Rapport Evaluatie Onderzoek Spuitenruil Vlaanderen 2012
Vlaamse spuitenruil, Free Clinic vzw Maart 2012 Tessa Windelinckx Vlaams Coördinator Spuitenruil Schijnpoortweg 14 2060 Antwerpen 03/201.12.60.
[email protected] www.free-clinic.be
Voorwoord: Het initiatief spuitenruil beoogt vier grote doelstellingen, namelijk: 1. Het voorkomen van besmettelijke aandoeningen (HIV/Aids, Hepatitis B en C) bij injecterende druggebruikers door de beschikbaarheid van injectiemateriaal te verhogen; 2. Het voorkomen van andere gezondheidsrisico’s (vb. abcessen) door het geven van gerichte preventieboodschappen (naaldhygiëne, gebruik van steriel materiaal, …); 3. Voorkomen van besmettingsgevaar bij andere groepen van de bevolking (vb. door recuperatie van besmette naalden); 4. Het geven van aanzetten tot meer diepgaande zorg- en hulpverlening via gerichte doorverwijzing (drempelverlaging). Om de effectiviteit van het initiatief spuitenruil en het bereiken van haar doelstellingen op een verantwoorde manier te evalueren is er, naast de kwantitatieve registratie van de frequentie en de verdeelde en gerecupereerde materialen, eveneens een jaarlijks evaluatieonderzoek dat meer naar kwalitatieve gegevens peilt. Dit gebeurt via een gestructureerde vragenlijst1 die jaarlijks wordt afgenomen bij zoveel mogelijk gebruikers van de spuitenruilpunten. Deze gestructureerde vragenlijst behelst o.a. een aantal vragen die betrekking hebben op het risicogedrag van injecterende druggebruikers (IDG’s) m.b.t. hun injecteergedrag. Deze vragen werden overgenomen uit de ‘Injecting Risk Questionaire’2 die gebruikt wordt in de spuitenruilen van Groot–Brittanië en daar gevalideerd werd. Op die manier kunnen we op termijn vergelijken met de data die daar verzameld worden. Daarnaast werden eveneens eigen vragen ontwikkeld die peilen naar de gezondheidstoestand (meer specifiek m.b.t. overdraagbare aandoeningen), het druggebruik, de contacten met de hulpverlening, de recuperatie van gebruikt materiaal en de beleving door de IDG’s van de spuitenruil op verschillende aspecten (plaats, uren, materialen, …). De ontwikkelde vragenlijst integreert dus een peiling naar de bovenvermelde doelstellingen. Inleiding: Het initiatief spuitenruil/-verdeling ging van start begin 2001. Na een voorbereidende fase, werden de eerste spuitenruilpunten geïmplementeerd midden 2001. Het eerste evaluatieonderzoek gebeurde in 2001 binnen een periode van twee weken; namelijk tussen zes en acht weken na het opstarten van de respectievelijke spuitenruilpunten. Aangezien het toen het eerste jaar van dit initiatief betrof, betekende dit ook dat er slechts een beperkt aantal vragenlijsten ingevuld werden, namelijk 62. Hierdoor kon men dus onmogelijk praten over een grondige evaluatiestudie. De belangrijkste doelstelling was dan ook het verkrijgen van een aantal zogenaamde ‘startindicaties’. Meer specifiek probeerden we meer zicht te krijgen op het risicogedrag bij de IDG’s die pas een spuitenruilprogramma frequenteren, aangevuld met informatie over de eerste percepties m.b.t. het initiatief zelf (zowel naar verstrekt materiaal, als meer formele aspecten), een peiling naar hun contacten in de drughulpverlening en hun gezondheidstoestand m.b.t. bepaalde besmettelijke aandoeningen. In die zin hadden die startindicaties al hun concreet nut. Zo kon reeds extra preventieve aandacht geschonken worden aan de belangrijkste risicogedragingen die uit deze bevraging naar voren komen en konden indicaties gevonden worden om zo verbeteringen en/of aanpassingen door te voeren op het gebruikte instrument. In 2006 is de bevraging aangepast in samenwerking met een docente onderzoekstechnieken van de sociale hogeschool Antwerpen. De bevraging is voornamelijk korter, simpeler en meer gebruiksvriendelijk geworden. Toch blijven we met een aantal vragen zitten die blijkbaar moeilijk in te vullen zijn en waar we jaar na jaar andere manieren voor moeten zoeken. In 2009 zijn er enkele nieuwe vragen in gekomen – onder andere rond plaatsen van injecteren, wat was het eerste product dat geïnjecteerd werd, het gebruik van ascorbinezuur, het peilen naar spuitabcessen en overdosissen. In 2010 is er slechts één vraag toegevoegd; de vraag rond op welke plaatsen er geïnjecteerd wordt is gesplitst in huidige plaatsen en ooit geïnjecteerd op deze plaatsen. 1 2
Voor de integrale vragenlijst verwijzen we naar bijlage 1 Injecting Risk Questionaire (IRQ) ontwikkeld door Centre for Research on Drugs and Health Behaviour, UK
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 2
Er werden in totaal 227 geldige vragenlijsten ingevuld. De resultaten worden hieronder besproken. We benadrukken dat dit gaat over een steekproef binnen spuitenruil en dat het gaat over zelfrapportage . Hierdoor willen enkele voorzichtige conclusies hieromtrent trekken. Om het te extrapoleren naar een ruimere groep is er een grootschaliger onderzoek nodig bij een veel ruimere groep. Het gaat om een dwarsdoorsnede in de tijd binnen de populatie van bereikte injecterende druggebruikers. De statistische verwerking van deze bevragingen wordt gedaan door doctor arts Catharina Matheï 3 – Waarvoor dank. Verdeling van bevragingen binnen de spuitenruilprojecten in de vijf Vlaamse provincies: -
Antwerpen: 114 respondenten Limburg: 20 respondenten, waarvan 3 de laatste maand niet injecteerden Oost Vlaanderen: 49 respondenten Vlaams Brabant: 19 respondenten West Vlaanderen: 25 respondenten
Het is duidelijk dat dit een onderschatting is van het aantal, dat het project spuitenruil bereikt. Er zijn dit jaar minder bevragingen afgenomen in Antwerpen (-6), in Vlaams Brabant (- 10 ) en in West Vlaanderen (-22). Net als vorig jaar zullen enkele vergelijkingen tussen de verschillende provincies rond bepaalde data worden gemaakt. Het kan best zijn dat er grote verschillen zijn, aangezien er verschillende gebruiksculturen bestaan. Maar ook hier is het slechts een indicatie, een dwarsdoorsnede in de tijd en moet er rekening gehouden worden met de verschillen in het aantal bevragingen. Hierdoor blijft het moeilijk het gedrag van de IDG’s binnen de provincies écht te vergelijken. Door de soms kleine aantallen respondenten is het soms moeilijk vergelijkingen te maken tussen de verschillende provincies. De vergelijkingen worden volgens de percentages gedaan, zo trachten we toch tot een vergelijking te komen.
3
Doctor Catharina Matheï is werkzaam als arts op vzw Free Clinic en als wetenschappelijk medewerker en professor op de KULeuven
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 3
Resultaten:
1. Socio-demografische gegevens: 1.1. Aantal: Er werden 227 geldige vragenlijsten ingevuld via zelfrapportage. Alle vragenlijsten werden gegeven aan de respondenten door de provinciale coördinatoren, dit om mogelijke bias van de onderzoeker zoveel mogelijk te beperken. Bij enkele anderstalige IDG’s werden ook dit jaar een vragenlijst in eigen taal bezorgd – zo werden er vertalingen in Frans, Engels en Russisch gemaakt. Op deze manier zijn er heel wat IDG’s uit het vroegere Oostblok kunnen betrokken worden in de bevraging. (deze zijn enkel in Antwerpen afgenomen, de rest van Vlaanderen heeft enkel de Nederlandstalige lijst gebruikt) Alle vragenlijsten werden afgenomen op de aparte spuitenruilpunten. Er werden geen vragenlijsten afgenomen door participerende apothekers. Alle deelnemers kregen een éénmalig deelnamebedrag van 6 Euro 4. Gemiddeld duurde de afname ongeveer 30 tot 45 minuten. De vragenlijsten zijn anoniem.
1.2. Aantal dat injecteerde in de laatste vier weken. Om te vermijden dat gebruikers – die niet injecteren – werden aangetrokken door de 6 € voor deelname moest de eerste vraag met Ja beantwoord worden. Indien mensen de laatste 4 weken niet geïnjecteerd hadden konden ze niet deelnemen aan de bevraging. Toch geven dit jaar 3 respondenten aan dat ze de laatste maand niet geïnjecteerd hebben (3 in Limburg), verder in de bevraging blijkt dat ze het laatste jaar wel geïnjecteerd hebben. In de vergelijkingen die getrokken werden tussen provincies rond de vragen die van toepassing zijn over het injecteren in de laatste maand zijn deze 3 bevragingen uitgehaald. (indien er niet geïnjecteerd is de laatste maand, kan er moeilijk iets gezegd worden over het injectiegedrag van de laatste maand) 1.3. Verdeling volgens sekse:
Geslacht
man vrouw
N=227 % 182 45
80,18 19,82
Traditioneel werden er meer mannelijke respondenten (80%) bevraagd dan vrouwelijke (20%) respondenten. Dit stemt overeen met het profiel dat bereikt wordt binnen de laagdrempelige drughulpverlening. 4
met uitzondering van de deelnemers in de provincie Limburg. Zij werden niet vergoed voor hun deelname. In Oost Vlaanderen werd 5 euro per bevraging betaald.
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 4
Het is duidelijk dat deze verdeling in elke provincie het geval is. ( In Limburg en Vlaams Brabant werden er meer mannelijke respondenten bereikt dan gemiddeld)
% Antwerpen limburg Oost Vlaanderen Vlaams Brabant West Vlaanderen
man
vrouw 85,96 85,00 65,31 68,42 88,00
14,04 15,00 34,69 31,58 12,00
1.4. Verdeling volgens leeftijd: De gemiddelde leeftijd van de bevraagde respondenten was 36.55 jaar ,
lft 16-20 21-25 26-30 31-35 36-40 41-45 46-50 51-55 56-60 >60
N=224
% 2 20 44 41 43 34 36 3 1 0
cumm % 0,89 0,89 8,93 9,82 19,64 29,46 18,30 47,77 19,20 66,96 15,18 82,14 16,07 98,21 1,34 99,55 0,45 100,00 0,00
gemiddelde leeftijd 2012 antwerpen limburg oost Vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen
38,11 38,89 32,50 34,42 35,56
De gemiddelde leeftijd van de bereikte IDG’s is in Vlaanderen – ook dit jaar weer - gestegen, Oost Vlaanderen bereikt een jongere populatie. Antwerpen en Limburg bereiken duidelijk een gemiddeld oudere populatie dan de andere provincies. Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 5
De gemiddelde leeftijd ligt hoger dan vorig jaar en het blijft zo dat het project spuitenruil zeer weinig jonge IDG’s bereikt , slechts 9.8% is jonger dan 25 jaar, hoewel dit uitermate belangrijk is. Uit latere gegevens zien we dat de startleeftijd van injecteren zeer jong is. Wanneer we de gemiddelde leeftijd bekijken zien we dat er mogelijks heel wat jaren overheen gaan voordat IDG’s gebruik maken van het project spuitenruil. Reeds enkele jaren is dit belangrijk aandachtspunt binnen spuitenruil en een signaal naar hulpverlening, straathoekwerk en jeugdwerk blijft dat er een subgroep bestaat van jonge IDG's die niet bereikt worden. Hierdoor hebben zij weinig tot geen toegang tot preventie en sensibilisering!
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 6
1.5. Leefsituatie: leefsituatie 2012 N=226 % alleen 49 met partner 55 met partner en kinderen 16 met kinderen 4 met ouders 17 met andere familie 7 in kraakpand 13 dakloos 26 bij vrienden 20 in nachtopvang 12
21,68 24,34 7,08 1,77 7,52 3,10 5,75 11,50 8,85 5,31
Meerdere antwoorden waren mogelijk, de percentages zijn berekend op het aantal respondenten (N=226) Het grootste deel leeft in een stabiele leefsituatie (alleen, met partner, met partner en kinderen, met familie) We merken wel een stijging van de antwoorden (kraakpand, dakloos, af en toe bij vrienden, nachtopvang) die we als onstabiele leefsituatie bekijken vorig jaar 25% , dit jaar 31.42% , er geven meer mensen aan dat ze in kraakpanden verblijven (van 1.19% naar 5.75%!!) en een lichte stijging van mensen die in de nachtopvang verblijven. Wanneer IDG’s in onstabiele leefomstandigheden zitten hebben ze meestal ook niet de mogelijkheid om op een hygiënische manier te gebruiken – wat heel wat risico’s met zich meebrengt. Om eens te bekijken of dit een fenomeen is van grootsteden zijn de resultaten van de verschillende provincies naast elkaar gelegd.
2012 leefsituatie antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen alleen 48,25 35,00 38,78 38,89 44,00 met partner 22,81 20,00 28,57 33,33 28,00 met partner en kinderen 10,53 4,08 8,00 met ouders 6,14 10,00 2,04 8,00 met andere familie 2,63 10,00 14,29 4,00 in kraakpand 3,51 10,00 22,45 dakloos 10,53 10,00 8,16 4,00 bij vrienden 6,14 10,00 8,16 5,56 12,00 in nachtopvang 7,02 ander
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 7
Opvallend dit jaar is dat er een stijging is binnen Oost Vlaanderen van IDG’s die in onstabiele leefomstandigheden leven. Vorig jaar was dit 29.27%, dit jaar is het gestegen tot 38.77% - wat bijna 10% betekend)
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 8
2. Druggebruik: Om een aangepaste preventie en dito materiaalverstrekking te hebben is het belangrijk te weten welke illegale drugs gebruikt worden, en, welke van deze drugs al dan niet geïnjecteerd worden. Niet alleen geeft dit indicaties m.b.t. mogelijk polydruggebruik van de bereikte groep, maar daarenboven is er een duidelijk verschil tussen het injecteergedrag van bijvoorbeeld heroïne en cocaïne of amfetamines. De frequentie van injecteren ligt bij gebruik van deze laatste middelen beduidend hoger dan bij heroïne. 2.1. Welk type van drugs injecteer je hoofdzakelijk? De respondenten konden op deze vraag slechts één antwoord geven. De bedoeling daarbij was om vooral een zicht te krijgen op de zogenaamde ‘voorkeurdrug’ voor het injecteren5. Van daaruit dat de vraag opgedeeld werd in 3 groepen, namelijk de opiaten (‘downers” zoals heroïne), de opwekkende middelen (zoals cocaïne en speed) en cocktail (snow-speedball de combinatie heroïne-cocaïne of heroïne-amfetamine).
VOORKEUR Type drugs IV gebruik N=214 % opiaten 96 44,86 opwekkende middelen 77 35,98 cocktail 40 18,69 ander 1 0,47
De voorkeur om opiaten intraveneus te gebruiken is verder gedaald dit jaar. Het aandeel van opiaatgebruikers blijft hoog, aangezien de bevragingen meestal doorgaan op de locatie van de MSOC’s (die traditioneel meer opiaatgebruikers bereiken) De voorkeur om opwekkende middelen intraveneus te gebruiken is stabiel gebleven, maar we zien een duidelijke stijging (4%) binnen het iv-gebruik van snowballs (de cocktail heroïne – cocaïne/speed)
5
in 2001 werd ‘hoofdzakelijk gebruikt’ nagegaan. Gezien de aard van het onderzoek leek het ons opportuner om vooral het injecteren te bevragen. Deze vraag werd dan ook gewijzigd.
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 9
opiaten opwekkende cocktail
2012 antwerpen limburg oost vl vlaams br west vl 40,9 70,60 44,7 44,7 48 31,4 23,50 38,3 50 52 27,7 5,90 1,7 5,6 0
We merken enkele verschuivingen van voorkeur op tov 2011 binnen de provincies: Binnen de provincie Antwerpen is de situatie nagenoeg hetzelfde gebleven In Limburg zien we een stijging voorkeur opiaten (van 60 naar 70) tov dalingen voorkeur opwekkende middelen en cocktail Een opvallende verschuiving binnen Oost-Vlaanderen; de voorkeur voor opwekkende middelen is dit jaar duidelijk gestegen (van 27% naar 38%) dit met een daling voorkeur opiaten tot gevolg. Binnen de provincie Vlaams Brabant is er terug een verschuiving naar meer voorkeur voor opiaat gebruik. In West Vlaanderen blijft bijna 50/50 opiaat en opwekkende middelen als geprefereerde intraveneuse drug.
Wanneer we de voorkeur van iv gebruik bekijken binnen elke provincie zien we enkele verschillen: - Limburg (70,6%) bereikt duidelijk grotendeels opiaatgebruikers - Binnen de andere provincies worden er meer opwekkende middelen gebruikers bereikt - In de provincie Antwerpen worden er duidelijk meer snowball gebruikers bereikt in vergelijking met de andere provincies - In de provincie Oost-Vlaanderen is er een verschil tov van vorig jaar: het aantal opiaatgebruikers is duidelijk gedaald, en er zijn meer gebruikers van opwekkende middelen bereikt.
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 10
2.2. Hoe oud was je toen je voor het eerst injecteerde? Vanuit gesprekken met gebruikers kwamen we tot de vraagstelling hoe oud de gemiddelde startleeftijd is wanneer iemand begint te injecteren. Aangezien we voornamelijk oudere gebruikers die reeds enkele jaren injecteren bereiken via spuitenruil, wilden we eens nagaan hoe het zat met onze populatie en hun startleeftijd van injecteren. We weten ook uit internationaal onderzoek dat besmettingen veelal worden opgelopen in het eerste jaar van injecteren. In bepaalde onderzoeken wordt er gesproken van een besmettingskans van 80% in het eerste jaar van injecteren ( onderzoek in Baltimore)6 In België spreken we eerder van een besmettingskans van 50% We stelden ons in het verleden hierbij de vraag of onze doelgroep vroeg begint te injecteren en misschien moeten we ons als spuitenruilproject ook meer kunnen richten op nieuwe injecteerders. Om een beter zicht te krijgen op dit signaal nemen we al enkele jaren deze vraag mee op in onze bevraging. Deze resultaten bevestigen jaar na jaar enkele van onze vermoedens dat er inderdaad soms erg jong gestart wordt met injecteren, maar we zien ook het andere uiterste komt (weliswaar zelden) voor. Het geeft aan dat er op elke leeftijd gestart wordt met injecteren, en dat hier verder onderzoek naar moet gebeuren. 2012
Startleeftijd Aantal ; 212 respondenten Percentage cummulatief percentage
<=15 21
16-18 58
19-20 28
21-25 53
26-30 29
31-35 14
36-40 5
41-45 3
45-50 1
>50 0
9,91
27,36
13,21
25,00
13,68
6,60
2,36
1,42
0,47
0,00
9,91
37,26
50,47
75,47
89,15
95,75
98,11
99,53
Jaar na jaar worden deze onrustwekkende cijfers bevestigd!! Bijna 10% is 15 jaar of jonger wanneer de eerste injectie gezet wordt, 27% is tussen de 16 en de 18 jaar, en 13% is 19 à 20jaar. Dit geeft ook dit jaar weer het verontrustende signaal dat 50% gestart is met injecteren voordat ze de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben!!!!! Op het moment dat gebruikers 21 jaar zijn, hebben ze weinig tot geen contact met laagdrempelige drughulpverlening Dit blijft één van de grote aandachtspunten en signalen naar beleid, preventie, straathoekwerk en drughulpverlening. Deze gegevens bevestigen nogmaals onze bezorgdheid dat we nieuwe injecteerders zo snel mogelijk moeten zien te bereiken om aan harm reduction te kunnen doen!! 6
Garfein RS. AM J Public Health, 1996; 86:655
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 11
Probleem is dat zowel drughulpverlening als straathoekwerk nog steeds weinig tot geen zicht op heeft op deze doelgroep.. De gemiddelde starleeftijd bij de eerste injectie is 22.7jaar. Binnen nagenoeg elke provincie is dit het geval – met uitzondering Limburg
startleeftijd 1ste injectie gemiddelde startlft gemiddelde lft
Antwerpen Limburg Oost Vl 22,20 25,88 38,11 38,89
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Vlaams Brab 20,71 32,50
West Vl 21,75 34,42
21,45 35,56
Pagina 12
2.3. Welke van de volgende drugs heb je de afgelopen vier weken gebruikt en vermeld daarbij of je deze producten hebt gespoten? a. Druggebruik Deze vraag heeft betrekking op alle druggebruik van de respondenten in de afgelopen maand, waarbij extra aandacht gaat naar alle geïnjecteerde producten. Het is dan ook evident dat op deze vraag meerdere antwoorden mogelijk waren. Deze vraag werd beantwoord door 220 respondenten. In totaal gaven ze 946 antwoorden van gebruik; m.a.w. er worden meerdere producten per persoon gebruikt, we kunnen stellen dat polygebruik eerder norm dan uitzondering is geworden. (Er worden gemiddeld 4 verschillende producten gebruikt) Ten opzichte van vorig jaar zien we enkele verschuivingen. - Er wordt aangegeven dat er meer cocaïne gebruikt is (+6%) - Er is minder amfetamine gebruik (-5%) - 10% meer gebruik van tripmiddelen (er wordt niet gespecifieerd welke deze tripmiddelen zijn)
drugsgebruikt 2012 heroine methadone cocaine amfetamines cocktail kalmeer/slaap cannabis tripmiddelen alcohol steroide ander
N=220
% 160 121 136 92 58 92 113 45 112 10 7
72,73 55,00 61,82 41,82 26,36 41,82 51,36 20,45 50,91 4,55 3,18
Gemiddeld gebuik van 4.3 produkten
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 13
Opiaten blijven het product dat het meest gebruikt wordt (73%) – dit is normaal aangezien de bevraging is afgenomen binnen de MSOC's en spuitenruil nog steeds een groot bereik heeft binnen deze populatie. Opnieuw zien we een stijging van cocaïne gebruik met 5%. Een andere opvallende stijging is die van het gebruik van tripmiddelen met 10%! b. Het intraveneuze druggebruik Het meest geïnjecteerde product blijft duidelijk heroïne, maar is gevoelig gedaald tov vorig jaar ( van 75.5% naar 67 %) Vorig jaar zagen we al een stijging in het injecteren van cocaïne, deze trend heeft zich dit jaar verder gezet, er is opnieuw een stijging van meer dan 10% !! Hoewel persberichten en andere onderzoeken blijkbaar aangeven dat er een daling is in het cocaïne gebruik zien we dit duidelijk niet bij onze bereikte doelgroep!! Naast de stijging van cocaïne injecteren is ook het intraveneus amfetaminegebruik gestegen. Iets om mee te monitoren is het stijgend intraveneus gebruik van tripmiddelen (in 2011 1.3% en in 2012 5.19%)
drug injecteren 2012 heroine cocaine amfetamine cocktail methadon kalmeermidd cannabis alcohol tripmidd steroide ander
n=212
% 144 123 85 57 17 7 5 3 11 1
67,92 58,02 40,09 26,89 8,02 3,30 2,36 1,42 5,19 0,47 0,00
Bij het injecterend druggebruik stellen we vast dat polygebruik duidelijk aanwezig is: een gemiddeld gebruik van 2 verschillende soorten drugs
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 14
Het is duidelijk dat de spuitenruil sinds enkele jaren een nieuwe groep heeft bereikt én ermee in contact kan blijven. De groep van opwekkende middelen gebruikers heeft de weg gevonden naar de spuitenruil. Dit is een belangrijke vaststelling aangezien deze groep quasi geen contact heeft met de hulpverlening en daardoor ook minder toegang tot preventie. Sinds enkele jaren bereiken we via spuitenruil een groep van gebruikers van opwekkende middelen, blijkbaar blijven ze beroep doen op het project en bereiken we steeds meer IDG’s die opwekkende middelen gebruiken. Wanneer we eens een vergelijking maken tussen de verschillende provincies zien we dat het intraveneuze cocaïnegebruik meer aanwezig is in de provincies Antwerpen en West Vlaanderen. Intraveneus amfetaminegebruikers worden dan weer meer bereikt in de provincies Oost Vlaanderen en Vlaams Brabant. De opvallende stijging van het injecteren van tripmiddelen was voornamelijk merkbaar in de provincie Oost Vlaanderen. iv gebruik antwerpen limburg cocaine
69
amfet
34
trip
3
oost vl vl brab west vl 55,50 44,4 42,1 66,6 38,90 53,3 57,9 37,5 0,00 15,6 5,2 0
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 15
2.4. Waar / op welke locatie injecteer je hoofdzakelijk? Deze vraag is opgenomen binnen de steekproef om een zicht te krijgen op welke locatie IDG’s hoofdzakelijk gebruiken. Wanneer er geïnjecteerd wordt op openbare plaatsen is dit een meer riskante vorm, er kan minder hygiënisch gebruikt worden, meestal is dit gehaast, ze kunnen gestoord worden. Daarnaast gaan we er vanuit dat gebruik iets privé is en waar andere mensen niet mee geconfronteerd hoeven te worden. 2012 locatie IV gebruik van drugs N=224 % thuis 171 bij vrienden 89 op straat 41 kraakpand 30 bij dealer 17 op cafe 17 drughulpverlening 2 daklozenopvang 13 ander (ziekenhuis, metro, wc 12 parking, op werk, in auto,,,,,)
224,00 67,59 35,18 16,21 11,86 6,72 6,72 0,79 5,14 4,74
Opvallend dit jaar is dat er minder thuis-gebruik is. We hebben dit jaar ook 6% meer IDG’s die aangeven in onstabiele leefomstandigheden te zitten (dak,thuisloos). Er is iets meer gebruik op straat (+3%), op café (+2%) en op andere plaatsen(+3.5%) Het overgrote deel injecteert thuis en/of bij vrienden, maar niet exclusief. 52.7% van de antwoorden zijn “injecteren op semiopenbare plaatsen” – dit is een serieuze stijging ten opzichte van vorig jaar (36%) . Jaar na jaar zien we dit openbaar gebruik stijgen binnen onze bevraging en het is niet enkel in de grootseden aanwezig… In elke provincie is het semi- openbaar gebruik gestegen!! In Oost-Vlaanderen zijn de antwoorden van gebruik op openbare plaatsen het hoogst!
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 16
locatie IV gebruik van drugs% antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen thuis 78,57 77,78 69,39 89,47 72,00 bij vrienden 37,50 27,78 46,94 47,37 40,00 semi-openbaar gebruik 52,68 52,63 91,83 21,05 56,00
Aangezien er op deze vraag verschillende antwoorden mogelijk waren zou het een vertekend beeld kunnen geven over het gebruik in openbare plaatsen. Dit jaar is er eens gekeken naar het aantal gebruikers dat exclusief thuis en/of bij vrienden injecteren. Dit geeft iets lagere percentages, maar het openbaar gebruik blijft onrustwekkend hoog!!!!!
Vlaanderen aantal personen N= 222 % locatie IV gebruik van drugs% N enkel thuis en/of bij vrienden 128 % enkel thuis/bij vrienden 56,89 N semi-openbaar gebruik 97 % semi-openbaar gebruik 43,11
Slecht 56.9% geeft aan enkel en alleen bij zich thuis en/of bij vrienden te injecteren. Dat wil zeggen dat 43.1% ook af en toe of zelfs regelmatig op openbare plaatsen injecteert Dus nogmaals een duidelijk signaal om het gesprek rond gebruiksruimtes te openen!!!!! Uit de gegevens hieronder blijkt dat het injecteren op openbare plaatsen niet enkel een probleem is van grootsteden (wel is het daar meer zichtbaar aangezien er meer injecteerders zijn – of toch bevraagd binnen dit onderzoek)
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 17
aantal personen locatie IV gebruik van drugs% N enkel thuis en/of bij vrienden % enkel thuis/bij vrienden N semi-openbaar gebruik % semi-openbaar gebruik
114,00 20,00 49,00 19,00 25,00 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 70,00 12,00 22,00 11,00 13,00 61,40 60,00 44,90 57,89 52,00 42,00 8,00 27,00 8,00 12,00 36,84 40,00 55,10 42,11 48,00
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 18
2.5. Frequentie injecteren
frequentie injecteren 2012 dagelijks een paar keer per week een paar keer per maand nooit
N=222
% 89 77 53 3
40,09 34,68 23,87 1,35
40% injecteert dagelijks, 34.6% een paar keer per week 23% een paar keer per maand. De frequentie van injecteren is hoger dan vorig jaar. Meer IDG’s injecteren dagelijks (+9%) en wekelijks (+12%) frequentie van injecteren LAATSTE antwerpen MAANDlimburg % dagelijks paar keer per week paar keer per maand
39,64 34,23 26,13
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
oost vlaanderen vlaams brabant 47,06 17,65 35,29
40,43 27,66 12,77
31,58 52,63 78,95
west vlaanderen 48,00 52,00
Pagina 19
2.6. Wat was het eerste product dat je injecteerde? Het eerste product dat meestal intraveneus gebruikt wordt is heroïne (37%) gevolgd door amfetamines (25%)
Eerste product IV ooit 2012 heroine cocaine amfetamines snowball/speedball andere
N=218
% 81 43 56 31 7
37,16 19,72 25,69 14,22 3,21
Er is dit jaar duidelijk deels een ander publiek bereikt tov vorig jaar: 10% minder is ooit gestart met heroine 9% meer is gestart met cocaïne 7% meer is gestart met snowballs Een opvallend iets is dat in West Vlaanderen meer IDG’s gestart zijn met Cocaïne in vergelijking met de andere provincies en dat snowball in West Vlaanderen niet als eerste product gebruik wordt. Eerste product IV ooit% heroine cocaine amfetamines snowball/speedball
antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 39,81 35,00 43,48 36,84 24,00 17,48 20,00 15,22 15,79 44,00 25,24 25,00 23,91 36,84 28,00 17,48 15,00 17,39 5,26
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 20
2.7. Heb je zelf je eerste injectie gezet? Het grootste deel van de IDG’s (65%) zet de eerste injectie niet zelf, maar laat dit doen door andere IDG’s – wat onze vermoedens bevestigd.
heb je zelf je eerste injectie gezet?N= ja neen
% 77 144
34,84 65,16
heb je zelf je eerste injectie antwerpen gezet?% limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen ja 39,29 37,50 23,91 26,32 44,00 neen 60,71 62,50 76,09 73,68 56,00
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 21
2.8. Waren er andere IDG’s aanwezig bij je eerste injectie Wanneer iemand voor de eerste keer injecteert, is er bij het overgrote deel van de IDG’s( 89.2%) iemand anders (of anderen) aanwezig, 10.8% is alleen wanneer de eerste injectie voorvalt. Wat ook overeenkomt met vorige cijfers – “of de eerste injectie zelf gezet wordt” – waarin duidelijk gesteld is dat de eerste injectie meestal niet zelf gezet wordt.
was je alleen tijdens je eerste shotN=222 % neen samen met anderen 198 89,19 ja alleen 24 10,81
2.9. Heb je zelf ooit iemand anders leren injecteren? 62% stelt geen andere IDG’s te hebben leren injecteren? (dit zou wel eens een sociaal wenselijk antwoord zijn, aangezien het grotendeel van de IDG’s niet zelf hun eerste injectie zet)
Heb je ooit zelf iemand anders leren N=220 injecteren % ja 84 38,18 neen 136 61,82
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 22
2.11 Injectieplaatsen ? 2.11.1 Op welke plaatsen van je lichaam heb je OOIT geïnjecteerd je? Om een beeld te krijgen over het injectiegedrag van onze IDG’s hebben we enkele jaren geleden deze vraag ingevoerd. Nadien werd de vraag opgesplitst in “injectieplaatsen OOIT” en “injectieplaatsen NU”. Dit geeft een meer compleet beeld. Zien we hier verschillen, verschuivingen,…..? Een vraag die we enkele jaren moeten stellen om eventuele evoluties te kunnen vaststellen De resultaten van deze vraag geven een indicatie op welke plaatsen (zones) IDG’s voornamelijk injecteren en op hoeveel plaatsen(zones) er geïnjecteerd wordt : dit is de injectiescore. De meest voorkomende injectiezones zijn; elleboog, onderarm, bovenarm en hand. De risicoplaatsen hals en lies worden toch regelmatig aangeduid (dit voor 13% en 18% van de respondenten); zij hebben ooit op deze plaatsen geïnjecteerd. Hiernaast zien we ook de meer riskante plaatsen zoals schouder, oksel, borst en penis aangeduid als ooit in geïnjecteerd.
injectieplaats OOIT 2012 ja %ja ELLEBOOG 192,00 ONDERARM 133,00 HAND 116,00 BOVENARM 96,00 VOET 74,00 ONDERBEEN 68,00 HALS 51,00 ENKEL 50,00 LIES 40,00 BOVENBEEN 32,00 KNIE 31,00 SCHOUDER 18,00 BORST 18,00 OKSEL 17,00 PENIS 9,00 BUIK 1,00
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
nee 86,49 60,18 52,25 43,24 33,48 30,63 22,97 22,52 18,02 14,48 13,96 8,11 8,07 7,66 4,05 0,45
%nee 30,00 13,51 88,00 39,82 106,00 47,75 126,00 56,76 147,00 66,52 154,00 69,37 170,00 76,92 172,00 77,48 182,00 81,98 189,00 85,52 191,00 86,04 204,00 91,89 205,00 91,93 205,00 92,34 213,00 95,95 222,00 99,55
Pagina 23
Binnen de categorie “ooit geïnjecteerd op… “zien we dat hoofdzakelijk de armen en de benen als plaatsen worden aangeduid.
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 24
2.11.1 Op welke plaatsen heb je de laatste maand geïnjecteerd?
injectieplaats HUIDIG 2012 HALS SCHOUDER OKSEL BOVENARM ELLEBOOG ONDERARM HAND BORST PENIS LIES BOVENBEEN KNIE ONDERBEEN ENKEL VOET BUIK
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
ja
%ja 13 5 5 63 146 89 62 7 0 21 12 12 28 16 25 0
nee 5,86 2,25 2,25 28,38 65,77 40,09 27,93 3,15 0,00 9,46 5,41 5,41 12,67 7,21 11,31 0,00
%nee 209 94,14 217 97,75 217 97,75 159 71,62 76 34,23 133 59,91 160 72,07 215 96,85 221 100,00 201 90,54 210 94,59 210 94,59 193 87,33 206 92,79 196 88,69 0,00
Pagina 25
Meestal wordt er geïnjecteerd in de armen ( elleboog, onder- en bovenarm en handen) Eén van de hoogrisicoplaatsen in het injecteren in de lies (9.5 % van onze doelgroep injecteert huidig in de lies – dit is meer dan vorig jaar). 2.11.1 Evolutie in injecteren ?? IDG’s geven aan ooit op meer plaatsen te hebben geïnjecteerd dan in de huidige situatie In deze grafiek zien we duidelijk dat er ooit op meer plaatsen is geïnjecteerd dan in de huidige situatie. Ook op de risicoplaatsen zien we een verschuiving: vb. injecteren in de lies werd ooit door 18% gedaan, in de laatste maand is dat 9.5%. 23% injecteerde ooit in de hals, in de laatste maand was dit 5.8%
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 26
ooit ELLEBOOG ONDERARM BOVENARM HAND ONDERBEEN VOET LIES ENKEL HALS BOVENBEEN KNIE BORST OKSEL SCHOUDER BUIK PENIS
huidig 86,49 65,77 60,18 40,09 43,24 28,38 52,25 27,93 30,63 12,67 33,48 11,31 18,02 9,46 22,52 7,21 23,08 5,86 14,48 5,41 13,96 5,41 8,07 3,15 7,66 2,25 8,11 2,25 0,45 0,00 4,05 0,00
ooit hals Antwerpen limburg Oost Vlaanderen vlaams brabant West Vlaanderen
huidig hals ooit lies 27,68 0,08 23,53 5,88 21,74 6,38 26,32 0,00 8,00 0,00
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
huidig lies 16,96 29,41 19,57 21,05 12,00
12,61 5,88 6,38 10,53 4,00
Pagina 27
Wanneer we binnen de provincies kijken naar injecteren in risicoplaatsen zien we dan het injecteren in de lies voornamelijk in alle provincies gebeurt. Maar het komt meer voor in de provincies Antwerpen en Vlaams Brabant. Het injecteren in de hals komt eerder voor in Limburg en in Oost Vlaanderen.
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 28
3. Risicogedrag: Het gemeenschappelijk gebruik van injectiemateriaal is bij IDG’s één van de belangrijkste risicogedragingen m.b.t. de overdracht van besmettelijke aandoeningen zoals HIV en hepatitis B en C. Eén van de belangrijkste doelstellingen van het spuitenruilinitiatief is trouwens net de preventie van deze besmettelijke aandoeningen door het verhogen van de beschikbaarheid van steriel injectiemateriaal. Het bevragen van dit gemeenschappelijk gebruik is dan ook één van de belangrijkste elementen van dit evaluatieonderzoek. Niet alleen geven deze data de mate van risicogedrag weer, maar op termijn zal ook kunnen vergeleken worden in hoeverre spuitenruil zijn preventieve waarde invult. Wanneer de spuitenruil goed functioneert, zou er normaliter een daling van het risicogedrag moeten vastgesteld worden. Daarenboven kunnen gerichte preventieve acties ondernomen worden m.b.t. die risicogedragingen die een hoge prevalentie kennen. De eerste vragen hebben betrekking op het risicogedrag dat gepaard gaat met het delen van spuiten en naalden. 3.1. Algemene frequentie van het delen van injectiemateriaal (spuiten, naalden, lepels, filters, water): hoe vaak heb je, gedurende de laatste maand, spuitmateriaal gedeeld? 59.1% zegt geen materiaal gedeeld te hebben met andere IDG’s, hier zien we dat meer IDG’s risicogedrag vertonen dan vorig jaar. Risicogedrag blijft aanwezig bij een deel van de doelgroep – wat ook blijkt uit latere vragen. Het delen van parafernalia – zoals lepel, water, filter,… - blijft een aandachtspunt binnen spuitenruil.
materiaal gedeeld nooit zelden meer dan 2 keer weet het niet meer
N=225 % 133 59,11 32 14,22 41 18,22 19 8,44
N=113
N=20
N=47
N= 19
N=25
2012 materiaal gedeeld % nooit zelden meer dan 2 keer weet het niet meer
antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 63,16 58,82 40,43 57,89 72,00 7,02 5,88 23,40 21,05 20,00 18,42 23,53 25,53 21,05 8,00 10,53 11,76 10,64 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen materiaal gedeeld, min één keer 35,96 41,18 59,57 42,11 28,00
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 29
Het delen van materiaal (minimaal één keer de laatste maand) is het meest frequent aanwezig binnen de provincie Oost Vlaanderen, het minst in West Vlaanderen
3.2. Met hoeveel verschillende mensen heb je, gedurende de laatste vier maand, spuitmateriaal gedeeld? De meerderheid (bijna 60%) geeft aan geen materiaal te hebben gedeeld met andere IDG’s. Hoewel de meerderheid van de deelnemers, volgens hun rapportage, geen spuitmateriaal meer deelden, geven deze cijfers (en latere cijfers) toch indicaties dat risicogedrag nog steeds duidelijk aanwezig is bij een belangrijke groep gebruikers. (40% heeft met minstens één persoon hun materiaal gedeeld)
gedeeld met aantal pers, nooit zelden meer dan 2 weet het niet meer
N=225 % 136 60,44 58 25,78 25 11,11 6 2,67
gedeeld met aantal personen % 2012 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen nooit 61,40 64,71 57,50 52,63 76,00 zelden 21,93 5,88 42,50 36,84 16,00 meer dan 2 11,40 41,18 10,53 8,00 weet het niet meer 5,26 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen met minstens één persoon gedeeld 38,60 47,06 42,50 47,37 24,00
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 30
In de provincies Limburg en Oost Vlaanderen zien we het hoogste perentage van delen met minstens één persoon. 3.3. Hoe vaak heb je, gedurende de laatste vier weken, gebruikte spuiten (naalden) aan iemand anders gegeven? Ongeveer 70% geeft nooit spuiten aan andere IDG's. We verdelen ruim spuitmateriaal aan een zo groot mogelijke groep, de veronderstelling is dat wanneer de doelgroep van de spuitenruil spuiten leent aan een vreemde dit gaat over noodsituaties. Drughulpverlening doet in bepaalde provincies/steden of organisaties voornamelijk spuitenruil voor eigen cliënteel: het komt vaak voor dat andere gebruikers cliënten aanspreken om spuiten voor hen te halen (omdat ze enkel tijdens de aparte ruilmomenten terecht kunnen!)
2012 spuit aan iem gegeven nooit zelden meer dan 2 keer weet het niet meer
N=200 % 154 68,75 27 12,05 19 8,48 24 10,71
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 31
3.4. Hoe vaak heb je, gedurende de laatste vier weken, gebruikte spuiten (naalden) aan een sekspartner gegeven? 23 IDG’s geven aan momenteel geen sekspartner te hebben, een deel van de respondenten hebben deze vraag niet beantwoord – omdat ze momenteel geen sekspartner hebben? 66% ontleent geen spuiten aan hun sekspartner. Algemeen wordt aangenomen dat het delen met een partner één van de belangrijkste risicogedragingen is. Het delen met een (vaste) partner wordt blijkbaar als minder risicovol ervaren (‘men deelt het bed… dus waarom ook niet een spuit’). Meer IDG’s dan vorig jaar geven aan materiaal te delen met hun (seks)partner, wat de gegevens iets realistischer maakt dan vorige jaren. Niet delen met een sekspartner blijft toch één van de belangrijke aandachtpunten binnen de spuitenruil, hoewel het grootste deel geen risicogedrag vertoonde.
2012 geven aan sekspartn nooit zelden meer dan 2 keer
158,00 N=158 % 105 66,46 27 17,09 26 16,46
3.5. Hoe vaak heb je, gedurende de laatste vier maand, gebruikte spuiten (naalden) van een sekspartner geleend? 71% stelt geen spuiten te hebben gebruikt van de sekspartner. Toch blijft dit een belangrijk aandachtspunt omdat we uit dialoog weten dat hier toch heel wat risico's worden genomen.
2012 sp gebruikt van sekspart nooit zelden meer dan 2 keer
159,00 N=159 % 113 71,07 22 13,84 19 11,95
weet niet meer
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
5
3,14
Pagina 32
3.6.Hoe vaak heb je, gedurende de laatste vier weken, je spuit gevuld met een andere spuit die al gebruikt was door een andere persoon (het zogenaamde frontloading, backloading of streepjesdelen)? Het is duidelijk dat de praktijk van front-en/of backloading een marginaal verschijnsel blijft in Vlaanderen.. Deze praktijken zijn o.a. vrij verspreid in Nederland en Engeland, waar vaak met demonteerbare spuiten wordt gewerkt. Aangezien de meest gebruikte spuiten die in België verdeeld worden, ook in de spuitenruil, geen demonteerbare naalden heeft, is hier vooral sprake van backloading, waarbij men een spuit gebruikt om een andere spuit via de pomp te vullen of van ‘streepjesdelen’, waarbij het drugmengsel in één spuit 7 wordt opgetrokken en daarop verschillende gebruikers vanuit de pomp optrekken voor een bepaald aantal markeringen (streepjes).
2012 Front en backloading nooit zelden meer dan 2 keer weet het niet meer
225,00 N=225 % 178 79,11 30 13,33 12 5,33 5 2,22
3.7.Hoe vaak heb je, gedurende de laatste vier weken, een spuit/naald gebruikt die reeds gebruikt was door een andere IDG? 77% stelt geen gebruikte naald of spuit te hebben gebruikt. Dit toont aan dat het grootste deel van de IDG’s beseffen dat besmettingen via het delen van spuiten en naalden worden doorgegeven. (en komt overeen met de gegevens van vorig jaar)
gesp met reeds gebruikte sp nooit zelden meer dan 2 keer weet het niet meer
7
N=
% 162 30 12 5
77,51 14,35 5,74 2,39
soms van een hoger cc-gehalte
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 33
3.8. Hoe vaak heb je, gedurende de laatste vier weken, opgetrokken uit een lepel waaruit iemand anders al had opgetrokken (het gemeenschappelijk gebruik van een lepel)? Deze en de volgende vragen hebben betrekking op risicogedrag dat gelieerd is aan ander injectiemateriaal dan de spuiten en naalden.
2012 delen lepel nooit zelden meer dan 2 keer weet het niet meer
226,00 N=226 % 120 53,10 36 15,93 58 25,66 12 5,31
delen lepel% 2012 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen nooit 54,39 52,94 40,43 47,37 72,00 zelden 16,67 5,88 19,15 26,32 8,00 meer dan 2 keer 21,05 41,18 36,17 31,58 20,00 weet het niet meer 7,89 4,26 5,26 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen delen van lepel, min één keer 45,61 47,06 59,57 63,16 28,00
Gebruikers zijn zich meestal bewust van de risico’s van het delen van spuiten en naalden. Het gebruik en het delen van parafernalia worden niet als een hoog risico ingeschat. 77% kent de risico’s van het delen van naalden en spuiten én handelt daar ook naar. 53% van de bevraagde IDG’s deelt geen lepel. In de loop van 2010 is er binnen het spuitenruilproject gestart met het verdelen van “spoons”8 voor éénmalig gebruik, samen met een preventie-poster hierrond.
8
Spoons zijn aluminium recipiënten voor het oplossen van de drug – deze zijn individueel verpakt en bedoeld voor éénmalig gebruik. (een gelijkaardig systeem als de ‘stericup’
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 34
Het is de bedoeling dat de spoons éénmalig gebruikt worden, maar omdat we de realiteit van het gebruik kennen, blijven we de schadebeperkende techniek van het cleanen van de lepel promoten – naast het verdelen van de spoons. Dit laat hun toe om, indien ze geen spoons (meer) hebben, hun lepel of spoon te ontsmetten vooraleer deze te gebruiken. Gebruikers die openstaan voor preventieboodschappen en hun schadebeperkende technieken toepassen om veiliger te gebruiken zullen hun schadebeperking doortrekken op hun volledige spuitgedrag. We zien dat spuitenruilers binnen de drughulpverlening niet altijd de tijd kunnen nemen om aan duidelijke sensibilisering en preventie te doen, dit is een knelpunt want we willen het belang van dialoog en preventie ook met een al bereikte doelgroep benadrukken! Er zijn wel degelijk indicaties dat de swaps het risicogedrag kunnen beperken. Toch blijft er een relevante groep die deze schadebeperkende techniek nog te weinig praktiseren. Het nut van de swaps in het kader van het ontsmetten van een lepel blijft dus ook in de toekomst een zeer belangrijk aandachtspunt.
214,00 gebruik swabs voor cleanen lepel altijd soms nooit
2012 % 109 73 32
50,93 34,11 14,95
3.9. Hoe vaak heb je, gedurende de laatste vier maand, een filter gebruikt die iemand anders reeds gebruikt had?
2012 delen filter nooit zelden meer dan 2 keer weet het niet meer
225,00 N=225 % 137 60,89 39 17,33 40 17,78 9 4,00
delen filter% nooit zelden meer dan 2 keer weet het niet meer delen van filter
2012 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 63,72 58,82 44,68 63,16 76,00 15,04 17,65 21,28 26,32 16,00 15,93 23,53 29,79 5,26 8,00 5,31 4,26 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 36,28 41,18 55,32 31,58 24,00
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 35
Filters worden sinds 2012 verstrekt binnen spuitenruilprogramma’s9, hetzij de sterifilt, hetzij de filter die is geïntegreerd in de spoon. 60% deelt nooit een filter. De schadebeperkende techniek (ontsmetten via een alcoholswap) die aangeraden wordt bij het gebruik van lepels, kan uiteraard niet toegepast worden op filters. Volgehouden preventieboodschappen naar de gebruikers zijn dus zeker noodzakelijk. Zeker daar blijkt, uit anekdotische gegevens van de doelgroep, dat filters (zeker) door de groep van gemarginaliseerde gebruikers regelmatig worden bijgehouden om zo het ‘residu’ uit verschillende filters af te koken voor hergebruik. Bij hergebruik van de filter is het mogelijk een bacteriële infectie te krijgen. Bij het doorgegeven of verkopen van gebruikte filters aan anderen, verhoogt het risico op bloedoverdraagbare aandoeningen. Binnen spuitenruil wordt er aan de doelgroep aangeraden een ongebruikte zuivere sigarettenfilter te gebruiken, omdat deze momenteel de minst schadelijke is en meestal snel te verkrijgen door de IDG. Sinds 2011 werden er in Vlaanderen (na het experiment in Antwerpen) spuiten verdeeld waarin een filter mee zijn opgenomen – de “filter syringe” – niet elke IDG was positief over deze spuit (teveel residu zou achter blijven) toch wel spuitenruil deze spuit aanbieden aan onze doelgroep. We willen hier verder op zoek gaan naar goede alternatieven.
9
er zijn trouwens geen 100% veilige filters. Meestal worden sigarettenfilters gebruikt of sigarettenblaadjes. In 2012 biedt spuitenruil de “sterifilt” aan naast de “fitersyringe” en de filter die geïntegreerd is in de “spoon”, dit zal de dialoog rond filters zeker op gang brengen
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 36
3.10. Hoe vaak heb je, gedurende de laatste vier weken, hetzelfde water (uit dezelfde pot/fles/…) gebruikt als iemand anders voor het oplossen van jouw drugs? Deze vraag peilt vooral of het verdelen van steriel water10 via de spuitenruil de kans op gemeenschappelijk gebruik van water vermindert. Hierbij moet wel gesteld worden dat er door budgettaire redenen slechts een deel van het jaar steriel water te verkrijgen was binnen de spuitenruilprojecten. Ook dit jaar hebben we de schadebeperkende technieken moeten herhalen naar onze doelgroep toe. Het steriele water is slechts in beperkte maat aanwezig en wordt verdeeld aan dakloze IDG’s, IDG’s die geen toegang hebben tot de mogelijkheid om water te koken of tot stromend zuiver water. Het delen van water blijft een risicovolle techniek, één die regelmatig voorkomt. 47% deelt nooit water. Ook dit jaar is dit een daling, wat betekent dat er meer risio-gedrag is
2012 delen water nooit zelden meer dan 2 keer weet het niet meer
224,00 N=224 % 107 47,77 49 21,88 53 23,66 15 6,70
delen water% nooit zelden meer dan 2 keer weet het niet meer delen van water
2012 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 47,37 64,71 41,67 31,58 52,00 24,56 45,00 31,58 24,00 18,42 35,29 31,25 36,84 24,00 9,65 8,33 10,53 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 52,63 35,29 84,58 78,95 48,00
Het delen van water is het meest frequent in de provincies Oost Vlaanderen en in Vlaams Brabant.
10
flacons van 5ml speciaal ontwikkeld voor het injecteren
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 37
3.11 Hoe vaak heb je spuiten gehaald uit een gezamenlijke container (waar andere IDG’s hun gebruikte spuiten in deponeren) en deze gebruikt?
spuiten hergebruiken uit gezamelijke pot 221,00 2012 N=221 % nooit 161 72,85 zelden 28 12,67 meer dan 2 keer 20 9,05 weet het niet meer 12 5,43
spuiten hergebruiken uit gezamelijke pot% 2012 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen nooit 73,39 70,59 64,58 68,42 92,00 zelden 10,09 17,65 20,83 10,53 4,00 meer dan 2 keer 8,26 11,76 10,42 21,05 weet het niet meer 8,26 4,17 4,00 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen hergebruik spuiten uit gezamelijke pot 26,61 29,41 35,42 31,58 8,00
Hergebruik van spuiten uit een gezamenlijke pot is een zeer riskante manier van gebruiken. De kans dat er met een geïnfecteerde spuit wordt gespoten is vrij groot . Gelukkig zien we dat deze praktijk door 73% niet wordt uitgevoerd, maar 27% doet dit dus wel. (deze risicovolle praktijk komt het meeste voor in Oost Vlaanderen en in Vlaams Brabant) . IDG’s uit West Vlaanderen voelen blijkbaar het minst de noodzaak om spuiten uit een gezamenlijke container te hergebruiken – heeft het wijdverspreide netwerk van deelnemende apothekers hier misschien een aandeel in ?? We moeten nagaan of dit is doordat er niet voldoende steriel injectiemateriaal wordt meegegeven (-gevraagd), ofdat er voldoende toegang is tot spuitenruil,…. Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 38
Hier zou de installatie van “spuitautomaten” een verschil in kunnen maken – dit maakt dat IDG’s 24uop 24u en 7dagen op 7 toegang hebben tot steriel injectiemateriaal. 3.12
Controle vraag: met hoeveel personen heb je deelgedrag vertoont?
Het percentage dat deelgedrag vertoond ligt duidelijk hoger dan bij de eerste vraag (ongeveer 10% meer)
met hoeveel personen deelgedrag vertoont 214,00 2012 N=214 % nooit 106 49,53 zelden 66 30,84 meer dan 2 34 15,89 enkel sekspartner 8 3,74
controlevraag met hoeveel personen deelgedrag antwerpen vertoont% limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 2012 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen nooit 53,70 52,94 42,50 31,58 56,52 zelden 28,70 17,65 47,50 36,84 26,09 meer dan 2 15,74 23,53 10,00 26,32 17,39 enkel sekspartner 1,85 5,88 5,26 antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen deelgedrag met minstens één persoon 46,30 47,06 57,50 68,42 43,48
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 39
4. Spuitenruil: In dit deel worden de resultaten bekeken van die vragen die verwijzen naar specifieke aspecten van de spuitenverdeling/-ruil. 4.1 Waar haal je spuiten? Injectiematerialen worden over het algemeen verkregen binnen de spuitenruil (of binnen de drughulpverlening. Hierbij moet opgemerkt worden dat er in sommige regio’s geen aparte spuitenruilpunten zijn voorzien en dat de spuitenruil door de drughulpverlening opgenomen wordt, het is eveneens niet altijd duidelijk of de respondenten de aparte spuitenruilpunten niet aangeven als drughulpverlening en omgekeerd. Een belangrijke partner binnen de spuitenruil (of de verkoop van spuiten) zijn de apothekers. Niet in elke regio participeren apothekers actief aan het project (zoals in de provincie Antwerpen). Hierdoor gaan IDG’s eerder naar de spuitenruil en drughulpverlening komen in plaats van hun materiaal te kopen in de apotheek. Vrienden blijven een belangrijk kanaal voor het betrekken van verschillende materialen (spuiten, lepels, filter en water). Het aandeel van verdeling van vrienden is waarschijnlijk veel hoger, maar deze “tweedelijnsgebruikers” zijn niet opgenomen in de bevraging aangezien ze hun materiaal niet binnen het project verkrijgen, maar via vrienden die naar spuitenuil komen. (IDG's die geen cliënt zijn van drughulpverlening kunnen niet constant terecht voor spuitenruil – zij moeten beroep doen op spuitenruil tijdens aparte ruilmomenten of spuitenruil via apotheek. Er wordt dan ook beroep gedaan op gebruikers die cliënt zijn van drughulpverlening om voor hen steriel materiaal te halen)
waar haal je je spuiten spuitenruil drughulpverlening apotheek straathoekwerk vrienden dealer ander
2012 N=221 % 126 103 35 15 16 4 1
57,01 46,61 15,84 6,79 7,24 1,81 0,45
4.1.1.Koop je spuiten in de apotheek Meer dan één vierde van de respondenten koopt nooit spuiten bij de apotheek, het grootste deel van de respondenten koopt soms of regelmatig nog spuiten aan. Dit blijft stabiel tov vorig jaar
koop je spuiten bij apotheek? 2012 N= soms regelmatig nooit
% 128 18 78
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
57,14 8,04 34,82
Pagina 40
4.2. Voor wie haal je spuiten? Deze vraag werd ingevuld door 219 respondenten. De bedoeling is om meer zicht te krijgen in hoeverre het verkregen materiaal strikt persoonlijk is, of er netwerken van gebruikers ontstaan (meer specifiek: met een sekspartner, met vrienden of met vreemden), of dat er misbruik wordt gemaakt (verkoop aan derden). Deze data zijn vergelijkbaar met deze van voorgaande jaren 33,20% neemt mee voor vrienden, 16% voor hun partner en 12% voor kennissen. Dit toont aan dat er wel degelijk netwerken zijn binnen de gebruikers scène die zorgen voor steriel injectiemateriaal. Dit gebeuren is ook bekend bij het personeel spuitenruil en gebeurt enkel en hoofdzakelijk bij die gebruikers die zeer goed gekend zijn en waarvan geweten is dat zij een ‘mininetwerk’ vormen met twee of drie andere IDG’s11 die om de beurt het materiaal komen halen. Drie IDG’s hebben dit jaar aangegeven dat ze spuiten verder verkopen – gelukkig blijft dit een zeer marginaal verschijnsel
voor wie haal je spuiten? mezelf vrienden/familie (seks)partner kennissen/vreemden om te verkopen
2012 N=219 % 215 84 40 29 3
84,98 33,20 15,81 11,46 1,19
4.3. Hoelang maak je al gebruik van het project spuitenruil? Ook dit jaar hebben 23,2% nieuwe IDG’s de weg gevonden naar het spuitenruilproject. Het project blijft nieuwe (of oude?) injecteerders bereiken die voorheen nog geen contact hadden met spuitenruil. (zij maken 0 maanden tot 1 jaar gebruik van spuitenruil) Daarnaast blijven we in contact met de al bereikte doelgroep; 52% maakt meer dan 3 jaar gebruik van de spuitenruil
hoelang maak je al gebruik van spuitenruil 2012 N=211 % <6 maand 26 6md-1jr 23 1jr à 2jr 25 2à3jr 26 >3jr 111
11
12,32 10,90 11,85 12,32 52,61
23,22
vaak wonen ze ook samen
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 41
<6maand 6md-1jr 1jr-2jr 2jr-3jr > 3jr
2012 Antwerpen Limburg Oost Vl 11,01 41,67 11,01 8,33 9,17 9,17 8,33 59,63 41,67
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Vlaams Brab 13,04 15,22 23,91 10,87 36,96
West Vl 15,79 5,26 15,79 63,16
8,00 16,00 28,00 48,00
Pagina 42
4.4. Wat doe je met je gebruikte spuiten? Deze vraag peilt vooral naar het verwerken van gebruikte spuiten en kan als dusdanig indicaties opleveren van de recuperatie en de problematiek van de zwerfspuiten. Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk. De vraag werd ingevuld door 223 respondenten. wat doe je met je gebruikte spuiten 2012 N=223 % spuitenruil 185 drughulp 24 straathoekwerk 10 apotheek 16 plastic fles/blikje 38 naald af en in vuilbak 22 los in vuilbak 9 op straat 2 ik weet niet meer ander (buitencontainer) 11
82,96 10,76 4,48 7,17 17,04 9,87 4,04 0,90 0,00 4,93
Belangrijk is dat de meeste IDG’s hun spuiten inruilen in spuitenruil/apotheek/ drughulpverlening. Dit komt ook tot uiting in de registratiecijfers. Hieruit blijkt dat gebruikers hun verantwoordelijkheden willen en kunnen opnemen. Het grootste deel van onze bereikte IDGs gaat op een zeer verantwoorde manier om met hun gebruikte injetiemateriaal. Heel wat gebruikers (zeker als ze geïnterneerd zijn of onder voorwaarden staan) hebben angst om met gebruikt materiaal over straat te gaan. We zien dat ze hier harm reduction maatregels nemen,nl, spuiten in een plastiek fles of blikje steken 17%. Wanneer er gemerkt wordt dat gebruikers hun gebuikte materialen niet binnen leveren, wordt er gepeild naar wat ze er mee doen en worden er schadebeperkende maatregels voorgesteld. Toch blijven een deel van de respondenten hun naalden op een gevaarlijke wijze wegdoen. Globaal kan gesteld worden dat het beschermen van de volksgezondheid door de recuperatie van gebruikt materiaal zeker bij de IDG’s die gebruik maken van een spuitenruil behaald wordt.12 Dit wordt jaar na jaar bevestigd, ook dit jaar is er een return van 99.6%!!! 13 12
doelstelling 3 van het Vlaams Besluit uit internationale contacten blijkt dat indien er flexibel wordt omgesprongen met het verdeelde materiaal, indien er meer materiaal wordt meegegeven, dan komt er ook veel materiaal terug. 13
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 43
4.5. Waar heb je de informatie gekregen over de spuitenruilpunten? Er werden door 224 respondenten antwoorden gegeven op deze vraag. 65% van het aantal respondenten vermeldt de (drug)hulpverlening. Dit is, in alle regio’s, veruit het belangrijkste kanaal. Gezien de inplanting van de meeste huidige spuitenruilpunten in de laagdrempelige drughulpverlening, is dit het meest voor de hand liggend. Vrienden (“mond-aan-mond-reclame” in de doelgroep) blijft het tweede belangrijkste informatiekanaal, met 46%. Het straathoekwerk heeft, naast een depannagefunctie, een informerende en sensibiliserende opdracht naar hun doelgroepen (21%). Globaal kan gesteld worden dat verschillende informatiekanalen werkzaam zijn, waarbij vooral de drughulpverlening en het eigen netwerk van IDG’s (al dan niet georganiseerd) de belangrijkste rol spelen. 2012 info verkregen van N= hulpverlening vriend straathoekwerk apotheek andere dealer organisatie gebruikers media
224 % 146 104 47 17 13 10 9 5
65,18 46,43 20,98 7,59 5,80 4,46 4,02 2,23
4.6. Wat met de 'tweedelijnsgebruikers'? We weten dat veel IDG's materialen meenemen voor anderen. We weten ook dat er nog steeds taboes zijn rond spuitenruil, dat heel wat IDG's om één of andere reden niet tot bij het project geraken. Deze vraag is een poging om hier een beter zicht op te krijgen.
2012 N= 213 213,00 Ken je ander IDG die geen gebruik maken van % één 27 12,68 meerdere 110 51,64 neen 76 35,68
64,32
ken je minderjarige IDG's die geen gebruikmaken van spuitenruil 2012 N=137 % minderjarige 14 10,22 neen 123 89,78
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 44
Het project is nog lang niet aan zijn maximum gekomen (hoewel de registratiecijfers zijn gedaald dit jaar): er zijn nog heel wat IDG’s die niet bereikt worden door het project, maar meer dan waarschijnlijk wel risicogedrag vertonen en hierbij een mogelijk risico betekenen voor hun omgeving en de ruimere bevolking. 64% van de 213 bevraagde IDG’s kennen blijkbaar één of meerdere injecteerders die volgens hen niet op spuitenruil komen. 10% van de 137 respondenten – die één of meerdere IDG’s kent die geen gebruik maken van spuitenruil - zegt ook minderjarige IDG's te kennen! Ook dit jaar blijft dit is een zeer belangrijk en zelfs onrustwekkend signaal!!, 4.7. Ben jij tevreden over? Deze vraag polst naar de evaluatie van een aantal aspecten van de spuitenruil door de gebruikers zelf. Sinds 2002 jaar werd er 1 categorie toegevoegd, met name ‘de spuitenruil in de drughulpverlening’. Op die manier werd gepoogd een beter onderscheid te maken tussen de aparte spuitenruilpunten en de integratie van een spuitenruil in een bestaande, gespecialiseerde dienst. Op dit moment merken we dat het niet altijd even duidelijk is voor de IDG’s of het aparte spuitenruil is of spuitenruil binnen drughulpverlening, aangezien de aparte spuitenruil meestal georganiseerd wordt in dezelfde gebouwen als de drughulpverlening Alle aspecten die bevraagd werden worden zeer positief gescoord door de IDG’s. Alle antwoorden liggen boven de 84% . Één van de laagste scores, naast de openingsuren, blijft ook dit jaar is voor de plaats en bereikbaarheid van de spuitenruilpunten–spuitenruil is nog steeds verbonden aan drughulpverlening, wat zowel voor- als nadelen met zich meebrengt. De link met drughulpverlening maakt dat sommige IDG's denken dat ze verplicht gaan worden om af te kicken, dat ze persoonlijke gegevens moeten geven,… dit kan sommige van onze doelgroep afschrikken. (zie ook later). Maar daar tegenover staat dat spuitenruil in de drughulpverlening als zeer positief wordt ingeschat. Dit is een belangrijk gegeven – zeker als we zien dat in de monograph14 rond harm reduction van het EMCDDA wordt gesteld dat het belangrijk is om harm reduction strategieën te combineren. De bereikbaarheid van de spuitenruil geeft 7,5% ontevredenheid. Hierbij moet opgemerkt worden dat de ruilpunten niet in alle zones van een stad gelokaliseerd zijn. Het is dus niet evident dat IDG’s verre verplaatsingen ondernemen om tot aan deze punten te geraken, en dat voor diegenen die dit wel doen, de afstand een probleem vormt. Daarenboven zijn de openingsuren beperkt, wat in voorgaand geval, de effectiviteit nog bemoeilijkt.
14
EMCDDA Monograph Harm reduction: evidence, impact and challenges – Emcdda, editors Tim Rhodes and Dagmar Hendrig - 2010
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 45
Bij de laagste scores (aparte ruil; plaats en bereikbaarheid) zien we ook de hoogste ontevredenheid (het is niet zo dat het de IDG’s niet kan schelen – wat wel het geval is over de aparte spuitenruil ) Een belangrijke vaststelling dat we zeker willen blijven benadrukken is dat de IDG’s het op prijs stellen om naast steriel injectiemateriaal ook correcte informatie te verkrijgen en de anonimiteit en vertrouwelijkheid van het project als zeer belangrijk ervaren.
Tevredenheid 2012 aparte spuitenruil spr in drughulp plaats van spr bereikbaarheid info en advies folders materialen anonimiteit
ja
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
%ja 174 175 162 164 170 163 183 173
nee 84,47 93,09 89,01 88,17 91,40 88,11 95,31 90,58
20 10 14 14 10 11 4 10
%nee kan me niet schelen % ? 9,71 12 5,32 3 7,69 6 7,53 8 5,38 6 5,95 11 2,08 5 5,24 8
5,83 1,60 3,30 4,30 3,23 5,95 2,60 4,19
Pagina 46
4.8. Weet je dat je advies kan krijgen Meer dan 96% weet dat ze informatie en advies kunnen krijgen op spuitenruil.
weet je dat je info en advies kan krijgen ja 195 nee 7
2012,00 96,53 3,47
4.9. Gebruik je de spuiten die je krijgt in de spuitenruil voor één of meer injecties? Wanneer men de gezondheidsrisico’s zoveel mogelijk wil beperken is het noodzakelijk dat de spuit slechts éénmalig gebruikt wordt. Niet alleen wat betreft het risico voor of delen m.b.t. bloedoverdraagbare aandoeningen, maar ook hergebruik m.b.t. andere gezondheidsrisico’s (vb. abcessen)15. Van daaruit ook dat steeds voldoende materiaal wordt meegegeven in de spuitenruil, net om dit éénmalig gebruik te bevorderen.
2012 frequentie gebruik eigen spuiten één keer meerdere keren soms meerdere keren
221,00 % 118 48 55
53,39 21,72 24,89
Opvallend is dat er dit jaar meer hergebruik van eigen spuiten wordt aangegeven!!!! (stijging van bijna 10%) - Is spuitenruil minder toegankelijk geworden ? - Is spuitenruil minder bereikbaar geworden? - Nemen IDG’s minder materialen mee ? Een aantal zaken die we mee moeten nemen en zeker de oorzaken hiervan trachten te achterhalen. Hergebruik van eigen spuiten per provincie
voor 1 keer meerdere keren soms meerdere k
15
antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 56,25 73,68 45,83 42,1 52 26,78 15,78 18,75 26,31 4 16,94 45,83 31,57 44
doelstelling 2 van het Koninklijk Besluit terzake
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 47
Binnen de provincies Oost Vlaanderen en Vlaams Brabant zien we de hoogste frequentie van hergebruik van eigen spuiten 4.10.
Gebruik je het steriele water en ontsmettingsdoekjes die je krijgt in de spuitenruil?
In de spuitenruil werden tot 2006 flacons van 5ml met steriel water meegegeven voor het klaar maken van het drugmengsel. Omwille van budgettaire redenen is er niet meer de mogelijkheid om één watertje per spuit me ete geven. Steriel water (van 10 ml) wordt voornamelijk meegegeven met IDG's die geen mogelijkheid hebben om water te koken, of toegang hebben tot stromend water. Andere gebruikers krijgen gelimiteerd wel water mee, maar niet meer één op één. Naast het ontsmetten van de huid wordt ook het ontsmetten van de lepel gepromoot, dit om de meeste risico’s van besmettelijke aandoeningen en bacteriële infecties tegen te gaan.
2012 gebruik steriel water altijd soms nooit meestal
210,00 N=210 % 130 71 9
61,90 33,81 4,29 0,00
Het steriele water wordt niet meer systematisch verdeeld, het is dan ook logisch dat het gebruik van steriel water niet altijd meer kan, 61% stelt steeds steriel water te gebruiken – verdeeld door de spuitenruil of zelf steriel gemaakt via het 5 minuten koken van water.
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 48
gebruik swabs voor injectie altijd soms nooit
2012 % 122 70 15
58,94 33,82 7,25
Swabs worden in 59% van de gevallen gebruikt om de huid te ontsmetten voor de injectie. In 50% van de gevallen altijd om de lepel te cleanen.
214,00 gebruik swabs voor cleanen lepel altijd soms nooit
2012 % 109 73 32
50,93 34,11 14,95
Het gezamenlijke gebruik van lepels is één van de belangrijkste risicogedragingen. 47% deelt soms tot regelmatig een lepel met een andere IDG. Hoewel we sinds eind 2009 spoons verdelen blijft dit echt wel een aandachtspunt. Ook de spoons kunnen hergebruikt worden, niet iedereen heeft constant een steriele spoon of lepel bij, daarom blijven we de schadebeperkende boodschap van het cleanen van de lepel behouden en benadrukken . Hiernaast is het ook de boodschap om telkens je eigen lepel te cleanen, er is geen enkele garantie dat deze niet gebruikt is door andere IDG’s. Deze vraag peilt naar het gebruik van swabs en de attitude om de lepel te cleanen.
2012 was je de handen voor injecteren altijd soms nooit
185,00 % 85 65 35
45,95 35,14 18,92
Om een bacteriële infectie te voorkomen is het van belang dat de handen goed gewassen worden voor en na de injectie. 46% doet deze handeling altijd, 19% nooit
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 49
Een nieuwe vraag sinds 2009; welk zuur gebruik je om je bruine heroïne op te lossen? (meerdere antwoorden waren mogelijk) We zien een duidelijke stijging van het gebruik van ascorbinezuur (de minst schadelijke optie), wat sinds enkele jaren verdeeld wordt binnen spuitenruil
gebruik zuur ascorbine/vit C citroen flesje citroen ander
205,00 2012 N=205 % 147 15 7 36
71,71 7,32 3,41 17,56
Minder IDG’s gebruiken naast ascorbinezuur nog een ander zuur (meestal als er geen ascorbinezuur voorhanden is grijpen IDG’s terug naar gekende gewoontes: het gebruik van citroen en van een citroenflesje 10,7% neemt duidelijk het risio op bacteriële infecties en gebruikt citroen of – uit een flesje. 4.11.
Kan je in jouw stad, wijk, buurt gemakkelijk spuiten kopen bij de apotheker?
De overgrote meerderheid van de respondenten (82%) bevestigt dat ze in hun specifieke regio gemakkelijk aan spuiten geraken via de apotheek. Apothekers blijven dus een centrale rol spelen op het vlak van het verstrekken van spuiten. kan je gemakkelijk spuiten kopen bij een apotheker in de buurt 2012 N=223 % ja 183 82,06 nee 19 8,52 ik weet het niet 21 9,42
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 50
4.12.
Welke openingsuren van een spuitenruil zouden voor jou het beste zijn?
2012 voorkeur openingsuren dag avond nacht ander,24u,automaat
217,00 N=217 % 153 29 12 23
70,51 13,36 5,53 10,60
Daguren zijn veruit de beste openingsmomenten voor de meeste respondenten (70,5%), gevolgd door de avonduren (13,3%)16. “Ander” wordt meestal als 24uop 24u geïnterpreteerd, maar in Antwerpen werd – ook dit jaar - er enkele keren “spuitautomaat ingevuld.(10,6%) Globaal kan echter gesteld worden dat de overgrote meerderheid van de bevraagde groep op dit ogenblik kan voorzien worden via de bestaande openingsuren, maar dat er een lichte stijging merkbaar is in de vraag avond en nacht-spuitenruil.
16
dit zijn de uren na de openingsuren van de apotheek
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 51
5. Gezondheid: Eén van de basisdoelstellingen van spuitenruilprogramma’s ligt besloten in de preventie van bloedoverdraagbare aandoeningen, zoals HIV en hepatitis B en C. Aangezien het, om financiële redenen, niet haalbaar is om bij elke IDG die gebruik maakt van een spuitenruil een bloedanalyse te doen, worden, via zelf rapportage, de hiernavolgende vragen gesteld. Gezien de vaak precaire leefomstandigheden van IDG’s werd, naast HIV en hepatitis B en C, ook tuberculose (TBC) screening nagegaan. 5.1. Heb je in het laatste jaar laten testen op de volgende besmettelijke aandoeningen? Meer dan 60 % van de respondenten heeft zich laten testen op bloedoverdraagbare aandoeningen én 55% op TBC.
2012 test HIV ja nee
N=186 % 116 70
62,37 37,63
N=184 % 120 64
65,22 34,78
2012 test HBV ja nee
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 52
2012 test HCV ja nee
N=215 % 162 53
75,35 24,65
2012 test TBC ja nee
N=176
% 96 80
54,55 45,45
5.2. Wat was het resultaat? Het resultaat rond HIV besmetting kan als valabel bekeken worden, de gegevens komen overeen met de populatie van injecterende druggebruikers (die ooit intraveneus gebruikt hebben) binnen de MSOC’s. De resultaten rond hun sero-status van hepatitis C zijn eerder een onderschatting, er blijft heel wat verwarring heersen rond de verschillende soorten van hepatitis, daarbij is dit onderzoek een zelfrapportage Studies17 geven prevalentiecijfers van 60% tot 80% besmettingen voor HCV bij IDG’s. Dit jaar is er een daling in de categorie nooit besmet wat meer richting realistische cijfers gaat.
nooit besmet ooit besmet en genezen besmet en drager weet het niet
HIV% HBV% HCV% TBC% 79,52 62,62 38,64 74,16 17,48 18,64 4,78 1,90 2,43 28,64 0,48 18,57 17,48 14,09 20,57
Indien we afgaan op studies in binnen- en buitenland blijft er toch een hoge prevalentie van HCV positieven en moet er binnen spuitenruilprogramma’s blijvend aandacht gegeven worden aan: preventie van een eerste besmetting; preventie van herbesmettingen. Sensibilisering van hoe je besmet en herbesmet kan geraken Tenslotte moet opgemerkt worden dat een bevraging van resultaten van medische onderzoeken via zelfrapportage een consistente onderschatting geven van de realiteit. 17
studies die vooral gebeurden in de jaren negentig
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 53
5.3 Spuitabcessen Bijna 60% heeft geen spuitabces gehad, maar 19% heeft er meerdere gehad het laatste jaar.
2012 spuitabcessen laatste jaar N=215 % geen 128 één 46 meerdere 41
59,53 21,40 19,07
2012 spuitabcessen laatste jaar % antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen geen 61,32 70,00 56,52 73,68 32,00 één 21,70 30,00 17,39 10,53 40,00 meerdere 16,98 26,08 15,79 28,00 2012 minstens één spuitabces 38,68 30,00 43,47 26,32 68,00
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 54
5.3. Overdosissen Een peiling of de respondenten een overdosis hebben gehad het laatste jaar, geeft aan dat 85% er geen heeft gehad. 15% heeft minstens één overdosis gehad (5.6% had zelfs meerdere OD’s). Dit blijft écht wel een belangrijk thema binnen de spuitenruil, en we moeten werk maken van de verstrekking van (intranasale)Naloxone die gekoppeld wordt aan een Overdosispreventie-training.
OD's laatste jaar geen één meerdere
N=214 % 182 20 12
OD's laatste jaar % geen één meerdere
85,05 9,35 5,61
antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 84,91 80,00 80,43 78,95 92,00 7,55 20,00 11,11 15,79 8,00 7,55 6,66 5,26 2012
minstens één OD
15,10
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
20,00
17,77
21,05
8,00
Pagina 55
6. Drughulpverlening 6.1.Ben je ooit in behandeling geweest in een drugprogramma Eén van de doelstellingen van het Vlaams Besluit i.v.m. spuitenruil bestaat erin om via het initiatief aanzetten te geven tot meer reguliere zorg- en hulpverlening. Deze vraag peilt bij de respondenten of ze (nu of in het verleden) al in een drugprogramma zitten (zaten). Daarenboven konden ze meerdere antwoorden geven, waardoor hun ‘carrière’ in de hulpverlening eveneens kon bekeken worden. Voor de categorie ‘ooit’ gaven 210 respondenten een antwoord. 33 personen (16% IDG’s ) stelt expliciet NOOIT een begeleiding te hebben gevolgd. Het hoogste aantal antwoorden van “ooit een behandeling gevolgd” en ander is te zoeken binnen MSOC/dagcentrum en methadonebehandeling en de residentiële sector en het. Als we psychiatrisch ziekenhuis, PAAZ afdeling, CIC en TG bij elkaar nemen zijn er heel wat respondenten die ooit een residentiële behandeling hebben gevolgd.
2012 ooit behandeling gevolgd N=210 huisarts MSOC/dagcentrum methad progr TG psychiatrie PAAZ CIC ander NOOIT
210,00 % 39 86 61 47 66 41 50 6 33
18,57 40,95 29,05 22,38 31,43 19,52 23,81 2,86 15,71
6.2. Volg je nu een behandeling binnen de drughulpverlening?
Huidige behandeling 2012 N=222 huisarts MSOC/dagcentrum Methad progr TG psychiatrie GEEN ander
% 15 129 83 2 53
6,76 58,11 37,39 0,00 0,90 23,87 0,00
222 respondenten hebben deze vraag beantwoord. 58 % geeft aan een begeleiding te volgen in een MSOC of dagcentrum. 6% bij een huisarts en 37% volgt een methadone-behandeling. Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 56
23,8% geeft aan momenteel GEEN behandeling te volgen.( 53 personen) Uit deze cijfers is te concluderen een groot deel: 23,8% van de doelgroep van spuitenruil (nog) geen begeleiding volgen in één of andere hulpverleningsetting18. Dit betekent dat er duidelijke indicaties zijn dat er meer en meer gebruikers bereikt worden die, via de spuitenruil, een eerste contact hebben via spuitenruil (en mogelijke early acces naar) met een laagdrempelige drughulpverlening, of die via spuitenruil terug contact hebben met hulpverlening. We denken hierbij bijvoorbeeld aan gebruikers van opwekkende middelen zoals amfetamines en cocaïne. Uit vorige resultaten (meest gebruikte product) bleek reeds dat de spuitenruil heel wat gebruikers van opwekkende middelen bereikt. Deze doelgroep wordt niet traditioneel massaal bereikt door de hulpverlening. Om eens na te gaan of er verschillen zijn tussen de provincies is hier een vergelijking gemaakt: West Vlaanderen bereikt – volgens de bevraging - het grootste aantal IDG’s die geen behandeling volgen
huidige behandeling geen antwerpen limburg oost Vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen
18
huisarts 20,72 20,00 20,41 10,53 56,00
10,81
MSOC/dagcentr Methadone-prog 52,52 40,56 75,00 65,00 59,18 36,73 84,21 42,11 44,00 12,00
Zelfs wanneer we ervan uitgaan dan sommigen deze vraag niet wensten te beantwoorden
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 57
7. Bevraging rond het gebruik van base-cocaïne (crack, freebase cocaïne) Sinds enkele jaren bevragen we onze respondenten over hun base-cocaïne gebruik. Dit is al verschillende jaren sterk aanwezig binnen de drugscene, maar deze doelgroep wordt niet echt bereikt door de drughulpverlening. Om een beetje zicht te krijgen op deze doelgroep (weliswaar via onze eigen doelgroep van IDG's ) hebben we deze vragen gesteld. Zelfs binnen deze subgroep (IDG's) is het base-cocaïnegebruik ingeburgerd we kunnen dan ook stellen dat er ook een doelgroep is die niet injecteert én base—cocaïne gebruikt én nog niet bereikt wordt door de drughulpverlening! 7.1. Gebruik je base-cocaïne? 49,5% van onze bereikte doelgroep IDG's rookt ook cocaïne.
2012 basecocaine neen ja
216,00 N=
% 107 109
49,54 50,46
2012 basecocaine% neen ja
antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 48,11 40,00 58,70 57,89 72,00 51,89 60,00 41,30 42,11 28,00
Het gebruik van base-cocaïne is het meest aanwezig in de provincies Limburg en Antwerpen, (maar gezien de laag aantal bevraagde respondenten in Limburg is het moeilijk hier een uitspraak rond te doen
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 58
7.2. Indien ja, maak je ze zelf aan en hoe, of krijg, koop je? Het overgrote deel maakt zelf de base-cocaïne aan, de meest gebruikte methode blijft de ammoniak-methode. De aankoop van klaargemaakt base-cocaïne bij dealer blijft hoog (van 9% in 2010 naar 22% in 2011 en 19,4 % in 2012 )
2012 methode maagzout ammoniak rook mee koop bij dealer ander
methode% maagzout ammoniak rook mee koop bij dealer ander
108,00 N=108
% 10 54 11 21 12
9,26 50,00 10,19 19,44 11,11
antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 12,50 16,67 4,76 55,56 42,86 41,07 83,33 61,90 3,57 28,57 22,22 28,57 30,36 4,35 77,78 28,57 12,50 5,26
Blijkbaar wordt er in de provincie Vlaams Brabant meer reeds klaargemaakte base cocaïne verkocht dan in de andere provincies. Hoewel er base-cocaïne gebruik is in Limburg (zie hierboven) wordt de reeds klaargemaakte cocaïne (nog) niet rechtstreeks verkocht door dealers.
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 59
7.3. Frequentie roken van cocaïne
2021 frequentie roken basecocaine N= dagelijks paar keer per week paar keer per maand nooit
129
129,00 %
21 28 61 19
16,28 21,71 47,29 14,73
frequentie roken basecocaine% antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen dagelijks 24,07 9,09 17,39 0,00 21,43 paar keer per week 31,48 18,18 8,70 22,22 35,71 paar keer per maand 44,44 72,73 73,91 77,78 35,71
**Gebruiksruimtes; Drug consumptionroom : DCR Reeds enkele jaren signaleren we de noodzaak voor het installeren van gebruiksruimtes – zeker in grootsteden. Dit enerzijds om een veilige omgeving te creëren voor de IDG , anderzijds voor een veiligere omgeving voor de bevolking. We gaan ervan uit dat gebruik een privé aangelegenheid is waar niemand anders mee geconfronteerd hoeft te worden en ook niet met de mogelijke neveneffecten (zoals zwerfspuiten). Heel wat leden van onze doelgroep leeft én gebruikt in zeer onstabiele – en mogelijks zéér onhygiënische omstandigheden. Gebruiksruimtes kunnen hier een deel van de oplossing in zijn. Doordat we reeds enkele jaren aanvoelden dat er een nood leefde rond het opstarten van gebruiksruimtes (DCR) en doordat het één van de doelstellingen is van het nieuw opgerichte EuroHarmreduction network hebben we dit jaar een nieuwe vraag in onze bevraging gestoken. Dit om na te gaan of IDG’s gebruik zouden maken van gebruiksruimtes en om een zicht te krijgen in welke provincies deze nood leeft: Algemeen in Vlaanderen zien we dat 35% nooit gebruik zouden maken van een DCR, maar 73% van 223 bevraagde IDG’s zou wél gebruik maken van een gebruiksruimte.( Dit zijn 163 mensen.) 56% zou dit dagelijks doen (één of meerdere keren per dag , 24% wekelijks en 33 % minstens één keer maandelijks.
2012 DCR ja nee
N=
% 163 60
73,09 26,91
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 60
FREQ GEBRUIK DCR 2012 éénkeer per dag meerdere keren per dag één keer per week paar keer mer week enkele keren per maand
N=165
% 47 45 8 30 35
28,48 27,27 4,85 18,18 21,21
2012 n=163 > 1 / dag > 1 / week > 1 maand
% 92 38 55
56,44 23,93 33,74
Vgl provincies : Is de noodzaak van een gebruiksruimte overal in Vlaanderen even hard te voelen ?? In elke provincie zou meer dan 50% van de bevraagden gebruik maken van een gebruiksruimte: Voor Antwerpen en Oost en West Vlaanderen is dit zelfs meer dan drie kwart van de bevraagden 2012 Dcr ja nee
antwerpen limburg oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 76,11 55,56 75,00 63,16 76,00 23,89 44,44 25,00 36,84 24,00
FREQUENTIE GEBRUIK MAKEN VAN DCR 2012 antwerpen éénkeer per dag meerdere keren per dag één keer per week paar keer per week enkele keren per maand
33,33 23,33 3,33 14,44 25,56
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
limburg
oost vlaanderen vlaams brabant 50,00 30,00 10,00 10,00
22,22 38,89 13,89 13,89 11,11
west vlaanderen
23,08
36,84 21,05
38,46 38,46
31,58 10,53
Pagina 61
2012 freq DCR > 1 / dag > 1 / week > 1 maand
antwerpen limburg 56,66 17,77 25,56
locatie IV gebruik van drugs% antwerpen thuis bij vrienden semi-openbaar gebruik
oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 80 61,11 23,08 57,89 10 27,78 38,46 31,58 10 11,11 38,46 10,53
limburg 78,57 37,50 52,68
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
77,78 27,78 52,63
oost vlaanderen vlaams brabant west vlaanderen 69,39 89,47 72,00 46,94 47,37 40,00 91,83 21,05 56,00
Pagina 62
8. Besluit: De belangrijkste vaststellingen uit de bevraging van de gebruikers van spuitenruil worden hieronder op een rij gezet: 1. Demografische gegevens: 80.2% van de respondenten is van het mannelijke geslacht. Aandachtspunt blijft het bereiken van meer vrouwelijke IDG's; De gemiddelde leeftijd is 36.5 jaar. (range van 19jaar tot 60jaar) Het grootste deel van de bereikte doelgroep leeft in een stabiele leefsituatie: 21% leeft alleen, 22% met partner en/ of kinderen; 31.4% leeft in een onstabiele leefsituatie en heeft hierdoor niet altijd de mogelijkheid om op een hygiënische en minder schadelijke manier te gebruiken. Dit komt ook aan bod bij de locatie van gebruik waar er een hoog percentage op een semi-openbare plaats injecteert. 2. Druggebruik Het bereik van de doelgroep van opwekkende middelengebruik stabiel gebleven, op 36%). o We zien verschillen tussen de verschillende provincies: Antwerpen bereikt beduidend meer cocktailgebruikers dan de andere provincies. Limburg zit duidelijk met een opiaat publiek. Polygebruik is eerder norm dan uitzondering, er worden gemiddeld 4 producten gebruikt en meer dan 2 geïnjecteerd. De startleeftijd van de eerste injectie is zeer laag ! gemiddeld 22.7 jaar 37% was minderjarig wanneer zij voor de eerste keer injecteerden, 10% was zelfs jonger dan 15 jaar. De gemiddelde leeftijd van de IDG die het project spuitenruil bereikt is 36.5 jaar. Op de leeftijd van 25 jaar is reeds 75% van de bereikte doelgroep aan het injecteren! Er blijft een kloof tussen het eerste contact met spuitenruil en de eerste injectie, dit wil zeggen dat de IDG al verschillende jaren aan het injecteren is (en misschien heel risicovol) voordat er contact is met risk- en harm reduction. We weten uit internationale literatuur dat de eerste jaren van injecteren de meest risicovolle zijn. Ongeveer 50% wordt besmet met het hep C virus tijdens het eerste jaar van injecteren. Hiernaast zetten we het gegeven dat er ook IDG’s aangeven dat ze op latere leeftijd starten met injecteren. Volgens een kruising tussen leeftijd en leeftijd eerste injectie blijkt dat de jongere IDG's op een jongere leeftijd zijn beginnen injecteren dan de oudere IDG's (die op een latere leeftijd hun eerste injectie gezet hebben). Aangezien de eerste jaren van injecteren de meest risicovolle zijn voor het oplopen van een besmettelijke aandoening én we een gemiddelde leeftijd bereiken van 36 is er een hiaat in het bereiken van een doelgroep die risicovol gedrag stelt. Het blijft onze bezorgdheid dat we nieuwe injecteerders zo snel mogelijk moeten zien te bereiken om aan harm reduction te kunnen doen!! Probleem blijft dat zowel drughulpverlening als straathoekwerk weinig tot geen zicht heeft op deze doelgroep, laat staan ze bereikt. Het is duidelijk dat de spuitenruil sinds enkele jaren een groep van opwekkende middelen gebruiker bereiken en er mee in contact blijven. Dit is een belangrijk aangezien deze groep quasi geen contact Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 63
heeft met de hulpverlening en daardoor ook minder toegang tot preventie. Sinds enkele jaren bereiken we via spuitenruil een groep van gebruikers van opwekkende middelen, blijkbaar blijven ze beroep doen op het project en bereiken we steeds meer IDG's. Het overgrote deel van het intraveneuze gebruik heeft plaats op een veilige plek; meestal thuis of bij vrienden.(67.6% en 35.2%). Toch zijn er sterke indicaties dat er op openbare plaatsen gebruikt wordt (52.7%): op straat, in een kraakpand , op café , in nachtopvang ,bij de dealer , andere locatie … Dit is zo in bijna alle provincies (in Limburg is het semi-openbaar gebruik het laagst.) Slechts 57% geeft aan exclusief thuis en/of bij vrienden te injecteren – dit wil dus zeggen dat 43% ook op openbare plaatsen injecteert (en dit zijn niet enkel daklozen of mensen in een onstabiele leefsituatie!!) Komt hier de noodzaak naar een gebruiksruimte naar voor ?? En gaan we eindelijk het gesprek aan! We bereiken een publiek dat op regelmatige basis injecteert. 40% injecteert dagelijks, 34% een paar keer per week 3. Risicogedrag Er is statistisch geen verschil tussen risicogedrag in de verschillende provincies, hierdoor spreken we reeds van in het begin van deze bevraging in 2001 van Vlaamse gegevens De meerderheid van de respondenten 60% zegt geen materiaal gedeeld te hebben de laatste maand. Dit blijft echter een sterk aandachtspunt, want 40% deelt soms tot regelmatig wél materiaal. De meerderheid 60% zegt niet gedeeld te hebben met andere IDG's. Dit blijft echter een sterk aandachtspunt, want 40% deelt wél. Delen met sekspartner blijft een sterk aandachtspunt, dit komt niet uit de gegevens, maar eerder uit gesprekken met IDG’s Frontloading en backloading blijven een marginaal verschijnsel Delen van andere materialen zoals lepel en filter komt meer voor dan het delen van spuiten. Jarenlange campagnes rond het niet delen van spuiten hebben gemaakt dat IDG's bewust zijn van de risico's van het delen van naalden, maar hebben nog te weinig aandacht voor de risico's van delen van parafernalia. Gebruikers die openstaan voor preventieboodschappen en schadebeperkende technieken om veiliger te gebruiken, zullen hun gedrag rond schadebeperking doortrekken op hun volledige spuit – en gebruik gedrag. Knelpunt is dat spuitenruil binnen de drughulpverlening door drughulpverleners wordt gedaan binnen en samen met andere opdrachten. Er kan niet steeds de tijd worden genomen om aan een degelijke sensibilisering én preventie te doen. Maar het is uiteraard beter om iets te doen dan helemaal geen aanbod rond spuitenruil te organiseren
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 64
4. Spuitenruil De materialen worden voornamelijk gehaald bij de aparte spuitenruilpunten en de drughulpverlening; toch gaat 65% soms tot regelmatig spuiten kopen bij de apotheek. De meeste IDG's leveren hun gebruikte materialen in bij spuitenruil of drughulpverlening. Globaal kan gesteld worden dat het beschermen van de volksgezondheid door de recuperatie van gebruikt materiaal zeker bij de IDG’s die gebruik maken van een spuitenruil behaald wordt. Er werden ook dit jaar heel wat nieuwe IDG's bereikt: 12.5% maakt minder dan 6 maanden gebruik van het project, 10.9% tussen 6 maand en een jaar. Dit zijn 23.2% nieuw bereikte IDG's, die voorheen nog geen gebruik maakten van spuitenruil; Informatie over spuitenruil wordt verkregen via laagdrempelige (drug-)hulpverlening (65%) en via vrienden (peers) (46%). o Er kan gesteld worden dat verschillende informatiekanalen werkzaam zijn, waarbij vooral de drughulpverlening en het eigen netwerk van IDG’s (al dan niet georganiseerd) de belangrijkste rol spelen; Vrienden zijn een belangrijk kanaal in het verspreiden van materialen bij IDG's; Het bereiken van "Tweedelijnsgebruikers" blijft een heel belangrijk aandachtspunt en een signaal dat het project slechts een fractie van de doelgroep van IDG's bereikt!! o 64% geeft aan andere gebruikers te kennen die intraveneus gebruiken, maar geen gebruik maken van het project (51% kent er zelfs meerdere!!!!!) o 10% zegt ook minderjarige IDG's te kennen! o Belangrijk aandachtspunt hierbij is dat we geen minderjarigen bereiken, dat er geen zicht op de grootte van deze subgroep is; niet bij drughulpverlening en niet bij straathoekwerk!!! o De subjectieve redenen die werden aangegeven ( schrik van politie, denken persoonlijke gegevens te moeten geven, durven niet, schamen zich,…) geven aan dat er nog heel wat sensibilisering te doen is bij de doelgroep en de intermediairen; Meer dan 84% zegt tevreden te zijn over het project spuitenruil. Belangrijke vaststelling is dat ook dit jaar anonimiteit en vertrouwelijkheid (als zeer belangrijk ervaren worden; Daguren blijken een goed moment te zijn om aan spuitenruil te doen. 13.4% geeft aan ’s avonds spuitenruil nodig te vinden en 10% wil 24u/24u spuiten kunnen komen ruilen. Ook dit jaar werd er regelmatig gerefereerd naar de noodzaak van het installeren van een van een spuitautomaat 5. Gezondheid Ongeveer 60% heeft zich laten testen op besmettelijke aandoeningen Omdat het gaat over zelfrapportage en er blijkbaar nog heel wat verwarring is over deze besmettingen geven de resultaten een onderschatting. Bijna 60% heeft geen spuitabcessen gehad het laatste jaar 85% heeft geen overdosis gehand, maar 5% heeft er wel meerdere gehad! Tijd om het gesprek te openen rond Naloxone-verdeling.
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 65
6. Drughulpverlening Voor de categorie “ooit begeleiding” gaven 210 respondenten een antwoord 16% (33 personen) van de respondenten die expliciet NOOIT in begeleiding hebben beantwoord op deze vraag. indien er een behandeling ooit gevolgd is, is dit meestal binnen een MSOC/dagcentrum en binnen de residentiële sector . 23.8% (=53 personen) geeft expliciet aan momenteel GEEN begeleiding te volgen .Er zijn duidelijke indicaties zijn dat er meer en meer gebruikers bereikt worden die, via de spuitenruil, een eerste contact hebben met een laagdrempelige drughulpverlening. We denken hierbij bijvoorbeeld aan gebruikers van opwekkende middelen zoals amfetamines en cocaïne. Uit vorige resultaten (meest gebruikte product) bleek reeds dat de spuitenruil heel wat gebruikers van opwekkende middelen bereikt. Deze doelgroep wordt niet traditioneel massaal bereikt door de hulpverlening. Dit cijfer geeft ook aan dat de methodiek spuitenruil erin slaagt contact te krijgen (en te houden) met zogenaamde “moeilijk bereikbare IDG’s” 7. Base-cocaïne – crack gebruik 49.5 % van de subgroep van injecteerders rookt ook crack Het overgrote deel maakt deze zelf aan via de ammoniak methode.(50%) 19.44% stelt reeds klaargemaakte base-cocaïne te hebben aangekocht bij een dealer 8. DCR : gebruiksruimte Reeds enkele jaren signaleren we de noodzaak voor het installeren van gebruiksruimtes – zeker in grootsteden. Dit enerzijds om een veilige omgeving te creëren voor de IDG , anderzijds voor een veiligere omgeving voor de bevolking. We gaan ervan uit dat gebruik een privé aangelegenheid is waar niemand anders mee geconfronteerd hoeft te worden en ook niet met de mogelijke neveneffecten (zoals zwerfspuiten). Heel wat leden van onze doelgroep leeft én gebruikt in zeer onstabiele – en mogelijks zéér onhygiënische omstandigheden. Gebruiksruimtes kunnen hier een deel van de oplossing in zijn. Doordat we reeds enkele jaren aanvoelden dat er een nood leefde rond het opstarten van gebruiksruimtes (DCR) en doordat het één van de doelstellingen is van het nieuw opgerichte EuroHarmreduction network hebben we dit jaar een nieuwe vraag in onze bevraging gestoken. Dit om na te gaan of IDG’s gebruik zouden maken van gebruiksruimtes en om een zicht te krijgen in welke provincies deze nood leeft: Algemeen in Vlaanderen zien we dat 35% nooit gebruik zouden maken van een DCR, maar 73% van 223 bevraagde IDG’s zou wél gebruik maken van een gebruiksruimte.( Dit zijn 163 mensen.) 56% zou dit dagelijks doen (één of meerdere keren per dag , 24% wekelijks en 33 % minstens één keer maandelijks. In elke provincie zou meer dan 50% van de bevraagden gebruik maken van een gebruiksruimte: Voor Antwerpen en Oost en West Vlaanderen is dit zelfs meer dan drie kwart van de bevraagden
Maart 2013 Tessa Windelinckx Vlaams Coördinator spuitenruil
Evaluatieonderzoek spuitenruil 2012
Pagina 66