Regionaal jaarplan 2006 Voorwoord Verrichtingen, verbeelding, verbinding. Woorden die overeenkomen met bekende waarden binnen ons korps, namelijk resultaat, professionaliteit en gezamenlijkheid. Ofwel, zo doen wij dat bij de Politie Zuid-Holland-Zuid. In dit regionaal jaarplan geven wij aan wat wij het komend jaar willen bereiken. Wat: Min 20% aangiftecriminaliteit ten opzichte van het peiljaar 2003, Plus 10% meer tevreden burgers over het laatste politiecontact ten opzichte van de scores in de Politiemonitor Bevolking in 2002, verminderen van overlast, beter bereikbaar en beschikbaar zijn. Te bereiken in 2006 zoals onze visie Samen Alert Werken aan Veiligheid aangeeft. Hoe: Door effectief te zijn en keuzes te maken waar de meeste winst te behalen valt, zoals het aanpakken van veelplegers en het criminele volume zoals fietsendiefstal, vernielingen e.d.. Door de verrichtingen van hard werkende, slimme dienders op straat of rechercheurs achter een BRAINS-machine om er enkele te noemen. Een zware zaak op een slimme manier oplossen vraagt om verbeeldingskracht maar spreekt ook tot de verbeelding van collega’s, publiek, pers en partners. Die verbeelding wil de Politie Zuid-Holland-Zuid stimuleren: professionaliteit in het vak combineren met creativiteit. Nieuws brengt ons de introductie van het concept Tegenhouden: criminaliteit in de kiem smoren voordat zij de kans krijgt om tot wasdom te komen. Professionals zoeken de verbinding met elkaar binnen onze regio en met andere korpsen. Het concern Nederlandse politie groeit; wij kunnen gebruik maken van gezamenlijke faciliteiten, speciale teams, kennismakelaars en informatieknooppunten. Binnen onze regio en vooral op lokaal niveau onderzoeken we in 2006 of het mogelijk is om programmasturing in te voeren. Dat wil zeggen: gezamenlijke veiligheidsprogramma’s ontwikkelen met partners als OM en gemeenten. Binnen het korps zorgt procesgericht werken ervoor dat de samenwerking verder versterkt wordt. Een bijzondere ontwikkeling is in dat opzicht de invoering van Informatie Gestuurde Politie (IGP). Een werkwijze die winst brengt vanuit de informatiehaarvaten van alle organisatieonderdelen. Waar volgend jaar echt winst gemaakt moet worden, is het werkveld jeugd.Met kleine stappen moeten we in staat zijn in om in elk district 80% van de jeugddossiers binnen 30 dagen aan te leveren aan het OM. Het nieuw te implementeren Jeugd Informatie Systeem ondersteunt ons in het kennen van de jongeren op straat. Criminaliteit terugdringen is de kern van ons werk. Daarbinnen geven we steeds meer aandacht aan het verbeteren van onze publiekscontacten. Het programma plus 10 verbindt ons als politie explicieter aan het publiek door verbeteringen te stimuleren op het gebied van publiekscontacten in benadering, werkwijze en communicatie. Naar verwachting zullen inwoners van de regio Zuid-Holland-Zuid in 2006 merken dat de politie in hun wijk zichtbaarder is als gevolg van de doorontwikkeling van Gebiedsgebonden Politiefunctionarissen (GPF) naar buurtagenten en wijkpolitie. Het werk wordt anders georganiseerd, waardoor de buurtagent veel tijd op straat doorbrengt en veel in contact is met de burgers. Door de dynamiek tussen burger en Politie Zuid-Holland-Zuid ontstaat actieve wederkerigheid in dienstverlening, waardoor de tevredenheid over de politie bij de inwoners van Zuid-Holland-Zuid toeneemt. Dit jaarplan gaat over de geplande verrichtingen in 2006 en geeft richting aan ons allen. Niet naar een verre bestemming, maar naar doelen waar wij al dichtbij zijn. Het vraagt wel doorzettingsvermogen van ons allen (de laatste loodjes). Als wij dat combineren met creatieve oplossingen, heb ik er alle vertrouwen in dat eind 2006
1
onze meerjarendoelen zijn gehaald en misschien nog wel wat meer. De resultaten van ons korps en van de Nederlandse politie in haar totaliteit zijn goed. De goede resultaten rechtvaardigen geen ingrijpende structuurwijziging in het Nederlandse politiebestel. Politie hoort dichtbij de lokale gemeenschap georganiseerd te zijn. Daar waar efficiency voordelen te behalen zijn, wordt samengewerkt met andere korpsen. Informatie vanuit de diverse systemen in de politieregio’s wordt voor elkaar ontsloten. De nationale recherche en bovenregionale rechercheteams bestrijden succesvol de criminaliteit op thema’s die de regio’s te boven gaan. Wij zijn de overtuiging toegedaan dat centralisatie van de Nederlandse politie geen goede keuze is.
Succes! Ruud Bik
2
Leeswijzer De visie ‘Samen Alert Werken aan Veiligheid’ van Politie Zuid-Holland-Zuid is sinds 2003 van kracht. In deze visie zijn drie waarden dominant; het behalen van resultaat, op professionele wijze en in gezamenlijkheid. Dit jaarplan is, evenals vorig jaar, volgens deze drie waarden opgebouwd. Resultaten zijn geformuleerd rondom de daling van de aangiftecriminaliteit, de verbetering van de publiekstevredenheid, een vermindering van de overlastplekken en een verbetering van de bereikbaarheid en beschikbaarheid. In het tweede deel komt professionaliteit aan de orde met aandacht voor ontwikkeling van de medewerkers van Zuid-Holland-Zuid en de ontwikkeling van de organisatie volgens de vier hoofdprocessen; intake, noodhulp, opsporing en handhaving. Het effectief inzetten van beschikbare informatie verwoord in het IGP (Informatie Gestuurde Politiezorg) model wordt ook in dit deel beschreven. In het laatste deel komt gezamenlijkheid aan bod. Interne samenwerking tussen de districten en diensten wordt beschreven. Bij externe samenwerking gaat het om shared services met andere korpsen, de participatie van de ketenpartners rondom jeugd en veelplegers en de relatie met gemeenten. Dit korpsjaarplan bevat de doelstellingen en activiteiten op hoofdlijnen voor het korps. De drie districten hebben volgens dezelfde inhoudsopgave van dit jaarplan hun plannen voor 2006 gemaakt. Ook de Divisie Uitvoerings Ondersteuning, de Divisie Recherche Ondersteuning en Dienst Ondersteuning Concern Control hebben hun jaarplannen gebaseerd op de visie ‘Samen Alert Werken aan Veiligheid’.
Met de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie is een prestatieconvenant gesloten. Bovenstaande tabel geeft een aantal afspraken weer, waarop de prestatiebekostiging is gebaseerd. De overige indicatoren zijn opgenomen onder de desbetreffende thema’s in dit jaarplan. In 2006 wordt hieraan het aantal eerstelijns identiteitsonderzoeken (streefwaarde 2006: 735) en tweedelijns identiteitsonderzoeken (streefwaarde 2006: 441) als indicator voor vreemdelingentoezicht toegevoegd. 1. RESULTAAT Min 20 Min 20 duidt op een vermindering van de aangiftecriminaliteit met 20% in 2006 ten opzichte van het peiljaar 2003. Het ziet er naar uit dat deze doelstelling al in 2005 gehaald zal worden. De Politie Zuid-Holland-Zuid streeft ernaar de eenmaal behaalde resultaten vast te houden onder gelijkblijvende omstandigheden.
3
Jeugd De recente ontwikkelingen in de cijfers op het gebied van jeugdcriminaliteit zijn niet gunstig. Indicatoren daarvan zijn de toename van de vernielingen en de toename van het aantal geweldsdelicten onder minderjarigen. Dit wordt ook zichtbaar in een toename van het aantal processen-verbaal voor minderjarigen en het feit dat de helft van de zaken in verband met de ernst daarvan wordt voorgelegd aan de kinderrechter (bron: zelfevaluatie 2004). Ook in 2006 blijven we de aandacht vragen van de partners om samen op te trekken in het jeugdbeleid. Het driemensschap tussen de jongerenwerker, buurtagent en de gemeente is in district Alblasserwaard/Vijfheerenlanden operationeel en blijkt vruchten af te werpen. Er zijn korte lijnen ontstaan, waardoor de drie disciplines snel kunnen handelen als er een overlastsituatie ontstaat. Repressie en preventie gaan hand in hand. In 2006 zal de aandacht voor jeugd vooral uitgaan naar de onderwerpen schoolveiligheid, de aanpak voor jeugdgroepen en de doorlooptijden van de zaken naar het Openbaar Ministerie en Bureau Halt. Het resultaat van het project ‘schoolveiligheid’ moet zijn dat elke buurtagent contact heeft met alle scholen voor basis- en voortgezet onderwijs in het gebied en dat probleemscholen in beeld zijn gebracht. Een voorwaarde is dat een school een veiligheidsplan heeft en dat er afspraken zijn met de gemeente of in de districtelijke driehoek. Met de school worden op maat afspraken gemaakt over de inhoud van de bijdrage van de politie. Deze aanpak komt in de plaats van het Schooladoptieplan (SAP). Alle jeugdgroepen (hinderlijk, overlastgevend en crimineel) worden in beeld gebracht en de leden worden ingevoerd in het nieuw te implementeren Jeugd Informatie Systeem. Een goed gevuld actueel en systeem geeft de politie een uitstekende informatiepositie. Per district wordt per wijkteam minimaal een hinderlijke groep aangepakt, op voorwaarde dat andere partijen hiervoor ook inzet leveren. Het gaat daarbij om de gemeenten en het jongerenwerk. Bovendien zal per district, indien aanwezig, een overlastgevende groep worden aangepakt door de Politie Zuid-Holland-Zuid en Openbaar Ministerie (OM). De criminele groepen krijgen natuurlijk topprioriteit van politie en OM. Inmiddels is er in ons korps divers maatwerk voor specifieke groepen gedefinieerd: veelplegers, risicojongeren, high potentials, jong volwassenen en ITB-criem. Voor deze groepen zijn verschillende convenanten afgesloten met meerdere partijen. Het is van groot belang dat deze groepen en de daarbij behorende procedures eenduidig worden gedefinieerd.
4
Door kortere doorlooptijden van jeugdzaken worden jongeren snel en effectief aangepakt als zij strafbare feiten hebben gepleegd. Als norm geldt dat ’80% van alle jeugdzaken binnen 30 dagen is afgehandeld’. Deze norm zal in 2006 worden gerealiseerd. Het jeugdketenoverleg levert een belangrijke bijdrage aan de verbetering van deze doorlooptijden en ook aan de afhandeling van gecompliceerde jeugdzaken door speciale medewerkers bij de recherche. Deze doelstelling uit het prestatiecontract met de Minister van Binnenlandse Zaken heeft de afgelopen drie jaar al veel aandacht gekregen. Het project ‘Stuur jeugd niet weg zonder overleg’ heeft geleid tot een betere garantie van eenduidige afhandeling van jeugdzaken, toename van het aantal doorverwijzingen naar het Jeugdpreventieteam (JPT) en verhoging van het aantal voorgeleidingen en inverzekeringstellingen. Dit wordt in 2006 voorgezet. Het Jeugdpreventieteam is vanwege de succesvolle samenwerking met Bureau Jeugdzorg de projectstatus ontgroeid en wordt vanaf 2006 als een structurele voorziening binnen de politie en Bureau Jeugdzorg uitgevoerd met financiering door provincie en gemeenten.
Geweld in de publieke ruimte Plegers van geweld kunnen rekenen op hoge pakkans. Iedere aangifte van geweld met opsporingsindicatie wordt opgepakt. Het oplossingspercentage is gesteld op meer dan 50%, zodat de kans dat een dader aangehouden wordt groter is dan dat de dader vrij rond blijft lopen. Niet alleen de daders van geweld worden gezocht, ook de slachtoffers van geweld krijgen onze aandacht. Er is een schadebemiddelingscluster bij het OM, dat schadebemiddeling tot stand brengt tussen de pleger en het slachtoffer, het liefst nog voordat een dossier in de politiefase wordt afgesloten. Als de verdachte tijdens het verhoor aangeeft bereid te zijn en in staat is de schade te vergoeden, dan krijgt het slachtoffer na aangifte een Slachtoffer Inventarisatie Formulier (SIF). Daarop wordt de materiële en immateriële schade vermeld en ook kan het slachtoffer aangeven of hij of zij van de voortgang van het strafproces op de hoogte wil worden gehouden. In 2005 zijn 180 SIF’s verzonden. In 2006 worden dat er ongetwijfeld meer, omdat het nieuwe informatiesysteem bij het OM, het Geïntegreerd Proces Stafrecht (GPS), pas zaken opneemt, wanneer in de voorfase een SIF is verzonden.
5
Een piek in geweldsdelicten is te vinden in de weekenden tijdens het uitgaan en na sluitingstijd. Het korps organiseert extra toezicht op deze tijdstippen in die uitgaansgebieden, waar het geweldsrisico groot is. Er wordt gewerkt met flexibele horecateams in combinatie met het Openbare Orde Team (OOT) om extra capaciteit te genereren. Op horecaondernemers wordt een beroep gedaan om samen de overlast te beperken en aan te pakken. Goede voorbeelden in de gezamenlijke aanpak zijn de ‘Suswachten’ in Sliedrecht en discotheek Alcazar in Puttershoek Naast het uitgaansgeweld vinden met name in Dordrecht berovingen en overvallen plaats. Daar is ook in 2006 het Berovingen- en Overvallenteam (BOT) operationeel. Bij de Divisie Recherche Ondersteuning (DRO) zijn procescoördinatoren belast met straatroof en overvallen om ervoor te zorgen dat verdachten snel opgespoord kunnen worden. Door hen is een landelijk dekkend netwerk opgebouwd met collega’s en diensten die deskundig zijn. Trends en (landelijke) ontwikkelingen worden snel in kaart gebracht. Tevens worden goede initiatieven van andere politieregio’s nauwlettend gevolgd en eventueel binnen de politieregio Zuid-HollandZuid geïmplementeerd. Huiselijk geweld, kordaat optreden voor slachtoffers en daders Hoewel sprake is van een groot dark number (88% van het huiselijk geweld wordt niet gemeld), valt 23% van de aangiften bij de politie van geweld, onder huiselijk geweld. Politie heeft veel geïnvesteerd in opleidingen en in eenduidige registratie van huiselijk geweld. Dit korps heeft daarin een landelijke voorhoede positie. In 2006 is in onze regio een interventieteam, onder regie van gemeenten, operationeel om direct hulp te bieden aan de daders en slachtoffers van huiselijk geweld na de uitbarsting van het geweld. Bij de inzet van de politie bij meldingen van huiselijke geweld is het landelijk protocol huiselijk geweld van toepassing. Zonodig intervenieert de vakadviseur huiselijk geweld, wanneer een zaak van huiselijk geweld niet goed wordt opgepakt. De afspraken uit het protocol worden periodiek gemonitored in het Regionaal Veiligheidsoverleg en de managementrapportages.Voorbeelden van indicatoren zijn: • aantal incidenten huiselijk geweld; • aantal aangiften huiselijk geweld; • aantal dossiers huiselijk geweld; • aantal sepots huiselijk geweld. De afgesloten dossiers huiselijk geweld worden twee keer per jaar met het Openbaar Ministerie doorgesproken om de kwaliteit van de dossiers verder te verbeteren. Veelplegers
6
Het bureau veelplegers is succesvol en blijft als een reguliere, regionale voorziening voortbestaan. De aanpak rond veelplegers wordt verbeterd. Aandachtspunten zijn; • Verbetering van adoptie door buurtagenten. De doorontwikkeling van de GPF naar wijkpolitie met aanstelling van meer buurtagenten moet (getuige de ervaringen in de proeftuin) leiden tot betere resultaten in de adoptie van veelplegers; • Verbetering van nazorg na detentie door ketenpartners zoals gemeenten en reclassering. Hiertoe is in 2005 een convenant Nazorg veelplegers gemaakt dat in 2006 zijn vruchten moet gaan afwerpen. • Toepassen van gebleken succesvolle interventies (door een ketenpartner) op andere zeer actieve veelplegers. • Toepassen van gebleken succesvolle werkwijze die door andere politiekorpsen worden toegepast. Het aantal zeer actieve veelplegers dat actief gevolgd wordt, zal ook in 2006 groter zijn dan in 2005, omdat steeds weer ingespeeld kan worden op actualiteit en ontwikkelingen. Elk kwartaal wordt in overleg met het OM besloten wie worden toegevoegd aan de lijst van zeer actieve veelplegers. Ook wordt met het OM elk kwartaal bekeken wie van de lijst wordt afgevoerd, omdat niet meer aan de criteria van zeer actieve veelpleger wordt voldaan. Met name ten aanzien van minderjarige veelplegers geldt het principe dat de jongste het eerst aan de beurt zijn. Naar verwachting zullen eind 2006 175 zeer actieve veelplegers behandeld zijn sinds de start van het project in 2003. In 2006 wordt de toepassing van de ISD-maatregel (Instelling voor Stelselmatige Daders conform artikel 38 m Sr) uitgebreid. Het aantal beschikbare plaatsen voor deze maatregel groeit van 6 naar 16. Al deze 16 plaatsen worden zo spoedig mogelijk bezet door een zorgvuldige selectie uit de ruim 200 zeer actieve veelplegers. De aanpak en de resultaten zullen bij voortduring in- en extern worden gecommuniceerd. Naar de beleidsmakers zullen stelselmatig signalen worden verzonden van die zaken die als een beletsel in de aanpak worden beleefd. OM en politie zijn er in geslaagd om een kordaat samenwerkingsmodel te ontwikkelen. Wil dit leiden tot structureel succes, dan moeten reclassering en gemeenten hun verantwoordelijkheid in de nazorg nemen.
Veelvoorkomende criminaliteit Het korps streeft naar een forse daling van aangiften. Bij een gelijkblijvende aangiftebereidheid is het doel te komen tot, in ieder geval, 20% minder aangiften. Om deze vermindering te kunnen realiseren wordt capaciteit ingezet op de veelvoorkomende criminaliteit, zoals auto-inbraken, brom- en fietsendiefstal, vernielingen, autodiefstal en zakkenrollen. Districten hebben veel initiatieven genomen om de criminaliteit omlaag te brengen. In district 1 is het targetteam actief, dat dagelijks op straat is om de veelplegers op de hielen te zitten. Buurttoezicht wordt georganiseerd samen met gemeenten en inwoners om ervoor te zorgen dat
7
het veiliger wordt in de woonomgeving. Deze vorm van extra toezicht zorgt voor vermindering van de criminaliteit en voor verbetering van het veiligheidsgevoel. In het district Hoeksche Waard worden zeer regelmatig veiligheidscontroles gehouden op de in- en uitvalswegen. De Politie Zuid-Holland-Zuid benadert automobilisten, wanneer zij kostbare spullen in de auto laten liggen. De gelegenheid maakt immers de dief. Volgend jaar vraagt de politie via autobedrijven aandacht voor ‘Niets erin, Niets eruit’. Het aantal vernielingen verminderen blijkt erg lastig. Het is meestal de ‘eigen jeugd’ die uit verveling of uit baldadigheid vernielingen pleegt. Het is belangrijk dat burgers 112 bellen wanneer zij de vandalen aan het werk zien. De meldkamer prioriteert deze heterdaadmeldingen hoog en met spoed wordt de noodhulp er op af gestuurd, zodat de pakkans het grootst is. Op basis van de meldingen en aangiften worden ‘stippenkaarten’ gemaakt. Die plaatsen worden gemarkeerd waar veel vernielingen plaatsvinden. Op basis van deze analyses wordt capaciteit en zo mogelijk innovatieve technieken (zoals cameratoezicht of virtuele hekwerken) ingezet om de daders op te sporen.
Heling De aanpak van heling in onze regio is een aandachtspunt. Er is een relatie tussen volumecriminaliteit en heling. Bij fietsendiefstal en autoinbraken is veelal sprake van georganiseerde criminaliteit, die moet worden doorbroken. Met de inhoudelijke kennis van de regionale opsporingsdeskundigen wordt gewerkt aan een, op de districten toegesneden, plan van aanpak om helingpraktijken een halt toe te roepen. Per district wordt, met ondersteuning van DRO, tenminste één groot helingonderzoek ingezet. 2. Programma 'Plus10': Jij bepaalt het beeld!
8
De Politie Zuid-Holland-Zuid streeft al jaren naar een hogere tevredenheid van de inwoners van Zuid-Holland-Zuid over de politie. Het strategische doel is een stijging van de tevredenheid over het laatste politiecontact met 10 procent te bereiken ten opzichte van 2003. Na enkele jaren van daling neemt sinds 2004 de tevredenheid over dit laatste contact weer toe, aldus de politiemonitor bevolking. % (zeer) tevreden over laatste politiecontact
68% 66% 64% 62% 60% 58% 56%
93
95
97
99
01
03
04
05
Doel '06
Eind 2004 heeft de Politie Zuid-Holland-Zuid een programma opgesteld waarin voor verschillende publiekscontacten concrete acties zijn opgenomen die een positieve bijdrage moeten leveren aan de publiekstevredenheid. Het programma heeft als uitgangspunt dat elke politiemedewerker zelf verantwoordelijkheid draagt voor de indruk die hij of zij achterlaat tijdens contact met burgers: ‘Jij bepaalt het beeld!’. De doelstellingen van het programma Plus 10 zijn: • •
Bereiken dat burgergerichtheid een grondhouding is in het doen en laten van de medewerkers van de Politie Zuid-Holland-Zuid. Bereiken dat de initiatieven in het kader van burgergerichtheid geprioriteerd en op elkaar afgestemd zijn.
De volgende projecten zijn punt van aandacht in 2006: Terugbellen van melders: De doelstelling is om een aantal specifieke groepen melders telefonisch te informeren: - Aangevers van een melding met prioriteit 1 waar de Surveillancedienst niet binnen 15 minuten ter plaatse kan zijn. - Aangevers van een melding met prioriteit 2 waarop op dat moment geen inzet gepleegd kan worden of waar de Surveillancedienst niet binnen 30 minuten ter plaatse kan zijn. - Melders van een verdachte situatie. Informeren van aangevers over de afloop van hun zaak: Aangevers zijn mensen die de politie op de hoogte te brengen van een strafbaar feit. De Politie Zuid-Holland-Zuid beschouwt het als vanzelfsprekend dat deze mensen geïnformeerd worden over de actie die op basis van hun informatie is ondernomen. Het project heeft tot doel een regionale werkwijze te ontwikkelen en te implementeren voor het informeren van aangevers. Implementatie van het landelijk bejegeningsprofiel:
9
In het landelijke bejegeningsprofiel zijn richtlijnen beschreven voor omgang met burgers, ketenpartners, leveranciers en andere personen of instanties met wie de politie contact heeft. Het bejegeningsprofiel sluit aan bij de missie en visie van de Nederlandse politie. De Politie Zuid-Holland-Zuid kiest ervoor om de aandacht voor dit bejegeningsprofiel te laten aansluiten bij de introductie van het nieuwe uniform. Op deze wijze besteden wij aandacht aan zowel de vorm als de inhoud van de wijze waarop wij ons presenteren. Digitale nieuwsbrief: In 2005 is gestart met het maandelijks verspreiden van een digitale nieuwsbrief onder abonnees. In 2006 ligt de nadruk op het geven van bekendheid aan de nieuwsbrief, het werven van meer abonnees en het op maat maken van de nieuwsbrief voor geografische gebieden. Burgerpanels: Om ideeën van de politieregio te kunnen toetsen en om burgers een adviserende stem te kunnen geven organiseert ieder district twee maal per jaar een burgerpanel. Met behulp van de burgerpanels toetst de Politie Zuid-Holland-Zuid ideeën op het gebied van burgergerichtheid en verzamelt zij informatie over specifieke problemen. 3. VERMINDEREN VAN OVERLASTPLEKKEN Het verminderen van de overlastplekken in de politieregio Zuid-Holland-Zuid is het derde resultaatsgebied. Wat overlast is, is voor een ieder verschillend. De een klaagt sneller dan de ander. Op basis van meldingen van burgers worden de overlastplekken in beeld gebracht. In district Hoeksche Waard worden bellers van overlast altijd teruggebeld om te vertellen wat de politie met de overlastmelding heeft gedaan. Het zijn bijna altijd de hangplekken, die voor overlast zorgen. Voor een effectieve bestrijding van overlast is het nodig dat met andere partners een handhavingstrategie wordt gemaakt. Het jongerenwerk, de toezichthouders van de Stichting Veiligheid en Toezicht en de stadswachten zijn daarin belangrijke partners voor de politie. De afgesproken handhavingstrategie wordt vervolgens ingevoerd als afspraak op locatie in het Bedrijfsprocessensysteem. Als er een overlastmelding komt, dan kan de politie eenduidig optreden conform de afgesproken strategie. Het moet niet uitmaken of de noodhulp of de wijkpolitie langs komt, er is eenduidigheid in repressief optreden. Echter, een gelijktijdige inzet van bijvoorbeeld bestuur of andere verantwoordelijke partners zijn van groot belang. Het spreekwoordelijke ‘blauw verven’ is een te magere strategie om de overlastplekken structureel aan te pakken in een gemeente. Gebleken is dat het kennen en gekend worden van de overlastgevers door de Politie Zuid-Holland-Zuid belangrijk is om effectief te kunnen optreden. Het korps professionaliseert het digitale fotoboek van de overlastgevende jeugd in de vorm van een Jeugd Informatiesysteem op Intranet. In district 2 krijgen ouders een brief, waarin staat vermeld dat hun zoon of dochter zich bevindt op overlastplekken. Er wordt een beroep gedaan op de ouders hun kinderen aan te spreken op hun overlastgevend gedrag. Eventueel wordt doorverwezen naar het jeugdpreventieteam (JPT) om ouders en kinderen te ondersteunen in het bijsturen van het overlastgevend gedrag.
10
4. VERBETEREN VAN BEREIKBAARHEID EN BESCHIKBAARHEID Er komen vaste openingstijden voor de bureaus van de wijkpolitie en burgers kunnen 24 uur per dag voor aangiften en meldingen terecht op de districtsbureaus in Gorinchem, Dordrecht en Oud-Beijerland. Via internet kan ook aangifte worden gedaan. In 2006 wordt de digitale dienstverlening via www.politie.nl/zuid-hollandzuid uitgebreid met onder andere de mogelijkheid tot het doen van nietspoedeisende meldingen. De telefonische bereikbaarheid van 0900-8844 en 112 blijft ook in 2006 een prioriteit. De onderstaande doelstellingen voor de telefonische bereikbaarheid zijn vastgesteld in het prestatieconvenant met BZK en Justitie.
De belangrijkste vorm van beschikbaarheid voor burgers is de reactietijd na melding bij de gemeenschappelijke meldcentrale. Als doelstelling geldt dat de noodhulp in 95% van de gevallen binnen 15 minuten na een prioriteitsmelding ter plekke is. De werkprocessen worden zo georganiseerd dat altijd een snelle opvolging van meldingen mogelijk moet zijn. De inzet van de eenmenssurveillance in de noodhulp, bij meldingen zonder verwachte gevaarssetting, moet een positieve bijdrage leveren aan de scherpe doelstelling van 95% binnen 15 minuten.
Overige doelstellingen
11
Zware en georganiseerde criminaliteit Het regionaal dreigingsbeeld, met een blik op de zware en georganiseerde criminaliteit, steunt de Divisie Recherche Ondersteuning (DRO) in het richting geven aan de professionaliteitontwikkeling en een gerichte probleemaanpak in de politieregio Zuid-Holland-Zuid. Specifieke problemen worden met politie-inzet binnen de regio, bovenregionaal of landelijk opgepakt. Waar nodig wordt op specialistische onderdelen samengewerkt om voldoende kritische massa te realiseren. Daartoe kan worden opgeschaald door samenwerkingsarrangementen tussen verschillende regionale eenheden (korpsen), bijvoorbeeld de bovenregionale rechercheteams, of functionele onderdelen die op landelijke schaal die zijn ondergebracht binnen het KLPD, zoals de Nationale Recherche. In alle gevallen moet daarbij een optimale samenwerking en open informatie-uitwisseling met de wijkpolitie zijn gegarandeerd. In het jaar 2006 staan zes speerpunten centraal. De speerpunten zijn vormen van criminaliteit die met voorrang aangepakt moeten worden; de beslissing om ze aan te pakken ligt echter niet bij de divisie zelf, maar bij het Regionaal Recherche Acquisitieoverleg (RRAO) onder voorzitterschap van het Openbaar Ministerie. De speerpunten zijn: - Migratiecriminaliteit; - Terrorisme; - Kinderporno; - Cocaïne en heroïnesmokkel en -handel; - Wapenhandel /-smokkel /-bezit; - Corruptie.
12
Naast de inhoudelijke speerpunten kent de Politie Zuid-Holland-Zuid zeven aandachtsgebieden waarover op dit moment te weinig informatie voorhanden is. De Politie Zuid-Holland-Zuid zet gericht capaciteit in om de informatie over onderstaande aandachtsgebieden te verbeteren. - Bruggenbouwers en criminele makelaars; - Verwevenheid onder- en bovenwereld; - Witwassen; - Variatie in criminele samenwerkingsverbanden; - Offensieve afscherming; - ICT-piraterij; - Overlastgevende en criminele (allochtone) jeugd. Het inkleuren van deze aandachtsgebieden is een doorgaand proces dat niet start in januari en eindigt in december. In afstemming met het Openbaar Ministerie vindt met regelmaat sturing plaats op het informatie-inwinningsproces. Momenteel zijn in de regio 38 criminele samenwerkingsverbanden (CSV) actief, verdeeld over de drie districten. Er is sprake van een crimineel samenwerkingsverband wanneer wordt samengewerkt door meer dan 2 personen die weloverwogen en systematisch misdaden plegen met ernstige gevolgen voor de samenleving. Hieronder vallen de (zware) georganiseerde- en groepscriminaliteit. CSV’s houden zich voornamelijk bezig met: vermogenscriminaliteit, voertuigcriminaliteit, hennepteelt, harddrugs, wapenbezit, witwassen en koerieren. Door een gerichte aanpak zal de Politie Zuid-Holland-Zuid de activiteiten van de samenwerkingsverbanden zoveel mogelijk verstoren en waar mogelijk de leden achter de tralies te krijgen. De Bovenregionale Recherche (BR), een samenwerkingsverband met de regio Rotterdam-Rijnmond, levert aan het verstoren van criminele samenwerkingsverbanden haar bijdrage. De BR is voor 80% actief op de onderwerpen die genoemd worden in de jaarplannen van beide regio's. Het BR zal in 2006 de milieucriminaliteit voortvarend aanpakken met de uitbreiding in 2005 van het Interregionaal Milieu Team (IMT). Terrorisme DRO heeft een centrale rol in de informatiehuishouding rond de aanpak van terrorisme. De coördinatie van informatie ligt primair bij DRO waarvan de chef op regionaal niveau de rol vervult van Regionale Informatiecoördinator (RIC). De RIC is de schakel tussen de nationale informatiecoördinatie en de rest van de regio en wordt direct ondersteund door de Infodesk, de Regionale Inlichtingendienst (RID), de Regionale Criminele Inlichtingeneenheid (RCIE) en analisten van de Informatie en Coördinatiecentra (ICC’s). De RIC is verantwoordelijk voor de verzameling, veredeling en analyse van alle (regionale en districtelijke) informatie op het gebied van terreur, en het op basis hiervan adviseren over welke activiteiten ondernomen moeten worden. Naar aanleiding van terroristische dreigingen en radicalisering, zoals in het buitenland de aanslagen op New York, Madrid en Londen, maar ook in eigen land de moord op Theo van Gogh, is binnen de politieregio Zuid-Holland-Zuid een ‘terreurbox’ opgericht. Deze box maakte het mogelijk om adequaat en vroegtijdig in te spelen op veranderende omstandigheden en dreigingen in de maatschappij. Om tot een noodzakelijke borging van deze ontwikkeling te komen, wordt aangesloten op de landelijk ontwikkeling van een ‘infobox’. In deze ‘infobox’ wordt op het gebied van radicalisering en islamistisch terrorisme de deling van informatie
13
uit, aan de ene kant het inlichtingenproces en aan de andere kant het opsporingsproces geoptimaliseerd. Deze ontwikkeling sluit aan bij het proces van Informatie Gestuurde Politie (IGP) en de lopende processen van informatieverwerking. Het brengt informatie uit verschillende afdelingen van de organisatie samen. Voor het aanleveren van informatie ligt een belangrijke taak bij de wijkpolitie; zij zijn immers de ogen en oren van de politie in de gemeenschap. De informatiestroom die zij op gang brengen kan doorwerken tot het landelijk en zelfs het Europese niveau.
14
PROFESSIONALITEIT
Na de totstandkoming van de visie “Samen Alert Werken aan Veiligheid” is veel energie gestoken in het resultaatgericht werken. Het sturen op -20% minder aangiftecriminaliteit ten opzichte van 2003 is bij een ieder bekend, blijkt uit de zelfevaluatie van de kwaliteitscyclus. In 2005 is veel energie gezet op het verbeteren van de burgertevredenheid, het programma Plus 10. 2006 wordt het jaar waarin het verder professionaliseren van de organisatie tot speerpunt wordt verheven. De chef van Dienst Ondersteuning Concern Control heeft professionaliteit in zijn portefeuille. Het verder professionaliseren heeft te maken met de wijze waarop ieder individu zijn of haar vak uitoefent en met de doorontwikkeling van de organisatie van het korps langs de lijnen van procesgericht werken. Vakmanschap De Nederlandse politie werkt vanuit de missie: ‘Waakzaam en dienstbaar staat de politie voor de rechtsstaat’. Het motto van elke politiemedewerker is: ‘waakzaam en dienstbaar’. De politie staat 24 uur per dag, zeven dagen in de week in de frontlinie van de samenleving, waar collega’s conflicten beslechten en veiligheidsproblemen willen helpen oplossen. Dit vereist een grote mate van deskundigheid van individuele agenten op straat. Zij dienen vanuit hun professionele achtergrond te komen tot een beoordeling van de situatie en bepalen in beginsel zelf welke van de beschikbare handelingsalternatieven in een gegeven situatie het beste gebruikt kunnen worden. Dat kan variëren van een streng repressief optreden tot een bemiddelend gesprek. Goed, bijdetijds opgeleid personeel is een voorwaarde om professioneel te kunnen werken, maar ook het stimuleren van eigen initiatief, het flexibel, integer en creatief in kunnen spelen op nieuwe situaties, het willen en kunnen uitproberen van nieuwe tactieken en technieken. In 2006 worden in het kader ‘deskundigheidsontwikkeling in de breedte, en expertise ontwikkeling in de diepte’, voor een aantal specifieke onderdelen onderstaande activiteiten ondernomen. Mobiliteit wordt bevorderd, zoals in de nota ‘Doorstroom in beeld’ is opgenomen. In deze nota is het ontwikkelde personeelsbeleid van de afgelopen jaren overzichtelijk gebundeld en geactualiseerd. Bij de uitvoering van vastgestelde functietermijnen wordt in 2006 met ruim 80 medewerkers een loopbaangesprek gehouden. De in het verlengde hiervan gelegen verplaatsingen zorgen voor een bredere geografische, organisatorische en/of inhoudelijke oriëntatie, waardoor het vakmanschap en daardoor de kwaliteit van de uitvoering wordt vergroot. Leiderschap Bijdragen aan veiligheid betekent keuzes maken. Leiderschap is daarbij belangrijk. In 2005 is gestart met een ‘leiderschapsschouw’ in het district Hoekse Waard. Een vernieuwd competentieprofiel met nadruk op ondernemerschap en creativiteit, wordt toegepast bij de beoordeling van het
15
functioneren. Van leidinggevenden wordt verwacht dat zij deze competenties stimuleren bij hun medewerkers. Bij een positieve evaluatie van deze pilot wordt het regionaal uitgerold. Veel collega’s worden opgeleid om hun leiderschapskwaliteiten verder te ontwikkelen. Zo ronden in 2006 36 seniormedewerkers een voor deze groep ontworpen leergang af. In het kader van Management Development (MD) volgen twaalf deelnemers het oriëntatietraject voor operationeel leidinggevende (MD-O) en starten vijf toekomstige leidinggevenden vanuit een werkervaringplek met een leergang leidinggeven op operationeel niveau (OLL). Twee collega’s starten met een leergang op tactisch niveau (TLL). Voor de functie Officier van Dienst volgen de laatste vijftien leidinggevenden een monodisciplinaire en 56 een multidisciplinaire training. Daardoor wordt de kwaliteit van leidinggeven in kritieke situaties zowel binnen het eigen werkgebied als met partners in veiligheid bevorderd. Voor toekomstig onderhoud van deze competenties wordt een virtueel oefenprogramma aangeschaft. Vier medewerkers volgen een opleiding voor een leidinggevende functie binnen de Mobiele Eenheid. Basisopleidingen In de training basisbevoegdheden wordt aandacht geschonken aan een juiste beroepshouding en kennis van bevoegdheden. In 2006 hebben 600 collega’s deze training gevolgd en er wordt voldaan aan de doelstelling om eenmaal in de drie jaar een toets op het gebied van basisbevoegdheden te behalen. Om de kennis op peil te houden volgen alle 900 bewapende politieambtenaren zes Integrale Beroepsvaardigheid Trainingen (IBT). Politie Zuid-Holland-Zuid, besteedt als eerste korps, naast de technische vaardigheden, speciale aandacht aan crisiscommunicatie. Dit betreft vaardigheden bij het communiceren en optreden in hectische situaties waarbij naast de vakinhoudelijke kennis omgegaan moet worden met eigen en andermans emoties. Bij een dergelijk optreden dient naast de zorg voor eigen en andermans veiligheid ook aandacht te zijn voor een correcte bejegening. Deze basis wordt later uitgebouwd met specifieke kennis en vaardigheden van andere culturen. Integriteit De samenleving bekijkt het optreden van de politiemedewerkers kritisch. Politieambtenaren beschikken over speciale bevoegdheden en burgers stellen terecht hoge eisen aan de zorgvuldige toepassing van die bevoegdheden. In 2006 ligt de focus op de “bewustwording van integer gedrag”. Een integriteitprogramma wordt daarvoor ontwikkeld. Iedere collega zal zich bewust moeten zijn, dat hij of zij als politiefunctionaris 24 uur in een glazen huis leeft. Integriteit moet een ‘levend’onderwerp zijn, zodanig dat. collega’s elkaar meer dan voorheen aanspreken op gedrag en houding. Alleen dan is het veranderen van sociale normen en individuele attitude mogelijk en kan fout gedrag zo veel mogelijk voorkomen worden. Om het bespreekbaar maken te faciliteren komen er beroepscodes per afdeling of tak van dienst met concrete voorbeelden en afspraken.
16
Bureau Interne Zaken besteedt in 2006 meer tijd aan het geven van voorlichting over de taken en bevoegdheden van dit bureau en de gevolgen van niet-integer gedrag voor de individuele ambtenaar en voor het imago van het korps. Diversiteit Onze multiculturele samenleving vraagt om een voortdurende oriëntatie op de juiste bejegening. Evenals voorgaande jaren wordt geïnvesteerd in basiskennis van andere culturen. Zonder kennis van cultuur en specifieke geloofsovertuigingen is het moeilijk als politie een vertrouwenspositie te verwerven en een geaccepteerde partij te zijn of te worden bij het samen oplossen van problemen. Vooral bij cultuurgerelateerde (gewelds)misdrijven is dat het geval. Allochtone studenten krijgen een allochtone coach, die hen helpt hun weg te vinden binnen ons korps. De allochtone collega’s van de Werkgroep Multiculturele Diversiteit vormen een helpdesk voor collega’s. Diverse opleidingen ter ondersteuning van de ontwikkelingen in het korps - buurtagent De introductie van 37 buurtagenten versterkt de lokale inbedding, zij gaan een op maat gesneden leergang volgen om hun rol als buurtagent te kunnen waarmaken. De buurtagenten zorgen voor een versterkte informatiepositie en bevorderen de samenwerking met partners in veiligheidsprogramma’s. Bovendien zijn ze in staat signalen uit de wijk op het gebied van veiligheid, criminaliteit en terreur te herkennen en op de juiste wijze te delen met andere onderdelen van het korps. Naast gebiedsgebonden werken komt de nadruk meer te liggen op de oriëntatie op infrastructurele knooppunten, waar verkeer, informatie en financiën samenkomen. Dit betekent dat de politie gerichter aandacht besteed aan die knooppunten. De daarbij passende inzetstrategie komt aan bod in een training voor alle medewerkers van de wijkpolitie en de noodhulp. - noodhulp In de noodhulp en binnen het gebiedsgebonden werk worden briefing en debriefing doorontwikkeld in het kader van Informatie Gestuurde Politie (IGP), waarover later meer. Voor de ‘briefers’ wordt een relevante training ontwikkeld en georganiseerd. Ook komt dit onderwerp binnen de IBT terug. Medewerkers binnen de noodhulp moeten in staat zijn ernstige aanrijdingen goed af te handelen. Dit komt tot uiting in de aanwijzing voor artikel 6 WVW door de Procureurs Generaal, waarin bijzondere nadruk wordt gelegd op het onderzoeken en vastleggen van sporen. De afgelopen periode hebben 84 medewerkers een relevante opleiding gevolgd en ook in 2006 zullen nog 13 nieuwe medewerkers worden opgeleid. In samenwerking met reeds opgeleide specialisten van de Regionale Verkeersondersteuning is dit proces geborgd. Ook komt voor surveillanten in de noodhulp een raster van vaktechnische
17
competenties beschikbaar, waardoor duidelijkheid komt in de gewenste competenties in de diverse functies. - opsporing Het in 2005 gestarte inwerktraject voor startende rechercheurs wordt voorlopig in 2006 voortgezet en in dat jaar ook geëvalueerd. De opzet is kennismaking met een groot scala aan opsporingsfuncties en afdelingen. Met 20 collega’s binnen de opsporing wordt gestart met een pilot voor de ‘profcheck opsporing’, een landelijk traject waarbij bijzondere opsporingsmethoden aan de orde komen. 22 collega’s volgen de Cursus Algemene Recherche (CAR), zodat zij inhoudelijk goed zijn voorbereid op de opsporingswerkzaamheden in hun (nieuwe) functie. In 2006 krijgt elke recherchemedewerker twee kennisdagen, waarbij de actuele ontwikkelingen op het gebied van opsporing worden behandeld. Het achterhalen van digitale informatie, bijvoorbeeld uit GSM’s en het blijven volgens van technologische ontwikkelingen is in het kader van opsporing erg belangrijk. Om hier adequaat mee om te kunnen gaan, worden rechercheurs getraind in digitale aspecten in de opsporing. Eind 2006 hebben in totaal 58 collega’s deze training gevolgd. In 2006 is 60% van de doelgroep ingevoerd in dit onderwerp. Ook andere vormen van techniek doen steeds meer hun intrede op het gebied van toezicht (cameratoezicht) en opsporing (kentekenleessysteem). Verwerking en bewerking van deze gegevens vereist specifieke kennis en vaardigheid. Daar waar mogelijk, worden deze competenties aan de betreffende medewerkers bijgebracht. Voor meer specifieke kennis kan een beroep worden gedaan op specialisten. Op het gebied van specialisme binnen de technische opsporing vertalen ontwikkelingen zich in een verschuiving van taken van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) naar de Technische Recherche in onze regio. Om deze functionaliteiten goed in te kunnen vullen, volgen medewerkers relevante opleidingen. Naast de drie medewerkers die een reguliere postinitiële leergang volgen, worden in 2006 vier medewerkers opgeleid voor onderzoek naar biologische sporen (DNA), waardoor het totale aantal hiervoor gekwalificeerde medewerkers op vijf komt. Er wordt een kerndocent opgeleid op het gebied van letselschade, die deze kennis ‘doorleert’ aan collega’s en een medewerker wordt in samenwerking met het NFI opgeleid voor 3D fotografie en scanning. Hierdoor is het mogelijk om in 2006 vanuit de Technische Recherche werkprocessen met betrekking tot fotografie, dactyloscopie, afname DNA, uitlezen mobiele telefoons en beeldregistratie beheersmatig te ondersteunen. Informatiegestuurde politie Informatiegestuurde politie (IGP) krijgt in 2006 vorm. Vanuit de pilotclusters volgen alle medewerkers en leidinggevenden na een startbijeenkomst een training van om het concept goed vorm te kunnen geven. Binnen intake en service volgen medewerkers van publieksopvang, wijksecretariaat en politie service centrum (PSC) een trainingsdag zodat zij in het eerste contact optimaal in staat zijn de juiste informatie in te winnen, vast
18
te leggen en door te spelen naar de juiste collega’s. Bij deze contacten wordt ook de klantvriendelijkheid betrokken. Deze trainingsdagen krijgen een periodiek (jaarlijks) karakter. In 2005 zijn medewerkers van de helpdesk opgeleid om in informatiesystemen van omliggende regio’s te kunnen raadplegen. In 2006 worden de eerste stappen gezet om te komen tot één gemeenschappelijk systeem binnen de politie (X-pol). GMC De Gemeenschappelijke Meld Centrale (GMC) is de spil tussen de burger die vraagt om hulp van brandweer, politie of ambulancedienst en speelt een cruciale en coördinerende rol in geval van rampen, zware ongevallen en grootschalige ordeverstoringen. Er wordt veel geïnvesteerd in de kwaliteit van het personeel, de werkruimtes en ondersteunende technologie. Met de in 2005 afgeronde ingrijpende verbouwing is de fysieke inrichting van de werkruimtes aangepast aan de werkprocessen. Tevens zijn er moderne technologieën toegepast op het ICT-domein, radiobediensystemen en kantoorinrichting, waardoor de meldkamer het predikaat ‘state of the art’ verdient. In 2006 is C2000 operationeel. Medewerkers zijn geschoold in het gebruik van deze nieuwe communicatietechniek. Met multidisciplinaire opleidingen wordt gewerkt aan de verdere verbetering van de kwaliteit van het personeel. De medewerkers worden in 2006 ondersteund door een permanent op de GMC werkende kwaliteitsontwikkelaar. Net zoals de executieve collega’s, krijgen ook de centralisten een op maat gesneden IBT met gebruik van simulatietrainingen om de normale routine te oefenen en om goed voorbereid te zijn op calamiteiten. De kwaliteitsontwikkelaar gaat dit verzorgen. Ook is er in 2006 in iedere ploeg een senior centralist werkzaam. Hij of zij is verantwoordelijk voor de eerste coördinatie bij grootschalige en/of multidisciplinaire incidenten. Capaciteitsmanagement De regionale visie op Capaciteitsmanagement wordt in 2006 verder uitgewerkt met aandacht voor de vertaling van de jaarplannen naar concrete activiteitenplannen. De eerder geformuleerde strategische uitgangspunten zoals ‘vraaggericht werken’ en ‘balans tussen bedrijfsvoering en welzijn van individuele medewerkers’ blijven van toepassing. Cruciaal is de afstemming tussen vraag en aanbod: er zijn als het nodig is. Dit vereist een flexibele houding van medewerkers. Leidinggevenden stellen vooraf de te verrichten activiteiten en diensten vast en verbinden hieraan vervolgens de juiste competenties. Zij volgen de uitvoering van de geplande activiteiten actief en prioriteren scherp aan de hand van de actualiteit. Zij hebben daarbij zicht op een aantal control variabelen, zoals verlofstuwmeren, overuren, Arbeidstijdenwetovertredingen en dienstverschuivingen. Op basis van deze gegevens kunnen zij sturen. Binnen dit proces krijgen niet alleen de leidinggevenden een andere rol. Ook de rol van de planners verandert in dit proces. De in 2005 ingezette centralisatie en professionalisering van de planning zal in 2006 doorgevoerd worden. In plaats van sturen, beslissen en prioriteren, ondersteunen planners vooral de leidinggevenden, adviseren ze hen op het terrein van de bestaande regelgeving en roosters samenstellen. De regionale
19
evenementenkalender faciliteert dit proces. Het Capaciteit Management Systeem (CMS) dat ter ondersteuning landelijk aangeboden zou worden, is nog steeds niet afgerond, zodat voorlopig gebruik gemaakt blijft worden van PCS. De activiteiten in het kader van professionaliteit worden bekostigd door op termijn te komen tot een vermindering van het aantal formatieplaatsen ten opzichte van het Budgetverdeelsysteem dat het ministerie hanteert voor de bekostiging van de politiekorpsen. Ook wordt voor in aanmerking komende trainingen een beroep gedaan op subsidies van het Europees Sociaal Fonds.
20
Professionaliteit: Processen Informatie Gestuurde Politiezorg In 2006 krijgt Informatie Gestuurde Politiezorg (IGP) binnen het korps steeds meer vorm en inhoud. In het district Hoeksche Waard, het wijkteam Zwijndrechtse Waard en Gorinchem wordt gestart met een pilot. Informatie Gestuurde Politiezorg is gericht sturen op informatie met als uiteindelijke doel een beter resultaat, zodat we nog effectiever in kunnen spelen op problemen en risico`s in de samenleving. Informatie gestuurd werken heeft als belangrijkste doelstellingen: (1) het door informatie inzichtelijk maken van en het beter kunnen anticiperen op de problemen in de omgeving/samenleving; (2) een efficiëntere en effectievere aansturing van de eigen organisatie waarin taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden helder zijn; (3) een afgestemde ketensamenwerking met partners; (4) resultaatgericht werken: a. het benoemen van heldere en meetbare doelstellingen; b. behaalde resultaten eenvoudig inzichtelijk kunnen maken. Een van de meest concrete onderdelen van IGP is het proces van briefen en debriefen. Voor 2006 gelden voor briefen en debriefen de volgende doelstellingen: - De briefing dient binnen de Politie Zuid-Holland-Zuid gestandaardiseerd te worden; - De debriefing dient binnen het Politie Zuid-Holland-Zuid ingevoerd en gestandaardiseerd te worden; - Het ICC verantwoordelijk maken voor het voorbereiden van de briefing, waarbij eenduidige, formele criteria worden gehanteerd voor de inhoud van de briefings; geprioriteerde zaken, hotspots, veelplegers, criminaliteitscijfers etc.; - Een leidinggevende eindverantwoordelijk maken voor de briefing en debriefing. De briefing en debriefing is beschikbaar voor de surveillancedienst, de frontdesk, de wijkpolitie en de recherche. Naast de regionale invoering van de briefing en debriefing volgens de IGP-werkwijze, wordt in ieder district met een team van de wijkpolitie gestart met het werken volgens IGP.
21
Deze resultaatgerichte aanpak vereist een andere cultuur, een andere manier van werken en een andere manier van leidinggeven. Daar waar nu vooral vrijheid zit en genomen wordt in de zogenaamde ‘wat-vraag’ zal deze getransformeerd worden naar het geven van ruimte in de permanente ontwikkeling van de ‘hoe-vraag’. Om IGP te laten slagen moet het verzamelen van informatie een hoofdtaak van iedere politieman en -vrouw zijn. Op alle niveaus zullen leidinggevenden de externe gerichtheid van de politie naar behoeften van de samenleving moeten uitleggen. Accountability (aanspreekbaar zijn en verantwoordelijkheid nemen) en het leren van elkaar zijn belangrijke aspecten van deze leiderschapsstijl. Intake De doorontwikkeling van het proces Intake wordt in 2006 vooral vormgegeven door: - het verder verbeteren van de bereikbaarheid (“Wij zijn altijd bereikbaar”) op de bureaus, via de telefoon en via internet en - het verbeteren van de communicatie rond de nazorg (“Wij houden u op de hoogte”). De burger wordt ingelicht over de voortgang van het onderzoek na een aangifte en over de reactie van een melding van een verdachte situatie. Vanuit proces intake is de servicemap ontwikkeld. Deze servicemap wordt uitgereikt bij iedere aangifte. De aangifte en uitgereikte informatie van bijvoorbeeld het Slachtoffer Informatie Punt over de mogelijkheid tot het verhalen van de schade kan erin worden opgeborgen, evenals het kaartje met de naam van de medewerker die de burger geholpen heeft en een uniek nummer van de zaak. Noodhulp Binnen het proces Noodhulp wordt veel aandacht besteed aan het verbeteren van de reactietijden van de prioriteit I- en II-meldingen. Deze meldingen worden continu geanalyseerd, zodat duidelijk is op welke momenten hoeveel capaciteit (noodhulpeenheden) beschikbaar dient te zijn om te komen tot een verbetering van de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de politie. Om de beschikbaarheid en doelmatigheid optimaal te benutten wordt de inzetstrategie onderzocht; hoeveel capaciteit moet direct inzetbaar zijn voor de noodhulp en welke capaciteit kan ingezet worden voor korte afbreekbare projecten. Dit onderzoek wordt nauw verweven met een goede briefing en debriefing. Door inzetstrategie en briefing goed op elkaar af te stemmen wordt bereikt dat medewerkers op een effectieve en efficiënte wijze hun werkzaamheden kunnen verrichten. De eenmenssurveillance (EMS) wordt in 2006 geëvalueerd en bezien wordt voor welke meldingen EMS kan worden toegepast en welke competenties medewerkers moeten bezitten om ingezet te kunnen worden voor EMS. Om het werk binnen het proces noodhulp op professionele wijze te kunnen doen, wordt geïnvesteerd in opleidingen van onder andere de Chef van Dienst en de Officier van Dienst Politie en in het bundelen, toegankelijk maken van actuele, relevante informatie op Intranet. In 2006 treedt de Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen in werking. Deze richtlijn stelt landelijke regels aan het gebruiken van Optische en Geluidssignalen en behelst o.a.: • De criteria waaronder met optische- en geluidssignalen mag worden gereden. Deze criteria zijn een nadere invulling van het begrip ‘dringende taak’; • De prioritering van meldingen en de rol die de meldkamer speelt bij het
22
• •
verlenen van toestemming om met optische- en geluidssignalen te mogen rijden; Het gewenste branchespecifieke gedrag van de chauffeur; De vaardigheden van de chauffeur. In vele gevallen blijkt dat chauffeurs ‘training on the job’ krijgen, hetgeen betekent dat zij vaak voor het eerst met optische en geluidssignalen rijden op het moment dat de eerste melding bij hen binnenkomt. Een aanvullende rij-opleiding wordt ontwikkeld.
Opsporing Het opsporingsproces laat zich de laatste jaren in politie Nederland eufemistisch omschrijven als ‘uiterst dynamisch’. Toegenomen technische opsporingsmiddelen en vooruitgang in de informatietechnologie hebben hun invloed op de opsporingspraktijk. Beide factoren zijn, in combinatie met de toenemende terreurdreiging, de katalysator voor verbeteringen in het opsporingsproces. Het is moeilijk om buitenstaanders de impact aan te geven van de veranderingen voor het dagelijkse politiewerk. Verbeteringen in het opsporingsproces staat binnen de Nederlandse politie onder een landelijke regie. De board Opsporing van de Raad van Hoofdcommissarissen zet de lijnen uit, het programmabureau ABRIO bewaakt de borging in de werkprocessen: - Plaats Delict Management (PDM); - Teams Grootschalig Optreden (TGO); - Observeren; - Infodesk; - Kwaliteitsinstrument Opsporing en Vervolging (KOV); - Professionalisering werkproces Criminele Inlichtingen Eenheid. De aanbevelingen uit het Evaluatieonderzoek in de Schiedammer parkmoord (september 2005) zijn voor politie Zuid-Holland-Zuid aanleiding om in samenspraak met het Openbaar Ministerie te verkennen of het opsporingsproces verbeterd moet worden. Het gaat dan om het organiseren van tegenspraak bij politie en OM om de kans op een tunnelvisie te beperken, het audiovisueel vastleggen van verdachtenverhoren bij kapitale delicten, een goede verslaglegging van het onderzoek, het inrichten van een goede tactische planning om gestructureerd te werk te kunnen gaan, inclusief het inbouwen van toetsmomenten en een betere afstemming tussen het forensisch-technisch onderzoek en het tactisch onderzoek. Naast een toets op de aanbevelingen uit dit onderzoek, worden onderstaande ontwikkelingen in het opsporingsproces in 2006 opgepakt. Tactische opsporing - De Unit Landelijke Interceptie (ondergebracht bij het KLPD) is naar verwachting in juli 2006 gereed. Zij nemen de tapkamer faciliteiten over van de Politie Zuid-Holland-Zuid. - Specialisten in het financieel rechercheren zijn regionaal ondergebracht bij DRO en zullen op regionaal niveau zorgdragen voor het maken van - voordeelsberekeningen in alle gevallen waar ontnemingen mogelijk zijn. DRO begeleidt de ontnemingsprocessen-verbaal door de districten. In het regionaal veiligheidsoverleg wordt het aantal ontnemingsprocessen-verbaal door de districten, DUO en DRO gemonitord. - De Politie Zuid-Holland-Zuid schat in dat videoregistratie in de komende jaren een grotere rol gaat spelen in het opsporingsproces en bereidt zich hierop voor.
23
Forensisch-technisch opsporing (FTO) - Op forensisch-technisch gebied nemen de opsporingsmogelijkheden toe, onder invloed van elkaar snel opvolgende technische ontwikkelingen. Om meer gebruik te maken van (nieuwe) methoden en technieken gaat de FTO van de politie Zuid-Holland-Zuid de samenwerking met het Nederlands Forensisch Instituut intensiveren. Dit gebeurt in het kader van een pilotproject ‘Forensische Samenwerking in de Opsporing’ (FSO) dat in 2004 is gestart en na 2005 geëvalueerd wordt. - Mogelijkheden voor het gebruik van DNA als bewijsmateriaal nemen toe. Het uitontwikkelde werkproces van het NFI wordt als routine in de regio uitgevoerd. Naar verwachting zal differentiatie in werkzaamheden door het land noodzakelijk zijn om aan de kwalitatieve en kwantitatieve ondersteuningsvraag te kunnen voldoen. Informatievoorziening opsporing - De Politie Suite Opsporing (PSO), een geautomatiseerd informatiesysteem, zal in 2006 het eerste ontwikkelingsniveau bereiken. Veranderende werkzaamheden zijn in eerste instantie gericht op de analysefuncties in de ICC’s en de functies bij de infodesk die in staat zijn om informatieverzamelingen in andere regio’s te raadplegen. - Sinds 2005 is het, in het kader van het Proces ZwaCri Uitwisseling (PZU+), voor regio’s mogelijk om direct elkaars digitale ‘informatiebakken’ te bevragen. Het directe inzicht leidt tot een kwaliteitsimpuls voor rapportages en het bepalen van een landelijke kwaliteitsnormering. - De professionalisering van de Infodesk gaat in 2006 onverminderd door. De mogelijkheid om basissystemen van alle regio’s te kunnen raadplegen zal in 2006 leiden tot een evaluatie met mogelijke consequenties voor capaciteit van het ICC van DRO. Daarnaast is het mogelijk dat een aantal medewerkers van de districtelijke ICC’s bovenregionale bevragingen uit kunnen voeren. - Onderdeel van de professionalisering is het vergroten van de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de regionale infodesk (eventueel als gedeelde dienst met Rotterdam-Rijnmond). - Inwinning van informatie over terreurdreiging krijgt een doorontwikkeling met extra aandacht voor de exploitatie van informatie die verzameld is in verschillende informatieregimes (buurtagent, RCIE, RID, reguliere opsporingsonderzoeken). Informatiesturing - Ontwikkeling, implementatie en borging van Informatie Gestuurde Politie (IGP) en daarbinnen Informatie Gestuurde Opsporing (IGO). Concreet gaat het om de implementatie van een basisset van producten, werkwijzen en hulpmiddelen in de regio, op strategisch (het bepalen van beleid), tactisch (het kiezen wat we gaan doen) en operationeel (het uitvoeren van het werk) niveau. Doel is om door beter gebruik van informatie, meer en betere resultaten te boeken, met een effectievere inzet. Chefs ICC vormen de projectorganisatie, de staande organisatie krijgt een centrale rol in het implementatietraject. Opsporingscoordinatie - Bij de Jeugd- en zedenpolitie (JZP) is de kennis van zedenzaken in de organisatie gebundeld. Meer dan in het verleden nemen JZP-ers de rol op zich als deskundige aanstuurders van de zedenzaken die op de districten worden opgepakt. Voor zeden wordt een procescoördinator aangesteld.
24
In 2006 staat de doorontwikkeling van de professionaliteit centraal. De plannen uit het jaarplan van 2005 die nog niet ingevuld zijn, staan in 2006 op de planning voor voltooiing. Het gaat hierbij met name om de doorontwikkeling van de professionaliteit van het leidinggevend kader binnen de recherche en het geven van een kwalitatieve impuls aan verhoortechnieken. Met betrekking tot grotere opsporingsonderzoeken wordt in 2006 een start gemaakt worden met het denken in verschillende handelingsstrategieën. In plaats van een één-dimensionale benadering, waarin voornamelijk gebruik gemaakt wordt van klassieke opsporingsmethoden (zoals telefoontaps en de inzet van het observatieteam) wordt, voorafgaand aan een groter opsporingsonderzoek, in een ‘Scenarioteam recherche-onderzoeken’ bekeken welke creatieve mogelijkheden er zijn om het gestelde doel te behalen. Op deze manier worden verschillende scenario's ontwikkeld voor de aanpak van het onderzoek. Aan het Scenarioteam nemen meerdere disciplines deel, zij kunnen zowel van intern als extern komen, afhankelijk van aard van het onderzoek. Indien beschikbaar, zal gebruik gemaakt worden van ‘best practices’ uit andere korpsen en/of partners. Ook worden evaluaties van rechercheonderzoeken (in relatie tot de rechterlijke uitspraak) gebruikt om te kijken hoe hetzelfde resultaat in de toekomst op een andere/goedkopere manier kan worden bereikt. Dit scenarioteam wordt ontwikkeld binnen de Divisie Recherche Ondersteuning (DRO). Daarnaast krijgt de regionale en districtelijke opsporing in 2006 een kwaliteitsimpuls. De ‘effectiviteitsvraag’ staat hierbij centraal: hoe kan de (schaarse) opsporingscapaciteit zo effectief mogelijk gebruikt worden? Hiervoor is het noodzakelijk dat de opsporing in de regio meer één geheel wordt, onder directe aansturing van de Acquisitieoverleggen. Ook deze overleggen zullen meer één geheel worden, in plaats van vier losse gremia. Niet alleen het keuzeproces dient hiertoe feilloos te verlopen, ook is het noodzakelijk dat het Regionale Recherche Acquisitie Overleg (RRAO) een goed overzicht heeft over de totale recherchecapaciteit in de regio. Het RRAO krijgt hierdoor een meer sturende rol, ook ten opzichte van de districtelijke Aquisitieoverleggen, dan het voorheen had. Handhaving Gezocht wordt naar een efficiënte organisatie van de handhavingsactiviteiten van de politie. Dit kan door het gebruik van technische hulpmiddelen, door een betere organisatie van de interne werkprocessen en door het inschakelen van partners. Gebruik van technische hulpmiddelen • De mogelijkheden van de Personal Digital Assistent (PDA), de hand palmtop worden bekeken. Centrale vraag is of de activiteiten binnen het proces Handhaving effectiever en efficiënter kunnen worden uitgevoerd door dit hulpmiddel. De technische ontwikkelingen gaan snel. Wanneer er een goed systeem is, wordt nagedacht over de toepasbaarheid voor onze politieregio. De ontwikkelingen rondom de invoering van de PDA bij de afdeling Toezicht van de gemeente Dordrecht worden gevolgd. De afdeling Toezicht gaat dagelijks met de PDA op surveillance om gestolen fietsen op te sporen. De politie zorgt voor een up to date bestand van alle gestolen fietsen in onze politieregio. Dit bestand wordt ingelezen in de PDA’s. Mogelijk is deze ontwikkeling toepasbaar voor de andere afdelingen van toezichthouders. • Digitaal Toezicht: Ontwikkelingen op het gebied van slimme camerasystemen zoals agressie detectie, kentekenleessystemen (meer toepasbare mogelijkheden) en virtuele poorten, worden gevolgd. Gedacht wordt aan een
25
pilot in een of meer districten. Uitgangspunt is dat het systeem flexibel moet zijn, dus ingezet kan worden wanneer nodig en verwijderd kan worden indien de problematiek waarvoor het is ingezet sterk is afgenomen. Er wordt niet gedacht aan permanente systemen. In Dordrecht is al cameratoezicht in en rond het NSstation. Interne processen • Protocollen, Procedures en Processen: Het verzamelen en centraal beschikbaar maken via Intranet van de protocollen en procedures die binnen het proces Handhaving gebruikt worden. Wie is verantwoordelijk voor het document en hoe houden wij dat actueel. Voorstel is om na een inventarisatie binnen het proces Handhaving, dit ook binnen de andere processen (Noodhulp en Opsporing) te laten verrichten. Deze inventarisatie helpt bij de opbouw van een nieuw Intranet, waarin alle procedures, protocollen en processen, eenvoudig, eenduidig en volgens heldere en logische structuren zijn gerangschikt. • Kantonzaken: Het produceren van een hulpmiddel waarmee de politie op straat de meest voorkomende APV-artikelen overzichtelijk kan raadplegen bij de uitvoering van haar werkzaamheden. Tevens wordt meer aandacht besteed aan de kwaliteit van de pv’s om onnodige sepots en te lange doorlooptijden te voorkomen. Dit is een voortdurend proces. In district Dordrecht/Zwijndrechtse Waard is een pilot gestart, dat als model kan dienen voor de politieregio. Inzet van partners • Overlast woonomgeving: Na de aanpassing van het artikel in de APV (in alle gemeenten van onze politieregio) kan een uniform plan van aanpak gemaakt worden. Jaarlijks wordt te veel en te lang politiecapaciteit ingezet om problemen als geluidsoverlast te handhaven. Door afspraken te maken met woningbouwverenigingen, gemeente, justitie en politie, wordt de politie-inzet aanzienlijk verminderd en wordt de handhaving strakker weggezet, waarbij notoire overlastplegers die via een kort geding uit hun woning gezet kunnen worden. Een regionale aanpak voor het aanleveren van rapportage om ontruimingen mogelijk te maken wordt in dit plan betrokken. De politieregio IJsselland heeft met succes een plan van aanpak ingevoerd. Dit model kan de basis zijn voor een regionale aanpak. • Jeugd Aanpak: In de wijk Sterrenburg in Dordrecht is een Integrale Aanpak overlast jeugd gestart. Dit heeft geleid tot een spectaculaire afname van de overlast. Gekeken gaat worden of dit model regionaal kan worden toegepast. Alle partners in veiligheid hebben een eigen verantwoordelijkheid binnen dit plan, maar met een gezamenlijk doel: leefbare en veilige wijken, waarbij de overlast tot normale proporties wordt teruggebracht welke voor alle partijen aanvaardbaar is. • Directe verantwoording aan burgers: met als doel transparantie van het politiewerk en verantwoording afleggen over de gemaakte afspraken. Niet alleen door politie, maar ook door andere overheden. Gedacht wordt aan het model 'Donner' gesprekken in de politieregio Rotterdam-Rijnmond (centrum). Naast regionale ontwikkelingen binnen het proces Handhaving loopt er ook een aantal landelijke projecten. Vanuit het CIP worden een aantal gebieden genoemd waarop verbeteringen/ontwikkelingen zullen plaatsvinden. Deze projecten kunnen van invloed zijn op de prioritering van de werkzaamheden van de Stuurgroep Handhaving.
26
GEZAMENLIJKHEID Externe Samenwerking Met andere korpsen De Nederlandse politie ontwikkelt zich steeds meer tot één concern. In 2004 hebben alle korpsbeheerders de verantwoordelijkheid op zich genomen om Shared Services binnen de Nederlandse politie te bevorderen. Onder aansturing van de Raad van Hoofdcommissarissen is hiertoe een denkkader ontwikkeld. De eerste haalbaarheidstudies zijn inmiddels uitgevoerd. Gedachtevorming en uitvoering op een aantal onderwerpen is gaande. Shared Services is een thema dat op verschillende niveaus, landelijk en provinciaal en interregionaal, uitgevoerd kan worden. In 2005 hebben de regio’s Zuid-Holland-Zuid en Rotterdam-Rijnmond uitgesproken dat zij bereid zijn op maat gesneden samenwerking te gaan onderzoeken. Standpunt hierbij is, dat samenwerking geen doel op zich vormt. Per kansrijk proces dient steeds een afweging gemaakt te worden of samenwerking gaat plaatsvinden en de vorm waarin dit dient te gebeuren. Uitgangspunten voor mogelijke samenwerking zijn: • bevordering veiligheid burgers; • efficiency; • kwaliteit; • continuïteit. In 2005 zijn opdrachten uitgezet om een mogelijke samenwerking te onderzoeken op de navolgende thema’s: - Infodesk; - OT/STO/plaatsingsteam; - Executieve Ondersteuning; - Facilitair; - Personeel. In 2006 kunnen de onderzoeken uit te monden in concrete voorstellen tot samenwerking. De samenwerking van politie Zuid-Holland-Zuid met de brandweer en de GHOR in het kader van ramp- en crisisbeheersing is georganiseerd in de Veiligheidsregio. Brandweer, GHOR en politie het veiligheidsmanagementteam met ondersteuning van een gezamenlijk veiligheidsbureau. Om goed voorbereid te zijn op het optreden bij een ramp of crisis investeert de politie in 2006 in de professionalisering van de Gemeenschappelijke Meld Centrale, in het opleiden en geoefend houden van de Officieren van Dienst Politie, in het beschikbaar zijn van het Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO) en er wordt capaciteit ingepland voor deelname aan gezamenlijke oefeningen. Met partners in ketens rondom veelplegers en jeugd De participatie van partners in de veiligheidsketen is essentieel voor het realiseren van een veiliger samenleving. Het succes van de veelplegeraanpak is gelegen in een gezamenlijke strategie van politie en Openbaar Ministerie. Per veelpleger wordt een aanpak op maat door politie en OM bepaald en ook uitgevoerd. Hoewel met andere ketenpartners ook afspraken zijn gemaakt in het convenant
27
Persoonsgebondenaanpak, laat de uitvoering van partijen verderop in de veiligheidsketen te wensen over. In 2006 worden de banden met partijen die verantwoordelijk zijn voor de nazorg van een veelpleger steviger aangehaald om ervoor te zorgen dat zij in hun dagelijkse werkroutine de veelpleger prioriteren. Naast veelplegers, vraagt de omgang met overlastgevende jeugd een gezamenlijke aanpak met ketenpartners. Het is een misverstand te veronderstellen dat alleen door een repressieve aanpak van de politie de overlast door jongeren verdwijnt. Dat is een te magere strategie. Met het bestuur In “Visie op de politiefunctie” van de Raad van Hoofdcommissarissen (mei 2005) wordt gepleit voor een intensieve samenwerking van de politie met het lokale bestuur. De infrastructuur voor gestructureerde samenwerking is aanwezig; de overgang naar programmasturing ligt voor het grijpen. Het tempo van die overgang wordt bepaald door het tijdstip waarop gemeenten hun meerjarennota’s op het gebeid van Integrale Veiligheid gereed hebben. Dordrecht loopt hierin voorop; die gemeente is al vier jaar actief op basis van de uitvoering van een dergelijk plan. Eerst nadat in elke gemeente een dergelijke nota zal zijn vastgesteld, kunnen afspraken worden gemaakt over een gezamenlijk veiligheidsprogramma gebaseerd op de gezamenlijke speerpunten uit de verschillende gemeentelijke veiligheidsnota’s. Alsdan zal ook worden verkend welke programmasturing past bij de maatvoering van de politieregio Zuid-holland-Zuid. Tegenhouden Waar politie, bestuur en OM elkaar zeker tegenkomen in 2006 is in het Tegenhouden van criminaliteit. In 2006 zal de aanpak door middel van het project ‘Tegenhouden’ zichtbaar moeten worden, nadat in 2005 het Plan van Aanpak door de politie is geschreven en geaccordeerd. Tegenhouden als strategie op het snijvlak van handhaving en toezicht moet gezien worden als een complementair element, aanvullend op de bestaande werkwijzen inclusief de repressieve aanpak van veelplegers. De kern van Tegenhouden is het op een creatieve manier voorkomen dat misdrijven gebeuren. Inzet van het bestuur en medewerking van het Openbaar Ministerie is nodig om effectief te kunnen optreden. Het bestuur kan veel doen aan het veiliger maken van de publieke ruimte. De politie zal in overleg en samenwerking met het OM op een creatieve wijze daadwerkelijk de mogelijkheden toepassen om het potentiële daders lastig te maken over te gaan tot criminele handelingen. Nu wordt ongeveer 70% van de opgenomen aangiften niet opgelost, omdat er geen opsporingsindicaties in zitten of omdat er zaken zijn met meer prioriteit. Het niet laten gebeuren van deze grote groep van delicten is in wezen de kern van de aanpak van Tegenhouden. Tegenhouden kan zich richten op: • de Locatie; • de Omstandigheden; • het Object; • de Dader;
28
•
het Slachtoffer.
In 2006 moet de aanpak van Tegenhouden als een olievlek door het korps gaan. Steeds groter wordend en steeds meer effect bereikend. Per gemeente kunnen een of meer Tegenhoudactiviteiten georganiseerd worden door gemeente en politie gezamenlijk. Creativiteit wordt gestimuleerd, waarbij aansluiting gezocht en gevonden wordt met de districtelijke voorzieningen op dit punt. Het communiceren van de resultaten (wat werkt) en het beschrijven van gebleken succesvolle werkwijzen vormt een essentieel onderdeel van de aanpak van Tegenhouden. Binnen de Bestuurlijke Denktank zal verder worden onderzocht of ook in ZuidHolland-Zuid een regionaal platform criminaliteitsbeheersing een wezenlijke bijdrage kan leveren aan de reductie van criminaliteit. Het onderzoek zal de fysieke en materiële bereidheid van deelnemers als gemeenten, Kamer van Koophandel, ondernemers, onderwijs, ziekenhuizen en de politie moeten aantonen onder meer in de vorm van een bijdrage aan een uitvoeringsapparaat. Interne Samenwerking: Divisie Recherche Ondersteuning De Divisie Recherche Ondersteuning is een ondersteunende divisie. Dit betekent dat, wanneer de districten ondersteuning op recherchegebied nodig hebben, zij dit vragen en DRO dit -in principe- levert. In 2006 zullen de afdelingen van DRO de weg die zij hebben ingeslagen om de districten pro-actiever te benaderen met betrekking tot hun ondersteuningsaanbod, vervolgen. Het in 2004 ontwikkelde elektronische dashboard biedt de districten de mogelijkheid om te toetsen of zij van de DROafdelingen de juiste ondersteuning gevraagd en gekregen hebben. Daarnaast wordt bekeken of het mogelijk is om aan de ene kant de ondersteuning te organiseren via één aanspreekpunt (een accountmanager of ondersteuningsmakelaar) en aan de andere kant op basis van ervaring standaard ondersteuningspakketten te ontwikkelen voor standaard ondersteuningsvragen. Hiermee samenhangend wordt het traject, dat in 2005 in gang is gezet om het DROwerkoverleg op maandagochtend te vervolmaken, in 2006 afgerond. Het doel van het werkoverleg wordt om, op basis van de zaaksoverzicht van de districten, inzicht te krijgen in wat er op de districten speelt en hier een ondersteuningsaanbod in te doen. Uiteraard doen de afdelingen van de Divisie Recherche Ondersteuning in 2006 hun best om de districten zoveel mogelijk te ondersteunen in hun streven om de criminaliteit met 20% te doen dalen en de burgertevredenheid met 10% te doen stijgen. Daarnaast leveren ook de afdelingen van de divisie zelf inspanningen om de korpsdoelstellingen te behalen.
In de ondersteuning die geleverd wordt, wordt altijd gestreefd naar maatwerk. Hierbij wordt advies gegeven vanuit de professionaliteit van de verschillende afdelingen. Er moeten echter wel keuzes gemaakt worden in het honoreren van de aanvragen. Deze keuzes liggen niet altijd bij DRO zelf, maar ook bij het RRAO. Wanneer een aanvraag, in de ogen van de aanvrager, niet terecht is gehonoreerd bestaat uiteraard altijd de mogelijkheid om hierover in gesprek te gaan. De chef van het ICC van DRO is hiervoor het aanspreekpunt. Divisie UitvoeringsOndersteuning In de Divisie UitvoeringsOndersteuning (DUO) zijn alle politieactiviteiten bijeengebracht waar de schaal van districten te beperkt is of gebundelde expertise
29
beter tot zijn recht komt. De inzet van DUO draagt op verschillende manieren bij aan de korpsdoelstellingen. Door aanwezigheid van vaste medewerkers van de Afdeling Bestuurlijke Politiezorg en Milieuhandhaving (ABPM) en de Regionale Verkeersondersteuning bij grootschalige controles, wordt de kwaliteit van controle op vervoer van gevaarlijke en/of afvalstoffen bewaakt. Tevens staat dit garant voor een goede kennisoverdracht naar andere controleambtenaren. Aanpak van afvalcriminaliteit en het helpen voorkomen van ernstige verkeersongevallen door technische verkeerscontrole is hier de invalshoek. Communicatiekanaal voor afspraken met externe handhavers en met de districten is het Informatie en Coördinatie Centrum (ICC). De ABPM zal met handhavingpartners door de gecombineerde aanpak van het strafrecht en bestuursrecht bijdragen aan het afnemen van overlastplekken: naast aanpak van horecageluidsoverlast kan ook verdergaand geparticipeerd worden in handhavingsancties in o.a. horecagelegenheden, belhuizen en smartshops voor de bestrijding van alcohol-, drugs- en kansspeloverlast. Bij de aanpak van uitgaansgeweld heeft de politie met name een taak als het gaat om maatregelen in de toezichthoudende sfeer. De Dienst Hondengeleiders (DHG) zal hierin bijdragen door het regelen van voetsurveillance en dergelijke in de uitgaansgebieden op momenten dat daar behoefte aan is zoals in de nachtelijke uren. De Unit Bijzondere Wetten draagt bij in de controle van horecaportiers en ondernemers. Verder wordt gestreefd naar een snelle en adequate reactie van de Gemeenschappelijke Meldcentrale (GMC) na meldingen bijvoorbeeld vanuit de horeca. Verder is een taak weggelegd voor de politie om de aangiftebereidheid te vergroten; dit kan onder andere door de professionele terugkoppeling van informatie naar de aangever van het delict vanuit het Politie Service Centrum (PSC). Naast ‘Veilig uitgaan’ en ‘Veilig ondernemen’ is ‘Veilig wonen’ inspanningsgebied voor doorontwikkeling vanuit het regionaal Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Verkeerssnelheidscontroles worden georganiseerd door het Verkeershandhavingsteam. Het Bureau Verkeershandhaving van het OM (BVOM) te Soesterberg telt, meet en ontwerpt het handhavingsbeleid. Het Verkeershandhavingsteam houdt ook alcoholcontroles in aansluiting bij de districtelijke controles. Samen met de Regionale Verkeersondersteuning wordt met het onopvallende surveillancevoertuig -VROS- een paar keer per week projectmatig toezicht gehouden op de verkeersveiligheid. De aanpak van ergerlijk rijgedrag heeft een hoge prioriteit, omdat dit vaak agressie in het verkeer uitlokt. Door de afname van DNA-materiaal van veroordeelden, dragen arrestantenverzorgers bij in het vergroten van de opsporingskracht speciaal in gewelds- en zedenzaken. Dienst Ondersteuning Concern & Control (DOCC) Dienst Ondersteuning
Concern & Control
Activiteiten van Docc liggen in het verlengde van de korpsdoelstellingen en leveren als zodanig een (in)directe bijdrage aan de realisatie hiervan. De ondersteuningsvraag van de verschillende klantgroepen staat bij de ontwikkeling van producten en diensten centraal. Beheer is geen doel op zich, maar een middel om te komen tot een verantwoorde wijze van
30
bedrijfsvoering. Belangrijk hierbij is het vinden van de juiste balans tussen beheer en control. Bureaucratie zal zoveel mogelijk voorkomen worden door bestaande en nieuwe procedures en instrumenten te toetsen op noodzakelijkheid en werkbaarheid. Een belangrijke ontwikkeling in 2006 is het onderzoeken van mogelijkheden om te komen tot samenwerking met andere politieregio’s. Schaalvergroting moet kostenbesparing of kwaliteitsverbetering mogelijk maken. Korpsontwikkelingen, zoals de implementatie van het wijkpolitieconcept en zelfbeheer en resultaatverantwoordelijkheid, worden maximaal gefaciliteerd. Dit doen we door zorg te dragen voor de juiste voorzieningen, sturingsinformatie, procesondersteuning en toerusting van de medewerkers. Voor de verschillende beheersterreinen zijn er de volgende ontwikkelingen die er in 2006 uitspringen: Personeel & Organisatie In 2006 staat de doorontwikkeling van gebiedsgebonden werk centraal, o.a. door de toerusting van buurtagenten middels een op maat ontwikkelde leergang. Ook wordt uitvoering gegeven aan de nota ‘Doorstroom in beeld’, waarbij de navolging van functietermijnen zorgt voor een brede oriëntatie van medewerkers. Het vakmanschap van medewerkers wordt verder uitgebouwd doordat op verschillende terreinen, zoals informatiegestuurd werken en digitale opsporing een kwalitatieve verbetering wordt aangebracht. Samen met de afdeling FEZ wordt voor de bekostiging van opleidingen een beroep gedaan op ESF-subsidies. Facilitair Bedrijf In 2005 vond de samenvoeging plaats van de afdelingen Facility Beheer en Facilitaire Zaken tot Facilitair Bedrijf. Vanuit facilitaire processen wordt een optimale serviceverlening geboden aan het primaire proces. Na een voorbereidingsfase vindt de start van de bouwwerkzaamheden voor een nieuw districtsbureau in Dordrecht plaats met een centraal cellencomplex voor de hele regio. Aan het proces van de ontwikkeling van de (her)huisvesting van de wijkpolitie wordt dit jaar door het Facilitair Bedrijf een bijdrage verleend. Alle onderdelen binnen de vervoersportefeuille worden geanalyseerd ten behoeve van een efficiënte inzet van de voertuigen. De afdeling Inkoop & Contractmanagement heeft een regionale inkoopfunctie, alle contracten voor de gehele regio worden ingevoerd in het contractenregister. In 2006 richt men zich op de strategische contracten. In 2006 is het mogelijk om persoonsdossiers digitaal aan te bieden en kunnen geautoriseerde gebruikers deze vanuit alle willekeurige werkplekken in de regio inzien. Financieel Economische Zaken In 2005 is nagedacht over de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de budgethouders. In 2006 wordt zelfbeheer, resultaatverantwoordelijkheid en budgethouderschap een volwaardig besturingsconcept, respectievelijk financieel-economisch beheerssysteem uitgebouwd en geïmplementeerd.
31
De begrotingscijfers en de realisatie daarvan zijn tot op heden alleen digitaal beschikbaar voor de afdeling FEZ. In 2006 worden voor de budgethouders de mogelijkheden uitgebreid om informatie digitaal op te vragen.
32