Reference is een publicatie van AG Insurance | Emile Jacqmainlaan 53 | 1000 Brussel
3de Pension & H
In dit nummer
3de Pension & Health Forum 4
Editoriaal Jean-Michel Kupper « Geen onnodig hoge buffers voor aanvullende pensioenen »
Dossier: sprekers presentaties
6
Ivan Van de Cloot (Itinera) « We moeten de overtollige schulden afbouwen »
10
Jean-Michel Kupper (AG Employee Benefits & Health Care) « Solvency II: een belangrijke stap vooruit »
14
Pierre Devolder (UCL) « Hoe de solvabiliteit van een pensioenplan meten? »
18
Geert De Ridder (Deloitte) « IAS19: naar een betere financiële rapportering? »
22
Q&A Website van het 3de Pension & Health Forum
24
Juridische actualiteit De wet van 24 oktober 2011 betreffende de plaatselijke, provinciale overheidsdiensten en de lokale politiezones.
ealth Forum
Hoe veilig zijn onze pensioenen? Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 3
Editoriaal
Beste lezeres, beste lezer, Door elk jaar ons Pension & Health Forum te organiseren, willen wij als marktleider inzake aanvullende pensioenen en collectieve hospitalisatieverzekeringen, de belangrijkste actoren en specialisten ter zake samenbrengen en het publieke debat over belangrijke maatschappelijke thema’s stimuleren.
Geen onnodig hoge buffers
voor aanvullende pensioenen
De pensioenen veiligstellen, zowel de wettelijke als de aanvullende, is een van de belangrijke uitdagingen van vandaag. Dit was dan ook het thema van het derde Pension & Health Forum dat AG Insurance op 30 november laatstleden organiseerde. Het is duidelijk dat de pensioenen onder druk staan, en dit om minstens vier redenen: de onzekerheid op de financiële markten, de vergrijzing van de bevolking, de eurocrisis en de schuldgraad van de overheden. Om dit onderwerp verder uit te diepen, hebben wij vier sprekers uitgenodigd.
“ Ivan Van de Cloot, chief economist bij Itinera, boog zich over de financiële context en in het bijzonder over de eurocrisis. Eén van zijn vaststellingen is toch wel opmerkelijk: de totale schuld van de overheden, ondernemingen en particulieren in Europa is hoger dan die van de Verenigde Staten. Europa moet het hoofd bieden aan de uitdaging van de herkapitalisatie van de banken en de verlaging van de openbare schulden zonder de economische groei te ondermijnen.
Pierre Devolder, professor aan de UCL, pleitte voor een aangepaste veiligheidsmarge op het vlak van de aanvullende pensioenen, die rekening houdt met het langetermijnkarakter van de verbintenissen. Tot op heden streefden de studies gevoerd in het kader van de UCL-leerstoel ondersteund door AG Insurance, immers hoofdzakelijk naar het bepalen van een aangepaste solvabiliteitsmarge voor de aanvullende pensioenen.Vandaag leggen ze ook duidelijk de nadruk op het belang van het langetermijnkarakter van de pensioenen (30-40 jaar). In tegenstelling tot bankproducten zijn pensioenen immers niet onmiddellijk opvraagbaar. Solvency II, de nieuwe wettelijke reglementering die voorzien is voor 2013 en die de veiligheidsmarges van verzekeraars bepaalt, legt nochtans de klemtoon op de fluctuaties op 1 jaar. Het wordt dan ook aanbevolen om het specifieke langetermijnkarakter van de pensioenen beter te integreren, zo niet zullen er onnodig hoge marges moeten opgebouwd worden. De beleggingen zullen minder gediversifieerd zijn, wat zowel schadelijk is voor de economie als voor de veiligheid van de pensioenen op lange termijn.
In tegenstelling tot bankproducten zijn pensioenen niet onmiddellijk opvraagbaar.
”
Geert De Ridder, director bij Deloitte, legde de wijzigingen uit van de internationale boekhoudkundige regels met betrekking tot de aanvullende pensioenen. Daarbij zullen twee zaken veranderen: de manier van boeken van actuariële winsten en verliezen en de berekening van de jaarlijkse kost (Net Periodic Pension Cost). Ik van mijn kant wenste de verschillende garantieniveaus te verduidelijken die voorzien zijn om de aanvullende pensioenen te beschermen. Een eerste basisprincipe is dat de pensioenreserves in een afzonderlijke structuur worden ondergebracht, onafhankelijk van de werkgever. Een ander principe bestaat in het voorzien van voldoende pensioenreserves en veiligheidsmarges om de pensioenen te waarborgen. Tot slot beschikken de rechthebbenden in ieder geval over een recht van bevoorrechte vordering op de opgebouwde pensioenreserves. Wat Solvency II betreft, wijst alles erop dat deze reglementering zal bijdragen tot het verhogen van de veiligheid van de aanvullende pensioenen. Deze nieuwe norm, die dwingender is dan de vorige, neemt werkelijk alle verzekeringsrisico’s en beleggingsrisico’s in aanmerking. Tot slot zou ik willen zeggen dat het meer dan ooit nodig is om een goede waardering van de solvabiliteit te verplichten. Uiteraard om de uitvoering van deze financiële transacties op zeer lange termijn te waarborgen, maar ook en vooral om zich te wapenen tegen een groeiende volatiliteit.
Jean-Michel Kupper Bestuurder-Directeur AG Employee Benefits & Health Care Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 5
3de Pension & Health Forum
Ivan Van de Cloot:
We moeten de ov afbouwen Professor Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom bij de denktank Itinera, was de voorbije maanden niet weg te slaan uit de media. Als macro-econoom bekijkt hij de crisis op zijn eigen genadeloze manier en durft hij man en paard te noemen.
“Als er vandaag één zekerheid bestaat, dan is het wel dat er geen zekerheden meer zijn”, steekt Van de Cloot van wal. “Het is belangrijk om de context van deze existentiële crisis die we doormaken correct af te tekenen. Vandaag wordt er heel veel over Griekenland gepraat, maar intussen zitten ook Portugal, Italië en sinds kort ook België in het oog van de storm. Niettemin gaat de crisis volgens een aantal watchers louter over Griekenland…” We zitten vandaag volgens Ivan Van de Cloot vooral met een schuldencrisis. “Er is tijdens de voorbije tientallen jaren een immense schuldenberg opgebouwd. Maar het is belangrijk om de totale schuld van een land in ogenschouw te nemen, en niet louter de overheidsschuld. Nederland bijvoorbeeld klopt zich stoer op de borst, omdat de overheidsschulden meevallen. Maar ze vergeten dan wel graag dat de hypothecaire schuld veel hoger ligt dan in andere landen. Op economisch vlak telt alleen de totale schuld in de economie. Kijk naar de Verenigde Staten: de schuld komt
“
Ivan Van de Cloot (Itinera)
De schuldenberg van Europa is nog een stuk groter dan die van de Verenigde Staten. Niet bij de gezinnen, maar wel bij de banken zit het grote probleem in Europa.
”
ertollige schulden overeen met 3,5 maal het nationaal inkomen. En dat terwijl het historisch gemiddelde rond 1,5 ligt. De markten zijn lange tijd blind geweest en manisch depressief. Plots schiet de markt wakker en doet alsof die schuld morgen terugbetaald moet worden. Dat zorgt uiteraard voor paniek, want de schulden kunnen gewoon niet terugbetaald worden op één jaar tijd. Zelfs niet op vijf of op tien jaar tijd …” Mythes Is de schuldproblematiek dan louter een Amerikaans fenomeen? Zijn wij in Europa de mier en zij de krekel? “Absoluut niet”, aldus Ivan Van de Cloot. “De schuldenberg van Europa is zelfs nog een stuk groter dan die van de Verenigde Staten. Niet bij de gezinnen, maar wel bij de financiële instellingen zit het grote probleem in Europa. Ook de overheidsschulden staan in de boeken van de banken. En dat is geen tijdelijk probleem inzake kastekort, maar wel een probleem van solvabiliteit. Sommige staten kunnen hun schuld nooit terugbetalen. Met als gevolg dat iemand, de financiële tegenpartijen dus, verlies moeten nemen. Maar dat hebben ze systematisch geweigerd. Uiteindelijk is er toch een haircut gekomen, ondanks het felle lobbywerk van de banksector. In juli werd al een akkoord bereikt over een afboeking van 21 %, maar die volstaat lang niet om de problemen op te lossen …”
Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 7
Ivan Van de Cloot Is de crisis een ongeluk dat ons overkomen is door de vastgoedcrisis in de Verenigde Staten? “Ook dat is een mythe. De crisis is niet zomaar een ongelukje. Ons banksysteem was zo onsolide dat sommige banken in feite hefboomfondsen geworden waren. Daar ligt de kern van het probleem. We moeten dan ook dringend iets doen aan ons banksysteem. Onze banken moeten schokken beter kunnen absorberen. De subprimecrisis was een minischokje, maar onze banken hadden zo weinig buffers dat ze zelf daardoor onstabiel werden. De meeste banken hadden slechts buffers van 2 of 3 %. Zwitsers en Britten kiezen voor buffers tot 19 %. Dat is ook de weg die wij kunnen inslaan. Banken die opnieuw in de eerste plaats gefinancierd worden door de spaarders, en niet door de interbancaire markten. Dan zijn we stabieler en kunnen we de storm overleven. Hogere buffers maken de moraliteit van het banksysteem uit: zo kunnen banken zelf verlies nemen en niet steeds de rekening doorschuiven naar de belastingbetaler.” Europa niet optimaal Ivan Van de Cloot: “Eén van de problemen is dat de eurozone geen optimale muntzone is. Vaak vergelijken we de Verenigde Staten met Europa. Maar wat gebeurt er als één regio in de Verenigde Staten zwaar economisch getroffen wordt? Dan dalen de lonen
daar. Vervolgens krijgen de bedrijven daar wat meer ademruimte en gaan een aantal werknemers op zoek naar werk in een andere regio. Dat is een gezond economisch principe: arbeids- en loonflexibiliteit. In Europa bestaat zoiets niet: de lonen zijn hier rigide. De mobiliteit van arbeid is binnen Europa veel kleiner dan in de Verenigde Staten. Dit alles maakt dan ook dat het erg moeilijk is om één en hetzelfde rentetarief te hanteren voor landen die enorm verschillend zijn. Denk bijvoorbeeld aan Duitsland enerzijds, en Griekenland, Portugal en Italië anderzijds.
Terwijl voor Duitsland een rente van 4 % gepast zou zijn, hebben Italië, Griekenland en Portugal nood aan een negatieve rente van 6 %. Wat heeft de ECB dan gedaan: gezocht naar een tussenoplossing, maar die voldoet niet … Trouwens, de geschiedenis leert ons dat elke muntunie tijdelijk was.” Valt er dan nog positief nieuws te rapen? Jazeker, als we Ivan Van de Cloot mogen geloven. “Het positieve nieuws is dat er belangrijke groeipolen zijn in de wereld: China, Brazilië … Voorts is de verdere schuldopbouw stopgezet. We zijn nog niet
“
Ivan Van de Cloot (Itinera)
Het is een mythe dat de crisis zomaar een ongelukje was. Ons banksysteem was zo onsolide dat sommige banken in feite hefboomfondsen geworden waren.
”
Ivan Van de Cloot
Ivan Van de Cloot studeerde economie aan de Universiteit van Antwerpen. Hij begon zijn carrière als assistent in het domein van de openbare financiën, daarna sloeg hij de richting in van de consultancy in het kader van de voorbereiding van de liberalisering van de gasen elektriciteitsmarkt in België. Als econoom bij de economische studiedienst van BBL/ING België, analyseerde hij in het bijzonder de structurele kenmerken van de Belgische economie wat betreft de pensioenen. In 2008 ging hij als chief economist aan de slag bij het Itinera Institute, een onafhankelijke denktank die werd opgericht in 2006 en die opteert voor een ‘stand alone’ positie in het maatschappelijk landschap.
echt onze schulden aan het afbouwen, maar ze groeit ook al niet meer… Het is belangrijk om op lange termijn van die overtollige schuld af te raken.”
•
Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 9
3de Pension & Health Forum
Solvency II: een belan De financiële en economische crisis heeft het wantrouwen van veel burgers in financiële instellingen fors vergroot. Niettemin is het belangrijk om de grote verschillen die er bestaan tussen het bancaire systeem en de pensioenverzekeringen onder ogen te zien. Voor pensioenverzekeringen zijn er verschillende beschermingsmechanismen, waaronder de Solvency II-regelgeving. Jean-Michel Kupper, managing director van AG Employee Benefits & Health Care, geeft tekst en uitleg.
grijke stap vooruit “De financiële sector is net als drie jaar geleden ondergedompeld in een zware crisis, die opnieuw leidt tot ongerustheid bij de burgers en de klanten over hun spaargeld, hun aanvullend pensioen ... Deze crisis is duidelijk scherper dan die van 2008. Zelfs staatsobligaties, tot voor kort de meest zekere belegging, blijken niet zonder risico. Als we kijken naar de spread op staatsobligaties tussen Griekenland en Duitsland, dan bedroeg die in 2007 20 tot 30 basispunten. Op vier jaar tijd is die spread gestegen tot 30 %, met andere woorden honderd keer meer! Het is dan ook belangrijk dat we onze klanten maximaal informeren over de bestaande reglementering en de beschermingsmechanismen. Klanten moeten transparante informatie krijgen over hun investeringen, en dat op regelmatige basis, alsook over de capaciteit van alle spelers om het risico ten volle te begrijpen en te beheren.” Moeten we pessimistisch zijn? “Neen”, aldus Jean-Michel Kupper. “We moeten net hoopvol zijn, maar tegelijkertijd ook kritisch ten aanzien van de regelgeving. Elke bestaande of nieuwe reglementering moet getoetst worden en is vatbaar voor verbetering, dat bewijst de crisis die we doormaken. Idem dito voor Solvency II.” Verschil pensioenverzekeringen versus bancair systeem In het licht van deze nieuwe bankencrisis zijn er volgens Kupper twee grote verschillen tussen pensioenverzekeringen enerzijds en het bancaire systeem anderzijds. “Eerst en vooral moeten we kijken naar de passiefzijde: de pensioenverplichtingen zijn niet op korte termijn opvraagbaar door de klanten. Herinner u de situatie in 2008 waarbij
een pensioenfonds een dekkingsgraad had die lager lag dan 100 %, maar toch niet failliet verklaard werd. Het pensioenfonds had immers helemaal geen liquiditeitsproblemen. Onder het toezicht van de CBFA (nu FSMA) werd een herstelplan gelanceerd dat meerdere jaren bestreek. Dat plan moest zorgen voor een correct niveau van dekking doorheen de tijd, eventueel mits een bijkomende dotatie van de werkgever. Daarnaast verschillen de beschermingsmechanismen tussen banken en pensioenverzekeringen grondig van mekaar. In het bancaire systeem bestaat er geen interne bescherming, maar is er enkel een staatsgarantie tot 100.000 euro per rekening en per rekeninghouder. Dit is een eerder theoretische
“
bescherming, want er bestaat geen fonds dat het hoofd kan bieden aan een massale opvraging van tegoeden. Wij hebben ondertussen ervaren dat in geval van massale opvraging en gegeven het systeemkarakter van de banken, de staat voor banken in moeilijkheden kiest voor een nationalisering, lening of garantie. De zekerheid van het aanvullende pensioen in België is daarentegen gebaseerd op het principe van de externalisatie en kapitalisatie. Een pensioenfonds of een verzekeraar zijn juridisch en economisch onafhankelijk van de inrichter, ongeacht of het nu een werkgever of een sector is. In feite is deze externalisatie geen totale externalisatie, want er blijft altijd een zeker risico voor de werkgever (inflatie, faillissement van de pensioen-
Jean-Michel Kupper (AG Employee Benefits)
We moeten hoopvol zijn, maar tegelijkertijd ook kritisch ten aanzien van de regelgeving. Elke bestaande of nieuwe reglementering moet getoetst worden en is vatbaar voor verbetering, dat bewijst de crisis die we doormaken. Idem dito voor Solvency II.
”
Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 11
Jean-Michel Kupper
“
Jean-Michel Kupper (AG Employee Benefits)
”
Solvency II is een belangrijke stap vooruit, maar zeker nog niet perfect.
instelling…). De keuze voor een kapitalisatiesysteem (individuele of collectieve kapitalisatie) is geen ideologische keuze, maar heeft betrekking op het feit dat de inrichter - werkgever of sector - in tegenstelling tot de overheid, niet voor altijd bestaat. Feit is dat ook de aanleg van technische voorzieningen en de strikte beleggingsregels voor de nodige bescherming zorgen.” De activa (beleggingsportefeuille) zijn hoger dan de passiva (technische provisies). Een uitgekiend asset liability management maakt dat beide op elkaar afgestemd zijn. Is er toch een probleem, dan beschikken de verzekerden over een bevoorrechte schuldvordering. Bovendien is er de solvabiliteitsmarge op basis van de richtlijn Solvency I. Dat systeem heeft gedurende lange tijd goed gewerkt. Het heeft de crisis zonder veel problemen doorstaan. De sector stond globaal gepositioneerd op 200 %. Door de crisis is het niveau gedaald tot 150 %. Maar toch kwam er kritiek op Solvency I, omdat de reglementering forfaitaire regels (factor based) hanteerde en geen rekening hield met de onderliggende
risico’s (risk based). Vandaar het initiatief om tot Solvency II te komen. Solvency II: risk based
Solvency II kadert binnen een Europese reglementering, met als doel de klant beter te beschermen en concurrentie te stimuleren. Die reglementering bestaat uit drie pijlers: kwantitatieve vereisten, kwalitatieve eisen en marktdiscipline en transparantie. Op kwantitatief niveau worden kapitaalvereisten opgelegd waaraan verzekeraars moeten voldoen. Verder geldt er een Minimum Capital Requirement: als dit minimum niet wordt bereikt, dan kan de toezichthouder de verzekeraar verbieden om nog verder te werken. Verzekeraars moeten in staat zijn om een verlies dat eenmaal om de 200 jaar voorkomt op te vangen. De verzekeraars kunnen hiervoor gebruik maken van Europese modellen of eigen modellen, als deze goedgekeurd zijn door de toezichthouder. Wat de kwalitatieve vereisten aangaat, wordt veel aandacht besteed aan governance-regels en het in kaart brengen van de risico’s. Ten slotte is er de
transparantienoodzaak, die voorziet in een jaarlijkse rapportering. Eind 2009 werd de actuele situatie voor het eerst getest. Toen bleek dat de gemiddelde solvabiliteitsratio 179 % bedroeg, terwijl dat onder Solvency I 230 % was. Welke effecten zal Solvency II hebben op de verzekeringsmarkt? Kupper: “In de eerste plaats een verbeterd risk management, daarnaast een adequate pricing van het risico en de dekking en ten slotte een grotere transparantie. Ook mogen we een verdere consolidatie verwachten van de verzekeringssector.” Is Solvency II dan perfect? “Neen, zeker niet. Er zijn bijvoorbeeld nog heel wat aandachtspunten met betrekking tot langetermijnbusiness, zoals pensioenplannen. Vandaar ook ons initiatief om samen met de UCL een leerstoel hieromtrent op poten te zetten”, besluit Jean-Michel Kupper.
•
Jean-Michel Kupper
Jean-Michel Kupper behaalde een licentiaatsdiploma wiskunde in 1976 (UCL) en actuariële wetenschappen in 1978 (UCL). Sinds 2005 is hij bestuurder-directeur van AG Insurance en managing director van AG Employee Benefits & Health Care. Hij is ook voorzitter van de Technische Commissie Leven Collectief van Assuralia, erkend lid en aangeduid actuaris door de FSMA (Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten) voor de controle op de bedrijfspensioenfondsen en ‘past president’ van het Instituut van Actuarissen in België (IA/BE).
Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 13
3de Pension & Health Forum
Pierre Devolder (UCL):
Hoe de solvabilit meten? In december 2009 lanceerde de UCL met de steun van AG Insurance een leerstoel over de waardering en de solvabiliteit van aanvullende pensioenen. Professor Pierre Devolder, die ook voorzitter is van het Instituut voor Actuariële Wetenschappen, stelde tijdens het derde Pension & Health Forum de eerste onderzoeksresultaten voor. Concreet heeft de leerstoel een dubbel doel: enerzijds een eenvormig evaluatiekader ontwikkelen voor de risicofactoren die pensioenverplichtingen beïnvloeden en anderzijds coherente evaluatie- en solvabiliteitsregels opstellen. Het uiteindelijke objectief bestaat erin om voor pensioenverplichtingen tot een universeel evaluatiesysteem te komen voor de solvabiliteit ongeacht de gekozen formule, pensioenfondsen of verzekeraar. Op die manier wordt het mogelijk om de risico’s van niet-betaling als gevolg van het risicobeleid tot een minimum te herleiden. Vier vereisten voor zekerheid Waarop is de zekerheid van employeebenefitsplannen gestoeld? “Welnu”, aldus Devolder, “er zijn vier voorwaarden. Eerst en vooral is er de kapitalisatie van de tweedepijlerplannen. Verder hebben we de externalisatie van de provisies. Een derde pijler is een adequate berekening van de technische provisies. En ten slotte moeten er ook buffers aangelegd worden om zich te wapenen tegen de financiële risico’s die zich vandaag zowat overal in de wereld
eit van een pensioenplan voordoen. Met de leerstoel focussen we vooral op dit vierde niveau, alsook op het langetermijnperspectief voor pensioenplannen.” Een ‘run on the bank’, waarbij een massa klanten plots hun geld opvragen, is in het kader van pensioenplannen niet aan de orde. Het feit dat de Solvency II-richtlijn met een horizon van één jaar werkt, roept dan ook in het kader van pensioenvehikels een aantal vragen en problemen op. Defined contributionplannen In een eerste model gaat Devolder dieper in op het risicoaspect tussen activa en passiva, alsook op de tijdshorizon en de financiële strategie van een pensioenplan. Vergeten we niet dat een
“
pensioenplan met heel wat verschillende risico’s af te rekenen heeft: financiële, economische, maar bijvoorbeeld ook demografische. Model 1: een pensioenplan heeft op het moment van pensionering een bepaalde garantieverplichting. De vraag is nu hoe groot het risico is dat de pensioeninstelling op het moment van pensionering van de aangeslotene het verschuldigde kapitaal niet kan betalen, alias het zgn. default-risico. En meer bepaald, verandert het risiconiveau naargelang de tijdshorizon en het type van activa waarin geïnvesteerd wordt? • In een eerste scenario wordt er geïnvesteerd op basis van ‘constant
Pierre Devolder (UCL)
Het huidige kader van Solvency II houdt onvoldoende rekening met het langetermijnkarakter van pensioenverplichtingen. Bovendien worden diversificaties in activa met meer risico zwaarder gepenaliseerd omwille van de kortetermijnschommelingen en volatiliteit.
”
Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 15
Pierre Devolder
“
Pierre Devolder (UCL)
Een strenge en uniforme regelgeving moet solvabiliteitsproblemen zoveel mogelijk voorkomen. Maar een te streng reglementair kader kan ook nadelige effecten hebben, onder de vorm van minimale rendementen of het feit dat er geen rekening gehouden wordt met het inflatierisico.
”
allocation’. Dan blijkt dat het risico groot is als er op basis van een korte tijdshorizon gewerkt wordt, zoals 1 jaar. Maar wanneer we kijken naar een tijdshorizon van bijvoorbeeld 30 jaar, dan daalt het risico exponentieel. Dat is ook logisch, want niemand investeert in aandelen op de hele korte termijn. Wie in aandelen belegt, doet dat met een langetermijnperspectief. In een tweede scenario wordt • uitgegaan van het zgn. ‘life cycleprincipe’. Dat stelt dat je gedurende het grootste deel van je actieve beroepsleven in aandelen kunt beleggen, maar naar het einde van je carrière toe (op 50 à 55-jarige leeftijd) meer zekerheden gaat inbouwen. De kansberekening toont aan dat het risico zeer aanvaardbaar is, zeker naarmate de tijdshorizon groeit. Met andere woorden, het is perfect mogelijk om gedurende geruime tijd een aanzienlijk deel van het kapitaal te investeren in meer risicovolle effecten en toch het zgn. ‘default-risico’ laag te houden. De Solvency II-richtlijn legt evenwel een aantal extra verplichtingen op, zeg maar buffers, die het default-risico verder moeten minimaliseren. De vraag is dan uiteraard hoe groot die extra buffers moeten zijn. Devolder: “We hebben ook hier heel wat data op losgelaten. Daaruit blijkt dat op korte termijn een bepaald kapitaalniveau noodzakelijk is, maar op langere termijn veel minder. Als besluit kunnen we stellen dat het huidige kader van Solvency II onvoldoende rekening houdt met het langetermijnkarakter van pensioenverplichtingen. Bovendien wor-
den diversificaties in activa met meer risico zwaarder gepenaliseerd omwille van de kortetermijnschommelingen en volatiliteit. Daarnaast werd de impact van verschillende garantieniveaus vergeleken, gaande van de kapitaalsgarantie (rendementsgarantie van 0 %) in de WAPZ tot de minimumgarantie van 3,25 % in de WAP. Hieruit blijkt dat vanuit solvabiliteitsoogpunt de WAP-garantie onhoudbaar is en economisch inefficiënt.
Defined benefitsplannen Als we het hebben over defined benefitsplannen, dan wordt de passiefzijde variabel. Denk bijvoorbeeld aan een pensioenplan dat een percentage van het laatste loon voorziet, met welk inflatieniveau moet je dan rekening houden? Het komt er in zo’n geval op aan om de actief- en de passiefzijde met elkaar te matchen. Welnu, in een constant allocation-model blijkt dat het defaultrisico enorm verschilt naargelang de
“ correlatie tussen de activa en de inflatie. Hoe groter de correlatie, des te lager het risico, wat het geval is voor aandelen en niet voor obligaties. . En dit resultaat gaat lijnrecht in tegen de Solvency II-richtlijn, die gewoon extra kapitaalbuffers oplegt als in aandelen belegd wordt.
•
Pierre Devolder (UCL)
De 3,25 %-minimumgarantie in de Wet op de Aanvullende Pensioenen is onhoudbaar vanuit de optiek van solvabiliteit.
”
Pierre Devolder
Pierre Devolder is doctor in de wetenschappen en actuaris. Hij is gewoon hoogleraar aan de UCL. Daarnaast geeft hij les in Brussel (ULB), Barcelona (Universiteit van Barcelona), Straatsburg (Universiteit van Straatsburg) en Rabat (INSEAD). Hij is medeoprichter en voorzitter van de spin-off REACFIN (onderneming voor actuariële consultancy in het bedrijvenpark van de UCL) en lid van de Commissie voor verzekeringen. Sinds 2003 is hij ook voorzitter van het Instituut voor Actuariële wetenschappen van de UCL.
Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 17
3de Pension & Health Forum
Geert De Ridder:
IAS 19: naar een rapportering of n Bieden de recente wijzigingen aan IAS 19 een toegevoegde waarde inzake financiële rapportering van pensioenverplichtingen of niet? Geert De Ridder, director bij Deloitte, geeft ons het antwoord op die vraag. “Een correcte weergave van de pensioenverplichtingen in de jaarrekening zorgt voor meer zekerheid voor de aangeslotenen. Aangezien de minimumfinanciering van toepassing op een defined benefitplan soms lager is dan de werkelijk opgelopen pensioenverplichtingen is er een rol weggelegd voor adequate boekhoudnormen die eventuele tekorten in de jaarrekening van de werkgever weerspiegelen. De Belgische boekhoudnormen schrijven weinig voor inzake de behandeling van pensioenverplichtingen waardoor de pensioenkost meestal gelijkgesteld wordt aan de betaalde bijdragen en geen provisies erkend worden op de balans. Persoonlijk vind ik dat men een realistische inschatting zou moeten maken van de pensioenverplichtingen en eventuele tekorten zou moeten dekken door een balansprovisie, zelfs al legt de wetgever dit momenteel niet op. Op dit moment wordt dat maar door een beperkt aantal bedrijven op vrijwillige basis toegepast.’ ’ In tegenstelling tot de Belgische boekhoudnormen heeft de IAS 19 norm alvast de verdienste dat er een leidende gedachte was inzake de behandeling van pensioenkosten. Weliswaar zijn de principes in grote mate overgenomen van de Amerikaanse boekhoudnormen die reeds dateren van de jaren tachtig. Wat zegt de norm IAS 19 precies? Op de balans van een onderneming moet een provisie bestaan die overeen-
komt met de verplichtingen, verminderd met de activa van een plan. De activa ga je meten aan marktwaarde, de pensioenverplichtingen worden berekend aan de hand van de ‘projected unit credits’methode: • maak een beste schatting van de kapitalen of pensioenen die je in de toekomst moet uitkeren • daarvan ken je een stuk toe aan de verleden diensttijd • dat stuk ga je actualiseren De aldus berekende verplichtingen zijn relatief hoog, omdat de beste schatting rekening houdt met toekomstige loonsverhogingen. De actualisatievoet is forfaitair vastgesteld a rato van het rendement van hoogwaardige bedrijfsobligaties (AA corporate bonds). Zijn er onvoorziene fluctuaties, in het jargon actuariële winsten en verliezen genoemd, dan hoeven die niet onmiddellijk erkend te worden. Deze worden afgeschreven over de gemiddelde toekomstige diensttijd van de deelnemers aan het pensioenplan. Als je wil, kan je ze ook onmiddellijk erkennen tegen eigen vermogen. Het deel dat je in de jaarrekening erkent als kost is in essentie de verwachte verhoging van de verplichtingen (service- en intrestkost) gedurende het jaar min de verwachte verhoging van de activa. Daarnaast moet je heel wat informatie geven over de funded status, verplichtingen, activa, evolutie van de reconciliaties, de belangrijkste hypotheses … in de toelichtingen aan de jaarrekening.
“
Geert De R
Actuariël moeten erkend vermoge de result
betere financiële iet? idder (Deloitte)
e winsten en verliezen in de toekomst onmiddellijk worden tegen eigen n. Deze lopen dus niet via tatenrekening.
”
Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 19
Geert De Ridder Welke zijn nu de belangrijkste wijzigingen aan IAS 19? De eerste belangrijke wijziging heeft betrekking op de actuariële winsten en verliezen. Deze moeten in de toekomst onmiddellijk erkend worden tegen eigen vermogen. Deze lopen dus niet via de resultatenrekening.
10 %, waardoor hun kost laag lag, maar wat uiteraard niet reëel was. Daarmee wordt nu komaf gemaakt: er zal enkel nog gewerkt worden met een interestkost op de unfundedverplichtingen, wat er in feite op neerkomt dat het verwacht rendement gelijkgesteld wordt aan de discount rate.
Een tweede aanpassing betreft de berekening van de kost voor het jaar. Zoals gezegd is dat de verhoging van de verplichtingen verminderd met de verhoging van de activa. Voor dat laatste ging men tot nu toe uit van een verwacht rendement van de activa. Sommige Amerikaanse bedrijven gingen uit van een verwacht rendement van om en bij
Verder wordt aanbevolen dat bedrijven in de toekomst rekening houden bij de berekening van hun pensioenverplichtingen met de verwachte evolutie inzake sterftekansen. Dit maakt dat ook in België actuarissen gebruik zullen moeten maken van prospectieve sterftetafels waarbij de sterftekans niet alleen afhangt
van de leeftijd maar ook van het geboortejaar. Positief is volgens Geert De Ridder ook dat er in de toekomst meer informatie gegeven moet worden over risico’s (onder andere over ALM-strategieën) en tevens dienen er sensitiviteitsanalyses te gebeuren. In de huidige context is dat enkel met betrekking tot de medische kostinflatie, maar dat is meer relevant in de Verenigde Staten dan in Europa. Wat is er nog niet opgelost en ligt nog op tafel? De Ridder: “Een aantal fundamentele punten, zoals de actuariële kostmethode, de bepaling van de discount rate en het feit dat we een
“
Geert De Ridder (Deloitte)
In de toekomst moeten de actuariële winsten en verliezen onmiddellijk erkend worden tegen eigen vermogen. Deze lopen dus niet via de resultatenrekening.
”
provisie tonen die het verschil is tussen de verplichtingen en de activa van het plan.Ten slotte dient er ook nog een goede behandeling voor de Belgische defined contributionplannen met een minimaal gewaarborgd rendement uitgewerkt te worden.” Positieve balans De nieuwe norm, die van kracht wordt vanaf 1 januari 2013, leidt duidelijk tot een verbetering van de financiële rapportering. Maar er zijn zeker nog een aantal werkpunten.
•
Geert De Ridder
Geert De Ridder is licentiaat wiskunde (RUG, 1983) en actuariële wetenschappen (KUL, 1985). Als directeur bij Deloitte Bedrijfsrevisoren heeft hij meer dan 25 jaar ervaring in de sector van employee benefits. Hij startte zijn loopbaan in een internationaal consultancybedrijf voor actuariaat waar hij advies gaf aan bedrijven over het oprichten en financieren van pensioenplannen. Vervolgens voerde hij talrijke actuariële waarderingen uit voor statutaire, financierings- of boekhoudkundige doeleinden. De laatste tien jaar werkte hij bij Deloitte voornamelijk aan de toepassing van de boekhoudkundige normen voor pensioenen en share-based payments, due diligence projecten alsook speciale pensioenplannen voor openbare bedrijven. Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 21
3de Pension & Health Forum
De gewaarborgde rentevoet ter discussie
Ontdek de web 3de Pension &
Betekent de Solvency II-richtlijn het einde voor de monobrancheverzekeraars?
U kan de presentaties van de sprekers int voor deze gelegenheid gecreëerd werd. U
Pierre Devolder: Her en der gaan stemmen op die zeggen dat de Solvency II-richtlijn problematisch kan worden voor monobrancheverzekeraars, zeg maar de kleinere nichespelers in de markt. Dat is niet helemaal onjuist, want de kans bestaat immers dat de verplichtingen in het kader van Solvency II te zwaar gaan wegen voor bepaalde kleine, gespecialiseerde verzekeraars. Dit debat moet wellicht gevoerd worden met de Europese Commissie. Al blijf ik ervan overtuigd dat diversificatie alleen niet zaligmakend is. Het is niet omdat je plots alle verzekeringstakken gaat beoefenen, dat je geen risico meer loopt. Een nauwgezette onderschrijvingspolitiek en dito risicobeleid voeren is de belangrijkste vorm van risk management.
Ga eerst naar de homepage van onze web
Is de 3,25 %-minimumgarantie van de WAP houdbaar? Pierre Devolder: In een vorige editie van Reference gingen we dieper in op de garanties in pensioenplannen. Voor mij is het vrij eenvoudig: ofwel geloof je in de Solvency II-normen, ofwel niet. Als je er niet in gelooft, dan is de 3,25 % minimumgarantie inderdaad onbetaalbaar. Karel Stroobants, voormalig voorzitter van de Belgische Vereniging van Pensioenfondsen en nu onafhankelijk bestuurder bij onder andere het sectorpensioenfonds Metaal en het pensioenfonds van Levi Strauss in België: Het is goed om even terug te gaan in de tijd en te bekijken hoe die 3,25 % tot stand gekomen is. Het was oorspronkelijk de bedoeling om de 3,25 % te linken aan de risicovrije renten. Maar door veel debatten en heel wat lobbywerk is het uiteindelijk een vast percentage geworden. De kern voor de wijziging is evenwel duidelijk: de 3,25 % is losgekoppeld van het KB van de wetgeving op de verzekeraars. Het is dus perfect mogelijk om die 3,25 % aan te passen, maar dat stuit op verzet van de sociale partners, die het idee van garantie moeilijk kunnen opgeven. Maar het is zo dat de toepassing problematisch zal worden. Ik vind dan ook dat de garantie zou moeten gelinkt worden aan de risicovrije renten, inclusief een marge, via een procedure waarin de sociale partners inspraak hebben. Je kunt de economie niet trotseren door meer te beloven dan wat haalbaar is. Jean-Michel Kupper: Iedereen is ervan overtuigd dat een garantie noodzakelijk is, maar dat hoeft geen forfaitair bepaald bedrag te zijn. Dat is niet alleen een probleem voor de verzekeraar of het pensioenfonds, maar ook voor de werkgever en de sector. Pierre Devolder: Er moeten inderdaad garanties zijn, opdat aangeslotenen niet van de ene dag op de andere de helft van hun spaartegoed kwijt zijn. Maar waarom zou een 0 %-garantie op de einddatum geen oplossing kunnen bieden?
•
Kies uw taal.
2
Kies de rubrieken die u interesseren: de cv’s van de sprekers, hun presentatie, foto’s, de 2 vorige edities 3 van het Pension & Health Forum.
site van het
& Health Forum egraal bekijken op de website die speciaal vindt er ook hun cv’s terug en enkele foto’s. site www.agemployeebenefits.be.
1
Klik op het beeld 3de Pension & Health Forum.
Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 23
Juridische actualiteit
n a v t e w 1 e D 1 1 0 2 r e b o t k 24 o
e d e d n e f f e r t e b , e k j i l plaatse e l a i c provin n e t s n e i d s d i e h r ove le a k o l e en d . s e n o z e politi
De hervorming ingevoerd door de wet van 24 oktober 2011 heeft betrekking op de plaatselijke overheidsdiensten (gemeenten, OCMW, intercommunales), de provinciale overheidsdiensten en de lokale politiezones. Deze wet, die op 1 januari in werking is getreden, omvat twee grote luiken. Eerste luik: de eerste pijler Het pensioen van de statutairen: het huidige systeem van de ‘pools’ Voor de betaling van de pensioenen aan hun vroegere statutaire agenten, beschikten de plaatselijke en provinciale overheidsdiensten tot hier toe over verschillende alternatieven, genaamd ‘pools’. Het eerste alternatief bestond voor de overheidsdienst in het betalen van bijdragen aan de RSZPPO. Dat gebeurde hetzij via pool 1 (het ‘gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke overheden’), een ‘historische pool’ waartoe geen enkele nieuwe aansluiting meer mogelijk was sinds 1987, hetzij via pool 2 (het ‘stelsel van de nieuwe aangeslotenen bij de Rijksdienst’). In beide gevallen ging het om een repartitiesysteem gebaseerd op solidariteit. De aansluiting bij elk van deze pools was onherroepelijk. De plaatselijke overheidsdienst kon ook opteren voor pool 3 door zich aan te sluiten bij een voorzorgsinstelling die de pensioenen beheerde en betaalde. Ten slotte kon de lokale overheidsdienst ook kiezen voor pool 4, het stelsel van de overheidsdiensten die over hun eigen pensioenkas beschikken.
Pool 5, het pensioenfonds van de geïntegreerde politie, werd ingevoerd door de hervorming van de politiediensten. Het benoemd personeel is automatisch aangesloten. Merk echter op dat, zelfs wanneer de overheidsdienst besliste om zich aan te sluiten bij de RSZPPO (pools 1 en 2), de taak van administratief en/of financieel beheerder kon toevertrouwd worden aan een voorzorgsinstelling2. Het pensioen van de statutairen volgens de nieuwe wet: één enkele pool, verplichte aansluiting en begrip verantwoordelijkheid Aangezien de kost van de pensioenen van de provinciale en plaatselijke besturen aangesloten bij de RSZPPO (dat wil zeggen de overgrote meerderheid van de plaatselijke overheidsdiensten) geleidelijk aan steeds belangrijker werd ten opzichte van de loonmassa die als berekeningsbasis dient voor de bijdragen, was het hoog tijd om iets te doen om het faillissement van het systeem te vermijden. De wetgever heeft dan ook beslist om de bijdragen betaald door de werkgever aan de RSZPPO aanzienlijk te verhogen en het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO op te richten.
Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 25
“ De wet voorziet dat alle provinciale en plaatselijke besturen (inclusief diegenen die tot hier toe aangesloten waren bij pool 3 of pool 4) – in principe – aangesloten zullen worden aan het nieuw gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. Dit fonds, een fusie van de huidige pools 1, 2 en 5, laat de RSZPPO toe de hand te leggen op de goede risico’s die, logischerwijs, ruimschoots gekozen hadden voor de pools 3 en 4. De wet voert echter een mogelijkheid in voor de provinciale en plaatselijke besturen van deze twee pools om de verplichte aansluiting te weigeren3. Merk op dat de wet verschillende stimulansen voorzien heeft om een maximum aantal overheidsdiensten te overtuigen zich aan te sluiten bij het gesolidariseerd fonds (op 1 januari 2012). Natuurlijk wil de wetgever een systeem behouden dat in de eerste plaats gebaseerd is op solidariteit, maar om te vermijden dat bepaalde overheidsdiensten minder en minder blijven benoemen, en misbruik maken van die solidariteit ten koste van de overheidsdiensten die een hoog percentage statutairen hebben, werd beslist om de notie verantwoordelijkheid in te voegen, bedoeld om meer slechte risico’s te doen deelnemen. De uitgaven die niet gedekt worden door solidariteit, zullen dus gedekt worden door aanvullende bijdragen. Deze zullen betaald worden door de werkgevers voor wie de pensioenuitgaven hoger zijn dan de aan de RSZPPO effectief betaalde bijdragen in het kader van het solidariteitssysteem. Merk op dat de optie die erin bestaat het administratief en/of financieel beheer toe
Aangezien de kost van de pensioenen van de provinciale en plaatselijke besturen geleidelijk aan steeds belangrijker werd ten opzichte van de loonmassa die als berekeningsbasis dient voor de bijdragen, was het hoog tijd om iets te doen om het faillissement van het systeem te vermijden. te vertrouwen aan een voorzorgsinstelling, mogelijk blijft. Dit zelfs in geval van aansluiting aan het nieuwe gesolidariseerd fonds (opties bis en ter). De contractuelen: regularisatie van de bijdragen bij laattijdige benoemingen tot statutairen Wanneer een contractuele werknemer vervolgens vast benoemd wordt, wordt er op dit ogenblik geen enkele financiële regularisatie gevraagd aan het provinciaal of plaatselijk bestuur dat de werknemer benoemt. Het openbaar pensioenstelsel dat de contractuele diensten in aanmerking neemt, ontvangt dus alleen de bijdragen die vroeger gestort werden (aan de RSZ) in het stelsel voor werknemers en die aan hem overgedragen worden in overeenstemming met de wet van 5 augustus 1968. Welnu, deze bijdragen werden berekend op basis van de voor de contractuele diensten toegekende wedden en dit zonder interesten. Dit is natuurlijk veel te weinig om de uitgaven te dekken die voor het openbare pensioenstelsel voortvloeien uit de inaanmerkingneming van de contractuele diensten. De wet van 24 oktober 2011 wil een regularisatie invoeren van de bijdragen in geval van laattijdige benoeming. Een dergelijke regularisatie zal gebeuren als de benoeming plaatsvindt na vijf dienstjaren als contractuele bij de werkgever die benoemt. Om geen rem te vormen op de benoeming, zelfs als de benoeming na de vijf jaren in kwestie plaatsvindt, zal de regularisatie slechts betrekking hebben op de periode na de eerste vijf dienstjaren.
”
Deze deelname is erop gericht het openbaar pensioenstelsel dat de contractuele diensten in aanmerking zal nemen, een deel van de bijdragen te verschaffen die het zou hebben ontvangen als de ambtenaar vast was benoemd bij zijn indienstneming.
Tweede luik: de tweede pijler De vraag rees wat men moest doen met de eventuele groepsverzekering opgebouwd ten voordele van de contractuele agent, eens deze tot statutair benoemd wordt. Indien de dingen ongewijzigd bleven, zou de ambtenaar immers een pensioen genieten voor zijn gehele loopbaan in de openbare sector (loopbaan als contractuele + loopbaan als statutair), waaraan de groepsverzekering opgebouwd tijdens de periode als contractuele, toegevoegd zou worden. Aangezien dit ‘dubbel voordeel’ een probleem stelde, heeft de wetgever deze zaak willen regelen. Als een contractueel personeelslid van een provinciale of plaatselijke overheid benoemd wordt en statutair wordt, vervallen de aanvullende voordelen die overeenstemmen met de diensten gepresteerd onder arbeidscontract (in de overheidssector). Als de agent vast benoemd wordt, worden de opgebouwde reserves die betrekking hebben op de contractuele diensten waarvoor een regularisatiebijdrage verschuldigd is door de werkgever4, overgedragen aan de instelling die de bijdragen int die bestemd
Hoofdredacteur Alexandre Homez
zijn voor de financiering van het rustpensioen en bij voorrang aangewend voor deze regularisatie. Uit respect voor de verworven rechten, worden de reserves opgebouwd vóór 1 januari 2012 niet aangetast door de wet. Bovendien worden de reserves die met persoonlijke bijdragen van de agent werden gefinancierd, niet overgedragen.
Leden van het redactiecomité Karel Coudré Stijn De Ruysscher Stijn Mues Eliane Van den Stock Sara Van de Vijver Emmanuelle Van Maele Hebben meegewerkt aan dit nummer Karel Coudré Thomas Dereze Véronique Dufour Davy Verbeeck (Mindsetting) Sara Van de Vijver Foto’s Claudio Centonze Lay-out Nathalie Collard Vertalers Anne-Marie Lafullarde & C° Pre-press Christine Biz Drukkerij Stef Van Gansen & C° Verantwoordelijke uitgever Jean-Michel Kupper Emile Jacqmainlaan 53 1000 Brussel
Thomas Dereze, jurist Tax & Legal Product Portfolio.
24 oktober 2011 – Wet tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen 2 Dit is wat men respectievelijk pools bis en ter noemt. 3 De PPO die tot dan aangesloten waren bij de pools 3 en 4 en die wensten aangesloten te blijven, moesten een aangetekende brief sturen naar de Minister van Pensioenen om hun wens uit te drukken niet te worden aangesloten bij het gesolidariseerd fonds. 4 Cfr supra. 1
Lezersrubriek
[email protected] Tel. 02 664 82 42 Fax 02 664 13 37 AG Employee Benefits heeft de grootste zorg besteed aan de inhoud van de informatie en de gegevens gepubliceerd in het tijdschrift Reference. Zij geeft echter geen enkele expliciete of impliciete garantie wat betreft de volledigheid, nauwkeurigheid en actualiteit van die gegevens en wijst elke verantwoordelijkheid af voor de vergissingen of weglatingen die zich in dit tijdschrift zouden bevinden. AG Employee Benefits wijst eveneens elke verantwoordelijkheid af met betrekking tot de opinies en aanbevelingen die erin worden gegeven. Deze kunnen in geen geval de specifieke raad en advies vervangen die, op aanvraag, kan verkregen worden bij AG Employee Benefits. Uw advies telt
Aarzel niet om ons de onderwerpen over te maken die u graag in dit tijdschrift had behandeld gezien. U kan dit op volgend adres :
[email protected]. Geen enkel artikel uit dit tijdschrift mag gedeeltelijk of volledig worden overgenomen, zonder de schriftelijke toelating van de redactie.
CU-COC-809718-DF
Reference wordt gedrukt op milieuvriendelijk papier.
Reference by AG Employee Benef its | Januari 2012 | 27
AG Employee Benefits
www.agemployeebenefits.be Sectorplan
Cafetariaplan
Met een globaal marktaandeel van 23,7 % en een omzetcijfer van 6,7 miljard €, is AG Insurance de leider op de Belgische verzekeringsmarkt. Meer dan 4.000 gespecialiseerde medewerkers stellen al hun expertise te uwer beschikking. Zij ontwikkelen in alle verzekeringsdomeinen concrete oplossingen op maat. En dit in nauwe samenwerking met onze distributiepartners BNP Paribas Fortis, Fintro-agenten, onafhankelijke makelaars, gespecialiseerde consultants of werkgevers voor wat de groepsverzekering betreft. In een verzekeringswereld in volle evolutie, steunt AG Insurance op waarden als soliditeit en zekerheid, zodat u de toekomst met alle vertrouwen tegemoet kan zien.
Bonusplan
Medi-Assistance
Dezelfde waarden zorgen ervoor dat we in onze activiteit employee benefits al onze engagementen kunnen nakomen: de extralegale voordelen op het vlak van pensioen, gezondheidszorg en invaliditeit zijn 100 % gewaarborgd. Als leider in de tweede pijler, biedt AG Employee Benefits oplossingen op maat voor aanvullende pensioenen en collectieve verzekeringen gezondheidszorg en gewaarborgd inkomen: bedrijfsplannen, sectorplannen, cafetariaplannen en oplossingen zoals MediAssistance, HospiCare, IncomeCare, AmbuCare, AG Care, AG Ascento… Niet minder dan 500.000 werknemers rekenen op ons voor hun extralegaal pensioen en meer dan 1.000.000 aangeslotenen voor hun verzekering gezondheidszorg. Voor zijn internationale oplossingen werkt AG Employee Benefits samen met de twee belangrijkste internationale netwerken: IGP en Insurope. AG Employee Benefits zal ook in de toekomst competitieve en vernieuwende producten blijven ontwikkelen en een kwalitatief hoogstaande dienstverlening blijven nastreven. U kan op al onze medewerkers rekenen voor een bevoorrecht partnership in het complexe domein van aanvullende voordelen in pensioen en gezondheidszorg.
AG Employee Benefits.Vertrouwen in expertise. AG Insurance nv – RPR Brussel – BTW BE 0404.494.849
E. Jacqmainlaan 53, B-1000 Brussel AG Employee Benefits: Kruidtuinlaan 20, B-1000 Brussel – www.agemployeebenefits.be Tel. +32(0)2 664 82 11 – Fax +32(0)2 664 83 09
0079-2397533N-08062011
AG Ascento