Wederzijds genoeg(en)?
Vrijwilligerswerk beter benutten als opstap voor betaald werk. Een eerste inventarisatie op basis van deskresearch en interviews.
Monique Spierenburg Marjet van Houten NIZW / Utrecht, mei 2005
Inhoudsopgave
Leeswijzer
3
Inleiding
5
1. Definiëring begrippen
9
2. Structuur vrijwilligerswerk en begeleid werken
17
3. Beeldvorming
21
4. Voorwaarden
24
5. Samenwerking
31
6. Inventarisatie werkveld
33
7. Samenvatting
43
8. Conclusies en aanbeveling
49
Literatuur / bronnen
51
Bijlage 1
Vragenlijst interviews
54
Bijlage 2
Onkostenvergoeding vrijwilligerswerk
56
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
2
Leeswijzer Voor u ligt een eerste inventarisatie over mogelijkheden voor een uitruil van diensten tussen organisaties die zich bezig houden met vrijwilligerswerk en begeleid werken. Deze rapportage behelst een eerst ruwe schets, een verkenning van het onderwerp. De opdrachtgever heeft aangegeven na deze eerste verkenning een beslissing te willen nemen over het al dan niet doorgaan met het project. Hieronder zullen we in het kort aangeven welke informatie in de hoofdstukken is te vinden en welke keuzes we gemaakt hebben voor de opzet van het onderzoeksrapport. Het rapport valt uiteen in drie delen, een theoretische inventarisatie (hoofd 1 t/m 5), resultaten van de interviews (hoofdstuk 6) en conclusies en advies. Vanuit het besef dat ‘vrijwilligerswerk’ en ‘onbetaald werk in een (re)integratietraject’ twee verschillende grootheden zijn die vanuit heel diverse kaders (en begrippen) uitgevoerd worden, gaan we hier in de eerste vijf hoofdstukken dieper op in. Door eerst meer inzicht te geven in de begrippen, beeldvorming en organisatie van het werk proberen we een brug te slaan tussen de sectoren ‘vrijwilligerswerk’ en ‘begeleid vrijwillig werken’. De eerste vijf hoofdstukken zijn voornamelijk gebaseerd op deskresearch en de expertise van de onderzoekers. (Marjet van Houten is sinds 1993 betrokken bij `het thema vrijwilligerswerk door mensen met een handicap en was binnen het NIZW projectleider van het project Vrij Baan, wegwijzer voor het vrijwilligerswerk door mensen met een chronische ziekte of handicap. Monique Spierenburg is sinds september 2000 werkzaam bij NIZW/ Werk en Handicap. Expertise op het terrein van ‘arbeidsrehabilitatie’ en arbeidstoeleiding van mensen met een beperking. Zij is betrokken geweest bij diverse projecten vanuit de zorg en het VSO-onderwijs, en vanuit bijzondere doelgroepen als auditief en communicatief gehandicapten.) In hoofdstuk zes worden de bevindingen en meningen weergegeven van de respondenten, hierin komen alleen die zaken aan de orde die in de interviews ter sprake zijn geweest. We geven geen interpretatie of oordeel over hetgeen verteld is in de interviews. De informatie is gerubriceerd aan de hand van vijf onderzoeksvragen (zie bijlage 1) waarop we de eerste ruwe schets beoordelen. Aan de hand van deze uitspraken gaan we in het laatste hoofdstuk na of er sprake is van voldoende draagvlak in het werkveld om tot een uitruil van diensten te komen. In hoofdstuk 1, Definiëring begrippen, lichten we de verschillende begrippen toe die gehanteerd worden, van vrijwillig tot betaald werk. In hoofdstuk 2, Structuur van vrijwilligerswerk en begeleid werken, geven we inzage in de achtergronden van beide sectoren. In hoofdstuk 3, Beeldvorming, geven we aan welke beelden over en weer bestaan van het werk van vrijwilligerscentrales en/of – organisaties en begeleid (vrijwillig) werkenorganisaties, de vooroordelen en hoe deze zijn te overbruggen. Hoofdstuk 4, Voorwaarden schetst de voorwaarden om tot een betere uitruil te kunnen komen. We gaan in op de visie, voorwaarden voor activering, voorzieningen en wet- en regelgeving. In hoofdstuk 5, Samenwerking, komen aspecten naar voren die een rol spelen in de samenwerking op organisatieniveau en op gemeentelijke niveau. Daarnaast gaan we in op de knelpunten in de samenwerking. Hoofdstuk 6, Inventarisatie werkveld, geeft sec de bevindingen van de interviews weer met deskundigen uit het werkveld. In dit hoofdstuk staan dingen die soms niet kloppen
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
3
met de feitelijke wet- en regelgeving, het gaat vaak om hoe deze door de respondenten geïnterpreteerd wordt. In hoofdstuk 7, Samenvatting, geven we een korte samenvatting van de bevindingen tot nu toe, de voor en tegenargumenten en de afwegingen die daarbij mogelijk een rol spelen. Op basis van dit materiaal geven we in hoofdstuk 8, Conclusies en aanbevelingen, advies en aanbevelingen voor het vervolg.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
4
Inleiding Aanleiding De commissie Het Werkend Perspectief heeft in haar advies ‘Een werkend perspectief’ voor jongeren met een arbeidshandicap” van mei 2004 een aantal aanbevelingen geformuleerd die jongeren met een arbeidshandicap betere kansen moeten bieden op een plek op de reguliere arbeidsmarkt. Om deze groep jongeren aan het werk te helpen is het van belang dat zij voor werkgevers interessante werknemers worden. Opvallend is overigens dat vrijwilligerswerk in dit advies nauwelijks aan bod komt. Het Kabinet heeft vrijwilligerswerk juist hoog in het vaandel staan en stimuleert met diverse maatregelen het vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld de ‘Tijdelijke Stimuleringmaatregel Vrijwilligerswerk’. De vrijwilligerssector in Nederland is sterk en divers - er zijn 4 miljoen vrijwilligers werkzaam - maar heeft hier en daar wel moeite met het vinden van een nieuwe invulling van het begrip vrijwilliger. Voor jongeren, al dan niet gehandicapt, is het vaak een probleem om aan te tonen welke kennis en kunde zij in huis hebben, omdat het hen vaak aan ervaring ontbreekt. In de praktijk maken jongeren met vrijwilligerswerkervaring een grotere kans op betaalde arbeid dan jongeren zonder die ervaring. Het ontbreken van betaald werkervaring wordt soms gecompenseerd door te tonen wat men in een onbetaalde setting heeft weten te realiseren en welke competenties daarbij zijn opgedaan. Voor de groep jongeren met een arbeidshandicap zou het opdoen van werkervaring binnen vrijwilligerswerk dus een interessante optie kunnen zijn. Door de CNV jongerenorganisatie is enkele jaren geleden specifiek aandacht besteed aan de mogelijkheden en behoeften van jonggehandicapten aan vrijwilligerswerk. Nadien is er vanuit diverse organisaties gewezen op de diverse knelpunten en drempels die het vrijwilligerswerk onvoldoende toegankelijk maken voor mensen met beperkingen. Momenteel verricht een op de vier mensen met een beperking of chronische ziekte vrijwilligerswerk tegenover een landelijk gemiddelde van 46%, bijna de helft van de bevolking. De beperkte toegang tot vrijwilligerswerk is een voorbeeld van hoe moeizaam vooruitgang wordt geboekt met het toegankelijk maken van de samenleving voor mensen met een beperking of chronische ziekte. Het NIZW heeft afgelopen jaar in het kader van het project Vrij Baan een wegwijzer ontwikkeld voor vrijwilligerswerk door mensen met een chronische ziekte of een handicap. In de loop van Vrij baan is onder meer gebleken dat mensen met beperkingen vaak vrijwilligerswerk mislopen omdat er op de werkplek onvoldoende begeleiding kan worden geboden. Dit geldt dus ook voor jonggehandicapten voor wie een regulier reïntegratietraject nog te hoog gegrepen is, en voor wie vrijwilligerswerk een mogelijke eerste stap naar werk kan zijn, eventueel ook in het kader van Sociale activering. De beperkte toegankelijkheid van vrijwilligerswerk beïnvloedt dus uiteindelijk de kansen van jonggehandicapten op betaald werk. Bovendien loopt het vrijwilligerswerk hierdoor een groep capabele en gemotiveerde vrijwilligers mis, die mede kan voorzien in de groeiende behoefte aan vrijwilligers. Dit project heeft betrekking op een idee en/of mogelijke oplossing om die begeleiding wel te kunnen bieden. Op de slotmanifestatie van het project Vrij Baan (2004) is het volgende voorstel gedaan: laat begeleidwerkenorganisaties die vanuit de zorg zijn ontstaan, kosteloos de begeleiding op de werkplek bieden tijdens het vrijwilligerswerk in ruil voor een aantal vacatures waar deze begeleidwerkenorganisaties vervolgens hun eigen
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
5
cliënten kunnen plaatsen. Vrijwilligersorganisaties zouden deze vacatures kunnen aanreiken en hoeven daar in principe geen extra tijd in te steken. De begeleidwerkenorganisaties steken de tijd die zij normaliter steken in het zoeken van werkplekken voortaan in het begeleiden van vrijwilligers met een beperking. Het idee hierachter is dat op die manier iedere organisatie doet waar die goed in is, het werkt effectiever en mensen met beperkingen hebben meer kans op vrijwilligerswerk. Kortom een win-win situatie voor alle betrokkenen. Het lijkt een eenvoudig toe te passen principe, alleen in de praktijk gebeurt het nog niet. De uitruil van diensten kan verschillende vormen hebben. Het kan gaan om cliënten uit het eigen bestand van een begeleidwerkenorganisatie of om mensen die op andere wijze vrijwilliger worden (of zijn) en gebruik willen maken van de diensten die een begeleid werken organisatie te bieden heeft. Vraagstelling onderzoek In dit onderzoek richten we ons met name op de uitruil van diensten tussen organisaties. Organisaties die actief zijn op het terrein van vrijwilligerswerk en begeleiding bij onbetaald, vrijwillig werk. De vraagstelling in dit project luidt welke voorwaarden moeten er gerealiseerd worden om een dergelijke aanpak voor zowel de cliënten als de vrijwilligerssector haalbaar en aantrekkelijk te maken? Achter deze kernvraag gaat een groot aantal onderzoeksvragen schuil: • Wat is er voor nodig om samenwerking wel op gang te brengen? • Waarom vinden beide sectoren (gemakshalve aangeduid als vrijwilligerswerk en begeleid werk) elkaar niet? • Zijn er eventuele belemmeringen in de sfeer van wet- en regelgeving? • Welke consequenties heeft de diversiteit van de groep mensen met een chronische ziekte of beperking voor de uitvoerbaarheid van het idee? • Voor welke vormen van vrijwilligerswerk (omvang, type werk enz.) zou het kunnen werken? • Welke rol zou de gemeente (of regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten) kunnen spelen? • Is er inderdaad sprake van een win-win situatie? Of zien we zaken over het hoofd? Keuzes De uitruil van diensten kan profijt opleveren voor zowel de vrijwilligerssector als mensen met een functiebeperking in algemene zin. Gezien de beperkte reikwijdte van het vooronderzoek hebben we een aantal keuzes gemaakt. We hebben ons beperkt tot mensen met een WAJONG uitkering. De informatie opgedaan in het werkveld is over het algemeen wel breder, zeker aan de kant van vrijwilligersorganisaties. We hebben ervoor gekozen de interviews te houden met - medewerkers van begeleidwerken organisaties gelieerd aan de zorg. Hierdoor komt de nadruk in de gegevens over het werkveld sterker te liggen op mensen met een verstandelijke beperking, daar dit hun doelgroep is; - Vrijwilligerscentrales en organisaties die ervaring hebben met het werken met doelgroep We hebben ons in het vooronderzoek beperkt tot het interviewen van mensen die op uitvoerend niveau werkzaam. Reden hiervoor is dat we op zoek wilden gaan naar de creativiteit die in de praktijk van alledag wordt aangeboord om mensen op het juiste spoor richting maatschappelijke participatie en betaald werk te zetten. We gaan uit van de vooronderstelling dat betaald werk voor de doelgroep op dit
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
6
moment onbereikbaar is. De route via het vrijwilligerswerk is voor hen een mogelijke stap om dat doel dichterbij te halen. Het realiseren van de uitruil is per definitie een samenwerkingsvraagstuk. Bekend is dat beeldvorming over elkaars mogelijkheden en beperkingen dan een cruciale factor is. We hebben dan ook nadrukkelijk geprobeerd een zo duidelijk mogelijk plaatje te maken van wederzijdse beeldvorming. Aannames We gaan bij de uitvoering van dit project uit van de volgende aannames: • Met het uitvoeren van de deskresearch kunnen we voor een groot deel de belemmeringen inventariseren en op papier vastleggen; we maken deels hiervoor gebruik van reeds aanwezige kennis; • Met interviews in de eerste fase van het project focussen we op de mogelijkheden voor nieuwe ingangen en praktijken mbt de uitruil van vrijwilligerswerk en begeleid werken; • De haalbaarheid c.q. toetsing funderen we op de vijf onderzoeksvragen (zie bijlage 1) en onze expertise; • De onderzoeksvragen vormen de leidraad voor de interviews; • In de eerste fase interviewen we medewerkers die betrokken zijn bij de uitvoering; in tweede instantie ook medewerkers die betrokken zijn bij beleid en ontwikkeling; • De samenwerking tussen vrijwilligerswerk en begeleid werken is niet handicapafhankelijk. Doelgroep In de eerste fase van het onderzoek richten we ons op de groep mensen met een beperking die een Wajong-uitkering hebben, dit kunnen mensen zijn met zeer diverse typen beperkingen. De 139.000 Wajong-gerechtigden zijn over het algemeen vanaf jonge leeftijd gehandicapt, hebben meestal geen werkgever(72%) , geen arbeidsverleden en beperkte arbeidsmogelijkheden. 55% is man en 45% vrouw. 21% is jonger dan 25 jaar, 79% ouder dan 25. Van de in 2003 nieuw ingestroomde Wajongers had 35% een verstandelijke handicap, 41% psychische aandoeningen en was 24 % fysiek belemmerd. In de totale groep WAJONG-ers liggen de percentage iets anders, bijna 59 % heeft als hoofddiagnose psychische stoornissen (cijfers uit Een werkend perspectief voor jongeren met een arbeidshandicap, 2004). In de tweede fase van het onderzoek zullen we onderzoeken of de uitruil ook een meerwaarde oplevert voor een bredere doelgroep. Te denken valt aan WAO-ers; leerlingen met een handicap in o.a. VSO-onderwijs, Praktijkschool, ROC; fase 4 cliënten van de gemeentelijke sociale dienst; cliënten van reïntegratiebureaus. Reikwijdte inventarisatie Het voorliggende verslag van deskresearch en inventarisatie heeft betrekking op stap 1 en 2 van het projectplan. Ter toelichting nog even de stappen die deel uit maken van dit traject. Stap 1: voorbereidingsfase De bedoeling is om door middel van deskresearch de bestaande kennis rond ‘vrijwilligerswerk en mensen met beperkingen’ op een rij te zetten. Dit als basis voor de vervolgactiviteiten. Stap 2: oriëntatiefase
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
7
De bedoeling is om in deze fase het bovenstaande idee ruw uit te werken via een aantal interviews met deskundigen. Zij genereren ideeën en reiken vanuit hun praktijkervaring onderwerpen aan die nader onderzocht moeten worden. Aan de hand van deze gesprekken vindt een ruwe duiding van een mogelijke uitwerking plaats. We vinden het belangrijk om in deze fase een beslismoment in te bouwen nadat wij ons een eerste, ruw oordeel hebben gevormd over de haalbaarheid van het idee. Wanneer in de gesprekken te weinig draagvlak bestaat voor het idee zal ons advies zijn om te stoppen met het project. Haalbaarheid Criteria die een rol spelen bij het onderzoeken van de haalbaarheid van het project zijn: • Financieel: bij voorkeur met gesloten beurs. Vrijwilligerswerk levert banen tegen begeleiding van begeleidwerkenorganisatie; • Op basis van concrete samenwerkingsafspraken; • De mogelijkheden binnen bestaande wet- en regelgeving; • De mate van toegang voor bijzondere doelgroepen voor diverse vrijwilligersprojecten; • Samenwerking levert meerwaarde op voor beide partijen. Middels interviews met betrokken uitvoerders die bereid zijn mee te denken buiten de bestaande kaders zal in eerste instantie het draagvlak en de haalbaarheid getoetst worden van het idee voor een mogelijke uitruil van diensten. Voor dit vooronderzoek hebben we mensen benaderd uit de betreffende werkvelden die betrokken zijn bij de uitvoering van vrijwilligerswerk en of begeleid werken, te weten: • Reguliere vrijwilligerscentrale en vrijwilligersorganisaties; • Begeleid (vrijwillig) werken organisaties.
Projectorganisatie NIZW ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’ voeren gezamenlijk dit project uit in opdracht van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Naast het projectteam vanuit het NIZW zal er een begeleidingsgroep geformeerd worden met materiedeskundigen die betrokken zijn bij de uitvoering van de arbeidstoeleiding van jongeren met een beperking. Deze groep zal bestaan uit een drietal organisaties van: • UWV (Ans Cuppen, arbeidsdeskundige Jonggehandicapten UWV Utrecht); • Vrijwilligers organisatie (Marleen van Duijnhoven, directeur Gered Gereedschap); • Begeleidwerkenorganisatie (Cees Wieman en Peter Kemper beide jobcoach Baantoeleiding Amerpoort Asvz (BAM)). Deze begeleidingsgroep komt gedurende het project twee à drie maal bij elkaar, met als doel de verkregen informatie, conclusies en analyse te toetsen op haalbaarheid en uitvoerbaarheid en aanvullingen te leveren vanuit de eigen kennis en ervaring in de praktijk. Het projectteam bestaat uit Leon Bosch, Marjet van Houten en Monique Spierenburg Vanuit het projectteam zal Leon Bosch het contact onderhouden met de opdrachtgever UWV, zij worden vertegenwoordigd door Frans Laanen en Anneke Wilms.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
8
1 Definiëring begrippen In dit hoofdstuk worden de begrippen die samenhangen met de vraagstelling nader toegelicht en wordt ook aangegeven dat dezelfde praktijk in verschillende sectoren en vanuit verschillende perspectieven anders benoemd worden. Organisaties voor vrijwilligerswerk en begeleid werken verschillen in sterke mate van elkaar in cultuur en werkwijze. Beiden werken ze vanuit hun eigen achtergrond en filosofie en bijbehorend begrippenkader. Om elkaar ‘te verstaan’ is het nodig om te weten waar we het over hebben, vandaar dat we in dit hoofdstuk eerst een uitstapje maken naar de definiëring van de begrippen. In het werkveld worden heel veel verschillende termen gebruikt. De termen zijn soms in hun verschijningsvorm hetzelfde, maar hebben een andere gevoelswaarde of betekenis vaak bepaald door de context of de visie van waaruit men werkt. Probleem bij het definiëren van begrippen is dat men zich veelal niet realiseert dat men vanuit verschillende achtergronden kijkt. Welke competenties ervoor nodig zijn, in welke fase van het traject het onderdeel past en hoe het vervolgens benoemd moet worden. Hieronder geven we een overzicht en definiëring van de verschillende begrippen die gehanteerd worden voor de werkvormen, van vrijwillig werken tot betaald werken. We onderscheiden: • Vrijwilligerswerk; Onbetaald • Sociale activering; • Onbetaald werken; • Proefplaatsing, stage, leerwerkplek of werkervaringsplaats; • Groepsdetachering; • Begeleid werken. Betaald
Vrijwilligerwerk Naar schatting 3,5 miljoen Nederlanders doen vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk wordt vrij strikt gedefinieerd aan de hand van vier kenmerken: het gebeurt onverplicht, onbetaald, in georganiseerd verband en ten bate van medemens of samenleving (dus niet in een commerciële organisatie). De activiteit dient aan alle kenmerken te voldoen. Bedrijven (profit organisaties) kunnen geen vrijwilligers in dienst nemen, hoe nuttig bepaalde activiteiten vanuit het oogpunt van zingeving en maatschappelijke integratie ook kunnen zijn. De grenzen tussen professioneel en vrijwilligerswerk zijn niet scherp. Deze grenzen hangen af van maatschappelijke situatie en gegroeide opvattingen van economie en politiek. Vrijwilligerswerk wordt vaak zo vanzelfsprekend gevonden dat we ons onvoldoende realiseren wat de betekenis is van de bijdrage ervan aan de Nederlandse samenleving. Deze bijdrage is op veel plaatsen onmisbaar voor het instandhouden of realiseren van een goed voorzieningenpeil. Ook voor de vrijwilligers zelf is vrijwilligerswerk van grote betekenis. Iedere vrijwilliger heeft zijn eigen motieven en vaardigheden. Voor de een is vrijwilligerswerk een manier om andere mensen te ontmoeten of structuur te geven aan de dag. De ander doet het voor het goede doel, om zijn expertise te kunnen gebruiken, om werkervaring op te doen of om zich verder te kunnen ontwikkelen. Voor mensen met beperkingen of chronische ziekte kan vrijwilligerswerk ook een middel zijn om op
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
9
zinvolle manier in de maatschappij te participeren, zelfvertrouwen te krijgen en de kwaliteit van het bestaan te vergroten. De deelname van mensen met chronische ziekte of beperkingen aan vrijwilligerswerk is echter behoorlijk lager dan die van de rest van de bevolking De definitie van vrijwilligerswerk luidt dus: `Vrijwilligerswerk is werk dat in georganiseerd verband onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving.´ Kernwoorden in de definitie zijn onbetaald, onverplicht, in georganiseerd verband en voor anderen of de samenleving. Het lijk een vastomlijnde omschrijving, maar in de praktijk zijn er wel wat mitsen en maren rondom de vier kernbegrippen: - Onbetaald (maar niet zonder er zelf geld op toe te hoeven leggen, de belastingdienst staat een forfaitaire onkostenvergoedingsregeling toe van €745,-: voor bijstandsgerechtigden kan oplopen tot een maximumbedrag van€1.944,netto per jaar, zie ook bijlage 2); - Onverplicht (maar niet vrijblijvend, ook in het vrijwilligerswerk worden afspraken gemaakt en waarbij er soms sprake kan zijn van werken onder een vrijwilligersovereenkomst of contract waarbij het aantal minimaal te werken uren vastgelegd zijn tot een soort arbeidscontract voor bepaalde duur); - In georganiseerd verband (hierbij speelt de discussie over de mate van organisatie en de discussie over burenhulp en mantelzorg); - Voor een organisatie met ideëel/ maatschappelijke doelstelling (bijvoorbeeld: in de baas zijn tijd vrijwilligerwerk uitvoeren). Het belangrijkste kenmerk van de vrijwilligerssector is misschien wel de enorme diversiteit en dynamiek. Er zijn binnen het vrijwilligerswerk vier miljoen Nederlanders actief, gemiddeld vier à vijf uur in de week. Mannen en vrouwen doen ongeveer evenveel vrijwilligerswerk. Er is een relatieve oververtegenwoordiging van hoger opgeleiden. De meeste vrijwilligersorganisaties zijn te vinden in de sectoren sport, cultuur en vrijetijdsbesteding en zorg en welzijn. Naast deze definitie bestaan er ook criteria voor vrijwilligerswerk die als uitgangspunt dienen voor verschillende uitkeringsinstanties, zoals gemeenten en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen / UWV (voorheen de uitvoeringsinstellingen Gak, Cadans, USZO, GUO en SFB). Deze criteria zijn door de instanties opgesteld om te toetsen of het om echt vrijwilligerswerk gaat en niet om onbetaald werk. De criteria zijn: - Het vrijwilligerswerk wordt in georganiseerd verband gedaan; - Het werk wordt niet verricht in een commercieel bedrijf (ook niet in een bedrijf van een familielid); - Het werk heeft geen bedrijfsmatig karakter; - De vrijwilligersorganisatie is een stichting of vereniging en maakt geen winst; - Het betreft geen arbeid die normaliter betaald wordt; - De organisatie ontvangt geen subsidie voor de loonkosten; - Het werk is onverplicht; - In het algemeen wordt ervan uitgegaan dat het gemiddelde aantal te werken uren niet meer dan 20 uur per week bedraagt; - De vrijwilliger ontvangt geen salaris, hooguit een onkostenvergoeding. Binnen de criteria is enige variatie mogelijk. Als het betreffende vrijwilligerswerk aan de criteria voldoet, dan erkennen ook het UWV en de gemeenten het als echt
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
10
vrijwilligerswerk. Dit kan belangrijk zijn in verband met het krijgen of behouden van een uitkering (uit Vrij Baan, 2003). Vrijwilligerswerk wordt op vele manieren ingedeeld en komt voor in alle soorten en maten. Het volgende overzicht met voorbeelden, onderverdeeld naar werksoort, geeft een indruk van wat er als vrijwilliger allemaal te doen is. Deze indeling in werksoorten is binnen vrijwilligerscentrales ook vrij gebruikelijk. • Vrijwilligerswerk in de vorm van kortdurende klussen of periodiek terugkerend werk, zoals: o werk voor festivals; o collecteren voor organisaties; o vakantieweken begeleiden; o rondleidingen geven in een museum of stad. • Begeleiding van en hulpverlening aan anderen, bijvoorbeeld: o aan daklozen of vluchtelingen; o via slachtofferhulp of telefonische hulpdiensten. • Voorlichting en informatieverstrekking, zoals: o baliewerk; o spreekuren; o voorlichting geven op scholen; o bemannen van een informatiestand. • Bestuurswerk voor stichtingen of verenigingen zoals: o patiëntenverenigingen o buurt- en clubhuizen; o speeltuinen; o bewonersverenigingen. • Werken in de natuur, met dieren of voor het milieu, bijvoorbeeld: o werken op de dierenambulance; o werken in het dierenasiel; o tuinen onderhouden; o wilgen knotten; o werken in een kinderboerderij; o vogels tellen; o werken als natuurgids. • Administratief werk, zoals: o bijhouden van het ledenregister van een organisatie; o bijhouden van het archief voor de redactie van de wijkkrant. • Werken met kinderen en jongeren, bijvoorbeeld: o assisteren in een kinderdagverblijf; o begeleiden bij huiswerk; o werken als overblijfkracht of sportleider. • Werken met volwassenen en ouderen, zoals: o activiteiten begeleiden; o computercursussen begeleiden. • Vrijwilligerswerk voor krant, radio of tv, zoals: o werken bij de regionale omroep; o interviews houden voor de wijkkrant. Sociale activering Sociale activering is een vorm van intensieve individuele begeleiding voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt om maatschappelijke participatie te
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
11
bevorderen en sociaal isolement te voorkomen. Het is gericht op mensen die al geruime tijd geen betaald werk meer hebben verricht. Het uiteindelijke doel van sociale activering is het vinden van betaald werk, maar dit doel is in veel gevallen in eerste instantie een te grote stap. Een tweede doel is het bieden van zinvolle maatschappelijke activiteiten. Vrijwilligerswerk biedt mogelijkheden om beide doelen te bereiken. In veel gemeentes zijn sociale activeringsprojecten dan ook in samenwerking met een vrijwilligerscentrale of met welzijninstellingen opgezet. Sociale activering Doel De cliënt motiveren, ondersteunen en begeleiden om stappen te ondernemen om activiteiten buitenshuis of buiten het gezin te zoeken en de cliënt leren beseffen dat (vrijwilligers)werk een zinvolle bezigheid kan zijn in het leven. Omschrijving Het doel van dit traject is om bij de cliënt een proces op gang te brengen, waarbij deze met intensieve ondersteuning en begeleiding inzicht krijgt in eigen mogelijkheden en beperkingen. De cliënt krijgt één keer per week een gesprek met een vaste consulent arbeidstoeleiding waarin met veel begrip voor de situatie waarin de cliënt verkeert, het accent komt te liggen op het doorbreken van het sociale isolement, het accepteren van de beperkingen, het onderzoeken van mogelijkheden en het opbouwen van het zelfvertrouwen. Daarnaast zal er aandacht worden besteed aan praktische zaken zoals: boodschappen doen, zelfstandig reizen met het openbaar vervoer of eventueel eigen vervoer, omgang met familie/vrienden/vriendinnen, contacten met instanties, etc. Eventueel onderneemt de consulent samen met de cliënt deze activiteiten, om ondersteuning en begeleiding te bieden, zodat drempels verlaagd worden. Na zes maanden zal er een evaluatie plaatsvinden om te kijken of het traject zinvol is voor de cliënt. Indien blijkt dat de cliënt baat heeft gehad bij het traject zal er bekeken worden of een vervolgtraject richting (vrijwilligers)werk haalbaar is. Resultaat De cliënt heeft zich na beëindiging een reëel beeld gevormd van zijn/haar mogelijkheden en weet waar beperkingen liggen en de cliënt kan stappen ondernemen om bezigheden buitenshuis te zoeken. Bron: www.tna.nl
Onbetaald werk De term onbetaald werk kent in verschillende contexten een verschillende betekenis. Daarover ontstaat verwarring. Binnen het vrijwilligerswerk wordt onbetaald werk soms als tegenpool van vrijwilligerswerk gebruikt. Het gaat dan om werk dat in de ogen van spreker/schrijver geen echt vrijwilligerswerk is, maar werk waar (ten onrechte) niet voor betaald wordt. Onbetaald werk is ook geen synoniem voor vrijwilligerswerk, hetgeen wel vaak zo gepresenteerd wordt (zie www.werk.nl, vrijwilligerswerk). In de reïntegratiebranche is onbetaald werk een onderdeel in een (re)integratietraject voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zij moeten basis werknemersvaardigheden leren om in aanmerking te komen voor betaald werk in een beroep of vak op de reguliere arbeidsmarkt. De basis werknemersvaardigheden worden in een stage, werkervaringsplaats of vrijwilligerswerk geoefend, veelal onder begeleiding van een trajectbegeleider of jobcoach. Van te voren staat niet vast of het onbetaalde traject ook omgezet kan gaan worden naar betaald werk, dit is afhankelijk van de competenties die de persoon met een beperking in de praktijk leert. Het onbetaalde traject wordt wel ingezet vanuit de intentie om betaald werk te verkrijgen. Onbetaald werk
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
12
Onbetaald werk dat geen invloed heeft op uw uitkering is traditioneel vrijwilligerswerk, zoals het verlenen van hand- en spandiensten aan de sport- of toneelclub, het verzorgen van dieren op een kinderboerderij of het begeleiden van gehandicapten tijdens hun vakantie. Vaak is dit werk dat in de avonduren of het weekend verricht wordt. Als het echter gaat om werk waarvoor doorgaans loon betaald wordt, kan dat uw recht op een uitkering in gevaar brengen. Het gaat dan bijvoorbeeld om meewerken in een restaurant of een winkel. Is het werk eigenlijk meer een onbetaalde baan, dan bent u vaak niet meer beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Bron: www.kennisring.nl
Stage, leerwerkplek, proefplaatsing of werkervaringsplek Er zijn diverse benamingen voor een onbetaald traject, deze termen zijn gelieerd aan een fase van het traject: in het schoolse traject heet het een stage of leerwerkplek , in het dagactiviteitencentrum spreekt men van leerwerkplek of groepsdetachering en in het reïntegratietraject spreekt men van een proefplaatsing of werkervaringsplaats. Arbeidsoriënterende stages Door stage wordt de leerling in de gelegenheid gesteld de geleerde vaardigheden toe te passen in een nieuwe omgeving. Daarnaast leren de leerlingen zich te presenteren in een vreemde situatie met andere mensen en een ander dagritme. Er vallen drie vormen stages te onderscheiden: Huishoudelijke stage De stage vindt plaats in het kader van “schoonmaken in de groothuishouding”, en geldt doorgaans als een eerste kennismaking met het buitenschools werken. De leerling loopt gedurende één ochtend in de week stage. Arbeidsvoorbereidende stage In deze stagevorm ligt primair de doelstelling in de feitelijke voorbereiding op de toekomstige arbeid. De leerlingen krijgen de gelegenheid vertrouwd te raken met een voor arbeid geëigende omgeving waarbij training plaatsvindt in het krijgen van een goede arbeidshouding in brede zin. De leerling loopt één dag per week stage. Schoolverlaterstage In dit (laatste) schooljaar lopen de leerlingen gedurende twee dagen per week stage op die arbeidsplek waar zij vermoedelijk ook in de naschoolse periode werkzaam zullen zijn. Uitdrukkelijk geldt hier de doelstelling de leerlingen zo optimaal mogelijk voor te bereiden op de naschoolse periode waarbij zowel arbeidstechnische als sociaal-emotionele doelstellingen een rol spelen. Bron: www.sintliduinaschool.nl Leerwerkplek Doel: De cliënt leert werken binnen een werksituatie en/of beroepsrichting waar zijn/haar ambitie ligt. De cliënt heeft dan al een leerwerktraject doorlopen waarbij gewerkt is aan de werkhouding, sociale vaardigheden, gedrag, arbeidstraining / arbeidsgewenning. Omschrijving product: De cliënt werkt in een functie waar zijn/haar ambitie ligt en kan daardoor ervaren binnen de specifieke werksimulatie wat een functie in die richting concreet inhoudt. De cliënt wordt met zoveel mogelijk aspecten binnen deze vakrichting geconfronteerd. Indien het voor een goede inzichtverwerking bij de cliënt gewenst is kan ook een stage met een aan ons gelieerde ondernemingen worden georganiseerd. De regie over de training en de verantwoordelijkheid voor voortgang en rapportages blijft ten allen tijde bij ons leerwerkproject. De opdrachtgever heeft zodoende altijd een duidelijk aanspreekpunt.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
13
Bron: www.reax.nl
Proefplaatsing Wilt u een arbeidsgehandicapte werknemer met een WW- of een gedeeltelijke WW-uitkering aannemen? Als u of de werknemer twijfelt aan de slagingskans hiervan kunt u de werknemer een proefplaats aanbieden voor maximaal 3 maanden. Gedurende deze maanden verricht de werknemer onbetaalde arbeid. Zijn WW-uitkering wordt tijdens de proefplaatsing voortgezet als reïntegratie-uitkering. Bron: www.home.szw.nl Proefplaatsing Hebt u behalve een arbeidshandicap ook een WW-uitkering, dan kunt u met uw nieuwe werkgever een proefplaatsing afspreken van drie maanden. Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) moet hier toestemming voor geven. U kunt in die maanden laten zien wat u waard bent, zonder dat het uw nieuwe werkgever een cent kost. Hij is ook niet verplicht om u daarna in dienst te nemen, al is dat natuurlijk wel de bedoeling. Uw WWuitkering loopt in deze periode gewoon door. De termijn voor de uitkering wordt niet verlengd. De regeling geldt niet voor arbeidsgehandicapten zonder WW uitkering. Bron: www.handicap.nl Proefplaatsing De arbeidsgehandicapte met een WW-uitkering kan maximaal 6 maanden werken zonder loon, waarover hij een reïntegratie-uitkering ontvangt in plaats van een WW-uitkering (art 23 t/m 27 WREA). Deze uitkering wordt een maand voor de arbeid begint aangevraagd, waarna de uitvoeringsinstelling in beginsel binnen 2 weken beslist. De werkgever kan gedurende de proefplaatsing zien of de medewerker voldoet en partijen dienen daarbij duurzame reïntegratie voor ogen te hebben. Gedacht wordt aan het overeenkomen van een contract van minimaal 6 maanden of voor onbepaalde tijd als de medewerker voldoet. De arbeidsduur per week die partijen in de arbeidsovereenkomst na de proefplaatsing aangaan dient, niet (veel) lager te zijn dan de werkweek tijdens de proefplaatsing. Doordat de werkgever geen loon betaalt, is er tijdens de proefplaatsing nog geen arbeidscontract (1.1.1.). Het ontbreken van een dienstverband zorgt ervoor dat ook wanneer de beëindiging van de proefplaatsing de medewerker verweten kan worden, dit niet tot verwijtbare werkloos leidt, waardoor de medewerker niet op die grond zijn recht op WWuitkering verliest (3.7.2.). Om voor proefplaatsing in aanmerking te komen dient het werk te passen bij de krachten en bekwaamheden van de medewerker, terwijl hij onder een ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekering dient te vallen. Het verzoek wordt afgewezen als de medewerker reeds eerder bij deze werkgever (of rechtsvoorganger) een uitkering heeft ontvangen in het kader van een proefplaatsing. Bron: www.arbeidsrechter.nl Proefplaatsing De regeling geldt met de nieuwe wet Verbetering Poortwachter ook voor een nieuwe functie bij de eigen werkgever (uiteraard pas na het eerste ziektejaar).Een proefplaatsing heeft tot doel om na de kennismakingsperiode een betaald dienstverband tot stand te laten komen, dat is echter geen voorwaarde. Bron: www.servicepuntmkb.nl Werkervaringplek Doel: Het opdoen van extra algemene ervaring. Het fungeren als overbruggingsperiode voor cliënten die op een later tijdstip aanvangen met scholing of reguliere baan. Omschrijving:
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
14
Deze training is bestemd voor cliënten die voldoende training hebben gehad, maar nog wel enige algemene werkervaring kunnen gebruiken. Het betreft nog steeds een beschermde werkplek, waar zonodig bijsturing plaatsvindt. Het traject is gericht op een vervolg op de reguliere arbeidsmarkt. Er is geen sprake meer van intensieve begeleiding, stappenplannen of rapportages. Bron: www.reax.nl
Groepsdetachering Onder groepsdetachering verstaan we dat een aantal mensen die gebruik maken van arbeidsmatige dagbesteding (AWBZ voorziening) of werken binnen de sociale werkvoorziening (SW) gezamenlijk als groep werken in een regulier bedrijf onder begeleiding van een trajectbegeleider of jobcoach van de zorginstelling. Het kan ook zijn dat een groep individueel op verschillende plekken binnen een bedrijf werkzaamheden uitvoert. Van een groepsdetachering is sprake wanneer een groep bij dezelfde reguliere werkgever werkzaam is, in eenzelfde werkeenheid die apart wordt aangestuurd. Het minimum aantal personen waarbij sprake is van een groepsdetachering (i.p.v. een individuele detachering) is niet formeel vastgesteld. Als richtlijn geldt een minimum van 3 personen. Een groep van drie (of meer) personen die niet in dezelfde werkeenheid werkt is geen groepsdetachering maar een individuele detachering. Bron: www.rvbh.nl/wsw Groepsdetachering Zo kunnen cliënten kiezen voor groepsdetachering, waarbij in een groep van 6 tot 10 cliënten werkzaamheden worden uitgevoerd voor een bedrijf of een instelling. Een vaste begeleider ondersteunt de cliënten op de werkplek. Veel mensen vinden het prettig om op deze manier te werken omdat er altijd begeleiding van de AGO (zorginstelling) op de achtergrond aanwezig is waar zij op kunnen terugvallen. Er wordt vaak in grote bedrijven / instellingen gewerkt. Cliënten kunnen op verschillende afdelingen ingezet worden en hebben vaak aparte werkzaamheden. Op deze manier heeft toch iedereen zijn eigen werk en eigen collega's. Bron: www.stichtingago.nl
Begeleid werken Begeleid werken is een instrument om werk onder normale omstandigheden te realiseren voor mensen met een handicap en of chronische ziekte. Het doel van begeleid werken is het vinden en behouden van een reguliere, passende betaalde werkplek voor de betrokkene. De kandidaat wordt hierbij ondersteund door een jobcoach die verbonden is aan een begeleidwerkenorganisatie of reïntegratiebureau. De methodiek begeleid werken gaat uit van een trajectmatige aanpak waarin de cliënt globaal vijf stappen zet om een volwaardige positie op de arbeidsmarkt te verwerven: 1 Kiezen voor werk; 2 Oriëntatie op (verschillende soorten) werk; 3 Voorbereiden op werk; 4 Werken met ondersteuning; 5 Werken met een arbeidsovereenkomst.
Begeleid werken (Jobcoaching) Begeleid werken - ook wel jobcoaching genoemd - is een methode voor begeleiding en ondersteuning op de werkvloer bij interne Sociale werkvoorzieningplekken, bij detachering en bij begeleid vrijwillig werk (als toeleiding naar een betaalde baan of als alternatief voor
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
15
betaald werk). Inmiddels omvat Begeleid werken een breed pakket aan voorzieningen, waaronder de persoonlijke ondersteuning van een jobcoach. Begeleid Werken kan zowel worden toegepast voor mensen met een verstandelijke beperking, maar ook voor mensen met lichamelijke beperkingen, sociaal-emotionele en/of psychische beperkingen en andere groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het grote voordeel van Begeleid werken is het feit dat mensen met beperkingen werkzaam zijn in een reguliere werkomgeving, een functieloon betaald krijgt, de werkgever wordt ontlast en de werknemer krijgt ondersteuning op maat. Daarnaast is er geen kostbare infrastructuur noodzakelijk. Begeleid werken kan vanuit twee wettelijke regelingen worden gefinancierd, namelijk: de Wet Rea en de Wet Sociale Werkvoorziening. Om de methode uit te mogen voeren is erkenning door het UWV (en voorheen LISV) vereist. Erkenningcriteria jobcoachorganisaties De criteria en procedure voor erkenning als jobcoachorganisatie kunt u terugvinden onder 'nieuws & publicaties' tabblad 'publicaties' Geschiedenis en achtergrond Begeleid werken – als Supported Employment oorspronkelijk afkomstig uit de Verenigde Staten – werd eind jaren tachtig in Nederland voor het eerst op experimentele basis toegepast bij schoolverlaters van het SVO-ML onderwijs (speciaal voortgezet onderwijs voor moeilijk lerenden). Drie ontwikkelingen – die min of meer gelijktijdig plaatsvonden en elkaar onderling versterkten – droegen bij aan de opkomst en het succes van deze methodiek: een veranderend denken over zorg en dienstverlening voor mensen met een beperking, een moeilijker toegang tot de sociale werkvoorziening en arbeidsmatige activiteiten binnen de dagactiviteitencentra. Deze drie ontwikkelingen die tezamen de schijnwerpers richten op de groep mensen met verstandelijke beperkingen. Een groep die vanwege de strengere toelatingseisen niet langer aan de slag konden in de sociale werkvoorziening en die vanwege hun mogelijkheden niet op hun plaats waren in de dagactiviteitencentra. De ervaringen met begeleid werken lieten zien dat deze mensen, die indertijd te zwak werden bevonden voor de sociale werkvoorziening, met succes aan het werk zijn geholpen in het reguliere bedrijfsleven. Er waren meer mogelijkheden dan altijd werden aangenomen. In 1998 zijn de wettelijke mogelijkheden voor het inzetten van Begeleid Werken sterk uitgebreid. Inmiddels is er een breed pakket aan voorzieningen beschikbaar, waaronder de persoonlijke ondersteuning van een jobcoach. Dit wordt gefinancierd vanuit de wet Rea en de wet nWsw. Tegenwoordig wordt Begeleid Werken niet alleen toegepast voor mensen met een verstandelijke beperking, maar ook voor mensen met lichamelijke beperkingen, sociaalemotionele en/of psychische beperkingen en andere groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Begeleid werken via de Wsw Het instrument begeleid werken heeft de wetgever bewust ondergebracht bij de wet Sociale werkvoorziening. Veel mensen met een arbeidshandicap werken bij de Sociale werkvoorziening en moeten volgens de wetgever eveneens de mogelijkheid krijgen in een gewone baan op de arbeidsmarkt aan de slag te gaan onder begeleiding van een jobcoach. De indicatie voor begeleid werken wordt gegeven door de indicatiecommissie en moet bij elke nieuwe aanvraag opnieuw worden afgegeven. De kandidaat mag er zelf voor kiezen of hij wel of niet met een jobcoach aan het werk wil gaan. De minimale eisen voor begeleid werken via de wet Sociale Werkvoorziening zijn dat de kandidaat meer dan één functie moet kunnen vervullen. De maximale benodigde inwerktijd is niet langer dan tien weken per functie. De kandidaat moet minimaal een arbeidsuur aaneengesloten kunnen werken per dagdeel. De kandidaat moet verder in staat zijn een minimum prestatie te leveren van 10% van een normale arbeidsparticipatie. Bron: www.borea.nl
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
16
2
Structuur vrijwilligerswerk en begeleid werken
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe het vrijwilligerswerk en de begeleid werken organisaties in elkaar zitten. Structuur vrijwilligerswerk Nederland kent honderdduizenden stichtingen, verenigingen en professionele organisaties die met vrijwilligers werken. Het vrijwilligerswerk in Nederland kent geen vaste organisatiestructuur. Op tal van terreinen is wel sprake van een gelaagdheid in organisaties; zo kennen we bijvoor-beeld het Rode Kruis, de Zonnebloem, maar ook Amnesty en Slachtofferhulp, een landelijk bureau naast regionale en/of lokale afdelingen. Er zijn echter ook zeer veel vrijwilligersorganisaties die alleen een lokale stichting of vereniging zijn zonder onderdeel uit te maken van een overkoepelende organisatie. Het vrijwilligerswerk wordt door diverse organisatie ondersteund in haar werk, zie schema. Infrastructuur ondersteuning vrijwilligerswerk Overheidsbeleid
Ondersteuning
Nationaal
VWS en andere departementen (vnl. OC&W, Justitie, SOZAWE)
CIVIQ, vereniging NOV; VTA-instituten, XS-2, NIZW, Verwey-Jonker Instituut, Forum
Regionaal
Provincie
Provinciale steunfuncties
Lokaal
gemeente
Vrijwilligerscentrale Vrijwilligersvacaturebank Lokale vrijwilligersschool
Vrijwilligersorganisaties Landelijke georganiseerde vrijwilligersorganisaties
regionale of provinciale afdelingen Afdelingen van landelijke of regionale organisaties Lokale organisaties
Ondersteuning op landelijk niveau De twee belangrijkste organisaties op landelijk niveau zijn de Vereniging NOV (Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk) en CIVIQ. Vereniging NOV en CIVIQ zijn twee aparte organisaties, maar zijn wel sterk met elkaar verbonden vanwege hun missie om het vrijwilligerswerk te stimuleren. Naast CIVIQ en vereniging NOV zijn er een aantal andere instituten bezig met kennisontwikkeling op deelterreinen, waaronder het NIZW, die zich o.a. bezighoudt met vrijwilligerswerk in zorg en welzijn. Ondersteuning op lokaal niveau De belangrijkste lokale steunorganisatie is de vrijwilligerscentrale. Er is een netwerk van lokale steunpunten; vaak vrijwilligerscentrale of vrijwilligerssteunpunt genoemd. Op dit moment zijn er 130 vestigingen verspreid over het hele land (zie ook www.vrijwilligerscentrale.nl). De centrales verschillen in grootte en de mogelijkheden die ze hebben om diensten te verlenen. De meeste centrales beschikken in ieder geval over een actueel aanbod aan vrijwilligersvacatures. Bemiddeling naar vrijwilligerswerk in al dan niet professionele organisaties is dan ook hun kerntaak. Daarnaast behoren vaak het bieden van informatie en advies en begeleiden tot het pakket. De openingstijden verschillen van enkele uren per week tot vijf dagen per week van 9 tot 5 uur. Soms zijn er specifieke bemiddelingstrajecten gericht op kwetsbare doelgroepen, zoals in het kader van sociale activering of specifiek gericht
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
17
op een groep, bijvoorbeeld mensen met een lichamelijke handicap of exgedetineerden. Vaak ontstaan dit soort trajecten omdat blijkt dat klanten met minimale begeleiding vanuit de reguliere centrale hun plek niet weten te vinden. Organisaties klagen vaak ook over het gebrek aan begeleiding bij kandidaten die tot de kwetsbare groepen behoren. Vrijwilligerscentrales zijn zelf over het algemeen ook vrijwilligersondersteunde organisaties of vrijwilligersorganisaties met een enkele beroepskrachten. In het kader van de tijdelijke stimuleringsregeling Vrijwilligerswerk is in veel plaatsen door gemeenten werk gemaakt van het opzetten c.q. professionaliseren van het vrijwilligers-steunpunt. Indeling in organisaties Er is een aantal kenmerken waarop je naar de organisaties in de vrijwilligerssector kunt kijken. Een eerste belangrijk onderscheid is de al eerder genoemde indeling naar de mate waarin een organisatie al dan niet met vrijwilligers werkt. 1. Pure vrijwilligersorganisatie; 2. Vrijwilligersorganisatie ondersteund door enkele beroepskrachten; voorbeelden zijn te vinden in het welzijnswerk en ouderenwerk (op elke beroepskracht zijn 7 a 10 vrijwilligers werkzaam); 3. Vrijwilligers ondersteunde organisatie; bijvoorbeeld ziekenhuis, verpleeghuizen; 4. Een professionele organisatie met enkele vrijwilligers; komt voor in het (MBO) onderwijs. We onderscheiden dus pure vrijwilligersorganisaties, organisaties van beroepskrachten en verschillende mengvormen, waar zowel vrijwilligers als beroepskrachten aanwezig zijn. Op grond van de formele verantwoordelijkheid en zeggenschapsverhouding tussen beroepskrachten en vrijwilligers wordt gesproken van een continuüm van ‘staff-driven’ tot ‘volunteer-driven’ (Dunlop en Meijs, 1997) of (Meijs, 1997). Op grond van het karakter van de organisaties of de getalsverhouding tussen beroepskrachten en vrijwilligers wordt in het taalgebruik bepaald of een organisatie een vrijwilligersorganisatie genoemd wordt. Een organisatie waar redelijk wat beroepskrachten werkzaam zijn, zoals in veel organisaties in de zorg, worden in de publieke opinie vaak niet als vrijwilligersorganisatie gezien, ook al werken er 100.000-en vrijwilligers. Een andere veel gehanteerde indeling is de typologie van Handy: Door hem worden drie typen organisaties onderscheiden naar hun doel: 1. ‘Mutual support’ oftewel ons-voor-ons of ledenorganisaties. Er worden activiteiten verricht voor leden door leden. Voorbeelden zijn sportverenigingen en gezelligheidsvereniging, maar ook belangenvereniging; 2. ‘Service delivery’ oftewel dienstverlenende organisaties: het gaat om organisaties die werkzaam zijn voor klanten. Voorbeelden, vrijwel alle organisaties in de zorg en in de sfeer van club- en buurthuiswerk; 3. ‘Campaigning’ oftewel campagne organisaties; vooral te vinden in de politiek, dieren- en milieuhoek. Interessant aan deze indeling is dat het uitgangspunt hier is dat het doel de inrichting van de organisatie bepaalt. Een ander doel brengt vaak een geheel andere manier van werken met zich mee. Het doel van de organisatie bepaalt de werkwijze. Dit heeft ook betekenis voor de eisen die er aan de vrijwilligers gesteld worden. Structuur begeleid werken
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
18
Organisatie Zorginstelling Scholing (o.a. Leerwerkplek, stage, ROC) Onafhankelijk adviseur (o.a.MEE)
Uitkeringsinstantie (o.a. Gemeente, UWV, CWI) Reïntegratiebedrijf of begeleidwerkenorganisatie (eventueel gespecialiseerd op de doelgroep)
Onderdeel traject Activering, arbeidsoriëntatie en toeleiding Arbeidsoriëntatie, Verwerven van een startkwalificatie Voorlichting, advisering en signalering zowel bij inzetten traject als bij eventuele knelpunten of klachten Uitkeringsbeoordeling en verstrekking, (re)integratievisie, toekenning van middelen en bewaken traject Uitvoering (re)integratie
Uit o.a. : Maak werk van werk, 2002 Er zijn 3 type begeleidwerkorganisaties: 1. Begeleid vrijwillig werkenorganisatie gelieerd aan een zorginstelling; 2. Begeleid betaald werkenorganisatie gelieerd aan een zorginstellingen of als aparte stichting daaruit voortgekomen (daarom hebben ze veel kennis en expertise van een specifieke doelgroep); 3. Reïntegratiebedrijven(Rib), een begeleidwerkenorganisatie die commercieel in de markt staat en voor grootste deel klanten werft via aanbestedingen. Toelichting Ad.1 Begeleid vrijwillig werkenorganisatie die voortkomt of onderdeel uitmaakt van een zorginstelling begeleiden individuele cliënten in hun traject naar werk. Veelal werken zij volgens de methodiek Begeleid Werken (bekend uit de Verenigde Staten in de jaren tachtig/negentig onder de naam Supported Employment), zie literatuur lijst Coenen-Hanegraaf, M.,1998. Deze organisatie vormt de brug tussen arbeidsmatige dagbesteding en betaald (begeleid) werken. Zij begeleiden mensen intensief naar een vrijwillige, onbetaalde werkplek buiten de instelling, veelal in een non-profitorganisatie, waarbij een individuele, op maat benadering centraal staat. Cliënten kunnen werkzaam zijn in een regulier bedrijf in de vorm van een stage (arbeidsoriëntatie), proefplaatsing, werkervaringsplaats, groepsdetachering en dergelijke (zie informatie hierover paragraaf 2). Ad.2 Zodra cliënten in staat zijn betaald te gaan werken worden cliënten overgedragen aan een erkende begeleidwerkenorganisatie. Zij hebben een erkenning van het UWV en mogen trajectbegeleiding volgens de wet REA of Begeleid Werken-SW uitvoeren. Deze begeleidwerkenorganisaties hebben jobcoaches in dienst die de cliënt individueel gericht begeleiden naar een werkplek naar de wensen en mogelijkheden van de cliënt. Veelal komen deze begeleidwerkenorganisaties voort uit een zorginstelling of samenwerking met een SW-bedrijf in de regio. Zij hebben veelal specifieke expertise van een bepaalde doelgroep en richten zich op de aanbestedingen op een aparte doelgroep of hebben hier afspraken over met het UWV (bijvoorbeeld voor de auditief en communicatief handicapten zijn er afspraken dat de arbeids- trajecten van deze groep bij een speciaal landelijk werkend begeleidwerkenorganisatie uitgevoerd worden) Ad.3 Een RIB is een commercieel reïntegratiebedrijf dat zich op de vrije markt begeeft (Voorbeel-den: Kliq, Alexander Calder, United Restart, e.d.). Zij doen mee in
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
19
de aanbestedingen van het UWV om voor bepaalde doelgroepen reïntegratietrajecten te kunnen verzorgen. Dit kunnen heel uiteenlopende doelgroepen zijn waar niet expliciet de specifieke kennis van voorhanden is bij het betreffende reïntegratiebureau. Zij voeren trajecten uit voor gemeente en UWV. De brancheorganisatie voor begeleidwerkenorganisaties is Borea. Informatie over deze landelijke belangenorganisatie is te vinden op hun website: www.borea.nl Daarnaast zijn er meerdere kennisinstituten actief zijn voor verschillende doelgroepen, waaronder: TNO arbeid, Trimbosinstituut, Instituut voor Revalidatie Vraagstukken (IRV te Hoensbroek) en NIZW /Werk en Handicap.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
20
3 Beeldvorming In dit hoofdstuk staat de wederzijdse beeldvorming centraal. Organisaties voor vrijwilligerswerk en begeleid vrijwillig werken hebben zeer uiteenlopende beelden over elkaars werk. De algemene beeldvorming over en weer wordt hier geschetst Algemene ideeën over vrijwilligerswerk die relevant zijn voor dit onderzoek. Vrijwilligerswerk wordt historisch gezien kritisch bekeken als het wordt uitgevoerd door mensen met een uitkering. De ideeën die daaraan ten grondslag liggen zijn: 1. “Mensen moeten ten allen tijde beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt” en ook al hun tijd steken in het vinden van betaalde arbeid als zij daartoe in staat zijn. Dat vrijwilligerswerk een stap in het vinden van betaald werk kan zijn, is een opvatting die in uitkeringsland van redelijk recente datum is. Het idee is (of was) dat mensen die zich met vrijwilligerswerk bezighouden, geen volledige beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt hebben. 2. “Vrijwilligerswerk mag geen verdringing van betaald werk zijn”. Dit idee komt voort uit het gedachtegoed van vakbonden over de werking van de arbeidsmarkt. In de geschiedenis zie je dat werk wel gemakkelijk van vrijwilligerswerk betaald werk wordt (maatschappelijk werk, kinderopvang, jeugdwerk) maar dat de omgekeerde weg veel minder vaak bewandeld wordt. 3. “Het idee dat iedereen alles zou moeten kunnen”. Er is een soort onuitgesproken verwachting in vrijwilligersland dat vrijwilligerswerk toegankelijk moet zijn voor iedereen. Dat betekent dat er dus niet al te expliciete eisen gesteld mogen worden. De set van voorwaarden waaronder een vacature bij een vacaturebank ingeschreven mag worden is een aardige illustratie van dit denken. maximaal 24 uur per week, geen opleidings of diploma eisen, altijd werken onder eindverantwoordelijkheid van een betaalde kracht als die er is. In de praktijk worden er vaak wel degelijk (professionele?) eisen aan vrijwilligerswerk gesteld, afhankelijk van de werksoort en setting 4. “Misbruik van vrijwilligers”, vanuit het idee dat vrijwilligerswerk in een commerciële organisatie per definitie onmogelijk is. Het kan niet zo zijn dat waar twee mensen hetzelfde werk verrichten de een betaald wordt omdat hij een arbeidscontract heeft en de ander niet betaald wordt omdat hij daar als vrijwilliger werkt. Binnen het vrijwilligerswerk bestaat een grote weerstand tegen het bezien worden als middel tot iets anders. Marius Ernsting van Humanitas verwoordt het zo: `vrijwilligers zijn erg gevoelig voor het idee dat ze “gebruikt” worden, dat ze instrument zijn in de handen van overheden. Ze willen best in allerlei gaten springen, ook als die door diezelfde overheid veroorzaakt worden (al heeft dat wel grenzen), maar ze voelen er weinig voor als het ware bij voorbaat ingeboekt te worden, simpelweg omdat dat voorbijgaat aan hun eigen, intrinsieke motief (Albert Verweij: “wie waarlijk leeft heeft in zijn hart een onvernietigbare veer, een stille kracht die iedere weerstand tart”) om mensen te helpen en maatschappelijke nood te lenigen. Het hameren op de mantra van de eigen verantwoordelijkheid, als opdracht in drievoud werkt hier als een boemerang, want vrijwilligers hebben die juist zodanig in hun botten dat ze die niet door een ander opgelegd willen krijgen`. Vooroordelen en ervaringen Het beeld dat men in vrijwilligerswerk van zichzelf heeft is over het algemeen vrij oningevuld; vaak benoemen vrijwilligers de activiteiten die ze zelf uitvoeren niet als vrijwilligerswerk.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
21
Beeldvorming over mensen met een handicap verschilt nogal; uit recent onderzoek van Joep Holten komt bijvoorbeeld naar voren dat van geen enkele van de vijf willekeurig onderzochte organisaties uit eigener beweging animo heeft om de doelgroep mensen met een beperking binnen te halen. En het eigenlijk ook een vreemd idee vinden zich expliciet op die groep te richten in hun werving. Dit oordeel is gebaseerd op (vaak één) negatieve ervaring uit het verleden. Ervaringen in bemiddelingstrajecten bij vrijwilligerscentrales laten een ander beeld zien, er is altijd wel een vacature te vervullen of anders is er is bijna altijd wel een plek te creëren als een centrale met een concrete vraag binnenkomt. Vooroordelen over vrijwilligerswerk vanuit een arbeidsperspectief gezien gaan met name over het idee dat vrijwilligerswerk over het algemeen een te vrijblijvend karakter heeft en te weinig ondersteuning biedt. Het zijn veelal werkzaamheden in de dienstverlening, non-profitsector, waar hogere eisen aan mensen gesteld worden dan jongeren met een beperking kunnen waarmaken. Daarnaast vergt vrijwilligerswerk een grote mate van sociale betrokkenheid die vaak onvoldoende beheerst wordt door de doelgroep waar we het hier over hebben en een struikelblok vormt voor het behouden van werk. In onze eerste ruwe verkenning komen we verder veelal ervaringen tegen waaruit blijkt dat mensen elkaar slecht weten te vinden of door een negatieve ervaring niet verder op zoek gaan naar welke mogelijkheden er zijn om samen te werken of van elkaars diensten gebruik te maken. Het elkaar letterlijk niet kennen speelt een rol, naast vooroordelen, zoals: “Voor vrijwilligerswerk moet je zelfstandig en sociaal vaardig zijn.” of “ Als je een vrijwilliger in je bedrijf laat werken denkt men dan dat is lekker goedkoop of juist die is maatschappelijk betrokken?” of “Begeleidwerkenorganisaties bieden te weinig support en besteden te weinig aandacht aan het voortraject.” of “Vrijwilligerswerk is maar voor een paar uur en wij zoeken banen voor een paar dagdelen.” Daarnaast speelt mee dat het inzetten van mensen met een beperking in een vrijwilligersorganisatie soms door de vrijwilligers die er werken als een bedreiging ervaren wordt of als een vermindering van status van het eigen werk, “als een gehandicapte dit werk ook kan…”. Vrijwilligerswerk Toch is vrijwilligerswerk niet hetzelfde als betaald werken. Dan gaat het vaak niet alleen om de uren, die je werkt. Er zijn genoeg vrijwilligers die bijna de hele week actief zijn. Het gaat ook niet om vrijblijvendheid. Vrijwilligerswerk is niet vrijblijvend, je sluit vaak een contract af waarin de afspraken staan over je werkzaamheden en de tijd dat je werkt. Daar moet je je dan gewoon aan houden, net als bij een arbeidscontract. In vrijwilligerswerk kun je er niet de kantjes van af lopen. Er wordt echt iets van je verwacht. Van tijd tot tijd zullen je verrichtingen worden besproken, net als in functioneringsgesprekken als je een betaalde baan hebt. Bron: www.waocafe.nl
Beeldvorming is vaak gebaseerd op een zeer stereotype beeld van gehandicapten, de rolstoeler of de blinde. Men ziet dan vaak allerlei letterlijke drempels opdoemen en vindt het teveel rompslomp om alles aan te passen. Ook eerdere (negatieve) ervaringen spelen een belangrijke rol in het wel of niet gericht zijn op intensiveren van de samenwerking. Voorbeeld
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
22
Een vrijwilligerscentrale heeft op vraag van een commercieel reïntegratiebureau vacatures aangeleverd voor hun cliënten die voor een tijd vrijwilligerswerk zochten in het kader van hun arbeidstoeleidingstraject. Bij bemiddeling naar de vacature bleek dat er weinig geïnvesteerd was in het voortraject: oriëntatie en keuze maken voor werk, en er weinig begeleiding op de werkvloer geboden werd. De vrijwilligerscentrale maakt werk van het onderhouden van een netwerk met potentiële werkgevers en wil dat met die werkgevers ook zorgvuldig omgegaan wordt. Door deze ervaring staan ze minder open voor samenwerking. Voorbeeld Een instelling voor mensen met een verstandelijke en lichamelijke beperking heeft een eigen vrijwilligerscentrale opgezet. De centrale is ontstaan vanuit onvrede met de vrijwilligerscentrale ter plaatse en omdat de ondersteuning van vrijwilligers intern professioneler moest worden aangepakt. (De instelling biedt zorg op het gebied van wonen, kinderen en volwassenen.) Vanaf 2004 is er een coördinator die algemeen beleid heeft gemaakt rond inzet van vrijwilligers binnen de organisatie. Aanvankelijk werd dit bepaald door de manager van de afdeling, hierdoor kregen sommige vrijwilligers wel en anderen geen begeleiding. Nu krijgt iedere nieuwe vrijwilliger een cursus aangeboden waarin ze o.a. informatie krijgen over wat het betekent te leven met een handicap, welke type handicaps er zijn en dergelijke. Wat opvallend is dat cliënten die in een arbeidstoeleidingstraject zitten zelf niet profiteren van het instromen in vrijwilligerswerk in de eigen instelling. Er wordt voor hen elders vrijwilligerswerk c.q. onbetaald werk gezocht.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
23
4 Voorwaarden In dit hoofdstuk staan de voorwaarden centraal; voorwaarden die het mogelijk maken om vrijwilligerswerk als opstap richting betaald werk te gebruiken, voorwaarden die binnen organisaties vervuld moeten worden om een rol te kunnen spelen in sociale activering en/of reïntegratie en voorwaarden aan de voorzieningen c.q. wet en regelgeving die begeleiding van de doelgroep mogelijk maken. In september 2001 startte het NIZW-project Vrij Baan met een inventarisatie van de mogelijkheden voor vrijwilligerswerk door mensen met een handicap. Aan de hand van gegevens afkomstig van interviews met medewerkers van vrijwilligerscentrales, vrijwilligers en organisaties die met vrijwilligers werken is veel informatie verzameld over de mogelijkheden in het vrijwilligerswerk. In de loop van het project is ook een aantal knelpunten gesignaleerd die deelname aan vrijwilligerswerk door mensen met een chronische ziekte of beperking in meer of mindere mate belemmeren. De resultaten zijn verwerkt in de publicatie: Vrij Baan, wegwijzer voor vrijwilligerswerk door mensen met een chronische ziekte of handicap. De belangrijkste bevindingen zetten we hieronder kort op een rij. Weinig geregeld Er bestaat rond vrijwilligerswerk weinig specifieke wet- en regelgeving. In het bijzonder is er een groep die niet voor deze AWBZ- of REA-middelen in aanmerking komt en waarvoor er weinig is geregeld ten aanzien van werk1. Deze groep is daardoor grotendeels op eigen financiële middelen aangewezen om vrijwilligerswerk (of onbetaald werk) te verrichten. Werkplekaanpassingen, hulpmiddelen en vaak ook vervoer moeten zelf worden bekostigd vanuit een uitkeringssituatie. Bovendien is er geen ‘probleemhouder’ onder de uitvoeringsorganisaties waardoor de regie ten aanzien van het vrijwilligerswerk ontbreekt. Hierdoor kunnen deze organisaties elkaar de verantwoordelijkheid toeschuiven en lijkt er een zekere mate van willekeur te bestaan in de toepassing van de regels bij de verschillende instanties. Toegankelijkheid Zowel de fysieke toegankelijkheid als de sociale en maatschappelijke toegankelijkheid zijn van belang. Fysiek zijn gebouwen vaak nog moeilijk toegankelijk door drempels, trappen, moeilijk te openen deuren en smalle gangen. Vrijwilligersorganisaties zijn vaak bereid om aanpassingen te doen maar missen financiële middelen. Zij zijn afhankelijk van de goede wil van subsidiegevers of fondsen. Vaak worden noodmaatregelen getroffen die niet voldoen aan de officiële eisen. Mogelijk wordt in het geval er ongelukken gebeuren de organisatie aansprakelijk gesteld voor de schade en valt dit niet binnen de WA verzekering. De sociale en maatschappelijke ontoegankelijkheid houden verband met een zekere koudwatervrees bij vrijwilligerorganisaties, soms ook vooroordelen of onbekendheid met de mogelijkheden, (onuitgesproken) verwachtingen dat mensen met een chronische ziekte of beperking minder inzetbaar zijn, meer begeleiding nodig hebben of meer onkosten maken. Vrijwilligerorganisaties wijken op dit punt niet af van het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties. Vervoer naar vrijwilligerswerk 1
Vrijwilligerswerk kan onder de Wet Rea vallen wanneer het als opstap voor betaald werk fungeert of in het kader van een sociaal activeringstraject. Verder kunnen mensen die hiervoor niet in aanmerking komen, wanneer zij een AWBZ-indicatie krijgen, onbetaald gaan werken onder de vlag van de AWBZ.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
24
De vraag ligt voor de hand om na te gaan of de bekostiging van het vervoer mogelijk is op basis van de Wet Voorzieningen Gehandicapten. Het uitgangspunt van de WVG is immers, mensen met een chronische ziekte of beperking mogelijkheden bieden om zo lang mogelijk aan het maatschappelijk leven deel te laten nemen. Uitspraken van de Centrale Raad van Beroep wijzen een verantwoordelijkheid van de gemeente af en stellen dat de vrijwilligersorganisatie voor vergoeding van vervoerskosten zou moeten zorgen. In het in 2002 afgesloten WVG-protocol staat vermeld dat de voorziening zo veel mogelijk de belemmering moet opheffen en de cliënt de mogelijkheid moet bieden aan het maatschappelijk leven deel te nemen. Bij de verstrekking van de voorziening dient te worden uitgegaan van de persoonlijke keuzes van de cliënt. Dat betekent dat de gemeente rekening moet houden met de lichamelijke gesteldheid en de sociale omgeving alsook met de sociale activiteiten, zoals vrijwilligerswerk en scholing. Het protocol volgend zouden er vanuit de gemeenten mogelijkheden moeten worden geboden om aan vrijwilligers met een chronische ziekte of beperking. Gemeenten mogen echter van het protocol afwijken en hun eigen regels opstellen. In de praktijk is het vervoer vaak onvoldoende ‘op maat’ en maken veel mensen extra kosten wanneer ze gebruik moeten maken van speciaal vervoer, zoals rolstoelbussen of taxi´s. Voorwaarden omtrent de werkplek Met deze voorwaarden bedoelen we het geheel van noodzakelijke hulpmiddelen, werkplekaanpassingen en ADL-hulp. Hulpmiddelen, zoals een teksttelefoon of een brailleregel voor de computer, worden verstrekt vanuit de zorgverzekeraar. Gaat iemand vrijwilligerswerk doen waarbij een hulpmiddel als teksttelefoon van essentieel belang is om het vrijwilligerswerk te doen, dan is geen verstrekking mogelijk. Een en ander betekent in de praktijk vaak een beperking in de keuze van het vrijwilligerswerk dat men kan gaan doen. Er wordt vaak gekozen voor vrijwilligerswerk waarvoor geen hulpmiddel nodig is. Soortgelijke constateringen zijn er voor aanpassingen op de werkplek. De zogeheten meeneembare voorzieningen hebben de status van hulpmiddel. De niet meeneembare voorzieningen zijn voorzieningen aan het gebouw. ADL-hulp is in principe mogelijk wanneer een AWBZ-indicatie aanwezig is. Omdat de verzorging niet thuis maar op een werkplek dient plaats te vinden, is het in de praktijk vaak onderhandelen met de zorgverlener. Het resultaat in de praktijk is dat vrijwilliger en vrijwilligersorganisatie beiden vaak beperkingen ondervinden in de mogelijkheden voor vrijwilligerswerk. Wanneer onderhandelingen met reguliere instanties geen soelaas bieden, wordt vaak een fonds aangeschreven om financiële middelen te verkrijgen. Dit is echter geen structurele oplossing. Sommige vrijwilligers kunnen wellicht een deel van het persoonsgebonden budget hiervoor bestemmen. Vrijwilligerswerk en uitkering Hierover is moeilijk ‘harde’ informatie te verkrijgen. Veel beschikbare informatie is gebaseerd op casuïstiek die zich moeilijk laat generaliseren. Belangrijk om te constateren is dat veel problemen algemener van aard zijn, verband houden met het niet soepel verlopen van het uitvoeringsproces, en niet zozeer met vrijwilligerswerk als zodanig. Wel van belang zijn de volgende aandachtspunten: Angst om uitkering. Bij een groot aantal vrijwilligers met een chronische ziekte of en handicap, in het bijzonder ook de groep van 80-100% arbeidsongeschikt, heerst angst ten aanzien van aantasten van de uitkeringsrechten, mogelijke heridicatie enz. Bovendien houden vrijwilligers met een uitkering voortdurend het gevoel te moeten aantonen dat ze niet iets doen dat niet mag. In de beleving van onder
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
25
meer de UWV’s is die angst niet gegrond omdat de onkostenvergoedingen / inkomsten van een paar uur vrijwilligerswerk per week geen aanpassing van de uitkering tot gevolg hebben. Zij herkennen de angst wel. Geringe ervaringsdekundigheid. Het werkproces van het UWV is voornamelijk gericht op het rechtmatig verstrekken van uitkeringen. Een groot deel van het werkproces richt zich op werknemers met of zonder dienstverband. Op bepaalde terreinen, zoals vrijwilligerswerk, eigen bedrijvigheid (starten van een bedrijf) worden door UWVmedewerkers min of meer incidenteel ervaringen opgedaan. Veelal is hierdoor de ervaringsdeskundigheid op deze terreinen onvoldoende en worden mensen bijvoorbeeld onvoldoende geattendeerd op eventuele mogelijkheden in de sfeer van vrijwilligerswerk. Bovendien hebben uitkeringsinstanties naar hun gevoel weinig vat op vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk is te divers in soort werk, in inhoud en vorm, is wel of geen vervanging van betaald werk: is er wel sprake van echt vrijwilligerswerk? Sociale activering. Sinds oktober 2002 bestaat, in het kader van de Wet Rea, ook de mogelijkheid van sociale activering. De uitvoering hiervan ligt bij de gemeenten. UWV en gemeenten maken afspraken over de condities. De eerste signalen zijn dat deze afspraken maar moeizaam van de grond komen. De kritiek die hier en daar valt te beluisteren is dat de werkplekken veelal op projectmatige basis worden aangeboden en dus onvoldoende vraaggericht en ‘op maat’ zijn. Samenvattend: Rond vrijwilligerswerk is onvoldoende geregeld, met name voor de groep mensen met een chronische ziekte of beperking die geen beroep kunnen doen op Rea- of AWBZ-middelen De toegankelijkheid van vrijwilligerswerk voor mensen met een chronische ziekte of beperking laat te wensen over. Bestaande mogelijkheden worden onvoldoende benut. De mensen zelf zijn soms onnodig terughoudend vanwege een mogelijk (en vermeend) verlies van hun uitkeringsrechten; de uitvoering bij het UWV en veel gemeenten kan beter. Kosten om het vrijwilligerswerk te kunnen uitvoeren vormen vaak een belangrijke drempel en belemmeren ook de keuzevrijheid van mensen.
Visie op de plek van de vrijwilliger Een visie op vrijwilligerswerk ligt ten grondslag aan een goed vrijwilligersbeleid binnen een organisatie. Randvoorwaarden moeten zorgen dat vrijwilligers binnen een organisatie tot hun recht komen. Wie vrijwilligers wil werven en behouden moet nieuwe vrijwilligers niet alleen bereiken maar ook aantrekkelijk zijn als aanbieder van vrijwilligerswerk De vrijwilliger komt niet alleen iets brengen maar ook iets halen: de organisatie krijgt op die manier de beschikking over gemotiveerde capabele vrijwilligers. (Potentiële) vrijwilligers zijn meer gericht op zelfontplooiing en persoonlijke interesses. Het vrijwilligerswerk biedt hen mogelijkheden om hun vrije tijd in te vullen, basis beroepsvaardigheden aan te leren en of specifieke vaardigheden te leren in een passende werkomgeving. Vanuit het perspectief van verwerven van werk voor mensen met een beperking en of chronische ziekte is het van belang dat de doelstellingen van de organisatie niet uit het oog verloren worden. In het proces van matching moet ruimte worden ingeruimd om helderheid te verkrijgen over de balans tussen het realiseren van persoonlijke doelstellingen van de vrijwilliger enerzijds en het realiseren van organisatiedoelen anderzijds. Voor deze doelgroep waar doorstroom naar betaald werk een uitgangspunt is, moet de organisatie ook ruimte beiden aan dit soort trajecten en de meerwaarde ervaren voor de organisatie.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
26
Een panelbijeenkomst met vrijwilligersorganisaties in zorg en welzijn over het werken met vrijwilligers met een functiebeperking leverde het volgende rijtje ervaringen op; Positief - Veel tijd beschikbaar; - Grote motivatie; - Praktisch ingesteld; - Levert herkenning op voor de cliënten; - Na investering in extra begeleiding is de opbrengst groot; - Als de vrijwilliger eenmaal op de goed plek zit, is het vaak een vrijwilliger die erg trouw is; - Grote verbondenheid met de zorg vanuit de eigen achtergrond. Negatief - Vergt wel extra investering, vooral qua begeleiding; - De goede ben je snel weer kwijt, die stromen door naar betaald werk; - Vrijwilligers hebben regelmatig last van zelfoverschatting; - Het gaat ook regelmatig mis, dan blijkt iemand het toch niet (aan) te kunnen; - Het is vaak een heel gedoe, er komen ook allerlei formulieren mee, daar hebben we geen zin in /tijd voor; - De eisen die reïntegratiebedrijven stellen zijn vaak erg hoog en dat leidt tot ongelijkheid in begeleiding t.o.v. andere vrijwilligers.
Voorwaarden aan vrijwilligersorganisaties om een rol te spelen in activering De RMO heeft in haar advies Uitsluitend vrijwillig? haar licht laten schijnen over de rol die vrijwilligersorganisaties in het proces van activering kunnen spelen. Zij stellen daarbij nadrukkelijk dat het hebben van sterke organisaties in het vrijwilligerswerk een belangrijke voorwaarde is om een mensen een plek te kunnen bieden in het kader van een traject naar werk. Het kunnen beiden van begeleiding maakt in hun optiek een essentieel onderdeel uit van dat sterke vrijwilligerswerk Zij maken een onderscheid naar de verschillend doelen die binnen voor het individu gesteld worden en geven aan welke eisen dat stelt aan de organisatie. Als vrijwilligersorganisaties zelf willen bijdragen aan sociale activering, dan moeten zij aan enkele voorwaarden voldoen. Een van de voorwaarden is dat organisaties onervaren vrijwilligers professioneel kunnen begeleiden. Als een vrijwilligersorganisatie niet beschikt over voldoende ‘sterke’ vrijwilligers die deze taak op zich kunnen nemen, dan moet de gemeente bemiddelen tussen die organisatie en instellingen die begeleiding kunnen geven. Functies van activering Voorwaarden
Sociaal contact
Tijdsbesteding
Opvang
Ontwikkeling Arbeidsmarkt
+
Ontwikkelin g 'sec' +
Ontmoeting en gezelschap Begeleiding Deskundigheid Professionele organisatie en management Aanwezigheid van 'sterke' vrijwilligers
++
++
-
-
++ ++ ++
+ + +
++ ++ ++
-
-
++
++
++
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
+
27
Mogelijkheid tot opbouw van 'beloftevol' netwerk Duidelijke afbakening van taken Aanwezigheid eenvoudige afgebakende taken Mogelijkheid tot standaardisatie (i.v.m. functiebeoordeling en certificatie) Duur en continuïteit van taken Mogelijkheid van 'opwaartse doorstroom' Kwaliteit van diensten
-
-
+
+
++
-
-
++
+
++
-
+
++
+
+
-
-
-
+
++
-
+
+
++
++
-
-
-
++
+
-
-
-
+
+
- = geen bijzonderheden op dit vlak + = eisen op dit vlak ++ = hoge eisen op dit vlak (Bron: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) Uitsluitend vrijwillig!?) Voorzieningen rondom begeleiding Begeleiding kent twee kanten, de begeleiding van de persoon in het werk en de begeleiding in de uitvoering van het werk in relatie tot de beperkingen. De eerste type begeleiding moet geboden worden door iemand die verbonden is aan de (vrijwilligers)organisatie, de tweede type begeleiding is specifiek voor de doelgroep. Er zijn verschillende voorzieningen om begeleiding voor mensen met een beperking naar het vrijwilligerswerk te verkrijgen. De begeleiding van de vrijwilliger met een beperking kan vanuit verschillende instanties plaatsvinden afhankelijk van de verwijzer en of uitvoerder, te weten: • Dagactiviteitencentrum; • Begeleid Vrijwilliger werken organisatie; • Begeleid (betaald) werken organisatie; • Reïntegratiebedrijf; • Vrijwilligerscentrale; • UWV; • Mee; • Sociale dienst gemeente. Vervoersvoorzieningen, hulpmiddelen en aanpassingen, toegankelijkheid van gebouwen en werkplekken en extra aanspraak op persoonlijke zorg zullen we in dit kader buiten beschouwing laten. De mogelijkheden daartoe staan uitgebreid op een rijtje in Vrij Baan Wet en regelgeving Mensen met een beperking moeten eerst via het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) of het CWI een indicatie halen om aanspraak te kunnen maken op bepaalde voorzieningen die vanuit verschillende wettelijke kaders plaatsvinden. Het werkterrein van het CIZ omvat: • Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten; • Wet voorzieningen gehandicapten;
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
28
• Sociaal-medische voorzieningen. Het werkterrein van het CWI omvat als hoofdtaak: • Bemiddelen van werkzoekenden naar werk, waaronder uitvoering van indicatie voor de wet op Sociale werkvoorziening (WSW). Het CWI is de poortwachter voor ‘werk boven inkomen’. Dit houdt twee dingen in: a) CWI ondersteunt mensen maximaal in het vinden van een baan, voordat een uitkering ter sprake komt; b) CWI houdt in de gaten of personen recht (blijven) hebben op een uitkering.
Indicatie WSW via CWI Vanaf 1 januari 2006 gaat CWI vaststellen of mensen in aanmerking komen voor werk via de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Mensen die niet in aanmerking komen voor een indicatie Wsw, vallen niet buiten de boot door de samenwerkingsafspraken die CWI met UWV en het CIZ heeft gemaakt. Samengevat houden de afspraken het volgende in: gemeenten en UWV zorgen ervoor dat mensen die niet in aanmerking komen voor werken via de Wsw omdat ze te veel capaciteiten hebben (bovengrens), via een reïntegratietraject aan regulier werk worden geholpen. CIZ regelt passende zorg voor de groep die in verband met de ondergrens niet via de Wsw mag werken, bijvoorbeeld in de vorm van dagbesteding. Mensen die van CWI wel een indicatie Wsw krijgen, worden overgedragen aan de gemeente. Voor deze lokale samenwerking zijn afspraken opgesteld met gemeenten en sociale-werkvoorzieningsschappen (meerdere gemeenten werken vaak samen in een swschap). Bron: www.cwi.nl Indicatie Wsw in de keten De indicatie Wsw is geen geïsoleerde CWI-taak maar onderdeel van een breder ketenproces. Kandidaten maken vaak al gebruik van diensten van UWV, gemeente, reïntegratiebedrijven, zorginstellingen of speciaal onderwijs; deze instanties kunnen betrokkene naar CWI verwijzen voor de indicatie Wsw. Of de aanvrager nu tot de doelgroep behoort of niet, CWI informeert alle partners in de keten over het proces dat volgt na indicatie Wsw. Voor een goede werking van de keten, een klantvriendelijke dienstverlening, uitwisseling van gegevens en de kwaliteitsborging heeft CWI samenwerkingsovereenkomsten over de indicatie Wsw opgesteld. Op landelijk niveau zijn er overeenkomsten met UWV en CIZ (voor de Regionale indicatieorganen). Op plaatselijk/regionaal niveau zijn er samenwerkingsafspraken tussen CWI en gemeenten / werkvoorzieningschappen, UWVvestigingen en RIO's. Bron: www.cwinet.nl
Vanuit de AWBZ kan aanspraak gedaan worden op ondersteunenden en activerende begeleiding die door dagactiviteitencentra of begeleid vrijwillig werkenorganisaties (gelieerd aan de zorginstelling) geleverd wordt. Vanuit de wet REA kan aanspraak gedaan worden op ondersteuning bij oriëntatie, zoeken en behouden van werk. Het traject is aan strikte regels gebonden, zo is er een beperkte termijn waarop vrijwilligerswerk c.q. onbetaald werk verricht mag worden als onderdeel van een reïntegratietraject. Via de WSW of WSW begeleid werken regeling geldt een zelfde argument. In het kader van sociale activering kan via het UWV of de gemeente een vergoeding aangevraagd worden om begeleiding van een onbetaald traject te financieren. Vrijwilligers en uitkering
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
29
Omdat vrijwilligerswerk niet betaald wordt, heeft het meestal geen gevolgen voor de uitkering. Toch moet vrijwilligerswerk wel gemeld worden bij de uitkerende instantie. Voorwaarden om vrijwilligerswerk met een WAO-uitkering zijn: • Het mag uw gezondheid niet schaden. • Het mag uw kans op betaald werk niet verminderen. • Als het erg veel op gewoon werk lijkt en u kunt het goed aan, kan UWV u opnieuw willen keuren. Bron: www.werk.nl
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
30
5
Samenwerking
In dit hoofdstuk wordt een korte schets gegeven van een aantal specifieke zaken die betrekking hebben op samenwerking. Het onderwerp zal in het eventuele vervolgonderzoek nader uitgediept worden. Samenwerking op organisatieniveau: Bij arbeidstoeleiding van Wajong-gerechtigden zijn een groot aantal professionals betrokken. Zij werken in onderwijs (o.a. stagedocent, werkbegeleider), zorg (groepsbegeleider DAC, trajectbegeleider, jobcoach), reïntegratiemarkt ( UWV arbeidsdeskundige jonggehandicapten (ADJ-er) of arbeidsdeskundige, arbeidsadviseur, consulent arbeid MEE, begeleider van BW-organisatie of RIB). Vrijwilligerswerk maakt steeds vaker onderdeel uit van het traject naar werk. Al deze professionals werken steeds vaker samen hetgeen soms vastgelegd wordt in een convenant waarin de samenwerkingsafspraken vastgelegd worden (bijvoorbeeld MEE Nederland en UWV). Een aantal (professioneel werkende) vrijwilligerscentrales krijgen de laatste jaren steeds vaker de rol van onderaannemer in een reïntegratietraject. Zij nemen dan de cliënten die nog niet voor betaalde arbeid in aanmerking komen tegen betaling voor hun rekening (bijvoorbeeld toewijzing via de gemeente van mensen die voor sociale activering in aanmerking komen). Vanuit vrijwilligerswerk zijn er een aantal initiatieven genomen om bemiddeling en begeleiding van voornamelijk mensen met een lichamelijk functiebeperking vorm te geven. De Vrijwilligerscentrale Utrecht heeft de zogenaamde ‘Utrechtse aanpak’ ontwikkeld, die later in een aantal andere steden Nederland is overgenomen. De methodiek is beschreven door het Verwey-Jonker instituut. (Foolen, 2002). Ondanks (beperkte) promotionele activiteiten van de landelijke koepel heeft het gebruik van de methodiek door andere Vrijwilligerscentrales geen hoge vlucht genomen. Binnen CIVIQ constateert men dat medewerkers van vrijwilligersorganisaties niet snel denken aan bemiddeling van mensen met een functiebeperking. Er is in hun optiek nog een wereld te winnen als het gaat om samenwerking. Voorbeeld samenwerking op lokaal niveau sVM heeft een samenwerkingsproject in Dordrecht uitgevoerd. verschillende partijen vormden een samenwerkingsverband met als doel mensen te bemiddelen naar en begeleiden in vrijwilligerswerk de organisaties waren Syndion, een stichting dienstverlening aan mensen met een handicap, Gemiva-SVG groep (activiteitencentrum) en de vrijwilligersvacaturebank Dordrecht) De conclusie in het project was dat samenwerking heel veel opleverde, maar dat er ook geinvesteert moet worden in het realiseren van goede randvoorwaarden. - Korte lijnen; - Men heeft elkaar leren kennen; - Er zijn nieuwe wegen ontdekt; - Men heeft kennis genomen van elkaars werkmethode en deze op elkaar afgestemd; - Nazorg en goede afspraken daarover zijn erg belangrijk; - Helderheid over de financiële verantwoordelijkheden moeten in het begin worden bewerkstelligd.
Gemeentelijk niveau:
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
31
Het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) vormt samen met Uitvoeringinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de Gemeentelijke Sociale Dienst de zogenaamde ‘keten voor werk en inkomen’. In nauwe samenwerking met de ketenpartners wordt de gedachte ‘werk boven inkomen’ verwezenlijkt. CWI is de eerste schakel in de keten. Elke werkzoekende meldt zich eerst bij CWI. Voor werk en – als dat nodig is - voor inkomen. CWI maakt zich sterk om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar te laten aansluiten en koppelt werkgevers aan werkzoekenden. CWI richt zich hierbij ook op bijzondere groepen werkzoekenden zoals ouderen, herintreders, jongeren, etnische minderheden en arbeidsgehandicapten. De hierboven geschetste situatie is een ideaaltypisch plaatje, in de praktijk is de routing en begeleiding van de doelgroep nog een zoeken naar de juiste wegen om samen te werken. Samenwerken in de praktijk Samenwerking stuit in de alledaagse praktijk nogal eens op praktische bezwaren. Onderzoek naar knelpunten is mondjesmaat voorhanden. In de quickscan binnen het welzijnswerk Brengen én halen, 2003 worden diverse knelpunten genoemd waaronder: problemen bij het werven, begeleiden en binden van vrijwilligers. Beroepskrachten zeggen behoefte te hebben aan ondersteuning op dit punt, niet alleen op beleidsniveau maar ook in de praktische uitvoering. Knelpunten die in de praktijk genoemd worden zijn onder andere: te weinig vrijwilligers, niet weten hoe nieuwe groepen vrijwilligers te bereiken en te binden en geen passende begeleidingsmethoden voor vrijwilligers. Verder wordt genoemd dat professionals in het welzijnswerk behoefte hebben aan ondersteuning onder andere bij het bereiken en ondersteunen van specifieke categorieën vrijwilligers zoals gehandicapten, allochtonen en ex-psychiatrische patiënten. In de publicatie Maak werk van werk, 2002 wordt het belang vermeld van vormen van praktijk- en leerplekken waar deelnemers op een realistische wijze worden voorbereid op werk. Immers een aantal wezenlijke vaardigheden zoals beroepshouding en sociale vaardigheden komt juist in de praktijk en stageplaatsen aan de orde. Acquisitie van werk wordt een valkuil voor de zorgsector genoemd. De sector heeft de neiging om zaken bij zich zelf te houden en zelf te ontwikkelen (o.a. werkprojecten) in plaats van gebruik te maken van bestaande regelingen en zich te oriënteren op aanwezige infrastructuren in de regio. Naast onnodige investeringen betekent dit ook een gemiste kans op het gebied van normalisatie en integratie. Voorbeelden van samenwerkingsprojecten staan vermeld in Vrijwillig werk, werkt! (zie literatuurlijst) o.a. i.s.m. de gemeentelijke dienst Openbare Werken (wijkserviceteam) en buurtbewoners werken aan het leefbaar maken van de buurt; i.s.m. Stichting Welzijn en gemeentelijke Sociale Dienst is een dienstenwinkel gestart, om een opstap naar werk te maken, voor mensen die langdurig een uitkering hebben
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
32
6 Inventarisatie werkveld In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit het werkveld, of beter gezegd, de werkvelden gepresenteerd. Wellicht ten overvloede vermelden we nogmaals dat wat respondenten over een onderwerp noemen een weergave is van hun perceptie van de werkelijkheid. De nadruk in de gesprekken met begeleid werken organisaties lag vaak op mensen met een verstandelijke functiebeperking omdat hun doelgroep daar grotendeels uit bestaat. Voor de vrijwilligersorganisaties en – centrales gold dat zij wel ervaring hadden met een meer gemengde doelgroep (met een beperking). Met deskundigen van begeleidwerken organisaties voor mensen met een beperking en deskundigen van vrijwilligersorganisaties c.q. –centrales zijn gesprekken gevoerd. Vooraf is een vragenlijst (zie bijlage 1) en een korte versie van het projectplan toegestuurd, om de geïnterviewden te informeren over het projectidee. De vragenlijst diende als leidraad voor het gesprek. De uitruil zoals dit in het projectvoorstel beschreven staat behelst: Laat begeleidwerkenorganisaties die vanuit de zorg zijn ontstaan, kosteloos de begeleiding op de werkplek bieden tijdens het vrijwilligerswerk in ruil voor een aantal vacatures waar deze begeleidwerkenorganisaties vervolgens hun eigen cliënten kunnen plaatsen. De kernvraag van het onderzoek luidt vervolgens: Welke voorwaarden moeten worden gerealiseerd om een de uitruil van diensten tussen de begeleidwerkenorganisatie en het vrijwilligerswerk haalbaar en aantrekkelijk te maken, ten dienste van het traject van de jongeren ? Deelnemers interviews Organisatie Baantraject Esdégé-Reigersdael, Centrum Begeleid Werken Stichting AGO Odion Begeleid Werken Vrijwilligerscentrale Utrecht Stichting Reinaerde, vrijwilligersorganisatie Vrijwilligerscentrale Hilversum
Geïnterviewde Els Kuijt Joep Gelens Corine van de Burgt en Jeanne Arts Yvonne Jansen Jes Kleijnen Gini Lentferink Sjanie Laterveer
We zullen hieronder de resultaten beschrijven uit de interviews aan de hand van zes onderwerpen: • Algemeen; • Samenwerking; • Wet- en regelgeving; • Ingang; • Financieel; • Meerwaarde. Algemeen Respondenten geven aan met meerdere organisaties samen te werken maar weinig specifiek met begeleidwerkenorganisatie en of een vrijwilligersorganisatie c.q. – centrale (Dit geldt voor twee van de vier begeleidwerkenorganisaties en een van de drie vrijwilligers-organisaties c.q. -centrales). Een aantal organisaties zijn enthousiast
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
33
over het idee van een uitruil van diensten, anderen worden gaandeweg het gesprek enthousiaster en gaan de voordelen zien van een dergelijke uitruil. Er zijn weinig ervaringen met een uitruil van diensten (zoals in dit project voorgesteld) en als ze er al zijn, zijn ze veelal op een enkele ervaring gestoeld. Soms liggen er negatieve ervaringen aan ten grondslag of zijn de grenzen niet echt verkend en is men al eerder afgehaakt, waardoor er van samenwerking nog geen sprake was. Toch zijn er wel veel ideeën over mogelijkheden en belemmeringen gegeven in de interviews. Deze antwoorden hebben we hier in de volgende zes items vrij letterlijk weergegeven. Zaken die niet aan de orde komen of missen zijn niet verteld in het interview en zijn dus ook niet weergegeven in deze paragraaf. Verder is van belang te weten dat we met name met begeleid vrijwillig werkenorganisaties (betaald vanuit de AWBZ) gesproken hebben, in tegenstelling tot begeleid betaald werkenorganisaties die via gemeente (WSW of WSW begeleid werken) of via het UWV (wet REA) betaald worden (zie ook paragraaf 5, Wet en regelgeving). De regeling via de AWBZ gaat over onbetaald begeleid werken en biedt het voordeel dat er geen tijdslimiet verbonden is aan de financiering van de begeleiding op de werkplek, hetgeen wel het geval is bij beide andere regelingen. Vrijwilligerscentrales worden gesubsidieerd door de gemeente. Zij kunnen lid zijn van de landelijke vereniging voor vrijwilligers: NOV, waar overigens vrijwilligersorganisaties ook lid van kunnen zijn. Vrijwilligerscentrales verschillen in: • Mate van professionaliteit; • Verdeling van betaalde krachten en vrijwilligers; • Inhoud van werkzaamheden. Het beeld van vrijwilligersorganisaties is daarom wisselend omdat de uitvoering van een centrale erg kan verschillen. Gemiddeld dertig à veertig procent van de cliënten van een begeleid (vrijwillig) werkenorganisatie werken als vrijwilliger. Ze werken in een manege, DAC baliemedewerker, verzorgingstehuis, kinderdagverblijf, ziekenhuis, buurthuis, peuterspeelzaal e.d. De bemiddeling vanuit een begeleid vrijwillig werkenorganisatie wordt vaak geregeld via hoofden van afdelingen of hoofd van P&O van een bedrijf en niet via de coördinator van het vrijwilligerswerk. Onbetaald werk wordt niet vaak vrijwilligerswerk genoemd, daar hoort een ander beeld bij: sociaal vaardig en zelfstandig kunnen werken. Daarnaast beslaat vrijwilligerwerk in de beeldvorming maar een paar uur per week, het is voornamelijk voor mensen die een paar uur over hebben zoals ouderen. Mensen werken veelal als vrijwilliger vanuit idealisme of passende tijdsinvulling. Mensen met een beperking worden vaak niet gezien als een producent van vrijwilligerswerk. Persoonlijk (negatieve) ervaringen van medewerkers bij bemiddeling naar vrijwilligerswerk via een centrale spelen een belangrijke rol (zie ook paragraaf 4 Beeldvorming). Voorstanders van samenwerking vinden dat uitwisseling tussen begeleidwerkenorganisaties en vrijwilligerscentrale (c.q. –organisaties) voordelen biedt. Vrijwilligerscentrales hebben aandacht voor de klant en weten over welke vacatures ze het hebben, kennen de organisaties en de mensen die begeleiden. Zij kunnen goed advies geven over de match tussen een organisatie, vacature en een
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
34
bepaalde klant. Een respondent heeft de ervaring dat kleinere centrales meer kwaliteit bieden dan grote vrijwilligerscentrales, deze hebben over het algemeen minder tijd. Ook wordt door haar de suggestie gedaan om iedereen die werkeloos is onbetaald werk aan te bieden en bijvoorbeeld te laten kiezen uit 5 vacatures. Dit zou standaard ingevoerd moeten worden voor iedere werkeloze, gehandicapt of niet, om werkervaring op te doen en maatschappelijk beter te kunnen functioneren. Ook wordt benadrukt dat juist voor langdurige trajecten onbetaald werk / vrijwilligerswerk van groot belang is, dit geldt met name voor de groep Wajongers die een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt, o.a. schoolverlaters van het VSO en Praktijkonderwijs. Hiervoor is het nodig dat niet alleen op uitvoeringsniveau afspraken gemaakt worden maar ook op beleidsniveau (het Wajongteam van het UWV kan hierin een belangrijke voortrekkersrol hebben). Vanuit de AWBZ gefinancierde instellingen zou er meer aandacht besteed moeten worden aan instromen in individueel begeleid vrijwilligerswerk. Dit bevordert in belangrijke mate de doorstroom naar betaald werk. Voorbeeld Een begeleidwerken organisaties werkt samen met een aantal vrijwilligersorganisaties op het gebied van wonen, verpleging en verzorging. Vrijwilligers worden gekoppeld aan cliënten met name uit de dagbestedinggroep. Het gaat dan om werkzaamheden als maaltijden verzorgen of eten geven aan bewoners, tuinonderhoud, wandelen, praatje maken, koffie serveren en dergelijke. Voorbeeld Een begeleid vrijwillig werkenorganisatie plaatst middels groepsdetachering 7 cliënten individueel binnen een organisatie. Zij doen hier allemaal verschillend vrijwilligerswerk en worden begeleidt door een trajectbegeleider van de begeleidwerken organisatie. Het is een vorm van dagbesteding waarbij cliënten in de samenleving functioneren en basiswerknemersvaardigheden aanleren (zoals op tijd komen leren omgaan met collega’s werkgever en opdrachten leren uitvoeren). Commercieel kan het uit door een trajectbegeleider op 7 cliënten te detacheren in een bedrijf. Daarnaast wordt er in nonprofitorganisaties een onkostenvergoeding gevraagd van maximaal 700 euro op jaarbasis, waar o.a. de reiskosten van vergoed worden.
Samenwerking Voorwaarden voor het plaatsen van cliënten uit de zorg in vrijwilligerswerk zijn: • Vaste structuur; • Eenvoudig werk; • Eenduidig werk; • Terugkerend / repeterend werk; • Werkleiders op de vloer die affiniteit en tijd hebben voor begeleiding. In de facilitaire dienst van een non-profitorganisatie is veel van dergelijk werk voorhanden. Ook zijn er goede ervaringen met buurthuizen, bijvoorbeeld als baliemedewerker. Bij acquisitie van toekomstig werk wordt altijd uitgegaan van de vraag van de klant, dan wordt er ook wel contact opgenomen met organisaties die vrijwilligerswerk hebben. Bij acquisitie wordt gelet op de omgeving, de begeleiding en de werkzaamheden of deze passend zijn bij de wensen en vraag van de cliënt. Om acquisitie goed uit te voeren is het van belang het netwerk met potentiële opdrachtgevers goed te onderhouden, door regelmatig langs te gaan (2x per jaar). Elkaar kennen van gezicht is van belang, als er een vraag of aanbod ligt weten
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
35
mensen je eerder te vinden. Zeker als je weet dat veel vacatures binnen het vrijwilligerswerk via het eigen netwerk worden vervuld. Voorwaarden om samenwerking op gang te brengen tussen vrijwilligerswerk en begeleidwerkenorganisatie zijn: • Als er over en weer bereidheid is werk aan te passen voor de doelgroep dan zijn er wel mogelijkheden om samen te werken; • Zorgvuldige afstemming met de samenwerkingspartner; • Betaling voor geleverde diensten; • Op basis van benutten van elkaars kwaliteiten; • Gericht op het tot stand brengen van een goede match tussen vrijwilliger en vrijwilligersorganisatie; • Goede plekken kennen waar mensen met een beperking welkom zijn; • Begeleiders op die werkplek kennen die beschikken over een bepaalde mate van inlevingsvermogen om te weten wat het betekent om met een beperking te werken en in te kunnen zoomen op de mogelijkheden en daar ook naar op zoek te gaan; • Creatief oplossingen zoeken bij problemen van praktisch van aard (bijvoorbeeld als iemand geen vervoersvergoeding krijgt op zoek gaan naar werk in de buurt waar de persoon op eigen gelegenheid naar toe kan komen); • Aandacht besteed aan het empoweren van Vrijwilligerswerk door meer status aan het werk te geven en dit positief in beeld te brengen. (Baantraject, de Begeleidwerkenorganisatie, werkt volgens de principes van EIM, Eigen Initiatief Model. Waarbij mensen leren nadenken over hun eigen stappen en leren oplossingen te bedenken voor hun eigen problemen. Hierdoor raken mensen meer overtuigd van hun eigen kunnen en krijgen op den duur meer zelfvertrouwen. Begeleider en cliënt focussen op de mogelijkheden van de persoon.); • Voorlichting over en weer zou veel van de beelden, mogelijkheden en beperkingen kunnen verhelderen. De FvO heeft o.a. een folder uitgebracht over: ‘Hoe ga je om met een verstandelijk gehandicapte? Stichting AGO is bezig deze folder aan te passen aan ‘Hoe gaat een werkgever en/of een werknemer om met een verstandelijk gehandicapte?’ Ze geven ook vaak presentaties bij grote bedrijven die werken met groepsdetachering. Daar wordt voorlichtingsmateriaal voor gebruikt als een video, folders e.d. Een begeleidwerkenorganisatie kan afspraken maken met de vrijwilligers-organisatie. Belangrijke voorwaarden om tot een goede samenwerking te komen zijn: • Presentatie geven over de mogelijkheden; • Aanwijzen van een contactpersoon in de vrijwilligersorganisatie; • Vastleggen van afspraken rond een cliënt in een vrijwilligersovereenkomst; • Bieden van coaching on the job o.b.v. dagdelen, AWBZ gefinancierd. Het wordt van groot belang geacht om tijd te nemen om draagvlak te creëren voor de samenwerkende organisaties, dit kan wel anderhalf jaar duren waarbij wel gestart wordt met onbetaald werk. Maar waar ook expliciet tijd geïnvesteerd wordt in voorlichting en de werkrelatie met de werkgever / collega’s. Belangrijk is om aandacht te besteden aan de manier waarop cliënten begeleid worden, vanuit een gelijkwaardige positie als een gewone werknemer. Het gevaar dreigt dat werken alleen maar leuk gemaakt moet worden voor cliënten, zij moeten juist een reëel beeld krijgen van de werkzaamheden en er moet daarom ook normale eisen aan hen gesteld worden.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
36
Naast deze afspraken zou het goed zijn om richtlijnen op te stellen voor vrijwilligerswerk / onbetaald werk, waarin zaken gedefinieerd en ingekaderd worden. Zodat cliënt, begeleider en werkgever weten waar ze aan toe zijn op het gebied van: • Wanneer stopt het onbetaalde traject en kan het over gaan in een betaald traject (al dan niet bij dezelfde werkgever); • Welke termijn beslaat het onbetaalde traject; • Welke doelen moeten er behaald worden; • Hoe vaak wordt het traject geëvalueerd, aan de hand van welke indicatoren. Op basis van deze richtlijnen kan de jobcoach dan een beoordeling maken en dit voorleggen aan de cliënt en de werkgever en later de uitkerende instantie. Het onbetaalde traject krijgt dan meer status waarbij zowel de rechten en plichten van alle betrokkenen meer expliciet en minder vrijblijvend wordt. Wanneer het vrijwillige/onbetaalde traject duidelijk ingekaderd wordt kan de verzekering beter geregeld worden. Nu wordt er vaak een stageovereenkomst vastgelegd maar hierin zijn de risico’s niet juridisch geregeld. De werkgever neemt het risico als er zich iets voor doet dan zal hij er voor moeten betalen zonder dat hij er voor verzekerd is, de werkgever is aansprakelijk. Dit zou beter geregeld moeten worden omdat het nu vaak een drempel is voor werkgevers om mensen in dienst te nemen voor een onbetaald traject. Dit vormt voor mensen die nog in de dagbesteding zitten en dus afhankelijk zijn van AWBZ een grote drempel om in profitorganisaties werkervaring op te kunnen gaan doen. Belemmeringen die een samenwerking in de weg staan zijn: • Vanuit begeleid (vrijwillig)werkenorganisatie wordt er gewerkt vanuit de visie dat jobcoaches het gehele traject uitvoeren van aanmelding, intake tot plaatsing. Zij proberen mensen in eerste instantie in een regulier bedrijf te plaatsen en niet in een non-profitorganisatie als ingeschat wordt dat de persoon door kan stromen naar betaald werk. Bij bemiddeling naar onbetaald werk binnen een bedrijf wordt al bij het eerste gesprek besproken of doorstroom naar betaald werk tot de mogelijkheden behoort. De ervaring vanuit begeleid (vrijwillig)werkenorganisatie is dat veelal cliënten door kunnen stromen bij het zelfde bedrijf van onbetaald naar betaald werk. Bij het zoeken van werk is de vraag van de cliënt het uitgangspunt. Vier dagdelen is het minimum op een werkplek en niet meer dan twee verschillende werkplekken in de week. De reden hiervan is dat het in het verleden voorkwam dat mensen wel 5 verschillende werkplekken hadden, veel te chaotisch. Nu kun je ook verdieping aanbrengen in de werkzaamheden en taken aanleren daarvoor is dit minimum gesteld. Steeds meer cliënten wonen via individueel begeleid wonen en moeten zelf of samen met de thuiszorg hun huishouden doen. Dan komt het vaak voor dat ze nog maar 8 dagdelen willen werken, combinaties van dagbesteding en begeleid werken behoren ook tot de mogelijkheden maar ook 8 of 9 dagdelen begeleid werken; • De jobcoach voert het hele traject uit en acquireert ook zelf een baan voor de cliënt. Hij heeft een goed beeld van de cliënt en weet wat de wensen, mogelijkheden en beperkingen zijn. Hierdoor is het makkelijker zoeken. Dan is men niet voor een overheveling van deze taak aan een ander, bijv. de vrijwilligerscentrale ook al heeft deze veel kennis van de vacatures in haar bestand. Dat geldt ook voor een vrijwilligerscentrale, hun twijfel richt zich met
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
37
•
•
•
name op de overheveling van begeleiding, die geven ze ook liever niet uit handen. Vanuit begeleid (vrijwillig)werkenorganisatie zijn ze tevreden over de werkwijze zoals die nu plaatsvindt en zien geen noodzaak dit te veranderen of uit te breiden. Ze twijfelen of er tijdswinst geboekt wordt met het uitbesteden van de acquisitie. Een voorziening voor dagbesteding voor mensen met een handicap heeft steeds minder moeite met het vinden van werk. Dat heeft verschillende redenen, managers zijn integraal verantwoordelijk voor de dagbesteding van hun cliënten hierdoor zijn zij veel actiever in het opzetten van allerlei projecten die voldoen aan de visie van deze voorziening (cliëntgericht’ en ‘vermaatschappelijking’). Daarnaast maakt de voorziening al jaren beleid op het ‘jobfinding’, hier wordt apart aandacht aan besteed, het is een vak apart. Samen werpt dat nu zijn vruchten af; Vrijwilligersorganisaties of centrales denken veelal vanuit een standaard en zijn weinig flexibel om werkzaamheden aan te passen aan de competenties van de klant. Dit bemoeilijkt het vinden van een ingang voor samenwerking;
Regelingen die een uitruil mogelijk maken De hoofdmoot van de cliënten van een begeleidwerkenorganisatie die gelieerd is aan de zorg vallen onder de AWBZ. Een deel maakt gebruik van de wet REA, dit kunnen diverse producten inhouden zoals ‘arbeidstraining’ of ‘Persoonlijke Ondersteuning’ (PO). Anderen maken gebruik van een ‘Individuele Reïntegratie Overeenkomst’ (IRO), waarbij de cliënt ondersteuning zelf inhuurt met zijn eigen reïntegratiebudget. Begeleiding op de werkvloer, ook als het gaat om een onbetaald traject, wordt gefinancierd uit AWBZ-gelden of via de wet REA. In de praktijk maakt men gebruik van financiering van onbetaalde, vrijwillige trajecten in het kader van een arbeidstoeleidingstraject door onder de noemer van ‘test en training’ of ‘arbeidstraining’ begeleiding aan te vragen bij het UWV (dit geldt voor personen met een REA-status die langere tijd nodig hebben om zich voor te bereiden op betaald werk). Iemand kan dan gedurende een half jaar werkervaring opdoen in een regulier bedrijf met ondersteuning van een jobcoach. Een opbouw van de werkzaamheden vanaf 1 uur per week behoort tot de mogelijkheden. Voor het AWBZ verhaal geldt geen tijdslimiet. Het is van belang goed te beargumenteren naar het UWV waarom een arbeidstraining op zijn plaats is. Met namen argumenten die benadrukken dat arbeidstraining noodzakelijk is om een traject naar betaald werk te kunnen realiseren zijn van belang. Argumenten kunnen zijn: • De persoon in kwestie kan nog geen betaald werk verrichten, dit is getoetst aan praktische opdrachten (bijv. ga je auto wassen en schrijf op wat je daarbij tegenkomt en in welke tijd je deze klus geklaard hebt. Als dan blijkt dat iemand er 4 uur over doet en 2 dagen van slag is dan vergt het nog teveel energie van iemand, of kan hij het niet goed plannen of door andere oorzaken.) Door het laten uitvoeren van praktische opdrachten wordt achterhaald wat iemands huidige fysieke belastbaarheid is. Een vrijwilligersorganisatie kan ondersteuning / begeleiding aanvragen bij een erkende jobcoachorganisatie op basis van ondersteunende of activerende begeleiding. Zolang iemand maar geïndiceerd is voor werken in de SW of onder de wet REA valt.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
38
Sommige Vrijwilligerscentrales werken met een ‘Traject op maat’ hetgeen wordt gefinancierd door het UWV. De toestemming voor trajectbegeleiding door de vrijwilligerscentrale van een dergelijk traject voor een WAO-er of Wajonger loopt via de Gemeente en dossieronderzoek bij het UWV. (Voorbeeld: Bij een vrijwilligerscentrale vinden per jaar 50 mensen via dit traject een weg naar werk of opleiding). Soms heeft een vrijwilligersorganisatie te maken met het schrijven van een verantwoording, bijvoorbeeld op het moment dat mensen via een reïntegratiebureau of via de gemeente doorverwezen worden. Die mensen moeten kunnen aantonen dat zij vrijwilligerswerk doen anders worden ze gekort op hun uitkering. Ook informeren ze de gemeente wel ongevraagd over een traject. Voorbeeld Een man van middelbare leeftijd meldt zich aan met de vraag dat hij vrijwilligerswerk moet doen van de gemeente anders moet ik gaan solliciteren. Hij was erg handig en wilde wel klussen doen. Hij kreeg een vrijwilligersplek aangeboden voor 4 uur per week, puzzels maken, fietsen repareren en dergelijke. De gemeente belt op een gegeven moment om te vragen wanneer hij uitbreiding naar 20 uur kan krijgen. De man heeft na aanmelding zich vaak niet laten zien en bleek geen betrouwbare vrijwilliger. Hij wilde alleen zijn sollicitatieplicht ontduiken, daar steken we dan wel op een gegeven moment een stokje voor.
Ingang De toegankelijkheid en bekendheid van de vrijwilligerscentrale zelf is naar de inschatting van de vrijwilligerscentrales niet erg groot. De centrale zelf richt zich op geen enkele wijze actief op de doelgroep. Het is toch een houding van wij draaien, u mag komen, maar we gaan niet actief naar u op zoek . Via diverse ingangen komen vrijwilligers met een Wajong-uitkering binnen bij de centrale: • UWV (sociale activering); • Zelfmelders (vaak via belangenorganisaties); • Zelfmelders (via een zorgorganisatie); • Via RIB (huren veelal een tussentraject (vrijwilligerswerk)in). De vrijwilligerscentrale voert soms zelf de begeleiding uit van deze mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, waaronder WAO-ers en Wajongers. Vrijwilligers hebben zeer uiteenlopende motivaties om deel te nemen aan vrijwilligerswerk o.a. • Stage lopen voor studie; • Nuttige vrijetijdsbesteding voor o.a. WAO-ers; • Opstap naar betaald werk voor mensen die (re)integreren via een reïntegratiebureau; • Als alternatief om niet te hoeven solliciteren voor mensen met een uitkering via de sociale dienst van de gemeente. Qua aantal vacatures zijn mensen met een beperking best plaatsen (ongeveer10 per jaar), hierbij gaat het om een beperkt aantal uren per week, zeker in het begin. Heel vaak is dat in het begin ook voldoende, soms loopt het aantal uren op na verloop van tijd. De filosofie is beter klein beginnen en dan uitbouwen, dan starten met veel uren die op een teleurstelling uitdraaien. Qua plaatsing bij vrijwilligersorganisaties zijn er wisselende ervaringen. Veel organisaties tonen zich in geval het een concreet verzoek betreft wel bereid om te kijken naar mogelijkheden. Een (extreem) voorbeeld waarin het niet lukte was dat de Unie voor Vrijwilligers (UVV), een licht verstandelijk gehandicapte vrouw
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
39
afgewezen heeft door zich te beroepen op hun statuten: een vrijwilliger moet “recht van lijf en leden” zijn. Die organisatie is dan ook uit het vacaturebestand van de vrijwilligerscentrale gehaald. Organisaties willen vaak wel een plek maken, maar willen er niet te veel gedoe mee hebben. Het moet niet te veel tijd kosten. Drempelverlagend voor een uitruil zijn: • Elkaar kennen en weten wat je van elkaar kan verwachten; • Elkaar weten te vinden; • Vrijwilligers die weten over welke werkzaamheden het gaat binnen een (vrijwilligers)organisatie en die de begeleider daar kennen kunnen een betere match tot stand brengen. Dat is voor de kwetsbare groep waar we het over hebben van groot belang; • Open staan, invoelend vermogen en mensenkennis zijn belangrijke voorwaarden voor een goede uitruil van diensten. Een begeleidwerkenorganisatie werkt soms intensief samen met diverse vrijwilligersorganisaties als Wonen plus, verpleegtehuizen en buurthuizen. Het gaat dan om activiteiten als: wandelen, praatje maken, koffie ronddelen, verzorging, maaltijden rondbrengen, tuinen onderhouden en dergelijke. Vrijwilligers worden gekoppeld aan een cliënt die op die manier leert van de vrijwilliger hoe hij zijn werk moet doen. Op deze manier kunnen mensen die voorheen in de dagbestedingcentra zaten nu maatschappelijk actief zijn. Het gaat hier om individuele werkplekken waarbij cliënten ondersteund worden door een jobcoach, met het doel zich te ontwikkelen richting betaald werk. Voor de mensen met een lichamelijke beperking is vrijwilligerswerk veel gebruikelijker. In de instellingen voor lichamelijk gehandicapten werken ook veel meer vrijwilligers. Voor de GGZ-cliënten is er ook een meerwaarde in deze uitruil mogelijk. Trajectbureaus (GGZ) hebben nog weinig zicht op de vacatures voor hun doelgroep. Er zijn wel steeds meer cliënten die zich oriënteren op werk via vrijwilligerswerk aan het einde van hun behandeling. Financieel Meerdere vrijwilligersorganisatie en/of –centrales geven aan dat dit punt niet zo speelt. Er is wel het gevoel dat de ‘commerciële bureaus’ het grote geld pakken terwijl zij voor een schamele subsidie van de gemeente de contacten hebben en het werkveld kennen, maar er ondertussen aan alle kanten bezuinigd wordt. Daardoor komt er ook steeds meer druk op het vrijwilligerswerk te staan, er wordt steeds meer van vrijwilligers verlangd. Hierdoor komt de groep mensen met een beperking moeilijker aan het werk, ook binnen het vrijwilligerswerk. Een van de geïnterviewden geeft aan dat hun vrijwilligerscentrale niet zomaar vacatures zal weggeven aan deze kwetsbare groep. Zij verzamelen deze vacatures met veel zorg en tijd en dat is ook nodig om dit bestand te onderhouden. Zij staan garant voor een goede afstemming met de organisatie die vrijwilligers zoekt. Eigenlijk willen ze ook niet dat mensen via de vacaturebank van de centrale (de website) zelf contact opnemen met een organisatie omdat het vaak mis gaat. Alleen de mensen die zelf goed weten wat ze willen en als vrijwilliger direct plaatsbaar zijn kunnen gebruik maken van de vacaturebank. Dit is overigens niet aangegeven op de site zelf.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
40
Via de wet REA kan begeleiding op de werkvloer van de vrijwilliger (Wajongers) vergoed worden via een erkende jobcoachorganisatie. Een jobcoach kan een aanvraag ‘arbeidstraining’ bij het UWV indienen als het gaat om sociale activering en een aanvraag voor ‘persoonlijke ondersteuning’ / ‘jobcoaching’ als het gaat om begeleiding van onbetaald werk als onderdeel van een traject naar betaald werk. Daarnaast vindt financiering van de begeleiding veelal op basis van de AWBZ plaats. Het vervoer wordt soms door de werkgever vergoed. In non-profit organisaties wordt standaard een onkostenvergoeding per cliënt gevraagd, de maximale vergoeding die een cliënt per jaar mag optellen bij zijn uitkering is ± 700 euro per jaar, waar de vervoers-kosten van betaald kunnen worden. Anders probeert men in het kader van sociale activering ook wel de kosten via de Gemeente te laten vergoeden. Als mensen nog gebruikmaken van de AWBZ kan o.b.v. dagdelen dagbesteding wel een vervoersvergoeding aangevraagd worden. Bij groepsdetachering wordt een vergoeding van de begeleider gevraagd aan een commercieel bedrijf (50% van loonkosten). (Als een begeleider op 7 cliënten in een groepsdetachering werkt is het voor de instelling commercieel uit te voeren.) Door grotere concurrentie in de regio en dat de dagbesteding waarschijnlijk onder de WMO komt te vallen e.d. wordt er binnen de zorginstelling veel meer gecalculeerd. Meerwaarde Over de meerwaarde van een uitruil van diensten zijn de respondenten het opvallend eens; allen geven aan dat zij er de zin en het nut van inzien. Begeleidwerken organisaties zouden meer en vaker gebruik moeten maken van vrijwilligerswerk. Ieder traject naar werk zou na de intakefase (het stellen van een diagnose waar wij 2 maanden voor uittrekken) gevolgd moeten worden door te starten met onbetaald werk. Argumenten die voor een snelle onbetaalde of vrijwillige arbeidsinpassing gelden zijn o.a.: het opdoen van arbeidsritme en de betekenis van werken leren kennen. Vrijwilligerswerk legt minder druk op de werknemer en is goed in te passen in een traject van sociale activering. Een tussenstap van vrijwilligerswerk levert winst op voor de begeleidwerkenorganisatie. Elkaars mogelijkheden beter leren kennen werkt vaak het beste, face to face contact. De plus zien zij vooral aan de kant van de klanten, voor hen levert het veel op qua arbeidsvreugde, er weer bij horen, eigenwaarde. Organisaties ervaren het vaak als extra handen of een goede daad, ze doen het uit sociaal gevoel voor de klant of uit ideële maatschappelijke motieven, die mensen moeten ook een plekje hebben. Dat geldt vooral voor mensen met een verstandelijke beperking. De uitruil van diensten tussen vrijwilligerswerk en begeleid werken is met name voor langdurige trajecten van belang, hier gaat het met name om onbetaalde trajecten die op die manier gefinancierd kunnen worden. Onderstreept wordt dat er op managementniveau beleid gemaakt moet worden om onbetaalde trajecten met begeleiding van een jobcoach ook in de toekomst te waarborgen. De meerwaarde zit hem in de samenwerking. Het gaat niet alleen om de match tussen vrijwilliger en cliënt tot stand te brengen. Ook verwanten en begeleiders zijn belangrijke partijen in de samenwerking. “Als er een ‘braampje’ in de samenwerking tussen deze vier partijen zit dan werkt het niet meer”. Een uitruil biedt alleen meerwaarde als:
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
41
• • • • • • • • • •
De begeleider bekend is met de persoon; De samenwerkingspartner gericht is op versterking van elkaar i.p.v. concurrentie Er duidelijke afspraken gemaakt kunnen worden over taken, rollen e.d.; Banen die meer uren per week beslaan; Doorverwijsrol; Voorlichting bij mensen met een beperking; Begeleiding als mensen tot de doelgroep behoren en een AWBZ-indicatie hebben; Aanbieden basiscursus vrijwilligerswerk (betekenis voor begeleiding van werken met een handicap); Bedrijven die bij Begeleidwerkenorganisaties melden dat ze werk voor een paar uur per week hebben doorgeven aan vrijwilligerscentrale; Plaatsen van vacatures van vrijwilligerscentrale in de vacaturekrant van de begeleidwerkenorganisatie, om mensen er bekend mee te maken.
Ander opties voor een win-win situatie en een beter gebruik van elkaars diensten zijn: • Aan mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt bij de start in de vrijwilligerscentrale een ‘traject op maat’ standaard aanbieden. Een alternatief zou kunnen zijn om ook te kijken naar welke begeleiding mensen momenteel ontvangen en of zij daar gebruik van kunnen blijven maken gedurende het traject naar werk, daar zou de vrijwilligerscentrale dan op aan kunnen sluiten; • Een voorstel is om iedere werkeloze (Wajonger) een periode vrijwilligerswerk te laten verrichten, waarbij hij uit 5 alternatieven kan kiezen; • Een andere optie is om structureel in het traject van Wajongers een onbetaald traject, vrijwilligerswerk aan te bieden (30% van de Wajongers zijn direct plaatsbaar, we hebben het hier over de 70% die niet direct plaatsbaar is). Hier kunnen bulkafspraken over gemaakt worden. Bijvoorbeeld wordt een afspraak gemaakt met een bedrijf dat de begeleidwerkenorganisatie een groepsgewijze training geeft, waarbij gewerkt wordt met doelen, termijnen en resultaten, in ruil voor een vast aantal vrijwillige plaatsingen in het bedrijf per jaar. Door de begeleidwerkenorganisatie wordt een programma van een half jaar ontwikkeld voor zowel de vrijwilligers als de begeleiders en werkgevers die vrijwilligers gaan ondersteunen in het bedrijf. Voor wat hoort wat en beiden worden er wijzer van; • De meerwaarde van samenwerking zou kunnen liggen in het verkrijgen van een overzicht van vacatures in een bepaalde branche. Succesvolle bemiddeling stimuleert de samenwerking; • Met andere zorginstellingen in de regio een uitwisseling van werkplekken met gesloten beurs tot stand brengen; (bijvoorbeeld in het project ‘het oude weeshuis’ te Monnickendam); • Inzicht verkrijgen in vacatures en hierover met elkaar in gesprek komen. Vrijwilligerscentrale als tussenpersoon en extra bemiddeling; • Mogelijk interessant bij zoeken van bedrijven bij groepsdetachering. (Dit kan ook betekenen dat er 7 cliënten werkzaam zijn binnen een bedrijf allemaal individueel aan het werk op een ander afdeling met 1 begeleider van de begeleid werkenorganisatie: voorbeeld verpleegtehuis Wittenberg).
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
42
7. Samenvatting In dit hoofdstuk geven we een samenvatting van het tot nu toe verzamelde materiaal op de vijf themagebieden, voor de bijbehorende vragen verwijzen we naar bijlage 1. De 5 themagebieden zijn: 1. Samenwerking 2. Wet en regelgeving 3. Ingang 4. Financiën 5. Meerwaarde. Daarna gaan we in op voor en tegenargumenten om de uitruil van diensten verder uit te werken en de afwegingen die daarbij mogelijk een rol spelen. Samenwerking Zowel uit de literatuur als uit de interviews komt naar voren dat de kernvraag van dit project in feite draait om het bevorderen en mogelijk maken van samenwerking tussen sectoren die elkaar nu in de praktijk niet of nauwelijks tegenkomen. Dat is niet altijd erg, maar in dit geval blijkt dat er sprake is van organisaties die deels dezelfde doelen trachten te realiseren, dan wel zeer aanvullend aan elkaar operen. Dat ze elkaar daarbij zo weinig tegenkomen zegt iets over de wijze waarop trajecten langs elkaar heen lopen. In het oog springend en ook wel schokkend was het om te constateren dat er veel werk dubbel wordt gedaan en dat men zich vaak niet bewust is van de mogelijkheden die andere partijen te beiden hebben . Er liggen duidelijk een aantal gevoeligheden als het gaat om samenwerken. Gevoeligheden op het gebied van : - Deskundigheid: zelf verworven deskundigheid niet zomaar kosteloos willen openstellen voor of overdragen aan derden; - Concurrentie: binnenhalen en afschermen van klantgroepen ter behoud van de eigen organisatie; - Competitie: verwerven van competenties die buiten de eigen corebusiness liggen; - Financiën: door klantgroepen binnen te halen of te houden kunnen diensten in eigen beheer uitgevoerd worden, het gunstigst betaald door een opdrachtgever (UWV of gemeente). Daarnaast zijn er ook veel voorbeelden die in de overdracht van cliënten van de ene naar de andere organisatie misgaan (bijvoorbeeld in de overdracht van de ene naar de ander begeleider van een ander organisatie of door een fout in de te volgen procedure, met gevolg dat de cliënt geen sluitende aanpak ervaart en thuis komt te zitten), die de samenwerking niet bevorderen. Daarentegen zijn ook voorbeelden gevonden van een zeer soepel verlopende samenwerkingsketens Met name wordt geconstateerd dat het van belang is elkaars doelen te onderschrijven en te onderkennen. Een gezamenlijk doel is het bevorderen van
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
43
maatschappelijke participatie. Vrijwilligersorganisaties werken veelal vanuit een ideëel doel, mensen worden niet gedwongen werk te verrichten. Er wordt gefocust op een goede sfeer, veiligheid en goed inlevingsvermogen van begeleiders in hun medewerkers. Zij werken immers vrijwillig in die organisatie. Vanuit begeleid werkenorganisaties hebben cliënten de ambitie om te werken. Ook al is het onbetaald werk, het betekent werk. Zij willen niet geassocieerd worden met de term vrijwilligerswerk. Beperkingen en mogelijkheden in de samenwerking. 1. Er is onduidelijkheid over de gehanteerde termen en begrippen. De betekenis, maar ook de waarde van de begrippen ‘vrijwilligerswerk’ en ‘onbetaald werk’ verschillen sterk, afhankelijk van de (positie van de) persoon en de context waarbinnen de begrippen gehanteerd worden. Er is daardoor veel begripsverwarring. Het ophelderen van deze verwarring en het verhelderen van de verschillen en overeenkomsten in benaderingen en belangen is een belangrijk thema voor het vervolg. 2. Samenwerking komt in de praktijk met enige regelmaat voor. Het ontbreekt echter aan een systematische aanpak waarbij op gestructureerde basis uitwisseling plaatsvindt. De beeldvorming over en weer wordt heel sterk bepaald door een of twee, vaak negatieve, ervaringen. 3. De samenwerking tussen beide sectoren is te bevorderen door meer informatie en voorlichting te geven over beide organisaties en hun mogelijkheden, waardoor de beeldvorming op basis van informatie ontwikkeld kan worden. 4. Samenwerking rond een uitruil van vacatures (en begeleiding) lijkt voor beide organisaties een win-win situatie op te leveren. Vrijwilligerscentrales kunnen het gehele aanbod van vrijwilligersvacatures ontsluiten voor cliënten van begeleid werkenorganisaties. Dat betekent wel dat er een overdracht van gegevens plaats moet vinden en dat moet men ook willen en op kunnen vertrouwen dat er zorgvuldig mee omgegaan wordt. 5. Vrijwilligerscentrales zouden beter inzichtelijk moeten maken welke diensten ze wel en niet kunnen en willen verlenen en waar ze meer gebruik van zouden willen maken van de diensten van begeleidwerkenorganisaties. Mogelijkheden om de samenwerking die uit interviews en literatuur naar voren komen te verbeteren zijn: • Realiseer je dat anderen misschien net zo goed of beter geëquipeerd zijn voor een taak dan jij • Open stellen en de bereidheid tonen om werk aan te passen voor de doelgroep; • Zorgvuldige afstemming met de samenwerkingspartner; • Tegen betaling diensten leveren; • Helder zijn over de eigen belangen en afwegingen; • Elkaars kwaliteiten wederzijds weten te benutten. Voorlichting en informatie over en weer zou veel van de beelden, mogelijkheden en beperkingen kunnen verhelderen. Ook kunnen er duidelijke afspraken gemaakt worden tussen de begeleidwerkenorganisatie en de vrijwilligersorganisatie om tot een betere samenwerking te komen. Hierbij kun je denken aan vrijwilligersovereenkomsten, mate van begeleiding, aanwijzen contactpersoon en dergelijke. Naast deze afspraken zou het goed zijn om richtlijnen op te stellen voor het doen van vrijwilligerswerk c.q. onbetaald werk, om zaken in te kaderen en te definiëren. Zodat cliënt, begeleider en werkgever weten waar ze aan toe zijn.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
44
Richtlijnen kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld de doelen, termijn, evaluatie en de doorstroom van cliënten in het arbeidstoeleidingstraject. In algemene zin zou het bevorderen van meer ontmoeting en uitwisseling een belangrijke eerste stap zijn op weg naar het beter wederzijds benutten van mogelijkheden. Wet en regelgeving De belemmeringen liggen niet primair in de aard van de wet en regelgeving op het gebied van de sociale activering, WSW, de wet REA en de AWBZ. In principe bieden de huidige wettelijke kaders voldoende mogelijkheden om tot een uitruil en samenwerking te komen. De vraag waarom dit niet gebeurt is eerder gelegen in de interpretatie van de bestaande wet en regelgeving door de uitvoerders in de praktijk en of onbekendheid met de mogelijkheden, dan in de regelgeving zelf. Wel blijkt er onduidelijkheid te zijn over de lengte van het traject dat iemand vanuit de REA als vrijwilliger onbetaald kan werken. Ingang Op basis van de huidige informatie is er geen eensluidend oordeel te geven van de toegankelijkheid van het vrijwilligerswerk voor de doelgroep. Er tekent zich een beeld af dat de kansen en de toegankelijkheid voor mensen met een lichamelijke beperking en mensen met psychische handicap groter is dan voor mensen met een verstandelijke beperking. Vanuit begeleidwerken organisaties is voor de verschillende doelgroepen behoefte aan verschillende typen werkzaamheden. Inzicht geven in de wensen en voorwaarden voor de verschillende typen cliënten zou een goed onderdeel van het vervolgtraject zijn. Op basis van de huidige informatie is hiervan al wel een globaal beeld van de eisen die voor verstandelijk gehandicapten en laagopgeleiden gelden, te geven, waarbij de volgende voorwaarden aan werkzaamheden voor mensen met een beperking van belang zijn: - Laagdrempelige eenvoudige handelingen; - Sociaal veilige situatie; - Vaste structuur; - Eenduidig werk; - Terugkerend / repeterend werk; - Met duidelijke taken die substantieel zijn. Voor mensen met een lichamelijke beperking zijn de aard van werkzaamheden niet van primair belang, maar liggen de cruciale succesfactoren bij de fysieke toegankelijkheid en de acceptatie binnen de organisatie. Soms geldt juist zelfs dat mensen met fysieke beperkingen werk onder hun verstandelijk niveau doen, omdat ze ondergewaardeerd worden. Vrijwilligersorganisaties richten zich niet actief in hun werving op vrijwilligers met een beperking, maar zijn vaak wel bereid zich in concrete gevallen open te stellen. Gezien de vaak beperkte financiële middelen en mogelijkheden tot begeleiding in het werk, zijn bepaalde typen organisaties meer geschikt dan anderen. Typologie van organisaties waar de kansen op een uitruil het groots zijn. (Het gaat om een combinatie van de kenmerken, de vakjes met kruisjes zijn geschikt) pure vrijwilligers organisatie
door enkele professionals
vrijwilligers ondersteunde
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
professionele organisatie met
45
ondersteunde organisatie
organisatie
voor ons door ons dienstverlenend campaigning
X
enkele vrijwilligers X
X
X
X
X
Voorwaarden aan de bemiddeling door de vrijwilligerscentrale • Gericht op het tot stand brengen van een goede match tussen vrijwilliger en vrijwilligersorganisatie; • De vrijwilligerscentrale kent goede plekken waar mensen met een beperking welkom zijn; • Begeleiders op die werkplek kennen die beschikken over een bepaalde mate van inlevingsvermogen om te weten wat het betekent om mensen met een beperking te begeleiden bij het werk en in te kunnen zoomen op de mogelijkheden en daar ook naar op zoek te gaan; • Creatief oplossingen zoekt bij problemen van praktisch van aard (bijvoorbeeld als iemand geen vervoersvergoeding krijgt op zoek gaan naar werk in de buurt waar de persoon op eigen gelegenheid naar toe kan komen); Voorwaarden aan begeleiding van begeleid werkenorganisaties • Daadwerkelijk regelmatig begeleiding bieden op locatie, jobcoaching; • Goede afstemming met plaatsende organisatie.
Financieel De financiële kant van het kant van de uitruil zit complex in elkaar. De verschillende organisaties putten vaak uit heel andere geldstromen. De voorwaarden die verbonden zijn aan de inzet van de (veelal overheids)middelen vormen vaak wel het handelingsperspectief van de betreffende organisatie,. In de voorwaarden zit geen incentives op samenwerking. In eerste instantie lijkt geld niet het probleem. Maar als we verder doorvragen dan speelt geld wel degelijk een belangrijke rol. Ten eerste worden vrijwilligersorganisaties gesubsidieerd door de gemeente of betaald uit contributies en fondsen voor hun diensten. Zij hebben veelal geen geld om professionele ondersteuning aan te bieden bij de matching van vacatures voor cliënten van begeleid werkenorganisaties. Voor die organisaties is het werken met mensen uit de doelgroep per definitie onbereikbaar. Begeleid werkenorganisaties op hun beurt hebben geen geld om de bemiddeling van de matching door een vrijwilligersorganisatie te betalen. Trajecten worden grotendeels gefinancierd vanuit de AWBZ, hier kan geen geld uit vrijgemaakt worden om bemiddeling elders in te kopen. Enkele vrijwilligerscentrales halen andere klantgroepen binnen (bijvoorbeeld fase vier clienten van de sociale dienst van de gemeente, die voor sociale activering in aanmerking komen) om zelf te bemiddelen en te begeleiden naar vrijwilligerswerk. Op deze manier halen ze geld binnen waarmee ze andere expertise kunnen ontwikkelen. Dit verbreed hun marktpositie. Die begeleiding van deze cliënten zullen ze niet overdragen aan derden, dan verliezen ze inkomsten.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
46
Daarnaast speelt een andersoortig probleem, namelijk dat vrijwilligersorganisaties cliënten vaardigheden en kennis aanleren, competenties, waardoor ze een betere positie verwerven en een grotere kans maken om door te stromen naar de arbeidsmarkt. Voor deze interne training c.q. opleiding worden geen middelen gegenereerd. Mogelijke middelen (van de gemeente of UWV) ter ondersteuning van deze groep mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt wordt hiervoor niet benut. In algemene zin kun je concluderen dat verkokering van de geldstromen een beperkende rol speelt voor samenwerking. Meerwaarde Alle organisaties gaven aan meerwaarde te zien in een betere samenwerking tussen beide sectoren. De winst wordt vooral verwacht aan de zijde van de individuele klanten, meer dan aan de zijde van de organisaties. Aansluiten bij de motieven, van individuele vrijwilligers is een absolute voorwaarde. De samenwerking rust daarnaast voornamelijk op het tot stand brengen van de match tussen ‘vrijwilliger en cliënt’ en ‘verwanten en begeleiders’, als dat goed zit kan het werken. Verder worden een aantal belangrijke voorwaarden genoemd die een uitruil meerwaarde geven, te weten: doorverwijsfunctie over en weer, informatie en voorlichting over mensen met een beperking aan vrijwilligerscentrales en -organisaties, afspraken maken over taak- en rolverdeling tussen beide organisaties, benutten van elkaars deskundigheid, betere afstemming en gebruikmaking van diensten en financiële bronnen. Afwegingen en risico’s Veel argumenten die gevonden zijn liggen in de sfeer van voorlichting en informatie, verbeteren van de samenwerking, organiseren van uitwisseling. Over het kostenaspect van de uitruil kan op basis van deze inventarisatie nog niet veel gezegd worden. Het lijkt enerzijds voor de hand liggend dat door intensiever samen te werken zaken eenvoudiger en overzichtelijker worden, waardoor er op termijn efficiënter met middelen omgegaan kan worden. Anderzijds lijken geldstromen zich zo specifiek in bepaalde kanalen te bevinden, dat er geen andere weg mogelijk lijkt dan gelden over te hevelen of anders in te zetten voor een uitruil van diensten. Hieronder geven wij een overzicht van argumenten voor en tegen deze uitruil van diensten. Argumenten VOOR
Argumenten TEGEN
Bekendheid van goede vrijwillige vacatures bij vrijwilligerscentrales in nonprofitorganisaties Tijd steken in verbeteren van de wederzijdse beeldvorming door voorlichting en informatie (bv. Plaatsen van vacatures op elkaars website of nieuwsbrief) Benutten van elkaars expertise door samenwerking O.b.v. ondersteunende activerende begeleiding kan een vrijwilligersorganisatie ondersteuning /begeleiding aanvragen bij een erkende begeleid werkenorganisatie, mits de
Intern zijn er genoeg mogelijkheden voor doorstroom naar onbetaald, vrijwillig werk Betreffende organisatie kent de cliënt het beste en begeleidt cliënt van vraag tot plaatsing: acquisitie en/of begeleiding wordt in eigen beheer uitgevoerd Overdracht betekent kwaliteits- en tijdsverlies Vrijwilligerscentrale werkt zelf met subsidie vanuit UWV voor begeleiding van mensen uit de doelgroep (Wajong en WAO), zogenaamde ‘trajecten op maat’ (geldt maar voor 1 centrale)
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
47
persoon een indicatie heeft voor de SW of REA Vrijwilligersorganisaties zijn specifiek gericht op het bieden van een goede sfeer en begeleiding en zijn gewend met kwetsbare groepen te werken Nieuwe aanwas voor vrijwilligerswerk door verbreding van doelgroep Open houding, invoelend vermogen en mensenkennis is in beide organisaties aanwezig Versterken van elkaar door samenwerking Naar elkaar verwijzen Duidelijke rol en taakverdeling en daarmee verantwoordelijkheden verdelen Bulkafspraken maken over begeleiding van Wajongers die niet direct plaatsbaar zijn (70% van de populatie) tussen bijv. vrijwilligersorganisaties en begeleid werkenorganisaties Op beleids- en uitvoeringsniveau afspraken maken over een verplichte periode van vrijwilligerswerk (wellicht een voortrekkersrol voor UWV Wajongteam) Vergroten instroom vanuit AWBZ naar individueel begeleid vrijwilligerswerk (vergroot kansen op doorstroom)
Vrijwilligerswerk is niet afgestemd op de doelgroep in tijd en type werkzaamheden Interne verwijzing van vrijwilligers Houding is teveel gericht op overtuiging van eigen kunnen waardoor andere niet nodig zijn Ipv concurrentie Ipv zelf oplossen Ipv alleen uitvoeren
Ipv (ad hoc) individuele oplossingen bedenken
Vrijwilligerswerk kun je niet verplichten het heet niet voor niets vrijwillig
Zorginstellingen verzorgen zelf vrijwillig werk
Reikwijdte van de uitspraken In dit vooronderzoek is een slechts een kleine groep deskundigen geïnterviewd over het betreffende onderwerp. De nadruk lag op organisaties met een bemiddelende rol, de vrijwilligersorganisaties die met mensen uit de doelgroep zelf werken is nog onderbelicht. De cultuur en werkwijze van de verschillende organisaties liggen uit elkaar.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
48
8
Conclusies en aanbeveling
Na het uitvoeren van de deskresearch en de interviews staan we nu voor de beslissing of er voldoende aanknopingspunten zijn die het waard maken het project Wederzijds genoeg(en)? verder te ontwikkelen. Conclusies In het vooronderzoek is literatuur verzameld, er zijn verslagen van verschillende projecten en praktijken bekeken, er zijn een aantal interviews gehouden, er is een bijeenkomst met de begeleidingsgroep gehouden, er zijn gesprekken gevoerd met collega’s en er is geput uit eigen expertise en ervaringen. Ondanks de kennis en expertise van het projectteam, waren we toch regelmatig verbaasd over de grote kloof die gaapt tussen de verschillende sectoren en het verschillend begrippenkader. Daarmee is aangegeven dat we ons bevinden in het beginstadium van het bewandelen van nieuwe wegen. Al deze activiteiten en verzamelde kennis tezamen leiden tot de volgende inzichten : 1. Er zijn voldoende argumenten gevonden om te concluderen dat er meerwaarde zit in het verder onderzoeken van de mogelijkheden om tot een nadere samenwerking en eventueel uitruil te komen. - vrijwilligerswerk is een goede leerplek: basiswerknemers vaardigheden kunnen daar in een relatief veilige setting kunnen worden geoefend; - begeleidwerken organisaties zien, onder voorwaarden, voldoende mogelijkheden hun clienten begeleiding te bieden en ook anderen begeleiding te bieden; - vrijwilligerswerk als stap in een traject naar betaalde arbeid geeft vermaatschappelijking een nieuwe invulling; - winst is vooral te verwachten voor individuele klanten. 2. Het vervolg zal zich vooral moeten richten op het ontwikkelen van een model waarbij het organiseren van ontmoeting en het bevorderen van uitwisseling aandacht krijgt. De doelgroep zal dan ook verbreed moeten worden. Opvallend in de interviews is dat de tevredenheid met het eigen bestaan en de werkwijze die men hanteert relatief groot is. Er is geen sprake van een urgent gevoelde noodzaak om de eigen werkwijze te wijzigen of om andere wegen te bewandelen. Tegelijkertijd onderkennen de begeleidwerken organisaties wel het potentieel aan vacatures en mogelijkheden in het vrijwilligerswerk en is er binnen het vrijwilligerswerk het besef dat er nieuwe doelgroepen aangeboord moeten worden aanwezig en is er de bereidheid zich in individuele gevallen open te stellen voor deze doelgroep. Dat impliceert dat er in ieder geval een goede voedingsbodem aanwezig is om een nieuwe werkwijze te gaan hanteren. Er is in de gesprekken vaak sprake van een toenemend enthousiasme over de mogelijkheden die een uitruil zou kunnen bieden voor cliënten/klanten/deelnemers. Advies en aanbevelingen voor het vervolg Uit de interviews en deskresearch wordt duidelijk dat het voor de doelgroep veel op kan leveren om werk te maken van vrijwilligerswerk in het kader van een traject naar werk. Er ligt voor de betrokken organisaties nog veel werk om onbetaald vrijwillig werk toegankelijker te maken en beter financieel te dekken voor de doelgroep Wajongers. In dit vooronderzoek wordt al wel duidelijk waar de kansen liggen om tot meer begrip, samenwerking en uitruil te komen. Toch zijn er ook nog veel zaken die
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
49
verder uitgezocht zouden moeten worden hoe het in de praktijk echt meerwaarde op kan leveren. Verschillende uitvoerende partijen ondersteunden het idee van meet af aan en zien het belang er van in, anderen werden gaande weg het gesprek enthousiaster voor een dergelijke uitruil van diensten. Een eerste aanzet is gedaan in de vorm van dit vooronderzoek. Het is zeker de moeite waard om de uitruil verder te onderzoeken voor een bredere doelgroep, welke organisaties voor welk type cliënten werkervaring op kan leveren, hoe de financiering beter gestroomlijnd kan worden. Naarmate de eerste stappen richting betaald werk, middels werkervaring op een onbetaalde, vrijwillige werkplek, succesvoller zullen zijn, zal de kans toenemen dat cliënten ook daadwerkelijk een goed werkplek zullen vinden op de arbeidsmarkt. Er is dus alle reden om werk te maken van onbetaald, vrijwillig werk. We signaleren de volgende aandachtsgebieden voor een mogelijk vervolg: 1. Inzetten op het organiseren van ontmoeting en uitwisseling 2. Verzorgen van voorlichting en informatie over elkaars diensten en producten; 3. Formuleren van een eenduidig begrippenkader; 4. Inzicht geven in de wensen en voorwaarden voor het type en (tijds)duur van de vrijwillige, onbetaalde werkzaamheden voor mensen met een beperking; 5. Op gang brengen van een betere samenwerking; 6. In kaart brengen van de mogelijkheden van de verschillende doelgroepen voor het doen van vrijwillig, onbetaald werk; 7. Beter in kaart brengen en afstemmen van de verschillende financieringsmogelijkheden van vrijwillige (arbeids)trajecten voor de verschillende uitvoerders; 8. Vaststellen van het traject en ontwikkelen van richtlijnen voor het vrijwillige, onbetaalde traject, waarin zaken gedefinieerd en ingekaderd worden. Zodat cliënt, begeleider en werkgever weten waar ze aan toe zijn. Tot slot De titel van dit project, Wederzijds genoeg(en)? is niet voor niets gekozen. Op basis van de gevonden resultaten is er sprake van wederzijds genoegen, maar de vraag is nog niet beantwoord of dat wederzijds genoeg is. Dat we allerhande wetten en praktische bezwaren tegen zouden komen, verbaast ons niet. Om de steen aan het rollen te krijgen is er altijd eerst een forse inspanning nodig. Hopelijk krijgen we de kans een bijdrage te leveren aan het geven van een forse duw.
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
50
Literatuur /Bronnen Literatuur Bosch, Annette van de en Els Hofman. Gewoon mee doen! Evaluatierapport. Een project in Dordrecht voor mensen met een lichamelijke handicap die mogelijkheden willen ontdekken om meer deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten. sVM, utrecht.oktober 2001 Bosch,L., Vrijwilligerswerk voor mensen met een chronische ziekte of beperking: Maken we er werk van? Discussienotitie ten behoeve van een conferentie over het vergroten van de mogelijkheden voor vrijwilligerswerk door mensen met een chronische ziekte en of beperking. NIZW, Utrecht april 2003 Bosch,L., Wederzijds genoeg(en)? Vrijwilligerswerk beter benutten als opstap voor betaald werk. Projectvoorstel. NIZW Werk en Handicap / Vrijwilligers, Utrecht 15 december 2004 Bosch,L., M.Spierenburg en H.van der Wielen (NIZW Werk en Handicap). Arbeidstoeleiding binnen het VSO-onderwijs. Resultaten van een inventarisatie onder scholen. Wegbereiders LGF, 2001 CIVIQ. Maak jij het verschil? CIVIQ, Utrecht 2003 Coenen-Hanegraaf,M., B. Valkenburg, M.Ploeg & H.Coenen (1998). Begeleid Werken; Theorie en methodiek van een individuele, vraaggerichte benadering. Utrecht, uitgeverij Van Arkel Commissie Het werkend perspectief. “Een werkend perspectief voor jongeren met een arbeidshandicap”. Mei 2004 Daal, H.J., A.Winsemius, E.PLemper. Samenwerking vrijwilliger - beroepskracht. Verwey-Jonker Instituut / NIZW, Utrecht verwacht voorjaar 2005 Dirksen,I., C.Mercken. Brengen én halen. Vrijwilligerswerk in de welzijnssector: feiten, vragen en vergezichten. NIZW, Utrecht, 2003 Foolen, Jan e.a. Drempelloos vrijwilligerswerk. Maatwerk voor mensen met een lichamelijke functiebeperking. NOV publicaties, utrecht, 2002 Foolen, Jan en Koos Vos. Toegang tot vrijwilligerswerk. Maatwerk voor mensen met een lichamelijke functiebeperking. Groenman, L. (voorzitter). Startnotitie. De commissie ter stimulering van het lokaal vrijwilligersbeleid. Den Haag, juni 2001 Holten, J., Organisatiestrategieën voor het werven en behouden van jonge, allochtone en gehandicapte vrijwilligers (werktitel). NIZW, Utrecht, verwacht publicatiedatum juli 2005
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
51
M. van der Meulen. Community Care, vrijwilligers met een verstandelijke handicap. Methodiek voor de bemiddeling van mensen met een verstandelijke handicap naar vrijwilligerswerk. CIVIQ, Utrecht december 2003 Otte,T. Aan de slag met begeleid werken. Werken in een regulier baan va de regeling WSW. NIZW, Utrecht 2004 POG Brabants Centrum voor gehandicaptenbeleid en RPCP Midden Brabant. Tijdsbesteding kent geen handicap. Tilburg, 2000. Plugboer,K., Vrijwillig werk, werkt! Werken met bijzondere groepen. IMCO NoordHolland, Purmerend, januari 2000 Peters, A., e.a. Community Care, vrijwilligerswerk als bijdrage. SVM, Utrecht, 2001 Peters. A., Un-Limited Jong onbeperkt vrijwilligerswerk? SVM, Utrecht, 2001 Rigter, Research. Motieven voor vrijwilligerswerk. Stamm, Assen, 2002. RMO - advies 5 Uitsluitend vrijwillig!? Maatschappelijk actief in vrijwilligerswerk. Rijswijk, 1997 Stavenuiter, M., en R. Lammerts. Jonggehandicapten aan de slag. Een onderzoek naar de stand van zaken met betrekking tot de overgang school – werk van Wajong-gerechtigden, knelpunten en good practices. Verwey-Jonker Instituut, Utrecht, januari 2005 Timmer,T., en A.Mulder. Op weg naar werk. Leidraad voor ondersteuning en assessment. NIZW, Utrecht 2003 Uyttenboogaard, Anne. Vrijwilligerswerk en jonggehandicapt; kan dat samen. Onderzoek naar de mogelijkheden tot vrijwilligerswerk voor mensen met een Wajong-uitkering. Jongerenorganisatie CNV. Utrecht, oktober 2000 Vollenga,I., Vrij Baan. Wegwijzer voor vrijwilligerswerk door mensen met een chronische ziekte of handicap. NIZW, Utrecht 2003 Vollenga, I. Intern verslag paneelbijeenkomst Vrijwilligerswerk door mensen met een chronische ziekte of handicap. NIZW, Utrecht, juni 2002 Winsemius, A., I.Dirksen, C.Begemann. Vrijwilligerswerk in welzijn. Rapportage van een quickscan onder professionele welzijnsorganisaties. NIZW, Utrecht, 2002 Bronnen www.borea.nl www.ciz.nl www.civiq.nl www.cwinet.nl www.emaciaptie-lokaal.pagina.nl www.kennisring.nl www.reax.nl www.adviesorgaan-rmo.nl NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
52
www.sintliduinaschool.nl www.uwv.nl www.vrijwilligerscentrale.nl www.vrijwilligerswerk.pagina.nl / www.vrijwilligerscentrale.nl/amsterdam/ www.werk.nl www.waocafe.nl
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
53
Bijlage 1 Vragenlijst Vragenlijst interviews eerste fase 21.02.05 MS Het voorstel luidt: laat begeleidwerkenorganisaties die vanuit de zorg zijn ontstaan, kosteloos de begeleiding op de werkplek bieden tijdens het vrijwilligerswerk in ruil voor een aantal vacatures waar deze begeleidwerkenorganisaties vervolgens hun eigen cliënten kunnen plaatsen. De kernvraag van het onderzoek luidt: Welke voorwaarden moeten worden gerealiseerd om een de uitruil van diensten tussen de begeleidwerkenorganisatie en het vrijwilligerswerk haalbaar en aantrekkelijk te maken, ten dienste van het traject van de jongeren ? Deelvragen op de verschillende gebieden. 1. Samenwerking • Wat weten beide sectoren van elkaar? Beeldvorming, bekendheid e.d. • Waarom vinden beide sectoren elkaar niet? Op welk niveau spelen er belemmeringen: uitvoering, beleid? • Wat is er voor nodig om samenwerking wel op gang te brengen? • Waar hangt dit van af? Randvoorwaarden, andere manier van organiseren / afspraken maken, voorlichting? • Wanneer is het voor beide partijen aantrekkelijk en haalbaar om samen te gaan werken? • Wat is, vanuit je eigen positie bezien het belang van samenwerking. Zijn er ander wegen om hetzelfde doel te bereiken? 2. Wet en regelgeving • Is de bestaande wet toereikend, biedt die mogelijkheden? • Welke rol zou de gemeente (of regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten) kunnen spelen? • Zijn er eventuele belemmeringen in de sfeer van wet- en regelgeving? • Welke regelingen (kunnen) worden gebruikt in het kader van deze uitruil? 3. Ingang • Welke groepen Wajong-er komen in aanmerking voor deze uitruil? • Is er ervaring opgedaan in de eigen situatie met het voorgestelde model, of bekend van anderen? • Welke consequenties heeft de diversiteit van de groep mensen met een chronische ziekte of beperking voor de uitvoerbaarheid van het idee? • Voor welke vormen van vrijwilligerswerk (omvang, type werk enz.) zou het kunnen werken? • In welke fase van het traject van de jongere is vrijwilligerswerk inzetbaar? • Wat werkt drempelverlagend om tot een uitruil te komen? • Via welke route kan een jongere met een beperking aan vrijwilligerswerk komen? Zelfmelder, via gemeentelijke sociale dienst, maatschappelijke instelling (o.a. MEE), dagbesteding, rib of begeleidwerkenorganisatie? 4. Financieel
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
54
• • • • •
Hoe worden de kosten voor de uitruil gedekt, begeleiding in vrijwilligerswerk c.q. het verzamelen van vacatures? Wat kost het de deelnemer om te werken als vrijwilliger? Reiskosten, aanpassingen e.d.? Hoe worden de huidige kosten voor begeleiding in onbetaald traject en zoeken naar vacatures vanuit de begeleidwerkenorganisatie gefinancierd? Welke financiële inzet (qua uren, instrumenten) is er nu mogelijk vanuit het vrijwilligerswerk? Wat vraagt het aan non-materiële inzet. Wie neemt de verantwoordelijkheid voor het welslagen van het traject?
5. Meerwaarde • Is er inderdaad sprake van een win-win situatie? • Wanneer is er sprake van een meerwaarde? • Welke gevaren liggen om de hoek? Middel wordt doel (bijvoorbeeld middels het verrichten van vrijwilligerswerk worden basis-werknemersvaardigheden aangeleerd, dit doel is bereikt en de persoon voldoet in zijn werk maar wil zelf door naar betaald werk. Wat gebeurd er dan, door laten werken of zoeken naar betaald werk, wie grijpt er in? In hoeverre kan een begeleidwerkenorganisatie rekenen op vacatures via vrijwilligerscentrales c.q. –organisaties? Hoe professioneel is deze organisatie of hoe kom je tot een goede match? En andersom kan een vrijwilligersorganisatie rekenen op de begeleiding die is afgesproken? Hoe verhoudt zich dat tot de begeleiding in de eigen situatie, vraagt het ook extra tijd?
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
55
Bijlage 2 Onkostenvergoeding vrijwilligerswerk Naam wet of regeling: Coördinatiewet sociale verzekering, regels met betrekking tot onkosten vergoeding voor vrijwilligers. Voor wie: De belastingdienst hanteert de volgende definitie van een vrijwilliger: 'Een vrijwilliger is een persoon die niet beroepshalve en op vrijwillige basis werkzaamheden voor een niet commerciële vereniging verricht, zonder dat hij daarvoor een reële arbeidsbeloning ontvangt'. Doel: Vaststellen van de onkostenvergoeding voor het vrijwilligerswerk. Inhoud: Vrijwilligersorganisaties kunnen een vergoeding geven voor de kosten die te maken hebben met het vrijwilligerswerk. Het kan een vergoeding zijn van de werkelijk gemaakte en aangetoonde kosten. Het kan ook een vast bedrag zijn - de zogenaamde forfaitaire vergoeding - voor kosten die niet aangetoond hoeven te worden. Organisaties zijn niet verplicht een onkostenvergoeding te betalen. Ze mogen zelf beslissen of zij een onkostenvergoeding geven. Ook mogen zij beslissen hoe hoog die vergoeding is. De onkostenvergoeding voor vrijwilligers is bedoeld om de administratieve lasten voor organisaties en vrijwilligers te beperken. Om rompslomp met bonnetjes te voorkomen kunnen organisaties er voor kiezen een vast bedrag te geven als tegemoetkoming in de kosten. Het is niet mogelijk om naast een vast bedrag ook de werkelijk gemaakte te kosten of een kilometervergoeding te geven. Mogelijkheden onkostenvergoeding: 1. De vrijwilliger ontvangt geen vaste vergoeding Werkelijk gemaakte kosten, die aantoonbaar zijn door middel van bewijsstukken (bonnetjes), kunnen op basis van een ingediende declaratie worden vergoed. Bijvoorbeeld een na te rekenen aantal autokilometers van huis naar vrijwilligerswerk. 2. De vrijwilliger ontvangt de vrijwilligersvergoeding Een belangrijk kenmerk van vrijwilligerswerk is dat de vergoeding niet in verhouding staat tot de omvang van de verrichte werkzaamheden. Bovendien moet die vergoeding het karakter hebben van een onkostenvergoeding. In 2004 bedraagt de onbelaste, maximale vergoeding € 21,- per week, met een maximum van € 735,- per jaar. Als de vrijwilligersvergoeding wordt toegepast, hoeft de vrijwilliger niet te bewijzen dat er kosten zijn gemaakt. De vrijwilligersvergoeding sluit een aanvullende vergoeding van werkelijk gemaakte kosten (zie 1) uit. Met andere woorden, de vrijwilliger kan naast de vrijwilligersvergoeding niet ook nog een kilometervergoeding worden vergoed. 3. De vrijwilliger ontvangt een vergoeding hoger dan de vrijwilligersvergoeding Daartegen bestaat geen bezwaar, maar wanneer niet aangetoond kan worden dat de vrijwilliger dit bedrag ook voor het vrijwilligerswerk heeft uitgegeven is deze vergoeding belast. Het gehele bedrag moet dan aan de belastingdienst worden opgegeven. Dat is een wettelijke plicht voor de
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
56
organisatie die uitbetaalt en voor de vrijwilliger die ontvangt. Via het IB 47 formulier kan de vereniging in één keer achteraf van alle vrijwilligers de ontvangen vergoeding op weekbasis én op jaarbasis (met naam, adres en sofi-nummer) opgeven aan de belastingdienst. Vrijwilligers doen zelf aangifte. De Belastingdienst controleert dat. Wanneer geen opgave wordt gedaan, kan de vereniging bij een fiscale controle een naheffing van sociale premies, meestal vermeerderd met een boete, verwachten. 'Niet weten' is geen reden voor kwijtschelding. Het is voor de organisatie gebruikelijk om aan alle vrijwilligers en in het begin van een jaar, een overzicht te sturen met het bedrag 'verdiend in het afgelopen kalenderjaar' dat aan de belastingdienst zal worden opgegeven. Hij of zij wordt gevraagd binnen veertien dagen kenbaar te maken of de voorgenomen opgave klopt. Bij geen bericht wordt het bedrag daadwerkelijk opgegeven. 4. De vrijwilliger ontvangt een werkelijk loon als gevolg van een dienstverband Het is mogelijk een vrijwilliger een dienstverband of een oproepcontract aan te bieden. De dan geldende voorschriften zijn onverkort van toepassing. De vereniging treedt in dit geval op als een normale werkgever (bron www.civiq.nl)
NIZW / ‘Vrijwilligers’ en ‘Werk en Handicap’
57