit externe veiligheid aanvaardbare grenswaarde. Artikel 6 tot en met 11 van het BEVI geeft deze grenswaarde; • Beoordeel, indien noodzakelijk, met de afdeling Milieu aan de hand van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) het aanvaardbare plaatsgebonden risico en de verantwoording van het aanvaardbare groepsrisico. Artikel 12 tot en met 22 van het BEVI geeft deze overwegingen en waarden;
Pagina 18 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
• •
6.3
Lokale informatie • • • •
6.4
Beoordeel de doorvertaling naar de planvormingslasten met behulp van de criteria uit het project criteria Planvorming Twente; Invoer in Register vanuit Milieu betekent aanvalsplan, invoer hulpdienstrelevante bedrijven betekent bereikbaarheidskaart, zie ook afwegingsgrond 8.
Kaartje met overzicht van mogelijke aanwezigheid van met name de afwegingsgronden 1,2 en 4 van dit document. Inclusief overzicht van de contouren en effectafstanden; Overzicht van in de omgeving gelegen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten; Overzicht van inrichtingen die afhankelijk van het seizoen opslag van gevaarlijke stoffen hebben, bijvoorbeeld vuurwerkhandel; Ruimte voor opstelplaatsen en afwegingsgrond 1, 2, 3 en 4.
Afweging Is de huidige externe veiligheidssituatie ook na de bestemmingsplanwijziging nog aanvaardbaar vanuit brandweeroptiek (inzet materieel en hulpverleners)?
6.5
Advies Advies geven of de effectafstanden en contouren invloed hebben op de bron- en effectbestrijding door de brandweer in de bestemmingsplanwijziging, inclusief het noemen van alternatieve opties om tegemoet te komen aan de aanvaardbaarheid. Zoals eerder genoemd: de beoordeling van de externe veiligheidssituatie is formeel een taak van de gemeentelijke afdeling milieu. De brandweer heeft hierin voornamelijk een signaleringsfunctie!
6.6
Basisdocument • • • •
Pagina 19 van 22
Invoer in Risico Register Gevaarlijke Stoffen, zichtbaar op de risicokaart van de provincie Overijssel, www.risicokaarten.prv-overijssel.nl ; Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (BEVI) (doel is om de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum te beperken); Handreiking verantwoording groepsrisico, verwacht: oktober 2004; Ministerie van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties, Effectwijzer, inzicht in de gevolgen van calamiteiten, Den Haag, mei 1997.
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
7 7.1
Overige bijzondere aspecten Algemeen Om te controleren of bij een bestemmingsplan aan alle mogelijke risicobronnen is gedacht, is deze afwegingsgrond over bijzondere aspecten toegevoegd. Vanuit veiligheidsoogpunt zijn er risicovolle activiteiten die nadere aandacht behoeven. Zij kunnen zich bijvoorbeeld in de directe omgeving bevinden van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.
7.2
Bijzondere onderwerpen Aspecten die vanwege de risico’s op effecten op de omgeving, het voorkomen of beheersbaar houden daarvan bijzondere aandacht verdienen zijn: • Spoorwegemplacementen waar gevaarlijke stoffen worden gerangeerd, maar ook verlaadstations en railservicecentra; • Opstelterreinen voor vrachtwagens, trailers en containers (informatie te verkrijgen bij transporteurs, distributiebedrijven en gemeente); • Hogedruk aardgasleidingen; • Aanvliegroutes; • Hoogspanningsmasten; • Overige risicoveroorzakende activiteiten en objecten, zoals gasreduceerstations, olie- en gasboringen, zoutwinning, militaire (oefen-)terreinen, munitieopslagdepots bij de politiebureau’s, bedrijven waar stofexplosies mogelijk zijn, zones waar schepen ontgast worden. Maar ook • Special coverage locaties ten behoeve van de binnenhuisdekking van C2000. Hoogspanningsmasten Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, -lijnen en kabels kan gevaar met zich meebrengen. • Volg de veiligheidsvoorschriften uit NEN 1060: aanduiding gevarenzone bovengrondse hoogspanningsleidingen Toelichting: NEN1060 kent normen zoals: Overige bijzondere aspecten: hoogspanning: OBA 1
Er mag niet gebouwd worden binnen 25 m links en rechts haaks uit het hart van de mast. (NEN 1060) Bouwwerken in de gevarenzone van een hoogspanningsmast mogen niet worden opgetrokken uit brandgevaarlijk materiaal. Het energiebedrijf meldt de toelaatbare hoogte van dit bouwwerk in de aan haar gevraagde toestemming. Dit is afhankelijk van de hoogte van de geleiders.
OBA 2
In de gevarenzone van een hoogspanningsmast mag geen opslag van brand of explosiegevaarlijke materialen plaatsvinden (in geen geval mag opslag plaatsvinden binnen het vierkant gevormd door de zijden op 5 meter van de poeren van de fundatie en binnen de strook onder de traversen (zijarmen van de mast) waarvan de breedte wordt bepaald door een grens op 2 meter ter weerszijden van de hartlijn van de verticale projectie van de traversen)
OBA 3
Mechanische werktuigen of onderdelen daarvan mogen de draden van 110 KV hoogspanningsleidingen niet dichter benaderen dan 3 meter (vooraf overleg met het
Pagina 20 van 22
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
energiebedrijf). OBA 4
•
Tijdens en na aanleg van infrastructurele wijzigingen dienen hoogspanningsmasten steeds per as bereikbaar te blijven voor motorvoertuigen en/of andere werktuigen met een gronddruk van 65 kN/ M2, in verband met uit te voeren onderhoudswerkzaamheden of bij calamiteiten
bekijk ook de veiligheidsvoorschriften van het energiebedrijf!
Een voornemen dient ter goedkeuring aan het energiebedrijf te worden voorgelegd zodat op basis van de juiste maatvoeringen en afstanden ween berekening kan plaatsvinden.
7.3
Basisdocumenten • • •
Pagina 21 van 22
NEN 1060; Veiligheidsvoorschriften van de energieleverancier (Edon, Essent, Cogas e.d.); Model Bouwverordening.
Versie 1.0
08-07-2004
Regionale Handreiking Advisering Bestemmingsplannen
8 8.1
Invloed op de schakels van de veiligheidsketen Algemeen Niet alleen inhoudelijk, maar ook procesmatige aspecten dienen meegenomen te worden om de kostenbaten analyse die feitelijk resulteert in een advies, compleet te maken. Deze aspecten laten zich het beste vertalen in de te onderscheiden schakels in de veiligheidsketen, namelijk preventie, preparatie en repressie.
8.2
Eisen/afwegingen Preventie: welke (extra) kennis en inspanningen vergt de bestemmingsplanwijziging in preventief opzicht? Moeten de huidige toezichts- en handhavingsactiviteiten worden uitgebreid? Is hiervoor voldoende personele capaciteit? Wat betekent dit voor de lasten die samenhangen met vergunningverlening? Preparatie: welke (extra) kennis en inspanning vereist de bestemmingsplanwijziging ten aanzien van; a. Planvorming? b. onderhouden van de planvorming? c. opleiden, trainen en oefenen van de planvorming? Zowel op regionaal als op gemeentelijk niveau? Repressief: welke (extra) capaciteit en fysieke middelen zijn noodzakelijk om aan brand- c.q. ongevalsbestrijding in de nieuwe situatie te kunnen doen?
8.3
Lokale informatie • • •
8.4
Informatie over criteria planvorming (wanneer welk plan en welke inspanning kost dit); Informatie over de huidige planvormings- en beheerscapaciteit; Informatie over de huidige opleidings- en oefencapaciteit en frequentie.
Afweging Het afzetten van de huidige inspanningen en middelen (zowel fysiek als in geld) ten opzichte van wat noodzakelijk is om aan het mogelijk wettelijke noodzakelijke planvormingsniveau te voldoen. Daarbij tevens de inspanningen inzake implementatie van de planvorming meenemen.
8.5
Advies Benoemen van mogelijk extra noodzakelijk capaciteit, financiën en fysieke middelen om aan het wettelijk verplichte planvormingsniveau (rampbestrijdingsplan e.a.) te voldoen of aan het planvormingsniveau dat boven het wettelijk niveau door het eigen gemeentebestuur is vastgesteld.
8.6
Basisdocumenten -
Pagina 22 van 22
Versie 1.0
08-07-2004