Driemaandelijks tijdschrift van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten
www.iec-iab.be | Nr. 4 / 2013
Interview met minister Koen Geens Tax-cificatie: “wederzijds vertrouwen creëren en burgerzin aanwakkeren” Beroep De discontinuïteit van de wet betreffende de continuïteit van de o ndernemingen Raymond Ghysels Beroep Reclame en marketing: een gemeenschappelijk kader voor beroeps beoefenaars van de drie Instituten Beroep Het beroep staat klaar voor de elektronische factuur! Fiscaliteit Abnormale of goedgunstige voordelen: beginselen en concrete toepassingen Pierre-François Coppens
AFGIFTEKANTOOR: 3000 LEUVEN I P608443 – IEC-IAB E . J ac q m ainlaan 1 3 5 / 2 – B E - 1 0 0 0 B R U S S E L
Trends Leven in een wereld met een rentevoet van 0 %? Amid Faljaoui
Reclame en marketing
Inhoud Accountancy&Tax Driemaandelijks tijdschrift van het IAB nr. 4 / 2013
3
5
ADMINISTRATIE EN REDACTIE
8
REDACTIECOMITÉ
21
25
Rosemarie De Vos
B. Vanderstichelen, Emile Jacqmainlaan 135/2, 1000 Brussel
29
MEDEDELING VOOR DE LEZERS
Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) Opgericht bij wetten van 21 februari 1985 en 22 april 1999 UITVOEREND COMITÉ
Voorzitter: B. Vanderstichelen Ondervoorzitter: B. Van Coile Secretaris-penningmeester: J.-L. Kilesse Secretaris: J. De Blay Leden: E. Degrève, J. De Coster RAAD
Voorzitter: B. Vanderstichelen Ondervoorzitter: B. Van Coile Leden: D. Bauwens, L. Ceulemans, P. Cuvelier, J. De Blay, J. De Coster, E. Degrève, V. Delvaux, J.-L. Kilesse, A. Mons delle Roche, G. Schelfhaut, J. Van Hecke, H. Vandelanotte ALGEMEEN DIRECTEUR
E. Steghers
Fiscaliteit
Abnormale of goedgunstige voordelen: beginselen en concrete toepassingen Pierre-François Coppens
ISSN 1375-9876
De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en mening van auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité.
Beroep
Het beroep staat klaar voor de elektronische factuur!
ILLUSTRATOR COVER
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
Beroep
Reclame en marketing: een gemeenschappelijk kader voor beroeps beoefenaars van de drie Instituten
UITGEVERS
Intersentia, Groenstraat 31, 2640 Mortsel www.intersentia.be Anthemis, Place Albert I 9, 1300 Limal www.anthemis.be
Beroep
De discontinuïteit van de wet betreffende de continuïteit van de o ndernemingen Raymond Ghysels
Stéphane De Bremaeker E-mail:
[email protected]
E. Basso, P.-F. Coppens, J. De Blay, L. Dhaene, A. Faljaoui, J.-L. Kilesse, R. Lassaux, D. Maes, E. Steghers, B. Van Coile, B. Vanderstichelen
Interview met minister Koen Geens
Tax-cificatie: “wederzijds vertrouwen creëren en burgerzin aanwakkeren”
IAB, Emile Jacqmainlaan 135/2, 1000 Brussel Tel.: +32 2 543 74 90 – Fax: +32 2 543 74 91 E-mail:
[email protected] REDACTIEcoördinator
Editoriaal
Steun voor onze kmo’s!
40
Trends
Leven in een wereld met een rentevoet van 0 %? Amid Faljaoui 42
IAB in ‘t kort
42
Wetgeving
44
IAB-info flashback
46
Vakliteratuur
EDITORIAAL
Steun voor onze kmo’s!
D
e volgende opmerkelijke uitspraak wordt toegeschreven aan Winston Churchill: “Some people regard private enterprise as a predatory tiger to be shot. Others look on it as a cow they can milk. Not enough people see it as a healthy horse, pulling a sturdy wagon.”1
In ons huidige belastingstelsel is één ding zeker: de fiscale maatregelen die de laatste jaren werden genomen, hebben de kmo’s en hun bedrijfsleiders niet gespaard.
– – –
– –
Deze waren nodig om onze te fragiele financiën te consolideren of om bepaalde achterpoortjes – die sommige ondernemingen met weinig scrupules te baat hadden genomen – af te sluiten. Toch hebben ze zowel het concurrentievermogen als het moreel van heel wat bedrijfsleiders ondermijnd. We zetten de belangrijkste fiscale maatregelen van de afgelopen twee jaar even op een rijtje: – belasting van 25,75 % op de meerwaarden op aandelen die minder dan één jaar in het bezit zijn; – verhoging van de roerende voorheffing op dividenden en interesten; – vermindering van het tarief van de notionele interestaftrek en verbod tot overdracht van de aftrek ervan; – omvorming van de aftrek van bepaalde uitgaven in minder voordelige belastingverminderingen; – einde van de belastingverminderingen voor energiebesparende investeringen; – aanzienlijke verhoging van de belasting op de voordelen van alle aard (vooral het voordeel voor de gratis terbeschikkingstelling van een gebouw door een vennootschap); – schrapping van elke mogelijkheid om een nieuwe interne voorziening aan te leggen en toepassing van een afzonderlijke aanslag van 1,75 % op de reeds gevormde voorziening;
antimisbruikbepaling waarvan het gebruik dreigt misbruik uit te maken; verwerping van 17 % van het voordeel van alle aard voor een bedrijfswagen als VU; onmiddellijke belasting van 10 % op de in het kapitaal vastgeklikte reserves om te ontsnappen aan de verhoging van de roerende voorheffing op liquidatieboni (tarief vastgesteld op 25 % vanaf 1 oktober 2014); verdubbeling van de btw-boetes (zelfs voor kleine inbreuken); verhoging van bepaalde registratierechten (rechten op de erfpacht opgetrokken van 0,2 % tot 2 %).
Wellicht kwam elke bedrijfsleider van een kmo wel op het ene of andere moment voor een verrassing te staan. Dat kan moeilijk anders! Meer dan ooit is het wenselijk om deze fiscale vloedgolf te stuiten en het wederzijdse vertrouwen tussen de belastingplichtigen, hun adviesverleners en de Staat stapsgewijs te herstellen. Dit gebeurt geleidelijk aan dankzij de initiatieven van de huidige minister van Financiën Koen Geens en zijn kabinet. Meer bepaald op het vlak van de bijzondere aanslag op geheime commissielonen. Nadat de wet van 17 juni 2013 tot versoepeling van het toepassingsgebied van de bijzondere aanslag op geheime commissielonen in werking is getreden, hebben de minister en de administratie op 22 juli 2013 een nieuwe circulaire gepubliceerd. Voortaan wordt de bijzondere aanslag op geheime commissielonen als een uitzonderingsmaatregel beschouwd. Hiermee brengt de nieuwe circulaire belangrijke veranderingen aan, en zorgt ze voor een zeer positieve sfeer. In een moeilijke budgettaire situatie vergt elk initiatief in dat verband zowel moed, langetermijnvisie als het talent van een equilibrist.
1
“Sommige mensen zien de ondernemer als een tijger die moet worden
afgemaakt, of een koe die ze kunnen melken. Slechts weinigen zien hem als het paard dat de kar trekt.”
We dienen te erkennen dat er de laatste maanden een nieuwe positieve impuls lijkt door te breken, hoewel sommigen die nog te schuchter vinden.
2 013/4
3
EDITORIAAL Deze nieuwe wind kan door de recente voorstellen en bepalingen heen worden opgemerkt. In de eerste plaats verheugen we ons over het voornemen van de minister om te streven naar ‘duurzame tax-cificatie’. In zijn persbericht van 19 juli 2013 drukte hij het als volgt uit: “Vandaag hebben we de eerste stap richting een hernieuwd wederzijds vertrouwen gezet. Via concrete actiepunten zullen we het wederzijdse vertrouwen herstellen waar nodig en optimaliseren waar mogelijk”. Concreet stelt de minister voor om een overlegplatform op te richten bestaande uit economische beroepsbeoefenaars en leden van de administratie. De minister is ook voorstander van verschillende belangrijke veranderingen die de uitoefening van ons beroep kunnen verbeteren, zoals het verlenen van exclusiviteit voor vertegenwoordiging aan erkende beroepsbeoefenaars of het uitbreiden van de witwasmeldingsplicht tot consultants die geen lid zijn van het Instituut. Dit project wordt concreet uitgewerkt aan de hand van vier werkgroepen. De eerste werkgroep spitst zich toe op de exclusieve vertegenwoordiging van de belastingplichtige wanneer een onderneming en een ondernemer deze dienst wensen te outsourcen. De tweede werkgroep zal zich bezighouden met de strijd tegen het witwassen van geld en zal duidelijke en concrete gedragsregels uitschrijven inzake de meldingsplicht bij de CFI. De derde werkgroep moet werkontmoetingen tussen de Instituten en de administratie bewerkstelligen. Ten slotte zullen fiscale specialisten van de administratie en de Instituten samenkomen binnen een vierde werkgroep om de toepasbaarheid van de fiscale teksten te verbeteren. Vier mooie werven, dus. De toon is gezet voor een nieuwe stijl! Met de programmawet van 28 juni 2013 bewijst minister Koen Geens zijn wens om kmo’s die hun eigen vermogen willen consolideren, een handje te helpen. Deze bevat nog een bepaling die aantoont dat de minister het risicokapitaal niet langer wil afstraffen, maar wil aanmoedigen. Misschien zocht hij zijn inspiratie in de befaamde Monory-Declercqwetten. Want de regering heeft er via haar minister van Financiën voor geopteerd om een nieuw tarief van roerende voorheffing van 15 % in te voeren, alleen voor kmo’s. De regel is zowel van toepassing voor kapitaalverhogingen als voor de oprichting van nieuwe kmo’s. Het recept is heilzaam: het biedt tal van vennootschappen via dit manna aan vers geld de mogelijkheid om terug op het rechte pad te komen of hun activiteiten nieuw leven in te blazen. De maatregel geldt alleen voor vennootschappen die op basis van de criteria van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen als kleine vennootschappen worden beschouwd
4
2 013/4
voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de kapitaalinbreng is gedaan. De roerende voorheffing wordt verlaagd tot 20 % voor de dividenden die worden verleend of toegekend uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na dat van de inbreng en tot 15 % voor de dividenden die worden verleend of toegekend uit de winstverdeling van het derde boekjaar na dat van de inbreng en bij de latere winstverdelingen. Nu heel wat politieke verantwoordelijken enkele maanden voor de verkiezingen oproepen tot een algemene verhoging van de roerende fiscaliteit, via een buitensporige belasting van de roerende inkomsten of de invoering van een hoge belasting op de meerwaarden op aandelen – ongeacht of die meerwaarden al dan niet speculatief zijn – lijkt die fiscale aanmoediging van de ondernemingsgeest bijna een fiscaal mirakel. We kunnen ons alleen maar verheugen over deze nieuwe trend en hopen dat de maatregelen die we zonet hebben belicht, nog maar het begin zijn van een nieuwe verantwoordelijke en visionaire ingesteldheid. Op het vlak van de liquidatieboni betreuren we de belastingverhoging waardoor de roerende voorheffing op 25 % werd gebracht. Volgens ons hebben de liquidatieboni niet dezelfde aard als de klassieke dividenden die door een onderneming uitgekeerd worden en is er geen gelijkaardig fiscaal regime nodig. Wij willen de minister echter bedanken omdat hij de overgangsmaatregel voor de liquidatieboni ietwat versoepeld heeft. We herinneren u even aan de modaliteiten: voor vennootschappen die hun boekhouding per kalenderjaar voeren, zal aan de termijnvoorwaarde geacht worden voldaan te zijn als de dividenden ten laatste op 31 december 2013 worden toegekend en als de roerende voorheffing van 10 % wordt betaald tegen 15 januari 2014. Maar er is versoepeling wat betreft de inbreng en kapitaalverhoging. Deze moeten slechts geformaliseerd worden, uiterlijk tegen 31 maart 2014. Dankzij deze versoepeling krijgen de notarissen, maar ook de economische beroepsbeoefenaars – die dit jaareinde onder zware druk liggen – meer ademruimte. Telkens als onze minister dergelijke uiterst nuttige initiatieven neemt, kan hij altijd rekenen op de unanieme steun van onze beroepsgroep. Vandaag moet meer dan ooit alles in het werk worden gesteld om ervoor te zorgen dat meer en meer bedrijfsleiders in zo goed mogelijke omstandigheden de kar blijven trekken en niet langer, zoals te vaak het geval is, als loutere melkkoeien worden beschouwd.
•
Bart Van Coile Benoît Vanderstichelen Ondervoorzitter Voorzitter
I nterview
Tax-cificatie: “wederzijds vertrouwen c reëren en burgerzin aanwakkeren” Op 19 juli 2013 lanceerde minister van Financiën Koen Geens zijn project ‘naar een duurzame tax-cificatie’. Wat houdt dit in? Hoe wordt het concreet uitgewerkt? Met deze, en nog vele andere vragen ging het IAB langs bij de minister.
IAB: Een aantal maanden geleden lanceerde u de ‘duurzame tax-cificatie’, iets wat de voorzitters en ondervoorzitters van de economische beroepsinstituten ten zeerste waarderen. Kunt u dit concept concreet uitleggen? Koen Geens: Dat woord is een samentrekking van ‘taks’ en ‘pacificatie’. De bedoeling is het wederzijdse vertrouwen tussen fiscus en ondernemers of economische beroepen te versterken. Het idee erachter vertrekt vanuit een werkelijkheid. Vandaag leven we in een samenleving waarin mensen recht hebben op een heleboel sociale en fiscale regelingen. Hierop komt er steeds meer maatschappelijke controle, natuurlijk zonder aan deze rechten te sleutelen. Aan de plichten daarentegen wordt er wel geraakt. Sommigen vinden bijvoorbeeld dat de andere belastingplichtigen hun verplichtingen moeten nakomen, zodat deze laatsten aanspraak kunnen maken op hun rechten. Dat leidt tot een ongelijk debat waarbij de enen menen dat er vaak sociale misbruiken worden gepleegd, terwijl de anderen vinden dat er fiscale misbruiken zijn. Vandaaruit is het in fiscaal opzicht logisch dat de belastingadministratie wetenschappelijker en doortastender controleert dan vroeger. Grondregel hierbij is dus de belasting niet te verhogen als iedereen zijn fiscale schuld betaalt, en mutatis mutandis geen verworven sociale rechten af te bouwen als er geen gebruik van wordt gemaakt door mensen die er geen aanspraak op maken.
De gecontroleerde belastingplichtige vindt dat hij aanspraak mag maken op het recht waarvan hij gebruikmaakt, zoals op de belastingaftrek, de subsidies en de uitkeringen. Toch vindt hij deze controle sociaal en psychologisch zeer gemakkelijk te zwaar. Dat is voor een stuk de verantwoordelijkheid van het nieuwe klimaat dat ontstaan is. Dat klimaat geeft de psychologische indruk dat de belastingadministratie te streng optreedt en dat het vroeger beter was. Niettemin zijn de nieuwe gewoontes beter. Sommige ambtenaren zullen soms te streng zijn, waar anderen niet met die nieuwe gewoontes kunnen leven. Dat kan leiden tot minder vriendelijke situaties. De belastingambtenaren dienen dus op een intelligente manier om te gaan met de groep te controleren belastingplichtigen en deze op een correcte manier te selecteren.
2 013/4
5
I nterview Daarom heb ik mijn administratie samengebracht met de economische beroepsbeoefenaars en ondernemersorganisaties om samen na te denken over de manieren om wederzijds het vertrouwen te versterken. Ook om duidelijk te maken dat er geen heksenjacht is op de ondernemers. De fiscus is streng waar nodig, maar flexibel waar mogelijk. IAB: Hoe concretiseert zich dit? Koen Geens: Aan de hand van concrete maatregelen kunnen we dit gestalte geven. Zo heb ik recent toegestaan dat er voor TOW-mandatarissen meer tijd zou komen, gelet op de hoge werklast. IAB: Een concrete verwezenlijking betreft ook de recent versoepelde overgangsregeling voor de liquidatiebonus? Inderdaad. Onder meer uw Instituut, maar ook andere hebben me erop gewezen dat het zwaar was om de formaliteiten rond te krijgen die de overgangsregeling voor de liquidatiebonus met zich meebracht. Ik heb daar oren naar en heb beslist een versoepeling toe te staan. Voor vennootschappen die hun boekhouding per kalenderjaar voeren, zal aan de termijnvoorwaarde geacht worden voldaan te zijn als de dividenden ten laatste op 31 december 2013 worden toegekend en als de roerende voorheffing van 10 % wordt betaald tegen 15 januari 2014. Maar er is een versoepeling wat betreft de inbreng en kapitaalverhoging. Deze moeten slechts geformaliseerd worden, uiterlijk tegen 31 maart 2014. Vennootschappen die hun boekhouding niet per kalenderjaar voeren en hun boekjaar afsluiten tussen 1 oktober 2013 en 30 maart 2014, kunnen met dezelfde praktische problemen te maken krijgen. Daarom wordt voor die gevallen ook in een vergelijkbare versoepeling voorzien. Alle informatie en details hierover vindt men terug in een omzendbrief die de belastingadministratie op haar website heeft gepubliceerd (Circulaire AAFisc Nr. 35/2013 van 13 november 2013; www.fisconetplus.be). IAB: En wat met die ‘zwarte lijst’ van controleurs en economische beroepsbeoefenaars die hun boekje durven te buiten gaan? Koen Geens: Een andere piste waarop we werken, is dat wederzijds het verkeerde gedrag van zowel de eigen ambtenaren als de beroepen gemeld kan worden bij de bevoegde tuchtinstanties. Zo kunnen we een einde maken aan dat gedrag. Zo’n ‘klachtendienst’ in werking stellen is niet eenvoudig, temeer omdat dossiers moeten worden opgesteld. Vaak blijkt de klacht van de belastingplichtige in fine onte-
6
2 013/4
recht; allicht omdat hij zich benadeeld voelt. Aan de hand van de tax-cificatie willen we dat de belastingambtenaar beleefd en preventief optreedt, en tegelijk dat de burgerzin aangewakkerd wordt. Een belastingcontrole moet als het ware als een soort alcoholcontrole beschouwd worden. We willen dan ook geen heksenjacht creëren, maar eerder redelijk te werk gaan. Om die redenen willen we een beroep doen op de economische beroepsbeoefenaars om ons een handje te helpen en alles makkelijker te laten lopen. IAB: Hoe ziet u dat concreet te werk gaan? Koen Geens: We zouden graag evolueren naar een systeem waarin wij van de Instituten, rekening houdend met het beroepsgeheim, de namen krijgen van de ambtenaren die in hun ogen op verkeerde wijze hebben gehandeld. Dat kan worden aangevuld met duidelijke feiten die dat verkeerde gedrag aantonen. Als tegenprestatie zou de administratie aan de Instituten melden welke beroepsbeoefenaars constructies hebben opgezet waarvan belastingplichtigen het slachtoffer zijn geworden. Vaak begrijpen de belastingplichtigen niet wat ze fout hebben gedaan, omdat ze het ‘goede’ advies van een economische beroepsbeoefenaar hebben gevolgd. Ook zouden we graag samen met de Instituten willen nadenken over een systeem waarbij bepaalde beroepen meer privileges zouden krijgen inzake de vertegenwoordiging van de belastingplichtigen voor de fiscus. Op die manier kunnen we voor de belastingplichtigen een gevoel van rechtszekerheid creëren. Dat kan bijvoorbeeld aan de hand van een correct ingevulde aangifte of voorbereid dossier, waarbij de beroepsbeoefenaar een soort ‘fiscaal notaris’ wordt. Dit houdt echter een verhoogde verantwoordelijkheid in voor deze beroepsbeoefenaar, die van de administratie meer vertrouwen krijgt. Maar als blijkt dat deze zijn werk niet goed doet, dan gaat de belastingadministratie strenger optreden. IAB: In dat opzicht kan de beroepsbeoefenaar nagaan of de belastingplichtige zijn verplichtingen nagekomen is. Niettemin kan hij niet alles controleren. Dat is en blijft de taak van de controleur. Wat denkt u? Koen Geens: Uiteraard. Het is niet de bedoeling dat de beroepsbeoefenaar de rol van de fiscale controleur overneemt. Maar dat is eigenlijk ook het probleem van de ‘auditor’, die zijn nek een stuk verder moet uitsteken en een ‘Management Representation Letter’ moet schrijven. Door een onderneming te professionaliseren, kan er een soort vertrouwen ontstaan dat een groter veiligheidsgevoel creëert aan beide kanten. Dat werd al bereikt bij zeer grote ondernemingen, vooral als gevolg van de professionaliteit van de onderneming. Bedoeling is dat uit te breiden naar de zelfstandigen en de kmo’s.
I nterview IAB: De titel van ‘auditor’ valt deels onder de verantwoordelijkheid van de verschillende Instituten, en meer bepaald hun respectievelijke tuchtorganen. De auditor moet dan ook een bepaalde kennis voorleggen en de deontologie strikt naleven. Op dit vlak – namelijk met de meldingsplicht inzake de antiwitwaswetgeving, de kwaliteitstoetsing, de permanente vorming enz. – hebben wij, de Instituten, weliswaar heel wat werk verricht. Toch kunnen we nog vooruitgang boeken en meer professionaliteit bieden, en de overheid hiervan overtuigen. Waarom zouden we inzake de btw en de Ven.B. geen monopolie invoeren voor de economische en juridische beroepen wanneer ondernemingen deze diensten zouden willen outsourcen?
hoewel zij er in eerste instantie geen last van dachten te krijgen. Maar in het kader van hun adviesverstrekking zijn ze even meldingsplichtig geworden als andere beroepsbeoefenaars. Uw opmerking over de andere adviesverstrekkers die technisch gezien niet onderworpen zijn aan de antiwitwaswetgeving, is echter terecht. Die mensen kunnen we wel aan de wetgeving onderwerpen, maar we kunnen ze niet controleren. We kunnen in die zin wel pleiten voor de uitbreiding van de titel- en de monopoliebescherming, iets waar ik me bij aansluit.
Koen Geens: In die richting wil ik gaan. Maar de eerste stap die we moeten zetten, is de wetgeving transparanter en duidelijker te maken. Deze moet ook kwalitatief zijn. Dat is ons streefdoel, al moeten we hierbij ook beseffen dat de fiscale wetgeving in een geïndustrialiseerd land nooit eenvoudig kan zijn. Pas vanaf dat ogenblik kan de volgende stap – naar een eventueel monopolie – misschien gezet worden.
Koen Geens: Deze mensen kunnen onmogelijk getoetst worden. We zitten nu eenmaal in een samenleving die enerzijds loskomt van het corporatisme en die anderzijds steeds meer verplichtingen oplegt aan de beroepsbeoefenaars. Beide kunnen niet gemakkelijk met elkaar worden verzoend. Niettemin is dat een uitdaging, want de wetgeving mag niet ontlopen worden.
IAB: In het verlengde van de kwaliteit – en in het bijzonder in geval van de verplichte melding bij de CFI inzake de antiwitwaswetgeving – zijn er sommige fiscale adviesverleners die geen verplichting hebben tot melding bij een vermoeden van witwassen van geld. Welke oplossingen ziet u?
IAB: De praktische ervaring toont ons aan dat de mandaten, gevraagd aan de boekhoudkundige beroepsbeoefenaars wanneer zij hun cliënten bijstaan bij de indiening van de fiscale aangiften, complex en divers zijn. Het IAB zou graag het unieke mandaat invoeren voor de behandeling van de fiscale dossiers van hun cliënten, wat het beheer ietwat kan vereenvoudigen. Hoe staat u tegenover de volmacht van de advocaten inzake de vertegenwoordiging van de belastingplichtigen voor een rechtbank?
Koen Geens: De antiwitwaswetgeving is een Europese verplichting waarmee zelfs de advocaten te maken krijgen,
IAB: We kunnen elke niet-erkende fiscale adviesverstrekker misschien ook onderwerpen aan de kwaliteitstoetsing?
Koen Geens: Voor bepaalde beroepen kan dat een redelijke oplossing zijn, want gevallen waarin het mandaat wordt betwist – met andere woorden: wanneer de cliënt ontkent dat hij vertegenwoordigd kon worden – komen zelden voor. In de toekomst is het goed mogelijk dat een belastingplichtige een beroep zou kunnen doen op een accountant en/of belastingconsulent om tot op een zeker niveau zijn belangen te verdedigen, net zoals dat nu al gebeurt voor de arbeidsrechtbank, waar de vakbonden de belangen van hun leden kunnen verdedigen. Al blijven de advocaten uiteraard experten op het vlak van de verdediging van ondernemingen en zelfstandigen.
•
2 013/4
7
bEROEP
De discontinuïteit van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen Raymond Ghysels Licentiaat in de rechten, accountant en belastingconsulent Docent aan de Solvay Brussels School of economics & management Centre de comptabilité et contrôle de gestion, Université libre de Bruxelles
1. Inleiding De wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (WCO) wordt gekenmerkt door de discontinuïteit ervan. Die wet, die niet eens vijf jaar oud is, telt al vijf gearchiveerde versies1, de laatste daterend van 27 mei 2013. Deze analyse beperkt zich tot de vier nieuwe wettelijke opdrachten voor de economische beroepen die in die laatste wijziging zijn ingeschreven.2 In de vorige gearchiveerde versies worden die beroepsbeoefenaars niet genoemd, alsof het gebruik dat de bedrijfsleiders van de ondernemingen in moeilijkheden van hun diensten maakten, niet van tel was. De parlementaire werkzaamheden maakten geen gewag van het belang van de bijstand en de begeleiding die de beroepsbeoefenaars bieden, niet alleen aan de bedrijfsleiders en hun ondernemingen, met name aan hun cliënten, maar ook aan de magistraten, de advocaten, elke belanghebbende derde en ten
slotte aan ’s lands economie. Voormelde wet, die in haar artikel 2 niet minder dan 16 definities bevat, rept met geen woord over de definitie, de aard of de aansprakelijkheid van de nieuwe opdrachten van de economische beroepen. Naar ons weten hebben de parlementaire verslaggevers geen enkele door zijn beroepsinstituut daartoe gemandateerde beroepsbeoefenaar gehoord. De parlementaire werkzaamheden, de memorie van toelichting en het verslag van de Kamercommissie maken er alleszins geen melding van.3
3
a) wetsontwerp tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake
de continuïteit van de ondernemingen, memorie van toelichting, Parl.St. 53, 2692/001, Kamer, 12 maart 2013; b) wetsontwerp tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit 1
Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de
van de ondernemingen, wetsvoorstel tot wijziging van de wet van
ondernemingen,
31 januari 2009 betreffende de continuïteit van ondernemingen
1. gewijzigd
door de wet van 28 april 2010 (BS 10 mei 2010);
met het oog op de bestrijding van het aantal faillissementen en het
2. gewijzigd
door de wet van 2 juni 2010 (BS 14 juni 2010);
uitzuiveren van oneigenlijk gebruik van de wet, wetsvoorstel tot
3. gewijzigd
door de wet van 26 september 2011 (BS 10 november
wijziging van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, teneinde het toepassingsgebied ervan
2011);
4. gewijzigd
door de wet van 14 januari 2013 (BS 1 maart 2013);
te verruimen tot de landbouwers die hun activiteit uitoefenen als
5. gewijzigd
door de wet van 27 mei 2013 (BS 22 juli 2013).
natuurlijke persoon, Verslag namens de Commissie belast met de
2
Projet de loi modifiant diverses législations en matière de continuité
problemen inzake handels- en economisch recht uitgebracht door
d’entreprises, p. 1 tot 8, Raymond Ghysels, Actualité comptable, nr. 10,
de heren Karel Uyttersprot en Bruno Tuybens, Parl.St. 53, 2692/003,
6 mei 2013.
Kamer, 26 april 2013.
8
2 013/4
bEROEP 2. Vier nieuwe opdrachten voor de economische beroepen De economische beroepen worden nu wel genoemd, weliswaar op een hoop gegooid en zonder veel onderscheid, in de volgende vier nieuwe wettelijke bepalingen: 1. De eerste opdracht is dubbel (verplicht of facultatief, zie hierna): a. [De externe accountant, de externe belastingconsulent, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist en de bedrijfsrevisor die in de uitoefening van hun opdracht gewichtige en overeenstemmende feiten vaststellen die de continuïteit van de onderneming van de schuldenaar in het gedrang kunnen brengen, lichten deze laatste hiervan op een omstandige wijze in, in voorkomend geval via zijn bestuursorgaan. b. Indien de schuldenaar binnen een termijn van een maand vanaf die kennisgeving niet de nodige maatregelen treft om de continuïteit van de onderneming voor een minimumduur van twaalf maanden te waarborgen, kan de externe accountant, de externe belastingconsulent of de bedrijfsrevisor de voorzitter van de rechtbank van koophandel daarvan schriftelijk inlichten. In dat geval is artikel 458 van het Strafwetboek niet toepasselijk.] 4; 2. De tweede opdracht houdt het volgende in: [De rechter mag bij de externe accountant, de externe belastingconsulent, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist en de bedrijfsrevisor van de schuldenaar, inlichtingen inwinnen nopens de aanbevelingen die zij gedaan hebben aan de schuldenaar en, in voorkomend geval, nopens de maatregelen die genomen zijn om de continuïteit van de onderneming te waarborgen. In dat geval is artikel 458 van het Strafwetboek niet toepasselijk.]5; 3. De derde en de vierde opdracht kaderen in het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie (PGR) op aanvraag van de schuldenaar, met een tot de rechtbank gericht verzoekschrift.6 Op straffe van onontvankelijkheid moet daar worden bijgevoegd: a. 5° [een boekhoudkundige staat die het actief en het passief weergeeft en de resultatenrekening die maximaal drie maanden oud is, opgesteld onder toezicht van een bedrijfsrevisor, een externe accountant, een externe erkend boekhouder of een externe erkende boekhouder-fiscalist;]
b. 6° [een begroting met een schatting van de inkomsten en uitgaven voor ten minste de duur van de gevraagde opschorting, opgesteld met de bijstand van een externe accountant, een externe erkende boekhouder, een externe erkende boekhouder-fiscalist of een bedrijfsrevisor; op advies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen kan de Koning een model opleggen van geraamde begroting;].7
3. Incoherentie tussen de vereiste beroepsbekwaam heden voor die nieuwe opdrachten en de respectieve wettelijke bekwaamheden van de genoemde economische beroepen Vooreerst dient gezegd dat elke poging tot enige coherentie onmogelijk is op basis van de gewijzigde wet, want de wetgever is uit het oog verloren dat hijzelf de vijf economische beroepen, met eigen bekwaamheden, in drie afzonderlijke beroepsinstituten heeft willen onderbrengen, namelijk: 1. de bedrijfsrevisoren in het Instituut der Bedrijfsrevisoren (IBR)8; 2. de interne en externe accountants en/of de interne en externe belastingconsulenten in het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB)9; en 3. de interne en externe erkende boekhouders en de interne en externe erkende boekhouders-fiscalisten in het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten (BIBF).10 Van de onder 2 en 3 bedoelde beroepsbeoefenaars beoogt de WCO enkel de externe leden van de twee instituten. Beroepsbeoefenaars die hun beroep als externe leden uitoefenen, zijn zij die hun werkzaamheden, geheel of ten dele, uitsluitend, voornamelijk of bijkomstig, uitoefenen buiten een arbeidsovereenkomst of een door de overheid bezoldigd ambt om. Het risico waarop wij hier wijzen, is dat de tussenkomst van elk van de genoemde beroepsbeoefenaars overeenkomt met die van de andere beroepsbeoefenaars of, omgekeerd, ervan verschilt naargelang het stadium van de ingestelde ge-
7
Art. 17, § 2, lid 5 en 6, nieuw, van dezelfde wet, in Algemene
bepalingen van de Gerechtelijke reorganisatie, Afdeling 2 – Het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie en de daarop volgende procedure. 4
Art. 10, lid 5, nieuw, van de voormelde wet van 31 januari 2009, in
Hoofdstuk 1. – De gegevensverzameling. 5
Art. 12, § 1, lid 5, nieuw, van dezelfde wet, in Hoofdstuk 2. – De
kamers voor handelsonderzoek. 6
Het begrip schuldenaar “dekt zowel het begrip natuurlijk persoon
8
Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der
Bedrijfsrevisoren. 9
Wet van 21 februari 1985 tot hervorming van het bedrijfsrevisoraat
en wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.
als het begrip rechtspersoon”, wetsontwerp van 12 maart 2013 tot
10
wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de
de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale
ondernemingen, memorie van toelichting, p. 65.
beroepen.
Koninklijk besluit van 19 mei 1992, opgeheven en vervangen door
2 013/4
9
bEROEP rechtelijke procedure. De vijf beroepsbeoefenaars moeten of moeten niet, kunnen of kunnen niet tussenkomen: 1. bij de vaststelling van de naar hun oordeel gewichtige en overeenstemmende feiten; 2. bij het schriftelijk inlichten van de voorzitter van de rechtbank van koophandel, bij gebreke van de nodige maatregelen om de continuïteit van de onderneming te waarborgen; 3. om door een magistraat te worden ondervraagd nopens de aanbevelingen die zij gedaan hebben aan de schuldenaar en, in voorkomend geval, nopens de maatregelen die genomen zijn; 4. voor het toezicht op de boekhoudkundige staat die het actief en het passief weergeeft en de resultatenrekening, mits hij deze niet zelf heeft opgemaakt; 5. voor het verlenen van bijstand bij het opstellen van een begroting met een schatting van de inkomsten en uitgaven voor de duur van de gevraagde opschorting.
Het is belangrijk om de respectieve bekwaamheden van deze beroepsbeoefenaars nog even te overlopen en ze met elkaar te vergelijken, in de wetenschap dat ze elkaar soms wel, soms niet overlappen De gewijzigde wet zegt helemaal niets over de aard van de nieuwe opdrachten. Betreft het een controleopdracht, de certificering van rekeningen, nazicht en correctie van de rekeningen, een ‘overeengekomen specifieke werkzaamheid’, een ‘samenstellingsopdracht’, expertise betreffende het krediet, het rendement en de risico’s van de onderneming, advies inzake de organisatie of een nieuwe opdracht op zich? De wet noch de parlementaire werkzaamheden wijden één woord aan deze beroepsmethodologische kwestie. Die kwestie zullen wij hierna behandelen. Het is belangrijk om de respectieve bekwaamheden van deze beroepsbeoefenaars nog even te overlopen en ze met elkaar te vergelijken, in de wetenschap dat ze elkaar soms wel, soms niet overlappen. Hierna geven we dus de bekwaamheden weer van de respectieve economische beroepen. In het verloop van de analyse zullen we zien: 1. dat de gewijzigde wet de afbakening van de respectieve bekwaamheden niet eerbiedigt;
10
2 013/4
2. dat wanneer een onderscheid in de opdrachten wordt gemaakt, dit niet op objectieve en redelijke argumenten steunt.
3.1. Respectieve beroepsbekwaamheden De bedrijfsrevisor heeft als hoofdtaak alle opdrachten uit te voeren die bij of krachtens de wet aan de bedrijfsrevisoren uitsluitend zijn toevertrouwd, en op algemene wijze alle revisorale opdrachten te vervullen met betrekking tot boekhoudkundige staten van ondernemingen, verricht ingevolge of krachtens de wet.11 Het hoofdbestanddeel van die opdrachten wordt bepaald door het Wetboek van Vennootschappen en betreft de controle van de jaarrekening en van de geconsolideerde jaarrekening.12
De werkzaamheden van de accountant bestaan erin in privéondernemingen, openbare instellingen of voor rekening van elke belanghebbende persoon of instelling de volgende opdrachten uit te voeren: 1. alle boekhoudstukken nazien en corrigeren; 2. zowel privé- als gerechtelijke expertise met betrekking tot de boekhoudkundige organisatie van ondernemingen alsook de analyse met boekhoudtechnische procedés, van de positie en werking van ondernemingen vanuit het oogpunt van hun kredietwaardigheid, rentabiliteit en risico’s; 3. boekhoudkundige en administratieve diensten bij ondernemingen organiseren en advies verstrekken inzake boekhoudkundige en administratieve organisatie bij ondernemingen; 4. de boekhouding van derden organiseren en voeren; 5. werkzaamheden van belastingconsulent, met uitzondering van de werkzaamheden strekkende tot vertegenwoordiging van de belastingplichtigen; 5bis. de vennoot vertegenwoordigen of bijstaan in het kader van zijn individuele onderzoeksbevoegdheid, wanneer er geen commissaris benoemd is; 6. de andere opdrachten dan deze bedoeld in 1° tot 5° en waarvan de uitvoering hem bij of krachtens de wet is voorbehouden.13 De sub 1, 2 en 6 vermelde werkzaamheden kunnen echter ook door een bedrijfsrevisor worden uitgevoerd.14
11
Wet van 22 juli 1953, art. 3.
12
Wetboek van Vennootschappen, art. 130 tot 171.
13
Wet van 22 april 1999, art. 34 en voor 5bis, art. 165 tot 167 W.Venn.
14
Wet van 22 april 1999, art. 37, lid 1, 1°.
bEROEP
De functie van belastingconsulent bestaat erin: 1. advies te verstrekken in alle belastingaangelegenheden; 2. de belastingplichtigen bij te staan bij de nakoming van hun fiscale verplichtingen; 3. belastingplichtigen te vertegenwoordigen.15
Diegene die de beroepswerkzaamheid van erkend boekhouder uitoefent, is diegene die zich gewoonlijk bezighoudt met: 1. de organisatie van boekhoudingsdiensten en raadgeving daaromtrent; 2. het openen, het houden, het centraliseren en het sluiten van boekingen, geschikt voor het opmaken van de rekeningen; 3. het bepalen van de resultaten en het opmaken van de jaarrekening in de door de wet bepaalde vorm; en 4. de werkzaamheden van de belastingconsulent.16 De bedrijfsrevisoren en de accountants, alsmede de stagiair-accountants en de stagiair-bedrijfsrevisoren, mogen de beroepswerkzaamheden van boekhouder uitoefenen zonder ingeschreven te zijn op het tableau van de beoefenaars van het beroep of op de lijst van de stagiairs.17 De werkzaamheden van de erkende boekhouder-fiscalist worden in de voormelde wet van 1999 niet vastgelegd. De wet zegt alleen dat om als boekhouder-fiscalist erkend te worden en te blijven, de erkende boekhouder bovendien houder moet zijn van bepaalde diploma’s, getuigschriften of akten.18
3.2. Vereiste beroepsbekwaamheden De eerste opdracht houdt, ten eerste, twee fases in: 1) vaststelling van gewichtige en overeenstemmende feiten19; en 2) inlichting van het bestuursorgaan. Ze kan door de vijf voormelde beroepsbeoefenaars zonder onderscheid worden uitgeoefend.
“gewichtige en overeenstemmende feiten die de continuïteit van de onderneming van de schuldenaar in het gedrang kunnen brengen”. De memorie van toelichting verduidelijkt: “De preventieve regeling die ingevoerd wordt bij het nieuwe artikel 10, 5de lid, is ingegeven door artikel 138 van het Wetboek van Vennootschappen”.20 We mogen echter niet uit het oog verliezen dat artikel 138 W.Venn. past in het afgebakende kader van een controleopdracht, uitgevoerd door een bedrijfsrevisor, bij de uitoefening van één van zijn opdrachten als commissaris en dat de WCO in geen van haar bepalingen een dergelijke opdracht betreft, aangezien in de WCO de revisor sensu stricto als revisor optreedt, en niet als commissaris. Voor het overige zegt de memorie enkel dat die feiten “niet noodzakelijkerwijs fout hoeven te zijn, of waarvan het foutieve karakter niet is vastgesteld of, rekening houdend met de dringende noodzakelijkheid niet kon worden vastgesteld op het tijdstip van het verzoek”.21 Moeten we uitsluitend uitgaan van de WCO zelf, die bepaalt dat de continuïteit “in elk geval geacht wordt bedreigd te zijn wanneer de verliezen het nettoactief hebben herleid tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal”?22 Maar dan nog, op welk gebied moeten die feiten ook nog gewichtig en
20
Ontwerp, memorie van toelichting, o.c., p. 65. Art. 138 W.Venn.,
art. 138 W.Venn.: “De commissarissen die ter gelegenheid van hun controlewerkzaamheden
gewichtige
en
overeenstemmende
feiten
vaststellen die de continuïteit van de onderneming in het gedrang kunnen brengen, moeten het bestuursorgaan hiervan schriftelijk en op een omstandige wijze op de hoogte brengen. In dat geval moet het bestuursorgaan beraadslagen over de maatregelen die moeten worden genomen om de continuïteit van de onderneming gedurende een redelijke termijn te vrijwaren. De commissarissen kunnen afzien van de hiervoor bedoelde melding, wanneer ze vaststellen dat het bestuursorgaan reeds heeft beraadslaagd over de maatregelen die moeten worden genomen. Indien binnen een maand na de kennisgeving van de melding, de commissarissen niet werden ingelicht over de beraadslaging door het
Betreffende deze eerste fase preciseren de wet noch de parlementaire werkzaamheden wat moet worden verstaan onder
bestuursorgaan over de genomen maatregelen of de in het vooruitzicht gestelde maatregelen om de continuïteit gedurende een redelijke termijn te vrijwaren, of indien ze oordelen dat de maatregelen de continuïteit in de bedrijfsuitoefening niet kunnen vrijwaren gedurende een redelijke termijn, kunnen ze hun vaststellingen meedelen aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel. In dat geval is artikel 458 van het Strafwetboek niet toepasselijk.
15
Wet van 22 april 1999, art. 38.
Indien geen commissaris is benoemd, moet het bestuursorgaan,
16
Wet van 22 april 1999, art. 49.
wanneer gewichtige en overeenstemmende feiten de continuïteit van de
17
Wet van 22 april 1999, art. 48.
onderneming in het gedrang kunnen brengen, eveneens beraadslagen over
18
Wet van 22 april 1999, art. 50, § 3.
de maatregelen die moeten worden genomen om de continuïteit van de
19
Ontwerp, memorie van toelichting, o.c., p. 17. Het betreft dus niet
onderneming gedurende een redelijke termijn te vrijwaren.”
noodzakelijk het geval “als de schuldenaar of een van zijn organen een
21
Ontwerp, memorie van toelichting, o.c., p. 17.
kennelijke grove tekortkoming hebben begaan”, uittreksel uit art. 28, § 1,
22
Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de
nieuw, WCO, Ontwerp, memorie van toelichting, o.c., p. 84.
ondernemingen, 23, § 2.
2 013/4
11
bEROEP overeenstemmend zijn? De memorie zegt het niet. We wijzen er ook op dat het laatste lid van artikel 138 van toepassing is op alle vennootschappen, ook op de vennootschappen die geen bedrijfsrevisor als commissaris hebben benoemd en waarin er geen sprake is van revisoraal toezicht.
We wijzen er ook op dat het laatste lid van artikel 138 van toepassing is op alle vennootschappen, ook op de vennootschappen die geen bedrijfsrevisor als commissaris hebben benoemd en waarin er geen sprake is van revisoraal toezicht Wat de tweede fase betreft, zeggen de parlementaire werkzaamheden dat de beroepsbeoefenaars “op eigen initiatief de beheersinstanties van de onderneming moeten inlichten in geval van moeilijkheden die de continuïteit van de onderneming in het gedrang brengen”.23 Een dergelijke wettelijke verplichting roept heel wat vragen op. Wat gebeurt er indien verschillende beroepsbeoefenaars dezelfde cliënt hebben? Moeten ze voorafgaandelijk met elkaar contact opnemen, wegens de aan de confraters verschuldigde eerbied? Wat gebeurt er als ze het oneens zijn? Wat gebeurt er vooral als één van de confraters bij zijn vaststelling merkt dat de gewichtige en overeenstemmende feiten het gevolg zijn van het door een confrater verstrekte en door de schuldenaar opgevolgde advies? Deze wet schept trouwens “een gevaarlijk precedent en geeft de indruk dat de wetgever niet veel belang hecht aan het beroepsgeheim en de boekhouders, accountants en revisoren zelfs aanmoedigt om het vertrouwen dat klanten rechtmatig in hen vestigen, te beschamen”.24 Sommige advocaten leiden trouwens al ten onrechte uit deze wet af dat “de relevante financiële informatie door een externe accountant of een bedrijfsrevisor geattesteerd zal moeten worden”.25 De eerste opdracht houdt, ten tweede, een andere fase in. Immers, indien de schuldenaar binnen een termijn van een
maand vanaf de kennisgeving aan hem gedaan, niet de nodige maatregelen treft om de continuïteit van de onderneming voor een minimumduur van 12 maanden te waarborgen, kunnen enkel de externe accountants, de externe belastingconsulenten of de bedrijfsrevisoren de voorzitter van de rechtbank van koophandel daarvan inlichten. Hier heeft de wetgever de erkende boekhouders, de erkende boekhouders-fiscalisten dus uitgesloten. Voornoemde beroepsbeoefenaars kunnen dus niet tot de kennisgeving overgaan.26 De parlementaire werkzaamheden geven geen verklaring voor dit onderscheid.
4. Afzonderlijke analyse, per opdracht, van de parlementaire werkzaamheden Los van de hier hoger gedane poging om de bekwaamheden en beroepen met elkaar in overeenstemming te brengen, moet voor elke opdracht een gemeenschappelijk punt worden aangestreept. Het betreft geen controleopdracht in de revisorale betekenis van het woord. De wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, gewijzigd door de wet van 27 mei 2013, in haar gecoördineerde versie en op 22 juli 2013 bijgewerkt door de diensten van het Belgisch Staatsblad27, maakt nooit melding van het woord ‘controle’ om de desbetreffende opdrachten te definiëren. Voormelde parlementaire werkzaamheden, met name de memorie van toelichting van 12 maart 2013 en het verslag van de Commissie van 26 april 2013, bevatten ook geen enkele verwijzing ernaar. Met als enige uitzondering artikel 138 W.Venn. Die verwijzing beoogt immers niet de revisorale methodologie, maar enkel de gewichtige en overeenstemmende feiten. Mocht iemand daarover een andere mening hebben, dan zou dat betekenen dat de wetgever voor de toepassing van de bepalingen van de WCO de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en van de voormelde wetten van 1953 en 1999 miskent. En nogmaals, niets in de WCO noch in de parlementaire werkzaamheden laat toe tot dergelijke verwarring te besluiten. Overigens is die ‘stelling’ nergens terug te vinden in de ratio legis van de WCO.
4.1.a. Dubbele opdracht: de vaststelling van gewichtige en overeenstemmende feiten en de inlichting op een omstandige wijze van het bestuursorgaan (art. 10, lid 5, 1ste zin, nieuw) De memorie van toelichting is duidelijk: “De economische beroepsbeoefenaars verplichten om een initiatief te nemen, is nodig voor een efficiënte preventie van de discontinuïteit. [Zij]
23
Wetsontwerp van 26 april 2013 voormeld, Verslag o.c., p. 17.
24
Cf.
www.afschrift.be/nl/full-news.html?cmp_id=8&news_id=2059,
Een nieuwe dreiging voor het beroepsgeheim van boekhouders, Lida ACHTARI, 25 april 2013. 25
Cf. www.peeters-law.be/documents/news-items/68-changes-to-law-
26
Cf. www.bibf.be/Index.asp?Idx=2600 wet van 31 januari 2009
continuity-enterprises.xml?lang=nl, Leo Peeters, Aanpassingen aan de
betreffende de continuïteit van de ondernemingen, art. 10.
wetgeving inzake de continuïteit van ondernemingen.
27
12
2 013/4
Cf. www.ejustice.just.fgov.be/loi/loi.htm.
bEROEP moeten hierover omstandig de organen van de rechtspersoon inlichten en zullen hiervan het bewijs moeten leveren en bewaren dat zij dit gedaan hebben als de schuldenaar niet de vereiste maatregelen heeft genomen”.28 Meer zegt de memorie van toelichting er niet over en het verslag van de Commissie zegt evenmin iets over het begrip ‘gewichtige en overeenstemmende feiten’. Om er meer over te vernemen, is het raadzaam de studie te raadplegen van confrater Gérard Delvaux, namelijk “Preventieve taak van de accountant in een onderneming in moeilijkheden”.29 Die studie is echter te uitgebreid om er in detail naar te verwijzen.
4.1.b. Daaruit afgeleide facultatieve opdracht om de voorzitter van de rechtbank van koophandel schriftelijk in te lichten (art. 10, lid 5, 2de zin, nieuw) In verband met deze afgeleide maar facultatieve opdracht, een uitvloeisel van de eerste, is de memorie van toelichting minder duidelijk: “Het zou overmatig zijn de [externe] erkende boekhouders en de erkende boekhouders-fiscalisten rechtstreeks of onrechtstreeks te verplichten derden in te lichten over de toestand van de onderneming”, maar de memorie zegt niet waarom. De wettelijke definitie van hun beroepstaken (zie supra) verbiedt de betrokken beroepsbeoefenaars geenszins om deze opdracht te vervullen, zoals hun andere confraters. Maar de memorie van toelichting zegt weer niet waarom: “Dit geldt in mindere mate voor de externe accountants, de externe belastingconsulenten en de revisoren.” Het gaat duidelijk om een verruiming van het toepassingsgebied van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid van de externe accountants, de externe belastingconsulenten en de bedrijfsrevisoren.30 Noch de wet noch de parlementaire werkzaamheden brengen objectieve en redelijke argumenten naar voren om de aansprakelijkheid van de genoemde externe accountants, externe belastingconsulenten en bedrijfsrevisoren uit te breiden en die van de erkende boekhouders en erkende boekhouders-fiscalisten te verminderen. De memorie van toelichting geeft wel toe dat “het zou niet in verhouding staan met de aard van hun beroepsactiviteiten om de externe accoun-
tants, [externe] belastingconsulenten, en revisoren te verplichten de rechtbank steeds in te lichten over de toestand van de onderneming.” Hier dienen drie opmerkingen te worden gemaakt: 1. Deze tweede opdracht is een afgeleide opdracht. In feite vloeit ze onvermijdelijk voort uit de eerste en kan ze niet worden aangevat als de eerste niet volledig vervuld is. Ze is evenwel facultatief. De wetgever verduidelijkt niet op grond van welke beroepscriteria deze tweede opdracht al dan niet uitgevoerd moet worden. 2. Belastingconsulenten zijn geen specialisten in de boekhouding (zoals aangetoond door de definitie van hun beroepswerkzaamheden, zie supra). 3. Uit persoonlijke gesprekken met de auteur blijkt dat de externe belastingconsulenten deze facultatieve opdracht tot inlichting van de voorzitter van de handelsrechtbank, om de voormelde redenen, liever aan zich zien voorbijgaan: a. omdat ze buiten hun beroepsbekwaamheid valt en, ten gevolge daarvan, b. ze een beroepsaansprakelijkheid zouden moeten dragen die niet van hen is. “Zij kunnen dat doen en zij zijn daarenboven aansprakelijk ook ten aanzien van derden als zij de bestuursorganen niet formeel wijzen op hun verplichtingen. Niets staat eraan in de weg dat hun beroepsregels hen aanzet om de overheid in bepaalde gevallen in te lichten”.31 Wij zijn verbaasd over deze suggestie van de wetgever. Welke Raad van enig Instituut zou het initiatief nemen om de aansprakelijkheid van zijn externe leden uit te breiden, terwijl zelfs de wetgeving niet eens duidelijk is?
4.2. Gegevensverzameling door de rechter betreffende de aan de schuldenaar gedane aanbevelingen en de door hem genomen maatregelen (art. 12, § 1, lid 5) Vreemd genoeg reppen de memorie van toelichting en het verslag van de Commissie met geen woord over deze kwestie.
4.3.a. Toezicht op een boekhoudkundige staat die het actief en het passief weergeeft en de resultatenrekening (art. 17, § 2, 5°) 28
Cf. wetsontwerp van 12 maart 2013, voormeld, memorie van
toelichting, o.c., p. 11. 29
Accountancy & Tax, nr. 4/2004, p. 21 tot 44. Dit artikel is een
uittreksel uit een boek, weliswaar geschreven in het kader van een opdracht inzake de wettelijke controle van de jaarrekening; uittreksel uit het boek: G. DELVAUX et H. FRONVILLE, Entreprises en difficulté,
De memorie van toelichting, die niet definieert wat een opdracht van toezicht (supervision) is, wijdt hier maar weinig commentaar aan: “Om misbruiken te vermijden en tegelijkertijd een redelijke drempel in te bouwen die niet van aard is bona fide [sic] debiteurs af te schrikken is het geraadzaam [sic]
concordats et faillites, dissolution des sociétés commerciales, mission de contrôle de l’expert-comptable et du réviseur prévue par l’article 181 du Code des sociétés, Éditions comptabilité et productivité, 2004. 30
Responsabilisering van de economische beroepsbeoefenaar voor
ondernemingen in moeilijkheden, Bert Bekaert, 5 augustus 2013, cf.
31
www.cobofisk.be/nl/NieuwsDetail.asp?Id=300.
toelichting, o.c., p. 12.
Cf. voormeld wetsontwerp van 12 maart 2013, memorie van
2 013/4
13
bEROEP een objectivering te vragen van die stukken. Die objectivering zal ook toelaten verrichtingen op te sporen die buiten de normale marktvoorwaarden hebben plaatsgegrepen. Ter bescherming van de rechten van alle schuldeisers moet hier bijzondere aandacht aan worden gegeven”.32 Begrijpe wie kan, er wordt nog altijd niets gezegd over het conceptuele kader waarin die staat moet worden opgesteld. Aangezien de parlementaire werkzaamheden er het zwijgen toe doen, wordt vermoed dat die staat moet worden opgesteld in de veronderstelling van continuïteit33, maar er wordt niets gezegd over het beginsel van de activering van de kosten van een vennootschap in moeilijkheden die geherstructureerd wordt.34
amendement, goed bedoeld, zoals alle voornemens waarmee de weg naar de hel geplaveid ligt, is gebaseerd op een objectivering van de financiële informatie, waarvan de indieners ten onrechte denken dat die alleen kan worden geleverd door middel van een controle- en certificatieprocedure, terwijl de internationale beroepsnormen, genegeerd door onze parlementsleden, het voor dergelijke opdrachten hebben over ‘overeengekomen specifieke werkzaamheden (agreed upon procedures)’37, of beter nog over ‘samenstellingsopdrachten’!38 Het amendement voegt er nog het begrip beperkte controleopdracht aan toe, maar dit begrip is in de goedgekeurde tekst van de wetswijziging weggevallen.
Als we de Franstalige en de Nederlandstalige versies van de WCO van 31 januari 2009 vergelijken, zien we dat het woord ‘toezicht’ 8 maal terugkomt. Het wordt in het Frans gewoonlijk vertaald door ‘surveillance’, en zeer zelden door ‘contrôle’, maar nooit in de betekenis van revisorale controle. Het ongebruikelijke Franse woord ‘supervision’ (= toezicht van hogerhand) moet dus begrepen worden als het beter gekende woord ‘surveillance’ (bewaking). Het woord ‘supervision’ wordt trouwens in een totaal andere context gebruikt, die geen enkel verband houdt met de WCO. Het betreft de regels betreffende het publiek toezicht op de revisoren.35 De huidige tekst (art. 17, § 2, 5° en 6°, nieuw WCO) is het gevolg van de goedkeuring van het amendement nr. 1 van Wilrycx en mede-indieners.36 De verantwoording van het
32
Art. 28, § 1, lid 3, KB/W.Venn., de waarderingsregels worden
vastgesteld en de waarderingen worden gedaan in de veronderstelling dat de vennootschap haar bedrijf zal voortzetten, in tegenstelling tot art. 28, § 2, waarvan de bepalingen toepasselijk zijn op de vennootschappen in vereffening. 34
De aandacht dient erop gevestigd dat deze opdracht van toezicht voorbehouden is aan de bedrijfsrevisoren, de externe accountants, de erkende boekhouders of de erkende boekhouders-fiscalisten. Belastingconsulenten mogen deze opdracht echter niet vervullen. Dit is logisch, maar in tegenspraak met de hier hoger (sub 4.1.b) geformuleerde opmerkingen. De memorie van toelichting merkt niet dat ze zichzelf tegenspreekt.
Cf. voormeld wetsontwerp van 12 maart 2013, memorie van
toelichting, o.c., p. 13. 33
Als we de Franstalige en de Nederlandstalige versies van de WCO van 31 januari 2009 vergelijken, zien we dat ‘toezicht’ (‘surveillance’) 8 maal terugkomt
Art. 58 KB/W.Venn., “Kosten die worden gemaakt in het kader van een
herstructurering worden alleen dan onder de activa opgenomen, wanneer het gaat om welbepaalde kosten die verband houden met een ingrijpende wijziging in de structuur of de organisatie van de vennootschap en die kosten ertoe strekken een gunstige en duurzame invloed te hebben op de rentabiliteit van de vennootschap. In de toelichting moet worden verantwoord dat aan
4.3.b. Bijstand bij een begroting met een schatting van de inkomsten en uitgaven (art. 17, § 2, 6°) De memorie van toelichting, die niet definieert wat een opdracht van bijstand is, is ook hier zeer bondig: “Deze formulering preciseert wat in de wet omschreven was als de simulatie van de kasstromen. Hier ook vraagt de nieuwe wettekst een objectivering van de prognoses doordat de schuldenaar de bijstand moet hebben van een beroepsspecialist”.39 Begrijpe wie kan, er wordt nog steeds niets gezegd over het conceptuele kader waarin die prognose moet worden opgesteld. Daar de parlementaire
deze voorwaarden is voldaan. De herstructureringskosten die het karakter hebben van bedrijfskosten of van uitzonderlijke kosten worden geactiveerd door ze op zichtbare wijze in mindering te brengen van het totaal bedrag respectievelijk van de bedrijfskosten en van de uitzonderlijke kosten”. 35
Art. 7, § 3 en 4, 10, § 4, Hoofdstuk VII – Publiek toezicht, art. 77 van
de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de
37
Cf.
www.ifac.org/sites/default/files/downloads/b015-2010-iaasb-
handbook-isrs–4400.pdf.
Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep
38
van bedrijfsrevisor.
iaasb-handbook-isrs–4410(revised).pdf.
36
Wetsontwerp tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake
39
Cf.
www.ifac.org/sites/default/files/publications/files/B012-2012-
Cf. voormeld wetsontwerp van 12 maart 2013, memorie van
de continuïteit van de ondernemingen, Amendementen, Parl.St. 53,
toelichting, o.c., p. 14. De uitdrukking “simulatie van de kasstromen” is
2692/002, p. 2.
afkomstig van een vroegere versie van de gewijzigde wet.
14
2 013/4
bEROEP werkzaamheden er het zwijgen toe doen, wordt vermoed dat men alleen rekening zal moeten houden met de “inkomsten en uitgaven” [sic], en niet met de “opbrengsten en kosten”, wat feitelijk absurd is voor een periodetoerekeningsboekhouding (accrual basis accounting), aangezien een gedeelte van de cashflow niet zal kunnen worden geïdentificeerd! En het is des te meer absurd daar de cashflow net heel belangrijk is voor een onderneming in moeilijkheden. Moet die begroting van “inkomsten en uitgaven” (cash basis) de regels volgen van de begrotingsboekhouding, die toegepast wordt in de overheidssector, een gesloten boekhouding die enkel inkomsten (cash in) en uitgaven (cash out) bevat? Moet die begroting rekening houden met de vastgestelde rechten? Ook deze tekst is het gevolg van de goedkeuring van het amendement nr. 1 van Wilrycx en mede-indieners.40 De verantwoording van het goedgekeurde amendement gaat nog verder qua absurditeit, waar het hetzelfde begrip “vereiste objectivering van de financiële gegevens” inroept voor de prognoses, maar hier is er geen sprake van controle! “De geraadpleegde beroepsbeoefenaar zal op grond van de geldende professionele normen nooit ramingen voor echt kunnen verklaren of kunnen bevestigen. Zijn opdracht bestaat uit het verlenen
van advies over het al dan niet redelijk karakter van de ramingen van het beheersorgaan”, aldus de verantwoording van het amendement.41 In dat geval zou de objectivering niet meer zijn dan bijstand verlenen!
5. Samenvattende tabel per opdracht en per economisch beroep We zullen uit de verwarring trachten te raken door de opstelling van een vergelijkende tabel, per opdracht en per beroep, met aanduiding van het verplichte karakter (v) of facultatieve karakter (f) van de nieuwe wetsbepalingen. In onderstaande tabel (de parlementaire werkzaamheden geven geen enkel voorbeeld): 1. is aangegeven: a. ‘ja’ als de beroepsbeoefenaar mag of moet tussenkomen, of b. ‘neen’ als de beroepsbeoefenaar niet tussenkomt, en 2. als het antwoord ‘ja’ luidt, wordt het aangevuld met de vermelding: a. (v) indien de tussenkomst verplicht is en (f) indien ze facultatief is, en b. (458), indien het beroepsgeheim wordt opgeheven.
Verwarring inzake de nieuwe opdrachten van de economische beroepen (50 onderscheiden situaties!)
Omstandige inlichting van het bestuursorgaan van gewichtige en overeenstemmende feiten (art. 10, lid 5, 1ste zin)
Kennisgeving aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel dat geen maatregelen werden genomen (art. 10, lid 5, 2de zin)
Gegevensverzameling door de rechter omtrent gedane aanbevelingen en genomen maatregelen (art. 12, § 1, lid 5)
Toezicht op een boekhoudkundige staat die het actief en het passief weergeeft en de resultatenrekening (art. 17, § 2, 5°)
Bijstand bij het opmaken van een prognose 17, § 2, 6°)
Bedrijfsrevisor42
Ja (v)
Ja (f) (458)
Ja (v) (458)
Ja (f)
Ja (f)
Externe accountant43
Ja (v)
Ja (f) (458)
Ja (v) (458)
Ja (f)
Ja (f)
Externe belastingconsulent44
Ja (v)
Ja (f) (458)
Ja (v) (458)
Neen
Neen
Externe erkend boekhouder45
Ja (v)
Neen
Ja (v) (458)
Ja (f)
Non/Ja (f)???
Externe erkend boekhouderfiscalist46
Ja (v)
Neen
Ja (v) (458)
Ja (f)
Ja (f)
40 Wetsontwerp tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de ondernemingen, Amendementen, Parl.St. 53, 2692/002, p. 2. 41 Cf. wetsontwerp tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de ondernemingen, Amendementen, Parl.St. 53, 2692/002, p. 3. 42 Art. 48 wet van 22 april 1999: de bedrijfsrevisoren en accountants, alsmede de stagiair-accountants en de stagiair-bedrijfsrevisoren, mogen de beroepswerkzaamheden van boekhouder uitoefenen zonder ingeschreven te zijn op het tableau van de beoefenaars van het beroep of op de lijst van de stagiairs van het BIBF. 43 Art. 48 wet van 22 april 1999: zelfde opmerking.
44 Belastingconsulenten zijn geen specialisten in de boekhouding (de definitie van hun beroepswerkzaamheden toont het aan), art. 38 van de wet van 22 april 1999. 45 Voor de toepassing van art. 17, § 2, 6° WCO, is er tegenspraak tussen de Franstalige en de Nederlandstalige versies. In de Nederlandstalige versie werden de woorden “externe erkende boekhouder” toegevoegd, terwijl in de Franstalige versie de woorden “comptable agréé externe” ontbreken. 46 De werkzaamheden van de erkende boekhouder-fiscalist worden in de voormelde wet van 1999 niet vastgelegd. De wet bepaalt alleen dat om erkend te worden en te blijven als boekhouder-fiscalist, de betrokken erkende boekhouder houder moet zijn van bepaalde diploma’s, getuigschriften of akten, cf. art. 50, § 3 van de wet van 22 april 1999.
2 013/4
15
bEROEP De vermelding “Non/Ja (c)???” betekent dat er strijdigheid is tussen: 1. de Franstalige versie van artikel 17, 6°, nieuw, WCO, dat bepaalt: op straffe van niet-ontvankelijkheid, voegt hij bij zijn verzoekschrift “un budget contenant une estimation des recettes et dépenses pour la durée minimale du sursis demandé, préparé avec l’assistance d’un expert-comptable externe, d’un comptable fiscaliste agréé externe ou d’un réviseur d’entreprises” en 2. de Nederlandstalige versie, die bepaalt: “op straffe van niet-ontvankelijkheid, voegt hij bij zijn verzoekschrift een begroting met een schatting van de inkomsten en uitgaven voor ten minste de duur van de gevraagde opschorting, opgesteld met de bijstand van een externe accountant, een externe erkende boekhouder, een externe erkende boekhouder-fiscalist of een bedrijfsrevisor”.
Wegens de onduidelijkheid van de tegenstrijdigheid in beide versies is het moeilijk te zeggen welke de juiste versie is Wegens de onduidelijkheid van de tegenstrijdigheid is het moeilijk te zeggen welke de juiste versie is. Om het nog ingewikkelder te maken, worden in de memorie van toelichting van het wetsontwerp nog twee andere versies vermeld, die echter veel logischer zijn en volledig overeenstemmen.47 Immers, initieel bepaalde: 1. de Franstalige versie van artikel 17, 6°, nieuw “un budget contenant une estimation des recettes et dépenses pour la durée minimale du sursis demandé, préparé avec l’assistance d’un expert-comptable externe ou d’un réviseur d’entreprises”, en 2. de Nederlandstalige versie “een begroting met een schatting van de inkomsten en uitgaven voor ten minste de duur van de gevraagde opschorting, opgesteld met de bijstand van een externe accountant of een bedrijfsrevisor”. De tweetalige niet-overeenstemmende versie verscheen voor het eerst pas in het wetsontwerp van 26 april 2013 tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de ondernemingen.48 Die tegenstrijdigheid is tot bij de publicatie in het Belgisch Staatsblad op 22 juli 2013
blijven bestaan. Wat ook vreemd is, is dat de versie van de wettekst die aan de Raad van State werd overgezonden49 (zelfs nadat rekening gehouden werd met de voorstellen van de Raad tot verbetering van de oorspronkelijke ontwerptekst van de wet), niet dezelfde is als deze die in de Commissie werd besproken. Moeten we daaruit afleiden dat een onbekwame en onbekende linkerd de versie van voormeld artikel 17, nieuw, tussen de datum van overzending van het ontwerp aan de Raad van State op 21 december 2012, en de niet-overeenstemmende tweetalige versie in het voormeld verslag van 26 april 2013 heeft gewijzigd?
6. Verwante opdrachten door de parlementaire werkzaamheden genegeerd Twee soorten verwante opdrachten dreigen door de opdrachten krachtens de WCO te worden verdrukt. We hebben het over: 1. de vertegenwoordiging of de bijstand van een vennoot in het kader van zijn individuele onderzoeks- en controlebevoegdheid wanneer er geen commissaris benoemd is, door uitsluitend een accountant50; en 2. de opdracht als deskundige indien er aanwijzingen zijn dat de belangen van de vennootschap op ernstige wijze in gevaar komen of dreigen te komen.51 De eerste opdracht tot vertegenwoordiging of bijstand past niet noodzakelijk maar kan in het kader passen van een gerechtelijke procedure. Ze kan evenwel samenvallen met één van de vier voormelde opdrachten. We weten dat als er geen commissaris benoemd is, iedere vennoot, ondanks enige andersluidende statutaire bepaling, individueel de onderzoeks- en controlebevoegdheid van een commissaris heeft. Hij kan zich enkel laten vertegenwoordigen of laten bijstaan door een accountant. We weten ook dat de vergoeding van de accountant ten laste komt van de vennootschap indien hij met haar toestemming werd benoemd of indien deze vergoeding door haar ten laste moet worden genomen krachtens een rechterlijke beslissing. In deze gevallen worden de opmerkingen van de accountant meegedeeld aan de vennootschap. Wat gebeurt er in dergelijke situaties tussen confraters als de vaststellingen verschillend zijn of elkaar tegenspreken? De WCO en de parlementaire werkzaamheden zeggen uiteraard niets over deze kwestie.
goedgekeurd door de Commissie belast met de problemen van het handels- en economisch recht, Parl.St. 53, 2692/004, p. 6. 47
Cf. voormeld wetsontwerp van 12 maart 2013, memorie van
toelichting, o.c., p. 42, 80, 126.
49
Advies van de Raad van State, nr. 52.654/2 van 16 januari 2013,
p. 63 tot 75.
Wetsontwerp van 26 april 2013 tot wijziging van verschillende
50
Art. 165 tot 167 W.Venn.
wetgevingen inzake de continuïteit van de ondernemingen, tekst
51
Art. 168 en 169 W.Venn.
48
16
2 013/4
bEROEP De tweede opdracht als deskundige kan zich voordoen indien er aanwijzingen zijn dat de belangen van de vennootschap op ernstige wijze in gevaar komen of dreigen te komen. Deze opdracht past in het kader van een gerechtelijke procedure. In een dergelijk geval kan de rechtbank van koophandel, indien er aanwijzingen zijn dat de belangen van de vennootschap op ernstige wijze in gevaar komen of dreigen te komen, op verzoek van één of meer vennoten die ten minste 1 % hebben van het volledige aantal stemmen of die effecten bezitten die een gedeelte van het kapitaal vertegenwoordigen ter waarde van ten minste 1 250 000 euro, één of meer deskundigen aanstellen om de boeken en de rekeningen van de vennootschap na te zien en ook de verrichtingen die haar organen hebben gedaan. Deze deskundigen moeten niet noodzakelijk, maar kunnen accountants zijn, evenals bedrijfsrevisoren.52 Ook hier is het de vraag wat er in dergelijke situaties tussen confraters gebeurt als de vaststellingen verschillend zijn of elkaar tegenspreken. De WCO en de parlementaire werkzaamheden zeggen uiteraard niets over deze kwestie.
Met het oog op een samenstellingsopdracht wordt van de beroeps beoefenaar verwacht dat hij, om de financiële informatie te verzamelen, te rubriceren en samen te vatten, zijn verslaggevingsdeskundigheid aanwendt, en niet zijn audit skills
52
De gerechtelijke procedure verloopt als volgt: “De vordering bedoeld
in artikel 168 wordt bij dagvaarding ingeleid. De rechtbank hoort de
7. Methodologische standaard van de vier voormelde opdrachten Welke methodologie moeten de economische beroepsbeoefenaars hanteren om deze vier opdrachten tot een goed einde te brengen? Hoe kunnen ze professioneel de juistheid en de gepastheid van hun werkzaamheden aantonen (vaststellingen, inlichting, toezicht en bijstand)? De WCO en de parlementaire werkzaamheden zeggen uiteraard niets over deze kwestie. Op nationaal niveau is het de eerste keer dat de wetgever in een dergelijke opdracht voor de economische beroepen voorziet. Er bestaan dus nog geen specifieke Belgische beroepsnormen. Op internationaal niveau daarentegen heeft de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) de ISRS 4410 (Revised), Compilation Engagements53 ontworpen. Met het oog op een samenstellingsopdracht wordt van de beroepsbeoefenaar verwacht dat hij, om de financiële informatie te verzamelen, te rubriceren en samen te vatten, zijn verslaggevingsdeskundigheid aanwendt, en niet zijn audit skills.54 Deze opdracht bestaat in principe hierin dat omstandige informatie wordt samengevat om ze, in een bondige en begrijpelijke vorm, te presenteren, zonder de in de informatie vervatte en onderliggende statements te beoordelen. De toegepaste werkwijze maakt het niet mogelijk, en heeft trouwens niet tot doel het mogelijk te maken, om enige assurance omtrent de financiële informatie te verstrekken. De gebruikers van deze aldus samengestelde informatie genieten daarentegen het voordeel van de werkzaamheden van een bekwame beroepsbeoefenaar, verricht met inachtneming van een gekende en erkende internationale standaard. Een samenstellingsopdracht omvat in de regel de opstelling van (al dan niet volledige) financiële staten, maar ook het verzamelen, rubriceren en samenvatten van andere financiële informatie.55 De beroepsbeoefenaar neemt daarenboven de regels van de door de IFAC gepubliceerde ethische beroepscode in acht, die de beroepsaansprakelijkheid voor een dergelijke opdracht regelt: a) integriteit; b) objectiviteit;
partijen in raadkamer, en doet uitspraak in openbare terechtzitting. Het vonnis vermeldt de problemen of de soorten problemen waarop het onderzoek betrekking zal hebben. Het bepaalt het bedrag dat de eisers in voorkomend geval vooraf in consignatie moeten geven voor de betaling van de kosten. Deze kosten kunnen gevoegd worden bij die van het geding waartoe de
53
International Standard on Related Services, Final Pronouncement, March
2012.
bevonden feiten aanleiding zouden kunnen geven. De rechtbank beslist of
54
het verslag moet worden bekendgemaakt. Zij kan onder meer beslissen dat
comptable externe (I) p. 3 tot 8 en (II) p. 1 tot 5, Raymond Ghysels,
het verslag op kosten van de vennootschap moet worden bekendgemaakt
Actualité comptable, nr. 17 en 18, 17 en 25 september 2012.
volgens de regels die zij bepaalt.” (art. 169 W.Venn.).
55
La mission de compilation d’informations financières de l’expert-
ISRS 4410, o.c., § 3 en 4.
2 013/4
17
bEROEP c) deskundigheid en zorgvuldigheid; d) geheimhouding, professioneel gedrag en naleving van de technische en beroepsnormen.56 De beroepsbeoefenaar moet zich ervan vergewissen dat er met de cliënt geen misverstanden heersen over de afbakening van de opdracht. Een opdrachtbrief zal de planning van de samenstellingswerkzaamheden uiteraard vergemakkelijken. De beroepsbeoefenaar is er niet toe gehouden: 1. een onderzoek in te stellen om de betrouwbaarheid en de volledigheid van de hem verstrekte afgegeven informatie na te gaan; 2. de interne controle te beoordelen; 3. enig gegeven na te gaan; noch 4. de gegrondheid van de hem verstrekte uitleg te toetsen. Indien de beroepsbeoefenaar daarentegen vaststelt dat de hem door de schuldenaar verstrekte informatie onjuist, onvolledig of ontoereikend is, maakt hij toepassing van de geëigende procedures en verzoekt hij de schuldenaar hem aanvullende informatie te verschaffen. Indien het management dat weigert, dient de economische beroepsbeoefenaar uiteraard zijn opdracht te onderbreken en de schuldenaar en de rechter schriftelijk de redenen van zijn beslissing mee te delen. De samengestelde informatie moet adequaat zijn en mag geen aanzienlijke, duidelijke leemten vertonen.57 Het verslag of de verklaring van de beroepsbeoefenaar moet tot slot een lange lijst gegevens bevatten waaruit de conformiteit aan ISRS 441058 blijkt.
8. Conclusie Hoewel de besproken gewijzigde wet van 27 mei 2013 betreffende de boekhoudkundige en financiële aspecten van de procedure van gerechtelijke reorganisatie (PGR) heel wat
56
ISRS 4410, o.c. § 5.
57
ISRS, § 13 en 14.
58
ISRS, § 40.
18
2 013/4
zwakke punten, leemten en onzekerheden inhoudt, kunnen de vier opdrachten worden uitgevoerd, maar kan er in het kader van deze opdrachten geen zekerheid gegeven worden, en wel in deze zin dat er nooit assurance kan verleend worden in het kader van de internationale standaard ISRS 4410. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat het IAB lid is van de IFAC! De beroepsbeoefenaar moet uiterst duidelijk zijn over de grenzen van zijn opdracht, zodat de schuldenaar, zijn cliënt of de advocaat, of vooral de rechter geen misvatting hebben over de inhoud ervan.
Indien het management weigert informatie te verschaffen, dient de economische beroeps beoefenaar uiteraard zijn opdracht te onderbreken en de schuldenaar en de rechter schriftelijk de redenen van zijn beslissing mee te delen De drie Instituten moeten (en zullen) nog overleg plegen over de concrete acties die moeten worden gevoerd en over de gemeenschappelijke praktijken die moeten worden toegepast. Eén van de gemeenschappelijke acties die ongetwijfeld moet worden gevoerd, is een informatiecampagne bij de voorzitters van de rechtbanken van koophandel en bij de stafhouders in het hele land. Een andere is de opstelling van een technische nota of van een voor de drie Instituten geldende norm.
•
100 marketingvragen juridisch beantwoord Mag ik mezelf in reclame een Rolls Royce noemen? Wat met fluistersolden? Welke tekens kunnen als merk gedeponeerd worden? Zijn lookalike-verpakkingen toegelaten? Mogen werknemers zelf berichten plaatsen via sociale netwerken over hun bedrijf (“Vind ik leuk”)? Het aanbieden van producten en diensten roept vele juridische vragen op. De verpakking, de merknaam, de reclame en de promotieacties: alles moet wettelijk in orde zijn. In het boek 100 marketingvragen juridisch beantwoord gidst advocaat Tom Heremans u doorheen de vele aspecten van het marketingrecht. De vragen zijn gebaseerd op casussen uit de dagelijkse praktijk van de auteur en geven telkens een concrete oplossing. De vragen zijn geordend volgens de onderstaande thema’s: - correcte informatie en misleidende reclame; - vergelijkende reclame; - prijsverminderingen en solden; - loterijen, kansspelen en wedstrijden; - gezamenlijk aanbod of koppelverkoop;
- verkoopmethoden buiten de onderneming (postorder en verkoop aan huis); - verkoop met verlies; - auteursrecht; - merken; - sociale media en privacy; - sancties.
Tom Heremans is advocaat-vennoot bij CMS DeBacker en voorzitter van de Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht. Hij is gastdocent aan de HUB en de VUB.
· · · · ·
Tom Heremans 2012 ISBN 978-90-5095-708-3 206 blz. | paperback Prijs: 49 euro
Fax deze antwoordkaart naar Intersentia
Ja, ik bestel ................. ex. van het boek 100 marketingvragen juridisch beantwoord ( ISBN 978-90-5095-708-3 ) aan 49 euro (incl. btw, excl. verzendkosten) per exemplaar. Ik betaal pas na ontvangst van de factuur, die mij samen met mijn bestelling wordt bezorgd.
03 658 71 21
Dhr. / Mevr. Voornaam:
Naam:
Bedrijf:
Btw-nr.:
Straat:
Nr.:
Postcode:
Gemeente:
Telefoon:
Fax:
E-mail: Datum:
Groenstraat 31 2640 Mortsel België
T +32 3 680 15 50 F +32 3 658 71 21
[email protected] www.intersentia.be
Handtekening:
Alle titels zijn ook verkrijgbaar in de boekhandel. Intersentia nv respecteert uw privacy. De persoonsgegevens die u doorgeeft, mag Intersentia gebruiken om u op de hoogte te houden van haar uitgaven. Wilt u geen commerciële informatie van Intersentia nv? Kruis dan dit vakje aan: . U kunt uw gegevens ook opvragen en laten verbeteren via fax of per brief.
Bus:
B eroep
Reclame en marketing: een gemeenschappelijk kader voor beroeps beoefenaars van de drie Instituten De reclame, het promoten van de diensten, de marketing, oftewel de ‘communicatie’ vormt het verlengstuk van het constant streven naar een doeltreffende organisatie van onze kantoren. Op die manier kunnen we onze competentie, onze rendabiliteit en onze klantentevredenheid verbeteren. Onder invloed van Europa werden de afgelopen vijftien jaar een aantal wijzigingen doorgevoerd aan dit thema, zoals de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen, de ‘dienstenrichtlijn’, het arrest ‘Fiducial’ enz. Na deze ontwikkelingen zijn de diverse en gevarieerde vormen van communicatie en marketing voortaan toegelaten voor de vrije beroepen, mits de onafhankelijkheid, de waardigheid, de integriteit van het beroep en het beroepsgeheim nageleefd worden. We hoeven ons gezicht dus niet te bedekken met een sluier: accountants en belastingconsulenten mogen ook gebruikmaken van verkooptechnieken om hun diensten aan te bieden. Tegenover deze vaststellingen willen de Instituten reageren. Ze hadden voornamelijk tot doel om: – de specificiteit en het vrije karakter van de accountant, de belastingconsulent, de bedrijfsrevisor en de erkende boekhouder(-fiscalist) te bevestigen; – een gemeenschappelijk kader inzake reclame en andere vormen van marketing op te zetten voor de leden van de drie instituten.
IAB, het IBR en het BIBF. De gedragsregels zijn van toepassing op de accountants en/of de belastingconsulenten, de bedrijfsrevisoren en de erkende boekhouders(-fiscalisten).
Voortaan zijn diverse vormen van communicatie en marketing toegelaten voor de vrije beroepen, mits de onafhankelijkheid, de waardigheid en de integriteit van het beroep en het beroepsgeheim nageleefd worden Wij zijn ervan overtuigd dat jullie een professioneel en verzorgd reclame- en marketingbeleid voeren en dat jullie daarbij dit gemeenschappelijk kader naleven, niet alleen met het oog om professionals aan te spreken maar ook om het beroep van accountant en/of belastingconsulent uit te stralen. Hiervoor stelt het IAB een grafisch charter ter beschikking, dat uitvoerig gebruikt werd tijdens de recente communicatiecampagnes (rubriek ‘Leden en stagiairs’, ‘Grafisch charter’).
Eind 2012 werden de gedragsregels betreffende reclame en andere vormen van marketing goedgekeurd door het
2 013/4
21
B eroep klassieke reclame, maar ook direct marketing, sponsoring en ronseling. Ronseling is een vorm van informatieverstrekking, bedoeld om nieuwe cliënten te zoeken en impliceert een gepersonaliseerd contact tussen de dienstverrichter en de potentiële klant, om deze laatste een aanbod van diensten te doen. Ronseling kan dus als direct marketing worden aangemerkt.
Gedragsregels voor de beoefenaars van economische vrije beroepen betreffende reclame en andere vormen van marketing Goedgekeurd door de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren op 6 juli 2012, door de Nationale Raad van het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten op 9 juli 2012 en door de Raad van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten op 5 november 2012
I. Inleiding In zijn arrest van 5 april 20111 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat een algemeen verbod op bepaalde vormen van commerciële communicatie in strijd is met het Europees recht maar dat een gedeeltelijk verbod van bepaalde types van commerciële communicatie behouden kan worden wanneer het: – gerechtvaardigd is om een dwingende reden van algemeen belang, zoals de bescherming van de onafhankelijkheid, de waardigheid en de integriteit van het gereglementeerde beroep en van het beroepsgeheim; – evenredig is met dat doel. Volgens de bepalingen van de Dienstenrichtlijn2 omvat het begrip “commerciële communicatie” elke vorm van communicatie die is bestemd voor het direct of indirect promoten van de goederen, de diensten of het imago van een onderneming, organisatie of persoon die een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een gereglementeerd beroep uitoefent. Deze definitie omvat niet alleen
1
HvJ 5 april 2011, C–119/09, http://curia.europa.eu.
2
Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van
12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.
22
2 013/4
De Code of Ethics, aangenomen door de International Federation of Accountants (IFAC), houdt geen verbod in om gebruik te maken van reclame en andere vormen van marketing.3 Er kan van worden uitgegaan dat deze termen hetzelfde toepassingsgebied hebben als de term ‘commerciële communicatie’, toegepast op de beoefenaars van vrije beroepen. Het is niet wenselijk noch realiseerbaar om een lijst op te stellen die gemeenschappelijk is voor de drie instituten en die uitvoerig alle acties opsomt inzake reclame of andere vormen van marketing die verboden moeten worden omdat ze afbreuk doen aan de voormelde beginselen. Het is evenwel in het belang zowel van de beoefenaar van een vrij beroep (natuurlijke persoon of rechtspersoon) die ingeschreven is bij één van de drie Instituten van de economische beroepen (het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten en het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalis-
3
Hoofdstuk 250.
B eroep ten) (hierna ‘de beroepsbeoefenaar’ genoemd) als van zijn cliënten en het publiek in het algemeen, dat de beroepsbeoefenaar in zijn reclame of andere vormen van marketing de grondbeginselen naleeft die aan de basis liggen van een vrij beroep, en in het bijzonder van een economisch vrij beroep. Het is dan ook aangewezen om deze grondbeginselen te bevestigen in deze gedragsregels, die dientengevolge van toepassing zijn op elke beroepsbeoefenaar en op elke reclame of andere vorm van marketing die hij aanwendt bij het (actief) zoeken van cliënten.
II. Beginselen 1. Bij het promoten van zijn diensten maakt de beroepsbeoefenaar vrij gebruik van elk type van reclame of elke andere vorm van marketing die hij passend en geschikt acht. 2. Bij elke reclame of marketingactie die door of in naam van de beroepsbeoefenaar uitgevoerd wordt, dienen de van toepassing zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen te worden nageleefd, met name met betrekking tot het beroepsgeheim, de vergelijkende reclame, elektronische communicatie enz. 3. De beroepsbeoefenaar, natuurlijke persoon of rechtspersoon, draagt de volle tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor de naleving van de deontologie en punt 2 en 4 van deze gedragsregels, voor elke reclame of andere vorm van marketing die uitgevoerd wordt door hem, in zijn naam of voor zijn rekening. Hij kan zich niet ter verdediging beroepen op de eventuele tussenkomst van een tussenpersoon of aangestelde. 4. Vooraleer een reclame of marketingactie in zijn naam en/of voor zijn rekening uit te voeren of toe te laten, zal de beroepsbeoefenaar nagaan of deze geen afbreuk doet aan de grondbeginselen die aan de basis liggen van de uitoefening van een economisch vrij beroep, met behulp van de volgende vragen:
5. De beroepsbeoefenaar beantwoordt deze drie vragen op eerlijke wijze. Indien één of meer van deze drie vragen bevestigend beantwoord wordt, dient de beroepsbeoefenaar af te zien van de overwogen reclame of marketingactie.
III. Uitleg 1°. Brengt de reclame of marketingactie een gevaar van misleiding van de bestemmeling mee?4 De wet van 2 augustus 20024 stelt het volgende: “Misleidende reclame is elke vorm van reclame die op enigerlei wijze, daaronder begrepen de opmaak ervan, de personen tot wie ze zich richt of die ze aanbelangt, misleidt of kan misleiden en die door haar misleidend karakter hun economisch gedrag kan beïnvloeden, of die daardoor aan een concurrent schade toebrengt of kan toebrengen.”
1°. Brengt de reclame of marketingactie een gevaar van misleiding van de bestemmeling mee? 2°. Bestaat het gevaar dat de reclame of marketingactie door de bestemmeling en/of het publiek waarop het is gericht, opgevat wordt als niet gepast voor een beroepsbeoefenaar? 3°. Is de reclame of marketingactie oneerlijk ten opzichte van de aangestelde confrater en/of andere confraters?
Enkel het eindresultaat telt: de kwestie van de goede trouw van de auteur van een misleidende reclame of marketingactie speelt geen rol.
4
Art. 4, lid 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de
misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten, BS 20 november 2002.
2 013/4
23
B eroep
Om deze vraag ontkennend te kunnen beantwoorden, moet de beroepsbeoefenaar zich met name ervan vergewissen dat: – er geen verwarring bestaat omtrent de aard van de reclame of marketingactie; – de beroepsbeoefenaar in wiens naam of voor wiens rekening de reclame of andere vorm van marketing uitgevoerd wordt, duidelijk identificeerbaar is; – de informatie verspreid door de reclame of marketingactie volledig, juist en waarheidsgetrouw is.
2°. Bestaat het gevaar dat de reclame of marketingactie door de bestemmeling en/of het publiek waarop ze is gericht, opgevat wordt als niet gepast voor een beroepsbeoefenaar? Bepaalde elementen met betrekking tot zowel de vorm als de inhoud van een reclame of marketingactie kunnen voor een publiek met normale kennis van zaken voorkomen als zijnde onverenigbaar met de houding die een beoefenaar van een economisch vrij beroep zou moeten aannemen om het vertrouwen en het aanzien dat hij in de maatschappij geniet, te behouden. Men kan hier bijvoorbeeld aanhalen: de agressiviteit, de opdringerigheid, de belaging, het herhaaldelijk en ongewenst aandringen per telefoon, fax, e-mail of andere afstandsmedia, de grofheid en overdreven uitlatingen.
24
2 013/4
Is tevens strijdig met de waardigheid van het beroep, een aanbieding om een opdracht uit te oefenen tegen een uurtarief dat kennelijk lager is dan de kostprijs.
3°. Is de reclame of marketingactie oneerlijk ten opzichte van de aangestelde confrater en/of andere confraters? Om de goede uitvoering van de opdracht waarmee een beroepsbeoefenaar belast is door of voor de rekening van een cliënt te verzekeren, zou zijn professionele relatie met deze cliënt niet ongegrond of op een niet confraternele wijze ondermijnd mogen worden tijdens de uitvoering van deze opdracht. De reclame of elke andere vorm van marketing moet positief zijn, dit wil zeggen dat deze het(/de) concurrerend(e) voordeel (voordelen) die de beroepsbeoefenaar naar zijn mening bezit ten opzichte van andere vergelijkbare economische actoren op de markt naar voren mag brengen, maar in geen geval tot doel of tot gevolg mag hebben dat de aangestelde confrater noch andere confraters gedenigreerd worden, of dat de (potentiële) cliënt in twijfel gebracht wordt over de bekwaamheid, de kwaliteit van de geleverde dienst of de manier waarop de (aangestelde) confrater de hem toevertrouwde opdracht uitvoert of zou uitvoeren.
•
B eroep
Het beroep staat klaar voor de elektronische factuur! Een uitgesproken streven …
Een kordate en natuurlijke verbintenis!
Wist u dat er in België elk jaar ongeveer een miljard facturen worden verstuurd? Hoewel de meeste facturen elektronisch worden opgesteld, geboekt en betaald, worden ze meestal nog op papier verwerkt. Maar de zaken zijn aan het veranderen! De Europese Unie stelt zich tot doel om tegen 2020 50 % elektronische facturen te halen. Op het Belgische vlak is de regering de uitdaging aangegaan om tegen 2014, het einde van de regeerperiode, te streven naar 25 % elektronische facturen. Om die doelstelling waar te maken, werden in België sinds 1 januari 2013 de juridische en technische voorwaarden ingevoerd om e-invoicing te gebruiken.
Voor ons, als economische beroepsbeoefenaars die gespecialiseerd zijn in begeleiding en adviesverlening aan ondernemingen, is het zonneklaar: e-invoicing maakt, net als de digitalisering van de procedures en documenten, deel uit van onze dagelijkse beroepspraktijk. Als bevoorrechte adviseurs van kmo’s, waar de invoering van e-invoicing een uitvoerige, zowel theoretische als praktische begeleiding vergt, is voor ons een essentiële taak weggelegd op het vlak van e-invoicing.
Wat technische uitleg … Vandaag worden de papieren en de elektronische factuur dus gelijk behandeld. Afgezien van de toestemming van de klant, die soms impliciet kan zijn en dus niet noodzakelijk vooraf moet worden gegeven, kunnen ondernemingen het geschikte procedé kiezen om hun elektronische facturen te versturen, te ontvangen, te verwerken en te archiveren. Met als enige logische beperking dat ze de authenticiteit van herkomst (identiteit van de uitreiker/dienstverlener), de integriteit (controle van de volledigheid en van de juistheid van de gegevens op de factuur) en de leesbaarheid (leesbaar formaat tijdens de archivering/controleperiodes) moeten waarborgen. In dat verband kunnen de belastingplichtigen vrij kiezen hoe ze bewijzen dat ze die voorwaarden naleven: de wetgeving vermeldt immers geen verplichte technologieën meer. De authenticiteit en de integriteit kunnen worden bewezen door binnen de onderneming een beheerscontrole in te voeren die een betrouwbaar auditspoor vaststelt tussen een factuur en de betreffende dienst. Wat de archivering betreft, kunnen elektronische facturen in elektronisch formaat worden gearchiveerd of bij ontvangst worden afgedrukt en op papier worden bewaard. Het is zelfs mogelijk om tijdens de wettelijke bewaringstijd van methode te veranderen.
E-invoicing maakt, net als de digitalisering van de procedures en documenten, deel uit van onze dagelijkse beroepspraktijk E-invoicing promoten, sensibiliseren, adviseren, uitleg geven, een duurzame strategie ontwikkelen om de optimale uitbouw ervan in de kmo’s te waarborgen, en tegelijk onze adviezen en de waaier aan diensten die we verlenen, opvoeren. Dit alles strookt met de verwachtingen van onze klanten, meer in het bijzonder in het kader van de digitalisering van de financiële administratie van de ondernemingen.
Concreet We hebben al verschillende jaren tal van initiatieven genomen tot informatie en reflectie over e-invoicing: voorstel over accounting token, informatiesite, deelname aan seminaries, bewaking van de wetgeving … Dit streven werd ook in twee partnerschappen geformaliseerd: – enerzijds met de DAV (Dienst voor administratieve vereenvoudiging). Onder de resultaten en werkzaamheden waartoe dit heeft geleid, vermelden we bijvoorbeeld
2 013/4
25
B eroep
–
een belangrijke bijdrage tot de opstelling van de FAQ en van de tekst over de modaliteiten van de audit trail, die u net als andere relevante informatie kunt raadplegen op de nieuwe website die specifiek aan e-invoicing is gewijd (www.efactuur.belgium.be); anderzijds met de oprichting van het Forum for the Future. Door de ondertekening van een protocol werd een vruchtbare samenwerking beklonken voor de uitwerking van een interoperabiliteitsnorm voor de uitwisseling van elektronische facturen. Met als hoofdbedoeling om de rechtszekerheid te verbeteren, de technische omgeving te verduidelijken en open en onveranderlijke facturatiesystemen uit te werken. Elk jaar wordt het Nationaal congres van de economische beroepen te baat genomen om, meestal in samenwerking met de DAV, de balans op te maken van de acties en projecten die we in het kader van deze fundamentele problematiek hebben ontwikkeld.
gen of -federaties hebben het document enthousiast ondertekend en hierdoor hun leden, ondernemingen en vrije beroepen, aangemoedigd om hun werkmethodes aan te passen.
Niet minder dan 35 beroeps groeperingen of -federaties hebben het document enthousiast ondertekend en hierdoor hun leden, ondernemingen en vrije beroepen, aangemoedigd om hun werkmethodes aan te passen
Aan de zijde van de regering, samen met alle belangrijke spelers! Sinds 7 november 2013 kreeg deze verbintenis een officieel tintje. We hadden immers het genoegen om, in aanwezigheid van minister Chastel, en samen met de voorzitter van het IBR, het BIBF en de voorzitster van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, een protocol te ondertekenen betreffende de promotie en het gebruik van elektronische facturatie. Zo wordt er aan de protocollen die met de regering werden ondertekend, nog eentje toegevoegd. Niet minder dan 35 beroepsgroeperin-
Het protocol van A tot Z Protocol gesloten tussen de DAV en het Instituut betreffende het promoten van elektronische facturatie Tussen Enerzijds, de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging (DAV), hier vertegenwoordigd door: – De heer Olivier Chastel, Minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging (voogdijminister); – De heer Erwin De Pue, Directeur-generaal van de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging; hierna ‘de DAV’ genoemd,
Bij het doornemen van het onderstaande protocol zult u vaststellen dat het gaat om een verbintenis om competentie en ervaring, informatie, advies en goede praktijken ter beschikking te stellen van onze klanten om e-invoicing in ons land te promoten, en daarvan het voorbeeld te geven in onze eigen werkmethodes. Hiermee kiezen we resoluut voor moderniteit en veiligheid, vermindering van de kosten en van de ecologische voetafdruk. En evenzeer voor een mogelijkheid om de invoering van e-invoicing te koppelen aan een aanbod van adviezen met hoge toegevoegde waarde …
Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB)
hier vertegenwoordigd door:
Vanderstichelen Benoît, President van IAB;
Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en fiscalisten (BIBF)
hier vertegenwoordigd door:
Conter Jean-Marie, President van BIBF;
Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR)
hier vertegenwoordigd door:
Dupont Thierry, Vice-president van IBR;
samen zetelend in het Interinstitutencomité, hierna ‘het Instituut’ genoemd
Overwegende dat –
en – anderzijds, in alfabetische volgorde, de volgende Instituten:
26
2 013/4
de Europese Commissie zich tot doel heeft gesteld tegen 2020 van elektronische facturatie de meest gebruikte facturatiewijze in Europa te maken; de federale regering in België heeft beslist hierop te anticiperen door zich een doel van 25 % tegen het einde van de legislatuur te stellen, waardoor het een essenti-
B eroep eel project in het kader van de administratieve lastenverlaging is geworden; om dat te bereiken, het wettelijk kader op 1 januari 2013 werd gewijzigd en er acties werden opgezet voor verschillende doelgroepen zoals de burgers (B2C), de overheden (B2G) en de bedrijven (B2B); de dematerialisatie van de factuur, de administratieve lasten en de kosten die papieren facturen met zich meebrengen aanzienlijk vermindert. Een elektronisch opgestelde en ontvangen factuur kan namelijk: • de opslagruimte verminderen; • tijd winnen, enerzijds bij het versturen aangezien de factuur niet meer moet worden afgedrukt, in een envelop geplaatst en gefrankeerd en anderzijds bij het ontvangen ervan aangezien de factuur niet meer geopend, gesorteerd en verwerkt moet worden; • de tijd tussen verzending en ontvangst terugdringen; • het werk op boekhoudkundig vlak vereenvoudigen; • het risico op fouten (die vooral ontstaan bij het ingeven van de gegevens) terugdringen; • een volledig proces van bestelling tot betaling bieden; • de matching tussen bestel- en leverbons vergemakkelijken; • betalingen vergemakkelijken en versnellen; • goed voor het milieu zijn.
Binnen deze coördinatiestructuur kunnen ook nog andere initiatieven worden genomen als de leden ze noodzakelijk achten voor het behalen van de doelstellingen van het protocol, en voor zover er een unaniem akkoord is tussen de verschillende leden.
De meest recente studies met betrekking tot e-facturatie bevestigen deze vaststellingen. Het is bewezen dat een volledig elektronische factuur (tussen 2 bedrijven opgesteld, verzonden en verwerkt) een besparing van 9 euro kan betekenen. Ook bij een factuur die van een bedrijf naar een burger wordt gestuurd, wordt er tot 5,32 euro bespaard.
De DAV-delegatie wordt door de directeur-generaal bepaald.
Doelstellingen van het protocol
De DAV zorgt voor de uitnodigingen en de verslagen van de vergaderingen van de coördinatiestructuur.
–
–
Dit protocol heeft tot doel een optimale samenwerking, in wederzijds vertrouwen, tussen de DAV en het Instituut te realiseren op het vlak van het promoten van e-facturatie en dit protocol wil, via een coördinatiestructuur, de volgende zaken op een gestructureerde en systematische manier verwezenlijken: – wederzijdse informatie-uitwisseling; – betrokkenheid van het Instituut bij het promoten van e-facturatie; – onderlinge afstemming van de verschillende te nemen operationele initiatieven om het gebruik van e-facturatie te promoten.
Coördinatiestructuur De samenwerking waarin het protocol voorziet, zal worden omkaderd door een coördinatiestructuur samengesteld uit vertegenwoordigers van de DAV en van de ondertekenende federaties en daarmee gelijkgestelden van onderhavig protocol. Deze coördinatiestructuur wordt als werkgroep geïntegreerd in het Belgische e-invoicing forum. De coördinatiestructuur wordt gezamenlijk voorgezeten enerzijds door de DAV en anderzijds door een vertegenwoordiger van de ondertekenende federaties en daarmee gelijkgestelden. De covoorzitter, die uit een federatie komt, wordt door de vertegenwoordigers van de verschillende ondertekenende federaties en daarmee gelijkgestelden bij meerderheid van stemmen van de aanwezigen verkozen op de eerste vergadering van de samenwerkingsstructuur. De coördinatiestructuur komt ten minste drie maal per jaar samen, een keer om de vier maanden.
De delegatie van elke ondertekenende federatie wordt vastgelegd door de verantwoordelijke instanties van die ondertekenende federatie en daarmee gelijkgestelden.
Volgens noodzaak en op besluit van de coördinatiestructuur kunnen er specifieke werkgroepen worden opgestart. Deze werkgroepen worden gezamenlijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van de DAV en een vertegenwoordiger aangeduid door de ondertekenende federaties en daarmee gelijkgestelden. De coördinatiestructuur zal de mogelijkheid beoordelen om betrokken actoren of actoren wier medewerking nuttig is, uit te nodigen.
2 013/4
27
B eroep Verbintenissen aangegaan door de ondertekenaars Om de Europese en Belgische doelstellingen te bereiken die respectievelijk in 50 % e-facturatie in Europa tegen 2020 en 25 % e-facturatie in België tegen 2014 voorzien, verbindt het Instituut zich ertoe om de e-facturatie onder haar leden/ klanten te promoten.
2.
Om dat te behalen, verbindt het Instituut zich er eveneens toe om: 1. een specifiek evenement over e-facturatie bij zijn leden te organiseren; 2. specifieke opleidingen voor zijn leden in te voeren; 3. een contactpersoon aan te stellen waarbij de leden eerstelijnsinformatie kunnen verkrijgen. Deze persoon zal zowel via telefoon als mail bereikbaar zijn; 4. op zijn website een duidelijke link naar www.efactuur. belgium.be te voorzien; 5. op zijn website een pagina te voorzien met alle leden die zich engageren in het proces van de e-facturatie; 6. een mail naar alle leden te sturen om de voordelen van de e-facturatie uit te leggen en/of een newsletter te sturen met een presentatie van de e-facturatie en/of een getuigenis van een gebruiker ervan; 7. e-facturatie ook binnen zijn organisatie te gebruiken, bijvoorbeeld om zijn leden te verzoeken hun bijdrage te betalen (maar niet vóór 2015); 8. het onderschrijven van de gedragscode B2C te promoten bij zijn leden; 9. bij de ondertekening van dit protocol een persmededeling samen met de DAV mede te ondertekenen; 10. met de DAV samen te werken in het kader van de gezamenlijke inzameling van cijfergegevens waarmee de evolutie van het gebruik van e-facturatie door het Instituut en zijn leden kan worden geschat. Het gebruik van deze gegevens en/of statistieken door elk van de partijen zal in alle vertrouwelijkheid en discretie verlopen.
5.
Er wordt ertoe gestrekt dat de DAV over verscheidene gegevensbronnen kan beschikken om een unieke macro- economische index ‘uit te werken’ die het percentage van de elektronische facturatie op Belgisch vlak vertegenwoordigt (bijv. de elektronische facturatie bedraagt 4 % van al de in België uitgereikte rekeningen). De DAV verbindt zich ertoe om: 1. vragen van het Instituut en zijn leden over te maken aan de bevoegde overheden en hun antwoorden over
28
2 013/4
3. 4.
6.
de fiscale, technische en boekhoudkundige aspecten van de e-facturatie te bezorgen; deze gegevens op de site www.efactuur.belgium.be te publiceren; de technische vragen over te maken aan in e-facturatie gespecialiseerde softwarebedrijven; het Instituut op haar verzoek zo snel mogelijk in contact te brengen met specialisten inzake e-facturatie; het logo van het Instituut onder de rubriek ‘partners’ te vermelden op de sites www.efacture.belgium.be en www.efactuur.belgium.be; alle informatie te verschaffen die nodig is om de door het Instituut ondernomen acties in het kader van onderhavig protocol te organiseren.
Slotbepalingen Onderhavig protocol wordt geëvalueerd door de coördinatiestructuur. Het kan op vraag van elk van de voornoemde partijen, na onderling overleg en met wederzijdse instemming, worden aangepast. Onderhavig protocol zal in werking treden op de dag waarop de vertegenwoordigers van de DAV en de Instituten deze ondertekenen. Opgemaakt te Brussel, op 7 november 2013, Olivier Chastel Minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging Erwin De Pue Directeur-generaal van de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging En in alfabetische volgorde, de volgende Instituten: Vanderstichelen Benoît, President van IAB Voor het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) Conter Jean-Marie, President van BIBF Voor het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en fiscalisten (BIBF) Dupont Thierry, Vice-president van IBR Voor het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR)
•
fiscaliteit
Abnormale of goedgunstige voordelen: beginselen en concrete toepassingen Pierre-François Coppens Belastingconsulent, jurist Studiedienst van het IAB 1. Beginselen1 Oorsprong en doel van de bepaling Het belangrijke artikel 26 WIB 1992 laat de fiscale administratie toe om de ‘abnormale of goedgunstige voordelen’ die een onderneming aan derden heeft verleend, bij de belastbare winst van die onderneming te voegen (als de begunstigden werknemers of bedrijfsleiders van de onderneming zijn, wordt er gesproken over voordelen van alle aard).
lijke interpretatieproblemen2) is de strijd tegen de mechanismen van internationale belastingontduiking die door de ondernemingen worden toegepast door middel van onrechtstreekse winstverschuivingen. Aangezien België niet meteen uitblinkt door zijn vriendelijke belastingklimaat, was het immers te vrezen dat sommige vennootschappen met internationale vertakkingen of die deel uitmaken van een multinationale groep, grote delen van hun winst naar andere landen met een aantrekkelijker fiscaliteit zouden versassen.
Dergelijke voordelen kunnen de aard hebben van uitgaven of kunnen het gevolg zijn van een derving van of een tekort aan winst.
Opdat er sprake zou zijn van een voordeel in de juridische betekenis ervan, moeten 2 voorwaarden vervuld zijn: een verrijking van de verkrijger en, wat de verstrekker van het voordeel betreft, geen effectieve vergoeding van het verstrekte voordeel
De bepaling vormt dus een cruciale uitzondering op het beginsel dat alleen gerealiseerde winst belastbaar is. Ze laat de fiscus toe om een onderneming te belasten op de winst die de onderneming niet heeft willen realiseren. De belangrijkste reden waarom de wetgever die bepaling in 1992 volledig heeft herschreven (inzonderheid na aanzien-
1
Bepaalde passages van dit hoofdstuk zijn uittreksels uit een artikel
van de hand van dezelfde auteur in het tijdschrift Pacioli: “Kan de
2
administratie een vennootschap die een renteloze lening heeft
Zie evenwel onze opmerking in Thema nr. 10 over de tekstwijziging van
toegestaan op een abnormaal of goedgunstig voordeel belasten?”,
art. 26 WIB 1992, aangebracht door de programmawet van 27 april
Pacioli, nr. 304, p. 6 tot 8.
2007.
Art. 26 is in zijn huidige versie van toepassing sinds aanslagjaar 1993.
2 013/4
29
F iscaliteit Definitie
Uitzondering op en afwijkingen van deze uitzondering
Artikel 26 WIB 1992 wil die praktijken een halt toeroepen. Het bevat een algemene regel, een uitzondering op die regel en drie afwijkingen van die beperkende bepaling. Opdat er sprake zou zijn van een voordeel in de juridische betekenis ervan, moeten twee voorwaarden vervuld zijn: een verrijking van de verkrijger en, wat de verstrekker van het voordeel betreft, geen effectieve vergoeding van het verstrekte voordeel.3
Het 1ste lid van artikel 26 WIB 1992 bepaalt dat de abnormale of goedgunstige voordelen niet zullen worden belast als die voordelen in aanmerking komen voor het bepalen van de belastbare inkomsten van de verkrijger. Dankzij deze uitzondering kan de dubbele belasting worden vermeden. Als het voordeel bij de verkrijger wordt belast, is er voor de fiscus immers geen verlies aan belastbare materie.
Voor de belastbaarheid van het voordeel moet het ofwel abnormaal ofwel goedgunstig zijn. Een abnormaal voordeel is een voordeel dat in strijd is met de normale gang van zaken, met name de gevestigde handelsgebruiken.4 Een goedgunstig voordeel is een voordeel dat wordt verleend zonder dat het de uitvoering van een verbintenis is of zonder tegenprestatie.5 Dat is wat gedaan wordt zonder verplichting, kosteloos. Voor de toepassing van artikel 26 WIB 1992 is dus niet per se het oogmerk vereist om de belastbare winst van de onderneming te verminderen. De beoordeling van het abnormale of goedgunstige karakter van een voordeel is de taak van de feitenrechter, die daartoe soms een beroep doet op de diensten van een deskundige.
Maar toch kan het voorkomen dat de onderneming de abnormale of goedgunstige voordelen in haar belastbare grondslag moet opnemen, hoewel ze al bij de verkrijgers worden belast. Dit is het geval wanneer de voordelen worden verleend aan bepaalde belastingplichtige niet-inwoners. Artikel 26, 2de lid WIB 1992 viseert drie categorieën niet-inwoners: – de niet-inwoner van wie de in België gevestigde onderneming zich rechtstreeks of onrechtstreeks in enigerlei band van wederzijdse afhankelijkheid bevindt; – de niet-inwoner of de buitenlandse inrichting die aan een aanzienlijk gunstigere belastingregeling is onderworpen dan die waaraan de Belgische onderneming is onderworpen; – de niet-inwoner die ‘belangen gemeen’ heeft met een niet-inwoner die zich in één van bovenstaande situaties bevindt.
Voorbeelden Programmawet schiet administratie te hulp We citeren enkele voorbeelden van abnormale of goedgunstige voordelen uit de praktijk: – verkoop aan een derde door een vennootschap van aandelen die zij in portefeuille heeft of van vaste activa tegen een lagere prijs dan de reële waarde; – verhuur van een onroerend goed aan een derde tegen een abnormaal lage prijs; – het toestaan van leningen of voorschotten zonder interest of tegen verlaagde interest aan derden6; – doorverkoop aan een derde tegen een prijs onder de marktwaarde van een voertuig van de vennootschap bij het verstrijken van het leasingcontract.7
3
Zie Antwerpen 13 mei 1991, R.G.F. 1991, 342 of Brussel 21 maart
1996, F.J.F., nr. 96/119. 4
Cass. 10 april 2000, Pas. 2000, I, nr. 240.
5
Cass. 31 oktober 1979, Pas. 1980, I, 280.
6
Com.IB 1992, nr. 26/17.
7
Com.IB 1992, nr. 26/18.1.
30
2 013/4
Toen de regering geconfronteerd werd met een rechtspraak die stilaan eensluidend werd en oordeelde dat artikel 26 de overhand had op artikel 49 WIB 1992 wanneer de verwerping niet leidde tot een verlies aan belastbare materie, met name wanneer de vermindering van de belastbare grondslag van een belastingplichtige gecompenseerd werd door een correlatieve verhoging ervan bij de verkrijger, heeft ze artikel 26 WIB 1992 laten wijzigen. De regering, die aanvoelde dat ze haar greep op de zaak aan het verliezen was, heeft van de programmawet van 27 april 2007 (BS 8 mei 2007) gebruikgemaakt om die rechtspraak naast zich neer te leggen en heeft de wetgever voorgesteld de tekst van artikel 26 WIB 1992 te wijzigen. Artikel 26 WIB 1992 werd aangepast door toevoeging van de woorden “onverminderd de toepassing van artikel 49 […]”. Op grond van deze gewijzigde bepaling werd het dus onmogelijk om nog te ontsnappen aan de toepassing van artikel 49 WIB 1992, dat prioritair geworden is. Wij staan nog altijd versteld van deze bepaling, die, bijna tegen de stroom in, de administratie toelaat om tweemaal eenzelfde winst te belasten. Artikel 26 huldigde eerder nochtans het non bis in idem-begin-
F iscaliteit sel, want het bepaalde dat wanneer het voordeel werd belast bij de binnenlandse vennootschap die het abnormale of goedgunstige voordeel heeft verkregen, het niet moest worden gevoegd bij de belastbare winst van de binnenlandse vennootschap die het had verleend. Maar tweemaal dezelfde belastbare materie belasten is voor de fiscus ondertussen de gewoonste zaak geworden, onder andere zoals in het kader van de management fees. We zullen trouwens zien dat het non bis in idem-beginsel slechts een algemeen rechtsbeginsel is en dat de schending ervan niet als contra legem kan worden beoordeeld, zoals het Hof van Cassatie vaak opmerkt.8
Artikel 26 en 54 WIB 1992 Artikel 54 beoogt min of meer hetzelfde doel als artikel 26 WIB 1992. Er zijn echter twee grote verschillen: – Het eerste is dat artikel 54 WIB 1992 slechts bepaalde soorten limitatief opgesomde betalingen viseert: interesten van obligaties en leningen, retributies voor de concessie van het gebruik van uitvindings octrooien, fabricageprocedés en andere dergelijke rechten, of bezoldigingen voor prestaties of diensten. Artikel 26 WIB 1992 viseert daarentegen alle soorten winstverschuivingen. – Het tweede verschil is dat artikel 54 WIB 1992 de bewijslast omkeert: om de aftrek van de uitgave te verwerpen, kan de administratie volstaan met de vaststelling dat interesten, retributies, royalty’s enz. werden betaald aan een in een vluchtland gevestigde vennootschap.9 De belastingplichtige moet dan met alle rechtsmiddelen aantonen dat de uitgaven verband houden met werkelijke en oprechte verrichtingen en de normale grenzen niet overschrijden. Dergelijk bewijs houdt in dat de belastingplichtige niet alleen de materialiteit van de lening die hem werd toegestaan, van de immateriële rechten die hem in concessie werden gegeven of van de diensten die hem werden geleverd, kan bewijzen, maar ook dat het gebruik dat hij ervan maakt, verantwoord is door industriële, commerciële of financiële behoeften.
2. Kwestie van de verrekenprijzen Begrip In het verlengde van artikel 26 WIB 1992 verwijst nog een andere bepaling (art. 185, § 2 WIB 1992) naar het at arm’s length-principe, zoals het op internationaal vlak wordt aanvaard en toegepast voor intragroepstransacties. De wet van 21 juni 2004 (BS 9 juli 2004) bepaalt immers dat “indien tussen de twee vennootschappen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke vennootschappen, winst die één van de vennootschappen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, in de winst van die vennootschap mag worden begrepen”. Artikel 185, § 2, lid 1, a WIB 1992 laat toe dat de winst van de binnenlandse vennootschap die deel uitmaakt van een multinationale groep, wordt verhoogd indien de verrekenprijzen niet onder vrije mededinging tussen onafhankelijke partijen werden vastgesteld.
De problematiek van de verrekenprijzen is een zeer gevoelig thema. Het mag de economische beroepsbeoefenaars niet onverschillig laten Met andere woorden: de winst die de binnenlandse vennootschap had moeten realiseren onder vrije mededinging tussen twee van elkaar onafhankelijke partijen, kan in haar belastbare winst worden opgenomen. De winstderving betekent dat de verbonden vennootschap een abnormaal of goedgunstig voordeel heeft verleend en dit voordeel (door het onder de verworpen uitgaven op te nemen) in haar belastbare grondslag mag worden opgenomen.
Een materie die de aandacht van ons beroep vergt 8
Een jaarverslag van het Hof van Cassatie is dienaangaande zeer
duidelijk: Jaarverslag van het Hof van Cassatie van België 2002-2003, Commissie voor het jaarverslag: I. Verougstraete – J.-F. Leclercq – A. Bossuyt – Th. Erniquin, Hoofdstuk IV – Algemene rechtsbeginselen (dit hoofdstuk werd opgesteld door referendaris Amaryllis Bossuyt, onder toezicht van voorzitter Ivan Verougstraete), p. 115 tot 161. 9
De uitgave moet dan wel verantwoord zijn; anders kan ze verworpen
worden op grond van art. 49 WIB 1992 (Antwerpen 23 december 1981, F.J.F., nr. 82/51).
De problematiek van de verrekenprijzen is een zeer gevoelig thema. Het mag de economische beroepsbeoefenaars niet onverschillig laten. In haar editie van 20 november 2011 meldde de Franstalige krant La Libre Belgique dienaangaande dat “de specialisten van de fiscus meer aandacht gaan besteden aan de zogenaamde verrekenprijzen. We hebben het hier over
2 013/4
31
F iscaliteit transacties van materiële en immateriële activa, financiële transacties en diensten tussen de dochterondernemingen van een onderneming. Anders gezegd: de transacties tussen dochterondernemingen die gefactureerd worden naargelang hun resultaten, maken het mogelijk om de blootstelling aan de lokale belastingdruk aan te passen, door de winst van een dochter die te veel winst maakt, te verminderen met het fiscale verlies van een andere dochter. Uiteraard viseert de fiscus die verrichtingen wanneer ze geen duidelijk economisch oogmerk hebben. Daarom hebben de autoriteiten een schema uitgegeven, aan de hand waarvan de bedrijfsleiders kunnen nagaan waar de grens ligt”.
3. Standpunt van de fiscale administratie Veel vragen voor een voorafgaande beslissing De situaties waarin de fiscale administratie een abnormaal of goedgunstig voordeel in aanmerking neemt, zijn zeer talrijk. In plaats van één of andere fiscale herziening te citeren, leek het ons nuttiger om een overzicht op te stellen van de eisen die door de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB) werden geformuleerd in antwoord op aanvragen met betrekking tot categorieën van transacties die als abnormale of goedgunstige voordelen kunnen worden belast. Die standpunten dienen trouwens als toetsing voor de ambtenaren die dagelijks belast zijn met het onderzoek van de fiscale toestand van de belastingplichtigen van hun ambtsgebied.
Afstand van schuldvordering In verband met de afstand van schuldvorderingen is de DVB van mening dat wanneer een Belgische vennootschap afstand doet van een schuldvordering ten gunste van een andere Belgische vennootschap, die afstand moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 49 WIB 1992 (vooral de voorwaarde inzake het behouden van inkomsten). Maar de vennootschap die de afstand heeft genoten, mag ook niet onder de toepassing vallen van de artikelen 633 en 634 (voor de NV) en van de artikelen 332 en 333 (voor de BVBA) van het Wetboek van Vennootschappen, en de afstand mag niet gepaard gaan met een beding van terugkeer tot beter fortuin. Artikel 633 van het Wetboek van Vennootschappen bepaalt dat wanneer ten gevolge van het geleden verlies het nettoactief gedaald is tot minder dan de helft van het
32
2 013/4
maatschappelijk kapitaal, de algemene vergadering, behoudens strengere bepalingen in de statuten, binnen een termijn van ten hoogste twee maanden nadat het verlies is vastgesteld of krachtens de wettelijke of statutaire bepalingen had moeten worden vastgesteld, moet bijeenkomen om in voorkomend geval volgens de regels die voor een statutenwijziging zijn gesteld, te beraadslagen en te besluiten over de ontbinding van de vennootschap en eventueel over andere in de agenda aangekondigde maatregelen. Volgens de DVB moet het beding van terugkeer tot beter fortuin als volgt worden opgesteld: “de schuld zal voor de eerste keer en ten vroegste opnieuw ontstaan in het jaar dat volgt op de afstand, zodra de winst van het boekjaar vóór belasting en vóór herleving van de schuld, positief is en dit voor een bedrag ten belope van de vrije cashflow maar beperkt tot de helft van de voormelde positieve winst. De beschikbare cashflow wordt als volgt berekend: nettoresultaat (na belastingen) + afschrijvingen +/- voorzieningen – investeringen van het lopende jaar met maximumbedrag van de afschrijvingen voor het lopende jaar”. Merk op dat bij de dochteronderneming in vereffening die de afstand geniet, twee hypothesen moeten worden onderscheiden: – Ofwel geldt er een uitdrukkelijke afstand van schuldvordering door de moedervennootschap zonder beding van terugkeer tot beter fortuin, om een positieve vereffening mogelijk te maken en het faillissement en alle gevolgen van dien te vermijden. De afstand van schuldvordering kan bij de dochtervennootschap beschouwd worden als een uitzonderlijke opbrengst waarop de fiscale aftrekken zoals fiscale verliezen, investeringsaftrek enz. kunnen worden aangerekend (beslissing nr. 300.148 van 6 november 2003). – Ofwel is er geen uitdrukkelijke afstand van schuldvordering bij de afsluiting van de vereffening en neemt de moedervennootschap de activa en passiva van de dochter over. De afstand van schuldvordering kan bij de dochtervennootschap beschouwd worden als een uitzonderlijke opbrengst waarop de fiscale aftrekken (fiscale verliezen, investeringsaftrek enz.) kunnen worden aangerekend.
Toegepaste rentevoet en at arm’s length-principe Volgens de DVB is de rentevoet van een binnen de groep toegestane lening conform het at arm’s length-principe en vormt ze dus geen abnormaal of goedgunstig voordeel wanneer zeer strikte regels en bepaalde methoden, zoals de
F iscaliteit CUP-methode (methode van de vergelijkbare prijs op de vrije markt), in acht worden genomen.10 De methode voor de bepaling van de vergoeding van de intragroepsfinancieringsactiviteiten op middellange en lange termijn bestaat hierin dat eerst de interbank reference rate, in functie van de munt en de vervaldag van de interestbetalingen van de betrokken lening, wordt bepaald (Euribor, rente van de munt enz.). Vervolgens moet de vennootschap het kredietrisico van de geldopnemer bepalen op basis van de door de groep ontwikkelde methode. Zodra dit kredietrisico bekend is, dient de toe te passen marge vastgesteld te worden in functie van het kredietrisico van de geldopnemer en van de vervaldag van het krediet, waarbij eveneens het risico eigen aan het land moet worden ingecalculeerd. Deze marge wordt getrokken uit een index opgesteld op basis van vergelijkbare situaties.11
Om na te gaan of een renteloze lening een normaal dan wel een abnormaal karakter vertoont, moet volgens de DVB uitgegaan worden van de economische omstandigheden van het ogenblik, de respectieve toestand van de partijen en de feitelijke gegevens van de zaak 10
multinationale
ondernemingen
De administratie aanvaardt dat een renteloze lening onder welbepaalde omstandigheden niet noodzakelijk aanleiding geeft tot een abnormaal en goedgunstig voordeel.
en
belastingdiensten), OESO, 16 augustus 2010. 11
De methode van de actualisatie van de toekomstige kasstromen maak het mogelijk om de waarde van het eigen vermogen van een vennootschap te ramen op basis van haar toekomstige kasstromen, vóór het effect erop van de wijze van financiering, verdisconteerd tegen de gemiddelde gewogen kost van het aangewende kapitaal, en wel door een eindwaarde te geven. De toekomstige kasstromen moeten bepaald worden op basis van een businessplan, uitgaande van diverse omzetgroeiscenario’s volgens de verschillende fasen van de previsionele groei van de groep.
Renteloze lening
Multinational Enterprises and Tax Administrations” (Richtsnoeren voor
De DVB is voorstander van een aanpak op basis van meerdere criteria volgens de volgende waarderingsmethoden: a) methode van de actualisatie van de toekomstige kasstromen; b) methode van de benchmark van vergelijkbare genoteerde vennootschappen; c) methode van de transacties met de vennootschap.
De transactiemethode bestaat hierin dat de pricing van de laatste belangrijke transacties met de aandelen tussen onafhankelijke marktdeelnemers beschouwd wordt als een relevante aanwijzing van de marktwaarde.
CUP: Comparable Uncontrolled Price. Cf. Deze regels zijn neergelegd
verrekenprijzen
Volgens de DVB is er geen sprake van een abnormaal of goedgunstig voordeel wanneer de marktwaarde door een onafhankelijke waarderingsexpert bepaald werd volgens de methode van het geherwaardeerde nettoactief.
De methode van de multiples (benchmark) van vergelijkbare genoteerde vennootschappen bestaat hierin dat op de geconsolideerde entiteiten van de vennootschap een benchmark van vergelijkbare genoteerde vennootschappen met soortgelijke activiteiten wordt toegepast.
in het OESO-rapport van 1995 “Transfer Pricing Guidelines for voor
Verkrijging van aandelen
In de praktijk kan de administratie, wegens het belang en de
Om na te gaan of een renteloze lening een normaal dan wel een abnormaal karakter vertoont, moet volgens de DVB uitgegaan worden van de economische omstandigheden van het ogenblik, de respectieve toestand van de partijen en de feitelijke gegevens van de zaak.
moeilijkheid om het criterium van de comparables in acht te nemen, een CUP gemakkelijk in twijfel trekken en het gebruik van een andere methode naar voren schuiven. Het is dus raadzaam om de met de CUP-methode verkregen resultaten door toepassing van een andere
In bijzondere omstandigheden is het economisch aanvaardbaar om een onderneming van de groep die in moeilijkheden zou verkeren, steun te verlenen.
methode te bevestigen.
2 013/4
33
F iscaliteit De DVB aanvaardt ook dat door de ene vennootschap van de groep aan de andere steun wordt verleend met als doel de vrijwaring van haar eigen commerciële en financiële prestige of de bescherming van haar dochteronderneming in het belang van de groep. De DVB begrijpt eveneens dat een moedervennootschap belang kan hebben bij de tenlasteneming van de verliezen van haar dochter, teneinde de in moeilijkheden verkerende dochter in staat te stellen om zo snel mogelijk weer winstgevend te worden.
Verstrijken van het leasingcontract van bedrijfs voertuigen Geeft de aankoop door een derde (niet de leasingnemer) van een geleasede personenauto tegen de in het leasingcontract voorziene (voordelige) overnameprijs aanleiding tot een belastbaar voordeel? De aankoop van het voertuig tegen de vooraf overeengekomen overnameprijs, en niet tegen de marktwaarde ervan, geeft aanleiding tot een voordeel. Indien de leasingmaatschappij van een aanzienlijke winst afziet door de auto tegen de vooraf vastgestelde overnameprijs te verkopen, heeft de leasingnemer zijn aankoopoptie aan een derde afgestaan en hem dus een voordeel verleend. We onderscheiden verschillende gevallen: a. De derde is iemand die professionele relaties met de exleasingnemer onderhoudt. De toekenning van het voordeel wordt verklaard door de beroepsbanden tussen de leasingnemer en de derde. Het betreft een voordeel van alle aard dat belastbaar is bij de derde.12 b. De derde is iemand die geen enkele beroepsband heeft met de leasingnemer. Dan betreft het een abnormaal of goedgunstig voordeel dat in de belastbare grondslag van de leasingnemer moet worden opgenomen.13 c. De derde is een verbonden vennootschap. Ook hier kan het om een abnormaal of goedgunstig voordeel gaan. Stel dat vennootschap A zich ten aanzien van de verbonden vennootschap B borg stelt voor de uit het leasingcontract voortvloeiende verplichtingen. Bij het verstrijken van de leasingtermijn verkoopt de leasingmaatschappij de auto niet aan de leasingnemer (vennootschap B), maar aan vennootschap A. De ver-
koopprijs is gelijk aan de overnameprijs die in het leasingcontract was overeengekomen voor het geval de leasingnemer de aankoopoptie zou lichten. De administratie besliste in dit geval dat vennootschap A een abnormaal en goedgunstig voordeel heeft verkregen waarop (in toepassing van art. 207 WIB 1992) geen aftrek mag worden verricht van de overgedragen verliezen.14 Merk op dat het Hof van Cassatie (Cass. 17 maart 2011) besliste dat er volgens de strikte interpretatie van de belastingwet geen sprake is van een voordeel van alle aard wanneer de levensgezellin van de bedrijfsleider de aankoopoptie licht. Het is immers de levensgezellin (die noch zaakvoerder noch bestuurder was) die het voordeel heeft genoten. De administratie mag niettemin de vennootschap (tegen een aanslagvoet van 33,99 %) belasten op grond van het beginsel dat aan de levensgezellin een abnormaal of goedgunstig voordeel werd toegekend. Maar dat is nog altijd voordeliger dan de belasting van een voordeel van alle aard in de personenbelasting.
4. Rechtspraak Over de vraag of een verrichting al dan niet aanleiding geeft tot een abnormaal of goedgunstig voordeel rijzen er veel geschillen. Die geschillen kunnen zowel het gevolg zijn van gedane uitgaven als van gederfde winst. We hebben een aantal interessante beslissingen verzameld:
Aankoop van aandelen –
Een Belgische vennootschap had van een op Jersey gevestigde vennootschap aandelen gekocht tegen een hogere prijs dan bij een latere aankoop door een andere vennootschap werd betaald. Het abnormale karakter van de transactie volstaat niet, er moet ook aangetoond worden dat de op Jersey gevestigde vennootschap een abnormaal voordeel heeft verkregen. Dit zou kunnen aangetoond worden indien de overdrachtprijs hoger was dan de werkelijke waarde van de aandelen. Maar op basis van de intrinsieke waarde, de rendementswaarde, de fiscale waarde en de verkoopwaarde bleek dat de aandelen meer waard waren dan de prijs die ervoor betaald werd aan de buitenlandse vennootschap. Er kan dus geen sprake zijn van een abnormaal voordeel.15
Luik 18 maart 2002, Fiscoloog, nr. 850, 12 juni 2002; Rb. Antwerpen
14
Rb. Bergen 24 september 2003, Fiscoloog, nr. 912, 12 november
22 februari 2002 en 27 mei 2002, Fiscoloog, nr. 850, 12 juni 2002.
2003.
12
13
Rb. Bergen 16 januari 2002, Fiscoloog, nr. 831, 2 februari 2002; Rb.
Rb. Brussel 4 januari 2002, Fiscoloog, nr. 835, 28 februari 2002.
34
2 013/4
15
Brussel 21 maart 1996, F.J.F., nr. 96/119.
F iscaliteit –
Om abnormaal te zijn, moet een voordeel in strijd zijn met de normale gang van zaken. Dit abnormale karakter staat vast wanneer een vennootschap bij een in Monaco gevestigde verkoper aandelen tegen een meerprijs koopt en deze aankoop onmiddellijk laat volgen door een waardevermindering op deze aandelen te boeken.16
Overdracht van cliënteel De overdracht van een cliënteel tegen een te hoge forfaitaire prijs kan niet als een abnormaal voordeel worden beschouwd, nu deze verrichting werd gecompenseerd door de hervatting van demonstratieactiviteiten waardoor de overnemer zich op de groothandelsmarkt kon introduceren en aldus zijn omzet kon verhogen.17
fingswaarde ervan behouden). Het voordeel moet niet als abnormaal worden aangemerkt.19 – Een Belgische moederonderneming kent haar Franse dochter een renteloze lening toe. Ze verantwoordt het voordeel door te stellen dat de verrichting moest dienen om de nodige externe financiële middelen aan te trekken teneinde haar eigen financiële deelneming en de reeds toegekende leningen veilig te stellen. Het hof stelt vast dat de gehele transactie over een korte termijn werd afgewikkeld en dat de renteloze lening niet het gevolg was van betalingsmoeilijkheden, maar van de door een Franse kredietverstrekker gestelde eisen. Het hof verklaarde ervan overtuigd te zijn dat de Franse dochteronderneming volkomen in staat was om interest te betalen. Bijgevolg werd de toekenning van de renteloze lening als een abnormaal of goedgunstig voordeel aangemerkt.20
Verkoop met commissie
Om abnormaal te zijn, moet een voordeel in strijd zijn met de normale gang van zaken. Dit abnormale karakter staat vast wanneer een vennootschap bij een in Monaco gevestigde verkoper aandelen tegen een meerprijs koopt en deze aankoop onmiddellijk laat volgen door een waardevermindering op deze aandelen te boeken
Een in België gevestigde onderneming betaalt een commissieloon (van 1 % op de in het Verre Oosten verwezenlijkte omzet) aan een in Hongkong gevestigde vennootschap die als bruggenhoofd dient voor de handel in Azië. De twee vennootschappen maken deel uit van een multinationale groep. De administratie beschouwt deze commissie als een abnormaal of goedgunstig voordeel. Volgens het hof kan het belang van een bruggenhoofd voor dit type van handel niet betwist worden, zelfs als de Belgische vennootschap niet kan aantonen dat de in Hongkong gevestigde onderneming werkelijk te haren gunste is tussengekomen. Het betaalde bedrag is daarenboven niet overdreven in verhouding tot de diensten die de Belgische onderneming mocht verwachten.18
Renteloze lening –
Een Belgische moederonderneming kent haar Franse dochter twee langlopende renteloze leningen toe. Het werd niet betwist dat de Franse vennootschap in een financiële toestand verkeerde die haar niet toeliet de interest op haar leningen te voldoen. De administratie slaagt er evenmin in om de argumenten van de moederonderneming die de renteloze lening rechtvaardigen, te ontkrachten (de mogelijkheid om de handelsactiviteit in Frankrijk voort te zetten, de boekwaarde van de dochteronderneming op het peil van de aanschaf-
–
–
Een vennootschap staat een renteloze lening toe aan een natuurlijke persoon die in de vennootschap geen activiteit uitoefent, zodat het voordeel te zijnen name niet belastbaar is. De toekenning van een renteloze lening zonder enige tegenprestatie is onverenigbaar met het winstoogmerk van een handelsvennootschap.21 Een moederonderneming staat haar dochter een renteloze lening toe. Het hof oordeelt dat het abnormaal of goedgunstig voordeel hier niet kan worden aange-
16
Cass. 10 april 2000, F.J.F., nr. 2001/285.
19
Bergen 19 maart 2004, Fiscoloog, nr. 931, 7 april 2004.
17
Antwerpen 2 september 1997, F.J.F., nr. 97/255.
20
Gent 20 mei 2003, Fiscoloog, nr. 899, 6 augustus 2003.
18
Bergen 25 mei 2001, F.J.F., nr. 2001/286.
21
Gent 20 mei 2003, Fiscoloog, nr. 899, 6 augustus 2003.
2 013/4
35
F iscaliteit toond. Het kan immers voordelig zijn om geld zonder interest uit te lenen wanneer een dergelijke verrichting de kredietverstrekker in staat stelt om op min of meer lange termijn een voordeel te behalen. In het beschouwde geval heeft de moederonderneming een tegenprestatie verkregen, aangezien de waarde van haar deelneming dankzij de sanering van de dochteronderneming met meer dan 95 % is toegenomen.22
Verkoop tegen een voordelige prijs De Belgische vennootschap A stond aan de Zwitserse vennootschap B de verdelingsrechten af op de producten die zij fabriceerde (afkalvende markt). Zij factureert de producten tegen een voordelige prijs en vennootschap B rekent haar klanten de prijs aan die vennootschap A vroeger aanrekende. Beide vennootschappen behoren tot een zelfde financiële groep. De administratie meende dat vennootschap A een abnormaal of goedgunstig voordeel heeft toegestaan. De Belgische vennootschap erkent het voordeel, maar betwist het abnormale of goedgunstige voordeel ervan, omdat zij van een andere vennootschap C van de groep de verkooprechten van internationale merken als tegenprestatie heeft gekregen (gunstige markt). Het hof stemt ermee in om beide transacties als één enkele verrichting te zien en staat toe dat het onderzoek in het kader van artikel 26 WIB 1992 op de operatie in zijn geheel moet slaan. Het feit dat de tegenprestatie voor het door A verleende voordeel door C wordt geleverd in plaats van door B is in casu irrelevant, want het abnormale karakter van het voordeel moet ten aanzien van de geplogenheden van de hele groep worden beoordeeld. Het hof leidt daaruit af dat het voordeel niet als abnormaal of goedgunstig kan worden aangemerkt, aangezien de verandering van markt de Belgische vennootschap ten goede kwam.23
Overgewaardeerde inbreng Een Duitse vennootschap had in een Belgische vennootschap een machine ingebracht tegen een hogere inbrengwaarde dan de werkelijke waarde. De administratie vindt dat het verschil een abnormaal of goedgunstig voordeel is,
dat kon worden verleend omdat bepaalde bedrijfsleiders van de Duitse en de Belgische vennootschap dezelfde waren. Het bedrag van het voordeel is gelijk aan de vrijwillige verarming van de Belgische vennootschap ten voordele van haar Duitse aandeelhouder en is dus gelijk aan de afschrijving van het overgewaardeerde gedeelte van de inbreng. De rechtbank verwerpt deze stelling: er kan geen sprake zijn van de toekenning van een voordeel door de verkrijgende vennootschap verleend aan de inbrengende vennootschap, aangezien deze laatste als tegenprestatie voor haar inbreng voor een evenwaardig bedrag aandelen ontving. Aangezien de inbreng daarenboven met inachtneming van de wettelijke bepalingen en het verslag van een bedrijfsrevisor werd gedaan, beslist de rechter dat het voordeel niet als abnormaal of goedgunstig kan worden beschouwd.24
Begrip ‘normale’ marktrente Een vennootschap staat aan twee familieleden van de hoofdaandeelhouder leningen toe voor de aankoop van onroerende goederen tegen een interest van respectievelijk 5 % en 6,5 %. Volgens de administratie zijn die rentevoeten te laag. Zij is van mening dat de vennootschap een abnormaal of goedgunstig voordeel heeft verleend gelijk aan het verschil tussen de forfaitaire rentevoeten door artikel 18 KB/WIB 1992 bepaald voor gelijkaardige voorschotten en de geëiste interest. Het hof verwerpt het standpunt van de administratie. Om uit te maken of er al dan niet een belastbaar voordeel bestaat, moet de administratie zich baseren op de werkelijke waarde van het voordeel bij de verkrijger. Zij moet dus bewijzen dat de normale marktrente voor dergelijke leningen op het ogenblik waarop de leningen werden afgesloten, hoger was dan de interest die de vennootschap eiste. Door te verwijzen naar de forfaitaire referentievoeten van artikel 18, § 3 KB/WIB 1992 heeft de administratie dat bewijs niet geleverd. Voormelde bepaling betreft immers enkel “de forfaitaire raming van anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard”.25 De rechtspraak is doorgaans van oordeel dat artikel 18 KB/WIB 1992 enkel gebruikt mag worden voor de raming van de forfaitaire voordelen van alle aard die als bezoldigingen belastbaar zijn in de personenbelasting. Voor de berekening van de winst van een onderneming mag die bepaling niet worden gebruikt.26
24
Luik 18 maart 2002, F.J.F., nr. 2004/18.
25
Gent 20 mei 2003, Fisc.Koer., 2003/6493.
26
Rb. Brugge 1 december 2003, Fiscoloog, nr. 922, 4 februari 2004;
22
Bergen 3 november 1989, Fisc.Koer., 90/171.
Brussel 23 april 1999, F.J.F., nr. 99/226; Antwerpen 2 juli 1999, Fisc.
23
Luik 21 mei 1997, F.J.F., nr. 98/16, Fisc.Koer., 97/422.
Koer., 99/579.
36
2 013/4
F iscaliteit Afstand van schuldvordering – Een Belgische vennootschap doet afstand van een schuldvordering van 6 270 938 BEF op haar Franse moedervennootschap. Als tegenprestatie doet de Franse vennootschap afstand van een schuldvordering van 2 933 213 BEF op de Belgische vennootschap. Het verschil tussen de twee bedragen werd bij de Belgische vennootschap als een goedgunstig voordeel belast. Het hof meent echter dat er geen sprake is van een abnormaal of goedgunstig voordeel, want indien de Franse vennootschap al haar activa had moeten aanwenden om alleen maar haar schuld aan de Belgische vennootschap te voldoen, dan had de Belgische vennootschap nog niet het volledige bedrag van haar vordering kunnen terugkrijgen. Daarenboven had de Franse vennootschap nog andere zekere schulden (opzegvergoedingen enz.). Het hof besluit daaruit dat onder dergelijke feitelijke omstandigheden elke andere vennootschap ervoor gekozen zou hebben om een deel van haar schuldvordering te innen in plaats van een dubieuze en onzekere afloop af te wachten, waarmee ze alleszins slechts een beperkt gedeelte van de schuldvordering kon terugkrijgen. Aangezien het bewijs van het abnormale of goedgunstige voordeel niet werd geleverd, meent het hof dat er geen belang is om na te gaan of er tussen beide vennootschappen een band van wederzijdse afhankelijkheid bestond. De belastingplichtige werd derhalve in het gelijk gesteld.27 – Een moedervennootschap doet afstand van een deel van haar schuldvordering op haar dochtervennootschap, waarvan de gecumuleerde verliezen het bedrag van haar kapitaal en haar reserves te boven gaan. De moedervennootschap neemt de afstand van schuldvordering ten laste in haar beroepskosten, waardoor ze haar dochter de kans geeft haar eigen schuld en haar verliezen dermate te verminderen. De administratie weigert de aftrek van de vordering om reden dat de afstand niet noodzakelijk verband hield met de uitoefening van het beroep van appellante. Daarenboven zou de afstand niet gedaan zijn met het oog op het verkrijgen of behouden van de beroepsinkomsten in de zin van artikel 49 WIB 1992. De vennootschap had in casu immers geen bestuurdersvergoedingen gekregen. Ten slotte zou het invorderbare karakter van de schuldvordering niet vaststaan. Het hof is daarentegen van oordeel dat de afstand van schuldvordering wel degelijk
27
Brussel 17 februari 1999, F.J.F., nr. 2000/196.
–
een aftrekbare beroepskost is in de zin van artikel 49 WIB 1992. In tegenstelling tot de administratie meent het hof dat de afstand van een deel van haar vordering door de moedervennootschap wel verband houdt met de beroepswerkzaamheid en gedaan werd om inkomsten te behouden. Dankzij de afstand hoopte zij immers haar deelneming te vrijwaren, wat inhoudt dat ze de mogelijkheid mocht verwachten om later nog dividenden te innen en zelfs een meerwaarde te verwezenlijken bij de eventuele verkoop van haar deelneming. Het hof beschouwt het argument dat de moedervennootschap geen bestuurdersvergoedingen kreeg, als irrelevant. De inning van dividenden kan wel degelijk beschouwd worden als inkomsten in de zin van artikel 49 WIB 1992. En door het voortbestaan van haar dochteronderneming te verzekeren, vrijwaart de moedervennootschap haar kansen om het saldo van haar schuldvordering te recupereren en zelfs de interest te innen.28 Een moedervennootschap doet afstand van schuldvorderingen op haar dochter in moeilijkheden. De administratie kwalificeert deze afstand terecht als een abnormaal of goedgunstig voordeel. Volgens het hof is het normaal dat een moedervennootschap goedgunstig haar dochtervennootschap ondersteunt. Maar om de aftrek van die financiële bijstand te kunnen aanvaarden, mag de verrichting de vennootschap zelf niet in moeilijkheden hebben gebracht. In het onderworpen geval echter vertoonden de jaarrekeningen voor de betrokken jaren zelf een verlies ten gevolge van de betwiste verrichting. Daarenboven heeft de afstand de vrijwillige invereffeningstelling van de dochteronderneming in hetzelfde jaar niet kunnen voorkomen.29
Overdracht van schuldvordering De kosteloze overdracht door een vennootschap aan haar dochtervennootschap van een schuldvordering op een derde vennootschap is geen essentieel bestanddeel voor de toekenning van abnormale en goedgunstige voordelen. In casu was het enerzijds helemaal niet zeker dat de schuldvordering nog enige waarde had, dit doordat het eigen vermogen van de schuldenaar negatief was op het ogenblik van de overdracht, en anderzijds had de overdragende vennootschap eveneens een voordeel bij de overdracht, aangezien zij als tegenprestatie voor de overdracht ontheven was van de verplichting die ze tegenover een andere schuldeiser was
28
Brussel 12 februari 2000, Bull.Bel., 2001/7.
29
Bergen 18 mei 2001, Fiscoloog, nr. 804, 15 juni 2001.
2 013/4
37
F iscaliteit aangegaan om het eigen vermogen van de schuldenaar op een zeker niveau te houden.30
kel 49 de aftrek van beroepskosten regelt. Wanneer de vennootschap nutteloos een uitgave ten laste neemt, betreft het probleem niet de toepassing van artikel 26, maar wel van artikel 49. In het onderworpen geval valt het hof het standpunt van de administratie bij volgens hetwelk bestuurdersvergoedingen niet als beroepskosten aftrekbaar zijn.33
Inbreng van schuldvordering Een Belgische vennootschap brengt in het kapitaal van een dochtervennootschap haar schuldvordering op deze dochter in. In ruil voor haar inbreng verkrijgt de Belgische vennootschap aandelen ter waarde van een veel lager bedrag dan die vordering. Het hof volgt het standpunt van de administratie, volgens hetwelk het verschil tussen het nominale bedrag van de schuldvordering en de waarde van de toegekende aandelen een zuivere afstand van schuldvordering is. Die afstand is een abnormaal of goedgunstig voordeel waarop (overeenkomstig art. 79 en 207 WIB 1992) geen aftrek van een vroeger fiscaal verlies mag worden verricht. Volgens het hof is het in stand houden van een verlieslatende onderneming binnen de groep zonder uitzicht op toekomstige winst een abnormale verrichting.31
Management fees –
–
Een binnenlandse vennootschap betaalt op grond van een overeenkomst aan een andere vennootschap voor administratieve, boekhoudkundige, financiële en informaticadiensten. Wegens de nutteloosheid ervan vormen die vergoedingen een abnormaal voordeel in de zin van artikel 26 WIB 1992, dat door de rechtbank niet wordt tegengesproken. Artikel 26 WIB 1992 is evenwel niet van toepassing indien de voordelen door een Belgische onderneming aan een andere Belgische onderneming worden verleend. Het is dus op grond van artikel 49 WIB 1992 dat de administratie de uitgaven betwist. De rechtbank meent dat de toepassing van artikel 49 WIB 1992 tot dubbele belasting van het voordeel leidt en verbiedt derhalve de belasting ten name van de vennootschap die het voordeel verleent.32 De administratie had de aftrek van door een vennootschap aan andere vennootschappen betaalde bestuurdersvergoedingen geweigerd op grond van artikel 49 WIB 1992. De vennootschap meende dat die vergoedingen moesten worden beoordeeld in het licht van artikel 26 WIB 1992. Volgens het hof moet er een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen artikel 26 en artikel 49 WIB 1992. Artikel 26 WIB 1992 ziet op bestanddelen van de belastbare grondslag, terwijl arti-
30
Bergen 1 december 2000, F.J.F., 2001/15.
31
Brussel 18 januari 2001, Fisc.Koer., 2001/113.
32
Rb. Brussel 19 december 2003.
38
5. Conclusie Heel wat fiscale herzieningen die de administratie doorvoert op grond van artikel 26 WIB 1992, en vaak door de steeds minder inschikkelijke rechtbanken en hoven worden bevestigd, moeten de bedrijfsleiders, maar ook en vooral hun accountants en belastingconsulenten, tot doorgedreven voorzichtigheid aanzetten. Het is de taak van de beroepsbeoefenaar om de nogal eens aangeboren neiging van de belastingplichtige om op alle mogelijke manieren een deel van zijn belastbare grondslag naar een rechtsgebied met een gunstigere fiscaliteit of naar een vennootschap met aftrekbare fiscale verliezen te willen verleggen te counteren en hem voor te lichten welke schadelijke gevolgen eruit kunnen voortvloeien. Die informatieplicht is des te belangrijker nu de administratie en de wetgever de hindernis van het verbod op de dubbele belasting uit de weg hebben geruimd. Om de fiscus te beletten artikel 26 WIB 1992 toe te passen, vonden we het nuttig een basisregel in herinnering te brengen die elke belastingplichtige voor ogen moet houden. Die basisregel is dat een vennootschap te allen tijde in staat moet zijn te bewijzen dat een transactie die op het eerste gezicht verdacht is omdat ze is opgezet tussen verbonden partijen, ook kon worden afgewikkeld tussen totaal onafhankelijke partijen. Dit bewijs moet onder meer geleverd worden door de overlegging van rendabiliteitsverslagen, brieven van leveranciers of bankiers, de balansen van de laatste jaren of prognoses, financiële ratio’s, cashflowtabellen, zelfs knipsels uit de gespecialiseerde pers waaruit de moeilijke situatie blijkt waarin één of andere dochteronderneming die enig voordeel verkrijgt, zich bevindt.
33
2 013/4
Antwerpen 29 juni 2004.
F iscaliteit Wat het abnormale of goedgunstige voordeel betreft, primeert steeds het at arm’s length-principe. Met andere woorden: de onderliggende fundamentele vraag luidt of een verbonden vennootschap die een voordeel verleent aan een andere vennootschap of aan één van haar aandeelhouders, dezelfde keuze zou gemaakt hebben indien de wederpartij geen enkele financiële of juridische band had gehad met de vennootschap die het voordeel verleende. Alle principes die we in deze studie hebben ontwikkeld, dienen dit ene doel: de controleur ervan overtuigen dat een vennootschap die afziet van een belang, een schuldvordering, een handelswinst, of die goederen, diensten, een deelneming of een cliënteel te duur betaalt, werkelijk gehandeld heeft in haar maatschappelijk belang.
Omdat een handelsvennootschap helemaal niet de bedoeling heeft om tegen haar eigen belang in te gaan, moet de verhoging van de kost of de vermindering van de opbrengst ten gevolge van het verleende voordeel haar per slot van rekening ten goede komen. Niemand heeft dit, overigens zo simpele en tevens zo complexe, rendabiliteitsbeginsel ooit beter uitgedrukt dan professor Kirkpatrick: “Pour être déductible, la dépense ne peut avoir le caractère d’une pure libéralité mais doit être « intéressée »”.34 Aantonen dat een vennootschap ‘berekend’ is door de vrijgevigheid die zij betoont jegens een andere vennootschap of één van haar aandeelhouders, dat is voor de bedrijfsleider en zijn raadgever de grote uitdaging.
•
34
J. Kirkpatrick, Le régime fiscal des sociétés en Belgique, Brussel, Bruylant,
1995, 117. Vrije vertaling: “Om aftrekbaar te zijn, mag de uitgave niet de aard hebben van een loutere vrijgevigheid, maar moet ze ‘berekend’ zijn”.
Handboek financiële analyse van de onderneming Theorie en toepassing op de jaarrekening volgens Belgian GAAP en IFRS Vierde editie Dit handboek geeft een overzicht van de diverse technieken van financiële analyse toegepast op Belgische en IFRS-jaarrekeningen.
· Hubert Ooghe Heidi Vander Bauwhede Charles Van Wymeersch · 2012 · ISBN 978-94-000-0303-3 · twee delen | xix + 588 blz. paperback · Prijs: 99 euro
Na een inleidend hoofdstuk worden in deel I de enkelvoudige jaarrekening volgens het volledig en verkort schema en de kasstromen besproken. Deel II behandelt de ratioanalyse van de enkelvoudige jaarrekening en de interpretatie ervan. In deel III wordt de geconsolideerde jaarrekening volgens het Wetboek van Vennootschappen geanalyseerd en in deel IV volgens de IFRS-normen. Modellen voor succes en faling, waarbij financiële informatie wordt geïntegreerd, worden besproken in deel V. De gegevens van cijfervoorbeelden, de herwerkte schema’s van balans en resultatenrekening en de toepassingen van de verschillende analysetechnieken zijn opgenomen in een afzonderlijk tweede boekdeel. De nieuwe editie 2012 van het Handboek financiële analyse van de onderneming is aangepast aan de recente wijzigingen van het boekhoudrecht en van de wetgeving voor Belgische vennootschappen. De meest actuele jaarrekeningschema’s, opgesteld door de Balanscentrale van de Nationale Bank van België, worden gebruikt. Een belangrijke vernieuwing in deze editie betreft de analyse van de geconsolideerde jaarrekening volgens de IFRS-normen. Wegens het belang ervan wordt hier voortaan een afzonderlijk deel met drie hoofdstukken aan gewijd.
Groenstraat 31 2640 Mortsel - België
T +32 3 680 15 50 F +32 3 658 71 21
[email protected] www.intersentia.be
2 013/4
39
T rends
Leven in een wereld met een rentevoet van 0 %? Amid Faljaoui Belastingconsulent Om een eventuele deflatie tegen te gaan, heeft de Europese Centrale Bank (ECB) beslist om haar belangrijkste rentetarief te verlagen van 0,5 % naar 0,25 %. Hiermee geeft de ECB onze export een steuntje in de rug door de euro te verzwakken, maar herleidt ze ook het rendement op spaarboekjes tot bijna nul!
Kunnen we overleven in een wereld met een nulrente? Deze vraag is absoluut niet academisch, want de situatie doet zich momenteel voor. Op donderdag 7 november 2013 verraste de Europese Centrale Bank alle specialisten door haar belangrijkste rentevoet te doen zakken van 0,5 % naar … 0,25 %! De officiële bedoeling van deze daling is uiteraard om de burgers van de eurozone ertoe aan te zetten meer te consumeren, vooral op een tijdstip waarop de herleving in Europa heel fragiel lijkt. En verder, ook al is het niet het hoofddoel dat de Europese Centrale Bank nastreeft, wat ze het meeste vreest, is … deflatie. Deflatie is het omgekeerde van inflatie, wanneer de prijzen blijven dalen. Dat is wat er een beetje aan de hand is in Europa: de inflatie voor 2013 zal op jaarbasis wellicht maar 0,7 % bedragen. We komen dus gevaarlijk dicht in de buurt van 0 %! Dat is toch schitterend, zegt u: lage inflatie betekent ook meer koopkracht voor de burgers. Dat is zo op korte termijn, maar u weet ook dat economie veel met psychologie te maken heeft. Als de inflatie laag is, zoals momenteel het geval is, bestaat het gevaar dat we wegzinken in deflatie … En als er deflatie is, hebben de burgers de neiging om hun aankopen uit te stellen. Waarom? Omdat we er allemaal op rekenen dat de prijzen morgen nog lager zullen zijn dan vandaag. Waarom dan vandaag aankopen doen?
Ingevoerde inflatie Het grote probleem met deflatie is dat de problemen beginnen als iedereen zo denkt en handelt … Aangezien we al
40
2 013/4
onze aankopen uitstellen, verkopen de ondernemingen minder producten en diensten, en zijn ze dus verplicht om personeel te ontslaan. Dus stijgt de werkloosheid en daalt de koopkracht nog meer! Dan dalen de prijzen nog meer en draait de vicieuze cirkel nog een rondje! Dat zijn de gevaren van deflatie in een notendop. Wat heeft de Europese Centrale Bank dus gedaan door haar belangrijkste rentevoet te verlagen? Ze heeft de euro – onrechtstreeks – goedkoper gemaakt. Een euro die in waarde daalt, is goed voor onze export, maar betekent ook dat onze invoer iets duurder wordt. Dat betekent dus dat er inflatie van buitenaf wordt ingevoerd. En dat is wat de Europese Centrale Bank wil bereiken: vermijden dat de eurozone in deflatie terechtkomt. En als daartoe wat inflatie moet worden ingevoerd, dan is dat goed voor iedereen, of toch bijna iedereen. Dat is de echte reden van deze rentedaling, die niemand had verwacht.
Dalend rendement Nadat de Europese Centrale Bank besliste om haar belangrijkste rentevoet van 0,5 % naar 0,25 % te verlagen, viel te verwachten dat de commerciële banken deze daling snel in hun eigen tarief zouden doorrekenen … En dat is in de loop van de maand november gebeurd. We zien nu meestal tarieven van 0,6 %, getrouwheidspremie inbegrepen. Kortom, eind 2013 bieden de meeste grote banken 0,6 % aan als rendement. Bovendien is de inflatie in ons land gedaald, maar dat is nog altijd niet gunstig voor de spaarders, want deze inflatie bedraagt 0,63 %, dat is meer dan het ren-
T rends dement van 0,6 % dat door de grote banken wordt aangeboden! En deze inflatie blijft al het spaarrendement van de Belgen kortwieken!
crisis en geeft dus terecht of onterecht de voorkeur aan banken die algemeen bekend zijn … Maar als hij niet of te weinig van bank verandert, verdampt zijn spaargeld ondertussen langzaam maar zeker!
Immobilisme: een ziekte Maar wat in deze periode van lage rentetarieven het meest verbaast, is dat de spaarders voor de grote banken blijven kiezen, terwijl de kleine banken – meer bepaald de onlinebanken – betere rendementen bieden! De meeste van die banken bieden 2 % aan, dit is drie keer meer dan de klassieke spaarrekening van de grote banken. Wat kan dit immobilisme van de spaarders verklaren? Een eerste reden die wordt aangevoerd, is dat de Belgen terughoudend zijn. Ze zeggen dat het geen zin heeft om van bank te veranderen als de rentevoeten dalen. Met andere woorden: het gras is aan de overkant niet groener, wat fout is! Ook zijn sommige spaarders bang dat ze hun getrouwheidspremie verliezen als ze voor een andere bank kiezen. Maar waartoe dient een getrouwheidspremie van amper 0,1 % per jaar, behalve om u onnodig aan dezelfde bank te kluisteren? Wellicht speelt als derde element dat bepaalde kleine banken minder goed bekend zijn. De Belg heeft zijn vingers gebrand tijdens de
De meningen zijn verdeeld over de vraag of de eurozone in deflatie dreigt af te glijden. Volgens de Franse econoom Patrick Artus van Banque Natexis bevindt Europa zich al in deflatie! Volgens hem is het “een vergissing om te denken dat deflatie zich alleen voordoet als de prijzen dalen. Als we de strikte definitie hanteren, zinken we weg in deflatie zodra de nominale rentetarieven niet langer correleren met de evolutie van de prijzen. Of anders gezegd: zodra ze niet zo snel dalen als de prijzen in geval van desinflatie”. Is het erg, dokter? Volgens Patrick Artus wel: “Kijk naar Spanje. De nominale rente op zijn staatsobligaties op tien jaar is van 6,5 % op het hoogtepunt van de crisis gedaald naar 4,1 % vandaag. Maar tegelijk is de inflatie van meer dan 3,5 % tot 0 % gezakt. Dat betekent dat de reële rente die het land betaalt om zijn obligaties te plaatsen, die wordt berekend door de inflatie af te trekken van het nominale tarief, van 3 % naar 4,1 % is gestegen. Dat is onhoudbaar …”
•
First Jaarrekeningen Software voor financiële rapporteringsstandaarden
Bespaar op de jaarlijkse factuur van uw jaarrekeningenpakket! Als First abonnee betaalt u tot 60 % minder dan uw collega’s voor een ander gelijkaardig commercieel jaarrekeningenpakket.
WAT KUNT U DOEN MET FIRST PRO? • volledige en verkorte jaarrekeningen • interface en afdruk van de jaarrekening en de uitgevoerde controles in het Nederlands, in het Frans en in het Engels • afdruk van de jaarrekening in het Duits • digitale en papieren neerlegging • financiële analyse over 5 boekjaren • opleiding (op aanvraag) • volledige support (zowel telefonisch als via e-mail) • verkrijgbaar in netwerkversie
Wenst u meer informatie? Contacteer ons op 03 609 50 59 of via
[email protected] of neem een kijkje op www.firstsoftware.be
• extra module geconsolideerde jaarrekening • extra module structuurenquête • extra module vzw-jaarrekening
2 013/4
41
IAB
IAB in ’t kort In deze rubriek vindt u de nevenactiviteiten waaraan het IAB heeft deelgenomen.
Juli 2013 • • • • • • • • • •
1-2/07/2013 – Strategische raad IAB, Gent 04/07/2013 – Vergadering kabinet minister Sabine Laruelle: aanpassing wettelijke bepalingen 08/07/2013 – Vergadering kabinet minister Sabine Laruelle: interne leden van het IAB 10/07/2013 – Vergadering Hoge Raad voor Economische Beroepen: norm fusies en splitsingen 10/07/2013 – Vergadering Dienst Administratieve Vereenvoudiging (DAV): e-invoicing 11/07/2013 – Vergadering kabinet minister Johan Vande Lanotte: aanpassing wettelijke bepalingen 15/07/2013 – Vergadering kabinet Vlaams minister-president Kris Peeters: kmo-portefeuille 16/07/2013 – Vergadering kabinet minister Koen Geens: duurzame tax-cificatie 18/07/2013 – Interview met minister Sabine Laruelle in het kader van Accountancy & Tax 19/07/2013 – Vergadering kabinet minister Koen Geens: duurzame tax-cificatie
Augustus 2013 • 30/08/2013 – Gemeenschappelijke raad IAB-IBR
September 2013 • • • • • • • • • •
04/09/2013 – Interinstitutencomité, IAB 09/09/2013 – SME/SMP: vergadering IAB-IBR-NBA, Brussel 13/09/2013 – Viering 50ste verjaardag beroepsvereniging VABF, Gent 17/09/2013 – Driemaandelijkse ontmoeting FOD Financiën 18/09/2013 – Agentschap ondernemen: vergadering met Unizo 18-19-20/09/2013 – Algemene vergadering CFE, Sint-Petersburg 20/09/2013 – Seminarie Agoria: e-invoicing 24/09/2013 – Voorstelling programma Start your business – ING, Brussel 25/09/2013 – Driemaandelijkse ontmoeting FOD Financiën 30/09/2013 – DAV: vergadering Forum over e-invoicing
Wetgeving Juli • Wet van 24 juni 2013 tot wijziging van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, wat de bijeenroeping van de algemene vergadering betreft (BS 10 juli 2013) • Wet van 15 juli 2013 houdende dringende bepalingen inzake fraudebestrijding – art. 18 en 19 (BS 19 juli 2013) • Wet van 27 mei 2013 tot wijziging van verschillende wetgevin-
42
2 013/4
gen inzake de continuïteit van de ondernemingen (BS 22 juli 2013) • Ministerieel besluit van 11 juli 2013 tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 juni 2003 betreffende de bekendmakingskosten van akten en stukken, van vennootschappen, ondernemingen, verenigingen, stichtingen en organismen voor de financiering van pensioenen (BS 22 juli 2013) • Bijzondere aanslag ‘geheime commissielonen’ wordt uitzonderingsmaatregel (Circulaire
AAFisc Nr. 30/2013 van 22 juli 2013) • Koninklijk besluit van 18 juli 2013 tot wijziging van het KB/ WIB 92, op het stuk van de revalorisatiecoëfficiënt voor kadastrale inkomens (BS 24 juli 2013) • Koninklijk besluit van 19 juli 2013 tot vastlegging van de lijst van derde equivalente landen en van de lijst van Europese publieke overheden of instellingen respectievelijk bedoeld in artikel 37, § 2, eerste lid, 2° en 5°, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik
IAB van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (BS 25 juli 2013) • Koninklijk besluit van 17 juli 2013 betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt bedoeld in artikel 322, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (BS 26 juli 2013)
Augustus • Wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen – btw-plicht voor advocaten (BS 1 augustus 2013 – art. 60 en 61) • Wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen – Minimumbelasting of ‘fairness tax’ voor vennootschappen ingevoerd (BS 1 augustus 2013. – art. 43-49 en 51) • Wet van 14 april 2013 tot wijziging van artikel 38/1, § 2, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot wijziging van artikel 19bis, § 2, 4°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (BS 1 augustus 2013) • Wet van 17 juli 2003 houdende invoeging van Boek III “Vrijheid van vestiging, dienstverlening en algemene verplichtingen van de ondernemingen”, in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek III en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek III, in boeken I en XV van het Wet-
boek van economisch recht (BS 14 augustus 2013) • Koninklijk besluit van 17 augustus 2013 tot opheffing van de opdracht van de Nationale Bank van België als centrale depositaris van protesten en tot wijziging van diverse bepalingen inzake protesten (BS 22 augustus 2013) • Koninklijk besluit van 17 augustus 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 2003 met betrekking tot de neerlegging van de jaarrekening van grote SON’s en IVZW’s bij de NBB (BS 22 augustus 2013) • Wet van 30 juli 2013 met betrekking tot de certificatie van een geregistreerd kassasysteem in de horecasector (BS 28 augustus 2013)
•
•
•
September • Het gebruik van de verbindingsrekening tussen een buitenlandse vennootschap en haar Belgisch bijkantoor (CBN-advies 2013/13 van 4 september 2013) • Erkenning van de opbrengsten en kosten die overeenstemmen met interesten en royalty’s, en de toewijzing van de resultaten in de vorm van dividenden en tantièmes (CBN-advies 2013/12 van 4 september 2013) • Aftrekbaarheid van zakenlunches in sterrenrestaurants (Circulaire nr. Ci.RH.243/624.367 (AAFisc Nr. 32/2013) dd. 4 september 2013) • Wet van 17 augustus 2013 houdende omzetting van richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 16 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking
•
•
op het gebied van de belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG (BS 5 september 2013) Beroepsgebruik van vervoermiddelen (Beslissing BTW nr. E.T. 119.650/4 dd. 9 september 2013) Administratieve commentaar bij recente wijzigingen inzake registratierechten (Circulaire nr. 7/2013 dd. 23.09.2013 (AAF nr. 7/2013)) Algemene administratie van de fiscaliteit. Inkomstenbelastingen. Directe belastingen. Voorafbetalingen. Regeling waardoor zelfstandigen en vennootschappen een belastingvermeerdering kunnen vermijden en bepaalde belastingplichtigen (natuurlijke personen) een belastingvermindering kunnen bekomen. Aanslagjaar 2014 (BS 25 september 2013) Koninklijk besluit van 21 september 2013 tot wijziging van het KB/WIB 92 met betrekking tot de voorwaarden tot vrijstelling van de spaardeposito’s beoogd in artikel 21, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, en de voorwaarden van het aanbod van tarieven op deze laatste (BS 27 september 2013) Koninklijk besluit van 24 september 2013 tot uitvoering van artikel 445 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de vastlegging van de schaal van de administratieve geldboetes en hun toepassingsmodaliteiten (BS 30 september 2013).
2 013/4
43
IAB
IAB-info flashback De hot topics uit de actuarubriek van de website www.iec-iab.be.
Renaissance Building • De btw en de 35 %-methode: wanneer de aanhouder wint – 24/09/2013 • ‘Naar een duurzame Tax-cificatie’ positief onthaald door IAB, IBR en BIBF – 19/09/2013 • Oproep tot kandidatuurstelling voor de Commissie van begeleiding en toezicht van het IAB – 26/08/2013 • Oproep tot kandidatuurstelling voor de examenjury voor het mondelinge gedeelte van het bekwaamheidsexamen – 23/08/2013 • Antiwitwas: sommige Duitse identificatieformulieren zijn voortaan beschikbaar – 21/08/2013 • Ontmoeting tussen de minister van Financiën en het IAB betreffende een duidelijke ‘duurzame Tax-cificatie’ – 13/08/2013 • Uw mening als zelfstandige ondernemer telt – 11/07/2013
Heet van de naald • Ontwerpadvies CBN: De boekhoudkundige verwerking van de verhoogde aftrek van bepaalde kosten die fiscaal wordt aanvaard boven het bedrag van de werkelijk gedane of gedragen kosten mits naleving van de onaantastbaarheidsvoorwaarde – 30/09/2013 • Schalen administratieve geldboetes inzake inkomstenbelastingen vastgelegd – 30/09/2013 • Fraudebestrijding. Nieuwe studie bevestigt: miljarden misgelopen door btw-kloof – 30/09/2013 • Vereffening van een vennootschap gevolgd door oprichting van een andere vennootschap: fiscaal misbruik? Simulatie? – 30/09/2013
44
2 013/4
• Indieningstermijn vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting en belasting nietinwoners/vennootschappen verlengd – 26/09/2013 • Voorafbetalingen aj. 2014: derde kwartaalbetaling ten laatste op 10 oktober 2013 – 26/09/2013 • CBN-advies: Erkenning van de opbrengsten en kosten die overeenstemmen met interesten en royalty’s, en de toewijzing van de resultaten in de vorm van dividenden en tantièmes – 24/09/2013 • CBN-advies: Het gebruik van de verbindingsrekening tussen een buitenlandse vennootschap en haar Belgisch bijkantoor – 24/09/2013 • Administratieve overlast voor kmo’s – 23/09/2013 • Cross-border professional indemnity insurance: Opinion Statement of the CFE – 16/09/2013 • Beroepsgebruik van vervoermiddelen – 14/09/2013 • Federale overheid past regels aan voor administratieve samenwerking op het vlak van belastingen – 12/09/2013 • Reizen naar het buitenland aangeboden aan sponsors of hun gasten – 11/09/2013 • Aftrekbaarheid van zakenlunches in sterrenrestaurants – 11/09/2013 • Bedrag forfait beroepskosten van zelfstandige onthaalouders – 11/09/2013 • Principles for Effective Business Reporting Processes: Executive Summary – IFAC – 10/09/2013 • Indiening belastingaangifte voor niet-inwoners – 06/09/2013 • Uiterste indieningsdatum voor de forfaitaire belastingplichtigen – 03/09/2013
• FEE Tax Day on Wednesday 2 October 2013 – 29/08/2013 • Certificaat voor producenten van geregistreerde kassa’s voor de horeca – 29/08/2013 • Stichtingen en ivzw’s moeten jaarrekening neerleggen bij Balanscentrale – 29/08/2013 • Nationale Bank vanaf 1 september 2013 geen centrale deposi taris meer van protesten – 29/08/2013 • IFAC SMP-enquête: vraag naar diensten op het vlak van ‘sustainability’ neemt toe – 27/08/2013 • Professional Affairs: “Change of climate in taxation: are you prepared for extended responsibilities?” – 27/08/2013 • Derde boek van Wetboek Economisch Recht slorpt Boekhoudwet op – 22/08/2013 • AWW en lijst met derde equivalente landen: welke praktische draagwijdte? – 19/08/2013 • Btw-tarieven in de Europese Unie – Overzicht – 14/08/2013 • IABCFE – Tax Report and European professional Law Report – July 2013 – 14/08/2013 • Audit policy under the Lithuanian Presidency – An article by FEE – 14/08/2013 • The Brussels Tax Forum 2013: An efficient VAT system – 14/08/2013 • Council approves measures to tackle VAT fraud schemes – 14/08/2013 • Btw-plicht ingevoerd voor advocaten – 13/08/2013 • Minimumbelasting of ‘fairness tax’ voor vennootschappen ingevoerd – 13/08/2013 • Maaltijdcheques blijven 1 jaar geldig – 08/08/2013 • Codes 1440 en 2440: fiscus verduidelijkt de regels – 08/08/2013
IAB • Centraal Aanspreekpunt bij NBB krijgt vorm – 06/08/2013 • Aangifte in de belasting van nietinwoners (natuurlijke personen) aanslagjaar 2013 – 06/08/2013 • Nieuwe WCO benadrukt de rol van de externe accountant en belastingconsulent – 30/07/2013 • Geheime commissielonen, einde van de heksenjacht? – 30/07/2013 • Bekendmakingskosten voor vennootschaps- en verenigingsakten – 25/07/2013 • Wetgeving op de continuïteit van ondernemingen bijgestuurd – 25/07/2013 • Vennootschappen die 3 jaar geen jaarrekening neerleggen geschrapt in KBO – 24/07/2013 • Kadastraal inkomen: fiscus publiceert revalorisatiecoëfficiënt voor aanslagjaar 2014 – 24/07/2013 • Extra maatregelen om de fiscale fraude te bestrijden – 24/07/2013 • Bijzondere aanslag “geheime commissielonen” wordt uitzonderingsmaatregel – 23/07/2013 • Akkoord over voorontwerp van wet om zelfstandigen beter te beschermen – 23/07/2013 • Ernstige fiscale fraude: gepubliceerd, maar geen oplossingen – 19/07/2013 • Fiscale en sociale regularisatie: fiscus publiceert nieuwe modellen van regularisatieaangifte en regularisatieattest – 17/07/2013 • Nieuw systeem van fiscale en sociale regularisatie vanaf 15 juli – 16/07/2013 • Verkeersbelasting op autovoertuigen ingeschreven in het buitenland – 16/07/2013 • Wettelijke termijn voor bijeenroepen algemene vergadering vzw’s – 10/07/2013 • Kosten eigen aan de werkgever: hogere kilometervergoeding voor ambtenaren sinds 1 juli – 09/07/2013
• CFE Opinion Statement on a definition of Permanent Establishment – 09/07/2013 • Nieuwe EU-Richtlijn 2013/34 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen – 09/07/2013 • Circulaire over roerende voorheffing op dividenden van Belgische oorsprong verleend aan buitenlandse vennootschappen – 05/07/2013 • Fiscale maatregelen uit de jongste programmawet – 05/07/2013 • Circulaire geeft toelichting bij nieuwe regels voor betaling van btw bij invoer van goederen – 04/07/2013 • Nieuwe ‘wet houdende fiscale en financiële bepalingen’ in het Staatsblad – 02/07/2013 • Verplichte registratie voor horeca-uitbaters met geregistreerde kassa – 01/07/2013 • When It Comes to Fraud, Internal Auditors Need to Get There Early – 28/06/2013
Ten gronde • Waardering van vruchtgebruik: “do or die”! – 04/07/2013 • Administratieve fiscale sancties: Cassatie steunt de redelijke belastingplichtige – 04/07/2013 • Programmawet gepubliceerd – 11/07/2013 • Wet fiscale en financiële bepalingen gepubliceerd – 11/07/2013 • Cassatie laat nog weinig ruimte in Temco-zaak – 17/07/2013 • Begrotingswet beperkt voordeel dienstencheques maar brengt stimulans voor kmo’s – 17/07/2013 • De nieuwe thin cap-regeling – 25/07/2013 • De Ven.B.-aangifte voor aj. 2013: de nieuwigheden – 31/07/2013 • Alleen nog aanslag geheime commissielonen als geen belasting in PB mogelijk – 31/07/2013
• De problematiek van schijnvereffeningen – 07/08/2013 • De incorporatie van reeds belaste reserves in kapitaal: alle hens aan dek! – 07/08/2013 • Vennootschap die zich borg stelde betaalt schuld in plaats van schuldenaar: boekhoudkundige verwerking – 13/08/2013 • Nieuwste en allerlaatste regularisatieronde: de wet van 11 juli 2013 – 13/08/2013 • Kapitaalsubsidies voor grote en zeer grote verenigingen en stichtingen: boekhoudkundige verwerking – 21/08/2013 • Welke impact heeft de regering Di Rupo op u als bedrijfsleider? – 21/08/2013 • Incorporatie van belaste reserves in kapitaal: wanneer er wel voor opteren en wanneer niet? – 28/08/2013 • De fairness tax: minimumbelasting voor grote vennootschappen? – 28/08/2013 • Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen aangepast – 05/09/2013 • De incorporatie van reeds belaste reserves in kapitaal: interessant voor u? – 05/09/2013 • Geheime commissielonen: de 309%-heffing wordt de uitzondering – 11/09/2013 • Verworpen uitgaven vereisen geen uitgaven – 11/09/2013 • Fiscale en sociale regularisatie: fiscus publiceert nieuwe mo dellen regularisatieaangifte en -attest – 18/09/2013 • Opnieuw verlaagde voorheffing van 20% of 15% op bepaalde dividenden van kmo’s – 18/09/2013 • Circulaire regelt vrijstelling onroerende voorheffing – 26/09/2013 • Logica zegeviert: rulingdienst mag zich toch uitspreken over fiscaal misbruik – 26/09/2013
2 013/4
45
vakliteratuur
Impôt des personnes physiques / M. De Wolf, J. Malherbe, J. Thilmany Larcier, 2013. 420 p. (Précis de la Faculté de droit de l’Université catholique de Louvain) L’impôt des personnes physiques constitue sans doute le prélèvement le plus complexe du système fiscal belge. Les auteurs et coauteurs de l’ouvrage, enseignants chevronnés et/ou praticiens confirmés de la matière, en proposent un exposé systématique. Ils traitent d’abord des différentes catégories de revenus (immobiliers, mobiliers, professionnels et divers), y compris les charges qui sont déductibles de chacune d’entre elles ou de leur ensemble. Ils analysent ensuite le calcul de l’impôt, notamment sous l’angle de l’imposition familiale et des nombreuses réductions d’impôt organisées par le Code des impôts sur les revenus. L’ouvrage intègre les développements jurisprudentiels ainsi que des illustrations chiffrées. La table des matières complète est disponible sur le site de Larcier : http ://editionslarcier.larciergroup.com Prix : € 95 Commander : http ://editionslarcier.larciergroup.com, tél. 0800 39 067
46
2 013/4
Estate planning : Actuele topics – Thèmes actuels. / i.s.m. BNP Paribas Fortis Private Banking, M. Bourgeois, F. Derème, P.-Y. Erneux, et alii (Fiscale praktijkstudies ; 39) Kluwer, 2013, ca 600 p. En 2013, BNP Paribas Fortis Private Banking organisait ses premiers Estate Planning Days. Vous trouverez dans ce livre les différents exposés des spécialistes pendant ces journées. Au programme, des thèmes variés : les successions internationales, les donations, les incapacités, le dispositif fiscal et les changements attendus de la prochaine réforme, les aspects opérationnels de la structuration patrimoniale. Prix : € 120,01 Commander : http ://shop.kluwer.be/shop/ fr_BE, vous y trouverez également la table de matières, tél. 0800 16 868 Dit is het verslagboek van de BNP Paribas Fortis Private Banking Estate Planning Days. Uiteenlopende thema’s, zoals internationale successie, schenkingen, handelingsonbekwaamheid, de fiscale reglementering en de aanpassingen die bij de volgende hervorming verwacht worden, en de operationele aspecten van vermogensstructurering komen aan bod. Prijs: € 120,01 Bestellen: http://shop.kluwer.be/shop/nl_BE, U vindt hier ook de inhoudstafel tel. 0800 94 571
Misbruik van vennootschapsgoederen / V. Verhaegen UGA, 2012. 117 p. (Recht en onderneming in de praktijk; 14) “Misbruik van vennootschapsgoederen doet zich voor wanneer één of meerdere bestuurders van een vennootschap, alsook van een vzw, met bedrieglijk opzet en voor persoonlijke rechtstreekse of indirecte doeleinden hebben gebruikgemaakt van de goederen of van het krediet van de rechtspersoon, hoewel zij wisten dat dit op betekenisvolle wijze in het nadeel was van de vermogensbelangen van de rechtspersoon en van die van zijn schuldeisers of vennoten” Met deze samenvattende inleidende passage wordt in een notendop de inhoud van dit boek beschreven. Wanneer maakt men zich nu juist schuldig aan ‘misbruik van een vennootschapsgoed’? Wat zijn de constitutieve elementen en waar dient op gelet te worden bij de uitoefening van een mandaat? Welke mogelijke tools, zoals het vraagrecht op de algemene aandeelhoudersvergadering, staan ter beschikking van het potentieel slachtoffer/aandeelhouder? De volledige inhoudstafel kan u bekijken op de website van uitgeverij UGA: www.uga.be/uitgeverij Prijs: € 45,00 Bestellen: www.uga.be/uitgeverij, tel. 056 36 32 00
vakliteratuur
L’ABC des médias sociaux / S. Lammertyn La Charte (Business & Economics), 2013. 134 p.
ALABASTER 1938-2013 / IFA – Belgische afdeling – Groupement belge Anthemis, 2013. 600 p.
Twitter, Facebook, LinkedIn et Foursquare, entre autres médias sociaux, sont de plus en plus présents dans nos vies, y compris dans la sphère professionnelle.
Le présent ouvrage réunit les textes rédigés par des membres, parmi les plus actifs, du groupement belge de l’Association fiscale internationale, pour célébrer son septantecinquième anniversaire.
Pour un entrepreneur indépendant, il n’est pas toujours facile de savoir comment se servir de ces nouveaux moyens de communication. Ce livre apporte une réponse adéquate. Il s’agit d’un guide fondé sur une expérience de terrain et rédigé par un entrepreneur indépendant. Pas de théories complexes, mais des conseils pratiques issus du quotidien et accompagnés d’exemples concrets utiles et de témoignages d’entrepreneurs enthousiastes. Table des matières Chapitre 1. Contexte Chapitre 2. Médias sociaux : les arbres derrière la forêt Chapitre 3. Pourquoi se servir des médias sociaux au niveau de l’entreprise ? Chapitre 4. Idées reçues sur les médias sociaux Chapitre 5. Plan : les médias sociaux étape par étape Chapitre 6. Qu’avons-nous appris aujourd’hui ? Prix : € 24,00 Commander : http ://businessandeconomics.diekeure.be/ fr-be, tél 02 512 29 49 Ook in het Nederlands: Succesvol met sociale media, die Keure (Business & Economics)
Conformément à la tradition du groupement, les matières les plus diverses qui intéressent les fiscalistes sont traitées par des auteurs qui maîtrisent leur sujet pour le pratiquer quotidiennement, l’enseigner ou faire les deux. Pour la table des matières : http ://www.anthemis.be/ (sous : “vient de paraître”) Prix : € 147 Commander : www.anthemis.be, tél. 010 42 02 90 Dit boek bundelt de teksten die geschreven werden door een aantal actieve leden van de Belgische afdeling van de International Fiscal Association naar aanleiding van haar 75-jarige bestaan. Geheel volgens de traditie van de afdeling worden de meest diverse fiscale onderwerpen aangesneden door auteurs die meester zijn in hun specifiek domein, hetzij op wetenschappelijk gebied, hetzij in de dagelijkse praktijk, of beide. De inhoud staat op: www.anthemis.be (rubriek: ‘nieuw’) Prijs: € 147 Bestellen: www.anthemis.be, tel. 010 42 02 90
Krachtlijnen van fiscaal strafrecht en fiscaal strafprocesrecht. Met inbegrip van vaak samenhangende misdrijven / F. Desterbeck Larcier, 2013. 88 p. Dit boek geeft een globaal overzicht van het fiscaal strafrecht en strafprocesrecht, met de klemtoon op de directe belastingen en btw. Het richt zich niet enkel tot juristen, maar ook tot niet-juridisch gevormde belastingconsulenten, accountants, revisoren en auditoren. Specifieke juridische begrippen worden in verstaanbare taal uitgelegd en er wordt dieper ingegaan op bepaalde begrippen die voor beoefenaars van economische beroepen niet evident zijn, maar die niettemin zeer belangrijk zijn bij de strafrechtelijke vervolging. Zo gaat het, onder meer, over mededaderschap, de una via-wet, witwassen, de gehoudenheid tot betaling van de verschuldigde belastingen, het beroepsverbod. Een tweede deel handelt over de concrete organisatie van de fraudebestrijding op strafrechtelijk gebied, en er worden enkele strafprocesrechtelijke aspecten besproken. De inhoudstafel kan u raadplegen op de website van uitgeverij Larcier: http://uitgeverijlarcier.larciergroup.com Prijs: € 50,00 Bestellen: http://uitgeverijlarcier.larciergroup.com, tel. 0800/39.067
2 013/4
47
Accountancy&Tax