Conceptontwikkeling
Discussiepaper ASRE Onderzoeksseminar november 2008
prof. ir. J. Post
Discussienota ten behoeve van het ASRE Onderzoeksseminar van 27 november 2008 over het thema ‘Conceptontwikkeling’.
ASRE Research Center I Amsterdam School of Real Estate I Postbus 140 I 1000 AC Amsterdam T 020 – 668 1129 I F 020 – 668 0361 I
[email protected]
ASRE seminar 27 november 2008 Conceptontwikkeling Jouke Post Faculteit Bouwkunde Technische Universiteit Eindhoven e-mail:
[email protected]
0 Proloog Jaarlijks geef ik voor de masterstudenten het college integraal ontwerpen. Het college begint met een aantal studies en oefeningen om studenten het begrip concept bij te brengen. In dit geval gaat het er om studenten te leren dat een goed gebouw altijd gebaseerd is op een helder ontwerp concept en dat dit concept in alle fases vastgehouden wordt. Hiervoor heb ik een methode van analyse en synthese ontwikkelt die verrassend goed werkt. Ik zal het hier kort uiteen zetten. Na een min of meer theoretische inleiding krijgen de studenten een fotorapportage van een gebouw te zien. Ik vertel er niet te veel over maar thuis op studyweb, krijgen ze toegang tot alle tekeningen van het gebouw. Weliswaar niet de ontwerptekeningen maar wel alle werktekeningen tot en met de installaties en de uitvoeringsdetails. Zij dienen dan bij het volgende college zes A-viertjes in te leveren, waarmee ze het gebouw op het niveau van het concept analyseren. Elke Avier heeft een eigen onderwerp: te weten; stedenbouw, gebouw, draagstructuur, gevel, installatie en afbouw. Ze krijgen de instructie kleine schetsjes te maken maar geen foto’s of kopieën van de tekeningen. Het doel is dat zij erachter komen wat het oorspronkelijke concept is van het gebouw. Wat heeft de architect beoogd en zijn vervolgens de andere disciplines meegegaan met zijn concept? Of zijn er andere concepten doorheen geslopen of is er misschien helemaal geen sprake van een concept? De student leert op deze wijze het gebouw te analyseren op de genoemde zes onderdelen. Op het daarop volgende college worden een aantal studenten uitgenodigd hun analyse te presenteren en daar een toelichting op te geven. Ik heb de architect van dat gebouw dan uitgenodigd om aanwezig te zijn en mee te luisteren. Daarna krijgt de architect de gelegenheid om het concept achter zijn gebouw aan de studenten uit te leggen. Deze werkwijze leidt dikwijls tot interessante verrassingen. Soms komt er een ander concept uit dan de architect had bedacht, maar soms klopt het en af en toe constateer je dat het allemaal beter had gekund. Deze werkwijze wordt op verschillende schaalniveaus herhaald. Daarna ga ik over naar het spiegelbeeld van deze aanpak. De studenten krijgen dan een uitdagende opgave, meestal een niet te groot programma van eisen maar op extreme locaties. Dat kan hoog in de bergen zijn of aan het strand. In ieder geval een uitdagende locatie waar traditionele oplossingen niet voldoen. Aan de studenten wordt
1
gevraagd niet een plan in te dienen; maar op dezelfde zes A-viertjes het concept voor dit gebouw in te leveren, te ontwerpen. Dus conform dezelfde zes items: stedenbouw, gebouw, draagstructuur, gevel, installatie en afbouw wordt een voorstel gemaakt. Deze werkwijze leidt tot twee inzichten. Enerzijds dat er na een gelijk programma van eisen verschillende concepten bedacht kunnen worden en dan ook vergelijkbaar zijn. Anderzijds moet het tot het inzicht leiden dat een concept verder gaat dan alleen een architectonisch concept. Dan pas ga ik naar het vervolg van het college; het integraal ontwerpen, waarbij zoveel mogelijk aspecten van een goed en verantwoord gebouw aan de orde worden gesteld. Omdat het studenten architectuur en bouwtechnisch ontwerpen zijn, beperkt deze aanpak zich tot de schaal van het gebouw. De schaal van het gebied is nauwelijks aan de orde, hooguit in het A-viertje stedenbouw. Ook financiën, of thema’s als milieu spelen in het begin niet echt een rol. Het gaat hier echt om het begrip concept boven tafel te krijgen en ermee te leren werken. 1 Conceptontwikkeling, wat zou dat zijn? Conceptontwikkeling is een heel ruime term. Er worden veel cursussen voor gegeven. Er bestaan cursussen conceptontwikkeling voor merken en er zijn ook trainingen conceptontwikkeling. Daar leer je “out of the box te denken” en het helpt je zoals de website meldt: “jouw creativiteit in te zetten bij het ontwikkelen van concepten voor de marketing en communicatie van merken”. De cursussen leggen aan de hand van praktische voorbeelden de onderliggende theorie uit om zo uiteindelijk “op die magische kant van het out of the box denken te komen”. Het kan ook veel pragmatischer. Er zijn adviseurs op het gebied van conceptontwikkeling, zo zijn er adviesbureaus voor conceptontwikkeling voor retail locaties. Daar moet het concept passen binnen de bestaande retail structuur; “Een aansprekend concept is in onze optiek gebaseerd op het samenspel van functionele en ruimtelijke ingrediënten. Dat betekent dat verder wordt gekeken dan alleen winkelen op zich. In onze aanpak worden ook elementen van wonen, werken en maatschappelijke voorzieningen betrokken. Het gaat om een totaalinvulling en het creëren van aantrekkelijke omgeving met uitstraling”.
2 Van stoel tot stad In studie functionalisme 1927-1961 onder redactie van Max Risselada wordt het concept van de moderne architectuur in Nederland beschouwd. Deze prachtige studie gaat in op de conceptuele verandering in de architectuur. In het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw begint men zich af te zetten tegen architectuur omwille van de vorm. De weg naar wat men noemt nieuwe zakelijkheid is dan geopend. Het leidt tot oprichting van een internationaal platform waar grote architecten zoals Scharoun, Bakema en Van Eijk zich verenigden en discussieerden. Eerder al had Le Corbusier had zich duidelijk voor deze
2
nieuwe lijn uitgesproken: “vorm en esthetiek zijn ondergeschikt aan functies” in de architectuur. Uiteindelijk heeft dit geleid tot wat wij de moderne architectuur of nieuwe zakelijkheid noemen. Zo zijn de Van Nellefabriek, Zonnestraal en de Openluchtschool bekend als schoolvoorbeelden van deze moderne architectuur in Nederland en bijna prototypisch voor deze periode. Architectonisch en ruimtelijk was een nieuw concept ontstaan waaraan deze voorbeelden voldeden, maar wat was het concept dan? Men heeft het over de indeling van functionele ruimten en vlakken met een directe spanningsverhouding. Van Loghem formuleert het als volgt: “de nieuwe zakelijkheid is hoofdzakelijk gericht door het collectieve denken, en wordt beheerst door eenheid in denken. Door die eenheid alleen kan op den duur een werkelijk belangrijke kunst tot ontplooiing komen. Die eenheid van denken komt hoofdzakelijk voort uit een natuur, het verband aller kunsten – en ook tot eenheid met de wetenschap – welk verband, wat de kunsten onderling betreft, door het individualisme is verloren geraakt, en wat de wetenschap en de kunst betreft, nog slechts tot een zeer aanvankelijk verband is gekomen. Doordat wetenschap en techniek reeds een internationale gedachtensfeer hebben gevormd, zullen deze uitingen van de geest ook een onmiskenbare leidraad kunnen bevatten voor de ontwikkeling van het internationaal kunstbegrip.” En hij gebruikt ter illustratie hiervan het werk van Le Corbusier en licht het begrip ruimte en tijd toe, een nieuwe dimensie in de architectuur. Deze conceptuele architectuurvernieuwing heeft een grote vlucht gekregen. Tijdens de tweede wereldoorlog ging het debat door en werd vervolgens de basis gelegd voor de gebouwde omgeving zoals wij die nu kennen. Het heeft zelfs aan de basis van de wijkgedachte gelegen. Met name de architecten Van Tijen en Bakema hebben het concept van de wijkgedachte gebruikt en doorontwikkeld om hiermee een soort democratische stedenbouw mogelijk te maken. De grote uitbreidingen ten zuiden en oosten van Rotterdam zijn hier de weerslag van. Het heeft uiteindelijk geleid tot het toentertijd wereldberoemde en vernieuwende concept van de lijnbaan als nieuw winkelcentrum voor Rotterdam. De doorsnede van deze bebouwing is typerend voor deze gedachte: Aan de randen hoge gebouwen en naar binnen toe steeds lagere gebouwen tot je uiteindelijk op het winkel- en straatniveau terecht komt. Alle gebouwen en ruimten staan daarmee in een harmonische verhouding tot elkaar. Bakema heeft dit geïllustreerd met een tekeningetje waarbij waar de ouders aan de buitenzijde lopen en de hand van hun kinderen die in het midden lopen vasthouden. Dit is weer vastgelegd in het door hem geschreven boekje “Van stoel tot stad”. Waarbij hij schertsenderwijs aantoont dat het mogelijk is de kleine harmonisch in de grote schaal over te laten gaan.
3
3 Onderzoek naar model voor conceptontwikkeling Halman, Van Wiggen c.s. werken aan de Universiteit Twente aan een model voor conceptontwikkeling. Van Wiggen heeft dit uitgewerkt in schema’s en procesmodellen. Het model bestaat uit een zestal fasen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Ideevorming Conceptontwikkeling Productplanning Gedetailleerd ontwikkelen Testen en evalueren Marktintroductie
Het speelt zich af binnen een drietal aandachtsgebieden, product, markt en technologie. En natuurlijk zijn er ook go en no go momenten in opgenomen. Zij geven hiermee ook aan dat er nog voor de conceptontwikkeling uit, ideevorming plaatsvindt. En ideevorming bevat volgens Van Wiggen de volgende drie activiteiten: herkennen van kansen, genereren van ideeën en evalueren van ideeën. Herkennen van kansen is inderdaad de basis van dit alles. De ideeën komen dan wel. Het model voor conceptontwikkeling geeft een weg aan met het uitgangspunt dat conceptontwikkeling alleen slaagkans heeft als dit geborgd is binnen de organisatie. Naast ideevorming hoort er planning bij, testen, financiering en marktintroductie. Het is ook een proces wat beheerst moet worden en een proces waar risico’s aan zitten, dus het is goed om af en toe een moment te hebben ter bezinning. Aan de zijlijn zijn integrale aspecten zoals strategie, organisatie, financiering, relatie met de consument, externe ontwikkelingen en de kwaliteit van groot belang. Al deze zaken zijn essentieel voor een zogeheten succesvolle conceptontwikkeling. Een dergelijk model is zeker niet gebruikt in de jaren twintig zoals in het hoofdstuk hiervoor beschreven. Maar Rotterdam is na de tweede wereldoorlog wel zo herbouwd. Men had een gezamenlijke en duidelijke visie, een concept, op basis waarvan een nieuwe stad is gebouwd. Dat is nog steeds herkenbaar.
4 Themaconcepten Het milieu als thema en leidraad voor nieuwe conceptontwikkelingen heeft een groeiende belangstelling. Waar vroeger voldaan moest worden aan een duurzaamheidslijstje van de gemeente, is het nu mogelijk het plan te profileren vanuit een zo volledig mogelijke duurzaamheidsontwikkeling. De marketing rond Green Office bijvoorbeeld is daar in deze periode een mooi voorbeeld van. Ook de gemeente Venlo heeft dit onderkend en gebruikt het milieuthema om het concept van de Floriade 2012 vorm te geven.
4
Maar voordat dat zover was, is er een proces van bewuste ontwikkeling, communicatie en motivatie aan vooraf gegaan. Het initiatief is begonnen bij de Kamer van Koophandel van Venlo, daar heeft men kennis genomen van de Cradle to Cradle visie van de chemicus Michel Braungart en de architect McDonough. Zij hebben hun visie helder neergeschreven in een boek (in de Nederlandse vertaling Afval is Voedsel geheten) en krijgen daarmee veel publiciteit. Het komt er op neer dat zij uitgaan van groei. Een belangrijk uitgangspunt is dat er energie voldoende voorradig is en dat alle activiteiten die wij op de aardbol plegen een positief effect op onze voorraden hebben. Deze gedachte is vernieuwend en voor velen aansprekend. Op deze manier zijn er in Venlo al enkele interessante kringlopen ontwikkeld. Een goed voorbeeld is de samenwerking tussen een papierfabriek en afvalverwerkingsbedrijf. Dit heeft geleid tot een kringloop van sanitair papier, afvalverwerking en recycling. Voor ons aanleiding om op de TU een symposium te organiseren waarbij de wetenschappers vanuit verschillende faculteiten gesprek aangingen met koplopers uit de praktijk op dit onderwerp. Om terug te komen op het onderwerp conceptontwikkeling is het concept van klavertje 4 in Venlo boeiend. Venlo is een belangrijke vestigingsplaats voor de logistieke sector. Venlo wil zich breder profileren en heeft de Floriade 2012 naar aanleiding van de gemeente gehaald. Dat was weer aanleiding zich te profileren als de belangrijkste C2C gemeente van Nederland. Het gevolg is dat zij in principe willen dat al hun gebiedsontwikkelingen Cradle to Cradle zijn. Omdat de vestiging van logistieke bedrijven enorme oppervlakte vereist zal niet alleen op het gebouwniveau maar ook op de stedenbouwkundige schaal het C2C concept moeten worden ontwikkeld. Het Rotterdamse bureau Urban Affairs heeft voor het gebied klavertje vier een interessant voorstel ontworpen. Het betreft een gebiedsontwikkeling van vele hectaren, waar logistiek, kassen en kantoren zodanig gepositioneerd en verbonden worden dat ondernemingen onderling optimaal gebruik van elkaar maken. In ieder klaver lob is een geplande verhouding kantoor, logistiek en kassen aanwezig. De vier lobben zijn elkaar gekoppeld als een klavertje vier. In dit klavertje vier is een onderlinge afhankelijkheid gecreëerd tussen vier componenten; business, infrastructuur, water en energie. Uitgaande van een lage temperatuur verwarmingssysteem, gekoppeld aan ondergrondse warmteopslag en de glastuinbouw wordt de energie verkregen uit de afval van de andere bedrijven. Op deze manier is ook de waterzuivering vorm gegeven. De ontwikkeling van klavertje vier bevindt zich nu nog in het ontwerpstadium. Het concept is duidelijk, de wil is aanwezig, de middelen zijn in principe bekend, maar toch zal het niet meevallen om dit zo te realiseren. Omdat het C2C concept de leidraad is moet er straks gesorteerd worden op de bedrijven die zich willen vestigen. In het algemeen houdt gemeente tegen een dergelijk dwingend vestigingsbeleid over te nemen. Daarom is het leerzaam om te constateren dat Venlo dit in plaats van als een probleem als een kans communiceert. Venlo wil zich op deze manier positief onderscheiden ten opzichte van de andere gemeenten.
5
De problematiek die het vasthouden van een sterk uitgesproken concept met zich meebrengt hebben we op een kleiner schaalniveau ervaren met het project XX in de periode 1996-1998. Het project XX is een, nieuw gebouwd, kantoor in Delft waarvan het uitgangspunt is dat het gebouw aan het einde van zijn levensduur geen verontreinigde bouwstoffen zal achterlaten. Zowel tijdens het ontwerpproces, de bouwfase en de gebruiksfase zijn er telkens weer belangrijke go no go momenten geweest. Het bleek erg moeilijk het concept vanaf het initiatief tot en met de in gebruikname vast te houden. Met name tijdens de bouw voorbereidingsfase is er een spannend moment geweest waarop het weinig had gescheeld of het concept was volledig verdwenen. Doordat het concept op het projectleidersniveau niet begrepen of niet geaccepteerd werd, moest dit op directieniveau worden gecorrigeerd. De ontwikkeling van het project XX heeft onomwonden aangetoond dat uiterst principiële conceptontwikkelingen zeer veel problemen in de uitwerking met zich mee kunnen brengen.
5 Epiloog Conceptontwikkeling wordt door velen misbruikt en slechts door weinigen gebruikt. Maar hoe sterker een concept is, des te beter zal het gebouw of de omgeving functioneren. Verschillende bedrijven zijn groot geworden met het ontwikkelen van nieuwe concepten voor het gebruik van gebouwen. Het vasthouden aan een concept is een ingewikkeld proces, het vraagt visie, daadkracht en een zeer heldere lijn binnen de organisatie. Essentieel is dat de top van het bedrijf zich het concept volledig eigen maakt. Op deze manier is de collegevoorzitter van het Martiniziekenhuis er in geslaagd de uitbreiding vanuit een heel nieuwe visie te realiseren. En evenzo is de directievoorzitter van Wereldhave N.V. de sleutel geweest om het project XX te realiseren. En zo zal het college van B en W in Venlo heel wat rechte ruggen nodig hebben. Wij hebben wij in het kader van industrieel flexibel en demontabel (IFD) bouwen een boekje geschreven onder de titel “Rekbaar Vastgoed”. Dit boekje laat zien wat de mogelijkheden zijn als een gebouw op het IFD concept wordt ontworpen. We hebben dit boekje geschreven naar de besturen en directievoorzitters toe. Zij zijn het die de koers bepalen en zij zijn het waar het management op terug kan vallen op het moment dat de boze buitenwereld probeert het concept te verminken. Ambitieloze concepten zijn heel eenvoudig, zoals bijvoorbeeld het maken van een haalbaar plan, dat snapt iedereen. Maar zodra de ambitie hoger is, wat eigenlijk verscholen zit in het woord conceptontwikkeling, dan dienen de problemen zich direct na de initiatieffase aan. Dan is een goede besluitvormingsstructuur, die het mogelijk maakt het concept vast te houden, van essentieel belang.
6
Referenties Risselada, M. Van Wiggen, Halman Lichtenberg, J.J.N. ongebonden McDonough, W. en Braungart, M.
(1997) (2006) (2002)
(2002)
Internetbronnen
7
Functionalisme 1927-1961 ISBN 90-5269-245-9 Universiteit Twente Ontwikkelen van project bouwproducten, ISBN 90-9011559-6 Cradle to Cradle North Point Press