Interview met minister Joke Schauvliege over de rol en de toekomst van etnisch-culturele federaties in Vlaanderen. Dertien etnisch-cultureel diverse federaties zijn erkend binnen het sociaalcultureel werk. Hoewel het sterke groeiers zijn, blijven zij binnen dit werkveld een relatief kleine speler. 1. Welke rol ziet u deze federaties binnen het (sociaal-)culturele veld spelen? Het cultuurbeleid ondersteunt het migrantenverenigingsleven op basis van het decreet Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk. De subsidiëring verloopt volgens beleidsperiodes van vijf jaar. Vroeger werden migrantenverenigingen als een aparte categorie gesubsidieerd. Zij werden extra ondersteund om zich te conformeren aan de voorwaarden van het decreet omdat ze als jonge verenigingen niet konden voortbouwen op een jarenlange werking, Voor de beleidsperiode 2011-2015 werd het onderscheid tussen het allochtoon middenveld en de reguliere sociaal-culturele verenigingen opgeheven. Ik streef immers naar een inclusief beleid, daarom subsidiëren we vanuit Cultuur geen apart ‘allochtoon’ middenveld. Sociaal-culturele verenigingen die gegroeid zijn uit dat allochtone middenveld zijn zeer welkom. Zij bevorderen de diversiteit, zijn een weerspiegeling van de maatschappij en verrijken het sociaal-cultureel verenigingsleven. Negen voormalige migrantenorganisaties zijn vanaf 2011 erkend en gesubsidieerd als sociaal-culturele verenigingen. Vier migrantenverenigingen voldeden nog niet aan het decreet. Zij krijgen tot 2015 de tijd om zich op de definitieve erkenning voor te bereiden. Twee van hen dienden dit jaar al een erkenningsaanvraag in. Zij voldoen aan alle voorwaarden en krijgen vanaf 2013 een volwaardige erkenning.
2. Welke verwachtingen hebt u zelf ten aanzien van dat interculturele middenveld? Welke prioriteiten zijn volgens u voor hen belangrijk? 1
Wanneer het gaat over interculturaliseren, kijkt men al vlug vol verwachting naar het allochtone middenveld. Maar ik verwacht van àlle organisaties in de cultuursector dat ze interculturaliteit hoog in het vaandel dragen. Initiatieven op dat vlak moeten vanuit de buik van de organisatie komen. Men moet er oprecht in geloven, niet omwille van quota, maar uit overtuiging. Interculturaliteit is dus een gezamenlijke opdracht voor de hele sector . Daarom lanceerde ik de mogelijkheid voor organisaties om een engagementsverklaring interculturaliteit te onderschrijven. Dat is één van de initiatieven van het Cultuurforum 2020, op voorzet van de sector zelf. Een mooi voorbeeld is de engagementsverklaring van het Willemsfonds en de Unie van Turkse Verenigingen. Twee sociaal-culturele verenigingen - één uit het oorspronkelijk Vlaamse middenveld, één uit het allochtone middenveld - die samen werken aan een interculturele samenleving. Daarnaast verwacht ik dat àlle sociaal-culturele verenigingen het lokale verenigingsleven ondersteunen. Zij moeten - ieder naar eigen overtuiging en inzichten - de educatieve, culturele, gemeenschapsvormende en maatschappelijk activerende functie van het sociaal-cultureel werk invullen in hun werking. Hun opdracht is en blijft een lokaal sociaal-cultureel verenigingsleven uitbouwen en op die manier bijdragen aan de sociale cohesie. 3. Waar doen ze het goed of schieten ze tekort? Ziet u blinde vlekken, thema’s of aspecten waar het intercultureel middenveld een rol zou kunnen spelen? De migrantenverenigingen kenden de voorbije jaren een sterke groei. Negen verenigingen kregen een volwaardige erkenning bij aanvang van de lopende beleidsperiode en vanaf 2013 komen er nog twee bij. Het toont ook aan dat deze verenigingen tegemoetkomen aan een bestaande behoefte. Pijnpunten in het verleden waren vooral van administratieve en organisatorische aard. Dat is een leerproces met een positieve evolutie.
2
Naast het klassiek sociaal-cultureel middenveld ontwikkelen er zich interculturele middenstands- en ondernemersorganisaties die vaak ook bijzondere aandacht hebben voor cultuur. De erkende sociaal-culturele verenigingen kunnen en moeten niet alle behoeften invullen. Zij spelen een belangrijke rol ten aanzien van hun doelpubliek. Daarnaast ontstaan er lokaal heel wat initiatieven en verenigingen die niet onmiddellijk aansluiten bij de erkende verenigingen. Dergelijke initiatieven moeten kansen krijgen. Ik zie daarin een belangrijke rol voor het lokaal cultuurbeleid. In het nieuwe decreet voor Lokaal Cultuurbeleid vraag ik uitdrukkelijke aandacht voor moeilijk bereikbare doelgroepen. De studie van het HIVA toont aan dat er een spanningsveld is in de “match” tussen potentieel, verwachtingen en realiteit. 4. Op welke manier kijkt het beleidsdomein cultuur hiernaar? We stellen vast – zoals de studie bevestigt - dat het allochtone middenveld vanuit verschillende hoeken wordt gevraagd naar samenwerking, toeleiding van hun publiek… Ergens is dat natuurlijk logisch. Die verenigingen hebben een rijke achterban en bieden een toegangspoort voor voorzieningen en diensten om moeilijk bereikbare doelgroepen te bereiken. Toch pleit ik ervoor om behoedzaam om te gaan met die verwachtingen en de druk op het allochtone middenveld te doseren. We subsidiëren die verenigingen omwille van hun sociaal-cultureel werk. Dit is een ruime opdracht met vier functies waarbinnen heel wat mogelijk is. Maar niet alles. Opdrachten die daarin niet kaderen, zijn niet prioritair. Sociaal-culturele verenigingen zijn op het Vlaamse niveau geprofessionaliseerd. Aan de basis gaat het echter om vrijwilligersverenigingen die niet beschikken over de nodige middelen en mensen om voor alle mogelijke projecten en initiatieven te worden ingezet. 5. Hoe ziet u de rol van de cultuuroverheid?
3
Ik hecht veel belang aan interculturaliteit en diversiteit. Cultuur helpt om diversiteit met een open blik te beleven, daar ben ik vast van overtuigd. We ondersteunen vele initiatieven die werken aan meer diversiteit in de verschillende cultuursectoren. Vanuit het flankerende participatiebeleid doen we bijkomende inspanningen om de doelgroep te ondersteunen in functie van meer cultuurparticipatie. 6. Ziet u eenzelfde fenomeen bij andere werkingen met kansengroepen? Ik merk dat organisaties die zich hebben gespecialiseerd als kennis- en expertisecentrum van en voor een bepaalde doelgroep worden overbevraagd. Ik denk bijvoorbeeld aan Intro als expert in toegankelijkheid voor mensen met een beperking of aan Demos, expert in participatie voor kansengroepen en in toepassing van de sociaal-artistieke methodiek. Een groeiend bewustzijn van de gedeelde verantwoordelijkheid inzake interculturaliteit en participatie van en door iedereen is essentieel. Cultuur kan een opstap zijn, kan deuren openen, maar kan niet alles alleen oplossen. 7. Zou het Participatiedecreet binnen cultuur een (deel van het) antwoord kunnen zijn voor werkingen met kansengroepen en/of ziet u andere opties? Zoals ik al zei, verdedig ik een inclusieve aanpak omdat dit het meest duurzame resultaat oplevert. Niettemin stel ik vast dat er op het terrein heel wat nood is aan enerzijds ondersteuning van processen om te komen tot inclusie en anderzijds aan eigen initiatieven van de kansengroepen zelf. Het Participatiedecreet is en blijft daarvoor een geschikt instrument. Welke maatschappelijke rol hebben de federaties in de toekomst? 8. Moet deze organisaties een sterke actor zijn binnen het middenveld? Moeten zij worden versterkt? Een sterk middenveld geeft een belangrijke impuls aan de samenleving. In dat sterke middenveld hebben de migrantenverenigingen een volwaardige plaats. 4
Zij zijn niet de kleine broertjes van de gevestigde sociaal-culturele verenigingen, maar staan er volwaardig naast en tussen. Precies daarom is het belangrijk dat er in de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden geen onderscheid wordt gemaakt. De erkenningen vanaf 2011 tonen aan dat de verenigingen die plaats hebben verworven en sterke spelers zijn. Als zij vanuit andere domeinen dan het sociaal-culturele veld gevraagd worden taken op te nemen, en als die opdrachten een druk zetten op de middelen en het personeel van die verenigingen, kan er inderdaad nood zijn aan bijkomende versterkende maatregelen. De financiering voor zo’n bijkomende opdrachten moet dan in eerste instantie de verenigingen ondersteunen en versterken en niet de vragende partij.
5