Rapportage voorstellen voor tender ‘Het maatschappelijke harder’ A. Algemeen De jury is zeer tevreden over het aantal voorstellen dat is ingediend. Tussen de zestien voorstellen zitten veel goede ideeën en zinvolle projecten die een bijdrage kunnen leveren aan het maatschappelijke harder. Hieruit zijn de beste vijf geselecteerd die voor SEVsteun in aanmerking komen. Het gaat om het projecten die het meest tot de verbeelding spreken en het best uitgewerkt zijn. Daarnaast wordt er een aanmoedigingsprijs toegekend aan een voorstel met het meest relevante vraagstuk. Ook zijn een aantal voorstellen interessant om te gebruiken binnen andere thema’s van het programma Vernieuw(d) maatschappelijk ondernemerschap of zelfs binnen andere programma’s van de SEV. Met de tender zijn veel goede ideeën opgehaald. Er kwam een uitvoerige beoordeling van de jury aan te pas om hieruit een selectie te maken. Ieder jurylid gaf een aantal voorstellen een schriftelijke beoordeling én een cijfer aan alle voorstellen, waarna tijdens de jurybijeenkomst de definitieve keuze werd gemaakt. De selectie van vijf voorstellen kwam mede voort uit de mate waarin voorstellen waren uitgewerkt. Het kwam voor dat projecten goede ideeën bevatten maar beperkt uitgewerkt waren. Hierdoor was het lastig om iets over de haalbaarheid te zeggen en ze goed op de beoordelingscriteria te toetsen. Opvallend is dat veel voorstellen zich richten op stakeholders, hierbij is de gedachte dat het maatschappelijke harder wordt door meer zeggenschap te bieden aan maatschappelijke belanghouders. De relatie tussen maatschappelijk en economisch rendement, komt bij weinig voorstellen aan bod. De vraag hoe het maatschappelijke harder te maken is blijkt een moeilijke te zijn. In veel voorstellen wordt aangegeven dat ze hierin inzicht willen geven, maar methoden of technieken zijn vaak onvoldoende uitgewerkt. Tussen alle ideeën is het Ei van Columbus nog niet gevonden. Er zit geen voorstel tussen dat op alle onderdelen van de bijdrage aan het maatschappelijke harder goed scoort, te weten: • het betreft een maatschappelijk relevant vraagstuk; • het belicht een of meerdere kwesties van het maatschappelijke harder ; • het draagt een of meerdere methoden hiervoor aan. 1
Dit heeft ons doen besluiten een aanmoedigingsprijs uit te reiken aan het voorstel van AWV (het maatschappelijk rendement van een actief sociaal beheeraanpak). Het vraagstuk van het rendement van sociaal investeren leeft dermate dat we er een experimentencluster op willen loslaten. Hiermee willen we de kwesties van het maatschappelijke harder via diverse methoden tackelen. Hiervoor zullen we ook partijen die voorstellen hebben ingediend uitnodigen. In de onderstaande rapportage leest u welke voorstellen wel of niet gehonoreerd zijn en waarom. De toegekende voorstellen ontvangen financiële ondersteuning van de SEV en zullen worden bijgestaan door een begeleidingsgroep. Daarnaast zullen we een platform 1
Zie schema ‘Het maatschappelijke harder’ onder deze tekst.
creëren waarop ervaringen worden uitgewisseld. Enkele gehonoreerde voorstellen zullen worden gepresenteerd tijdens het congres “Sturen op maatschappelijke rendement: voorwaarde voor maatschappelijk ondernemen” dat 30 maart plaats gaat vinden in De Doelen te Rotterdam. Gehonoreerde voorstellen: Maatschappelijk ondernemen in de Spaarndammerbuurt Waardevolle interventies in wijken Huurdersempowerment in de Korrewegwijk Hoe kan Wonen Breburg sturen op maatschappelijke en financiële waarden Maatschappelijk rendement bestrijding woonfraude Het maatschappelijk rendement van een actief sociaal beheeraanpak
Beoordeling 7,5 7,2 7,0 6,6
Bijdrage € 10.000,€ 7.500,€ 7.500,€ 5.000,-
6,6 5,4 *
€ 7.500,€ 2.500,- *
* Het lage cijfer is te danken aan het feit dat het voorstel eigenlijk alleen het neerleggen van een maatschappelijk vraagstuk betreft. Omdat het wel erg relevant is, krijgt het een aanmoedigingsprijs.
Voor de beoordeling van de voorstellen bedankt de SEV de juryleden zeer nadrukkelijk! Zij hebben veel tijd gestoken om tot een goed afgewogen oordeel te komen, en gaven nuttige tips mee. De jury bestond uit George de Kam, Maarten Pel, Herman Schartman, Vincent Gruijs, Rudy de Jong en Jacco Hakfoort. Zij zullen in de toekomst betrokken blijven bij de begeleiding van de gehonoreerde voorstellen. Daarnaast bedankt de SEV alle indieners van een voorstel, met hun bijdrage helpen zij ons in de zoektocht om het maatschappelijke harder te maken. Paul Doevendans Marnix Groenland Januari 2006
Schema ‘Het maatschappelijke harder’ Het schema biedt een handvat om het begrip maatschappelijk rendement te duiden, alsmede de begrippen efficiency en effectiviteit. Het biedt een handvat om te zoeken naar mogelijkheden om de ‘outcome’ van maatschappelijke investeringen zichtbaar te maken. Maatschappelijk rendement Output Sociaal
Outcome Maatschappelijke opbrengst 1.
Input
4.
3.
Fysiek Efficiency
2. Economische opbrengst
Effectiviteit
Uitleg De input, een investering van middelen (geld, mensen, materiaal) mondt uit in sociale en fysieke ingrepen. Deze worden gekenschetst als zachte en harde ingrepen, het zijn de tastbare resultaten die de corporatie via haar activiteiten voortbrengt. Dit noemen we de output. De relatie tussen input en output bepaalt de efficiency. De output heeft uiteindelijk een maatschappelijke en een economische opbrengst, dit is de outcome. De relatie tussen output en outcome bepaalt de effectiviteit van de investering. Maatschappelijk rendement betreft het gehele proces, het gaat over de verhouding tussen input en de gerealiseerde outcome. Met de tender proberen we ideeën op te halen die op vier onderdelen van dit schema duidelijkheid verschaffen (zie de vier cijfers in het schema): 1. Het zichtbaar maken van de maatschappelijke opbrengst. 2. De relatie tussen maatschappelijke opbrengst (MO) en economische opbrengst (EO); er is meer dan EO, en MO kan ook EO betekenen (dit hoeft geen tegenstelling te zijn). 3. De theory of change, die een verklaring geeft over het te verwachten effect van de investering, en dus een plausibele voorspelling doet over de outcome. 4. Keuzes rondom de inzet van instrumenten, mechanismen en organisatievormen, waarbij het draait om creativiteit en effectiviteit.
B.
Beoordeling per voorstel
1. Maatschappelijk ondernemen in de Spaarndammerbuurt Indiener(s): De Key, v.o.f. De Verandering Maatschappelijk vraagstuk: gebrekkige leefbaarheid en kwaliteit van de woningvoorraad in de Spaarndammerbuurt Kwesties HMH: zichtbaar maken maatschappelijke opbrengst Instrument/methode: social audit Beoogd resultaat: prestaties op maatschappelijk vlak zichtbaar maken Termijn: ontwerpfase, start januari 2006 Kosten: € 29.601,Beschrijving voorstel De Key wil de leefbaarheid en de kwaliteit van de woningvoorraad in de Spaarndammerbuurt (A’dam) vergroten en ervoor zorgen dat de belanghebbenden tevreden zijn over de behaalde resultaten. Daarom wil ze de prestaties op maatschappelijk vlak zichtbaar maken en terugkoppelen naar de diverse groepen belanghebbenden. Dit doet De Key door de te leveren prestaties als gevolg van ingrepen om leefbaarheid te vergroten, en het behaalde resultaat te communiceren naar de belanghebbenden. Hierdoor is het mogelijk om te bepalen of de inspanningen ook leiden tot een grotere tevredenheid van de betrokkenen. De social audit bestaat uit zes stappen. Begonnen wordt met het vaststellen van de missie, visie en doelstellingen. Vervolgens wordt een dialoog met belanghebbenden opgezet, en worden doelstellingen eventueel bijgesteld. Daarna worden doelstellingen meetbaar gemaakt, en aan prestatie-indicatoren verbonden. Aan het eind van het jaar wordt gerapporteerd in hoeverre de doelstellingen behaald zijn. Dit rapport vormt de basis voor het maatschappelijk jaarverslag. Door externe auditeurs vindt een controle plaats. Aan de hand van de resultaten kunnen de doelstellingen worden bijgesteld of de middelen anders worden ingezet. Met de belanghebbenden kan aan de hand van de resultaten en de eventueel bijgestelde doelstellingen wederom een dialoog gevoerd worden over in hoeverre de organisatie aan de verwachtingen voldaan heeft, en wat er in het komende jaar staat te gebeuren. De social audit is daarmee onderdeel geworden van
een jaarlijkse cyclus die de organisatie in staat stelt om te laten zien waar ze mee bezig is en zich te verbeteren. Juryoordeel Het voorstel is degelijk doordat het een concrete casus is en partners elkaar hebben gevonden. Het is ook aan de praktijk geworteld, en wil daadwerkelijk een social audit implementeren waarbij meerdere methoden geïntegreerd worden. Het is startklaar, overdraagbaar en degelijk, maar niet erg vernieuwend. In het voorstel hadden de indicatoren die de doelstellingen meetbaar maken verder uitgewerkt mogen worden. Het is ook erg op procedures en rapportages gericht, en kan daarmee bureaucratisch worden. Het voorstel kan volgens de jury aan kracht winnen als eerst helder wordt wat de corporatie gaat doen en de stakeholders de gewenste outcome hebben bepaald. Daarna organiseer je er pas de bureaucratie omheen. Het aangaan van de dialoog is namelijk eigenlijk de kern van het instrument. Het instrument gaat voornamelijk over effectiviteit en niet over efficiency. Als middelen en kosten bij het proces worden betrokken, zodat er een kosten-batenafweging kan worden gemaakt, zou het instrument waardevoller worden. Eindoordeel: het voorstel krijgt SEV-steun, wel wordt gevraagd de middelenkant bij het project mee te nemen. Het project is beoordeeld met een 7,5. De steun zal € 10.000,- bedragen. 2. Hoe kan Wonen Breburg sturen op maatschappelijke en financiële waarden Indiener(s): Wonen Breburg en Van Nimwegen en partners Maatschappelijk vraagstuk: welke maatschappelijke prestaties te leveren? Kwesties HMH: zichtbaar maken maatschappelijke opbrengst Instrument/methode: meetinstrument maatschappelijke prestaties Beoogd resultaat: methodiek sturen op maatschappelijke waarde in combinatie met financiële waarde Termijn: uitvoeringsfase, einddatum onbekend Kosten: € 15.980,Beschrijving voorstel Wonen Breburg wil niet alleen de kosten van hun maatschappelijke prestaties in beeld krijgen maar vooral ook welke prestaties daarvoor geleverd zijn. Een te ontwikkelen methodiek moet inzicht bieden op de volgende vragen: wat zijn de maatschappelijke prestaties die Wonen Breburg wil leveren, bij welke beslissingen spelen deze maatschappelijke prestaties een rol en hoe maken we die prestaties meetbaar en inzichtelijk? De methodiek moet gebruikt kunnen worden voor interne sturing, zoals bijvoorbeeld het nemen van investeringsbeslissingen, het maken van afwegingen in het strategisch voorraadbeleid en de aansturing van vestigingen of rayons. Het instrument meet maatschappelijk rendement door te o.a. te kijken naar het gat tussen de markthuur en de vraaghuur. Dit en bijvoorbeeld leefbaarheidsinvesteringen maakt maatschappelijke kosten zichtbaar. Door deze kosten te relateren aan de marktwaarde van de betreffende complexen wordt het maatschappelijk rendement berekend. Voorzover deze kosten ten gunste komen van de doelgroep(en) c.q. doelen zijn deze onder de noemer maatschappelijke kosten meegenomen bij de berekening van het maatschappelijk
rendement. Als dat niet zo is dient dit te worden bestempeld als inefficiency. Nota bene: dit is het model van VNP. Met Breburg gaan de indieners op basis van dit model een eigen model maken. Dat kan er dus anders uit zien. Met twee of drie pilot-projecten wordt de werking getest en aan een klankbordgroep gepresenteerd. Daarna worden uitspraken gedaan over toepassing bij heel Wonen Breburg. Juryoordeel Het project is relevant voor de tender omdat het zich als een van de weinige voorstellen richt op de relatie tussen economisch en maatschappelijk rendement. Het is een project dat kan beantwoorden aan een vraag van veel corporaties. Er wordt aandacht besteed aan het vraagstuk van efficiency, en tracht een maatschappelijke brug te slaan naar de Aedex.. Het project richt zich niet duidelijk op het definiëren van de maatschappelijke outcome. Er wordt wel een aantal beoordelingspunten genoemd, zoals leefbaarheid en tevredenheid bewoners en stakeholders. De aanpak oogt degelijk, maar is vooral procedureel beschreven. Wat ontbreekt is een heldere probleemanalyse. Op welke manier denkt men de relatie tussen investeringen en maatschappelijke prestaties te kunnen leggen? Hoe wordt het efficiencyvraagstuk benaderd? Een aantal corporaties is al een stuk(je) verder in hun denken en heeft de vraagstelling verbreed. Uiteindelijk is de onderliggende vraagstelling hoe het beschikbare kapitaal van corporaties wordt aangewend, gegeven hun doelstelling. Daarbij spelen vragen als de eenduidige bepaling van de waarde en rendementen van het beschikbare kapitaal, de maatschappelijke verplichtingen op lange termijn, het vereiste rendement op eigen vermogen. Kortom: een conceptueel kader. Dat ontbreekt in het project van Breburg, waardoor het moeilijk zal zijn om een goed antwoord te geven op de vraagstelling. Er is een duidelijkere formulering van het eindresultaat van het project nodig. Het kan zowel gaan om de inrichting van een pilot als om het ontwikkelen van een model. Omdat overdraagbaarheid een eis is (‘freeware’ die bij gebruik niet noodzakelijk gekoppeld mag zijn aan één specifieke aanbieder), dient hierover meer duidelijkheid gegeven te worden. Het project is relevant voor de sector en er bestaat een reële kans dat het leidt tot een aantal nuttige bouwstenen voor het krijgen van meer zicht op maatschappelijk rendement. Wel zal er nog veel werk in gestoken moeten worden. Het zichtbaar maken van maatschappelijk rendement, en hoe dit te operationaliseren is, vormt hierbij het kernpunt. Eindoordeel: het voorstel kan SEV steun krijgen indien overdraagbaarheid gewaarborgd is. De steun zal zich voornamelijk richten op evaluatie van het proces. De verwachting is dat erin wordt geslaagd een bruikbare tool te maken die het proces verbind met het zichtbaar maken van maatschappelijk rendement. Het project is beoordeeld met een 6,6. De steun zal € 5.000,- bedragen als aan de voorwaarden wordt voldaan, voornamelijk ten behoeve van evaluatie van het project. 3. Waardevolle interventies in wijken Indiener(s): De Alliantie, Stichting In, Parteon, Dudok Wonen, Woonbron Delfshaven, Jutphaas Wonen, Sité woondiensten, Volkshuisvesting Arnhem, Wonen Limburg,
Maatschappelijk vraagstuk: verbetering leefomgeving Kwesties HMH: zichtbaar maken maatschappelijke opbrengst Instrument/methode: onderzoek naar effectiviteit van ingrepen in wijken en complexen Beoogd resultaat: Inzicht in de waardeontwikkeling als gevolg van maatschappelijke investeringen Termijn: ontwerpfase, start 1 januari 2006 – 1 juni 2006 Kosten: € 98.770 (incl.19% BTW) Beschrijving voorstel De waarde van woningen is in financieel-economisch opzicht de drijver van corporaties en in maatschappelijke zin een indicator voor de maatschappelijke outcome van en voor corporaties. Inzicht in de waardeontwikkeling als gevolg van maatschappelijke investeringen moet laten zien dat het blijvend zin heeft maatschappelijk actief te zijn. Binnen het project wordt de effectiviteit van ingrepen in wijken en complexen gemeten, op basis van de ontwikkeling van de vrije verkoopwaarde. De ingrepen kunnen zowel fysiek als sociaal van aard zijn en gericht op de woning, de bewoners en/of de leefomgeving. De participerende corporaties dragen projecten aan die een bijzondere aanpak hebben ondergaan ter verbetering van de leefbaarheid en vitaliteit. Door ABF worden locaties geselecteerd die vergelijkbare kenmerken bezitten maar geen bijzondere aanpak hebben gehad. Door analyse van de ontwikkeling van de verschillende onderliggende waardedrijvers kan een uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van een aanpak. Waardedrijvers zijn de hardere fysieke investeringen in woningen en bijkomende maatschappelijke investeringen in bijvoorbeeld parkeervoorzieningen, winkels, buurthuizen, groen en speeltuinen. Waardedrijvers zijn ook de meer zachte maatschappelijke investeringen in voorzieningen, informatieverschaffing, welzijn, ondersteuning bewonersactiviteiten en keuzevrijheid. De waardeontwikkeling ten gevolge van de ingreep zal worden gemotiveerd aan de hand van het effect van de ingreep op de vastgoedkundige en sociaal-economische kenmerken van de locatie, en op subjectieve kenmerken als imago, waardering, reputatie. Ter onderbouwing van de analyse wordt gebruik gemaakt van de volgende gegevensbestanden: - tijdreeks macro-economische grootheden - objectieve en subjectieve gegevens over vastgoed, bewoners en omgeving per locatie projectinformatie van zowel de investering als het oordeel van de bewoner De projecten, complexen of wijken worden verzorgd door de corporaties die participeren in dit project. De ingrepen kunnen in het verleden hebben plaatsgevonden, in uitvoering zijn of in het komende jaar van start gaan. Het beoogde resultaat is een onderzoeksrapportage, met onder andere een analyse van het waarde-effect van de afzonderlijke ingrepen en projecten en een overzichtsanalyse van de effectiviteit van verschillende strategieën. Juryoordeel De jury was enthousiast over dit voorstel. Het is een kwalitatief hoogwaardig voorstel, wat kansrijk is door het grote aantal partners en een partij met veel ervaring met
statistisch werk. Ook het koppelen aan een internetsite is erg interessant, mits deze openbaar is. Er zijn wel een aantal vragen te beantwoorden, waarvan de causaliteitsvraag de belangrijkste is. Dit houdt verband met het leggen van een causaal verband tussen ingrepen en de ontwikkeling van de WOZ-waarde; in hoeverre wordt deze niet door andere oorzaken beïnvloed? Zo moet bijvoorbeeld de verschuiving van waarderingen van verschillende doelgroepen uitgefilterd worden. Waardeontwikkeling is namelijk erg afhankelijk van een subjectieve en wisselende beoordeling van bewoners. Het vraagstuk om maatschappelijk rendement zichtbaar te maken wordt overigens ontweken door bewoners hier uitspraken over te laten doen. Een ander commentaar is de vraag in hoeverre het een onderzoek of een experiment is. Wordt een overdraagbare methode ontwikkeld, of zullen corporaties in de toekomst bij ABF moeten aankloppen willen ze een vergelijkbaar onderzoek doen? Het voorstel is kansrijk als naar het eerste wordt toegewerkt, ondersteuning zal zich dan ook daarop richten. Een belangrijk onderdeel hierbij is de openbaarheid van de database die voor het onderzoek gebruikt wordt. De tool die uit het experiment kan rollen is hier namelijk van afhankelijk. Tot slot is het interessant als er een aantal algemene regels over effecten van maatschappelijke investeringen te abstraheren zijn; er moeten harde conclusies kunnen worden getrokken. Eindoordeel: indien de methodiek overdraagbaar is krijgt het voorstel SEV-steun. Dit betekent dat ontwikkeling van een onderdeel van het voorstel, een instrument waarmee kennis op peil kan worden gehouden en kan worden gedeeld, een absolute must is. Daarnaast wil de SEV vergelijkbare initiatieven die in het land leven bij elkaar brengen, opdat het onderzoek versterkt wordt. Hiertoe moeten de initiatiefnemers bereid zijn. Het project is beoordeeld met een 7,2. De steun zal € 7.500,- bedragen als aan de voorwaarden wordt voldaan, voornamelijk ten behoeve van evaluatie en publicatie van het project. 4. Stakeware Indiener(s): Lambert Pater (Mediamaal), Marcel de Jong (Maesdeijk adviesgroep), van de Beek IM/PM (zelfstandige), Wim Gijsbertse (Pentascope) en Jan van der Kaaij (Betweenus), Natan Zaidenweber (Stakeware). Maatschappelijk vraagstuk: kennen en volgen van de stakeholders Kwesties HMH: zichtbaar maken van maatschappelijke opbrengst Instrument/methode: Stakeware, technische ondersteuning voor stakeholdermanagement Beoogd resultaat: verbetering stakeholder-rendement Termijn: ontwerpfase, januari 2006 Kosten: € 30.000,Beschrijving voorstel Een cruciaal onderdeel in het ontwikkelen van meetbaar maatschappelijk rendement is het kennen en volgen van de stakeholders. Stakeware biedt de middelen om dit proces technisch te ondersteunen door middel van software welke het identificeren en opvolgen van stakeholders faciliteert. Daarbij opent Stakeware de mogelijkheid om te rapporteren volgens een van te voren vastgestelde methode en kunnen er harde doelstellingen (KPI’s)
worden gedefinieerd. Doelstellingen die duidelijk maken wat ieders individuele bijdrage is aan het realiseren van het maatschappelijk rendement. Project Stakeware biedt dus de mogelijkheid het stakeholder-rendement te verbeteren door bewust om te gaan met deze stakeholders en daarbij de handvatten geven elkaar te leren kennen, elkaars output en bijdrage te leren kennen, de gezamenlijke outcome te definiëren, en een proces van samen ontwikkelen op gang te brengen. De bedoeling is te komen tot een ontwerp en ontwikkeling van een stakeholdermanagement proces met Stakeware als ondersteunende software, inclusief een 'veldtest' bij één corporatie. De volgende stappen worden ondernomen: start stakeholdermanagement (visie, output en outcome); social audit stakeholdermanagement; implementatie Stakeholdermanagement systeem met Stakeware; inrichting organisatie van de corporatie voor continu ontwikkeling stakeholdermanagement. Vijf organisatieadviseurs, verenigd in Mensit, willen de stakeware ontwikkelen en testen bij een nog te vinden woningcorporatie. Voor dit project is Mensit een partnership aangegaan met Stakeware, een in stakeholder software gespecialiseerd softwarehuis uit San Francisco, USA. Juryoordeel Het voorstel biedt in potentie een bijdrage op een belangrijk onderdeel van het maatschappelijk rendement, namelijk het wezenlijk en wederzijds verankeren van de doelstellingen en activiteiten van de corporatie en haar stakeholders. Helaas past het voorstel niet goed in de vraagstelling van de tender; hardheid wordt alleen geboden in kennis over strategische omgang met stakeholders. Het culturele aspect is door het kijken over de landsgrenzen (VS) aanwezig. In potentie is Stakeware innovatief, interessant aan het voorstel is dat via het voorstel het maatschappelijk verslag voorgestructureerd zou kunnen worden.Ook het databeheer is interessant. Helaas is het voorstel nauwelijks uitgewerkt, door de abstracte uitwerking is een echte beoordeling van de merites niet mogelijk. De intrinsieke kwaliteit is hierdoor matig, toepasbaarheid en haalbaarheid zijn moeilijk te beoordelen. Ook is er geen partner of een plek om het toe te passen. Eindoordeel: het voorstel heeft kansrijke elementen maar voorziet nauwelijks in de vraagstelling van de tender en is matig uitgewerkt. Daarom zal het geen SEV-steun ontvangen. Het project is beoordeeld met een 6,1. 5. Huurdersempowerment in de Korrewegwijk te Groningen Indiener(s): In Groningen, RIGO research en Advies BV Maatschappelijk vraagstuk: gebrek aan ruimte voor bewoners om invloed op eigen woonen leefomgeving uit te oefenen. Kwesties HMH: theory of change en zicht op maatschappelijke opbrengst Instrument/methode: gereedschapskist sociale investeringen Beoogd resultaat: set instrumenten om het concept huurdersempowerment te vertalen in concrete maatschappelijke effecten, en bewonersinitiatieven te toet sen op bijdrage hieraan Termijn: ontwerpfase, januari 2006- december 2006 Kosten: € 15.000,-
Het project wil bijdragen aan het mobiliseren van de talenten en creativiteit van bewoners in de Korrewegwijk te Groningen, door bewonersinitiatieven te ondersteunen die bijdragen aan het verbeteren van de leefbaarheid in hun wijk. Te vaak worden dergelijke initiatieven genomen door gemeente, corporaties en allerlei hulpinstanties. Het geven van zeggenschap aan de bewoners moet leiden tot een grotere sociale, economische en maatschappelijke participatie en meer welzijn voor bewoners. Het resultaat van het pilot-project bestaat uit de volgende onderdelen: • een instrument om projectdoelen waar “huurdersempowerment” centraal staat, zo concreet mogelijk te omschrijven in gewenste maatschappelijke effecten. • een instrument dat gebruikt kan worden om een relatie te leggen tussen de bewonersinitiatieven en de gewenste maatschappelijke effecten (“theory of change”). Anders gezegd: is het aannemelijk dat het bewonersinitiatief een bijdrage levert aan de gewenste maatschappelijke effecten? • een checklist waarmee de dienstverlening van corporaties getoetst kan worden op onnodige betutteling. • een ontwerp voor een monitorsysteem waarmee de doelen van het pilot-project -en vergelijkbare projecten- gevolgd kunnen worden met behulp van concrete outcomeindicatoren. Juryoordeel Het voorstel betreft een zeer wezenlijk vraagstuk betreffende het bereiken van maatschappelijk rendement (via fysieke pijler en aanbodzijde of via sociale pijler en vraagzijde). De balans tussen sociaal en fysiek wordt in beeld gebracht, wat een interessante aanvulling is. Hardheid wordt geboden via het meten/auditeren. De instrumentele ondersteuning en evaluatie biedt ook perspectief op ontwikkeling van concrete methoden en kennis over de slaagkans van dergelijke initiatieven. De nadruk zou moeten liggen op het hard formuleren van doelstellingen en effecten moeten meetbaar gemaakt worden. Door een instrument te maken wordt het voorstel overdraagbaar. Minpunt is dat de nadere invulling van de diverse genoemde instrumenten nog niet omschreven is. Verder vergt een dergelijk proces en een goede evaluatie ervan een lange adem die wellicht slecht past bij de experimenteninsteek. Daarom is een vereiste dat de corporatie doorzet en Rigo daadwerkelijk monitoring koppelt aan het instrument. Eindoordeel: de jury acht het voorstel kansrijk en prijst de sociale relevantie. Het is echter alleen waardevol als daadwerkelijk een instrument met monitoring wordt ontwikkeld en de corporatie doorpakt. Bovendien dient de corporatie inzicht te geven in de omvang van het sociaal beheer. Indien aan deze eisen kan worden voldaan krijgt het voorstel SEVsteun. Het project is beoordeeld met een 7,0. De steun zal € 7.500,- bedragen als aan deze voorwaarden wordt voldaan. 6. Le contrat social Indiener(s): Stade advies
Maatschappelijk vraagstuk: corporatie weet niet of hun maatschappelijke activiteiten ‘de juiste’ zijn Kwesties HMH: zicht op outcome Instrument/methode: sociaal contract Beoogd resultaat: Rousseau prijs Termijn: ontwerpfase, jan 2006-najaar 2007 Kosten: € 11.172,Om te voorkomen dat corporaties een maatschappelijke bijdrage realiseren die in de ogen van belanghebbenden niet relevant is, gaan corporaties als maatschappelijk ondernemer steeds vaker in overleg met haar stakeholders. Een sociaal contract gaat verder. De corporatie stelt samen met de stakeholders die bij het betreffende maatschappelijk vraagstuk zijn betrokken de gewenste outcome op. Deze wordt zo meetbaar mogelijk omschreven. De volgende stap is het benoemen van de prestaties die volgens de corporatie en stakeholder(s) de gewenste ‘uitwerking’ hebben. Ze worden zo concreet mogelijk (SMART) gemaakt. Ook de stakeholders moeten bereid zijn hun bijdrage concreet vast te leggen. Vervolgens bepalen corporatie en stakeholder(s) welke middelen nodig zijn om aan de leverafspraken te voldoen. Het geheel: de gewenste outcome, de te leveren wederzijdse prestaties en de in te zetten middelen van zowel corporatie als stakeholder(s), wordt vastgelegd in een ‘sociaal contract’. De ondertekenaars krijgen een jaar de tijd om aan het gewenste maatschappelijke effect te werken. Dan komt een onderzoekscommissie de balans opmaken, uitgaande van de input, de prestaties en de outcome, en de mening van stakeholders. De corporatie die in maatschappelijk rendement met kop en schouders boven de anderen uitsteekt verdient de Rousseau prijs. Dat bepaalt de jury op ‘de dag van de Rousseau uitreiking’, op grond van vooraf vastgestelde criteria. Beoordelingscriteria zijn in ieder geval de waardering van de stakeholders, bruikbaarheid voor andere corporaties, de reikwijdte van de maatschappelijke prestatie en het rendement (verhouding input en outcome). De gebruikte criteria en de scores daarop zijn tevens input voor een speelse vorm van “benchmarking”, als aanvulling op de kwalitatieve, verhalende insteek. Hiermee wordt gezocht naar een gemeenschappelijke noemers te in de opzet en de toepassing van het sociaal contract en in de prestaties die geleverd moeten worden voor een bepaalde outcome. Juryoordeel Het experiment probeert echt harde afspraken neer te zetten in de vorm van prestatieafspraken, en is daar vernieuwend in. Helaas brengt het de middelen niet in beeld. Als een van de weinige projecten heeft het een relatie met governance. Het voorstel komt sympathiek over, maar is weinig uitgewerkt. Bovendien is het wat lichtvaardig over de uitvoerbaarheid, die zeker niet eenvoudig zal zijn. Zo is het niet eenvoudig om outcome te meten, en zullen effecten van maatschappelijke investeringen niet altijd binnen een jaar goed meetbaar zijn. Eindoordeel: omdat het voorstel niet goed is uitgewerkt en lichtvaardig is opgezet wordt geen SEV-steun verleend. Het project is beoordeeld met een 6,3. 7. Uitzicht op beter inzicht Indiener(s): RIGO Research en Advies BV, IMK engineering Gouda Maatschappelijk vraagstuk: slecht zicht op maatschappelijke effecten van beleid
Kwesties HMH: outcome zichtbaar maken, theory of change Instrument/methode: simulatiemodel Beoogd resultaat: inzicht in maatschappelijke gevolgen van corporatiebeleid Termijn: ontwerpfase, start medio januari, afronding onbekend Kosten: € 32.000,Corporaties rekenen hun portefeuillebeleid tenminste eenmaal per jaar in het kader van de begroting, de financiële effecten van hun visie, missie en strategische keuzen door. De effecten van op de portefeuille (samenstelling, prijs, kwaliteit) worden echter slechts sporadisch scherp in beeld gebracht en de maatschappelijke effecten van het beleid bijna nooit. Als gevolg hiervan weten corporaties zelden wie hun klanten zijn, wat hun woonlasten zijn of in welke mate zij gebruik maken van de huurtoeslag. Corporaties sturen dan ook slechts bij uitzondering op (volkshuisvestelijke) prestaties als beschikbaarheid, betaalbaarheid, slaagkansen en huursubsidiegebruik. Met het simulatiemodel SIMPHO wil RIGO naast de financiële en vastgoedgerelateerde effecten ook de maatschappelijke gevolgen van het beleid inzichtelijk maken. Om te kunnen sturen op maatschappelijke prestaties is het noodzakelijk deze prestaties meetbaar en voorspelbaar te maken. Met het rekenmodel wordt ook de transparantie voor overige belanghouders, zoals huurders, gemeente en rijk, vergroot. De maatschappelijke doelstellingen zullen worden gedefinieerd in termen van woonlasten, slaagkansen en huursubsidiegebruik van de huurder, maar ook in huurdersamenstelling, betaalbaarheid, spreiding, concentratie, etc. SIMPHO berekent op een geïntegreerde wijze de effecten van het voorgenomen beleid op de financiële positie, op de samenstelling van de vastgoedportefeuille en op de kenmerken van de huurderspopulatie. SIMPHO bestaat uit drie modules: mensen, stenen en geld. De laatste twee (financiële en vastgoedmodule) zijn gereed, alleen de mensen moeten nog geïntegreerd worden. Deze marktmodule wordt uitgewerkt volgens drie stappen. Eerst worden gebruikerswensen geïnventariseerd (welke maatschappelijke indicatoren zijn gewenst) door middel van overleg en discussiebijeenkomsten met geïnteresseerde corporaties. Stap twee is het verder ontwikkelen van het conceptueel en functioneel ontwerp. Hiervoor is het noodzakelijk dat algoritmen worden ontwikkeld om de gewenste outcome te benaderen door middel van schatten of simuleren. Stap drie is de programmeerfase. Juryoordeel De jury vindt dit een waardevol voorstel. Het geeft een voorspelling van de outcome. Er zullen verwachte waarden gegeven worden, die vervolgens weer aan de werkelijke realisatie verbonden moeten worden. Het voldoet met de verbinding aan financieel en vastgoed aan de inhoudelijke criteria van deze tender. Het is niet duidelijk in hoeverre ook “zachte” strategieën gesimuleerd kunnen worden in het integrale model. De intrinsieke kwaliteit is goed. Het is een professioneel en goed doordacht voorstel. Voor de beleidsontwikkeling bij corporaties is het belang van CPB-achtige prognoses op zachte factoren groot. Het is ook vernieuwend. De ontwikkeling is niet eenvoudig en kent nog veel open einden. Het zal daardoor lastig zijn om in een beperkte periode af te ronden. Het is behoorlijk theoretisch en modelmatig. De juryleden vragen zich ook af waarom er (nog) geen partner is gevonden om dit
instrument te ontwikkelen. Het is noodzakelijk dat er een partij bij betrokken is die er dicht op zit om de relevantie te bewaken. De noodzaak tot experimenteren op dit gebied is wel fundamenteel voor de sector, en daarmee ook voorbeeldig. Het model is onderdeel van Rigo’s Integraal Model Woningcorporaties, wat de haalbaarheid vergroot maar waarmee de overdraagbaarheid ernstig in het geding is. Corporaties die met het model willen werken zullen gebonden zijn aan samenwerking met Rigo. Eindoordeel: ondanks de goede kwaliteit van het voorstel zal de SEV wegens de onmogelijkheid van overdraagbaarheid geen steun verlenen. Het project is beoordeeld met een 7,0. Het feit dat dit cijfer hoger is dan enkele voorstellen die wel steun zullen ontvangen ligt aan het feit dat de intrinsieke kwaliteit erg hoog is, maar aan de eis van overdraagbaarheid onvoldoende wordt voldaan. 8.Maatschappelijk (v)oordeel? Indiener(s): Lectoraat corporate governance Avans Hogeschool, Atrivé Maatschappelijk vraagstuk: Brengt woningcorporatie voordeel voor de samenleving tot stand én is dit het gewenste voordeel? Kwesties HMH: oordeel over outcome Instrument/methode: toetsingskader oordeel samenleving Beoogd resultaat: Concrete instrumenten tbv ‘license to operate’ Termijn: ontwerpfase, start begin 2006 Kosten: € 48.400,- ex BTW De samenleving kan het best beoordelen welke voordelen een woningcorporatie genereert. Om zicht te krijgen op ‘hoe de samenleving over de prestaties van de corporatie oordeelt’ worden in dit project methoden en manieren voor wat we noemen ‘maatschappelijk (v)oordeel?’ getoetst. De maatschappij heeft vele gezichten, vaak aangeduid als stakeholders. Om (v)oordelen voor en van de maatschappij in beeld te krijgen, moet een woningcorporaties eerst weten wie zijn stakeholders zijn en welke positie zij in nemen oftewel, hoe wegen wij hun oordeel? De indieners hebben al enkele instrumenten beproefd waarmee op systematische wijze stakeholders in beeld worden gebracht en ook hun positie ten opzicht van de woningcorporatie kan worden benoemd. Hierbij wordt ook het perspectief van de stakeholders zelf meegenomen. Deze instrumenten zullen bij dit project worden gebruikt. Het eindresultaat is toepasbare doe-het-zelf-instrumenten voor ‘maatschappelijk (v)oordeel’. Hiervoor worden methoden en manieren ontworpen om - te komen tot een toetsingskader voor het oordeel van de samenleving; - de oordelen uit de samenleving te inventariseren (focusgroepen, korte enquêtes, interviews, panels, slim gebruik van ICT); - de uitkomsten van het ‘maatschappelijk (v)oordeel’ te integreren in reguliere planning- en verantwoordingsprocessen. Deze methoden en manieren worden bij drie woningcorporaties getoetst, waarbij vooraf een systematische analyse van relevante stakeholders plaatsvindt met behulp van beproefde instrumenten hiervoor.
Juryoordeel Het voorstel biedt in potentie een bijdrage op een belangrijk onderdeel van het maatschappelijk rendement, namelijk het expliciet meten van de maatschappelijke effectiviteit op basis van de mening van de maatschappij zelf. De overdraagbaarheid is in potentie goed, vanwege de voorgestelde systematische aanpak en het streven naar concrete instrumenten die zijn getoetst in pilot-projecten. Meer creativiteit bij keuzeinstrumenten wordt beoogd door de resultaten van het maatschappelijke oordeel te integreren in het planningsproces. Helaas is het voorstel dermate abstract uitgewerkt dat een echte beoordeling van de merites niet mogelijk is. Het is niet echt duidelijk wat ze willen doen, en er zijn ook geen partners betrokken die het mogelijk maken om het voorstel toe te passen. Eindoordeel: door de summiere uitwerking voegt het voorstel onvoldoende toe aan de tender en zal daarom geen SEV-steun ontvangen. Het project is beoordeeld met een 5,9. 9. VINO (Van Input Naar Outcome) Indiener(s): Between-us, Denison consulting, Pentascope Maatschappelijk vraagstuk: Hoe goed is een organisatie in staat om “Outcome” effectief te produceren? Kwesties HMH: Theory of change Instrument/methode: Denison-model voor excellente organisaties Beoogd resultaat: model om vermogen van corporaties om outcome te bereiken te verbeteren Termijn: ontwerpfase, start medio januari Kosten: € 22.775,Om de maatschappelijke hardheid te meten en dus te kunnen verbeteren, kunnen diverse methodes toegepast worden. Echter alle methodes vallen of staan met het vermogen tot executie van de betreffende corporatie. Het project VINO vertrekt dan ook vanuit de opvatting dat de belangrijkste input het vermogen van een organisatie is om zowel haar financiële als ook haar maatschappelijke doelen te bereiken. Hoe goed is een organisatie in staat om “Outcome” effectief te produceren? VINO stelt corporaties in staat dit vermogen meetbaar en stuurbaar te maken teneinde te komen tot een verbeterde outcome. Binnen VINO wordt het Denison-model voor excellente organisaties als basis gebruikt. Dit model koppelt zachte factoren zoals betrokkenheid van medewerkers en het vermogen tot innovatie aan meetbare resultaatgerichtheid van organisaties, en stelt deze organisaties in staat zich te verbeteren. Door het jarenlange gebruik van het Denisonmodel over de gehele wereld in zowel de profit als non-profit sector bestaat er een enorme benchmark van bedrijven en instellingen. Door het model toe te snijden op de specifieke eisen van de corporatie-sector, zal er een norm ontstaan die tegen lage kosten (ongeveer €20 per medewerker per jaar) door de gehele corporatie-sector te gebruiken is. Na het online vullen van het model door de organisatie zelf zal er n.a.v. de analyse aan de corporaties een voorstel tot verbetering gepresenteerd worden. Na een jaar zal vervolgens ook gemeten worden of de organisatie daadwerkelijk verbeterd is. Door bij
meerdere corporaties het standaard model toe te passen ontstaat er een benchmark. Na aanpassing van het model zal het gebruik bij een drietal corporaties getest worden. Juryoordeel Het experiment heeft betrekking op de verbetering van de bedrijfscultuur. VINO zou beter de afkorting kunnen zijn van: “Van Input Naar Output”. Het betreft een organisatieontwikkelmodel, bestudeert de zachte kanten van de organisatie. Hoewel het een interessante oplossing voor een maatschappelijk relevant vraagstuk betreft, wordt de relatie met maatschappelijk rendement niet gelegd. Hiermee past het niet bij de doelen van de tender. Eindoordeel: vanwege een gebrek aan relatie met ‘Het maatschappelijke harder’ wordt het voorstel niet ontvankelijk verklaard en zal daarom geen SEV-steun ontvangen. Het project is beoordeeld met een 4,2. 10. Maatschappelijk rendement bestrijding woonfraude Indiener(s): MB-ALL Analyse BV Maatschappelijk vraagstuk: Woonfraude met sociale huurwoningen Kwesties HMH: relatie tussen maatschappelijke en economische opbrengst Instrument/methode: model ‘maatschappelijk rendement’ Beoogd resultaat: gebruik van de uitkomsten van het model als basis voor prestatieafspraken gemeente en woningcorporatie Termijn: ontwerpfase, implementatie in lopend project, afronding juli 2006 Kosten: € 28.560,Centraal staat woonfraude met sociale huurwoningen. In een nu lopend project met de drie grootste woningcorporaties in Nijmegen wordt de omvang van fraude in aantallen woningen en in euro’s onderbouwd in kaart gebracht. Voor het traject Maatschappelijk harder worden de uitkomsten van het lopende onderzoek aanvullend uitgewerkt met de volgende vijf stappen: 1. Het huidige beleid van de gemeente Nijmegen en de aanwezige woningcorporaties wordt volledig in kaart gebracht; 2. Het model ‘maatschappelijk rendement’ wordt toegepast op het huidige beleid van de gemeente Nijmegen en de aanwezige woningcorporaties; 3. Een keuzemodel voor alternatieve / aanvullende beleidsinstrumenten ter verbetering van het leefklimaat; 4. Toetsing van de nieuw samengestelde maatregelen met het model ‘maatschappelijk rendement’; 5. Handreiking van de nieuwe methode voor overige gemeenten in Nederland. Het model ‘maatschappelijk rendement’ brengt het volgende in beeld: Input Output Outcome
Huidig beleid • • • • Alternatieve n
• • • •
Aantal woningen voor eerlijke woningverdeling; Doorlooptijd op meldingen woonfraude; In beeld krijgen van woonfraude met overlast zonder meldingen; In beeld krijgen woonfraude zonder overlast zonder meldingen; Verhouding succesvol/onsuccesvol opgeloste dossiers; Extra inkomsten uit huurharmonisatie; Extra inkomsten uit versnelde verkoop; Reductie uitgaven voor onterecht toewijzen verhuiskostenvergoeding.
• • • • •
Effect op wachttijd eerlijke woningzoekende Effect op keuzevrijheid eerlijke woningzoekende Effect op budget voor sociale doelstellingen woningcorporaties Mate van beheersbaarheid van woonfraude Imago-effect woningcorporaties
Door de onderzoekers wordt een overzicht gemaakt van het op verbetering van de leefbaarheid gerichte relevante beleid dat is gevoerd door de gemeente Nijmegen en de aanwezige woningcorporaties. De onderzoekers zetten de relevante, alternatieve, beleidsmaatregelen die in Nederland aanwezig zijn op een rij. Vervolgens wordt de gemeente Nijmegen gevraagd een nieuwe keuze te maken. De alternatieven dienen door de gemeente en de corporaties op wenselijkheid en uitvoerbaarheid te worden onderzocht, passend binnen het politieke kader dat de inwoners van Nijmegen hebben gecreëerd. Juryoordeel Het project is relevant voor de tender, omdat in een beleidsevaluatie output en outcome wordt gemeten, wat zich kan laten vertalen in beleidsaanpassingen. Als duidelijk wordt wat de omvang van de woonfraude is en van de kosten van de bestrijding ervan, geeft dat meer zicht op het maatschappelijk rendement van sociale huurwoningen. Het voorstel levert een bijdrage aan de tegenstelling tussen maatschappelijk en economisch belang. Het maatschappelijk belang is de eerlijke verdeling van woonruimte. Het economisch belang is het beperken van de kosten van fraudebestrijding. Het project probeert beide kanten in beeld te brengen. Maatschappelijke outcome wordt echter beperkt gedefinieerd. “Eerlijke woonruimteverdeling” heeft natuurlijk wel wat outcome-effecten (het bereiken van een gevoel van rechtvaardigheid), maar het moet in principe toch vooral als (beleids)input worden gezien. Het tweede deel van het voorstel betreft de pro-actieve bestrijding van woonfraude. Op basis van het eerste deel moet een “model maatschappelijk rendement” worden ontwikkeld dat op alternatieven wordt toegepast. Daarbij wordt een relatie gelegd met “leefbaarheid”. Dit tweede deel is echter in het voorstel beperkt uitgewerkt, dus is moeilijk te beoordelen. Door het karakter van verbetering van beheersingsinstrumenten is dit onderdeel ook niet zeer vernieuwend. Het thema is, hoewel smal, de enige dat ingaat op een negatief maatschappelijk rendement. De haalbaarheid is groot, het valt binnen een bestaande structuur met partners en heeft dus een concreet toepassingskader. Eindoordeel: Hoewel niet erg uitgebreid uitgewerkt en het eindproduct beter omschreven moet worden, krijgt het voorstel het voordeel van de twijfel en dus SEV-steun. Het is een
instrumenteel project met een beperkte scope, en zal daarom een beperkte bijdrage krijgen. Aandacht moet besteed worden aan het goed opschrijven van de gegevens die gebruikt worden, en aan de algemene toepasbaarheid van het “model maatschappelijk rendement”, om overdraagbaarheid te waarborgen. Het project is beoordeeld met een 6,6. De steun zal € 7.500,- bedragen als aan de voorwaarden wordt voldaan. 11. (Maal)Tijd voor elkaar Indiener(s): Aramis Wonen, ism gemeente Roosendaal, Stichting Groenhuijsen, Thuiszorg West-Brabant Maatschappelijk vraagstuk: vereenzaming van ouderen Kwesties HMH: creativiteit output Instrument/methode: woonservicegebieden met eetpunten Beoogd resultaat: ontwikkeling van eetpunten Termijn: ideefase, start 2 kwartaal 2006 Kosten: onbekend e
Gemeente Roosendaal wil een aantal woonservicegebieden ontwikkelen. Onderdeel ervan zijn eetpunten, omdat wordt geconstateerd dat er sprake is van sociaal isolement onder ouderen. Deze eetpunten, die mogelijk maken dat ouderen gezamenlijk eten in een restaurantachtige ambiance, kunnen een bijdrage leveren aan het leggen en in stand houden van sociale contacten en daarmee aan het bestrijden van eenzaamheid. Daarnaast biedt het waarborgen voor een gezond voedingspatroon. Met dit voorstel wordt antwoord gezocht op de vraag welke rol ontspanning en ontmoeting kan hebben bij het ontwikkelen van woonservicezones. Hoe kunnen eetpunten een basis vormen voor de opzet en uitbouw van sociaal culturele activiteiten voor ouderen in de eigen buurt (wijksteunpunt)? De corporatie kan een rol spelen in het faciliteren met betrekking tot de fysieke ruimte, de welzijnsorganisatie voor de ondersteuning van vrijwilligers. De koppeling kan tevens worden gelegd naar het opzetten van praktijkplaatsen voor onderwijs instellingen gericht op horeca. Juryoordeel Het voorstel heeft betrekking op een maatschappelijk woonprobleem, maar gaat niet in op de doelstelling van de tender. De onderzoeksvraag (welke rol ontspanning en ontmoeting kan hebben bij het ontwikkelen van woonservicezones) zou inzicht kunnen bieden op het maatschappelijk rendement van het voorstel, maar de relatie tussen output en outcome wordt niet gelegd door middel van het gebruik van een beleidstheorie (theory of change). Ook wordt niet getracht inzicht te bieden in maatschappelijk versus financieel rendement, of geeft het beter inzicht in de keuze tussen sociale en fysieke ingrepen. Daarnaast wordt niet uitgewerkt hoe het voorstel gerealiseerd gaat worden, zijn er geen gegevens over kosten of tijdspad voorhanden en wordt over overdraagbaarheid niet gesproken. Eindoordeel: Het voorstel past niet in het experimentenprogramma en zal daarom geen SEV-steun ontvangen. Het project is beoordeeld met een 3,7.
12. 4@ll in de buurt Indiener(s): Aramis Wonen, GGZ West-Midden Brabant, Tender, Zuidwester, SIW Maatschappelijk vraagstuk: beheer- en overlastproblematiek Kwesties HMH: creativiteit output Instrument/methode: beheer Beoogd resultaat: andere inzet huismeester/beheersfuncties Termijn: ideefase, start 1 kwartaal 2006 Kosten: onbekend e
Op basis van het gedachtengoed van de Foyer de Jeunesse, start in het complex Bergrand een huisvestingsproject voor jongeren. Een deel van de jongeren ontvangt ondersteuning van een van de deel nemende zorgaanbieders. Een ander deel zijn jongeren zonder zorgvraag. De omgeving van de beurt is risicovol, er zijn beheerproblemen, overlast voor de buurt vanuit het complex en hangjongeren. Er ligt een nadrukkelijke koppeling met een leer/werkproject dat meer omvat dan alleen deze jongeren. Het dagelijks beheer moet vorm krijgen door het aanstellen van een beheerder, als dagelijks aanspreekpunt voor de jongeren, maar ook als contactpunt voor de “omgeving”.De jongeren worden ondersteund in hun zelfstandig wonen. Er moet een duidelijke brugfunctie gerealiseerd worden tussen de groep en de omgeving, waarbij de woonvorm geen “eiland in de buurt” mag gaan vormen, en de omgeving deze woonvorm accepteert. Hierdoor moet het huidige leefklimaat in de omgeving verbeteren en de uitstroom vanuit 4@ll vergemakkelijken. Naast realisatie van deze projectdoelen wil Aramis eerst ervaring opdoen voor de opzet van de verbreding en andere invulling van huismeester / beheerdersfuncties in de Aramis-organisatie, juist in samenwerking met andere partijen, welzijnsorganisatie en zorgpartijen. (woonservicegebieden) Juryoordeel Het voorstel heeft betrekking op een maatschappelijk relevant woonprobleem, zij het dat dit slechts een beperkte groep betreft. De doelen van het project zijn maatschappelijk van belang en de gekozen aanpak in het veld is zondermeer van betekenis als experiment. Maar de indieners van het voorstel maken niet duidelijk wat het bijdraagt aan het thema van de tender. Er wordt niets gemeten of gewogen; sociaal/fysiek, of financieel versus maatschappelijk en dergelijke. De aanstelling van een beheerder is gebaseerd op een beleidstherie (theory of change), maar de relatie tussen input en output/outcome wordt niet onderzocht. Er is door de indieners weinig aandacht besteed aan het toespitsen van het voorstel op de tenderprocedure. Daarom is het moeilijk te beoordelen op alle aspecten die een rol behoren te spelen. Daarnaast is er geen kosten of tijdsindicatie, er is geen aandacht voor overdraagbaarheid en herhaalbaarheid. De voorgestelde werkwijze met een aan te stellen beheerder is zeker innovatief voor een deel van de corporatiepraktijk, maar nogmaals gezegd, dit is niet het onderwerp van deze tender. Eindoordeel: Het voorstel past niet in het experimentenprogramma en zal daarom geen SEV-steun ontvangen. Het project is beoordeeld met een 3,8.
13. Euthanasie of nieuwe brille Indiener(s): Good Company Maatschappelijk vraagstuk: verschraling van het platteland Kwesties HMH: creativiteit output, inzicht in te behalen outcome Instrument/methode: duurzame gebiedsontwikkeling met stakeholderdialoog Beoogd resultaat: andere inzet huismeester/beheersfuncties Termijn: ideefase/gereed voor uitvoering, februari 2006 Kosten: € 30.000,- excl. BTW (gevraagde bijdrage SEV 7500,-) Het project wil effecten in kaart brengen van het laten versloffen van ontwikkelingen in het landelijk gebied, en de economische en maatschappelijke effecten van inspanningen ter revitalisering. In Noord-Brabant is sprake van een sterke vergrijzing van het platteland, met vertrek van jeugd en het verdwijnen voorzieningen. Hierdoor dreigt isolatie van ouderen en daling van vastgoedwaarde. De vraag is hoe te voorkomen is dat het buitengebied uiteindelijk verwordt tot een gemakkelijke prooi voor stedelijke expansiedrift en daarmee teloor gaat, dat ouderen verstoken raken van voorzieningen die nu onrendabel lijken en dat (de positieve effecten van) duurzame ontwikkeling alleen stedelijk gebied betreft (betreffen). Een tweede vraag betreft de toekomst: hoe kun je het platteland (re)vitaliseren - door nieuwe functies te faciliteren in agrarisch gebied en onroerend goed in nietstedelijk gebied (zorg, onderwijs, buurtfuncties, kerkdiensten, recreatie, e.a.); - door revitalisering van ouderen en inzet van vitale ouderen; - door het ontwikkelen van voorzieningen en banen die het aantrekkelijk maken voor jongeren om te blijven; - door de zelfredzaamheid van ouderen te verhogen; - door het integreren van diverse functies in bestaande gebouwen of te ontwikkelen gebouwde omgeving die duurzaam past in en bij het platteland / dorpen? Samen met partners wil Good Company onderzoeken hoe randvoorwaarden vast te stellen zijn die nodig zijn om het landelijk gebied vitaal en levensloopbestendig te houden. Daarnaast wil ze inzicht krijgen hoe partijen gezamenlijk meer naar het platteland kunnen halen. Dit moet leiden tot het inzichtelijk maken tot welke maatschappelijke resultaten inspanningen van de woningcorporaties leiden. Naast een analyse van de problematiek wil ze via een stakeholderdialoog onderzoeken aan welke sociale en fysieke investeringen nodig zijn door vast te stellen wat de randvoorwaarden voor iedere doelgroep zijn om in het landelijk gebied te blijven of zich te vestigen. Dit moet leiden tot een gezamenlijke duurzame gebiedsontwikkeling, en terugkoppeling en geleerde lessen. Juryoordeel Het voorstel kent een goede inhoudelijke drive, zit gedegen in elkaar, en behandelt een relevant maatschappelijk probleem. Als enige gaat Good Company in op problemen die in het landelijk gebied spelen. Helaas heeft het voorstel niet genoeg te bieden om het maatschappelijke harder te maken; er wordt geen effect of outcome gemeten. Ook vindt er geen toetsing van het beleid plaats. Er wordt gepoogd om inhoudelijke verbanden te leggen, maar de indieners hebben geen keuze kunnen maken. Het dient meerdere doelen.
Ook zijn er bij het project (nog) geen partners betrokken en zijn de kosten erg hoog. De jury heeft erg veel interesse in kwantificatie van het schema (voorzieningen verdwijnen uit landelijk gebied --> jongeren trekken weg --> economische functie landelijk gebied vermindert --> vastgoedwaarde daalt), helaas is dit geen onderdeel van het voorstel. Eindoordeel: Hoewel het voorstel zelf gedegen in elkaar zit, heeft het niet genoeg te bieden voor het experimentenprogramma en zal daarom geen SEV-steun ontvangen. Het project is beoordeeld met een 6,0 14. WijkTool Indiener(s): Onze wijk Maatschappelijk vraagstuk: Gebrek aan representativiteit bij inspraak Kwesties HMH: creativiteit output, inzicht in te behalen outcome Instrument/methode: WijkTool, instrument voor bewonersparticipatie Beoogd resultaat: betere toegang tot bewonersparticipatie Termijn: ontwerpfase Kosten: € 38.800,- excl. BTW WijkTool is een instrument voor bewonersparticipatie. Het instrument geeft bewoners op een eenvoudige wijze meer zeggenschap over de inrichting van hun leefomgeving. Het instrument geeft de bewoners periodiek inspraak met resultaten op korte termijn. Dit vergroot de leefbaarheid van de gemeente en de betrokkenheid van de bewoners. Beslissingen over essentiële zaken die nodig zijn voor het goed functioneren van een buurt vallen buiten de WijkTool. Zo heeft bijvoorbeeld elke buurt straatverlichting en groenvoorziening nodig maar met de WijkTool kan bepaald worden of er éxtra straatlantaarns op donkere onveilige plekken komen of extra groenvoorziening. Met de Tool wordt het gemeente budget beter op de wensen en behoeften van de bewoners afgestemd. De Tool kent een multimediale en laagdrempelige aanpak die een hoge deelnamedichtheid verschillende uitwerkingen bevordert. WijkTool maakt gebruik van internet, drukwerk, billboards en 0800-nummers. Welke van de media wordt ingezet hangt van de doelgroep af. Wanneer uitsluitend bewoners de doelgroep betreft zijn internet en drukwerk de meest geschikte platforms. Wanneer de gebruikers van de openbare ruimte doelgroep is zijn 0800-nummers en het plaatsen van billboards het meest ideale platform. Een internet demo kunt u vinden op: www.onzewijk.nl. Juryoordeel Het voorstel levert een bijdrage een het beter formuleren van de maatschappelijke opgave, en in die zin draagt het bij aan het harder maken van het maatschappelijke: de kans dat projecten worden geëntameerd waaraan de bewoners geen behoefte hebben wordt kleiner, en zij zullen mogelijk een positiever gevoel hebben bij projecten die daadwerkelijk worden opgepakt door professionele partijen. In beide gevallen worden kosten bespaard en het maatschappelijke rendement verhoogd. Bovendien levert het voorstel een bijdrage aan de uitbreiding van het repertoire van instrumenten dat door actoren gebruikt kan worden. Een meting die verbetering aantoont is echter geen onderdeel van het experiment. Er wordt geen verband gelegd met economische of efficiëntiecriteria. Het experiment is
gericht op verbetering van de aanpak door gemeenten, in theorie zou het ook geschikt zijn voor corporaties. Hierin kan zowel fysiek als sociaal beleid een rol spelen. Dit is echter niet uitgewerkt. Het voorstel is niet erg volledig uitgewerkt. De haalbaarheid en toepasbaarheid is met het ontbreken van een werkplan, planning of begroting slecht in te schatten. Ontwikkeling in en met de praktijk is realiseerbaar wanneer participanten worden gevonden, overdraagbaarheid van de resultaten is goed te realiseren maar afhankelijk van condities van producteigenaar. Eindoordeel: dit project levert slechts een beperkte bijdrage aan de inhoudelijke doelstellingen van de tender en zal daarom geen SEV-steun ontvangen. Het project is beoordeeld met een 5,8. 15. Het maatschappelijk rendement van een actief sociaal beheeraanpak Indiener(s): Algemene Woningbouw Vereniging Maatschappelijk vraagstuk: leefbaarheid in complexen en buurten Kwesties HMH: zichtbaar maken maatschappelijke opbrengst Instrument/methode: actief sociaal beheeraanpak Beoogd resultaat: zicht op (meer)waarde sociaal beheeraanpak Termijn: ontwerpfase Kosten: onbekend Het realiseren van leefbare complexen en buurten voor bewoners is voor de AWV een belangrijke missie. De bevordering van de leefbaarheid is daarnaast voor de AWV een belangrijk prestatieveld. Partijen (overheid, bewoners, politiek) verwachten van de AWV – en in het algemeen corporaties - prestaties op dit terrein. Maar wat is een effectieve leefbaarheidaanpak ? Voor de AWV is een actief sociaal beheeraanpak de methode om de leefbaarheid te bevorderen. Een actief sociaal beheeraanpak houdt in dat medewerkers van de AWV op alle terreinen van het beheer een actieve, betrokken en soms normstellende houding ten toon spreiden. Medewerkers laten zich nadrukkelijk zien in de complexen waar AWV bezit heeft en schromen niet te interveniëren als de situatie daar om vraagt. De AWV wil graag onderzocht zien wat de (meer)waarde van een actief sociaal beheeraanpak is. Is de aanpak wel zo effectief als wij beweren ? Waaraan is dat dan af te meten ? De aanpak zou op meerdere onderdelen onderzocht kunnen worden. Ook is het mogelijk om één onderdeel onder de loep te nemen. Uit pragmatische overwegingen zou dat de aanstelling van complexbeheerders kunnen zijn omdat waarschijnlijk meerdere corporaties met deze vraag worstelen. Het beoogde resultaat van het onderzoek zou moeten zijn dat de (meer)waarde van een actief sociaal beheeraanpak beter aangegeven en onderbouwd kan worden. Juryoordeel Het voorstel bevat vooral een goed idee, een interessante vraagstelling. Het is een goede aanvliegroute om maatschappelijk rendement inzichtelijk te maken. Het gaat over de keuze tussen sociaal en fysiek, de relatie tussen economische en maatschappelijke opbrengsten en wil iets zeggen over een beleidstheorie (theory of change). De
woningcorporatie wil duidelijk wat met dit nuttige idee. Helaas is er één probleem: de aanpak is niet uitgewerkt. Eindoordeel: omdat de aanpak niet is uitgewerkt kan het voorstel in eerste instantie niet worden gehonoreerd met SEV-steun. Aangezien het een zeer interessant vraagstuk betreft, dat leeft bij verschillende corporaties, krijgt het de aanmoedigingsprijs. We willen het vraagstuk adopteren om er een aantal methoden van rendementsmeting op los te laten die we niet met de tender hebben weten op te halen. Ook kan het eventueel gecombineerd worden met andere voorstellen. Het project is beoordeeld met een 5,4. De steun zal € 2.500,- bedragen als AWV bereid is dat op het vraagstuk meerdere methoden los worden gelaten. 16. “Wonen” doe je niet alleen, een meetmodel voor “samen” Indiener(s): Maatschappelijke effectieve concepten Maatschappelijk vraagstuk: samenbrengen van partijen die elkaar nu als concurrent zien en niet verder komen in hun ontwikkeling Kwesties HMH: theory of change Instrument/methode: meetmodel voor “samen” Beoogd resultaat: nieuwe organisatievormen en samenwerkingsverbanden Termijn: ontwerpfase, 15 januari 2006 Kosten: € 50.400,“Wonen” betreft het onder eigen verantwoordelijkheid wonen werken en verblijven in een eigen, vertrouwde, zelfgekozen omgeving. Een meetmodel om dit te beoordelen legt verbanden tussen infrastructuur, bouwproces en gebruikskosten. Het model kan gebruikt worden om zowel bouwprocessen als participanten in zulke processen te beoordelen op een bijdrage aan “Wonen”, waarbij met name de maatschappelijke “outcome” van belang is. Het meetmodel is deel van een in ontwikkeling zijnd “metamodel” waarin economische, ecologische en sociale aspecten op basis van gelijkwaardigheid een rol spelen en van waaruit nieuwe instrumenten, werkwijzen en organisatiemodellen beschikbaar zijn. Participanten kunnen vroegtijdig drempels en gesloten deuren ontdekken en mogelijk slechten. Op basis van het beoordelingsresultaat zijn vanuit het metamodel gereedschappen beschikbaar om te komen tot een passende projectaanpak. Het resultaat van deelprojecten kan op deze wijze bijdragen aan ontwikkelingen in het “metamodel” gericht op de “theory of change”. Uitvoering van het meetmodel zal plaatsvinden door via meting van de bij “wonen” betrokken participanten, te weten overheden, projectontwikkelaars, architecten, bewoners, corporaties. Hierna kunnen nieuwe organisatievormen danwel samenwerkingsverbanden vastgelegd worden, en hieruit voortvloeiende nieuwe danwel aangepaste functies waaronder met name de huismeester als spil bij het inbrengen van gebruikerservaring danwel “outcome” in het ontwerpproces. Uitgevoerde, lopende en nieuwe (deel)projecten worden vervolgens gemeten.
Juryoordeel Het voorstel is geschreven vanuit een brede visie op maatschappij, economie en het functioneren van organisaties daarbinnen. Daar zit ook een problematische kant aan, omdat deze visie – een metamodel genoemd – zelf nog in de ontwerpfase verkeert en nog geen erkenning heeft gevonden in bredere kringen van wetenschap en/of samenleving.. Omdat het voorgestelde meetmodel uit de genoemde visie wordt afgeleid stelt dit gegeven hoge eisen aan de communicatie met de (beoogde) participanten in het veld. Het voorstel levert een bijdrage aan het zicht op maatschappelijk rendement door dit te beschouwen als een element van duurzaamheid, waarin economische, ecologische en sociale aspecten een gelijkwaardige rol spelen. Het voorstel richt zich op het weten, niet op het meten van maatschappelijk rendement. De theory of change in het voorstel is dat actoren die bij wonen betrokken zijn een betere outcome zullen realiseren wanneer zij hun visie opschalen op een continuüm van ‘overleven’ naar ‘continuïteit’, en hun positie in het proces dichter ligt bij ‘netwerk’ dan bij ‘mono’. Het te ontwikkelen meetinstrument laat participanten zien waar zij zich op deze assen bevinden en wat zij kunnen doen om op een meer effectief hoger niveau te gaan opereren. Het wordt uit het voorstel niet duidelijk of de outcome als zodanig ook bij de participanten gemeten zal worden en daadwerkelijk in verband gebracht zal worden met hun positiebepaling. Een interessant element in het voorstel is dat concreet gefocust wordt op de verbetering van outcome die gerealiseerd zou kunnen worden door bij het ontwerp van woningen meer gewicht te geven aan ervaringen en inzichten van huismeesters. Van het voorstel kan vooral een bijdrage verwacht kan worden met betrekking tot de theory of change. Het is echter de vraag of het project voldoende inzicht oplevert dat het handelen volgens deze theorie invloed heeft op de outcome. De intrinsieke kwaliteit van het voorstel roept enkele vragen op. Het is moeilijk toegankelijk, terwijl de complexe opzet van het project juist hoge eisen stelt aan de communicatie er over. Het succes is in hoge mate afhankelijk van de persoonlijke kwaliteiten, inzichten en inzet van de indiener. Een deel van de tijd en kosten gaat zitten in het ontwikkelen en op conferenties toelichten en toetsen van het metamodel. Het is de vraag of het voorstel bij de voorgestelde aanpak voldoende draagvlak zal kunnen verwerven bij de beoogde participanten voor de meting. Wanneer het meetmodel echter daadwerkelijk gemaakt, beschreven en getest is bij participanten, zal het naar verwachting ook overdraagbaar zijn naar andere corporaties en stakeholders. Eindoordeel: Bij de overdraagbaarheid van het voorstel moeten enige vraagtekens gezet worden op grond van de complexe en moeilijk toegankelijke inhoud. Het verhaal is bovendien erg prematuur. Het zal daarom niet voor SEV-steun in aanmerking komen. Het project is beoordeeld met een 3,5.
5.