woon- en zorgcentrum SINT-ELISABETH
PROGRAMMA VAN EISEN RAPPORT CONCEPTONTWIKKELING in opdracht van
OCMW Sint-Katelijne-Waver
oktober 2009 – juni 2010
OCMW Sint-Katelijne-Waver
INHOUD INHOUD ....................................................................................................................................... 1 INLEIDING .................................................................................................................................... 3 OCMW SINT-KATELIJNE-WAVER – DE INITIATIEFNEMER ................................................................ 4 1.
LOKAAL SOCIAAL BELEID IN SINT-KATELIJNE-WAVER .............................................................. 4
1.1. MISSIE (LOKAAL) SOCIAAL BELEID .................................................................................................... 4 1.2. VISIE (LOKAAL) SOCIAAL BELEID....................................................................................................... 4 1.3. LOKAAL SOCIAAL BELEID .................................................................................................................. 4 2.
MISSIE EN VISIE VAN HET OCMW SINT-KATELIJNE-WAVER ...................................................... 6
2.1. MISSIE OUDERENBELEID .................................................................................................................. 6 2.2. VISIE OP OUDERENBELEID................................................................................................................ 6 2.3. VISIE VAN HET WOONZORGCENTRUM ............................................................................................ 9 3.
ACTOREN ............................................................................................................................ 13
3.1. LOKALE ACTOREN EN DE MIDDENVELDORGANISATIES................................................................. 13 3.2. BEVOLKING..................................................................................................................................... 13 4.
INSPRAAK EN OVERLEG........................................................................................................ 14
5.
HUIDIG AANBOD ................................................................................................................. 15
5.1. DIENSTVERLENING ......................................................................................................................... 15 5.2. OUDERENVOORZIENING ................................................................................................................ 16 5.3. KLANTENVERENIGINGEN ............................................................................................................... 18 6.
SOCIAAL HUIS ...................................................................................................................... 19
6.1. HET CONCEPT ‘SOCIAAL HUIS’ ....................................................................................................... 19 6.2. LOKALE INVULLING VAN HET ‘SOCIAAL HUIS’................................................................................ 19 WENSENPROGRAMMA OCMW SINT-KATELIJNE-WAVER.............................................................. 21 1.
ALGEMEEN .......................................................................................................................... 21
2.
DOELGROEP, VISIE OP WONEN & ZORG................................................................................ 22
2.1. DOELGROEP ................................................................................................................................... 22 2.2. VISIE OP WONEN EN ZORG ............................................................................................................ 23 3.
ROOKBELEID EN PAUZEREGELING ........................................................................................ 25
3.1. ROOKBELEID ................................................................................................................................... 25 3.2. PAUZEREGELING ............................................................................................................................ 25
© rapport projectbegeleiding
1
4.
ORGANISATIESTRUCTUUR.................................................................................................... 26
4.1. ALGEMEEN ..................................................................................................................................... 26 4.2. ORGANISATIESTRUCTUUR WOONZORGCENTRUM & CENTRUM VOOR KORTVERBLIJF ............... 27 5.
WENSENPROGRAMMA WOONZORGCENTRUM EN CENTRUM VOOR KORTVERBLIJF .............. 29
5.1. ALGEMEEN ..................................................................................................................................... 29 5.2. LEEFGROEP ..................................................................................................................................... 32 5.3. AFDELING ....................................................................................................................................... 40 5.4. CENTRALE VOORZIENINGEN .......................................................................................................... 47 5.5. FACILITAIRE DIENSTEN ................................................................................................................... 57 5.6. LOGISTIEK – IN EN OM HET GEBOUW............................................................................................ 65 6.
WENSENPROGRAMMA LOKAAL DIENSTENCENTRUM ........................................................... 67
6.1. ALGEMEEN ..................................................................................................................................... 67 6.2. VISIE OP ZORG EN DIENSTVERLENING IN EEN THUISSITUATIE ...................................................... 67 6.3. MISSIE – DOELGROEP ..................................................................................................................... 67 6.4. VISIE OP ZORG EN DIENSTVERLENING IN EEN THUISSITUATIE ...................................................... 69 7.
WENSENPROGRAMMA SERVICEFLATS .................................................................................. 71
7.1. ALGEMEEN ..................................................................................................................................... 71 7.2. ALGEMENE UITGANGSPUNTEN ..................................................................................................... 71 7.3. DETAILLERING SERVICEFLATGEBOUW / BUITENAANLEG .............................................................. 72 8.
KRISTALLOGRAM ................................................................................................................. 73
© rapport projectbegeleiding
2
INLEIDING Dé basis voor de studieopdracht ligt in het (goedgekeurde) zorgstrategisch plan dat door het OCMW van Sint-Katelijne-Waver is gemaakt als onderdeel van een globaal beleid en dit met het oog op enerzijds de uitbouw van de residentiële voorzieningen voor senioren die een infrastructureel karakter hebben (en waarvoor het OCMW subsidies vraagt via het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) en anderzijds het “niet voor subsidie in aanmerking komende” infrastructurele serviceflatproject. In het perspectief van deze projecten heeft het OCMW van Sint-Katelijne-Waver besloten om via conceptontwikkeling een wensenprogramma op te stellen voor de projecten (woonzorgcentrum met centrum voor kortverblijf, lokaal dienstencentrum en serviceflats) die moet leiden tot een (ver)nieuwe(nde) woon- en zorgcampus. Dit rapport is de weergave van deze conceptontwikkeling en het bijhorende wensenprogramma en is opgebouwd uit twee delen. In het eerste deel wordt het OCMW Sint-Katelijne-Waver als initiatiefnemer voorgesteld en worden de contouren van de plannen en de projecten weergegeven. In het tweede deel wordt de conceptontwikkeling en het bijhorende wensenprogramma van het OCMW Sint-Katelijne-Waver geconcretiseerd via: een beschrijving van het wensenprogramma voor het subsidiabele VIPA-gerelateerde project (woonzorgcentrum, centrum voor kortverblijf en lokaal dienstencentrum) met als belangrijkste pijlers: - de doelgroep (bewoners / gebruikers) - de visie op wonen en zorg - de organisatiestructuur (als uitvloeisel van de visie op wonen en zorg) een (beknopte) beschrijving van het wensenprogramma voor de infrastructuur van de serviceflats waarvoor geen subsidies worden aangevraagd een kristallogram van deze projecten
© rapport projectbegeleiding
3
OCMW SINT-KATELIJNE-WAVER – DE INITIATIEFNEMER 1. LOKAAL SOCIAAL BELEID IN SINT-KATELIJNE-WAVER Lokaal sociaal beleid is het resultaat van de acties die OCMW, gemeente, andere overheden, semipublieke, private en privé organisaties ondernemen om de sociale grondrechten voor iedereen te realiseren. De gemeente en OCMW van Sint-Katelijne-Waver maken samenwerkingsafspraken teneinde overlapping van de aangeboden dienstverlening te vermijden en een optimale toegang tot de dienstverlening mogelijk te maken. Ze komen overeen om 2 principes te hanteren bij het maken van samenwerkingsafspraken: We behouden zo veel als mogelijk de historisch gegroeide taakverdeling tussen OCMW en gemeente; we willen de burger zo weinig mogelijk belasten met het gedwongen wijzigen van zijn gewoonten. We streven naar een logische taakverdeling, waarbij de gemeente instaat voor de dienstverlening die alle burgers op een bepaald moment in hun leven nodig hebben, en waar het OCMW instaat voor de dienstverlening voor zaken die buiten de normale levensloop vallen en waar het welzijn van de burger bedreigd is.
1.1.
MISSIE (LOKAAL) SOCIAAL BELEID
Het gemeentebestuur en het OCMW van Sint-Katelijne-Waver willen de deelname van alle inwoners aan het maatschappelijk leven maximaliseren en de toegang van elke burger tot de economische, sociale en culturele rechten vastgelegd in de Grondwet garanderen. Deze grondrechten omvatten het recht op een menswaardig leven, sociale zekerheid, huisvesting, leefmilieu, gezondheid, culturele en maatschappelijke ontplooiing en het recht op onderwijs.
1.2.
VISIE (LOKAAL) SOCIAAL BELEID
Met het Lokaal Sociaal Beleid beogen het gemeentebestuur en het OCMW van Sint-Katelijne-Waver de drempels tot voorzieningen te verlagen, hiaten te vermijden en de kwaliteit te verhogen. We wensen dit te doen door het optimaliseren van de lokale coördinatie, samenwerking en afstemming tussen gemeente, OCMW en derden, in een sfeer van gedeelde verantwoordelijkheid. Hierbij willen we de participatie van alle burgers (in het bijzondere de kwetsbare doelgroepen) en alle betrokken sociale organisaties in Sint-Katelijne-Waver ten volle benutten en verder structureel uitbouwen, zowel bij de beleidsplanning als de beleidsuitvoering. Verdraagzaamheid en respect voor diversiteit zijn daarbij belangrijke waarden.
1.3.
LOKAAL SOCIAAL BELEID
Het decreet Lokaal Sociaal Beleid heeft tot doel: “te verzekeren dat iedereen een gelijke toegang verkrijgt tot het recht op een menswaardig leven”. Deze doelstelling nastreven vraagt acties op beleids-, voorzieningen- en cliëntniveau. Op beleidsniveau moet het lokaal bestuur (OCMW en gemeente samen) werk maken van een gezamenlijke planning van het Lokaal Sociaal Beleid. Die gezamenlijke planning vereist samenwerking en afstemming tussen Gemeente en OCMW en participatie van burgers en actoren. De planning kan de basis vormen voor de coördinerende rol van het lokaal bestuur op het gebied van Lokaal Sociaal Beleid. Samenwerking tussen voorzieningen en het lokaal bestuur en voorzieningen
© rapport projectbegeleiding
4
onderling kan de efficiënte organisatie van het aanbod, de afstemming en ook de toegankelijkheid ervan bevorderen. Een effectieve organisatie van het aanbod vereist het afstemmen van het aanbod op de behoeften. Via participatieve methoden kunnen deze geïnventariseerd worden. Op niveau van de cliënt kan gewerkt worden aan het verhogen van de toegankelijkheid van de individuele sociale dienst- en hulpverlening en aan het realiseren van een optimaal bereik van de doelgroepen. Dit vereist doorzichtigheid van het aanbod. Hieraan kan gewerkt worden door een informatie-, loket- en 1 doorverwijsfunctie te realiseren. In het lokaal sociaal beleid wordt uitgegaan van een aantal beleidsdomeinen. Deze indeling is omwille van de sectorale, categoriale en territoriale organisatie van het welzijnslandschap en de talrijke onderlinge verbindingen tussen de verschillende beleidsdomeinen weliswaar artificieel, maar schept toch (meer) duidelijkheid. Overzicht beleidsdomeinen: Gezondheid Handicap Huisvesting Kinderopvang Lokale werkwinkel Senioren Sociale bijstand en minimumuitkeringen diversen De vooropgestelde doelstellingen binnen Sint-Katelijne-Waver die een duidelijk verband hebben met de ouderenzorg worden hierna weergegeven: Het OCMW realiseert en stimuleert het bouwen van woongelegenheden voor bejaarden het OCMW bouwt bejaardenflats en voorziet een polyvalente zaal. het OCMW herconditioneert zijn woonzorgcentrum. het OCMW bouwt een nieuwe afdeling voor dementerende bejaarden. het OCMW onderzoekt in het kader van het VIPA dossier naar meer en andere mogelijkheden van opvang van ouderen en meer bepaald naar zorgbehoevende ouderen zoals dag- en nachtopvang en kortverblijf. OCMW en gemeente stimuleren de aanpassing van de bestaande woningen door een goede informatieverstrekking en biedt daarbij waar mogelijk logistieke hulp. De gemeente en het OCMW willen de bestaande dienstverlening consolideren en waar er behoefte bestaat, onderzoeken ze de mogelijkheid tot uitbreiding, al of niet in samenwerking met de private sector het reeds gevoerde beleid betreffende de individuele dienstverlening via de sociale dienst van het OCMW blijft op minstens hetzelfde niveau gehandhaafd. we doen een behoeftenonderzoek naar mogelijke uitbreiding van dienstverlening waarbij wij uitzien naar een mogelijke samenwerking met derden zoals: - de heroprichting van de klusjesdienst. - de oprichting van een sociaal restaurant/dienstencentrum. - het aantal uren poetshulp en gezinszorg breiden wij met minstens 5% uit tegen 1 januari 2009. voorzien in een aanspreekpunt ter ondersteuning van administratieve hulp bij aanvragen e.d. alsook naar het beantwoorden of eventueel doorverwijzen naar andere diensten wanneer de vragen worden gesteld. 1
Website Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, bondige toelichting lokaal sociaal beleid
© rapport projectbegeleiding
5
-
het gemeentebestuur engageert zich verder voor het gratis busvervoer voor 60+. het OCMW werkt in een eigen reglementering een voorrangsregeling thuiszorgdiensten.
uit
voor
alle
2. MISSIE EN VISIE VAN HET OCMW SINT-KATELIJNE-WAVER 2.1.
MISSIE OUDERENBELEID
Bij prioriteit trachten we onze ouderen zo lang mogelijk op te vangen in hun thuismilieu, indien nodig met ondersteuning van de thuiszorgdiensten en/of de geplande thuiszorgvoorzieningen (kortverblijf en lokaal dienstencentrum). Bij gebrek aan voldoende mantelzorg kunnen onze licht zorgbehoevende senioren terecht in de geplande serviceflats. Onze doelgroep voor het rusthuis zijn bij voorkeur matig tot zwaar zorgbehoevende en demente ouderen, vnl. uit de gemeente Sint-Katelijne-Waver en zonder selectie op vlak van vermogen (zowel behoeftige als niet-behoeftige). Zo willen wij hen de mogelijkheid bieden om dicht bij huis een oplossing te vinden. In ons rusthuis en onze thuiszorgvoorzieningen willen we als OCMW voldoen aan alle wettelijke bepalingen. In dit kader wensen we als rusthuis de bewoners een maximaal geïndividualiseerd verblijf aan te bieden met goede hoteldiensten in combinatie met alle kwaliteitsvolle zorgen en aangepaste activiteiten, en dit tegen een verantwoorde kostprijs. Dit wensen we te realiseren met respect voor iedere bewoner zodat deze op basis van een eigen beslissingsrecht zijn verblijf naar eigen inzicht kan inrichten en organiseren, met aandacht voor hun familieleden. Hiertoe wenst het OCMW de gebouwen aan te passen aan de behoeften van een modern en functioneel rusthuis met annex thuiszorgvoorzieningen en een complex met serviceflats. In dit kader wensen we beroep te doen op investeringssubsidies van overheidswege. Belangrijke waarden in de werking zijn zelfredzaamheid van, én respect voor de bewoners. Deze waarden worden gecombineerd toegepast. Enerzijds is het de bedoeling om de bewoners aan te moedigen, te stimuleren tot zelfzorg en aan te spreken over hun blijvende persoonlijke verantwoordelijkheid inzake verzorging. Anderzijds dient dit te gebeuren met het nodige respect voor de bewoner (er mag niet worden overdreven in het stimuleren van zelfredzaamheid).
2.2.
VISIE OP OUDERENBELEID
" Een geïntegreerd totaalaanbod Fundamenteel uitgangspunt is een geïntegreerd woon-, zorg- en dienstenaanbod met een totaalaanbod binnen het intra-, trans- en extramuraal wonen op maat van het individu. De senior die als gebruiker beroep doet op de diensten van het OCMW van Sint-Katelijne-Waver kan permanent beschikken over ruime info en documentatie en geniet een ruim aanbod van het eigen “Huis”. Indien nodig en desgewenst is er toeleiding naar andere instanties en voorzieningen.
© rapport projectbegeleiding
6
Binnen de organisatie is er in de eerste plaats aandacht voor wonen en leven, waarop de zorg wordt geënt en van waaruit diensten worden aangeboden. Het is de intentie om een goed evenwicht te vinden tussen deze aspecten (het woonzorgcentrum mag niet evolueren naar een ziekenhuis, waar wonen en leven niet of weinig aan bod komt). " Een gedifferentieerd aanbod met ruime keuzemogelijkheden Traditionele verzorgingsinstellingen en diensten zijn al te vaak “zorgeilanden”, naar binnen gekeerd en met een beperkt en eenvormig dienstenaanbod. De seniorenzorg in het OCMW van Sint-Katelijne-Waver daarentegen tracht een “open-benadering” na te streven met een toekomstig gevarieerd aanbod aan woonmogelijkheden en diensten steunend op de individuele behoeften en de gediversifieerde zorgvraag. Enkel met een dergelijk ruim en gedifferentieerd aanbod en zorgpakket is de “zorg op maat” gedachte echt realiseerbaar. De huidige werking is een streven naar het bieden van zorg op maat. Dit streven wordt echter beknot door de contouren van de bestaande organisatie. Er zijn praktische bezwaren (aantal mensen op de werkvloer) om te kunnen voldoen aan de (alle?) wensen van de bewoners. Er wordt gewerkt vanuit een ‘onderhandelde’ zorg. Nu leidt die er soms toe dat bewoners van ’s namiddags tot de volgende ochtend in bed verblijven, ook wanneer dat gezien hun gezondheidstoestand niet strikt noodzakelijk is, of zelfs niet altijd wenselijk is. In dit verband is het de bedoeling om in het kader van (het vervolg van) deze denkoefening aan te geven (te bepalen) wat minimaal moet worden gedaan om (kwalitatief) goede zorg te kunnen bieden. Er wordt voor gekozen om in eerste instantie de lat (Wat willen we? Waar staan we voor?) hoog genoeg te leggen. Wanneer hierna wordt vastgesteld dat de vooropgestelde doelstellingen niet haalbaar/realistisch zijn, kunnen de ambities eventueel worden bijgesteld (en niet andersom). Een mogelijk surplus voor de organisatie kan gevonden worden in de (systematische) inschakeling van familie, vrijwilligers, buurtbewoners, …. Investeren in vrijwilligers- en familiewerking is een blijvend aandachts- en actiepunt voor de toekomst. " Een verscheidenheid aan zorgfuncties Het individueel begeleidingsplan voor zorgbehoevenden voorziet in een verscheidenheid aan zorgfuncties. Zo onderscheiden we vooreerst de eenvoudige, ondersteunende zorg (bvb. ondersteunende hulp). Daarnaast is er de meervoudige, beschermende zorg (met chronische begeleiding en coördinatievereisten); de bijzondere zorg (specifiek, chronisch en complex) en tenslotte de revalidatiezorg (tijdelijke zorg die streeft naar functieverbetering). Uitgangspunt hierbij is dat “een gepersonaliseerde zorg op maat kan worden verstrekt, ongeacht de verblijfplaats van de zorgvrager”. Zo moet het bij de verdere uitbouw van de seniorenzorg in SintKatelijne-Waver mogelijk zijn om zowel in een trans- en een intramurale woonomgeving als thuis, intensieve en complexe zorgverlening te ontvangen, dit onder vooraf bepaalde, hoog gekwalificeerde kwaliteitsvoorwaarden. De uitvoering van de verscheidene zorgfuncties kan zowel en op de eerste plaats binnen het OCMW van Sint-Katelijne-Waver als via netwerkpartners worden gerealiseerd. Met betrekking tot het aanbod inzake zorgfuncties is er eensgezindheid dat, waar er specifieke opvangmogelijkheden bestaan (voor de inwoners van Sint-Katelijne-Waver) deze niet zelf georganiseerd worden, o.a. revalidatie, opvang van nierdialysepatiënten en ouderen met een gestabiliseerde psychiatrische problematiek.
© rapport projectbegeleiding
7
Daarbij bestaat er een spanningsveld waarbij: iedere aanvraag een individueel gegeven is en er niet voor iedere kandidaat-bewoner een oplossing geboden kan worden, en het OCMW een wettelijke opdracht heeft (cf. art. 1 van de OCMW-wet). Vanuit deze optiek wordt gesteld dat: Elke vraag tot opname moet kunnen gesteld worden in hoofde van de opdracht van het OCMW. Er wordt doorverwezen indien personen elders beter kunnen worden geholpen bvb. comapatiënten. Als een betere, externe oplossing niet ‘beschikbaar’ is, zal een onderscheid worden gemaakt tussen een inwoner en een niet-inwoner van Sint-Katelijne-Waver. Iedere vraag wordt individueel beoordeeld. Aanbieden van palliatieve zorg Palliatieve zorg wordt beschouwd als inherent aan de gewone rusthuiswerking, het leven in het woonzorgcentrum. Het is niet de bedoeling om een gespecialiseerde eenheid op te zetten voor de opvang en begeleiding van palliatieve ouderen die worden doorverwezen vanuit bvb. een ziekenhuis. " Blijvende maatschappelijke betrokkenheid Een belangrijke dimensie van de seniorenzorg bij het OCMW van Sint-Katelijne-Waver is het daadwerkelijk ondersteunen van een blijvende betrokkenheid van senioren in de samenleving en dit vanuit een dubbele invalshoek. Vooreerst vanuit de individuele behoefte van de senior tot maximale deelname aan het gemeenschapsleven, een eigentijdse zingeving en de verdere uitbouw van het eigen levensproject. Daarnaast is er de invalshoek van de senioren als groep. De behoefte aan een specifieke plaats in de samenleving, aan alternatieve zingevende activiteiten en aan legitimatie ten opzichte van de jongere generaties. In de werking van het OCMW is er dan ook een bijzondere aandacht aan “intergenerationele projecten als brug tussen de generaties”. Deze gestructureerde en planmatig opgevatte activiteiten vinden op velerlei terreinen plaats: bijscholing, maatschappelijke up-grading, communicatie, recreatie, dienstverlening, … Enerzijds is het belangrijk acties te ondernemen om de bewoners van het woonzorgcentrum te laten (blijven) participeren aan het gemeenschapsleven, maar anderzijds kunnen er evenzeer acties ondernomen worden om de lokale gemeenschap meer te betrekken bij het leven in het woonzorgcentrum. " Integrale kwaliteitszorg en interdisciplinaire aanpak De werking van het OCMW, het rusthuis in het bijzonder, is gebaseerd op de principes van integrale kwaliteitszorg. Kernbegrippen hierbij zijn: persoonsgerichtheid, continuïteit, doelmatigheid, doeltreffendheid en maatschappelijke relevantie. Naast een juiste toepassing van een aantal principes en methodieken uit de integrale kwaliteitszorg is een interdisciplinaire aanpak een vereiste voor een gepersonaliseerde kwaliteitszorg. Polyvalente medewerkers uit verschillende disciplines met de nodige vakkennis en relationele capaciteiten vormen een noodzakelijke meerwaarde voor een persoonsgerichte integrale kwaliteitszorg, waarin zorg de grootste gemene deler is. Elke relevante vraag om zorg die zich stelt, dient te worden overwogen en in de mate van het mogelijke beantwoord. Deze geïntegreerde benadering van wonen, leven en zorg creëert mogelijkheden om van het systeem van kwaliteitszorg een unieke benadering te maken die uitmondt in werkelijke unieke, beleefde zorgkwaliteit.
© rapport projectbegeleiding
8
Binnen het woonzorgcentrum wordt nu reeds in zekere mate op een interdisciplinaire manier samengewerkt. Medewerkers uit verschillende disciplines (met ieder een eigen invalshoek en (ervarings-) deskundigheid) nemen bvb. deel aan de bewonersbespreking.
2.3. A.
VISIE VAN HET WOONZORGCENTRUM SPANNINGSVELDEN
" Prijs <> kwaliteit/dienstverlening De prijs wordt hierbij gedefinieerd als datgene dat de gebruiker betaalt voor de zorgen die hij / zij krijgt. Deze prijs dient verantwoord te zijn, zowel voor het bestuur als voor de gebruiker (en moet eventueel worden vergeleken met de prijs die wordt gevraagd voor deze dienstverlening door aanbieders in de regio). Een kostprijs is verantwoord als er op de meest efficiënte manier voor geproduceerd is. De middelen die ingezet worden moeten rechtstreeks ten goede komen aan de gebruikers (zonder hierbij de belangen en rechten, het welzijn van de personeelsleden te vergeten). Een verantwoorde kostprijs is ook afhankelijk van de keuzes die worden gemaakt en van de dienstverlening (opties) die wordt aangeboden. Hij wordt bepaald op basis van de kosten die worden gemaakt i.f.v. de aangeboden dienstverlening. " Bewoners <> medewerkers Het belang van de bewoners primeert, waarmee niet gezegd wordt dat de medewerkers niet belangrijk zijn. Pas wanneer het personeel zich goed voelt, kunnen de belangen van de bewoners primeren. Er zal steeds worden gezocht naar een aanvaardbaar compromis. B.
DOELGROEP
" OCMW Eén van de specifieke doelgroepen van het OCMW zijn vanzelfsprekend de ouderen. Hierbij wordt er naar gestreefd om ouderen zolang mogelijk thuis te verzorgen door te voorzien in een aanbod van thuiszorg. " Serviceflats Tot de doelgroep van de serviceflats behoren licht zorgbehoevende senioren waarvoor de mantelzorg ontoereikend (of beperkt is). " Woonzorgcentrum en kortverblijf Missie OCMW: Onze doelgroep voor het rusthuis zijn bij voorkeur matig tot zwaar zorgbehoevende en dementerende ouderen, vnl. uit de gemeente Sint-Katelijne-Waver en zonder selectie op vlak van vermogen (zowel behoeftige als niet-behoeftige). Zo willen wij hen de mogelijkheid bieden om dicht bij huis een oplossing te vinden. -
Ouderen, vanaf 60 jaar (nieuw ouderendecreet 65 jaar). Dementerende en matig tot zwaar zorgbehoevende ouderen. Voor een kandidaat-bewoner met een licht zorgprofiel, O en A op de Katz-schaal (waarvoor in eerste instantie de serviceflats worden opgericht), kan het, afhankelijk van de aard van zorgbehoevendheid, zodanig zijn dat zelfstandig wonen of wonen met (ontoereikende) mantelzorg
© rapport projectbegeleiding
9
niet langer mogelijk is. Deze mensen moeten opgevangen en begeleid kunnen worden binnen een rusthuisinfrastructuur en -structuur (toezicht en veiligheid). Het uitsluiten van ouderen met een laag zorgprofiel in het woonzorgcentrum heeft bvb. als consequentie dat er geen echtparen, waarvan één van beide een O of A-profiel heeft, kunnen worden opgenomen. Aandachtspunt bij bepaling (samenstelling) van de doelgroep is het gegeven dat de leefbaarheid (zowel voor de bewoners als voor het personeel) in een woonzorgcentrum beperkt wordt bij opname van enkel zwaar zorgbehoevende ouderen. De hoofddoelgroep van het woonzorgcentrum zal bestaan uit zwaar zorgbehoevende ouderen, maar de opname van licht zorgbehoevenden wordt niet uitgesloten. Het behoort tot de taak van het OCMW over te gaan tot opname, ook al scoort de potentiële bewoner geen B of C op de Katzschaal. Het opnamebeleid wordt hierbij gehanteerd als sturingselement. De prioriteiten van het opnamebeleid zijn/blijven: hoogdringendheid, zorgbehoevendheid en een band hebben met SintKatelijne-Waver. (noot: in de huidige situatie zouden op 92 bewoners max. 5 ervan in een serviceflat kunnen functioneren, ondanks het huidige zorgprofiel van 70 % B en C’s en 30 % O en A’s) Rekening houdend met de vragen (van kandidaat-bewoners) die op dit ogenblik gesteld worden, is volgens het management van het woonzorgcentrum een 30-70 verhouding realistisch (een verhouding die reeds wordt nagestreefd). Conclusie: Bij definiëring van de doelgroep (30% OA, 70 % BC) is vertrokken vanuit de situatie van vandaag (aansluitend bij de realiteit) waarbij het huidige opnamebeleid wordt gehandhaafd. -
“Bijzondere” aandacht voor senioren uit Sint-Katelijne-Waver. Het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf van het OCMW willen er zijn voor de mensen van Sint-Katelijne-Waver. In eerste instantie wordt door het OCMW doorverwezen waar mogelijk (bvb. naar thuiszorgdiensten, serviceflats, …). In tweede instantie wordt overgaan tot opname in het woonzorgcentrum (ook voor de zware, complexe of palliatieve zorgen) – er zal steeds individueel beoordeeld worden.
-
Elke ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging.
-
Zonder selectie op vermogen.
C.
CONCEPT GEBOUW
De geplande capaciteit voor het nieuwe rusthuisgebouw bestaat uit 92 woongelegenheden rusthuis en 3 woongelegenheden centrum voor kortverblijf. Binnen het concept wordt een afdeling voorzien waar specifieke opvang en begeleiding voor dementerende ouderen kan geboden worden. Tot deze doelgroep behoren o.m. dementerende ouderen met wegloopgdrag, zwaar storend gedrag (roepgedrag), bewoners in de laatste fase van dementie. Deze bewoners vragen andere en specifieke begeleiding. De deskundigheid van het personeel dient hierbij ook specifiek te zijn. Het is echter niet haalbaar om de ganse groep verpleging en verzorging op te leiden in alle specifieke doelgroepen (dementerende ouderen, CVA, …). Het is dan ook wenselijk om, via vorming, te voorzien in een team van (sub)specialisten.
© rapport projectbegeleiding
10
-
-
De consequentie bij hantering van het principe van specifieke opvang is dat bewoners, bij wijziging van hun toestand intern dienen te verhuizen (criterium hiervoor is storend en onveilig gedrag - voor zichzelf en/of voor anderen). In het huidige woonzorgcentrum wonen 23 mensen op een aparte afdeling. De toestand van deze mensen is zodanig verschillend dat men deze werking in de toekomst niet wil handhaven (binnen deze groep zou differentiatie, in kleinere leefgroepen, moeten mogelijk zijn).
De infrastructuur van het toekomstige woonzorgcentrum moet zodanig flexibel zijn dat de veiligheid voor de populatie op iedere afdeling kan gegarandeerd worden (én een verhuis zo lang mogelijk wordt uitgesteld). D.
LEEFOMGEVING > DAGINDELING
" Afstemming dag-nachtritme en arbeidsritme Dag-nachtritme In de huidige situatie begint de dag (ontwaakt het huis) omstreeks 7:00u en gaat de nacht in om 21:30u. Er zijn bewoners die zeer vroeg wakker zijn, maar die dan nog niet gewassen en verzorgd worden. Anderen slapen langer. De grootste groep is/wordt wakker tussen 7:00u en 8:00u. Een deel van de bewoners ligt in bed rond 20:00 u, de grootste groep ligt om 21:30u in bed (een enkeling wacht en wordt door de nachtdienst in bed gelegd). Maaltijden (tijd en plaats?) Omwille van de gebouwstructuur, praktische redenen en loopafstanden, zijn destijds een aantal keuzes gemaakt in verband met de maaltijden (ook al strookt dit in tegen huiselijkheid). Er is geopteerd om de bewoners (resp. 69) in het restaurant te laten eten (met uitzondering van de bewoners van Klaverhof en bewoners van andere afdelingen waarvoor het bvb. baddag is – enkel ontbijt). Tevens is gekozen voor het proportioneren van de maaltijden omdat het personeel van de verschillende afdelingen hulp biedt bij de maaltijden en zo bvb. toch de nodige diëten kunnen gegeven worden. In de huidige situatie rijst meer en meer de vraag van bewoners om op de kamer te kunnen eten, eerder dan in groep in het restaurant (de mensen moeten van hun afdeling af om te gaan eten). In het nieuwe gebouw zal huiselijkheid voorop staan, bewoners zullen gestimuleerd worden om te eten in de leefruimte (zonder de mogelijkheid om te eten op de kamer uit te sluiten). Een leefruimte is afdelingsgebonden waardoor de bewoners geen verticale transporten meer moeten doen om te gaan eten (de perceptie van loopafstanden en wachttijden zal anders zijn). Ontbijt: Op dit ogenblik is het mogelijk om te ontbijten van 8:00u tot 9:30u. De bedoeling is om in het nieuwe gebouw het ontbijt in de leefgroep te nemen, met de keuze om in de kamer te eten. De bewoners zullen echter worden aangemoedigd om de maaltijd gezamenlijk te gebruiken.
© rapport projectbegeleiding
11
Middagmaal Het middagmaal vindt plaats tussen 12:00u en 13:00u. In het restaurant wordt iedereen om 12:00u verwacht. Op Klaverhof wordt om 11:45u gestart met de soep. In de toekomst kiest men er voor om het middagmaal te laten aanvangen om 12:00u (met de mogelijkheid om ook om 12:15u nog te kunnen starten met de maaltijd). De optie bestaat om te differentiëren in het beginuur op de verschillende afdelingen. Een mogelijkheid hierbij is dat de kok zijn toer maakt en bvb. zelf de soep zal bedelen (“als de kok gekend is, is de soep nooit te zout”). Na realisatie van de nieuwbouw hebben bewoners bvb. de mogelijkheid om in het sociaal restaurant met familie te gaan eten. Voorwaarde hierbij is dat de nodige afspraken worden gemaakt en dat het ‘veilig gebeurt’, waarbij familie instaat voor de noodzakelijke begeleiding. Er wordt door de organisatie enkel maaltijdbegeleiding voorzien op afdelings- en leefgroepniveau (incl. bewonerskamer). Avondmaal In het huidige gebouw dient het transport van de bewoners verzorgd te worden door de organisatie. Het gevolg hiervan is dat bewoners vrij vroeg (en lang) aan tafel zitten (al is dit ook van toepassing voor diegenen die zelf voor het transport moeten zorgen). In het restaurant wordt om 17:00u het avondmaal opgediend, op de afdelingen (Klaverhof; gesloten afdeling, en voor bewoners die op de kamer eten) wordt dit reeds om 16:30u bedeeld. De overbruggingstijd tussen het avondmaal en het ontbijt te lang is. In de toekomst opteert men er voor om het avondmaal om 17:30u te laten plaatsvinden (ook hier kan een verschuiving (later) van 15’). Drankentoer avond Een aparte drankentoer ’s avonds, rond 19:30u à 20:00u (bij bedeling van de nachtmedicatie) is voorzien in het woonzorgcentrum. Er is echter een evolutie merkbaar waarbij bewoners er steeds minder voor kiezen om bvb. ’s avonds een drankje te nuttigen en o.w.v. een stijgende zorgbehoevendheid wordt hiervoor ook minder initiatief genomen door de bewoners zelf (bvb. het eten van een yoghurt ‘s avonds). Er is echter de overtuiging dat een drankentoer ’s avonds moet blijvend aangeboden worden. Voor een aantal bewoners is het gemakkelijker om medicatie te nemen met iets anders dan met water. Dranken tussen de maaltijden Op dit ogenblik vindt er een koffieronde plaats in het woonzorgcentrum tussen 14:00u en 15:00u. Deze koffietoer omvat een rondgang doorheen het ganse woonzorgcentrum, ook daar waar een activiteit plaatsvindt en mensen collectief samen zijn (met uitzondering van Klaverhof – aparte koffieronde). De mogelijkheid wordt gecreëerd dat er een tas koffie kan geschonken worden onmiddellijk na het middagmaal, op afdelingsniveau. Naar de toekomst toe wordt er voor geopteerd om de namiddagkoffie rond 15:00u te schenken. De organisatie van een drankenronde tussen de maaltijden is enerzijds belangrijk in het kader van een garantie tot vochtinname (zorgen dat bewoners effectief drinken), maar heeft anderzijds consequenties in de werkorganisatie.
© rapport projectbegeleiding
12
3. ACTOREN 3.1.
LOKALE ACTOREN EN DE MIDDENVELDORGANISATIES De lokale actoren en de middenveldorganisaties werden uitgenodigd om deel te nemen aan de werkgroepen die een ontwerp van ‘Nota doelstellingen en acties’ zullen opstellen. Alle diensten en verenigingen die zich hebben opgegeven om deel uit te maken van een werkgroep zullen uitgenodigd worden om deel te nemen aan de werkgroepvergaderingen. Diensten en verenigingen die zich alsnog aanbieden om mee te werken zullen mee uitgenodigd worden.
3.2.
BEVOLKING
De stuurgroep zal de ontwerpnota voorleggen aan een of meer hoorzittingen in de gemeente, waar de burgers worden uitgenodigd om kennis te nemen van het ontwerp en deze kunnen becommentariëren. Daarna doet de stuurgroep een uiteindelijk voorstel aan gemeente- en OCMW-raad.
© rapport projectbegeleiding
13
4. INSPRAAK EN OVERLEG Het bestuur opteerde voor een doorgedreven participatie van bevolking en lokale sociale actoren bij de voorbereiding van het lokaal sociaal beleidsplan. In augustus 2005 werden de diensten en verenigingen die Sint-KatelijneWaver als werkingsgebied hebben aangeschreven en uitgenodigd om deel te nemen aan één of meer van de voorbereidende werkgroepen. Daarnaast werd een advertentie gepubliceerd in het gemeentelijk infoblad en op de website van OCMW en gemeente met een oproep voor belangstellenden in de bevolking. In totaal werkten 58 mensen mee aan één of meer werkgroepen. Elke werkgroep doorliep de volgende fasen: - opmaak van een omgevingsanalyse - maken van een SWOT-analyse - opmaken van ontwerpdoelstellingen De gegevens van elke werkgroep werden samengebracht in een nota met ontwerpdoelstellingen. Die nota werd voorgelegd aan de bevolking in een hoorzitting. In deze hoorzitting konden de aanwezigen vragen stellen en opmerkingen doen bij het voorliggend ontwerp. Van hieruit werd een ontwerp lokaal sociaal beleidsplan voorgelegd op een nieuwe hoorzitting waarop de bevolking en de leden van de werkgroepen waren uitgenodigd. In de loop van 2010 wordt een evaluatie gepland van de uitvoering van het Lokaal Sociaal Beleidsplan. De leden van de werkgroepen zullen uitgenodigd worden om deel te nemen aan die evaluatie.
© rapport projectbegeleiding
14
5. HUIDIG AANBOD Het OCMW van Sint-Katelijne-Waver wenst een zo volledig mogelijk gamma van voorzieningen aansluitend op de thuiszorg aan de senioren van de gemeente aan te bieden: iedere senior moet een beroep kunnen doen op middelen, diensten en voorzieningen die het beste op zijn behoeften aansluiten: de senioren vragen steeds meer zorg op maat en gecombineerde zorgarrangementen.
5.1.
DIENSTVERLENING
Het OCMW van Sint-Katelijne-Waver beheert een woonzorgcentrum met 92 woongelegenheden op de campus in de Wilsonstraat. Naast het uitbaten van bovengenoemde intramurale instelling, staat het OCMW in voor de ganse bevolking van Sint-Katelijne-Waver, inclusief de senioren van de gemeente. Zoals eerder vermeld, heeft de Raad voor Maatschappelijk Welzijn als voornaamste doelstelling de senioren zo lang mogelijk thuis te kunnen laten wonen. Om dit doel te bereiken werden al jarenlang inspanningen geleverd. Een overzicht van de verschillende diensten die door het OCMW van Sint-Katelijne-Waver aangeboden worden, kan als volgt weergegeven worden: A. B. -
SOCIALE DIENST Leefloon Mantelzorgtoelage Huursubsidies Andere financiële steun Voorschotten op sociale uitkeringen Budgetbegeleiding - budgetbeheer Tussenkomst specifieke kosten Psycho-sociale begeleiding Informatie Sociale tewerkstelling Juridische eerstelijnshulp Noodwoning Verwarmingstoelage Toelage voor sociale en culturele participatie Opvang asielzoekers THUISZORGDIENSTEN Gezinszorg Poetsdienst Warme maaltijden Personenalarm Zorgverzekering
Naast de diensten van de algemene sociale dienstverlening, waar iedere burger beroep kan op doen, gaan we wat dieper in op die diensten die zich voornamelijk richten naar de senioren.
© rapport projectbegeleiding
15
5.2. A.
OUDERENVOORZIENING WOONZORGCENTRUM SINT-ELISABETH
Het OCMW beschikt in het kader van de voorzieningen volgens het bejaardendecreet over een woonzorgcentrum (rusthuis) met 92 woongelegenheden, waarvan 55 RVT-bedden. Het woonzorgcentrum staat open voor zorgbehoevende ouderen en er is speciale aandacht voor ouderen met dementie. De dagprijs voor verblijf in het woonzorgcentrum bedraagt € 40,28 tot € 47,21 per persoon.
B.
FLATS VOOR BEJAARDEN EN PERSONEN MET EEN HANDICAP – RESIDENTIE OFFENDONK
Het OCMW van Sint-Katelijne-Waver bouwde 35 flats voor bejaarden en personen met een handicap. Het flatgebouw herbergt 12 flats met 2 slaapkamers en 23 flats met 1 slaapkamer. Alle flats zijn volledig rolstoeltoegankelijk, en in 2 flats werden o.m. keuken en badkamer extra aangepast voor bewoning door een rolstoelgebruiker.
Het OCMW verhuurt de flats aan personen van minstens 70 jaar of met een handicap van 66%, die een binding hebben met Sint-Katelijne-Waver. Met een binding met Sint-Katelijne-Waver wordt bedoeld dat de kandidaat-huurder in de gemeente woont of er minstens 35 jaar gewoond heeft, of dat hij/zij kinderen heeft die in de gemeente wonen. Het inkomen van de aanvrager speelt geen rol. Het OCMW verhuurt zowel aan eigenaars als aan nieteigenaars, aan welstellende als minder welstellende aanvragers.
© rapport projectbegeleiding
16
De flats met 1 slaapkamer kosten 650 euro per maand. De flats met 2 slaapkamers en een berging kosten 870 euro per maand. Gebruikers die onvoldoende middelen hebben om de huurprijs te betalen kunnen een vraag om financiële steun indienen bij de sociale dienst. Het bijzonder comité voor de sociale dienst beslist dan individueel over een eventuele tussenkomst. C.
GEZINS- EN BEJAARDENHULP
Gezinszorg wordt geboden aan inwoners van de gemeente Sint-Katelijne-Waver die onvoldoende zelf kunnen instaan voor de huishoudelijke taken; dit wordt beoordeeld op basis van een sociaal onderzoek door de maatschappelijk werkster. De dienst biedt persoonsverzorging en huishoudelijke hulp aan met inbegrip van persoonlijke ondersteuning en begeleiding. Concreet gaat het over hulp bij: de huishouding - maaltijden en voeding - was en strijk - naad en verstelwerk - dagelijks en wekelijks onderhoud van de bewoonde vertrekken - halen van de noodzakelijke boodschappen - hulp verlenen bij de organisatie van het huishouden hygiëne en verzorging - kraamzorg - baby- en kinderverzorging - dagelijks en wekelijks toilet - verzorgende taken sociale en morele ondersteuning D.
POETSDIENST
De poetsdienst verleent hulp bij het onderhouden van de woning. Bij de poetsdienst wordt gewerkt met het systeem van dienstencheques en met gewone facturatie aan de cliënt. E.
DIENST PERSONENALARM
Het personenalarmsysteem (PAS) is een dienstverlening ten behoeve van bejaarden en personen met een beperkte zelfredzaamheid. Het heeft tot doel snel hulp te bieden in noodsituaties. Het kan ter beschikking gesteld worden aan personen die een ernstig risico lopen op een incident (val, of andere gevaarsituatie) thuis. Dit dient gestaafd te worden door een gemotiveerd attest van de huisarts. De aanvrager moet beschikken over een telefoonaansluiting. Het PAS bestaat uit een zendertje, dat de gebruiker altijd bij zich draagt, en een automatisch alarmkiezer die aangesloten is op het telefoontoestel. Met dit systeem kunnen dag en nacht, vanuit een particuliere woning, noodsignalen worden uitgezonden naar een centrale observatiepost. Voor het OCMW Sint-Katelijne-Waver is dat de centrale van het Wit-Gele Kruis van Antwerpen. De dienst beschikt over 10 toestellen, die allemaal in gebruik zijn.
© rapport projectbegeleiding
17
F.
WARME MAALTIJDBEDELING
De dienst warme maaltijden is opgericht om bejaarden en gehandicapten, die om medische en/of sociale redenen zelf moeilijk kunnen instaan voor het bereiden van een warme maaltijd, dagelijks een gevarieerd middagmaal aan te bieden. De maaltijden worden van maandag t.e.m. vrijdag rondgebracht. Voor personen die op zaterdag (of zondag) ook een maaltijd wensen, wordt er vrijdag een op te warmen maaltijd meegebracht. Voor het eerste deel van 2010 gaat dit respectievelijk om 84 cliënten en 10.454 maaltijden (inwoners van de eigen gemeente – juli 2010) en 8.000 maaltijden (inwoners van een andere dan de eigen gemeente – mei 2010). G.
ANDERE DIENSTVERLENING
Naast bovenvermelde diensten zorgt het OCMW van Sint-Katelijne-Waver voor de subsidiëring van de gebruikers van het vervoer door de VZW Vervoer Mindermobielen. Het OCMW betaalt het instaprecht (€ 0,62 per rit) en € 0,05 per km voor inwoners van Sint-KatelijneWaver.
Daarnaast verleent het OCMW van Sint-Katelijne-Waver aan de inwoners van de gemeente een financiële tussenkomst bij het gebruik van thuiszorgdiensten verricht door erkende gezinszorgdiensten en in het verblijf in een erkend dagverzorgingscentrum.
5.3. A.
KLANTENVERENIGINGEN SENIORENRAAD
De seniorenraad is een gemeentelijke adviesraad betreffende het seniorenbeleid van de gemeente en vertegenwoordigt alle gepensioneerden van de gemeente met als doel: 1. Bevordering en coördinatie van alle aangelegenheden die te maken hebben met het seniorenbeleid. 2. Organisatie van specifieke activiteiten voor senioren, die niet binnen het bereik liggen van de afzonderlijke bonden voor gepensioneerden, onder andere: - advies aangaande de jaarlijkse seniorenreis georganiseerd door de socio-culturele dienst; - inrichten van een petanquetornooi; - vormingscursussen voor senioren. 3. Op verzoek en/of eigen initiatief adviezen verlenen aan het college van burgemeester en schepenen, aan de gemeenteraad of aan het OCMW. Eventueel voorstellen te doen aangaande gemeentelijke problemen die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de gepensioneerden van onze gemeente. De seniorenraad bevordert de samenwerking in het bejaardenwerk en de bejaardenzorg. B.
OKRA
Vanuit het OCMW Sint-Katelijne-Waver, en meer specifiek vanuit het woonzorgcentrum is er een goede samenwerking met OKRA. Het is de bedoeling om in het kader van het opstarten van het lokaal dienstencentrum een analoge samenwerking op te zetten met de andere verenigingen.
© rapport projectbegeleiding
18
6. SOCIAAL HUIS 6.1.
HET CONCEPT ‘SOCIAAL HUIS’
Centraal in het concept ‘Sociaal Huis’ staat de doelstelling om de toegang van de burger tot dienstverlening te verbeteren. In het decreet worden daartoe drie elementen vooropgesteld: Informatieverstrekking over hulpverlening en bestaande voorzieningen; Eenloketfunctie: een gezamenlijk loket voor de sociale dienstverlening van gemeente en OCMW; Doorverwijsfunctie door het tot stand brengen van een ruime samenwerking met lokale actoren. Het lokaal bestuur van Sint-Katelijne-Waver is zich ervan bewust dat het concept ‘Sociaal Huis’ niet moet gezien worden als een gebouw. Het is geen fysische entiteit. Centraal staat de bezorgdheid om de toegang tot de voorzieningen maximaal te bevorderen. Bij de discussie over de invulling van het sociaal huis in Sint-Katelijne-Waver is de vraagstelling: “Hoe kunnen we de toegankelijkheid van de (sociale) dienstverlening in onze gemeente maximaal verhogen?”
6.2.
LOKALE INVULLING VAN HET ‘SOCIAAL HUIS’
Het lokaal bestuur van Sint-Katelijne-Waver heeft de volgende overwegingen bij het concept ‘Sociaal Huis’: Het woord ‘loket’ in ‘eenloketfunctie’ is misschien slecht gekozen. Het OCMW heeft immers de traditie om de burgers in een discrete, persoonlijke ruimte te ontvangen, en niet aan een loket. Sint-Katelijne-Waver verstaat onder dit begrip de mogelijkheid om de aanvragen voor sociale dienstverlening van OCMW en gemeente op 1 plaats te kunnen indienen De tendens om de dienstverlening op 1 plaats te centraliseren staat niet los van een andere, tegengestelde realiteit in het sociaal beleid. De laatste jaren zijn er stappen gezet om dienstverlening volgens problematiek te gaan samenbrengen. Een lokale werkwinkel is daarvan een voorbeeld, waar de dienstverlening van VDAB, OCMW, gemeente, RVA, PWA voor een stuk werd weggehaald uit deze diensten en samengebracht in een lokale werkwinkel op een nieuwe locatie. Een woonwinkel is een ander voorbeeld, waar je de dienstverlening van OCMW, gemeente, sociaal verhuurkantoor,… samenbrengt op één plaats. Wanneer gemeente en OCMW op afzonderlijke locaties gehuisvest blijven, kan de toegankelijkheid tot de dienstverlening worden verhoogd door de volgende ingrepen: - we geven de mogelijkheid om, waar mogelijk, op beide locaties dezelfde dienstverlening aan te vragen, zodat doorverwijzen naar de andere locatie niet nodig is, én - we zorgen voor een duidelijke, ‘natuurlijke’ taakafbakening tussen de twee locaties. Met een natuurlijke afbakening wordt een taakverdeling die logisch is bedoeld, die door de bevolking als de ‘normale’ taakverdeling wordt aangevoeld. Belangrijk hierbij is het motto: verander zo weinig mogelijk. Voor een groot stuk realiseert de sociale dienst van het OCMW nu al de eenloketfunctie, en dit niet alleen voor de dienstverlening van de gemeente, maar ook voor die van andere sociale actoren: - aanvragen om tegemoetkomingen voor gehandicapten worden opgemaakt door de OCMWsociale dienst, en door de sociale dienst bij het gemeentebestuur ingediend - aanvragen voor een sociale woning worden opgemaakt door de OCMW-sociale dienst, en door de sociale dienst bij de sociale huisvestingsmaatschappij ingediend - aanvragen voor schuldbemiddeling en collectieve schuldenregeling worden ingediend bij de sociale dienst, en zullen, zodra deze dienst actief is, worden ingediend bij de intergemeentelijke dienst voor schuldbemiddeling
© rapport projectbegeleiding
19
-
-
de provinciale toelage voor thuisopvang van bejaarden wordt aangevraagd via de OCMW sociale dienst - de OCMW sociale dienst dient aanvragen voor de zorgverzekering in bij de verschillende zorgkassen Het gemeentebestuur en het OCMW hebben afspraken gemaakt om de eenloketfunctie verder te realiseren. Daarbij werd afgesproken welke dienstverlening aan het ‘OCMW-loket’, welke aan het gemeenteloket, en welke aan beide loketten zal worden aangevraagd.
© rapport projectbegeleiding
20
WENSENPROGRAMMA OCMW SINT-KATELIJNE-WAVER 1. ALGEMEEN Zoals bij de voorstelling van de initiatiefnemer al bleek, wenst het OCMW een woon- en zorgcampus te realiseren waarin en waarop plaats zal zijn voor een brede waaier van woon- en zorgdiensten. Momenteel baat het OCMW het woonzorgcentrum Sint-Elisabeth uit met 92 rusthuiswoongelegenheden. Naar de toekomst toe wil het OCMW, door te voorzien in een centrum voor kortverblijf, een lokaal dienstencentrum en serviceflats (in een later stadium) een antwoord bieden op de vragen van de Sint-Katelijne-Waverse bevolking. Hiervoor werd een zorgstrategisch plan ingediend. Het goedgekeurde, op datum van 16 januari 2008, zorgstrategisch plan omvatte volgende projecten: 1. Oprichting vervangingsnieuwbouw voor het bestaande rusthuisgebouw Sint-Elisabeth met behoud van de bestaande capaciteit van 92 rusthuiswoongelegenheden, met drie afdelingen aansluitend bij het huidige rusthuisgebouw, waarvan één afdeling met 30 woongelegenheden specifiek voor dementerende bewoners; 2. De oprichting van een lokaal dienstencentrum op het gelijkvloers van het huidige rusthuisgebouw; 3. De oprichting van een centrum voor kortverblijf met 3 woongelegenheden, bovenop de bestaande rusthuiscapaciteit dat wordt geïntegreerd in de vervangingsnieuwbouw woonzorgcentrum 4. De oprichting van 30 wooneenheden in een serviceflatgebouw door de herconditionering van het huidige rusthuisgebouw. Voor projecten 1, 2 en 3, het woonzorgcentrum, het lokale dienstencentrum en het centrum voor kortverblijf worden VIPA-subsidies aangevraagd.
© rapport projectbegeleiding
21
2. DOELGROEP, VISIE OP WONEN & ZORG 2.1.
DOELGROEP
Zoals hierna duidelijk zal worden is het afbakenen van de doelgroep een vaak moeilijke en enigszins “gevaarlijke” opdracht. “Vraaggestuurd werken” en “levenslang wonen” vertrekt vanuit het individu en vanuit diens behoeften en deze kunnen haaks staan op vooraf gedefinieerde doelgroepen. Volgend overzicht is indicatief om een inzicht te geven in de doelgroepen die het OCMW nastreeft ten aanzien van het toekomstige woonaanbod: Woonvorm Bejaardenwoning
Serviceflats
Lokaal dienstencentrum Centrum voor kortverblijf
Woongelegenheden in het woonzorgcentrum ROB/RVT
Doelgroep Senioren van minstens 70 jaar of met een handicap van 66% met een binding met SintKatelijne-Waver Senioren (al dan niet minder of andersvalide) die alleenstaand zijn of een koppel vormen. Maximaal zelfstandig wonen (al dan niet via ondersteuning van mantelzorger of thuiszorg(ondersteuning)) (cfr. erkenningsnormen serviceflatgebouwen) Alle inwoners van Sint-Katelijne-Waver
Opmerkingen Aangepaste woonvorm Leeftijdscategorie 70+
Senioren die omwille van fysische of psychische beperkingen niet langer, gedurende een in tijd beperkte periode, zelfstandig kunnen wonen Senioren die omwille van fysische of psychische beperkingen niet langer zelfstandig kunnen wonen
Aangepaste verblijfs- en zorgvorm Leeftijdscategorie 65+
Aangepaste woonvorm Leeftijdscategorie 60+ Zorg via het woon- en zorgcentrum of via de thuiszorg (ondersteuning)
Aangepaste woon- en zorgvorm Leeftijdscategorie: 65+ (theorie) 80+ (praktijk) Zorgprofiel: Voornamelijk zwaar zorgbehoevenden B - Cd; circa 70%
Bij definiëring van de doelgroep (30% OA, 70 % BC) is vertrokken vanuit de situatie van vandaag (aansluitend bij de realiteit) waarbij het huidige opnamebeleid wordt gehandhaafd. Het woonzorgcentrum en het centrum voor kortverblijf van het OCMW willen er zijn voor de mensen van Sint-Katelijne-Waver. In eerste instantie wordt door het OCMW doorverwezen waar mogelijk (bvb. naar thuiszorgdiensten, serviceflats, …). In tweede instantie wordt overgaan tot opname in het woonzorgcentrum (ook voor de zware, complexe of palliatieve zorgen). Deze laatste zullen steeds individueel beoordeeld worden.
© rapport projectbegeleiding
22
2.2.
VISIE OP WONEN EN ZORG
Rusthuis Sint-Elisabeth biedt opvang aan ouderen (vanaf 60 jaar) die niet meer in staat zijn om zich zelfstandig, zowel op psychisch als lichamelijk gebied, te handhaven in het thuismilieu. Alle mensen zijn welkom, van welke ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging ook. Naast een goede lichamelijke en medische verzorging staan ook een degelijke huisvesting, een nette omgeving, gezonde en smakelijke maaltijden op de voorgrond in de zorgverlening. A.
GOEDE LICHAMELIJKE EN MEDISCHE ZORG
B.
EXTRA AANDACHT VOOR PALLIATIEVE ZORG
Deze functie is inherent aan de werking van het woonzorgcentrum. C.
GOEDE HOTELFUNCTIE (HUISVESTING, ONDERHOUD EN MAALTIJDEN)
Bij het verdere verloop van het programma van eisen zal aan de verschillende hotelfuncties inhoud gegeven worden. D.
BEGELEIDING EN ONDERSTEUNING BEWONER EN FAMILIE
Bestaat vooral uit informele contacten, tijd maken om te luisteren naar problemen. De begeleiding begint voor de opname en eindigt pas na het overlijden van een bewoner. Begeleiding en ondersteuning van de bewoner en zijn/haar familie is een noodzakelijk deel van het geheel. E.
“THUIS” GEVOEL > ANIMATIEVE GRONDHOUDING
Animatieve grondhouding is de zorg die alle medewerkers dragen om in elke situatie de bewoner/bezoeker met respect te benaderen. Respect voor zijn eigenheid, ideeën en wensen. Respect voor zijn mogelijkheden en kwetsbaarheden, respect voor zijn morele, politieke en religieusexistentiële waarden, erkenning van zijn levensloop en levensverhaal. De bewoner/bezoeker en zijn familie worden gezien als bekwame mensen. Onze personeelsleden staan de ouderen bij in hun streven of handhaven van hun zelfstandigheid. Aan de ouderen die zich in hun autonomie of zelfredzaamheid bedreigd voelen of ingeperkt weten, bieden de medewerkers vanuit de animatieve grondhouding een respectvolle ondersteuning. Het toepassen van een animatieve grondhouding vraagt een groot engagement en inzet van het personeel. Consequent en systematisch handelen staat hierbij centraal, evenals wederzijds respect tussen de verschillende medewerkers Essentieel is dat de implementatie van de ‘animatieve grondhouding’ een beleidskeuze is die (voortdurend en voldoende) ondersteund moet worden vanuit de leiding en het beheer. “Thuis”gevoel creëren is meer dan verpleegtechnische zorg bieden; aandacht hebben voor ‘kleinere persoonlijke elementen’ van de bewoner. F.
“HOLISTISCHE” MENSVISIE
Een holistische benadering is belangrijk om een “thuis”gevoel te creëren. Respect voor de bewoner en voor zijn privacy sluiten hierbij aan.
© rapport projectbegeleiding
23
G.
KWALITEIT BIEDEN = ATTITUDE
Kwaliteit bieden is een attitude, een basishouding (maar mag geen opdracht/opgave zijn) van iedere individuele zorgverlener t.o.v. elke individuele bewoner van het woonzorgcentrum. Kwaliteit bieden is een prestatie die iedere dag opnieuw moet worden waargemaakt! H.
INDIVIDUELE AANPAK BEWONER (LEVENSGESCHIEDENIS)
De stap naar het woonzorgcentrum is een belangrijke gebeurtenis voor de bewoner, hij laat zijn vertrouwde milieu achter. Er wordt daarom consequent rekening gehouden met de eigen levensgeschiedenis van de bewoner. I.
WAARDEN
De bewoner moet zich veilig en geborgen voelen, zowel moreel (een vertrouwelijk gesprek kunnen voeren) als ruimtelijk (infrastructuur). Naast geborgenheid, is respect (o.m. voor de privacy) een belangrijke te hanteren waarde (als onderdeel van de animatieve grondhouding). J.
INSPRAAK EN PARTICIPATIE
Inspraak is een stelregel binnen het woonzorgcentrum die wordt gehanteerd op individueel (cf. patiëntenrechten) en op collectief niveau (bewoners- en familieraad).
© rapport projectbegeleiding
24
3. ROOKBELEID EN PAUZEREGELING 3.1.
ROOKBELEID
Het OCMW is zich er van bewust dat de gebouwen van de woon- en zorgcampus behoren tot die openbare gebouwen waarin een rookverbod van toepassing is en wenst hierin de regelgeving te volgen. Voor de bewoners van het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf geldt dat, ondanks het feit dat de bewonerskamer tot de privatieve ruimte behoort en het in principe niet kan worden verboden, ten stelligste wordt afgeraden op de kamer te roken. Het OCMW voorziet, op afdelingsniveau voor de bewoners een aangepaste rookruimte. Verder dient te worden toegevoegd dat, in het kader van een gezonde leef-, woon- en werkomgeving, de personeelsleden enkel wordt toegestaan om buiten de gebouwen, op een overdekte plaats, te roken.
3.2.
PAUZEREGELING
Het dienstlokaal in het nieuwe woonzorgcentrum moet toelaten dat de korte, betaalde pauze (15’), door alle personeel werkzaam op die afdeling; verpleging/verzorging, logistiek, paramedisch of schoonmaakpersoneel (geïntegreerde zorg -> geïntegreerde equipe -> geïntegreerde pauze), op de afdeling wordt genomen. Voor de middagpauze wordt verwacht dat het personeel de afdeling verlaat. In het nieuwe woonzorgcentrum wordt dan ook een personeelsrefter voorzien (geïntegreerd in de polyvalente ruimte).
© rapport projectbegeleiding
25
4. ORGANISATIESTRUCTUUR 4.1.
ALGEMEEN
In de plannen en projecten van het OCMW van Sint-Katelijne-Waver zijn er, zowel op het vlak van thuis “wonen”, thuiszorgondersteunend als residentieel zorg”wonen”, duidelijke toekomstplannen. De wijze waarop het OCMW invulling wil geven aan haar missie en visie met betrekking tot de ouderenzorg is een belangrijk aandachtspunt in de ontwikkeling van de campus, alsook naar de organisatie die hiermee gepaard gaat. Voor het OCMW is het hierbij enerzijds van belang de organisatie op overkoepelend niveau te structureren teneinde de toekomstambities in goede banen te leiden. Anderzijds is het structureren en analyseren van de werking, de competentie en de organisatie op zich van belang voor met name projecten met een intensief zorgkarakter die een belangrijke personeelsomkadering mobiliseren, zoals dit in het woonzorgcentrum het geval is. Immers deze aan de exploitatie gerelateerde kosten van het woonzorgcentrum overstijgen - op de totale exploitatieperiode - in belangrijke mate de realisatie- en bouwkosten en vormden dan ook een belangrijk aandachtspunt tijdens de opmaak van het wensenprogramma en zullen dit, vanzelfsprekend, voor het OCMW van Sint-Katelijne-Waver ook blijven vormen na de realisatie van de woonen zorgcampus. De organisatievorm en/of structuur (met de bijhorende personeelskosten) speelt als onderdeel van de exploitatiekosten een belangrijke rol. In het kader van een woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf kan deze organisatievorm beter gedefinieerd worden als “de wijze waarop de zorg- en dienstverlening georganiseerd wordt”. Hierbij dient tegelijkertijd vastgesteld te worden dat deze organisatie van zorg- en dienstverlening in belangrijke mate gestructureerd is en opgelegd wordt via erkenningsnormen en regelgeving. Het OCMW streeft een sociaal gezond financieel beleid na en wenst vanuit dit oogpunt dan ook de organisatie van de zorg- en dienstverlening te benaderen en betaalbaar te houden. Vanuit de aandacht voor de exploitatiekosten en de betaalbaarheid van de dienstverlening heeft het OCMW navolgende organisatiestructuur bepaald die een elementair onderdeel is van het ontwikkelde concept en het bijhorende wensenprogramma.
© rapport projectbegeleiding
26
4.2.
ORGANISATIESTRUCTUUR WOONZORGCENTRUM & CENTRUM VOOR KORTVERBLIJF
In de missie en visie van het OCMW en het RVT Sint-Elisabeth ligt de focus erin een thuis te creëren voor zorgbehoevende ouderen én waarbij de bewoner en zijn omgeving centraal staat. Deze focus vraagt een menselijke schaal en een voldoende kleinschalige benadering naar de beleving van de campus en de (toekomstige) infrastructuur voor de bewoners, dit evenwel met behoud van voldoende kritische massa (de benodigde grootschaligheid) van het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf. Uitgaande van de organisatie van de zorg- en dienstverlening en de vooropgestelde zorgprofilering, wordt een afdeling van ongeveer 32 woongelegenheden als basisuitgangspunt genomen. Hierbij wordt echter steeds een tweede onderliggend woon- en leefniveau voorzien, zijnde een leefgroep van 16 woongelegenheden. Tenslotte is, wat het aanbieden van een specifiek zorgkader en/of het “wonen” betreft, een clustering tot een woongroep van 8 (of 7) woongelegenheden een mogelijk bijkomend niveau. In iedere afdeling (3) van het woonzorgcentrum wordt een woongelegenheid van het centrum voor kortverblijf (voorafgaande vergunning voor 3 woongelegenheden) geïntegreerd. De afdelingen zullen een heterogene samenstelling kennen, zo wordt vermeden dat een bijkomende interne verhuis van bewoners noodzakelijk zou zijn of tenminste zo lang als mogelijk uitgesteld kan worden. De beoogde heterogene samenstelling van de afdelingen heeft impact naar de organisatie van wonen en zorg omdat het niet uit te sluiten valt dat een beperkt aantal bewoners met een licht dementieel ziektebeeld binnen deze afdelingen zullen verblijven, terwijl de diversiteit onder de overige bewoners ook groot kan zijn. Om tegemoet te kunnen komen aan de noden van zowel bewoners zonder als mét een zwaarder dementieel ziektebeeld en om de solidariteit binnen de afdelingen en leefgroepen niet onder druk te zetten zal er één afdeling voorzien worden die specifiek voorbehouden kan worden om bewoners met een zwaarder dementieel ziektebeeld aangepaste zorg te kunnen geven. Met andere woorden, van zodra er sprake is van een bewoner die dermate storend gedrag ontwikkelt - waarbij de solidariteit op de afdeling (te) zwaar onder druk komt te staan – zal er in en nà overleg overgegaan worden tot een interne verhuis naar die afdeling die qua architectuur en zorgbehoefte beter aansluit op de noden van deze bewoner. Met uitzondering van een beperkt aantal zorgstudio’s (1 per afdeling) voor twee personen worden alle woongelegenheden en leefgroepen op identieke wijze ingericht en uitgerust. Vanuit de woongroepen van 8 woongelegenheden wordt een verdere opbouw voorzien naar een totaal van 95 wooneenheden en dit in volgende 3 niveaus: " " " "
Een woongroep bestaat uit 8 woongelegenheden Een leefgroep bestaat uit 16 woongelegenheden Een afdeling bestaat uit 32 woongelegenheden Het woonzorgcentrum bestaat uit 95 woongelegenheden
Voor wat de organisatiestructuur betreft, die voortvloeit uit de - door het OCMW bepaalde woon-, leefgroep- en afdelingsstructuur, kan volgende schematische voorstelling worden gegeven:
© rapport projectbegeleiding
27
Woonzorgcentrum 95 woongelegenheden
afdeling (31 wgl.)
leefgroep (16 wgl.)
afdeling (32 wgl.)
leefgroep (15 wgl.)
leefgroep (16 wgl.)
afdeling (32 wgl.)
leefgroep (16 wgl.)
leefgroep (16 wgl.)
leefgroep (16 wgl.)
woongroep (8 wgl.)
woongroep (7 wgl.)
woongroep (8 wgl.)
woongroep (8 wgl.)
woongroep (8 wgl.)
woongroep (8 wgl.)
woongroep (8 wgl.)
woongroep (8 wgl.)
woongroep (8 wgl.)
woongroep (8 wgl.)
woongroep (8 wgl.)
woongroep (8 wgl.)
De structuur / de organisatie van het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf beperkt zich dus tot maximum drie niveaus (RH/CVK, afdeling, leefgroep). Exploitatietechnisch gezien laat voornoemde platte configuratie (met vier effectieve maar drie reële niveaus) een goede opbouw van de structuur en organisatie toe en dit zowel ten aanzien van de organisatie van “zorg” door verpleegkundige -en verzorgende diensten en dit op verschillende momenten van de dag (ochtend, middag en avond) als ten aanzien van de verschillende overige “dienstverleners” zoals medische, paramedische -en logistieke diensten. In het wensenprogramma en het bijhorende kristallogram wordt steeds van voornoemde configuratie met bijhorende niveaus vertrokken en wordt hiernaar ook verwezen.
© rapport projectbegeleiding
28
5.
WENSENPROGRAMMA VOOR KORTVERBLIJF
5.1.
ALGEMEEN
WOONZORGCENTRUM
EN
CENTRUM
De realisatie van de visie op wonen en zorg zal zich moeten manifesteren binnen het woonzorgcentrum en het centrum voor kortverblijf als een fysische component. Deze fysische component wordt door een geïntegreerde en aangepaste woon- en leefomgeving (= “bewonerskamer” - individueel wonen binnen een collectiviteit) met aanvullende zorg gevormd, gekoppeld aan een psychische component; gevormd door de mogelijkheid om een “thuis” te creëren door en voor de bewoners. Beide componenten dienen het concept residentieel “zorg-wonen” te belichamen. Tenslotte dient meegegeven te worden dat voornoemde geïntegreerde en aangepaste woon- en leefomgeving ook aan de personen die niet permanent verblijven (kortverblijf, familie, bezoekers) voldoende waarborgen moet bieden om zich “thuis” te voelen. Om een beter inzicht te geven in de wijze waarop het nieuwe woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf georganiseerd zal worden, wordt hierna achtereenvolgens een algemeen inzicht gegeven in de gewenste toekomstige werking vertrekkende vanuit de leefgroep (of een samenstelling ervan i.c afdeling) en evoluerend naar de centrale structuren. Vervolgens wordt een gedetailleerd inzicht gegeven van het wensenprogramma waarbij voornoemde volgorde wordt aangehouden (leefgroep; afdeling; centraal; facilitaire diensten, campus). A.
WERKING (BEWONERSKAMER / LEEFGROEP / AFDELING)
Bewonerskamer Binnen het te realiseren woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf wordt uitgegaan van de maximalisatie van de privatieve ruimte voor elke bewoner (onder de vorm van een bewonerskamer) evenwel binnen een leefgroepwerking. Op leefgroepniveau dient er voldoende ruimte voorbehouden te worden voor de collectieve ruimtes, zoals de leef- en eetruimte (semi-privatieve) die gezoneerd moet kunnen worden tot kleine(re) ruimtes/zithoeken. De bewonerskamers moeten op leefgroepniveau tot een privatieve zone geclusterd kunnen worden en op deze manier als het ware uitgroeien tot “het huis” van de bewoner. Niettegenstaande deze geclusterde bewonerskamers de grens vormen van het “huis” worden er aan de bewonerskamers geen deurbellen of brievenbussen voorzien. Leefgroep – afdeling Wat de leefgroep en/of afdeling betreft, moeten de leef -en eetruimte(s) voor de bewoners een dubbele functie waarborgen. Enerzijds moeten ze de “ontmoetingsruimte” kunnen zijn waarbij de bewoners de mogelijkheid hebben om: - bezoek te ontvangen (die ze bijvoorbeeld niet op hun bewonerskamer kunnen of willen ontvangen) - gemeenschappelijk te eten en drinken (vnl. het eetgedeelte) - zich te ontspannen (rusten, zitten, kaarten,…). Anderzijds moeten de leef- en eetruimten ook aansluiten op de “therapeutische” functies zoals ergotherapie, animatie en/of kinesitherapie. In dit verband dient de keuken, die op afdelingsniveau (voor twee leefgroepen) voorzien wordt en die verderop nog meer in detail wordt besproken, (open te staan voor en) deels aangepast te zijn aan kookactiviteiten met bewoners.
© rapport projectbegeleiding
29
Ten aanzien van de maaltijden zijn wederom de keuzemogelijkheden die de bewoners aangeboden worden van belang, evenals het (te creëren aangename) kader van de eetruimte waarbinnen de maaltijden gebruikt zullen worden. In principe zullen de broodmaaltijden voor de bewoners van de leefgroepen (ontbijt- en avondmaaltijd) steeds in buffetvorm aan de keuken - die op afdelingsniveau, als bindende factor voor twee leefgroepen voorzien is - worden aangeboden en zullen deze maaltijden geserveerd en gebruikt worden in de leef- en eetruimte van de leefgroepen (of indien nodig/mogelijk in de bewonerskamer). Daarnaast staat het de zelfstandige en zelfredzame bewoner vrij om - onder voorwaarden - gebruik te maken van het sociaal restaurant voor het verbruik van het middagmaal. Zoals reeds aangehaald zal een belangrijk gedeelte van de ondersteunende (therapeutische) zorgverlening zoals ergotherapie, animatie en kinesitherapie (waarvoor geen specifieke toestellen zijn vereist) op kleinschalig niveau georganiseerd en aangeboden worden. In dit aanbod wordt de bewonerskamer vooral de plaats waar individuele therapie voor of ondersteuning van de bewoners zal worden voorzien. De leef- en eetruimtes en keuken (op afdelingsniveau) moeten toelaten om een kleinschalig aanbod van ergo/animatie te voorzien. Voor de kiné wordt op iedere afdeling een beperkte ruimte voorzien waar therapie kan worden gegeven bvb. ‘begeleide baren’ voor gangrevalidatie na heupbreuk. Naast een gedecentraliseerd aanbod van kiné wil het OCMW een aanbod op centraal niveau behouden en hiervoor ook functies en ruimtes voorzien (zie hierna). Werking (centraal - algemeen) Het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf willen aan hun bewoners keuzemogelijkheden bieden en de organisatie van wonen, zorg en dienstverlening zo dicht mogelijk bij de bewoners brengen. Voor sommige functies, diensten of ruimtes is er voor een meer centrale inplanting en voorziening gekozen, hetgeen resulteert in functies, diensten of ruimten met een: specifiek zorg- of dienstverleningsaanbod (bvb. wellnessruimte, kapper, manicure) algemene functie (bvb. onthaal & administratie) specifieke doelstelling zoals bvb. het openstellen van functies of ruimten naar andere doelgroepen dan enkel de bewoners (bvb. de polyvalente ruimte). Het woonzorgcentrum en het centrum voor kortverblijf willen geïntegreerd en uitnodigend zijn op én in de woon- en zorgcampus, maar tegelijk een voldoende beschermde woonomgeving bieden aan haar bewoners. Als zodanig spelen de administratieve en publieke functies een belangrijke rol omdat ze vaak een eerste contact vormen met de omgeving en de bezoekers. Deze publieke functies moeten dan ook maximaal gericht zijn op het: “samen-zijn” (van bijvoorbeeld bewoners in het kader van een animatieve activiteit) “samen-komen” (als vrijblijvende ontmoetingsplaats van bewoners en bezoekers) én “samen-leven” (als plaats waar binnen en buiten elkaar treft – sociaal restaurant, kapper, wellness, ….), en dit naar een ruimere groep dan enkel bewoners, zoals bvb. familie, personeel en vrijwilligers, én eveneens naar de andere gebruikers van de campus (o.a. bezoekers van het lokaal dienstencentrum). Voor het OCMW is het van cruciaal belang dat de campusgedachte vertaald wordt in een gedegen indeling en architectuur. Via de creatie van een ‘dorpsstraat’ / een ‘plein’functie wenst het OCMW de diverse publieke functies van het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf op campusniveau geïntegreerd, toegankelijk en uitnodigend te maken. Een geïntegreerd en uitnodigend karakter vertaalt zich naast de aangeboden indeling en infrastructuur ook in de “sfeer” die het (nieuw op te richten) gebouw en de andere gebouwen uitademen. Hierbij zullen “barrières” functioneel moeten zijn en een doel dienen. Een onthaal bijvoorbeeld kan (en moet) een functionele barrière zijn om de woon- en zorgzone af te schermen, maar is (en moet) evenzeer
© rapport projectbegeleiding
30
een infopunt en zelfs een zorginfopunt (zijn). De “sfeer” wordt verder nog gedefinieerd als de eigenheid en herkenbaarheid. De campusgedachte vraagt om een hoge mate van samenhang en eenheid maar daarom zeker niet om éénvormigheid, integendeel. Voor het OCMW is het dan ook van belang dat de gebouwen een eigenheid en herkenbaarheid dienen te hebben en dat de campus “leesbaar” is voor de bewoners, gebruikers en personeelsleden. Werking (centraal – facilitaire diensten) De facilitaire diensten die op de woon- en zorgcampus georganiseerd worden, hebben quasi allen een centrale werking of aansturing. Deze werking of aansturing is een uitvloeisel van onder meer: de historische groei de wens het voordeel van de economische grootschaligheid te behouden de wenselijkheid om werken en wonen zo strikt mogelijk te kunnen scheiden De facilitaire diensten die via een centrale werking georganiseerd worden of zullen worden zijn: (Keuken = autonoom activiteitencentrum) Voorraad & distributie Schoonmaak Wasserij & linnenbeheer Technisch onderhoud Afvalbeheer Een gedetailleerde beschrijving van het wensenprogramma wordt verder uitgewerkt onder het hoofdstuk “facilitaire diensten”. “Werking” (toegankelijkheid - in en om het gebouw) De werking in termen van “toegankelijkheid” heeft eveneens een belangrijke impact naar onder meer veiligheid en integratie met de omgeving waarbij in het hoofdstuk ‘Logistiek - in en om het gebouw’ een gedetailleerdere beschrijving van de concrete wensen is weergegeven.
© rapport projectbegeleiding
31
5.2.
LEEFGROEP
De leefgroep is het niveau waar privatieve ruimten zoals de bewonerskamer, worden ingebed in het collectief wonen, leven en zorgen. De leefgroep als niveau herbergt een beperkt aantal ruimtes en functies en dit in combinatie met de afdeling, waarbij twee leefgroepen aan elkaar gekoppeld worden, dienen beide niveaus het kleinschalige karakter van voornamelijk “leven” en “zorgen” te benadrukken. Om op leefgroepniveau “wonen”, “leven” en “zorgen” te realiseren dienen volgende faciliteiten voorzien te worden die per onderdeel verderop gedetailleerd zullen worden: Bewonerskamers (privatieve ruimten) leef- en eetruimtes badkamer / douche gangen ruimte voor hef- en tilmateriaal A.
PRIVATIEVE RUIMTEN
Bewonerskamer Algemeen Bij de keuzes van het OCMW naar de bepaling en invulling van de privatieve ruimtes voor de bewoners waren verschillende aandachtspunten van belang: de visie op wonen en zorg de keuze voor de heterogene leefgroepsamenstelling met aandacht voor de leefgroep(en) voor ouderen met dementie het gegeven dat de bewonerskamer in het bijzonder “het huis” van de bewoner vormt. Op basis van deze aandachtspunten is het OCMW van mening dat de functie van de privatieve ruimte (nu én in de toekomst) een belangrijke invloed heeft op het welzijn van de residenten. Daarom is de privatieve ruimte dan ook ruimer gedefinieerd dan een traditionele ‘bewonerskamer’. Het geclusterd samenvoegen van bewonerskamers (“geclusterd wonen”) zou een belangrijke bijkomende dimensie moeten kunnen geven aan die ruimere invulling. De kameroppervlakte moet voldoende zijn, maar bij de ontwikkeling van het gebouw dient maximaal gestreefd te worden naar collectiviteit. Er wordt eerder voorzien in collectieve ruimte dan, en misschien ten nadele van, privatieve ruimte (het verlaten van de kamer moet aantrekkelijk zijn, maximale stimulatie van contacten). De bewonerskamer zelf, waarin eveneens de sanitaire cel is opgenomen, zou als “thuisomgeving” voor de bewoner en diens familieleden - de mogelijkheid moeten bieden om zich maximaal terug te trekken uit de collectieve woon- en leefomgeving. Tevens dient er rekening gehouden te worden met de reële gegevenheid dat, voor een belangrijk potentieel aan bedgebonden bewoners, het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf zich - in hoofdzaak - beperkt tot de bewonerskamer. Mede hierom dient voor het OCMW - ongeacht wie waar woont en welke zorgbehoefte deze bewoner heeft - de bewonerskamer voldoende ruim, zoneerbaar, niet gedifferentieerd in oppervlakte (dus geen specifieke kamers voor dementerenden) en qua uitrustingsniveau identiek te zijn en invulling te geven aan volgende functies: zitten (zithoek) slapen eten en drinken - koffie zetten/thee maken - koel houden (koelkast wordt voorzien, doch niet geïntegreerd in het nachtkastje) en opwarmen (kan indien men zelf een microgolfoven voorziet - stopcontact en ruimte wordt voorzien, doch afgeraden) - niet aan koken of bakken (via centrale keuken of afdelingskeuken)
© rapport projectbegeleiding
32
-
externe communicatie (TV, telefoon, internet) ontvangen van bezoek verzorging
Zoals reeds aangegeven vormt de privatieve ruimte van de bewoner “het huis” en tegelijkertijd “de grens” tussen het privatieve en het collectieve gedeelte. Een soort bufferzone tussen deze privatieve en collectieve zone (toegang afdeling, gemeenschappelijke ruimte) kan hierbij onder de vorm van semi-privatieve ruimten (leef- en eetruimten) een bijkomende scheiding tussen wonen en zorg benadrukken en een “zachte” overgang realiseren. Wat de bewonerskamer betreft, geven volgende afbeeldingen, aangevuld met onderstaande samenvatting, een inzicht in de basisvereisten die door het OCMW gesteld worden aan het prototype van de bewonerskamer. Onder “detaillering van de bewonerskamer” wordt verdere verfijning gegeven aan het prototype.
De bewonerskamers moeten ruim zijn, privacy bieden (inkijk in de kamers moet absoluut vermeden worden), voldoende daglicht toelaten en min of meer zoneerbaar (leven, wonen, slapen) zijn. Het OCMW wenst geen specifieke compartimentering binnen de kamer, maar een mogelijkheid om meer of minder te zoneren is wenselijk. Hiertoe moeten geen vaste zoneringselementen voorzien worden, er wordt geopteerd voor een bouwfysische (infrastructurele) oplossing tot zonering. De inkomdeur van de bewonerskamer dient naar buiten open te draaien en in de gangen dient in een inham (sas) voorzien te worden waarin deze opendraaiende deur zonder gevaar voor ongevallen geopend kan worden. De deuren van de tegenoverliggende kamers dienen geschrankt ten opzichte van elkaar te liggen. Wat de deurbreedte betreft, is het de bedoeling om met bedden in en uit de kamers te kunnen rijden, de deurbreedte dient dit dan ook toe te laten. Het OCMW heeft geen uitgesproken voorkeur voor het aantal te voorziene ramen. Wel hebben de ramen bij voorkeur een ‘kip-draai’-systeem en worden ze voorzien van een klassieke vensterbank. Een terras/balkon op kamerniveau is niet gewenst, het geniet eerder de voorkeur om in een collectief terras/balkon te voorzien.
© rapport projectbegeleiding
33
-
-
-
-
De inkijk vanuit de gang naar de bewonerskamer dient tot een minimum beperkt te worden en de schuifwanden -als signaalfunctie- worden hierbij als belangrijk aandachtspunt naar voor geschoven. De zorgfunctie binnen de kamer verdient bijzondere aandacht in het kader van de transfers van (zorgbehoevende) bewoners tussen zit/slaapgedeelte en sanitaire cel. Zowel de schuifwand als de bijkomende toegang voor ondersteuning van zorgverlening worden hierbij als een voorwaarde naar voor geschoven. De sanitaire cel wordt ingeplant aan de gangzijde van de kamer waardoor er enerzijds een zonering van het privatieve gedeelte van de kamer wordt gerealiseerd en anderzijds een maximale buitenbeleving mogelijk is. Het toilet dient recht tegenover de toegangsdeur van de sanitaire cel voorzien te worden waardoor het gebruik van hef- en tilmateriaal maximaal toegepast kan worden. Een douche behoort niet tot de standaard uitrusting van de sanitaire cel.
Detaillering van de bewonerskamer In de bewonerskamer wil het OCMW volgende detaillering voorzien: -
-
-
-
-
-
Niettegenstaande de mogelijkheid om te kunnen “eten en drinken” zal er geen kitchenette (vast meubilair) voorzien worden, wel zal de nodige ruimte met voldoende stopcontacten voorzien worden waar bepaalde toestellen kunnen geplaatst worden (koffiezet, waterkoker) en een plaatsingsmogelijkheid voor eventueel een microgolfoven (door de bewoner(s) zelf mee te nemen, doch af te raden). Een koelkast wordt voorzien door het OCMW (hierbij is de opmerking gemaakt dat deze niet mogen worden geïntegreerd in de nachtkastjes). Teneinde de zelfredzaamheid van de bewoners te maximaliseren wordt de noodzaak voor functionele en geïntegreerde loopbegeleiding of ondersteuning, bvb. loopbegeleiding aan kasten (geïntegreerd) aangestipt, maar is het voorzien van andere bijkomende (loop)begeleiding - op het niveau van de bewonerskamer - niet noodzakelijk. Voor de bewonerskamers dient er in nachtverlichting te worden voorzien die individueel gestuurd kan worden (bvb. getrapte verlichting), permanente nachtverlichting zal voorzien worden op niveau van het sas van de kamer en de gangen. Vanuit de kamer moet(en) een (gro(o)te) ra(a)m(en) uitzicht toelaten, er wordt echter geen uitspraak gedaan over het aantal ramen dat voorzien moet worden. Ten aanzien van de ramen zijn er volgende aanvullende opmerkingen. Het te openen gedeelte van de ramen wordt niet bepaald door de noodzaak om van binnenuit de buitenzijde van de ramen te kunnen reinigen. Voor het reinigen van de buitenzijde is geopteerd om met een externe firma te werken. Het te openen gedeelte wordt eerder in het perspectief van het energiesysteem geplaatst en in functie van de voorstellen van de architect / het studiebureau technieken bekeken. De delen van de ramen die geopend kunnen worden, dienen rekening te houden met de veiligheid van de bewoner(s). Er wordt geopteerd te voorzien in ramen die openen met een ‘kip-draai’-systeem (wordt als meer veilig ervaren). Indien het slot op draaifunctie staat, kan het raam nog altijd op kipstand gezet worden. Wat een eventuele zonnewering betreft, is een sturing per kamer een absolute voorwaarde. Horren dienen geïntegreerd te worden en gordijnen moeten worden gehangen (en kunnen openen) i.f.v. de manier van openen van de ramen (vermijden van conflicten tussen ramen en gordijnen). Een klassieke vensterbank is gewenst. Een balkon of terras op het niveau van de individuele bewonerskamer is niet gewenst, er wordt gekozen om te voorzien in een balkon of terras op gemeenschappelijk niveau. Standaard zal in elke kamer een grote hang/legkast voorzien worden die tot aan het plafond reikt. Tegelijkertijd dient in iedere kamer een kluisje (of minstens een afsluitbare kast) voorzien te worden. Voorts voorziet het OCMW in TV toestellen en zal een internet- en telefoonaansluiting tot de standaarduitrusting behoren van elke kamer.
© rapport projectbegeleiding
34
-
-
-
-
-
De afwerkingsgraad van de kamer moet van dien aard zijn (en blijven) dat een vlotte herbestemming (als gevolg van een overlijden of verhuis van een bewoner) mogelijk is. Hiertoe wordt voorzien in een alternatief voor de (dure) kaderrail, bvb. een gordijnrail, en behoort een vorm van (discrete, geen medicaliserende) muurbescherming (in de slaapzone ter hoogte van het bed) tot de mogelijkheden om beschadiging van de muren door bedden en of kaders te vermijden. Een prikwand (of prikbord) behoort niet tot de standaard uitrusting, maar er wordt gekozen facultatief te voorzien in een prikbord of magneetbord. Voor de rolstoel wordt in de kamer geen specifieke berging verwacht. Een deurbel of een brievenbus aan elke kamer is niet gewenst. Voor de post van de bewoners behoort - op een centraler niveau (inkom van het woonzorgcentrum) - een georganiseerd brievenbussysteem; dewelke esthetisch verantwoord is, voorzien te worden. Ten aanzien van het gebruik van oproepsystemen of domotica is het van belang dat de oproepmogelijkheden van de resident in principe vanuit alle plaatsen van de kamer (en daarbuiten) mogelijk zijn. Verder dient de keuze voor (aanvullende) domotica gebaseerd te zijn op zorgbehoefte en zorgnoden. Wat betreft de overige technieken (verwarming, verlichting, verluchting) heeft het OCMW geen specifieke eisen gedefinieerd. De architect en het studiebureau technieken zullen hieraan verdere invulling geven. Tenslotte is het van belang te signaleren dat de brongerichte aanpak van de afvalscheiding deels wordt gestuurd door op het niveau van de bewonerskamer een scheiding van tenminste papier, glas en restafval mogelijk te maken (en verderop deels gestimuleerd door de mogelijkheid aan te bieden om de overige afvalfracties door de bewoner(s) of diens familie te scheiden door gebruik te maken van de tussentijdse opslagruimte (of door een recipiënt te plaatsen in de gang of in de nabijheid van een leefruimte)).
Sanitaire cel van de bewonerskamer Algemeen Het OCMW wenst te voorzien in een sanitaire cel met een toilet en lavabo. Daarnaast is het voor het OCMW van belang dat de sanitaire cel toelaat dat een mogelijke nog aanwezige (beperkte) zelfredzaamheid van een bewoner – waaronder (sommige) rolstoelgebruikers maximaal gevalideerd kan worden. Concreet betekent dit dat: eenvoudige toegang verkregen moet kunnen worden tot de sanitaire cel, de vloerniveaus tussen sanitaire cel en bewonerskamer niet mogen verschillen, handgrepen en steungrepen als bijkomende ondersteuning voorzien dienen te worden én de positionering van de toestellen een snelle, veilige en eenvoudige transfer mogelijk moeten maken. Niettegenstaande de bewoner het uitgangspunt vormt bij de inrichting en het ontwerpen van de bewonerskamer en de bijhorende sanitaire cel, dient de inrichting van de sanitaire cel ook de zorgverlener maximaal ten dienste te staan. De praktijk wijst evenwel uit dat een dergelijke inrichting meestal functioneel complementair is. Voor het OCMW is het van belang dat de privatieve ruimte zodanig wordt ingericht dat er - ongeacht de zorgbehoefte van de bewoner die erin woont - standaard, géén waskommen of toiletstoelen voorzien moeten worden (al is het OCMW er zich echter wel van bewust dat het gebruik van toiletstoelen, bedpannen of urinaals nooit helemaal kan worden uitgesloten). Volgende basisvereisten worden door het OCMW gesteld aan het prototype sanitaire cel: De sanitaire cel wordt ingeplant aan de gangzijde van de bewonerskamer waardoor er enerzijds een zonering van het privatieve gedeelte van de bewonerskamer wordt gerealiseerd en anderzijds een maximale buitenbeleving (vanuit het leef- slaapgedeelte) mogelijk is.
© rapport projectbegeleiding
35
-
-
-
De sanitaire cel wordt bij voorkeur voorzien van een schuifwand en een draaideur. De schuifwand van de sanitaire cel wordt aanzien als een “zorgwand”, zoneert de bewonerskamer en geeft een signaalfunctie naar degene die de bewonerskamer binnenkomt dat er gebruik gemaakt wordt van de sanitaire cel. De draaideur (toegangsdeur) is ofwel bestemd om bijkomende “zorg”ondersteuning toe te laten, (alhoewel dit ook via de zorgwand moet kunnen) ofwel (én in hoofdzaak) om de zelfstandige en zelfredzame bewoner een “normale” toegang te bieden tot de sanitaire cel en de schuif/”zorg”wand te benutten om hiertegen bvb. een bed of ander meubel te plaatsen (cfr. genormaliseerd wonen). De lavabo is ingeplant in de nabijheid van het bed (hoofdzijde). Het toilet dient recht tegenover de toegangsdeur voorzien te worden waarbij het gebruik van hef- en tilmateriaal maximaal kan toegepast worden. De sanitaire cel zal niet voorzien zijn van/voor een douche.
Detaillering van de sanitaire cel In de sanitaire cel van de bewonerskamer wil het OCMW volgende detaillering voorzien: Voor de lavabo is een gegoten lavabo gewenst die in de hoogte verstelbaar is - door te voorzien in twee ankerpunten - én die onderrijdbaar is voor rolstoelgebruikers. De lavabo dient voorzien zijn van een ruimtebesparende sifon teneinde maximaal gebruik mogelijk te maken door bewoners die in een rolstoel zitten. Bijgevolg is kastruimte onder de lavabo niet wenselijk tenzij dit de rolstoelgebruiker niet zou hinderen (bvb. aan de zijkanten) en dit de werking van de verstelbaarheid van de lavabo niet in het gedrang zou brengen. Tenslotte dient de lavabo voorzien te zijn van de nodige geïntegreerde handgrepen (die eventueel ook kunnen fungeren om handdoeken aan op te hangen). Een wandspiegel boven (en bvb. verankerd aan de verstelbare lavabo – indien mogelijk 1 meubel) is noodzakelijk (geen kantelmodel). Er moet voldoende ruimte tussen spiegel en lavabo (spatwater) zijn, maar tegelijkertijd zou deze voldoende laag bevestigd moeten worden opdat de bewoner zichzelf kan spiegelen. Het toilet moet een hangtoilet zijn zodat het gebruik van hef- en tilmateriaal maximaal toegepast kan worden. Het toilet moet op een aangepaste hoogte geplaatst worden, maar dient niet in de hoogte verstelbaar te zijn. In de sanitaire cel dient voldoende kastruimte voorzien te worden (incontinentiemateriaal, verzorgingsmateriaal, persoonlijk verzorgingsmateriaal van de bewoner, handdoeken en soms ondergoed….) en bij voorkeur zo weinig mogelijk hinderend (breedte, hoogte en diepte) en aangepast aan de (soms rolstoelgebruikende) doelgroep. De bewonerswas(mand) krijgt (bij voorkeur) een plaats in de sanitaire cel.
De bewonerskamer, met inbegrip van de sanitaire cel, moet elke interne transfer, met of zonder hulpmiddelen, mogelijk maken. Specifieke aandachtspunten die dus meegenomen moeten worden bij het ontwerp van de bewonerskamer zijn: de mogelijkheden om ondersteunend hef- en tilmateriaal te gebruiken, de transferafstanden ten opzichte van de toestellen onderling en ten opzichte van de bewonerskamer, de nabijheid van - in de sanitaire cel opgeslagen - verzorgingsmaterialen, de (nacht)verlichting en de (eenvoudige wijze van een) oproepmogelijkheid tot ondersteuning van een collega zorgverlener.
© rapport projectbegeleiding
36
Bewonerskamers/mogelijkheden voor koppels Om tegemoet te kunnen komen aan het “centraal stellen van de cliënt en zijn omgeving” enerzijds en rekening te houden met de reële vraag vanuit de doelgroep anderzijds, wenst het OCMW te voorzien in de mogelijkheid om echtparen of koppels te huisvesten. De stuurgroep verkiest een beperkt aantal (één kamer per afdeling) opvangmogelijkheden te voorzien voor koppels of personen die samen willen wonen en leven. Voor deze koppelkamers of tweepersoonskamers opteert het OCMW ervoor om de sanitaire cel binnen één ruimte te situeren en geen opsplitsing te maken tussen het toilet en de andere sanitaire voorzieningen. Een belangrijk praktisch aandachtspunt hierbij is dat moet voorzien worden in een dubbele lavabo in de sanitaire cel en dit als gevolg van de ROB/RVT erkenningsnormen. B.
LEEF- EN EETRUIMTES
Algemeen Uitgaande van voorgaande detailleringen - onder andere de beschrijving van de werking - zijn er ten aanzien van leef- en eetruimtes al een aantal elementen bepaald. De ligging van de leef- en eetruimtes situeert zich op niveau van de leefgroep. De keuken wordt voorzien op afdelingsniveau en vormt een bindende factor tussen de eetruimtes van twee leefgroepen. De grens van het huis werd bepaald op niveau van de geclusterde bewonerskamers waarbij de leefgroep of de afdeling specifiek uitgroeien tot de living en of eetkamer van “het huis”. De leef- en eetruimtes vormen de overgang van het privatieve naar het meer collectieve karakter van de afdeling. Ten aanzien van de maaltijden en de plaatsen waar de bewoners hun maaltijden kunnen gebruiken werd reeds aangegeven dat volgende keuzemogelijkheden zullen aangeboden worden: - de bewonerskamer - de eetruimte (leefgroep) - het sociaal restaurant (aan de centrale keuken) Leef- en eetruimte Fysiek zullen de leef- en eetruimte (per leefgroep) één ruimte vormen, doch aan de hand van bvb. halve muurtjes, plantenbakken, … moeten deze afzonderlijk geconcipieerd kunnen worden. Tevens is het de bedoeling om de leef- en eetruimte van 2 leefgroepen op afdelingsniveau te koppelen zodat deze oppervlakten op afdelingsniveau in mekaar kunnen overvloeien, met centraal de afdelingskeuken. De eetruimten worden bij voorkeur visueel gescheiden (bvb. door het gedeelde buffet), maar functioneel gekoppeld (voor overzicht, permanentie, ondersteuning). Schetsmatig kan één en ander als volgt weergegeven worden:
© rapport projectbegeleiding
37
De leef- en eetruimte functioneert vanzelfsprekend als leef- en eetruimte voor de bewoners van de leefgroep en gebruikers van het centrum voor kortverblijf die op die leefgroep verblijven en staat daarnaast open als: een ontmoetingsruimte voor bezoekers en familieleden een ruimte die ergoactiviteiten toelaat (o.m. kookactiviteiten, in combinatie met de afdelingskeuken) maar waarvoor geen bijkomende ruimte of functionaliteiten aan deze ruimte gekoppeld moeten worden een ruimte die – in combinatie met de eetruimte van de andere leefgroep – (animatie) activiteiten op afdelingsniveau toelaat. De eetruimte dient - gegeven voorgaande - gekoppeld te kunnen worden aan (ruimtelijk kunnen overvloeien in) de eetruimte van de andere leefgroep om tot één ruimte omgevormd / geclusterd te kunnen worden. De eetruimtes dienen voldoende groot te zijn: omwille van het ‘zorgaspect’; om te vermijden dat bewoners te veel met elkaar (de verminderde functies) geconfronteerd worden om de ondersteunende hulp bvb. bij maaltijden voldoende plaats te bieden en ruimte te kunnen garanderen voor de mantelzorg (maximaal stimuleren van de mantelzorg, mogelijkheid bieden om mee te eten. In de nabijheid van de leef- en eetruimtes dienen toiletten te worden voorzien. Tegelijkertijd moet er een voldoende grote buffer voorzien worden om het rollend materieel te stockeren (looprekjes, rolstoelen, …) omdat bewoners - bij voorkeur - op een stoel aan tafel worden gezet. Gegeven de functies van de leef- en eetruimte dient de ligging ervan binnen de leefgroep zodanig voorzien te worden dat deze ruimte: centraal ligt (logistieke functie) voor een ruimer publiek toegankelijk is (publieke collectieve functie) enigszins buiten de woon- en leefruimtes gevestigd is (scheiding woonfunctie (privatief)<>collectieve functie). toelaat aan de bewoners die er verblijven om getransfereerd te worden vanuit hun rolstoel naar een aangepaste (geriatrische) zetel, hetgeen vraagt om een voldoende ruime leef- en eetruimte die voorziet in ‘opslagruimte’ van de rolstoelen (‘in het zicht maar uit de weg’). De leef- en eetruimten moeten zo maximaal mogelijk huiselijk worden ingericht (niet met hypermodern project materiaal). Iedere leefruimte mag zijn eigen cachet hebben. Er dient te worden gewerkt (inrichting) met aandacht voor warmte van materialen en kleuren. C.
BADKAMER / DOUCHE
Bij de opstelling van het wensenprogramma voor de sanitaire cel, is geopteerd voor een zogenaamde ‘droge’ sanitaire cel, zonder douche. Rekening houdend met het vooropgestelde zorgprofiel, en om naar de bewoners toe keuzes aan te bieden, wil het OCMW per leefgroep een (collectieve) badkamer voorzien (dus 1 per 16 bewoners) met een bad- en doucheruimte. De collectieve badkamer zou tegemoet moeten komen aan volgende doelstellingen: bad- en douchegelegenheid bieden aan bewoners (al dan niet met zorgondersteuning) badgelegenheid bieden als relaxatie-element / snoezelfunctie voor de bewoners. Door de badkamer per leefgroep te voorzien en deze - wat de doelgroep betreft - te richten naar de bewoners van het woonzorgcentrum en het centrum voor kortverblijf wil het OCMW de afstand beperkt houden voor zowel bewoner (zorgvrager) als zorgbieder en wordt deze badkamer bij voorkeur centraal binnen de leefgroep voorzien, doch voldoende uit de ‘verkeerszone’ (relaxatie <> privacy).
© rapport projectbegeleiding
38
De badkamer zou ruimte moeten bieden aan een aangepast bad (i.c. een hoog-laagbad), een douche, een toilet, een lavabo en de nodige opbergruimte (doordat wordt gebruik gemaakt van huurlinnen; washandjes en handdoeken – worden deze in de badkamer verzameld) en voldoende kastruimte (verzorgingsproducten, incontinentiemateriaal, handdoeken, washandjes). Douche en bad worden in afzonderlijke (afgescheiden) ruimten voorzien. Het toilet wordt centraal in de badkamer voorzien, doch dient het met voldoende privacy geconcipieerd te worden. De badkamer moet beschikken over voldoende kleedruimte. Voor het uit- en aankleden en afdrogen van de bewoner dient in iedere ruimte (bad- en doucheruimte) individueel voldoende ruimte voorzien te worden. Voor het verplegend en verzorgend personeel wordt voorzien in een ‘voyage’mogelijkheid tussen douche- en badruimte als het gaat over het toedienen van zorg. Gezien de doelgroep en de doelstellingen is het noodzakelijk dat de badkamer het gebruik van ondersteunend materiaal zoals een tillift toelaat en hierop voorzien is qua gebruiksruimte en toegankelijkheid (deurbreedte). Binnen de badkamer zelf wordt de voorkeur gegeven aan een plafondlift. D.
GANGEN
De gangen dienen een uitermate functioneel karakter te hebben en hoeven als zodanig niet als belevingsruimten geconcipieerd te worden. De samenvatting van de kernwoorden waaraan de gangen dienen te voldoen zijn: compact (bij voorkeur) kort functioneel en aangenaam In de gang dient rekening gehouden te worden met de verplichte loopbegeleiding, de aanwezigheid van daglicht in de gangen is niet direct een prioriteit. Eerder is bepaald dat de kamerdeur naar buiten zal open draaien en dat deze geschrankt worden geplaatst, de gang moet voldoende breed zijn zodat een bed naar buiten kan gereden worden. E.
STOCKAGERUIMTE HEF- EN TILMATERIAAL
Per leefgroep wordt voorzien in een inham of sas in de gang én in de onmiddellijke nabijheid van de woongelegenheden voor stockage van de tilliften (waarvan 1 passieve en 1 actieve tillift). Deze moeten naast elkaar kunnen worden geplaatst en vlot (zonder al te veel verplaatsingshandelingen) beschikbaar zijn. In deze stockageruimte moet de mogelijkheid worden voorzien om de tilbanden een plaats te geven. Tegelijkertijd is de aanwezigheid van stopcontacten vereist voor het opladen van de batterijen.
© rapport projectbegeleiding
39
5.3.
AFDELING
De afdeling wordt gevormd door de aaneenschakeling van twee leefgroepen en is het niveau waarop vooral de organisatie van zorg en therapeutische ondersteuning wordt gestructureerd. Dit niveau wordt dan ook gekenmerkt door de inplanting van dienstruimten. Voor de bewoners biedt dit niveau evenwel ook “keuzes” en “uitdagingen”. Door de koppeling van leef- en eetruimtes wordt de leef- en woonomgeving vergroot waardoor contacten en ontmoetingen verruimd worden, evenals de fysische verruiming door als het ware een bijkomende ‘straat’ of ‘buurt’ te kunnen bezoeken/verkennen. Naar ondersteunende zorgverlening biedt het niveau “afdeling” ruimte aan animatie/ergo en kiné, die door de grotere groep van bewoners, grotere activiteiten kan organiseren, evenwel nog steeds op een lokaal niveau. Indien conceptueel mogelijk geniet een afgesloten tuin / de mogelijkheid tot buitenbeleving op iedere afdeling (toch zeker op de gesloten afdeling) de voorkeur. Om op afdelingsniveau voornoemde elementen van met name “zorgen” en “leven” te realiseren dienen volgende faciliteiten voorzien te worden die per onderdeel verderop gedetailleerd zullen worden: verpleegpost // dienstlokaal keuken toiletten bewoners toiletten personeel snoezelruimte (op de afdeling voor demente ouderen) ruimte voor het EKA-team opslagruimtes - dranken - vuile utility (vuil linnen/afval) - proper utility (proper linnen/incontinentiemateriaal) - schoonmaakartikelen - ruimte voor rolstoelen en looprekken rookruimte A.
DIENSTLOKAAL
Algemeen Doordat in het woonzorgcentrum Sint-Elisabeth geïntegreerde zorg wordt aangeboden (m.a.w. door alle functies, breder dan louter het verplegend en verzorgend personeel) wordt ‘verpleegpost’ vervangen door ‘dienstlokaal’. Dit dienstlokaal is voor zowel de verplegende en verzorgende equipe als de logistieke, facilitaire en paramedische equipe toegankelijk. Voor de organisatie van het dienstlokaal wordt uitgegaan van een inplanting op afdelingsniveau. Dit impliceert een werking over 2 leefgroepen heen en voor circa 32 bewoners (variabel o.w.v. de meerpersoonskamer, kamer voor kortverblijf). In totaal is een maximum van 33 personen op afdelingsniveau mogelijk. Volgende functies dienen in het dienstlokaal gerealiseerd te worden: Zorg-, medische- en multidisciplinaire dossiers -
beheer van zorg- en medische dossiers (interdisciplinair) voor 30 à 32 bewoners. Naar de toekomst toe zullen twee voornoemde dossiers worden geïnformatiseerd (doch er wordt nog steeds uitgegaan van papieren versies). Deze fysieke dossiers worden op afdelingsniveau, zéér nabij het dienstlokaal, bewaard in een gesloten ruimte (medische dossiers in een afsluitbare kast).
© rapport projectbegeleiding
40
Medicatiebeheer Medicatie wordt individueel (per bewoner) per opnamemoment aangeleverd door de apotheker. beheer en bewaren van medicatie (antibiotica, zakjes, spuitjes, …) voor ca. 32 bewoners en voorbereiding van deze individuele medicatie. aparte ruimte, afsluitbaar (fysiek), binnen het geheel van het dienstlokaal. aandacht voor gekoelde medicatie (kleine koelkast) noodapotheek (kast) op één van de dienstlokalen te voorzien (de meest centrale afdeling). Briefing/overdracht & koffiepauze -
-
briefing van bewonersdossiers en overdracht van shiften per ca. 32 bewoners waarbij er rekening dient gehouden te worden met een aanwezigheid van max. 8 personen tezamen (multidisciplinair samengesteld). aparte ruimte, visueel afsluitbaar, binnen het geheel van het dienstlokaal, dewelke tevens dienst doet als ruimte voor het nemen van koffiepauze.
Bezoek dokter -
bezoek dokter, bespreking zorgdossier en overleg (ca. 32 bewoners). mogelijkheid voor de huisarts om de zorgdossiers in te vullen in het onthaallokaal van het dienstlokaal.
Toezichtsfunctie (infofunctie en onthaal) -
het dienstlokaal dient een toezichtfunctie te hebben en dit prioritair naar de dagzaal (leef- en eetruimte) en in tweede instantie op de gangen/liften.
Detaillering dienstlokaal: Het dienstlokaal moet zodanig binnen de afdeling gesitueerd zijn dat deze goed zichtbaar en gemakkelijk te vinden is. Het dienstlokaal moet laagdrempelig zijn en moet een uitnodigende sfeer creëren (open balie) (eerder dan toegankelijk). Anderzijds zou het voorzien van zulk een balie geen directe toegang tot het dienstlokaal mogen toelaten, wel kan deze dienst doen als schrijf- en bureauruimte voor personeel alsook voor huisartsen. Het bureau voor de hoofdverpleegkundige wordt bij voorkeur geïntegreerd in het dienstlokaal en moet voldoende (fysiek en visueel) afsluitbaar zijn en voldoende aansluitmogelijkheden voor PC’s zijn voorzien. In het dienstlokaal wordt geen ruimte voorzien voor stockage (opslag van linnen of incontinentiemateriaal), hiervoor staat de proper utility ter beschikking. Enkel medicatie en dossiers van bewoners krijgen hierin hun plaats. Er moet bij het ontwerp van het dienstlokaal rekening gehouden worden met een lavabo (handhygiëne). Binnen het dienstlokaal dient geen mogelijkheid te worden gecreëerd tot postbeheer voor het personeel of voor bewoners. B.
KEUKEN
Het OCMW wil de keuzemogelijkheden naar de bewoners maximaliseren evenwel zonder de schaalgrootte van bepaalde functies/voorzieningen evenals de organisatie van bepaalde taken uit het oog te verliezen. Mede hierom heeft het OCMW ervoor gekozen de portionering van de middagmaaltijden en de warme bereidingen bij de avondmaaltijden (meestal i.f.v. een animatieactiviteit) te organiseren vanuit de centrale keuken en de ontbijt- en avondmaaltijden (in buffetvorm) op niveau van de afdelingen (en de afdelingskeuken) te organiseren.
© rapport projectbegeleiding
41
De organisatie van portionering van de middagmaaltijd door de centrale keuken laat naar de bewoners nog steeds toe om elders (sociaal restaurant) of op een kleinschaliger niveau (bewonerskamer) de maaltijd te gebruiken, waardoor de keuzevrijheid voor de bewoner gemaximaliseerd blijft. De afdelingskeuken, die voor deze portionering een belangrijk fysisch onderdeel is, zal dus de draaischijf vormen voor de drie maaltijden (ontbijt, middag- en avondmaal) van de bewoners, maar evenzeer zal deze keuken openstaan als (ondersteunende) therapeutische ruimte naar ergo en animatie. De keuken als zodanig dient geen therapieruimte te zijn en dus ook niet voorzien te worden op maximale (rolstoel)toegankelijk. De -
functies die de afdelingskeuken moet vervullen zijn: bewerken bereiden verdelen bewaren
Verder wordt de afdelingskeuken bij voorkeur voorzien van: voor de vaatwas: 2 afwasbakken en een vaatwasmachine kasten: voor het opbergen van glazen, porselein, bestek, hulpmiddelen, droog beleg, droge voeding, papierwaren, kleine elektrische apparaten, drank,… koelkast voor drank, bijvoeding, vlees, beleg en met een diepvriesgedeelte een werkblad op hoogte met plaats voor het koffiezetapparaat, apparaat voor warm, koud en eventueel bruiswater, een microgolfoven (combi?) een kookplaat (x4), (indien mogelijk en toegelaten een frituurpan) en voorzien van een dampkap. Aan de ‘toog’ wordt voorzien in een opklapbaar werkblad en er wordt voorzien in de nodige knieruimte aan het aanrecht. Voor de ‘warmhoud’-karren waarin de geproportioneerde maaltijden in de keuken worden aangeleverd, dient een vaste plaats te worden gecreëerd en moet in de nabijheid worden voorzien in voldoende stopcontacten. Naar mantelzorgers / vrijwilligers toe zal er toegezien worden op het gebruik van de keukenfaciliteiten op de afdelingen. De keukens kunnen gebruikt worden volgens afspraken met verpleging en verzorging. Het is niet de bedoeling dat mantelzorgers / vrijwilligers de keukens gebruiken om te koken (bvb. om cake te bakken), wel om bvb. warme maaltijden te regenereren als men blijft waken bij een bewoner (palliatieve zorg).
© rapport projectbegeleiding
42
Schematisch kan de afdelingskeuken er als volgt uit zien:
leefgroep per 16 bewoners
leefgroep per 16 bewoners
Afdelingskeuken voor 32 bewoners
Werkruimte, niet toegankelijk voor bewoners
opstaande spatrand
werktafel bewoners
C.
TOILETTEN BEWONERS
Voor de bewoners dienen er naast de toiletten die individueel in de privatieve ruimte voorzien worden, op het niveau van de afdeling eveneens toiletten voorzien te worden. Deze bewonerstoiletten worden - rekening houdend met de normering – best in de onmiddellijke nabijheid van de leef- en eetruimtes voorzien. Per afdeling worden er toiletten voorzien die voldoende ruim en rolstoel- / tillifttoegankelijk zijn. Bij voorkeur wordt geopteerd voor een combinatie van 2 ‘gewone’ en 2 rolstoeltoegankelijke toiletten. D.
TOILETTEN PERSONEEL
Op afdelingsniveau wordt in toiletten voor het personeel voorzien. Deze personeelstoiletten dienen qua ruimte beperkt en niet rolstoeltoegankelijk te zijn. De toiletten moeten in aantal beantwoorden aan de vereisten (ARAB en Codex), maar moeten tot een minimum beperkt worden. Rekening houdend met de regelgeving is het gewenst dat er per afdeling in twee toiletten (M/V) voor het personeel wordt voorzien. Deze toiletten kunnen worden geïntegreerd in een sanitaire ‘blok’ waarbij de personeelstoiletten afsluitbaar zijn (badgesysteem). E.
SNOEZELRUIMTE (AFDELING VOOR OUDEREN MET DEMENTIE)
De collectieve badkamer (op leefgroepniveau) wordt, zoals eerder beslist, ingericht als ‘wellnessruimte’ zodat relaxatiebaden, aromatherapie, … in de badkamer kunnen worden gegeven. Om tegemoet te kunnen komen aan de vaak meer specifieke zorgnoden die samenhangen met de doelgroep van ouderen met dementie wenst het OCMW aanvullend te voorzien in een snoezelruimte en dit op de gesloten afdeling. Deze snoezelkamer zal voor alle teams, partner van een bewoner en familie toegankelijk zijn.
© rapport projectbegeleiding
43
F.
KINE, ERGO EN ANIMATIE OP AFDELINGSNIVEAU (EKA-TEAM)
Het is naar de toekomst toe de bedoeling om de kinesitherapie, ergotherapie en animatie op niveau van de afdeling te organiseren en hiermee een echte afdelingswerking te verkrijgen. Het EKA-team zal met andere woorden mobiel zijn binnen het woonzorgcentrum. De ergo/animatieve werking vertrekt hierbij vanuit één geheel en zal in functie van specialiteiten naar de afdeling toe werken (geen personen die verbonden zijn aan een afdeling). Ten aanzien van de huidige structuur van de gebouwen wordt opgemerkt dat deze een afdelingsgerichte werking niet toelaten. De toekomstige gebouw- en organisatiestructuur dienen tegemoet te komen aan de wens tot een versterking / organisatie van de afdelingswerking. Om afdelingsgericht te kunnen werken is het geen noodzaak om ook op afdelingsniveau in bureauruimten te voorzien voor deze functie. Er moet wel voorzien worden in voldoende bergruimte. Afdelingsgericht werken vraagt eerder een attitude-aanpassing dan een ruimte-technische aanpassing. Het gevaar bestaat er in dat door te voorzien in bureauruimten toch ‘eilanden’ worden gecreëerd. Volgende opbergruimten zouden per dienst moeten voorzien worden op afdelingsniveau: ERGO -
-
hulpmiddelen (in voldoende aantallen beschikbaar) - banaankussens - fixatieriemen - verpleegdekens documentatie PC
KINE -
oefenmateriaal (gewichten, ballen) behandelbenodigdheden documentatie PC oefentoestellen
ANIMATIE -
knutselgerief (verf/papier) spelen rommel feestmateriaal documentatie PC muziekinstallatie en CD’s dieren verzorgingsmateriaal decoratie
Naast deze afdelingswerking wil men op niveau van de campus ook een aanbod realiseren van kiné-, ergo- en animatieactiviteiten. Ruimte voor ergo / animatie Ten aanzien van de ruimte voor ergo/animatie werden door het OCMW volgende aandachtspunten geformuleerd: Naar werking in het algemeen hebben de ergo/animatie activiteiten een meer diverse ‘uitvalsbasis’ en dit in functie van de specifieke activiteit zelf. Voor de activiteiten met betrekking tot relaxatie werd in de bespreking rond de collectieve badkamers reeds meegenomen dat deze hierop voorzien moeten worden. Wat ‘snoezelen’ betreft, is er een behoefte aan een specifieke ruimte op de (gesloten) afdeling voor bewoners met dementie Voor kookactiviteiten met de bewoners van de afdeling werd al vastgelegd dat de afdelingskeuken voorzien moet worden van een werkblad voor gebruik door de bewoners. Dit betekent dat er voor een groep van bewoners (zit)ruimte en een werktafel voorzien dient te worden. Voor de aandacht die vanuit de ergo en animatie uitgaat naar het zit- (en lig)comfort is het van belang dat de leef- en eetruimte voldoende ruim gedimensioneerd wordt zodat transfers vanuit rolstoel naar relaxzetels probleemloos kunnen verlopen en er voldoende plaats / ruimte voor beide (rolstoel en relax) aanwezig is.
© rapport projectbegeleiding
44
Ruimte voor kiné Ten aanzien van de ruimte voor kiné werden door het OCMW volgende aandachtspunten geformuleerd. Bij bepaling van de verschillende ruimten voor het geven van kiné moet rekening gehouden worden met externe kinesisten die in huis komen. De bewonerskamer is een plaats waar – vanzelfsprekend – individuele therapie of behandeling mogelijk is. In tweede instantie kunnen een aantal kiné-oefeningen, die niet gebonden zijn aan materiaal (waarvoor m.a.w. geen of beperkt materiaal nodig is), op afdelingsniveau gebeuren. Het is wenselijk om per afdeling in een (kleine) kiné-ruimte te voorzien. Deze ruimte moet, omwille van de afdelingswerking, goed bereikbaar zijn voor én vanuit de twee leefgroepen. Centraal moet worden voorzien in een kiné-lokaal waar specifieke apparatuur kan geplaatst worden (zie verder). Aangezien er sprake is van een centraal zorgdossier is er binnen de ‘kiné-hoek’ op afdelingsniveau geen behoefte aan een bureauruimte of werkpost. G.
OPSLAGRUIMTES
Dranken De opslagruimte voor dranken moet in de onmiddellijke nabijheid liggen van de keuken die op afdelingsniveau (voor ca. 32 bewoners) voorzien wordt. Vanuit beide leefgroepen, evenals vanuit de keuken moet deze opslagruimte snel en eenvoudig bereikbaar zijn. De dranken worden door de keuken besteld en door de leverancier zelf gedistribueerd naar de afdeling. Er worden geen dranken meegegeven bij de maaltijdkarren. Er wordt gestreefd om 1-maal per week de dranken aan te leveren (cfr. huidige werking). Er dient in deze ruimte eveneens rekening gehouden te worden met de opslag van lege bakken. Propere utility (proper linnen & incontinentiemateriaal) Per afdeling is er een opslagruimte voorzien waarin verschillende soorten proper materiaal en transportmateriaal wordt opgeslagen. Deze ruimte moet de mogelijkheid bieden tot de opslag van verschillende “soorten” proper linnen, zoals in hoofdzaak: bedlinnen badlinnen diversen (badmatjes, fixatiemateriaal,…) Het is de bedoeling om deze ruimte éénmaal per week te beleveren met proper linnen. Het propere linnen wordt verpakt en geleverd op het niveau van de afdeling. Daarnaast dient deze opslagruimte de mogelijkheid te bieden tot de opslag van: verschillende “soorten” incontinentie- en verpleegkundig materiaal de linnenkarren (2 per afdeling) die gebruikt worden om voornoemd materiaal op te leggen Vuile utility (vuil linnen & afval) Per afdeling is er een opslagruimte voorzien waarin verschillende soorten vuil/gebruikt materiaal worden opgeslagen. Deze opslagruimte moet de mogelijkheid bieden om verschillende soorten vuil of gebruikt materiaal (tijdelijk) op te slaan zoals: verschillende “soorten” vuil linnen, met in hoofdzaak: - bed- en badlinnen - diversen (gordijnen, fixatiemateriaal,…)
© rapport projectbegeleiding
45
-
- bewonerswas verschillende “soorten” afval - papier en karton - glas - plastic/PMD - restafval - incontinentieafval - groenafval
Schoonmaakartikelen Voor de stockage en het beheer van het poetsmateriaal is geopteerd om dit centraal te doen. Het geniet de voorkeur om bvb. flacons met schoonmaakproduct periodiek (op weekbasis), bij te vullen op centraal niveau. Er dient wel ruimte geboden te worden aan de poetskarren (2), deze bergruimte moet afsluitbaar zijn en de aanwezigheid van een kraan en een uitgiet is noodzakelijk. Per afdeling is er een beperkte voorraad voorzien waarin materiaal en poetsproducten kunnen worden opgeslagen voor ‘accidentjes’. Opslagruimte/nis voor rolstoelen De rolstoelen behoren tot de bewoner(s) en worden steeds opgeslagen in de bewonerskamer. Om tegemoet te komen aan een beperkte groep die slechts incidenteel een rolstoel nodig heeft, is een (opslag)ruimte/nis in de gang van de afdeling een te voorziene ruimte (waarbij de leuze is: in het zicht maar uit de weg). H.
ROOKRUIMTE
Bij de visie op wonen en zorg werd reeds gesproken over het rookbeleid dat door het OCMW wordt gevolgd en toegepast voor de woon- en zorgcampus. Voor de bewoners geldt dat, ondanks het feit dat de kamer tot de privatieve ruimte behoort en het in principe niet kan worden verboden, ten stelligste wordt afgeraden op de kamer te roken. Op iedere afdeling (3) zal worden voorzien in een (kleine) rokersruimte van ca. 3 x 3m. Deze ruimte zal ook mogen gebruikt worden door bezoekers. Voor personeel is het uitgangspunt dat er, conform de regelgeving, in het nieuwe woon- en zorgcentrum niet gerookt mag worden. Er wordt in een overdekte plaats voorzien waar kan worden gerookt.
© rapport projectbegeleiding
46
5.4.
CENTRALE VOORZIENINGEN
Het woonzorgcentrum wordt opgevat als een maximaal open huis waar ‘buiten’ naar ‘binnen’ komt. In die zin zal worden voorzien in een ‘dorpsstraat – mini-dorp’ waarlangs verschillende collectieve (dienstencentrum-)functies zullen worden voorzien. Hierbij zullen vooral (en in de eerste plaats) bewoners de doelgroep vormen en wordt deze uitgebreid met gebruikers van buitenaf. A.
ALGEMEEN
De centrale voorzieningen die in het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf voorzien worden zijn: ofwel het gevolg zijn van functies die door hun bundeling schaalvoordelen opleveren (m.n. logistieke functies en ruimten) ofwel een gevolg van de schaalgrootte als zodanig (m.n. onthaal- en administratieve functies en ruimten en zorgondersteunende functies of ruimten) ofwel voorzien om de interactie met de (ruime)omgeving (ontspannings- en restauratieve functies en ruimten) te bevorderen. Voor het OCMW is de ontwikkeling van het nieuwe woonzorgcentrum/centrum voor kortverblijf en de realisatie van een lokaal dienstencentrum een opportuniteit om de toekomstige campus verder mee te doen evolueren – met de geplande (in een latere fase) aanvullende serviceflats – naar een woon- en zorgcampus. De woon- en zorgcampus moet een ‘open campus’ worden waarin levensbestendig wonen wordt aangeboden via verschillende residentiële woon- en woonzorgcombinaties en waarbij er voldoende waarborgen vervat zijn naar de beslotenheid en geborgenheid van alle bewoners. Het open karakter van de campus moet zijn weerspiegeling vinden in achtereenvolgens de ‘campusgedachte’, de ‘dorpsstraatfunctie’ en de publieke ruimtes en deels in de collectieve ruimtes van de leefgroep, terwijl het besloten karakter moet bestaan uit de privatieve ruimtes voor de bewoners (bewonerskamers) die voldoende afgescheiden en afgeschermd liggen van de publieke- en collectieve ruimtes. De campusgedachte moet zich manifesteren onder de vorm van een samenhangend geheel van ‘wonen’, ‘zorg’ en ‘dienstverlening’ en dit zowel op het niveau van organisatie van wonen, zorg en dienstverlening als op het niveau van architectuur. Een samenhangend geheel van gebouwen met elk hun eigenheid en hun karakteristiek, maar die als geheel een eenheid vormen is cruciaal. De dorpsstraatfunctie is een geïntegreerd onderdeel van de campus(gedachte) en is als voorbode van de publieke functies enerzijds en als toeleiding naar wonen, zorg en dienstverlening anderzijds; dé plaats waar uitnodigend, laagdrempeligheid en herkenbaarheid de kernwoorden dienen te zijn. Ook hier zal de architectuur de ambities van het OCMW moeten stimuleren. De publieke ruimten, tezamen met de onthaal- en administratieve ruimten, worden gekoppeld aan het plein en horen de publieke zone te versterken, maar dienen eveneens een buffer te vormen om een volgend “niveau” in het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf of het lokaal dienstencentrum (en in latere fase eventueel de serviceflats) te bereiken en als zodanig de privacy van de bewoners en/of gebruikers te waarborgen. De collectieve en semi-privatieve ruimten van de afdelingen in het woonzorgcentrum en het centrum voor kortverblijf (leef- en eetruimten) als volgend ‘collectief’/’semi-
© rapport projectbegeleiding
47
privatief’ niveau moet door de bewoners voorbehouden kunnen worden aan de intimi zoals familie en vrienden. Bij de ontwikkeling van het wensenprogramma voor de centrale voorzieningen is het OCMW er van uitgegaan dat om op centraal niveau voornoemde elementen van met name “(publiek) leven” en “werken” te realiseren volgende faciliteiten voorzien moeten worden die per onderdeel verderop gedetailleerd zullen worden: onthaal – en administratieve ruimten - administratie (front- en back office) - front-office § onthaal- en zorgloket en balie § sociale dienst (maatschappelijk werker woonzorgcentrum en medewerkers thuiszorg van het OCMW) § gespreks-, ontvangst- en vergaderruimten § serverlokaal / kopielokaal / courant archief - back-office § directeur woonzorgcentrum, verantwoordelijke lokaal dienstencentrum § overige administratie / mobiele functies - brievenbussen bewoners -
B.
publieke ruimten - polyvalente ruimte - bezinningsruimte / stille ruimte - toiletten - zorgondersteunende ruimten - badkamer - kapsalon - wasserette - strijkatelier - pedicure/manicure // wellness - kiné/fitnessruimte - opslagruimte ergo/animatie - personeelsruimten - facilitaire diensten - logistiek - in en om het gebouw ONTHAAL – EN ADMINISTRATIEVE RUIMTEN
Onthaal, wachtruimte en administratie De administratieve diensten zijn min of meer op te splitsen in een front-office en een back-office waarbij de front-office gevormd wordt door die diensten die veel in direct contact komen met zowel residenten (en hun familie) als bezoekers. In de praktijk betreft het hier het onthaal, de administratie (met aanhorende lokalen) en de sociale dienst. De back-office wordt dan gevormd door de directeur van het woonzorgcentrum, de verantwoordelijke van het lokaal dienstencentrum en andere mobiele functies. Tenslotte is het van belang te onderlijnen dat de administratieve diensten van de front-office op het gelijkvloers gesitueerd zouden moeten worden. De noodzaak om de back-office diensten op het gelijkvloers te situeren is er evenwel niet. Bij de bepaling van de (overige) administratieve ruimten is ste geopperd om deze (indien mogelijk) naar het 1 niveau te brengen en te werken met een vide, op voorwaarde dat het concept een functioneel geheel vormt. De visie van het OCMW Sint-KatelijneWaver bestaat er in om ‘buiten’ maximaal ‘binnen’ te brengen. De creatie van bureaus op het gelijkvloers, kan een toepassing van deze visie in de weg staan.
© rapport projectbegeleiding
48
Onthaal en balie Voor het OCMW is het onthaal een belangrijk ‘visitekaartje’ en ‘infopunt’ voor de volledige woonen zorgcampus en heeft het naar het woonzorgcentrum, het centrum voor kortverblijf en het lokaal dienstencentrum in het bijzonder, en de campus in het algemeen een belangrijke rol als: - onthaal van residenten, bezoekers, externen en externe hulpverleners - aanspreekpunt van en voor zorgvragen - infopunt voor en naar andere zorg- en dienstverleningsvormen op de campus - buffer en ondersteuning tussen en naar front- en back-office Het wordt door zowel bewoners, bezoekers als hulpverleners (huisartsen, ziekenvervoer, …) als een pluspunt ervaren dat men bij binnenkomst van het (huidige) woonzorgcentrum via het onthaal passeert. Het onthaal als infopunt, onthaal en zorgloket van en naar bezoekers en externen, moet vooral door de (centrale) ligging ervan versterkt worden. Een adequate bewegwijzering (in en rond het woonzorgcentrum), de aanwezigheid van infostands, al dan niet aangevuld met infoborden of schermen (met vermelding van de bewoner en kamernummer – eventueel in combinatie met de individuele brievenbussen), moeten toelaten om bezoekers en externe hulpverleners - zowel in geval van een bestaft als een niet bestaft onthaal- en zorgloket - wegwijs te maken binnen de gebouwen van de woon- en zorgcampus. De “dorpsstraat” en (de pleinfunctie van) het onthaal- en zorgloket dienen dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn. De kwaliteit en ligging van de dorpsstraat zal de ligging van het onthaal en zorgloket dienen te versterken en vice versa. Voor de onthaal en zorgloketfunctie van de nieuwe woon- en zorgcampus wordt in principe uitgegaan van de combinatie van woonzorgcentrum / centrum voor kortverblijf en het lokaal dienstencentrum met de andere diensten (bestaande bejaardenwoningen / geplande – in een latere fase – serviceflats). Administratie Een beperkt gedeelte van de administratieve taken van het OCMW-rusthuis worden centraal door de OCMW-administratie gedaan (o.a. loonsadministratie, facturatie van externe diensten, …), de overige taken (o.a. RIZIV-administratie en bewonersfacturatie, postbeheer, voorbereiding personeelsadministratie, klassement, planning en opvolging medisch onderzoek, …) worden in het woonzorgcentrum zelf gedaan. Voor deze diensten is er dan ook ‘fysiek’ behoefte aan plaats / ruimte binnen het nieuwe rusthuisgebouw. Ontvangstlokaal // spreekkamer // kleinere vergaderruimte Binnen het woonzorgcentrum wordt in een ontvangstlokaal, voor ca. 10 personen, voorzien. Dit lokaal zal een multifunctioneel karakter hebben en zal openstaan voor o.a. opvang van familie, gesprekken met notaris,…, maar zal ook dienst doen als vergaderlokaal. In functie van de organisatie van een zorgloket kan dit mogelijks worden geïntegreerd in / worden voorzien aan het lokaal dienstencentrum. Wachtruimte De wachtruimte die aan het onthaal voorzien moet worden, beperkt zich tot een zitmogelijkheid in de inkomhal. Geïntegreerd in de ontvangstruimte (inkomhal) dient er eveneens een opslagruimte/nis (niet zichtbaar) voorzien te worden voor rolstoelen en dit om tegemoet te komen aan een beperkte groep die slechts incidenteel een rolstoel nodig heeft of aan bezoekers/ gebruikers van het lokaal dienstencentrum die een rolstoel nodig hebben. Tegelijkertijd wordt bij voorkeur in de onmiddellijke
© rapport projectbegeleiding
49
nabijheid van de hoofdingang voorzien in een ruimte waar elektrische scooters kunnen gechargeerd worden en waar kan worden geruild naar een rolstoel. De onthaalfunctie en de administratie worden aan elkaar gekoppeld waarbij een open balie met werkpost de onthaalfunctie waarborgt en een achterliggend landschapsbureau met 2 werkposten de administratie herbergt. Dit achterliggende bureau wordt bij voorkeur afgesloten met een glazen wand zodat er toezicht is op de balie en de continuïteit van het onthaal kan gewaarborgd worden (cfr. onderstaande foto).
Het onthaal is tijdens weekdagen geopend van 8:30u tot 16:45u, een weekendbezetting is geen vereiste. Een verruiming naar bvb. een zitavond door de sociale dienst op dinsdagavond is mogelijk. De balie, die barrièreloos is (ook toegankelijk voor rolstoelgebruikers! – lager en hoger gedeelte) vormt het aanspreekpunt van het woonzorgcentrum en is een speerpunt van de administratieve / publieke zone. De onthaalbalie dient dan ook zodanig gesitueerd te worden dat bezoekers als het ware ‘verplicht’ worden om langs de receptie te gaan. Er wordt wel verwacht dat de ‘passage’ in de toekomst minder zal zijn dan nu het geval is. In de huidige situatie passeren de bewoners die in het restaurant gaan eten, driemaal daags het onthaal. In het nieuwe woonzorgcentrum zal het accent verlegd worden naar het leefgroep- en afdelingsniveau waardoor de passage van bewoners aan het onthaal afneemt. Het onthaal als zorgloket en als buffer tussen en ondersteuning naar front- en back-office vraagt een duidelijke (architectonische) toeleiding naar deze balie, maar tegelijk een vlotte doorverwijzingsmogelijkheid naar ontvangstruimtes of bureauruimtes. De onmiddellijke nabijheid van de sociale dienst is een voorwaarde. Daarnaast dient een ruimte voorzien te worden waarin een kopieermachine, (gemeenschappelijke) printer en server kunnen staan. Tot slot: In het nieuwe woonzorgcentrum wordt een plaats voorzien waar, bij overlijden van een bewoner, het overlijdensbericht, foto, bidprentje, … kan worden neergelegd/neergezet. Deze plaats hoeft niet gekoppeld te worden aan de ‘bezinningsruimte’, maar wordt bij voorkeur nabij het onthaal voorzien, een plaatsje waar vrij veel ‘passage’ is (voldoende zichtbaar).
© rapport projectbegeleiding
50
Sociale dienst Maatschappelijk werker van het woonzorgcentrum In het woonzorgcentrum moet ruimte worden voorzien voor de maatschappelijk werker. Rekening houdend met de toekomstige exploitatie van het woonzorgcentrum, centrum voor kortverblijf, serviceflats en een lokaal dienstencentrum wordt deze ruimte best vrij centraal in het gebouw voorzien, er van uitgaande dat de workload zich meer zal verspreiden over verschillende diensten en een meer gedifferentieerde invulling van het takenpakket met zich meebrengt. Hiertoe zal de combinatie van onthaal en zorgloket in de nodige waarborgen moeten voorzien om enerzijds de visie van het OCMW en anderzijds het principe dat de tweede deur de juiste is te garanderen. Bijgevolg zal de sociale dienst in de onmiddellijke nabijheid van het onthaal ingeplant worden. Er wordt voor de sociale dienst voorzien in: - een bureau met druppel - in de onmiddellijke nabijheid van een gespreksruimte - én in de nabijheid van het onthaal (‘zorgloket’) Ruimtelijk gezien heeft de sociale dienst behoefte aan een individueel bureau (tafel met druppel) die gesprekken toelaat met circa 4 personen. Daarnaast heeft de sociale dienst behoefte aan een gespreksruimte (die reeds gedefinieerd is) die plaats biedt tot ca. 10 personen en in de onmiddellijke nabijheid van de bureaus voor de sociale dienst gevestigd is. Deze gespreksruimte heeft een multifunctioneel karakter, ze kan ook functioneren als ontvangstlokaal en zal dan vooral openstaan voor bijvoorbeeld gesprekken met notarissen, vrederechters,… Dienst voor gezinszorg van het OCMW In het woon- en zorgcentrum moet ruimte worden voorzien voor de medewerkers van de dienst gezinszorg van het OCMW, dewelke actief zullen zijn voor het lokaal dienstencentrum. De dienst gezinszorg wordt bemand door drie deeltijdse werkkrachten, waarvan er telkens maximaal twee tegelijkertijd aanwezig zijn. Vertaald naar bureauruimte betekent dit dat er voorzien moet worden in twee individuele bureaus. Net zoals voor de maatschappelijk werker van het woonzorgcentrum wordt deze ruimte best vrij centraal in het gebouw voorzien. Voor de ‘sociale dienst(en)’ is het van belang dat de bureaus in direct contact staan met de omgeving van het onthaal en ‘zicht’ naar deze omgeving geven. Directeur / verantwoordelijke lokaal dienstencentrum Directeur Niettegenstaande de positionering in de back office (gelijkvloers of verdieping) is het van belang - om een goede praktische werking te verzekeren - dat er een maximale (functionele) verbinding gerealiseerd kan worden tussen het bureau van de directeur en het onthaal. Voor de bureauruimte van de directeur is er behoefte aan een individueel bureau, bestaande uit één werkpost en voldoende zitruimte (gesprekstafel) voor een beperkte groep (ca. 6) personen. Verantwoordelijke lokaal dienstencentrum Er wordt een extra bureau voorzien, in de nabijheid van de overige functies, dewelke een voordeel genereert naar wisselcontacten en wisselgebruik van ruimtes, om de verantwoordelijke van het lokaal dienstencentrum plaats te bieden.
© rapport projectbegeleiding
51
Overige administratie Mobiele functies Het OCMW wil 2 bureauruimten (geclusterd) extra (surplus) voorzien waar bvb. de communicatieambtenaar, IT-verantwoordelijke, arbeidsgeneesheer zich kunnen vestigen. Bij afwezigheid van deze functies zouden deze bureaus moeten kunnen fungeren als gespreksruimte. Andere: Tenslotte wordt – maar niet in voornoemde centrale opstelling – in volgende invulling van bureauruimten voorzien: voor de hoofdverpleegkundigen wordt er per afdeling in het dienstlokaal in een geïntegreerde formele werkruimte voorzien die als zodanig als bureau kan functioneren. voor de keuken wordt er een bureauruimte voorzien in de centrale keuken. voor de technische dienst wordt er een bureauruimte voorzien binnen de technische ruimte. voor de facilitaire diensten; deze situeren zich in de logistieke sfeer. Bureauruimte hiervoor wordt dan ook voorzien in de onmiddellijke nabijheid van de hotel- en facilitaire functies die in het woonzorgcentrum gevestigd worden. Algemeen dienen volgende aandachtspunten nog meegegeven te worden: de verschillende administratieve ruimten (en met name de bureauruimten) hebben behoefte aan een adequate verlichting (door daglicht!!) en verluchting. Naast een (mogelijk noodzakelijke) geforceerde verluchting is het wenselijk om ramen te voorzien die geopend kunnen worden en die voorzien zijn van horren en indien nodig van zonnewering. de ligging van de verschillende administratieve ruimten ten opzichte van elkaar en in relatie tot ondersteunende ruimten zoals cafetaria of kopielokaal maakt het noodzakelijk om in functie van de plannen al dan niet beperkte bijkomende ruimte te voorzien voor kopieermachine/printers en/of een kitchenette. C.
VERGADERRUIMTE
Toekomstig is er behoefte aan een vergaderruimte die groepen tot 25 personen kan herbergen. Deze vergaderruimte staat open voor vergaderingen en vormingen en dient te worden voorzien van een audiovisuele installatie. Deze vergaderruimte behoeft een centrale ligging in het woon- en zorgcentrum (bij voorkeur in het lokaal dienstencentrum (dewelke ook openstaat voor klantenverenigingen)). Deze (vergaderruimte moet beschikken over voldoende technieken die een ‘omturning’ tot computerlokaal mogelijk maken.
Naar zowel de polyvalente ruimte, de vergaderruimten als de administratie is het wenselijk om een mogelijkheid te voorzien voor de opslag, bereiding en distributie van warme (koffie & thee) en gekoelde dranken. Deze voorzieningen worden ofwel allemaal aangeleverd via de benodigde faciliteiten die sowieso in de polyvalente zaal voorzien worden ofwel - indien de loopafstanden te groot worden – dient een kleine kitchenette/koffiehoek voorzien te worden. D.
SERVERLOKAAL, KOPIELOKAAL EN ARCHIEF
Om de administratieve taken van de front- en back-office afdoende te ondersteunen is er behoefte aan een drietal centraal gelegen (gelijkvloerse) ruimten. Allereerst is er behoefte aan een serverlokaal waar de server, evt. de telefooncentrale en andere aanvullende technieken gestockeerd kunnen worden. Daarnaast zou er in dit serverlokaal een beperkte (afgeschermde) opslagruimte voorzien moeten worden voor de opslag van computermateriaal, ook voor deze van het lokaal dienstencentrum.
© rapport projectbegeleiding
52
Ten tweede is er behoefte aan een kopielokaal waar de kopieermachines geplaatst kunnen worden. Hier kan eveneens het kopieerpapier opgeslagen worden hetgeen een andere centrale opslagruimte voor kopieerpapier overbodig maakt. Een derde benodigde ruimte is een archiefruimte die de opslag van het courant archief mogelijk maakt. Het overige ‘slapende’ archief mag in een ‘uithoek’ van het gebouw gevestigd worden. E.
PUBLIEKE RUIMTEN
Kapel / bezinningsruimte De kapel in het huidige woonzorgcentrum wordt druk bezocht op zon- en feestdagen. Er is geopperd om de mogelijkheid te bekijken of de huidige kapel kan behouden blijven. Los van het gegeven of de huidige kapel al dan niet kan behouden worden, wordt voorzien in een bezinningsruimte. De bezinningsruimte (mét een kapelfunctie) in het woonzorgcentrum moet een individuele ruimte zijn, toegankelijk voor een 5 à 6 tal personen die, indien nodig, kan worden opengetrokken (rekening houdend met de akoestische eigenschappen van het materiaal dat hiervoor wordt gebruikt!) naar de polyvalente ruimte zodat bvb. voor een viering een grotere ruimte beschikbaar is. De godsdienstige symbolen mogen in deze bezinningsruimte zichtbaar worden geplaatst. Polyvalente ruimte (bar en keuken, sociaal restaurant / cafetaria, feestzaal) De polyvalente ruimte wordt gevormd door een bar met keuken, het sociaal restaurant / cafetaria en een feestzaal (met mobiele wanden). Schematische voorstelling: Polyvalente ruimte (met mobiele wanden)
Sociaal restaurant / cafetaria
Feestzaal
Bar en keuken
De polyvalente zaal is een grote opdeelbare ruimte die openstaat voor diverse activiteiten zoals: sociaal restaurant (5 dagen / 7) cafetaria animatie, voorstellingen, feestelijkheden (vorming en bijscholing) speelhoek (vergaderingen) en tevens voor grotere misvieringen. In de laatste hoedanigheid dient de polyvalente zaal geopend te kunnen worden naar de aangrenzende bezinningsruimte. De bezinningsruimte is een ‘stille ruimte’ die “open” moet staan voor alle religies en levensovertuigingen en die architectonisch gezien een afzonderlijke ruimte moet zijn voor ca. 5 à 6 personen en voldoende afgescheiden (fysisch-isolatie) van de aangrenzende polyvalente zaal opdat beide ruimten gelijktijdig en ongestoord gebruikt kunnen worden.
© rapport projectbegeleiding
53
De polyvalente ruimte herbergt de sociale restaurantfunctie (voor warme maaltijden). Het doel van de restauratieve voorzieningen van de polyvalente ruimte richt zich zowel naar het sociaal restaurant (met aanvullend een beperkte kaart – bij aanvang 5 dagen op 7) als naar de uitbouw van een uitgebreide cafetariafunctie waarbij warme en koude dranken geschonken worden en taart en ijs worden geserveerd. De polyvalente ruimte wordt voorzien van een bar- of uitgifte gedeelte. Geïntegreerd binnen de ‘virtuele’ polyvalente ruimte wordt voorzien in een kleinere feestzaal die aan de hand van compartimentering (flexibele wand – rekening houdend met de akoestiek) verder kan worden opengetrokken naar een grotere ruimte. Deze ruimte moet multifunctioneel indeelbaar zijn, moet bvb. ook als vergaderruimte kunnen fungeren. De feestzaal / ontmoetingsruimte (toegankelijk voor ca. 40 personen) zal worden vrijgegeven voor personen van buitenaf (op voorwaarde dat de gebruikers een link hebben met het woonzorgcentrum; verjaardagsfeest, koffietafel, OKRA, …). Bij een feest waarbij men een warme maaltijd wil serveren is het niet de bedoeling dat er in de voorziene keuken wordt gekookt, wel zal er ruimte zijn waar bvb. een traiteur het bereidde eten kan opwarmen/warm houden. In de polyvalente ruimte wordt voorzien in een speelhoek. Vanuit de campusgedachte en de pleinfunctie is het noodzakelijk dat de polyvalente ruimte zich aan ‘het plein’ situeert. Toiletten Op centraal niveau (aan het plein en in de publieke zone – polyvalente ruimte) is de inplanting van een ‘batterij’ aan toiletten vereist. Deze toiletten zouden moeten bestaan uit twee sanitaire blokken (mannen<>vrouwen) met voldoende toiletten (bvb. 2 ‘gewone’ en 2 rolstoeltoegankelijke toiletten) en gemeenschappelijke voorzieningen voor handen wassen en drogen. De toiletten staan open voor bewoners, bezoekers en personeel (afsluitbaar via badgesysteem) en dienen gekoppeld te zijn aan of in de onmiddellijke nabijheid te liggen van de polyvalente ruimte. Wasserette Er wordt in de ‘dorpsstraat’ plaats voorzien voor een wasserette met plaats voor 4 wasmachines en 2 droogkasten, waarvan de uitbating zal worden uitgegeven. Strijkatelier Annex aan de wasserette - niet geïntegreerd - zal worden voorzien in een strijkatelier. F.
ZORGONDERSTEUNENDE RUIMTEN
Badkamer Er wordt voor gekozen een badkamer te voorzien op het gelijkvloers, vrij centraal, die onder meer door de thuiszorgdiensten kan worden gebruikt. Door het aanbod te creëren en hiervoor voldoende promotie te maken, kan een vraag tot gebruik van bad worden gesteld. De badkamer dient ruimte te bieden aan een aangepast bad (i.c. een hoog-laagbad), een toilet, een lavabo en de nodige opbergruimte (gebruik van huurlinnen; handdoeken en washandjes – verzamelruimte vuil linnen) en kastruimte (verzorgingsproducten, incontinentiemateriaal, handdoeken
© rapport projectbegeleiding
54
en washandjes). Er dient ook te worden voorzien in voldoende kleedruimte. Voor het uit- en aankleden en afdrogen van de bewoner dient voldoende ruimte voorzien te worden. Kapsalon Het OCMW is van mening dat een kapsalon moet voorzien worden in het woonzorgcentrum en dat dit kapsalon op niveau van de woon- en zorgcampus georiënteerd moet worden. Hierbij wordt er gedacht aan een ruimte die voldoende centraal in de nabijheid van het woonzorgcentrum ligt (op het gelijkvloers, in de dorpsstraat en in de nabijheid van de publieke ruimtes – zo centraal mogelijk) en een uitnodigend karakter heeft. Het kapsalon zal open staan voor bewoners van het woonzorgcentrum en gebruikers van buitenaf (waarbij bewoners steeds voorrang krijgen). Voor het kapsalon wordt voldoende ruimte verwacht om tenminste plaats te bieden aan 3 wastafels en 3 kapstoelen (waarbij er één wordt voorzien voor bewoners die een zitschaal gebruiken). Tevens dient er rekening gehouden te worden met rolstoelgebruikers en dit zowel wat de toegang als wat de gebruiksruimte betreft. Er moet ook worden voorzien in voldoende wachtruimte in het kapsalon. De wachtruimte dient gezellig te zijn en moet toelaten sociale contacten te leggen en te babbelen (= een ontmoetingsruimte). De nabijheid van toiletten in de buurt van het kapsalon is gewenst. Pedicure/manicure/schoonheidszorgen De pedicure/manicurefunctie wordt nu reeds georganiseerd voor de bewoners. Naar de toekomst toe wenst het OCMW een ruimte te voorzien voor pedicure en manicure (wellnessruimte / schoonheidssalon) dewelke gekoppeld wordt aan voornoemde ‘dorpsstraat’ en waarbij dezelfde principes worden gehanteerd als bij het kapsalon. Deze wellnessruimte herbergt functies als kapsalon, pedicure, manicure, epileren,…. Opslagruimte ergo / animatie / kiné Bij het streven naar een afdelingsgerichte werking is het de bedoeling op het niveau van het woonzorgcentrum een aanbod van kinesitherapie, ergotherapie en animatie te creëren. In dit opzicht opteert het EKA-team er voor om de werking van het team te laten vertrekken vanuit de afdelingen. Het EKA-team zal m.a.w. mobiel zijn binnen het woonzorgcentrum. Ten aanzien van voorgaande functies is uit bespreking gebleken dat er geen afzonderlijk animatie- of ergolokaal dient voorzien te worden. Wel is er, om de animatieve en paramedische werking te optimaliseren, behoefte aan een centrale opslagruimte voor knutselgerief en ook voor de opslag van divers materiaal. voldoende berging, centraal én op de afdelingen, voor het opbergen van materiaal individueel (per lid van het EKA-team) een trolley (die vlot verrijdbaar is) waarin documenten kunnen worden opgeborgen en waarop een PC kan worden opgeplaatst kunnen beschikken over de vergaderzalen voor taken die niet (of niet noodzakelijk) op de afdeling moeten / kunnen gebeuren zoals bvb. het voorbereiden van een vergadering, telefoneren, vergelijken van offertes, ontvangen van vrijwilligers, afspraak met een vertegenwoordiger, …. de kiné-ruimte zou bij voorkeur een oppervlakte hebben van ca. 50m² voor de kiné wordt een werktafel gevraagd binnen de voorziene kiné-ruimte
© rapport projectbegeleiding
55
Een overzicht van het centraal te bewaren materiaal wordt hierna weergegeven: ERGO
-
-
CENTRAAL hulpmiddelen (beperkt aantal beschikbaar of zeer duur) - kussen alternating documentatie PC therapiebenodigdheden
KINE
-
CENTRAAL hulpstukken rollend materiaal documentatie PC oefentoestellen
ANIMATIE
-
CENTRAAL knutselgerief (verf/papier) volksspelen documentatie PC
Kiné/fitnessruimte Het OCMW is, zoals hiervoor werd aangehaald, van mening dat een kinéruimte voorzien dient te worden in het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf en dat deze ruimte op het niveau van de woon- en zorgcampus georiënteerd zou moeten worden (in de dorpsstraat) en de gecombineerde functie van kiné/fitnessruimte zou moeten vervullen. Hierbij wordt er gedacht aan een ruimte die: voldoende centraal in het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf ligt (op het gelijkvloers in de nabijheid van het plein en de publieke ruimtes, met een maximaal zicht naar de dorpsstraat (glazen wand), maar eveneens in de nabijheid van de afdeling op het gelijkvloers) opsplitsbaar is in afzonderlijke ruimten met: - een werktafel voor de kiné bevat, en - ‘zuiver technisch’ is (gymzaal), waar enkel specifieke apparatuur en een aantal installaties worden geplaatst - een oppervlakte heeft van ca. 50m² De laatstgenoemde ruimte dient open te staan voor een ruimer publiek dan enkel de bewoners van het woonzorgcentrum. Zo bestaat er bijvoorbeeld de mogelijkheid voor de bewoners van de bejaardenwoningen of gebruikers van het lokaal dienstencentrum om in deze ruimte aan groepsturnen te doen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat externe kinésisten van deze ruimte gebruik zouden kunnen maken – en dit in tegenstelling tot de ruimten van de afdelingen die enkel door de eigen kinésisten gebruikt zullen worden - hetgeen bijzondere aandacht vraagt naar de ‘afsluitbaarheid’ van de ruimtes (‘afdelingskinéruimte’ <> ‘publiekere’ ruimte) ten opzichte van elkaar en de ‘openingsuren’. Hobbyruimte lokaal dienstencentrum De hobbyruimte dient een zéér toegankelijk lokaal te zijn met allerhande faciliteiten zoals spoelbak, opbergkasten, …. Deze hobbyruimte kan eventueel op ‘vrije momenten’ worden opengesteld voor bvb. avondschool. G.
PERSONEELSRUIMTEN
Personeelsrefter en pauzeregeling Ten aanzien van de pauzeregeling voor het personeel wil het OCMW voldoende ruimte voorzien in het dienstlokaal om ruimte en plaats te geven aan de - betaalde - ochtend- en namiddagpauzes (duur: 15’) en hiermee de continuïteit naar organisatie en werking van de afdeling/leefgroep te garanderen.
© rapport projectbegeleiding
56
Zoals eerder besproken, moet het dienstlokaal groot genoeg zijn zodat ook het logistiek, paramedisch of schoonmaakpersoneel hier kan pauze nemen (geïntegreerde zorg > geïntegreerde equipe > geïntegreerde pauze). Het gaat om een ruimte voor ca. 8 personen. Het voorzien van een specifieke personeelsrefter is niet noodzakelijk. Binnen het voorziene restaurant (wisselgebruik van de polyvalente ruimte) wordt de personeelsrefter geïntegreerd. Deze integratie creëert een gevoel van ruimte. Tegelijkertijd worden haal- en brengfuncties (nabijheid van warme maaltijden, soep, drank, …) tot een minimum herleid. Deze ruimte wordt bij voorkeur op de ontwerpplannen ingekleurd als personeelsrefter (cfr. de normeringen in het ARAB/Codex) en moet ruimte bieden aan een 30-tal personen. Kleedruimtes & aanhorende sanitaire faciliteiten (toiletten & douches) Voor de kleedkamers, toiletten en douches wordt uitgegaan van de normeringen zoals die in het ARAB/Codex zijn opgenomen. Om een nog meer precieze ruimtebepaling te kunnen vaststellen zal het OCMW, naast het aantal personeelsleden, te gelegener tijd nog informatie verstrekken met betrekking de gelijktijdige aanwezigheid van het personeel. Voor de kleedkamers is het uitgangspunt dat een opsplitsing van deze ruimten naar mannen en vrouwen een must is. De kleedkamers voor het personeel (verpleging, verzorging, logistiek, schoonmaak en andere) van het woonzorgcentrum/centrum voor kortverblijf kunnen in één ruimte ondergebracht worden. Gegeven de steeds strenger wordende HACCP-regelgeving worden de kleedkamers voor het keukenpersoneel bij voorkeur geïntegreerd (wat nu reeds wordt toegepast binnen de keuken, dewelke een autonome entiteit is binnen het OCMW Sint-Katelijne-Waver) in de globaliteit van de centrale keuken (hoewel een aparte kleedkamer heden ten dage (nog) niet wordt opgelegd).
5.5. A. De -
FACILITAIRE DIENSTEN ALGEMEEN
facilitaire diensten die centraal georganiseerd en hierna besproken worden zijn: centrale keuken voorraad & distributie schoonmaak linnenkamer & wasserij afvalbeheer technisch dienst
De facilitaire diensten hebben een ondersteunend en vaak ‘productie’gericht(er) karakter dan de andere diensten waarbij het van belang is dat het concept, de inrichting en de afwerking van de infrastructuur hierop aansluit. B.
CENTRALE KEUKEN
Voorafgaand De keuken in/aan het huidige rusthuisgebouw is zodanig ontworpen dat een eventuele aanpassing in de wetgeving m.b.t. keuken(organisatie) kan worden ondervangen. Een zestal jaren geleden werd de keuken volledig aangepast aan de HACCP-normering met als gevolg dat er nu voldoende beschikbare vrije ruimte is die eventuele aanpassingen (infrastructureel) vlot toelaat. M.a.w. de keuken is in zijn
© rapport projectbegeleiding
57
huidige toestand een wissel op de toekomst. Er is een productiecapaciteit voor 450 maaltijden, momenteel worden er ca. 270 maaltijden per dag bereid. Op dit ogenblik wordt een toename ervaren van het aantal maaltijden aan huis (in koude lijn en geproportioneerd) en de toelevering van de warme maaltijden aan scholen (bain-marie). Er is evenwel niet de mogelijkheid volledig over te schakelen op productie in koude lijn omdat er dan extra koelruimte moet worden voorzien (wat overigens infrastructureel wel mogelijk is en relatief eenvoudig te organiseren). Samenvattend kan voor de huidige keuken worden gesteld dat: het infrastructureel een jong gebouw is de technische infrastructuur veel aankan, zowel in koude als warme lijn ze (misschien) niet ideaal gelegen is op het terrein Gegeven voorgaande zou men er enerzijds voor kunnen opteren om in het nieuwe woonzorgcentrum een beperkte(re) keuken te voorzien, uitsluitend gericht op het woonzorgcentrum, waardoor de keukendiensten worden ‘teruggeplooid’ op de absolute basics. Anderzijds kan men ook – rekening houdend met de toenemende vraag naar maaltijden aan huis en naar maaltijden vanuit scholen – de (bestaande) capaciteit behouden en doen groeien. Wat de maaltijden aan huis betreft, vindt het bestuur het zelfs één van de sociale functies die het OCMW dient te vervullen. Er wordt dan ook geopteerd om in de toekomst zowel de maaltijden aan huis, als de maaltijden aan de scholen te blijven continueren. De productie ervan zal gebeuren in de huidige, bestaande keuken (tenzij kan worden aangetoond dat de winst van het slopen van de keuken groter is dan het behoud – in dit opzicht zijn er geen dogma’s) die zal aanleveren aan het nieuwe woonzorgcentrum. In dit nieuwe woonzorgcentrum zal worden voorzien in afdelingskeukens die zullen fungeren als satellietkeukens. Het is aan de architect om er voor te zorgen dat de kwaliteit van verbinden tussen beide gebouwen maximaal is zodat aanlevering vanuit de ‘campuskeuken’ vlot en efficiënt kan verlopen. In deze context is het misschien zinvol of zinvoller om de piste van de verbouwing van het bestaande woonzorgcentrum eerder te verlaten dan de sloop van de centrale keuken. Functie van de centrale keuken Woonzorgcentrum De centrale keuken van het OCMW zal naar de toekomst een centrale restauratieve functie voor de volledige woon- en zorgcampus invullen. Daarnaast verzorgt de centrale keuken de maaltijden aan huis voor het OCMW van Sint-Katelijne-Waver. Hierbij zal de keuken in een warme lijn (blijven) werken (7/7) hetgeen een dagelijkse aanvoer van verse producten enerzijds en een beperkte opslagruimte (koeling, diepvries, droge voeding,…) anderzijds impliceert. Niettegenstaande de keuze voor de werking met afdelingen en leefgroepen zal de bestaande werkwijze van individuele portionering behouden blijven voor de middagmaaltijden (warme bereidingen als avondmaal vinden veelal plaats in het kader van een animatieactiviteit). Wat de ontbijten en avondmaaltijden betreft, wordt van een buffetsysteem uitgegaan waarbij de afdelingskeuken de draaischijf zal zijn en dus voorraden brood of beleg op de afdelingen worden bewaard. Uitgaande van de ontwikkelingen van de verschillende woon- en zorgvormen blijft het basisidee dat de centrale keuken instaat voor de bewoners van de residentiële woonvormen en de dienstverlening in de thuiszorg (maaltijden aan huis, dienstencentrumfunctie). De centrale keuken produceert dus voor 2 parallelle circuits (residentiële zorg <> thuiszorg) – continuüm aan zorg.
© rapport projectbegeleiding
58
Sociaal restaurant Eerder werd reeds vanuit de bejaardenflats de vraag gesteld om in het nieuwe woonzorgcentrum te voorzien in een sociale restaurantfunctie. In de toekomst wil men op deze vraag een antwoord bieden door in het restaurant warme maaltijden te serveren voor flatbewoners, familieleden van (én) bewoners, buurtbewoners, personeel, …. Het sociaal restaurant staat open voor iedereen. Het aanbod zal ’s middags, op weekdagen (mogelijk later uitbreiding naar 7 dagen op 7) bestaan uit het dagmenu en een beperkte keuzekaart. In de praktijk betekent dit dat het concept van de keuken ten aanzien van het woon- en zorgcentrum volgende uitgangspunten heeft: Productie Portionering Vaatwas
Koffieproductie & bedeling
middagmaal warme lijn 7 op 7 dagen beperkte keuzekaart middag 5 dagen op 7 geportioneerd middagmaal centraal = keuken (potten, pannen, warmhoudkarren, borden middagmaal) decentraal = keuken (afdeling)/ sociaal restaurant (porselein, bestek, glas) decentraal = keuken(afdeling)/restaurant
Rekening houdend met de toekomstige zorg- en dienstverlening organiseert de keuken zich om volgende hoeveelheden te leveren naar de verschillende ‘afleverpunten’: Ontbijt
Middag
Avond
Aantal
Woonzorgcentrum / CVK Maaltijden aan huis
-
95
-
-
ca.85
-
Scholen
-
7 dagen 5 dagen 5 dagen 5 dagen
Sociaal restaurant
bulk ? beperkte kaart
-
-
Voor de centrale productiekeuken is er behoefte aan een goed uitgerust complex met (volgende) verschillende zones: productiezone (koude keuken; warme keuken; verdeelkeuken; broodkeuken; vaatwas; afval en een bureau voor de chef) goederenontvangst (toeleveringszone en uitvoerzone) met toezichtfunctie opslagruimten (koelcellen en diepvries; droge voeding; dranken (melk en dranken eigen aan de keuken),...) Voor de personeelsruimten (kleedkamers, sanitair, douches) wordt verwezen naar het hoofdstuk met betrekking tot de personeelsruimten. C.
VOORRAAD EN DISTRIBUTIE (MAGAZIJN)
Een goede structuur van voorraden levert winst op. Er is dan ook geopteerd voor één centraal magazijn, met één leverpost en één centrale administratieve stroom (bvb. niet-gebruikt materiaal kan teruggebracht worden naar de centrale opslagruimte en hierna worden verdeeld naar een andere afdeling of terug worden meegegeven). De centrale keuken heeft haar eigen magazijn.
© rapport projectbegeleiding
59
Voor het OCMW moeten de functies die met opslag, overslag en distributie van het nieuwe woon- en zorgcentrum te maken hebben op een performante en pragmatische wijze ingepast worden. Hierbij wordt gedacht aan: leveringen die direct door de leveranciers in het centrale magazijn worden geplaatst voor wat de niet-voeding gerelateerde leveringen betreft, leveringen van linnen (voorverpakt per afdeling) en incontinentiemateriaal, en die (direct) na controle getransporteerd kunnen worden naar deze afdeling, de vereiste controle – een bel naar het onthaal zodat door de leverancier kan worden gestart met het lossen en de verantwoordelijke de tijd krijgt om zich naar de loszone te begeven => camerabewaking en een goede bewegwijzering naar de los- en leverplaats is noodzakelijk. Een (bijkomende) toegangscontrole met slagbomen is niet gewenst. de centrale voorraden dienen te voorzien in een autonomie van ca. 2 weken de decentrale werkvoorraden (afdelingen/andere entiteiten) hebben een variabele voorraad, maar situeren zich op 1 week de goederenontvangst gevestigd in de nabijheid van de (goederen)lift leveringen tot op verbruiksniveau (afdeling) is niet gewenst, met uitzondering van de dranken. Ruimtelijk gezien heeft het nieuwe woonzorgcentrum behoefte aan: één loskade (voor alle niet- keuken of technische dienst goederen). De loskade dient voor ontvangst van alle goederen die directe levering mogelijk moet maken naar het centrale magazijn en dit door de externe leveranciers én als ‘transit’zone voor leveringen die niet opgeslagen worden (maar ‘direct’ vanuit de loskade naar de afdelingen geleverd worden). bij realisatie van een nieuwe keuken is er voor goederen die geleverd worden voor de keuken sprake van dezelfde loskade, maar van een opslag die gescheiden is van het centrale magazijn (hiervoor wordt in de keuken magazijnruimte voorzien) het uitgangspunt is dat er sprake is van een gelijkvloerse aanlevering zonder kuil of dok (aangepast en drempelloos) voor wat de loskade betreft. camerabewaking van de loskade, evenals een goede bewegwijzering naar de diverse los en leverplaatsen. voor de technische dienst zijn bijkomende parkeerplaatsen (onderaannemers, leveranciers) gewenst. De loskade zal niet dienen als discrete uitgang voor de begrafenisondernemers (en/of ambulanciers), hiervoor kan de dienstingang worden gebruikt. De -
loskade dient uit te geven op volgende opslagruimtes of dienstruimten: opslagruimte voor verzorgingssets/medisch materiaal. opslagruimte voor vuil linnen (plat linnen, bewonerswas, bedrijfskleding) ruimte voor de opslag van schoonmaakartikelen, schoonmaakproducten en schoonmaakmachines
Daarnaast dienen in deze logistieke zone (een bundeling van de logistieke / facilitaire activiteiten) maar niet aansluitend op de loskade - nog volgende bijkomende ruimten voorzien te worden: opslagruimte voor de technische dienst, gekoppeld aan een (beperkte) atelierruimte voor deze technische dienst. Het atelier is bij voorkeur via een aparte toegang bereikbaar, doch met doorgang naar het magazijn. centrale berging voor de opslag van een 10-tal rolstoelen, meubilair, matrassen en (positionerings)kussens (deze laatsten moeten voor alle personeel bereikbaar zijn). Linnen/naaikamer & wasserij Archiefruimte voor administratie en boekhouding. Er moet sprake zijn van een ‘beveiligd lokaal’ (gecontroleerde toegang).
© rapport projectbegeleiding
60
D.
SCHOONMAAK
Het OCMW houdt er rekening mee dat de taakinhoud en de organisatiestructuur van de schoonmaakdienst herzien zal / kan worden en dat de verschillende teams op termijn zullen worden omgeturnd tot een personeelsgroep ‘logistiek en schoonmaak’. Een uitbreiding van taken van de schoonmaakequipe zal / kan hierbij tot de mogelijkheden behoren zodat zij flexibel kunnen worden ingeschakeld om zowel logistieke, schoonmaak, wasserij- als eventuele zorgondersteunende taken doen. Voor schoonmaak en onderhoud geniet een ‘afdelingsgerichte’ bezetting de voorkeur. Dit betekent dat een personeelslid op ‘zijn/haar’ afdeling instaat voor het onderhoud. De functie van onderhoud is meer dan schoonmaken alleen (signaal- en sociale functie) en een ‘persoonlijke’ afdeling creëert een gevoel van verantwoordelijkheid. In het woonzorgcentrum wordt er momenteel 7 dagen op 7 gepoetst, maar in het weekend is er een lagere bezetting (lees ‘aangepast schoonmaakprogramma’). Het is de bedoeling om in de toekomst dit systeem te continueren. De 2 deeltijdse krachten die tijdens het weekend aanwezig zijn, staan in voor het onderhoud van het sanitair beneden, het restaurant en eventuele vuile kamers. Zij staan ook in voor maaltijdondersteuning op de gesloten afdeling. Hygiëne is erg belangrijk (o.w.v. bvb. MRSA en andere mogelijke besmettingen) en zal toekomstig even belangrijk blijven of nog belangrijker worden. Er wordt gewerkt met natte mop (1 doek per kamer) of naargelang de voorkeur van het betrokken personeelslid. Velen werken nog met het vroegere systeem van stofwisdoeken. Er is m.a.w. geen uniforme methodiek en evenmin een echt schoonmaakprogramma. Het is wél de bedoeling om bij inhuizing in het nieuwe woonzorgcentrum te werken met een uniform systeem (1 doek per kamer). De categoriale werking, gebruik van schrobzuigautomaat en het glaswassen (aan de binnenzijde) is ook naar de toekomst een aspect dat gehandhaafd zal blijven. Ruimtelijk gezien is er voor de werking en organisatie van de schoonmaakdienst behoefte aan één centrale opslagruimte voor schoonmaakmateriaal en -producten. De opgeslagen materialen en producten zullen voornamelijk bestaan uit: Werkwagens voor de gemeenschappelijke/publieke ruimten – ca 1 à 2 stuks Schoonmaakmiddelen – doekjes, moppen, pads,.... Schoonmaakmachines – (in functie van de vloerafwerkingsmaterialen) schuurmachines, stofzuiger Schrobzuigautomaat (met op te laden batterij) Sanitaire benodigdheden - toiletpapier, zeep, ….. In de nabijheid van deze opslagruimte voor de schoonmaak zijn twee bureaus/werkposten voor de facilitaire diensten te voorzien. Naast deze centrale opslagruimte dient er per afdeling rekening gehouden te worden met een opslagruimte (zie afdeling). Op niveau van de campus zal schoonmaak/onderhoud georganiseerd worden vanuit 2 autonome entiteiten (diensten): het woonzorgcentrum en het centrum voor kortverblijf en het dagverzorgingscentrum enerzijds, en het lokaal dienstencentrum en de gemeenschappelijke delen anderzijds. Op sommige momenten kan er wel sprake zijn van uitwisseling tussen beide entiteiten. Er wordt gepleit voor 2 teams omdat het personeel zich moet kunnen ‘hechten’ om werktempo en routine te krijgen. De opslagruimte voor de schoonmaakmiddelen dient afsluitbaar te zijn van de rest van de opslagruimte (en enkel toegankelijk voor bevoegd personeel). Een koppeling van de opslagruimte voor schoonmaakmateriaal en de linnen/naaikamer & wasserij of op zijn minst een onmiddellijke nabijheid, is noodzakelijk vermits de wasserij instaat voor het wassen van de vlakmoppen.
© rapport projectbegeleiding
61
E.
LINNEN/NAAIKAMER & WASSERIJ
Momenteel wordt de bewonerswas, evenals het plat linnen door een externe wasserij onderhouden. De bewonerswas en het plat linnen worden gesorteerd per afdeling aangeleverd en de verdere distributie wordt verzorgd door personeel van het OCMW. De diversen worden intern gewassen. De bedrijfskleding wordt in bulk aangeleverd en intern verder gedistribueerd. Het is enkel de bedoeling om op de campus, in het woonzorgcentrum, ‘wascapaciteit’ te voorzien voor ‘noodwas’ (accidenten en diversen) indien niet wordt gekozen voor de organisatie van een was- en strijkatelier op de campus. Naar de toekomst toe bestaat de optie om intern een wasserij te organiseren met als voorwaarde dat deze keuze bedrijfseconomisch verantwoord is (onderzoek naar rendabiliteit). Bij de organisatie van een interne wasserij zal de basis (van het wasvolume) worden gelegd met bed-, bad- en tafellinnen, dewelke standaard zullen zijn voor het woonzorgcentrum. Al wat persoonlijke was is (de bewonerswas) wordt als surplus beschouwd. Bij uitbesteding is rekening te houden met een overweekse service (deze week opgehaald, volgende week terug). Het plat linnen zal in principe eigendom worden van het OCMW (uitgaande van een interne wasserij) en uitgebreid worden met “dekbedden”. Voor de bewonerswas blijft het, zoals nu het geval is, steeds mogelijk dat de familie hiervoor instaat. Indien de familie hier niet voor kiest, zal de wasserij van het OCMW hiervoor instaan. Er wordt geopteerd om geen wijziging te brengen in de frequentie van het ophalen van het plat linnen. Dit betekent dat ook in een nieuwbouw dagelijks het (vuile) plat linnen van de kamers wordt afgehaald. De (tussen)stockage hiervan zal niet meer dienen te gebeuren centraal in het gebouw, maar decentraal (niveau per afdeling). De duurtijd van stockage is afhankelijk van de uiteindelijke keuze voor een interne wasserij (organisatie ervan) of externe wasserij (momenten van ophaling). De aanlevering van het (proper) linnen zal in principe 2 x per week en per afdeling geschieden. Er wordt geopperd om het dagelijkse gebruik van een linnenkar uit te schakelen door bvb. per 4 bewonerskamers een ingemaakte kast te voorzien voor de stockage van proper linnen (distributie door logistiek personeel). Voor wat betreft de bedrijfskleding gaat de voorkeur naar uitbesteding (aankoop/huur en was) met een poolingsysteem. Elementen die deze keuze mee bepalen zijn o.m. de vrijheidsgraad tot wisseling (bvb. elke 3 jaar een nieuwe kleur, onbeperkt wisselen bij beschadiging – vraagt onderhandeling), de mogelijkheid tot het opvangen van schokken in personeelswissel, …. Bedrijfskleding wordt ingeleverd i.f.v. individuele bevuiling. Gezien het poolingsysteem is een centraal uitgiftepunt voor proper (en inleverpunt voor vuil linnen) wenselijk en dit in of nabij de centrale kleedkamer. Diversen blijven, net zoals het plat linnen, intern en worden in de eigen wasserij gewassen. Qua ophaling (vuil) en teruglevering (proper) volgen deze diversen de stroom van het plat linnen (tenzij snellere teruglevering gewenst / gevraagd wordt). De bewonerswas die intern gewassen zal worden, volgt in principe dezelfde behandelwijze als het plat linnen en wordt in principe dagelijks afgehaald. De organisatie m.b.t. de bewonerswas kan evenwel onderhevig zijn aan een andere interne organisatie. Zo zou bvb. dagelijks één afdeling in een toerbeurtsysteem opgehaald, gewassen en teruggebracht kunnen worden. Deze systematiek garandeert een snellere dan overweekse service en
© rapport projectbegeleiding
62
vereenvoudigd de werking in de wasserij doordat het aantal bewoners waarvoor gewassen wordt in aantal beperkt is. In het perspectief van een dienstenchequesysteem of organisatie verdient dit laatste eveneens aanbeveling. Het OCMW kiest voor het behoud van de organisatie van de distributie van het plat linnenpakket per afdeling (i.c. de telling van het plat linnen en aanlevering door de externe wasserij) waarbij de interne distributie verzorgd zal worden door het personeel van het OCMW. Hierbij is het niet wenselijk om nog in een centrale voorraad te voorzien. Voor de opslag en distributie van de bedrijfskleding zal gewerkt worden via een systeem op kapstok; uitbesteding (aankoop / huur en was) met een poolingsysteem waarbij de was op naam gesorteerd wordt. Ten aanzien van de bewonerswas zal naar de toekomst toe, afhankelijk van de gemaakte keuze, intern worden gewassen, door de familie of zal met een externe wasserij worden verder gewerkt. Het vuil linnen zal op de afdelingen opgeslagen in worden in de vuile linnenruimte (gecombineerd met afval) en dagelijks afgehaald worden en verzameld in één centrale (en centraal gelegen) vuil linnen opslagruimte (in afwachting van ophaling door de externe wasserij). In deze ruimte komen bewonerswas, plat linnen en bedrijfskledij samen. F.
AFVAL
Wat de organisatie van het afvalbeheer op de woon- en zorgcampus betreft zal er naar de toekomst rekening gehouden moeten worden met de scheiding van volgende afvalfracties: Papier Glas PMD Restafval Incontinentiemateriaal Medisch afval Maaltijdafval GFT Geneesmiddelen Gevaarlijk afval (lampen,…) Het is de bedoeling om in de toekomst milieubewuster/-gerichter te werken. Vanuit die optiek zal aan alle bewoners van het woonzorgcentrum, evenals aan hun familie de kans gegeven worden om te sorteren (bvb. papier, GFT, flessen, en PMD). Voor het afval dat op de bewonerskamers/zorgstudio’s ontstaat, wordt in principe een onderscheid gemaakt naar volgende fracties: papier PMD en restafval. Indien er door bewoners (zoals nu) afval, zoals flessen of GFT (bloemen), naast de vuilbakken wordt gezet dan zullen die eveneens afzonderlijk ingezameld worden. Met betrekking tot dranken is het merendeel van de drankverpakkingen herbruikbaar onder de vorm van glas of herbruikbare flessen (retourmateriaal). Het volume PMD zal daardoor eerder beperkt zijn (t.t.z. wat de drankverpakkingen betreft), waardoor er bijkomende ruimtebehoefte naar de opslag van dranken voorzien wordt. Het maaltijdafval (keuken) gaat voor wat de overschotten van de middagmalen betreft, mee terug naar de keuken. Het afval van de broodmaaltijden, die op de afdelingen (voor)bereid worden zal eveneens meegegeven worden met (middag)maaltijdafval.
© rapport projectbegeleiding
63
Het risicohoudend medisch afval (vnl. naalden) dient na definitieve sluiting van de verpakking van de afdelingen (cfr. wettelijk voorschriften) verwijderd te worden. De (vervallen) medicatie gaat retour naar de apotheek. Alle fracties worden in principe dagelijks verwijderd. Met uitzondering van die fracties waarvan het onmiddellijk ophalen niet noodzakelijk is omwille van hygiëne of geurhinder zoals bvb. papier en glas. Alle fracties (van het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf) worden centraal verzameld in afwachting van ophaling door een erkend ophaler (overbrenger) of transport naar het containerpark. G.
TECHNISCHE DIENST
De technische dienst, die instaat voor het technisch onderhoud zal naar de toekomst een dienst worden die op campusniveau instaat voor een ruime (technisch ondersteunende) dienstverleningswaaier – Lokaal DienstenCentrum – en dus niet exclusief actief is voor het woonzorgcentrum en het centrum voor kortverblijf. Zoals eerder aangegeven wordt een (beperkte) atelierruimte, inclusief opslagruimte voorzien in de nieuwbouw van het woonzorgcentrum. In de atelierruimte dient tevens een bureau voorzien te worden voor de technische dienst.
© rapport projectbegeleiding
64
5.6.
LOGISTIEK – IN EN OM HET GEBOUW
A.
LIFTEN
De stuurgroep heeft een voorkeur voor een splitsing tussen goederenliften en personenliften. Er wordt voorgesteld te werken met twee personenliften (afhankelijk van de concipiëring van het gebouw – zie verder) en een goederenlift. De voorwaarde hierbij is dat minstens 2 liften identiek zijn zodat een wisselwerking bij het uitvallen van een lift mogelijk is én dat alle liften dezelfde (alle) niveaus in het nieuwe gebouw kunnen bereiken. Het aantal liften dat wordt voorzien is afhankelijk van het aantal te bereiken niveaus en de grootte van de verschillende bouwlagen. Schematische weergave verschillende stromen:
wonen
leven en zorg
logistiek
leven en zorg
8
wonen 8
16
32
8
16 8
goederenstroom personenstroom
B.
TOEGANGEN
Naast de hoofdingang en de loskade, wordt er, afhankelijk van de ligging van de kleedkamers, voorzien in een toegang voor het personeel. Deze personeelsingang vereist een badge (niet als tijdsregistratie, maar als toegangscontrole, controle aanwezigheid in het gebouw), zowel voor het binnen komen in als het buiten gaan uit het gebouw. De ligging van deze toegang is afhankelijk van de inplanting van de parking, de fietsenstalling (voor het personeel) en de kleedkamers. Externe dienstverleners (bvb. ambulancedienst) betreden het woonzorgcentrum via de hoofdingang. Voor het vervoer van overledenen en ziekenvervoer (kritieke situaties) kan de dienstingang worden gebruikt. Er moet over worden gewaakt dat deze uitgang discreet, maar eerbiedig is (moet aan een aantal voorwaarden voldoen). Er moet worden getracht om de site zo ‘leesbaar’ mogelijk te maken zodat de verschillende toegangen door diegenen worden gebruikt waarvoor ze zijn voorzien. Dit heeft onder meer als voordeel dat mensen parkeren waar ze worden geacht te parkeren. Voorbeeld van ‘sturing’ van de site:
© rapport projectbegeleiding
65
bezoekers personeel Ingang personeel
hoofdingang
kleedkamers magazijn
Ingang leveranciers
leveranciers De situering van de toegangen in het gebouw, zoals ze hiervoor grafisch zijn weergegeven, heeft als gevolg dat de loszone als het ware exclusief is. De te overbruggen afstand voor het personeel (toegang) en de bezoekers (hoofdingang) hebben als gevolg dat deze niet (of uitzonderlijk) aan de loszone zullen parkeren (zonder te moeten werken met slagbomen). Bij de inplanting van de parkeergelegenheden voor het personeel, moet rekening worden gehouden met een (korte) goed verlichtte afstand tot het gebouw. Voor de polyvalente zaal is een bijkomende ingang niet gewenst. Wel een toegang naar een terras dat aan deze ruimte grenst. C.
PARKING & FIETSENSTALLING
In de onmiddellijke nabijheid van het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf dient voldoende parkeergelegenheid voorzien te worden evenals een fietsenstalling. Ten aanzien van de parking is het van belang te vermelden dat het (kunnen) voorzien van een zone waar minder validen, belbussen of andere vormen van aangepast vervoer tijdelijk kunnen stationeren gewenst is. Deze zone zou omwille van de specifieke doelgroep beter voorzien worden in de nabijheid van de hoofdingang.
© rapport projectbegeleiding
66
6. WENSENPROGRAMMA LOKAAL DIENSTENCENTRUM 6.1.
ALGEMEEN
Het lokaal dienstencentrum zal worden gerealiseerd in het gebouw van het nieuwe woonzorgcentrum. Voor het woonzorgcentrum en het lokaal dienstencentrum tezamen wordt voorzien in één gemeenschappelijke (hoofd-)ingang en van hieruit vertrekt, symbolisch, een pijler richting lokaal dienstencentrum. Bij het ontwerp van het lokaal dienstencentrum dient maximaal rekening gehouden te worden met de bereikbaarheid (in afstand) van de diensten door de bewoners van het woonzorgcentrum. Met de realisatie van het lokaal dienstencentrum beoogt het OCMW een betere coördinatie van de dienstverlening en een meer efficiënte en effectieve toeleiding van gebruikers. Surplus kadert dit initiatief in het actieplan Lokaal Sociaal Beleid dat samenwerking, coördinatie, participatie en het Sociaal Huis als de belangrijkste pijlers beschouwt. Het OCMW voorziet daarbij de volgende opdrachten voor het LDC: de opstart van een infoloket voor zorgvragers, mantelzorgers en professionele zorgverleners, de opstart van een zorgloket met het oog op het verstrekken van behoeftegerichte zorg op maat (individuele advisering), het ontwikkelen van een lokaal preventiebeleid t.o.v. ouderen (dit vooral in het kader van sociaal isolement), het organiseren en ondersteunen van sociale netwerken i.s.m. de bestaande verenigingen.
6.2.
VISIE OP ZORG EN DIENSTVERLENING IN EEN THUISSITUATIE
Als fundamenteel uitgangspunt van zijn werking hanteert het OCMW Sint-Katelijne-Waver de realisatie van een geïntegreerd woon-, zorg- en dienstenaanbod dat de gebruikers zoveel mogelijk ondersteuning op maat moet bieden en dit zowel bij het intra-, trans-, en extramuraal wonen. Men tracht daarbij een open benadering na te streven. Het individuele begeleidingsplan gaat van eenvoudige, ondersteunende zorg over meervoudige beschermende zorg en bijzondere zorg tot revalidatiezorg.
6.3. A.
MISSIE – DOELGROEP EEN BREED DOELPUBLIEK
Het LDC is er voor gebruikers in de meest ruime zin: gebruikers, bezoekers, familie en mantelzorgers, maar ook professionele hulpverleners. Wat de gebruikers/bezoekers betreft, wordt er in principe geopteerd voor een niet-categoriale benadering. Het centrum zal zich algemeen dus niet alleen richten tot bepaalde sociale klassen of leeftijdscategorieën. Wel zal er binnen de werking veel aandacht uitgaan naar één van de prioritaire doelgroepen, nl. senioren en personen met verminderde welzijnskansen die in een thuissituatie verblijven en die behoefte hebben aan hulp- en dienstverlening. De gebruikersvoorwaarden zullen geen betrekking hebben op ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging, lidmaatschap van een organisatie of groepering, het al dan niet beroep doen op andere vormen van dienstverlening en/of de financiële draagkracht van de gebruiker.
© rapport projectbegeleiding
67
B.
EEN VRAAGGESTUURDE WERKING
Inzake vraaggestuurde werking zijn twee componenten te onderscheiden, een collectieve (gericht op het aanbod inzake dienstverlening) en een individuele (gericht op specifieke individuele zorgvragen). Betreffende het aanbod zullen bestaande diensten en activiteiten van het OCMW maximaal geïntegreerd worden in de werking van het LDC. Nieuwe activiteiten en diensten kunnen uitgebouwd worden op basis van bevragingen van de bevolking of groeien uit voorstellen van gebruikers (en hun familie) en bezoekers. Specifieke, individuele tussenkomsten zullen, naar analogie met de huidige werking van de diensten van het OCMW, enkel gebeuren met toestemming (na opsporing of op vraag) en op maat van de gebruiker. C.
VRIJWILLIGERS ALS HOEKSTEEN VAN DE WERKING
Samen met de centrumleider zullen vrijwilligers de hoeksteen zijn van de werking van het LDC. Daarbij is de vrijwilligerswerking niet enkel een manier om de werking van het lokaal dienstencentrum te kunnen uitbouwen, maar ook een doel op zich. Het is de bedoeling om via het LDC (nog meer) een beroep te doen op het potentieel aan vrijwilligers in de gemeente en mensen te rekruteren. Naar analogie met en in het verlengde van de vrijwilligerswerking in het woonzorgcentrum wordt hiermee een win-win-situatie gecreëerd. Enerzijds is er de meerwaarde voor het centrum, anderzijds is het een goede zaak voor de betrokkene zelf. Hij krijgt immers erkenning en onderhoudt sociale contacten. Belangrijk is wel dat het profiel van de vrijwilliger enigszins gewijzigd is. De vrijwilliger van vandaag (en morgen) wil zich dienstbaar maken voor anderen, maar wil zelf ook nog genieten. Daarbij komt dat de vraag groot is en potentiële vrijwilligers als het ware kunnen shoppen. Het is bijgevolg de bedoeling om in het vrijwilligerswerk diversiteit en pakketten op maat aan te bieden. D.
INSPRAAK EN PARTICIPATIE
In het verlengde van de participatie van het OCMW (vertegenwoordiging van enerzijds de rusthuisbewoners en anderzijds het OCMW) in de seniorenraad is de betrokkenheid en inspraak van de gebruikers bij de uitwerking (oprichting) en werking van het lokaal dienstencentrum evident. E.
NETWERKING
Het is de bedoeling om via het lokaal dienstencentrum een netwerk uit te bouwen van verenigingen, andere organisaties en hulpverleners die op het terrein actief zijn. F.
EEN COMPLEMENTAIR AANBOD
Het is niet de bedoeling een parallel aanbod op te zetten of in concurrentie te treden met bestaande initiatieven en/of bestaande voorzieningen (bvb. parochiezalen), maar wel de bestaande verenigingen en organisaties structureel te ondersteunen om hun (goede) werking te kunnen behouden en te borgen in de toekomst (afkalving van sociaal netwerk van mensen tegengaan). Volgende activiteiten zullen in het lokaal dienstencentrum aangeboden worden: Activiteiten van algemeen informatieve aard. Dit zijn activiteiten die er op gericht zijn aan een individuele gebruiker of aan een groep gebruikers informatie over te dragen over onderwerpen die relevant zijn voor het behoud of de verhoging van de zelfstandigheid of de emancipatie van de gebruiker(s) en/of die bijdragen tot de integratie van de gebruiker in de lokale gemeenschap. Activiteiten van recreatieve aard. Dit zijn activiteiten ten behoeve van de individuele gebruiker of een groep gebruikers, die gericht zijn op ontmoeting, ontspanning en zinvolle tijdsbesteding. Verder hebben ze tot doel het sociale netwerk te versterken.
© rapport projectbegeleiding
68
Activiteiten van algemeen vormende aard. Ze zijn gericht op de persoonlijke ontwikkeling en de verrijking op het vlak van kennis en/of vaardigheden van de gebruikers. Het dienstencentrum zal in zijn lokalen hulp bieden bij activiteiten van het dagelijkse leven, inclusief hygiënische zorgen. Daarnaast heeft het OCMW Sint-Katelijne-Waver de intentie om een aantal optionele werkzaamheden te verrichten (of verricht ze reeds).
6.4. A.
VISIE OP ZORG EN DIENSTVERLENING IN EEN THUISSITUATIE INVULLING DIENSTVERLENING VAN INFORMATIEVE AARD
Voor de invulling van de dienstverlening van informatieve aard is er ruimtelijk gezien behoefte aan volgende infrastructuur. Zoals reeds beschreven, heeft het OCMW gekozen voor een gemeenschappelijke uitbouw van een onthaalfunctie waarin de zorgtoeleiding een belangrijke functie inneemt. De inplanting van volgende bureauruimtes moet dan ook gezien worden in aansluiting op de gemeenschappelijke balie zoals beschreven. Advies en begeleiding door een centrumleider: is verplicht binnen de context van een erkend lokaal dienstencentrum. In die zin is het ook logisch dat voor deze centrumleider een bureauruimte wordt voorzien. Twee individuele bureaus voor medewerkers ‘Gezinszorg’ van het OCMW. Momenteel zijn deze medewerkers (3 deeltijdse krachten) gevestigd in de bejaardenflats. In de toekomst zullen zij in het lokaal dienstencentrum een plaats krijgen. Er worden geen lokalen voorzien/voorbehouden waar de ziekenfondsen zitdagen kunnen houden. De verschillende ziekenfondsen zullen wel de mogelijkheid krijgen om een ‘bus’ te hangen waar aangesloten leden hun post in kunnen deponeren. B.
INVULLING DIENSTVERLENING VAN ALGEMEEN VORMENDE EN RECREATIEVE AARD
Voor de invulling van de dienstverlening van algemeen vormende en recreatieve aard is er ruimtelijk gezien behoefte aan volgende infrastructuur. Ontmoetingsruimte De ontmoetingsruimte van het lokaal dienstencentrum wordt gerelateerd aan de polyvalente ruimte van het woonzorgcentrum. Vergaderruimte voor (klanten-)verenigingen Er wordt binnen het lokaal dienstencentrum voorzien in één vergaderruimte voor (klanten-) verenigingen. Bijkomend is er in het woonzorgcentrum voorzien in een vergaderruimte / ontvangstlokaal (in de onmiddellijke nabijheid van de bureaus) en zal de polyvalente ruimte opsplitsbaar zijn in kleinere ruimten. ! Vergaderruimte moet beantwoorden aan de mogelijkheid om ze te gebruiken als computerlokaal ! Specifieke ruimten -
Er wordt niet voorzien in een aparte biljartzaal. In de cafetaria zal wel ruimte zijn voor het plaatsen van een biljart. Als hobbyruimte wordt voorzien in een zeer toegankelijk lokaal (met de nodige aandacht voor faciliteiten zoals een spoelbak, opbergkasten, …). Tegelijkertijd moet deze ruimte de mogelijkheid bieden om nog niet afgewerkte werkstukjes te laten staan.
© rapport projectbegeleiding
69
Computerlokaal Er wordt niet voorzien in een apart computerlokaal. Zoals reeds weergegeven worden de vergaderzalen zodanig geconcipieerd dat het mogelijk is ze om te vormen tot computerlokaal. De PC’s zullen worden bewaard in het ‘centrale’ server/kopieerlokaal. C.
INVULLING DIENSTENAANBOD (TENMINSTE 5 VAN DE 9)
Het programma voor de invulling van tenminste 5 van de 9 dienstverleningsvormen vereisen niet allen infrastructurele ruimte in het lokaal dienstencentrum. Enkel diegenen die ruimte vereisen, worden hierna weergegeven. Warme maaltijden Het OCMW organiseert de bedeling van maaltijden aan huis. Na voltooiing van het nieuwe woonzorgcentrum zal ook voorzien zijn in een sociaal restaurant (zoals eerder beschreven). Klusjesdienst Het OCMW van Sint-Katelijne-Waver heeft in het verleden een klusjesdienst aangeboden aan haar inwoners. Deze dienst werd afgeschaft na invoering van het PWA. Er is nochtans een zeer stringente vraag naar hulp bij / voor klusjes. Om die reden wordt deze dienst terug nieuw leven ingeroepen. De klusjes, die zorg-, woon- of zelfredzaamheidgebonden zijn, worden in de voorziene ruimte voor / door de technische dienst (in het woonzorgcentrum) uitgevoerd. ADL – hygiënische zorgen Bij de bespreking van de collectieve ruimten voor het woonzorgcentrum is reeds gewag gemaakt van het voorzien in een badkamer met bad. Deze badruimte kan gebruikt worden door de thuiszorgdiensten.
© rapport projectbegeleiding
70
7. WENSENPROGRAMMA SERVICEFLATS 7.1.
ALGEMEEN
Voorafgaand aan de bespreking van de serviceflats wordt meegeven dat de functie die een serviceflat vervuld, de beschikbaarheid en de toegankelijkheid bepalen in welke mate een serviceflatbewoner er (in tijd) kan blijven wonen en wanneer een eventuele verhuis naar het woonzorgcentrum zich aandringt. De bouw van de serviceflats is geen prioriteit voor het bestuur / voor de stuurgroep. Om die reden wordt een indicatie gegeven van de wensen met betrekking tot de serviceflats. Een detaillering van de serviceflats, van het serviceflatgebouw zal in een latere fase gebeuren.
7.2. A. -
-
-
B. -
-
-
ALGEMENE UITGANGSPUNTEN ARCHITECTONISCH EN TYPOLOGIE:
Er worden een 30 tal serviceflats voorzien. De serviceflats zullen geen differentiatie kennen naar typologie. Ondanks het gegeven dat de ervaring heeft geleerd dat er vooral vraag is naar tweeslaapkamerflats, wordt er geopteerd voor enkel éénslaapkamermodellen. Eén van de gekende redenen waarom er meer vraag is naar flats met twee slaapkamers, is onder meer het willen hebben van een hobbykamer, de mogelijkheid om familie / kinderen te laten slapen. De stuurgroep wil hieraan voldoen door de flats ruimtelijk zodanig te concipiëren dat er extra ruimte mogelijk is, bvb. een (voldoende ruime) berging, het voorzien in een doorloopkeuken. De serviceflats zullen gekoppeld aan het woonzorgcentrum worden ingeplant. Een afzonderlijke toegang is een noodzaak en dient bekeken te worden in functie van de plannen. Voor de nieuwe serviceflats zal naar oppervlakte toe gestreefd worden naar eenzelfde grootte als de bestaande bejaardenflats, + 60 m² netto (de huidige flats hebben een netto-oppervlakte van 54m² -> 6m² kan worden gespendeerd aan bvb. berging – zie voorgaande). Indien mogelijk moet er gestreefd worden naar een link met de bestaande bejaardenflats; doch deze constructie mag het nieuwe woonzorgcentrum niet hypothekeren. De nieuwe serviceflats zullen, eerder dan de bestaande bejaardenflats, de plaats zijn voor meer zorgvragende bewoners.
ZORG- EN DIENSTVERLENING De stuurgroep is van mening dat het serviceflatproject een eigen zorgvoorziening dient te zijn waarin de rol van de thuiszorg maximaal is en de zorg vanuit het woonzorgcentrum beperkt moet blijven tot noodoproepen. Om de druk op het personeel te beperken (onder controle te houden) wordt het aanbod vanuit het woonzorgcentrum beperkt tot het beantwoorden van noodoproepen tijdens de nacht. De zorgfunctie vraagt dus dat personen die in de serviceflats wonen zich ofwel kunnen voorzien van additionele mantelzorg voor de dysfuncties waarmee ze te maken hebben of wel voor deze functies kunnen terugvallen op de thuiszorg. De keuze is gemaakt om, bij realisatie van serviceflats, de verbinding met het woonzorgcentrum zo ‘close’ mogelijk te maken. De kwaliteit van verbinding (= te maximaliseren) tussen de serviceflats en het woonzorgcentrum versterkt ‘de wissel op de toekomst’ om te voorzien in / te voldoen aan de criteria van assistentiewoningen.
© rapport projectbegeleiding
71
C.
DOELGROEP
De doelgroep die beoogd wordt voor de serviceflats zal voornamelijk bestaan uit: Personen die zelfstandig kunnen wonen en in principe enkel een fysieke zorgnood zullen ontwikkelen (geen indicatie naar dementiële ziektebeelden) Alleenstaanden, koppels of personen die samen wensen te wonen. De doelgroep kan ook bestaan uit personen zoals bvb. een ouder met een gehandicapt kind. In Sint-Katelijne-Waver zelf is een voorziening voor gehandicapten met annex een woonzorgcentrum, vzw Borgerstein, waardoor wordt verwacht dat de vraag vanuit deze doelgroep eerder beperkt zal zijn.
7.3.
DETAILLERING SERVICEFLATGEBOUW / BUITENAANLEG
De collectieve ruimten die te voorzien zijn voor het serviceflatgebouw zullen vooral worden ontwikkeld binnen het lokaal dienstencentrum. Er zal geen polyvalente ruimte worden ingepast binnen het serviceflatgebouw, deze zal gemeenschappelijk worden gecreëerd voor zowel het woonzorgcentrum, het lokaal dienstencentrum als het serviceflatgebouw. In het serviceflatgebouw zal wel worden voorzien in een zithoek(je). Er dient in het ontwerp niet te worden voorzien in de integratie van een conciërgefunctie voor het serviceflatgebouw, op voorwaarde dat het ontwerp, waarbij de voorkeur uitgaat naar één toegang voor de verschillende voorzieningen, zodanig is dat er flexibel kan worden ingespeeld op de wetgeving ter zake (aparte ingang voor het serviceflatgebouw). Verder is reeds bepaald dat in de individuele serviceflats moet worden voorzien in een berging voor schoonmaakmateriaal (bewoners staan zelf in voor het onderhoud). Indien de serviceflats nieuw worden gebouwd, gaat de voorkeur uit naar een individueel terras aan de serviceflats. Wanneer wordt geopteerd voor verbouwing (bestaande gebouw woonzorgcentrum) dient de kostprijs van het voorzien van terrassen te worden bekeken. Voor (en rond) het serviceflatgebouw is er gekozen om een nis te integreren waar tilmateriaal een plaats krijgt, een fietsenstalling moet worden voorzien (absolute vereiste) en parkeerplaatsen (max. 50 % van het aantal serviceflatbewoners), voorbehouden voor de bewoners en eventueel de huisarts of thuisverzorger. Garages of opbergboxen worden niet weerhouden als te voorzien voor de serviceflats. Een petanquebaan en dierenweide is reeds voorzien op de campus van het OCMW Sint-KatelijneWaver.
© rapport projectbegeleiding
72
8. KRISTALLOGRAM Het kristallogram is een grafische voorstelling én ruimtelijke vertaling van het wensenprogramma.
© rapport projectbegeleiding
73