000250516Zaaknummer OLOGHH04 Onderwerp Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren
Raadsvoorstel Inleiding Diverse ontwikkelingen noodzaken tot het actualiseren van de bestaande wettelijk verplichte Telecommunicatieverordening. Deze verordening is de laatste keer in 2004 vastgesteld. We willen deze verordening laten opgaan in een nieuwe Verordening ondergrondse infrastructuren (AVOI). Een AVOI heeft ook betrekking op andere kabels en leidingen, die onderdeel zijn van een netwerk.
Feitelijke informatie Met de AVOI wordt beoogd om beheerders van netwerken op een efficiënte en uniforme wijze medewerking te (laten) verlenen bij de instandhouding of aanpassing van netwerken. Daarnaast wordt beoogd om de netbeheerders op ongeveer gelijke wijze, als geregeld in de Telecommunicatiewet voor telecommunicatiebedrijven, zelf de kosten voor het verleggen van kabels en leidingen te laten dragen, in die gevallen waarin de gemeente om verlegging verzoekt.
Afweging Het is gewenst tot een uniforme regeling te komen met betrekking tot kabels en leidingen met een publieke of openbare functie in de ondergrondse openbare ruimte. Daarbij valt te denken aan: kabels en leidingen voor elektra, gas, water, stadsverwarming, openbare elektronische communicatienetwerken (kabeltelevisie, telecommunicatie), riolering, openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, koude/warmte-regeling en vergelijkbare voorzieningen. Onder te stellen voorwaarden worden kabels en leidingen met een publieke of openbare functie in de ondergrondse openbare ruimte gedoogd. Vanwege het intensieve gebruik van de ondergrondse ruimte en de daaraan verbonden veiligheidsrisico’s wordt als interne gedragslijn gehanteerd dat geen toestemming wordt verleend voor het leggen van private kabels c.q. leidingen (anders dan kabels en leidingen met een publieke of openbare functie) van/door particulieren en bedrijven in/onder de openbare weg. Dit geldt niet voor in het verleden reeds verleende toestemmingen. Als uitzondering op deze gedragslijn kan in individuele gevallen wel privaatrechtelijke toestemming worden verleend conform de vastgestelde procedure, maar dienen in dat geval de risico’s op gebied van veiligheid, milieu, beheer en aansprakelijkheid te worden meegewogen. Indien die afweging leidt tot goedkeuring, zal per goedgekeurde aanvraag een aparte overeenkomst worden opgesteld waarin de voorwaarden en termijnen worden opgenomen. De AVOI beoogt vooral in procedureel opzicht tot uniformiteit te komen, enerzijds vanuit de belangen die de gemeente moet behartigen, maar daarmee ook in het belang van de betrokken bedrijven, zodat zij tevoren weten waar ze aan toe zijn met aanvragen en meldingen en weten, dat de belangen van hun netwerken ook door de gemeente beschermd worden. Daarnaast bevat de verordening bindende regels over vergoedingen bij verleggingen, met uitzondering van verleggingen door netwerkaanbieders, in de gevallen dat er nog sprake is van van oudsher geldende individuele afspraken. Uit archiefonderzoek is slechts van enkele van oudsher geldende afspraken gebleken.
1
000250516Zaaknummer OLOGHH04 Onderwerp Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren
Inzet van Middelen Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel.
Risico's Er zijn geen risico's verbonden aan dit voorstel.
Procedure vervolgstappen De verordening treedt in werking nadat deze op de voorgeschreven manier is bekend gemaakt.
Voorgenomen besluit Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen.
Het college van Heusden, de secretaris, mr. J.T.A.J. van der Ven
de burgemeester, drs. H.P.T.M. Willems
2
000250516Zaaknummer OLOGHH04 Onderwerp Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren
De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 10 mei 2011; gezien het voorstel van het college van 29 maart 2011, gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 1, van de Belemmeringenwet Privaatrecht en artikel 5.4, vierde lid, van de Telecommunicatiewet; gelet op de beraadslaging;
besluit: -
de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Heusden (AVOI
gemeente Heusden) vast te stellen, onder gelijktijdige intrekking van de nu geldende Telecommunicatieverordening gemeente Heusden; -
kennis te nemen van de bijlagen bij de verordening, zijnde de toelichting en de van toepassing te verklaren formulieren en voorschriften.
Aldus vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering d.d. 10 mei 2011. De Raad van Heusden
de griffier,
de voorzitter,
mw. drs. E.J.M. de Graaf
drs. H.P.T.M. Willems
3
Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (AVOI gemeente Heusden) De raad van de gemeente Heusden; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 februari 2011 en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 1, van de Belemmeringenwet Privaatrecht en artikel 5.4, vierde lid, van de Telecommunicatiewet;
Besluit: vast te stellen de: Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen ten dienste van net(werk)en in of op openbare gronden (Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Heusden)
Hoofdstuk Een: Inleidende bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a college college van burgemeester en wethouders; b net of netwerk: samenstel van ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en) voor het transport van nutsvoorzieningen (vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, energie) of signalen van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in de Telecommunicatiewet, hierna ‘Tw’); c kabels en leidingen: kabels en/of leidingen als onderdeel van een net(werk); d (huis)aansluiting: het gedeelte van de kabel of leiding in of op openbare gronden dat een netwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt ten behoeve van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met d, van de Wet waardering onroerende zaken, of met een ander netwerk; e netbeheerder: rechtspersoon die is aangewezen als beheerder van een net of netwerk; f. opdrachtgever: degene die opdracht geeft tot het uitvoeren van werkzaamheden; g. grondroerder: degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht; h. gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 1, van de Belemmeringenwet Privaatrecht of in artikel 5.2, 1e lid Tw; i. openbare gronden: openbare wegen en wateren conform artikel 1.1, onder aa Tw; j. werkzaamheden: handmatige en mechanische (graaf)werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen; k. werkzaamheden van minder ingrijpende aard: werkzaamheden die qua aard of omvang dusdanig beperkt zijn dat, ter beoordeling door de gemeente, een afwijkend, lichter, meldregime toegepast kan worden; l. instemmingsbesluit: besluit van het college op een melding van voorgenomen werkzaamheden met aanvraag voor een besluit tot instemming; m. verordening: AVOI gemeente Heusden; n. coördinator: de medewerker van de gemeente, die gemandateerd of gemachtigd is door het college, inzake werkzaamheden of bevoegdheden krachtens deze verordening.
1/6
o. niet-openbare kabels diensten en leidingen:
kabels en leidingen die niet gebruikt worden om openbare diensten aan te bieden; p. marktconforme kosten: kosten zoals deze onder normale omstandigheden in een markteconomie op de desbetreffende markt worden gemaakt; q. Handboek: door de gemeente vastgestelde regels en voorwaarden betreffende de voorbereiding en uitvoering van ontwerp, aanleg, exploitatie, onderhoud en verwijdering van kabels en leidingen.
Artikel 2 Toepasselijkheid Deze verordening is van toepassing op het aanleggen, in standhouden en opruimen van kabels en leidingen in of op openbare gronden, voor zover de gemeente deze gronden beheert, in bezit heeft dan wel daarover coördinatieverplichtingen heeft conform de Belemmeringenwet Privaatrecht en de Telecommunicatiewet.
Artikel 3 Nadere regels Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.
Hoofdstuk Twee: Melding en instemmingsbesluit Artikel 4 Instemmingsvereiste 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een voorafgaand door het college verleend instemmingsbesluit omtrent plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van werkzaamheden, medegebruik van voorzieningen en de afstemming van voorgenomen werkzaamheden met overige netbeheerders, kabels en/of leidingen in of op openbare gronden aan te leggen, in stand te houden of op te ruimen. 2. Voor werkzaamheden van minder ingrijpende aard, en voor minder ingrijpende reparatieof onderhoudswerkzaamheden, is geen instemming, als bedoeld in het eerste lid, noodzakelijk. (huisaansluitingen tot een lengte van 25 meter)
Artikel 5 Melding en aanvraag 1. Een grondroerder meldt voorgenomen werkzaamheden bij de gemeente, en dient een aanvraag in voor een instemmingsbesluit bij het college dan wel de coördinator. 2. Indien de voorgenomen werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de aanvraag, het college schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg met de andere gedoogplichtige(n). 3. Voorgenomen minder ingrijpende werkzaamheden, als bedoeld in artikel 4 lid 2, dienen drie werkdagen voor de uitvoering schriftelijk bij de gemeente te worden gemeld. Op grond van belangen als genoemd in artikel 8 lid 1 kan het college bepalen dat de realisatie op een later tijdstip dient plaats te vinden. 4. Spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening via het net(werk), waarvan uitstel niet mogelijk is, dienen voorafgaand te worden gemeld, en dienen uiterlijk binnen 48 uren na de uitvoering gemotiveerd te worden middels het voorgeschreven formulier. 5. Als voorgenomen werkzaamheden worden verricht in nader door het college aan te wijzen gebieden, wordt uiterlijk acht weken voor aanvang melding gedaan en is de uitzondering voor minder ingrijpende of spoedeisende werkzaamheden niet van toepassing.
2/6
Artikel 6 Voorwaarden 1. Voor een melding of aanvraag als bedoeld in artikel 5 eerste lid AVOI dient gebruik te worden gemaakt van daartoe door het college vastgestelde formulieren. 2. Bij de melding verstrekt de grondroerder in elk geval de volgende gegevens: a. uittreksel inschrijving in handelsregister bij 1e melding of wijziging van rechtspersoon; b. een machtiging indien het een aanvraag betreft voor of namens een opdrachtgever; c. NAW-gegevens van de eigenaar, beheerder en exploitant van de kabels en/of leidingen, alsmede van de grondroerder (dan wel diens te machtigen uitvoerder) waarvan de contactpersoon de Nederlandse taal machtig moet zijn; d. een opgave van aantal, soort en beoogd gebruik van de kabels en/of leidingen; e. een opgave van belanghebbenden en instanties die vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen aanvang, beëindiging en aard van de werkzaamheden; f. een uitvoeringsplan met daarin opgenomen: - het gewenste tracé met (digitale) tekeningen van de te verbinden locaties; - de resultaten van het haalbaarheidsonderzoek inzake de beschikbare ruimte; - situering van objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst; - een omschrijving van eventuele opbrekingen van de verhardingen; - maatregelen voor de bereikbaarheid van de aanwezige kabels en leidingen; - maatregelen voor bereikbaarheid van percelen en opstallen in de nabijheid; - het voorgenomen tijdstip van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden; 3. Indien de voorgenomen werkzaamheden betrekking hebben op kabels van elektronische communicatienetwerken dienen tevens te worden verstrekt binnen het uitvoeringsplan: - opgave van aantal kabels dat direct/niet direct in gebruik wordt genomen; - de doorsnede van de kabel(goot) en lengte en breedte van de kabelsleuf. 4. Bij de melding van voorgenomen minder ingrijpende of spoedeisende werkzaamheden, als bedoeld in artikel 5, dient te worden verstrekt: a. naam, adres en ondertekening van de grondroerder, naam en adres van de (onder)aannemer(s), alsmede de naam en telefoonnummer van de uitvoerder, waarvan de contactpersoon de Nederlandse taal machtig moet zijn; b. de dagtekening van de melding; c. de lengte van de sleuf die wordt opengebroken; d. het oppervlak van het lasgat dat wordt opengebroken. 5. Het college kan nadere regels stellen inzake de te verstrekken gegevens alsmede over de wijze waarop die dienen te worden verstrekt. Uitgangspunt is dat gegevens die digitaal voorhanden zijn of dienen te zijn ook in digitale vorm worden verstrekt.
Artikel 7 Termijnen en looptijd 1. Het college beslist binnen uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding. Betreft het een melding waarbij meerdere gedoogplichtigen zijn betrokken dan beslist het college binnen acht weken na ontvangst van de melding èn van alle bijbehorende instemmingen van deze gedoogplichtigen. 2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan eenmaal met ten hoogste acht weken worden verlengd. Dit wordt schriftelijk en gemotiveerd aan de aanvrager medegedeeld, met vermelding van de termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien. 3. Het college houdt de beslissing aan, indien er in verband met de voorgenomen werkzaamheden een vergunning is vereist als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 4. Het instemmingsbesluit heeft een maximale geldigheid van 6 maanden. De werkzaamheden moeten zijn voltooid binnen 6 maanden na aanvang, tenzij in het instemmingsbesluit anders is bepaald. 5. Indien binnen 3 jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de netbeheerder werkzaamheden moet uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan het herstel. De kosten hiervan zijn voor rekening van de netbeheerder.
3/6
Artikel 8 Voorschriften, beperkingen en verplichtingen 1. Het college kan aan werkzaamheden voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van: a. de openbare orde; b. de veiligheid, waaronder de verkeersveiligheid en goede verkeersdoorstroming; c. het voorkomen of beperken van schade/overlast; d. de bruikbaarheid en bereikbaarheid van de openbare gronden of gebouwen; e. het veilig en doelmatig gebruik van de openbare gronden; f. het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare gronden; g. de bescherming en het uiterlijk aanzien van de omgeving; h. de bescherming van groenvoorzieningen (in de zin van beplanting en gazons); i. de ondergrondse ordening. 2. Ter bescherming van de belangen als genoemd in het eerste lid kan het college aan het instemmingsbesluit voorschriften of beperkingen verbinden over het medegebruik van voorzieningen. Een grondroerder is verplicht om zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, door andere netbeheerders of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten en –geleidingen, die door derden of de gemeente tegen marktconforme prijzen ter beschikking worden gesteld. Indien de grondroerder een redelijk aanbod wordt gedaan, is deze verplicht ervan gebruik te maken. 3. Ter bescherming van de belangen als genoemd in het eerste lid kan het college aan het instemmingsbesluit het voorschrift verbinden van zekerheidsstelling voor de nakoming van de voorschriften en beperkingen. 4. Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels, dient de grondroerder een alternatief tracé te kiezen, of (in geval van elektronische communicatienetwerken) aan andere netbeheerders een verzoek tot medegebruik van kabels en/of leidingen te doen. 5. De grondroerder dient omwonenden (inclusief bedrijven en instellingen) minimaal drie werkdagen voor de start schriftelijk te informeren over aanvang, duur, aard en plaats van de voorgenomen werkzaamheden. 6. De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en leidingen en medegebruik van voorzieningen geschiedt conform het in de gemeente van toepassing zijnde Handboek als bedoeld in artikel 1.q van deze verordening, te weten de “Algemene voorwaarden voor de aanleg van kabels en leidingen ”. In dat kader is het college bevoegd voorschriften te stellen op het gebied van markering, afzetting en het toepassen van proefsleuven. Bij tegenstrijdigheden van de bepalingen van de AVOI en het Handboek hebben de bepalingen van de AVOI voorrang. 7. De grondroerder vergoedt aan de gemeente de schade voortvloeiend uit de werkzaamheden, zijnde de marktconforme kosten van de voorzieningen en van extra onderhoud. Voor de hoogte van de schadevergoeding aan bestrating wordt uitgegaan van de methodiek conform a. de Leidraad voor gemeenten en nutsbedrijven inzake (her)straatwerkzaamheden (versie 2000); b. de VNG-Richtlijn Tarieven (graaf)werkzaamheden Telecom (2004): vergoedingen voor herstel, onderhoud en beheer volgens principe: “Vergunninghouder verricht straatwerk en gemeente voert onderhoud na 1e jaar uit en c. de VNG-tarieven voor degeneratievergoeding. Het vaststellen van de schadevergoeding aan bermen en groenvoorziening wordt per geval bepaald. 8. De gemeente beslist omtrent het herstraten. In geval van herstrating door de grondroerder, dient het onderhoud gedurende het eerste jaar door deze te geschieden, waarna, middels een opleveringsopname, de gemeente het onderhoud overneemt. Aan herstel van bijzondere bestrating kan het college nadere voorwaarden stellen. 9. Bij oplevering is de grondroerder verplicht gegevens omtrent de ligging van zijn kabels en/of leidingen te verstrekken en een overzicht te geven van de nog niet in gebruik zijnde kabels en/of leidingen. De grondroerder is verplicht zo spoedig mogelijk na constatering van de aanwezigheid van kabels en/of leidingen, waarvan niet bekend is van wie ze zijn, een kopiemelding van de mededeling aan het kadaster, aan de gemeente te verstrekken. 10.De grondroerder is leges verschuldigd conform de Legesverordening van de gemeente.
4/6
Artikel 9 Verleggingen 1. Op verleggingen van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk op verzoek van de gemeente zijn de wettelijke regels van de Telecommunicatiewet van toepassing. 2. Op verleggingen van kabels en/of leidingen die ten dienste staan van een netwerk ten behoeve van nutsvoorzieningen in of op openbare gronden gelden de volgende bepalingen, tenzij en voor zover daarover andersluidende afspraken zijn overeengekomen tussen partijen: a. De netbeheerder is verplicht op verzoek van de gemeente over te gaan tot het nemen van maatregelen voor kabels en leidingen ten dienste van zijn netwerk, waaronder het verplaatsen, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken door of vanwege de gemeente; b. In die gevallen waarin nadeelcompensatie wordt verleend geschiedt dat alleen op basis van een gespecificeerd kostenoverzicht; c. Het college en de netbeheerder zullen bij verwijdering, verlegging of aanpassing van leidingen en/of kabels elkaars schade zo veel mogelijk beperken; d. Na een verzoek tot het nemen van maatregelen gaat de netbeheerder zo snel mogelijk over tot de uitvoering, doch niet later dan twaalf weken na de datum van ontvangst van het verzoek.
Hoofdstuk Drie: Overige bepalingen Artikel 10 Eigendom 1. Indien de eigendom, exploitatie of beheer van een net(werk), kabel of leiding wordt overgedragen aan een andere netbeheerder, gaan de rechten en plichten over op de nieuwe netbeheerder. 2. De netbeheerder stelt het college onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer verandert en draagt zorg voor overige vereiste kennisgevingen hieromtrent.
Artikel 11 Niet-openbare kabels en leidingen 1. Bij voorgenomen werkzaamheden met niet-openbare kabels en leidingen in of op openbare gronden is het bepaalde in deze verordening van overeenkomstige toepassing. 2. Bij verzoeken voor het verleggen van niet-openbare kabels en leidingen op verzoek van de gemeente, worden deze op kosten van de eigenaar van de kabels en leidingen, uitgevoerd.
Artikel 12 Geldigheidsduur gedoogplicht kabels en leidingen 1. De netbeheerder stelt het college onverwijld en schriftelijk in kennis van het feit dat een kabel of leiding niet langer ten dienste staat van een netwerk in, of op, openbare gronden. 2. De netbeheerder levert op verzoek een overzicht van alle (niet) in gebruik zijnde kabels en/of leidingen. De bewijslast van ingebruikname ligt bij de netbeheerder.
Artikel 13 Overleg 1. De gemeente organiseert periodiek, minimaal eens per jaar, een overleg, waarvoor in elk geval de bij de gemeente bekende netbeheerders c.q. grondroerders worden uitgenodigd. 2. In dit overleg worden de plannen van de gemeente en de voorgenomen werkzaamheden van de netbeheerders en grondroerders besproken. Dit mede ter beoordeling of en hoe er
5/6
gebruik gemaakt kan worden van bestaande voorzieningen of van gezamenlijk en gelijktijdig uit te voeren werkzaamheden door de netbeheerders.
Hoofdstuk Vier: Handhavings- en toezichtbepalingen Artikel 14 Toezicht en handhaving 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren. 2. Indien de gemeente vaststelt dat de verplichtingen van deze verordening niet zijn nagekomen, kan de gemeente besluiten handhavend op te treden. 3. Bij grove nalatigheid of recidive kan de gemeente strafrechtelijke handhaving in gang zetten. 4. Indien de werkzaamheden niet op de overeengekomen data worden gestart of uitgevoerd, vervalt de verleende instemming, tenzij er tijdig een gegronde reden wordt medegedeeld, dit met in acht name van de maximale geldigheidsduur van het instemmingsbesluit en ter beoordeling van het college. 5. De gemeente is bevoegd de werkzaamheden stil te leggen, indien er wordt gewerkt: a. zonder voorafgaande melding, als bedoeld in artikel 5 van deze verordening; b. in strijd met het in het instemmingsbesluit opgenomen tijdstip van aanvang of voltooiing, de wijze van uitvoering of andere van toepassing verklaarde voorschriften.
Hoofdstuk Vijf: Overgangs- en slotbepalingen Artikel 15 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van Telecommunicatieverordening gemeente Heusden (laatstelijk vastgesteld 6 april 2004). Deze verordening geeft tevens invulling aan de wettelijke plicht tot de Telecommunicatieverordening door middel van integratie in deze verordening.
Artikel 16 Overgangsbepalingen en hardheidsclausule De aanwezigheid van kabels en/of leidingen in of op openbare gronden, voor zover deze zijn aangelegd met toepassing van de Telecommunicatieverordening en/of op basis van andere gelegaliseerde afspraken, wordt met ingang van deze verordening eveneens beheerst door de regels daarvan. De gemeente heeft de bevoegdheid op grond van afweging van de te behartigen belangen en met in acht name van de redelijkheid en billijkheid in incidentele en te motiveren gevallen af te wijken van de bepalingen van deze AVOI ten gunste van de belanghebbenden.
Artikel 17 Benaming Deze verordening wordt aangehaald als: "AVOI gemeente Heusden". Aldus vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering d.d. 10 mei 2011. De Raad van Heusden De griffier,
de voorzitter,
6/6
Leidraad Inrichting Openbare Ruimte Gemeente Heusden
November 2010
Inhoudsopgave 1
De LIOR ............................................................................................................................................ 4 1.1 Inleiding ................................................................................................................................... 4 1.2 Doel Leidraad........................................................................................................................... 4 1.2.1 Basisinrichtingsniveau ..................................................................................................... 4 1.2.2 Verbetering planproces ................................................................................................... 4 1.3 Methodiek ............................................................................................................................... 5 1.4 Leeswijzer ................................................................................................................................ 5 1.5 Gebruik .................................................................................................................................... 5 1.6 Afbakening............................................................................................................................... 6 2 Uitgangspunten en ambitie ............................................................................................................. 7 2.1 Wettelijk kader en beleidsstukken .......................................................................................... 7 2.2 Kwaliteit ................................................................................................................................... 7 2.2.1 Inrichtingsniveau ............................................................................................................. 7 2.2.2 Beheer en onderhoud ..................................................................................................... 7 2.3 Duurzaamheid ......................................................................................................................... 8 2.3.1 Duurzaam Inkopen .......................................................................................................... 8 2.3.2 Duurzaamheidsbeleid ...................................................................................................... 8 2.3.3 Wensen duurzaamheid ................................................................................................... 9 2.3.4 Aandachtspunten ............................................................................................................ 9 2.4 Planproces ............................................................................................................................... 9 2.5 Inbedding in organisatie ........................................................................................................ 10 3 LIOR en het planproces ................................................................................................................. 10 3.1 Algemeen............................................................................................................................... 10 3.2 Het proces ............................................................................................................................. 11 3.2.1 Projectfasen ................................................................................................................... 11 3.3 Procesbeschrijving ................................................................................................................. 12 3.3.1 De initiatief fase............................................................................................................. 12 3.3.2 De definitiefase.............................................................................................................. 13 3.3.3 De ontwerpfase ............................................................................................................. 14 3.3.4 Voorbereidingsfase........................................................................................................ 15 3.3.5 Realisatie of uitvoeringsfase.......................................................................................... 19 3.3.6 Nazorgfase ..................................................................................................................... 21 3.3.7 Beheerfase ..................................................................................................................... 21 3.4 Revisiegegevens en beheersystemen.................................................................................... 21 4 Specificatiebladen ......................................................................................................................... 22 4.1 Stedenbouwkundig, inrichtings- en uitvoeringsniveau ......................................................... 22 4.1.1 Stedenbouwkundig niveau ............................................................................................ 22 4.1.2 Inrichtingsniveau ........................................................................................................... 22 4.1.3 Uitvoeringsniveau.......................................................................................................... 22 4.2 Opbouw Specificatiebladen................................................................................................... 23 2 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
5 Standaard documenten ................................................................................................................. 24 6 Wet- en regelgeving, beleidsdocumenten .................................................................................... 24 6.1 Wettelijke bepalingen ........................................................................................................... 24 6.2 Beleidsuitgangspunten .......................................................................................................... 24 6.3 Overige uitgangspunten, normen en richtlijnen ................................................................... 25
Bijlage 1 : Kwaliteitsplan t.b.v. planproces ........................................................................................ 27 Bijlage 2 : Checklist planproces ......................................................................................................... 28 Bijlage 3: Revisie riolering ................................................................................................................. 29 Bijlage 4 : Proces Wion ...................................................................................................................... 30 Bijlage 5: Beleidsveld verkeer en straatmeubilair ............................................................................. 31 Bijlage 6 : Specificatiebladen ............................................................................................................. 32
3 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
1 De LIOR 1.1 Inleiding Voor u ligt de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR) van de gemeente Heusden. Dit document biedt een kader voor een duurzaam ontwerp van de openbare ruimte en realisatie van de uitvoering van het ontwerp. Hierin staan beschreven de spelregels, kaders, eisen, richtlijnen en aanbevelingen voor zowel inrichting, realisatie als beheer van de openbare ruimte. De LIOR vormt de basis voor de gewenste ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte binnen de gemeente Heusden, waarbij tevens rekening is gehouden met het beheeraspect en de (toekomstige) beheerkosten.
1.2 Doel Leidraad Er zijn vele factoren die invloed hebben op de kwaliteit van de openbare ruimte. Naast de stedenbouwkundige en technische aspecten, spelen ook economische situatie en sociale invloeden een rol. De LIOR waarborgt niet alle aspecten, maar richt zich in het bijzonder op ontwerp, aanleg en beheer.
Het doel van het LIOR is: Handvatten te bieden voor het ontwerpproces van de boven- en ondergrondse openbare ruimte om te komen tot een functioneel, duurzaam en financieel beheerbaar ingerichte openbare ruimte binnen de door de gemeente kwaliteit.
1.2.1 Basisinrichtingsniveau Het inrichtingsniveau waarna wordt gestreefd noemen we het “basisinrichtingsniveau” van de gemeente Heusden. In de toekomst is het aan te bevelen dit inrichtingsniveau kritisch te bekijken en de inrichtings- en onderhoudsniveau’s te laten vast stellen door de gemeenteraad.
1.2.2 Verbetering planproces Naast de basis als leidraad voor de inrichting en beheer van de openbare ruimte wordt door de LIOR de efficiëntie binnen de organisatie verhoogd. Dit wordt bereikt door een duidelijke beschrijving van de verschillende stadia binnen een planproces. Door het verzamelen van alle richtlijnen in één document, wordt zowel inhoudelijk als procedureel duidelijkheid verschaft om te komen tot het doel van de LIOR (zie kader). Op deze manier wordt het proces beter, hanteerbaar en beheersbaar en kan zo nodig worden ingegrepen. Daarnaast wordt dubbelwerk voorkomen, aangezien alle uitgangspunten helder en duidelijk zijn opgenomen binnen één document.
4 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Het LIOR verduidelijkt en vereenvoudigd het planvormingsproces en zorgt voor een effectievere samenwerking op verschillende niveaus.
Kortom . . . De LIOR zorgt voor kwaliteitsborging in de Openbare Ruimte door; “Standaardisering” inrichting OR voor de diverse projectfasen, waaronder het zoveelmogelijk toepassen van eenduidige technische oplossingen, profielen en een eenduidige keuze van materialen; Overzicht proces en projectfases; Essentiële momenten in de diverse projectfasen worden benadrukt, waardoor nut, noodzaak en financi benadrukken, “check-points”.
1.3 Methodiek De CROW heeft een handreiking geschreven over het opzetten van een LIOR. De voorgestelde structuur en de eisenformulering uit deze handreiking, vormen de basis waarmee de LIOR tot een pragmatisch instrument is verworden.
1.4 Leeswijzer De LIOR start met de beschrijving in hoofdstuk 1 hoe een LIOR gebruik gaat worden. Vervolgens worden de uitgangspunten voor het opstellen van de LIOR beschreven in hoofdstuk 2. De rol van het wettelijk kader en de beleidsplannen in de LIOR en motivatie en ambities komen in dit hoofdstuk aan de orde. Het derde hoofdstuk legt uit hoe de LIOR is opgebouwd.
1.5 Gebruik De LIOR: Is een kader voor bestuurders, ontwikkelaars en anderen die plannen ontwikkelen voor de openbare ruimte; Is een principieel uitgangspunt en sturingskader voor ontwerpers, uitvoerders en beheerders; Biedt bouwstenen en richtlijnen voor bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen, herinrichting, reconstructies of groot onderhoud; Geeft de projectfasen met bijbehorende processen weer om ervoor te zorgen te dragen, dat de LIOR van het eerste initiatief ook wordt gewaarborgd in de planprocessen. Afwijking van de in de leidraad aangegeven uitgangspunten is alleen mogelijk op basis van een goede motivatie. In dat geval zullen aangepaste beheerafspraken deel uitmaken van de ontwerp- en inrichtingsvoorstellen. Met de LIOR wordt dus geen blauwdruk neergelegd voor elke locatie of ontwikkelopgave. Er blijft ruimte voor ontwerpcreativiteit en inrichtingsvrijheid. Zo wordt voor de inrichting van de openbare ruimte van specifieke en bijzondere gebieden altijd gezocht naar de juiste oplossingen en 5 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
toepassingen. Deze oplossingen en toepassingen dienen wel binnen de gegevens en randvoorwaarden van een dergelijk gebied te vallen.
1.6 Afbakening De LIOR beschrijft in eerste instantie de richtlijnen, processen en geeft handreikingen om te komen tot “basisinrichtingsniveau” van de openbare ruimte van gemeente Heusden. Alleen vastgesteld gemeentelijk beleid en bestaande (wettelijke) richtlijnen dienen, samen met huidige normeringen en werkafspraken, als uitgangspunten voor de LIOR. Geadviseerd wordt de LIOR door het college en de gemeenteraad als “beleid” te laten vast stellen. Hierbij dient te worden vermeld, dat het inrichtingsniveau dat op dit moment wordt nagestreefd het “basisinrichtingsniveau” van de gemeente Heusden betreft. In de toekomst is het aan te bevelen dit inrichtingsniveau kritisch te bekijken en de inrichtings- en onderhoudsniveau’s te laten vast stellen door de gemeenteraad.
6 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
2 Uitgangspunten en ambitie 2.1 Wettelijk kader en beleidsstukken Voor het opstellen van de LIOR zijn de relevante beleidsterreinen en beleidsstukken onderzocht. Deze vastgestelde documenten leveren de beleidsuitgangspunten, algemene doelen, ambitie en motivatie, die relevant zijn voor de inrichting. Ze worden nagestreefd binnen de gemeente Heusden. Als een richtlijn of uitgangspunt al in een beleidsdocument of wettelijk kader (wettekst of beleidsstuk), is deze niet in de LIOR opgenomen. Uitzondering hierop vormen de eisen waar in de praktijk tot op heden onvoldoende rekening mee wordt gehouden. Deze eisen zijn wel in de LIOR opgenomen. In de LIOR wordt wel naar de beleidsstukken verwezen.
2.2 Kwaliteit Binnen de gemeente Heusden is geen specifiek beleid vastgesteld over welke kwaliteit de openbare ruimte moet hebben. Er wordt gestreefd naar een functioneel, duurzaam en financieel beheerbaar ingerichte openbare ruimte. Hierbij kan onderscheidt worden gemaakt in inrichtingsniveau en onderhoudsniveau: Inrichtingsniveau: o.a. ruimtelijke invulling, hoeveelheid groen, keuze materialen voor de diverse plannen; Onderhoudsniveau: in welke mate is de openbare ruimte “schoon, heel en veilig”.
2.2.1 Inrichtingsniveau In het algemeen kan worden gesteld dat binnen de gemeente Heusden voor het inrichtingsniveau voor woonwijken, bedrijventerreinen, parken etc wordt gestreefd naar een inrichtingsniveau, dat aansluit bij de wensen van de gebruiker. Dit betreft een functioneel ingerichte openbare ruimte zonder “extra’s”, die voldoet aan de wettelijke grondslagen en verplichtingen. Voor centrumgebieden wordt dit basisniveau vaak niet gehanteerd. Vanuit de functie van deze gebieden en onder andere “uitstraling/presentatie van de gemeente” wordt hier vaak afgeweken van het “basisniveau” en ligt het inrichtingsniveau hoger.
2.2.2 Beheer en onderhoud Het CROW heeft een handboek opgericht voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte. Hierin worden diverse kwaliteitsniveaus aangegeven, die als “algemeen gehanteerd en geaccepteerd” kunnen worden beschouwd. Het onderhoud binnen de gemeente Heusden wordt door de eigen dienst gedaan. Het niveau van dit onderhoud.
7 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
2.3 Duurzaamheid Duurzaamheid is binnen de gemeente Heusden in ontwikkeling. Op de diverse gebieden wordt hier binnen de gemeente bekeken op welke wijze, zaken efficiënter, energiezuiniger of op een andere meer duurzame manier kunnen worden ingevuld. In de toekomst is het een wens vanuit team OOR om het aspect duurzaamheid als één van de belangrijkste uitgangspunten voor de inrichting, het gebruik en het beheer van de openbare ruimte te gaan hanteren, want:
De combinatie van duurzaamheid, functionaliteit, beeldkwaliteit, de onderhoudbaarheid, bepalen mede de keuze voor materialen en dus het milieu.
Er kunnen bewuste keuzes voor onderhoudsvriendelijke inrichtingen en materialen worden gemaakt, die het maakt het beheer effectiever en eenvoudiger kunnen maken. Al deze aspecten worden afgewogen tegen de kosten. Zo is duurzaamheid een drager voor beeldkwaliteit, onderhoud en financiën.
2.3.1 Duurzaam Inkopen Het Rijk en alle andere overheden in Nederland hebben besloten om de markt voor duurzame producten de komende jaren flink te stimuleren, door het goede voorbeeld te geven en zelf duurzame producten te kopen. Hiervoor zijn ambitieuze doelen vastgesteld. Gemeenten streven naar 75 procent in 2010 en 100 procent in 2015 van inkopen waarbij het aspect duurzaamheid is meegenomen en afgewogen. In het in 2010 vastgestelde inkoopbeleid zijn de volgende doelstellingen geformuleerd met betrekking tot duurzaam inkopen: Bij marktverkenningen of -consultaties inventariseer je wat de markt te bieden heeft op het gebied van duurzaamheid en welke kosten daaraan verbonden zijn; Opnemen van duurzaamheidcriteria in de offerteaanvraag en contract. Formuleren van eisen ten behoeve van voor werkzaamheden uit te nodigen aannemers. Gunningsvoordeel voor leveranciers. Selecteer leveranciers, aannemers of dienstverleners die voldoen aan bepaalde duurzaamheidcriteria (CO2-footprint); Controleer of de leverancier, aannemer of dienstverlener de gemaakte duurzaamheidafspraken ook daadwerkelijk nakomen.
2.3.2 Duurzaamheidsbeleid Voor de gehele organisatie moeten de uitgangspunten op welke wijze duurzaamheid onderdeel uitmaakt van het planproces nog worden opgenomen en vastgesteld in een beleidsnotitie. Wanneer dit beleid wordt vastgesteld door de gemeenteraad, dan wordt het organisatiebreed toegepast. Zo ver is de gemeente Heusden op dit moment nog niet. Team OOR kan voor wat betreft de inrichting 8 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
van de openbare ruimte hierin, voor zove de kennis aanwezig is, een adviserende rol in spelen. Daarnaast zijn specifieke duurzaamheidscriteria zijn te vinden op: AgentschapNL (Senternovum);
2.3.3 Wensen duurzaamheid Natuurlijk wel worden gestreefd naar een duurzamere inrichtingsplannen voor de openbare ruimte en een duurzamere wijze van uitvoeren (andere partijen moeten hier wel in meegaan. Vooraf zijn duurzame energie opties, zoals bijvoorbeeld Koude Warmte Opslag (KWO) niet te benoemen. Geadviseerd wordt om per project een energievisie op te stellen waarin verschillende varianten worden bekeken en omgevingsfactoren voor energievoorziening worden meegenomen. Voordat deze visie opgesteld kan worden dient wel een eerste stedebouwkundige invulling bekend te zijn. Denk bij deze stedebouwkundige invulling ook meteen aan de verkaveling, bijv. noord-zuid in verband met daglichttoetreding, mogelijkheid voor PV-cellen, etc. Ook kan de inrichting van de woonwijk zo zijn dat leidingwerken minimaal zijn, ten behoeve van de mogelijkheden van collectieve energie opties als KWO.
2.3.4 Aandachtspunten Voor de openbare ruimte zijn als gevolg van een duurzame inrichting of bebouwing de volgende aandachtspunten te noemen: Ruimteclaim voor collectieve opties, zoals units voor KWO of anderszins; Dakconstructies zo voorbereiden dat groene daken mogelijk zijn; Afkoppeling regenwater om riool te ontlasten; Levensloopbestendig bouwen, voor wonen over opeenvolgende levensfasen; Toegankelijkheid voor mindervaliden; Stimuleren fietsgebruik; Groenbeheer afstemmen op verhogen biodiversiteit. Om deze duurzaamheidsaspecten in het planproces op te nemen, is een interdisciplinaire aanpak nodig, waarbij vakspecialisten samen sparren over de (on)mogelijkheden. Het begrip “duurzaamheid’ en de wijze waarop dit wordt meegenomen in de plannen dient nader te worden bekeken en uitgewerkt.
2.4 Planproces Een project is voor team Ontwerpbureau Openbare Ruimte geslaagd, wanneer de beoogde kwaliteit als opgenomen in het handboek LIOR ook daadwerkelijk buiten wordt bereikt. Het planproces is hiervoor essentieel. Al in de initiatieffase dient het LIOR daarom te worden meegenomen en verder gedurende de overige projectfasen te worden getoetst en gewaarborgd. Een beschrijving van de diverse projectfasen, inclusief controle en toetsmomenten maakt om die reden dan ook onderdeel uit van dit LIOR.
9 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
2.5 Inbedding in organisatie Aangezien de Leidraad Inrichtingseisen Openbare Ruimte vanaf het eerste initiatief bij de planvorming betrokken dient te worden, is het noodzakelijk om het bestaan en doel van de Leidraad Inrichtingseisen Openbare Ruimte organisatiebreed kenbaar te maken. Om dit te bereiken zal de volgende procedure worden doorlopen: De concept LIOR binnen team OOR te bespreken en vast te stellen; De concept LIOR aan te passen; De concept LIOR te presenteren aan projectleiders van team OLOG en team OOP en aanvullingen en wijzigingen mee te nemen in de definitieve versie van dit document; De concept LIOR aan te passen tot definitieve leidraad; De LIOR te presenteren aan de teammanagers van alle teams binnen de gemeente Heusden; De LIOR te presenteren aan het college en vast te laten stellen; De LIOR door de raad vast te laten stellen.
3 LIOR en het planproces 3.1 Algemeen De LIOR beschrijft het projectproces en geeft handreikingen en richtlijnen om te komen tot een leefbaar, duurzaam en functioneel inrichtingsniveau van de openbare ruimte. Het projectproces is hierbij onder te verdelen in de volgende fasen, Initiatieffase, Definitiefase, Ontwerpfase, voorbereidingsfase, Realisatiefase, Nazorgfase en Beheerfase. Deze fasen zijn essentieel voor het waarborgen van de gewenste kwaliteit in de openbare ruimte. Een proces voor de realisatie van een nieuwe woonwijk of herinrichting/reconstructie van een bestaande woonwijk kan worden onderverdeeld in de volgende abstractieniveaus: Procedure ontwerpproces Stedenbouwkundig niveau (Initiatieffase, Definitiefase, Ontwerpfase) Inrichtingsniveau (ontwerpfase en voorbereidingsfase) Uitvoeringsniveau (Ontwerpfase, voorbereidingsfase, Realisatiefase, Nazorgfase en Beheerfase). De LIOR beperkt in hoofdzaak zich tot de gebieden van de woonwijken, inclusief de woonstraten 30 km/uur en de gebiedsontsluitingswegen. Om binnen de woonwijken en gebiedsontsluitingswegen alle objecten uit de openbare ruimte in de LIOR op te kunnen nemen, zijn de eisen van de verschillende vakgebieden uitgewerkt in specificatiebladen. Proces Alvorens deze projectonderdelen te beschrijven is het van belang het proces te beschrijven op welke wijze deze tot stand komen en welke toetsmomenten hierbij van belang zijn. 10 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
3.2 Het proces Voor het bereiken van het doel waarvoor het LIOR is opgesteld, te weten een functioneel, duurzaam en financieel beheerbaar openbare ruimte van specifieke kwaliteit, is een goed doorlopen proces van initiatieffase tot en met de uitvoerings-, nazorg en beheerfase noodzakelijk. Het ene moment is de gemeente Heusden zelf initiatiefnemer van een project. De volgende keer kan dit een projectontwikkelaar zijn. Ongeachte wie de initiatiefnemer is, is een goed planproces van essentieel belang voor het uiteindelijke resultaat in de openbare ruimte.
3.2.1 Projectfasen Een project doorloopt in het algemeen de volgende fases:
Initiatief
Definitie
Ontwerp
Voorbereiding
Realisatie
Nazorg
Beheer
Initiatieven voor (her)inrichting van de openbare ruimte kunnen dus afkomstig zijn van meerdere partijen. Team OOR is verantwoordelijk voor de besteding van het beheerbudget en voor de instandhouding van de kwaliteit van de openbare ruimte. Vanuit die verantwoordelijkheid wordt verwacht dat inrichtingsplannen worden getoetst. Criteria bij die toetsing zijn vooral gericht op het technisch en financieel (onder)houdbaar zijn van de openbare ruimte. Andere relevante criteria waaraan een plan binnen de gemeente wordt getoetst zijn bijvoorbeeld welstandscriteria, beeldkwaliteit en stedenbouwkundige uitgangspunten. Van desbetreffende beleidsverantwoordelijken in de gemeentelijke organisatie wordt verwacht dat zij niet alleen achteraf de plannen toetsen, maar ook aan de initiatiefnemer duidelijkheid kunnen verschaffen over de voorwaarden waaraan een plan moet voldoen. Om een project goed te kunnen sturen is in bijlage 2 een checklist opgenomen ter toetsing van het planproces.
Het LIOR van “meet af aan” waarborgen in planproces, ook voor externen.
11 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
3.3 Procesbeschrijving 3.3.1 De initiatief fase De initiatief fase heeft ten doel om, gelet op het beleid en de mogelijkheden, in beeld te brengen of het zinvol en wenselijk is, om in een bepaald gebied over te gaan tot plan ontwikkeling. Uiteindelijk volgt hieruit een Intentie Overeen Komst (IOK). De verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van het document ligt bij de afdeling OLOG. De IOK bevat in ieder geval: Aanleiding en doel van het plan; Gebiedsbeschrijving; Projectbeschrijving. Perceels-, gebruiksgrenzen en hoogteligging moeten voor aanvang van doorverkoop worden gecontroleerd, in geval van afwijkingen moet door de ontwikkelende partij naar een oplossing worden gezocht voordat kan worden overgegaan tot (door)verkoop. Indien er sprake is van Inrichting van de openbare ruimte dient er een kwaliteitsplan conform sjabloon (bijlage 5) te worden opgesteld door de initiatiefnemer. Het kwaliteitsplan verplicht de ontwikkelaar zichzelf een bepaalde kwaliteit te realiseren. Daarnaast wordt inzicht verschaft in de wijze waarop wordt getoetst en gecommuniceerd. Het kwaliteitsplan dient te worden opgesteld volgens publicatie 117 van het CROW: “Modelkwaliteitsplan voor de GWW” Hierin stelt de ontwikkelaar zichzelf verantwoordelijk voor de beheersing van kwaliteit en proces, zoals beschreven in dit hoofdstuk. 3.3.1.1 Inhoud kwaliteitsplan Naast het kwaliteitsplan volgens publicatie 117 van het CROW wordt een aanvulling verwacht conform sjabloon in bijlage 5 (NAVRAAG BIJ OLOG). Daarin worden eisen gesteld aan vooronderzoek, ontwerp producten en revisie. Deel 1 van het kwaliteitsplan bestaat uit het procesmatige deel en de planning. Deze onderdelen dienen door de gemeente te worden geaccordeerd alvorens kan worden verder gegaan met deel 2. Daarnaast staan gewichtige producten en controlemomenten specifiek met CP (=Check-point) vermeldt in het toetsingstraject. Toch dienen allen producten per fase uit het kwaliteitsplan te zijn ingeleverd en geaccordeerd alvorens kan worden verdergegaan met de volgende fase. N.B. Naast de controlemomenten (checkpoints) als afgebeeld in het SPvE onder de sub titels toetsingstraject dienen ook de CP voor bijwoonmomenten te worden opgenomen in de planning. Afwijken van een richtlijn of norm, kan enkel na overleg met de gemeente. Hierbij dient dan een gedegen onderbouwing te worden geleverd, ten tijde van toetsing van het product. 3.3.1.2 Producten, vergunningen en risico’s initiatieffase De volgende producten zijn in deze fase noodzakelijk: Matenplan 1: Inmeten eigendom en gebruiksgrenzen. Kwaliteitsplan (proces + planning) In deze fase worden geen aanvullende eisen gesteld aan vergunningen. Tevens worden in deze fase geen aanvullende risicoanalyses aangeleverd.
12 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
3.3.1.3 Processchema initiatieffase Start project
Matenplan inmeten eigendoms- en gebruiksgrenzen Tekenen intentieovereenkomst Vastleggen Planbegrenzing
checkpoint s
Definitiefase
Opstellen concept PVE
Opstellen kwaliteitsplan
3.3.2 De definitiefase In de definitie fase toetst de gemeente de ruimtelijke en financiële haalbaarheid van en project. Dit doen zij door middel van een ruimtelijke toets. Een financiële analyse wordt gemaakt en getoetst aan de GREX uitgangspunten (GREX = grondexploitatie). 3.3.2.1 Processchema definitiefase
Start definitiefase Grondexploitatie Vooronderzoeken
Matenplan 2, bouwblokbegrenzing
Checkpoint
Ontwerp fase
Opstellen Integraal PVE
13 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
3.3.2.2 Producten, vergunningen risico’s definitiefase Milieukundig bodemonderzoek; Faseringsplan; Standaard Archeologische Inventarisatie (SAI); Bodemonderzoek (conform Bouwstoffenbesluit); Grondwateronderzoek conform pakket A (t.b.v. lozing bronneringswater); Groeiplaats onderzoek; Geo-technisch onderzoek; Matenplan 2: Bouwblokgrenzen; Inventarisatie waardevolle bomen; Uitvoeren van een geohydrologisch onderzoek. Vergunningen In deze fase worden geen aanvullende eisen gesteld aan vergunningen. Risicoanalyses: Flora en Fauna scan 3.3.3 De ontwerpfase In de ontwerpfase wordt een definitieve woningdifferentiatie vastgesteld. Daarnaast worden diverse vooronderzoeken om mogelijke knelpunten in kaart te brengen. De verkaveling wordt door middel van een voorlopig ontwerp vastgelegd. En de dimensionering van het basis rioleringsplan gaat van start. Start ontwerpfase
Vaststellen woningdifferentiatie
Verkavelingsplan DO
Checkpoint CP Woning ontwerp
Basis Rioleringsplan Checkpoint CP Checkpoint CP Woonomgevingsplan Verkavelingsplan VO1
Checkpoint CP
Voorbereidingsfase
Verkavelingsplan VO2
Checkpoint CP
14 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
3.3.3.1 Producten, vergunningen, risico’s ontwerpfase In deze fase dienen de volgende producten ter toetsing worden aangeboden aan de gemeente: Basis rioleringsplan; Verkavelingsplan VO – DO; Woonomgevingsplan: ontwerp speelvoorzieningen, bebordingsplan, beplantingsplan, verlichtingsplan. Vergunningen: In deze fase dienen de volgende vergunningen aangevraagd te worden: Milieuvergunning; Eisen waterwingebied Risicoanalyses: geen 3.3.4 Voorbereidingsfase In de voorbereidingsfase vindt de gedetailleerde uitwerking van een plan ontwikkeling plaats. Fasering wordt vastgelegd en de bouwrijp en woonrijp bestekken worden ingediend. 3.3.4.1 Het RAW bestek en bestekstekeningen In navolging op het ontwerp wordt een bestek opgesteld. Een bestek is een beschrijving van het uit te voeren werk samen met de voor het werk geldende voorwaarden. Dit bestek wordt in principe opgesteld volgens de RAW systematiek. Bij het bestek dienen bestekstekeningen bijgevoegd te zijn. Deze tekeningen zijn een gedetailleerde uitwerking van de ontwerptekeningen en dienen digitaal (het bronbestand en als PDF) en analoog in 3-voud te worden aangeleverd. Het bestek met de bijbehorende bestekstekeningen wordt door OOR getoetst aan het goedgekeurde ontwerp. De vindt voor nieuwbouwprojecten plaats op basis van een “bouwrijp-“ en woonrijpfase. 3.3.4.2 Bouwrijp maken Onder bouwrijp maken wordt verstaan “het terrein/perceel zodanig te bewerken dat het mogelijk wordt woning(en) te bouwen”. Sloop van huidige opstallen, afrasteringen, beplantingen, zorg dragen voor voldoende drooglegging, op hoogte brengen van het bouwterrein alsook het toegankelijk maken van het te bouwen object middels een bouwstraat behoren tot het bouwrijp maken. Omdat aanleg van riolering in een later stadium grote gevolgen heeft voor de bereikbaarheid van percelen en ter voorkoming van kapitaalsvernietiging (bouwstraat opbreken) wordt riolering eveneens tijdens het bouwrijp maken aangelegd. Voordeel is dat het te bouwen object direct kan worden aangesloten op het riool en de afwatering van de bouwstraat met behulp van te plaatsen kolken kan plaatsvinden. De aanleg van de nutsvoorzieningen (water, gas, elektra, cai, telefoon) dienen in een zo vroeg mogelijk stadium – tijdens het bouwrijp maken - in het bestemmingsplan aangelegd te worden, waarbij de coördinatie berust bij de initiatiefnemer. Uitgangspunt bij het bouwrijp maken is dat de vigerende Standaard RAW Bepalingen van toepassing zijn. Richtlijnen voor drooglegging: Gebouwen: De drooglegging voor gebouwen is mede afhankelijk van de toepassing van een kruipruimte, in dat geval dient de grondwaterstand minimaal 0,2 m lager dan de bodem van de 15 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
kruipruimte te liggen. Uitgaande van een kruipruimtehoogte van 0,5 m, gemeten ten opzichte van het maaiveld, betekent dit een drooglegging van 0,7 m ten opzichte van het maaiveld. Wegen: Uitgaand van een overschrijdingskans van eens in de vijftien jaar, kan voor de vorst indringing een waarde van 0,7 m beneden de kruin van het wegvak worden aangehouden. Bij deze afweging wordt uitgegaan van een goede doorlatendheid van het zand, waardoor de opstijging minimaal is. De minimale drooglegging bedraagt voor wegen daarom 0,7 m -maaiveld. Groenvoorzieningen: Een drooglegging van ca. 0,5 m dient als minimum te worden aangehouden. Afhankelijk van de soort groenvoorziening kunnen andere ontwateringdieptes worden getolereerd of worden geëist. Speelvoorzieningen: Minimaal 80 cm minus maaiveld bij een maatgevende afvoer van 15 mm / etmaal. De inrichting moet dusdanig zijn dat de afvoer van hemelwater niet wordt belemmerd. Terreinwerkzaamheden: Het op hoogte afwerken van het terrein zoals uit de berekeningen (hydrologisch onderzoek, basisrioleringsplan,) is voortgekomen, waarbij minimaal een laagdikte van 50 cm teelaarde op de percelen aanwezig is op het moment van oplevering. Het verwijderen van begroeiingen, afrasteringen, waterputten en andere ongerechtigheden. Aanwezige (kavel)sloten en putten op te schonen en te dempen met grond of zand. Deze locaties op een revisietekening aangeven met diepte en breedte (profiel). Het slopen van opstallen en eventuele andere voorwaarden uit de verkoopovereenkomsten dienen te worden uitgevoerd. Riolering: Aanleg riolering in het plan inclusief het aansluiten van dit stelsel op het bestaande stelsel. In het plan elk perceel aansluiten op DWA-riolering en de benodigde voorzieningen voor de afvoer van regenwater, zoals het aanleggen van duikers met bijbehorende werkzaamheden. Afwatering: In verband met de toegankelijkheid worden op strategische plaatsen kolken geplaatst in de bouwstraat om het regenwater tijdens de bouw en mogelijk eerste bewoning af te voeren. Zeker omdat woningen gefaseerd opgeleverd worden is het belangrijk om het regenwater af te voeren en daardoor de straten begaanbaar te houden. Indien een duidelijke fasering wordt aangegeven dan dient in de ruwbouwfase minimaal één van de hoofdontsluitingswegen voorzien te zijn van molgoten en straatkolken om een goede bereikbaarheid te waarborgen. Bemaling: Voor de aanleg van de ondergrondse voorzieningen (Zoals riolering) kan het noodzakelijk zijn, afhankelijk van de grondwaterstand, het werkterrein c.q. de bouwput te bemalen. Zowel voor de onttrekking als de lozing van het grondwater dient een vergunning te worden aangevraagd c.q. een melding te worden gedaan bij de bevoegde instanties ( provincie, waterschap, gemeente). Hierbij dient rekening gehouden te worden met een eventuele verplichting tot het retourneren van het onttrokken grondwater. Verharding: De bouwstraten worden uitgevoerd in een elementenverharding of een verharding van asfaltbeton. De keuze van de materialen is afhankelijk van de keuze van de toe te passen verhardingen in de definitieve woonsituatie. De opsluiting van de bouwstraat is vrij: twee streklagen of een opsluitband op zijn kop die eveneens hergebruikt kan worden in de woonrijp fase. Het aanbrengen van een molgoot met kolken kan voorgeschreven worden. Verlichting: De bouwstraten staan open voor het verkeer en de wegbeheerder is aansprakelijk bij calamiteiten. Om de kans op een claim zoveel mogelijk te verkleinen en uiteraard om ongevallen te 16 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
voorkomen, wordt al in dit stadium een gedeelte van de openbare verlichting aangebracht. Het OVplan dient hiertoe te worden opgesteld en daaruit kunnen de te kiezen locaties worden aangegeven ter beperking van de kosten van verplaatsing. Bij woonrijp maken. Gerekend moet worden met het plaatsen van ca. 25 % van het berekende aantal masten in woonrijpfase. Straatnaamborden en verkeersborden: Zodra de straatnamen bekend zijn en de bouwstraten zijn aangelegd dienen borden geplaatst te worden waarop deze zijn vermeld. Op revisietekeningen e.d. kunnen deze worden vermeld. Verkeersborden zijn noodzakelijk als de verkeerssituatie deze noodzakelijk maakt. Te denken aan “ slipgevaar”, “let op, uitrit” en “ let op, onverlichte obstakels”. Uitzetpunten verkaveling: Het verzekeren van de hoekpunten van de verkaveling (ijzeren buisjes met een doorsnede van circa 2,5 cm) is een zaak die de landmeter verricht door middel van betonnen palen 10x10x150 cm (lxbxh). Deze palen voorzien van een nummer dat correspondeert met het bijbehorende nummer op de verkavelingtekening. De uitgezette hoekpunten dienen als uitgangspunt voor het bouwrijp maken, het aanleggen van leidingen, etc. 3.3.4.3 Woonrijp maken Hieronder wordt verstaan “de openbare ruimte op een dusdanige wijze inrichten – in overeenstemming met de uitgangspunten van het plan (bestemmingsplan, beeldkwaliteitplan) – dat het mogelijk wordt te verblijven”. Hieronder wordt onder meer verstaan: de aanleg van de definitieve verhardingen (weg, parkeer, voetpad, fietspad, inrit, brandgangen) en de afwatering van de verhardingen, het groen (bomen, gras en struiken), water (vijvers, grachten, sloten en greppels), speelvoorzieningen, straatmeubilair (huisnummers, straatnaamborden, publicatiebord, palen, verkeersborden e.d.) en verlichting. Als er in het plan gerekend is met invulling door kunst wordt dat in dit stadium aangebracht. Het onderhoud, nazorg en/of inboet behoort eveneens tot het woonrijp maken. De aanleg en invulling van eventueel planoverstijgende werken (bovenwijkse voorzieningen) zoals een geluidsmuur of –wal, ontsluitingswegen met voorzieningen en donaties naar fondsen hebben niet direct betrekking op het perceel en worden daartoe vaak in een andere fase uitgevoerd. In de planopzet en planberekening dient hiermede uiteraard wel rekening gehouden te worden. Uitgangspunt bij het woonrijp maken is dat de vigerende Standaard RAW Bepalingen van toepassing zijn. Op basis van het definitief ontwerp (DO) wordt een afbouwtekening vervaardigd met daarin verwerkt de detailinvulling van de openbare ruimte (geen boom voor inrit, parkeervakken op juiste plaats, etc.) Ook het dwarsprofiel kan nu definitief gemaakt worden. Na overleg met (toekomstige) bewoners die inspraak hebben in de definitieve inrichting van hun straat, wordt het plan definitief en met bijbehorende verslaglegging, voorgelegd aan het college ter vaststelling. Het feitelijke werk bestaat uit het opbreken van de elementenverharding van de bouwstraat en het verwerken van deze elementen op de juiste manier en juiste plaats. Indien een asfalttoplaag aangebracht moet worden in de woonrijpfase, zal deze minimaal uit twee lagen moeten bestaan. De functie van de eerste laag is naast sterktelaag een uitvullaag. Molgoten of andere afwateringssystemen worden aangebracht in gestabiliseerd zand en opgesloten door opsluitbanden. Plaatsen of aanbrengen van bijbehorende kolken en afvoergoten, voetpaden, parkeerplaatsen, wasplaatsen, groen, straatmeubilair (incl. verkeersborden), speelvoorzieningen, waterpartijen, bruggetjes, verlichting en afrasteringen. Plantsoenen en grote groenstroken worden, mits al niet in een eerder stadium aangelegd, nu aangelegd inclusief bijbehorend grondwerk (waaronder het verwijderen van storende lagen) en ingericht in samenspraak met bewoners omtrent invulling m.b.t. veiligheid, spelen e.d. De ontwikkelaar dient reeds voordat particulieren erfafscheiding wordt geplaatst, zorg te dragen voor 17 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
het omspitten van de particulieren tuinen. Eventuele tijdelijk voorzieningen die aangebracht zijn t.b.v. het bouwrijp maken dienen te worden verwijderd. 3.3.4.4 Tijdstip/fasering: 1. De eerste oplevering vindt plaats op een nader overeen te komen tijdstip. De projectleider nodigt de opzichters uit om aanwezig te zijn bij de eerste oplevering; 2. De herstelwerkzaamheden worden in een proces-verbaal opgenomen; 3. Onvoorziene herstelwerkzaamheden komen ten laste van het bestek of projectbudget. 4. De overdracht vindt plaats op het moment dat de onderhoudstermijn van de aanlegwerkzaamheden is afgelopen; 5. De onderhoudstermijn voor het civiele werk is 26 weken en start na de eerste oplevering; 6. De onderhoudstermijn voor groen (cultuurtechnisch werk) is 52 weken te starten na de eerste oplevering (= einde aanplant) + de restant tijd tot 31 december van het betreffende jaar. Als de aanplant (en daarmee de oplevering) heeft plaatsgevonden in het najaar dan wordt het onderhoudsseizoen van het daarop volgende seizoen uitgevoerd door de gemeente ten laste van het projectbudget; 7. In de projectplanning staat duidelijk verwoord wat het moment van overdracht is, en wanneer de onderhoudstermijn is afgelopen. 8. Ingeval er sprake is van een gefaseerde oplevering, dient in de ontwerpfase te zijn afgesproken en vastgelegd wanneer welk deel van het project wordt opgeleverd en/of overgedragen aan de beheerder. Start voorbereiding Bouw- en woonrijp
Tekenen realisatie overeenkomst
Matenplan 3, perceels- en bebouwingsgrenze n Checkpoint CP Bestekstekening V01
Checkpoint CP Bestekstekening V02 Checkpoint CP Bestekstekening D0
Gemeente Heusden, LIOR November 2010 Checkpoint
Bestek VO1
Checkpoint CP Bestek VO2
Checkpoint CP
Bestek DO
Checkpoint CP Aanbestedings procedure
Realisatiefase of start voorbereiding Woonrijpfase
18
3.3.4.5 Producten, vergunningen en risico’s voorbereidingsfase In deze fase kan onderscheidt worden gemaakt in de volgende onderdelen: 3.3.5 Realisatie of uitvoeringsfase In de realisatiefase worden plannen en ontwerpen zoals in de vorige fases opgesteld, daadwerkelijk tot uitvoering gebracht. Communicatie is geregeld middels het communicatie paragraaf in het kwaliteitsplan. In de bouw- en woonrijpfase dienen de volgende producten ter toetsing worden aangeboden aan de gemeente: 3.3.5.1 Bouwrijp: Matenplan 3: Perceel en bebouwingsgrenzen; Bestekstekening VO – DO; Bestek VO – DO. Start uitvoering
e
1 oplevering
Revisie gegevens riool
Overdracht naar beheer
e
2 oplevering
Gereedmelding woning
Woonrijp fase
19 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
3.3.5.2 Woonrijp (indien afzonderlijk van bouwrijp) Bestekstekening VO – DO; Bestek VO – DO. Start uitvoering
e
1 oplevering
Revisie gegevens riool
Revisiegegevens wegen en groen
Onderhoudsperiode e
2 oplevering
Overdracht naar beheer
Nazorg
3.3.5.3 Vergunningen In deze fase dienen de volgende vergunningen aangevraagd te worden: Bouwvergunning; Bronneringsvergunning; Lozingsvergunning; Ontgrondingsvergunning; Ontheffing Flora en Faunawet; Melding bevoegd gezag bouwstoffen besluit; Kapvergunning. Risicoanalyses: Flora en Fauna-scan
20 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
3.3.6 Nazorgfase Na afronding project wordt een openingshandeling verricht of een evaluatie gehouden met betrokken partijen. Hierbij wordt het vooraf besproken en vastgestelde resultaat inclusief bijbehorende procedure en communicatie vergeleken met hoe dit daadwerkelijk is verlopen. 3.3.7 Beheerfase Na de realisatiefase worden de revisiegegevens en stand van zaken overgedragen aan de “beheerafdelingen”.
3.4 Revisiegegevens en beheersystemen Na afronding van de bouw- en woonrijpfase dienen alle wijzigingen te worden verwerkt in de diverse beheersystemen. Dit betreft o.a. de revisiegegevens van de rioleringen (zie bijlage . . .), het updaten van het groenbeheersysteem etc. Daarnaast dienen de veranderingen in het kader van de WION te worden verwerkt en doorgegegeven conform bijlage . . . Door deze gegevens te verwerken zijn de uitgangspunten voor toekomstige ontwikkelingen weer voor iedereen te verkrijgen en is het beheer en onderhoud en vervanging in de toekomst gewaarborgd.
21 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
4 Specificatiebladen 4.1 Stedenbouwkundig, inrichtings- en uitvoeringsniveau Om tot een kwalitatief goed ingerichte openbare ruimte te komen, dient integraal te worden gewerkt tussen de verschillende vakdisciplines en teams. Om dit goed te laten verlopen dient ieder vakspecialisme afzonderlijk zijn eigen uitgangspunten, criteria en randvoorwaarden duidelijk te hebben. Dit is de basis voor een goed en helder proces met als doel uiteindelijk een goed ingerichte openbare ruimte. Per vakspecialisme zijn dan ook bladen opgesteld. Bij deze specificatiebladen is onderscheidt gemaakt in de verschillende fases van een planproces, te weten: Stedenbouwkundig niveau Inrichtingsniveau; Uitvoeringsniveau. 4.1.1 Stedenbouwkundig niveau Het stedenbouwkundig niveau geeft eisen en richtlijnen gericht op de toekenning van functies aan de openbare ruimte. Ook wordt op dit niveau aangegeven welke beleidsuitgangspunten en -ambities van toepassing zijn. Het stedenbouwkundig niveau sluit aan bij bestemmingsplannen, verkaveling en initiële ontwerpen. 4.1.2 Inrichtingsniveau De richtlijnen die ingedeeld zijn onder inrichtingsniveau zijn richtlijnen die het beleidsuitgangspunten vertalen naar een inrichtingsontwerp. Dit zijn de richtlijnen die worden toegepast bij het opstellen van een Voorlopig en Definitief Ontwerp. Op dit niveau zijn vooral de gebruikseisen en dus de functionaliteit van belang: hoe moet de ruimte worden ingericht, zodat er goed gebruik van wordt gemaakt? De richtlijnen op dit niveau zijn voor een groot deel gebruiks- en functionele eisen die gesteld worden aan de openbare ruimte, waardoor deze leefbaar en functioneel is en blijft. 4.1.3 Uitvoeringsniveau Op het uitvoeringsniveau worden de inrichtingsrichtlijnen vertaald naar eisen aan de afzonderlijke objecten cq. groenelementen, verhardingselementen, e.d. Deze richtlijnen gaan niet meer over beleid of gebruik, maar over voorwaarden aan de constructie en de gebruikte materialen en bouwstoffen (materialisatie).
22 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
4.2 Opbouw Specificatiebladen De LIOR van de gemeente Heusden bestaat uit een aantal specificatiebladen. Elke specificatieblad behandelt de eisen van een bepaald vakgebied. De onderscheiden specificatiebladen zijn: 1. Groen; 2. Waterhuishouding; 3. Verkeer; 4. Weginfrastructuur; 5. Openbare verlichting; 6. Riolering; 7. Straatmeubilair; 8. Speelvoorzieningen; 9. Kabels en leidingen. Binnen elk specificatieblad worden eerst de eisen weergegeven die voor alle gebieden en straten van toepassing zijn. Dit zijn generieke eisen. Vervolgens worden de elementen van de openbare ruimte benoemd waarvoor aanvullende specifieke eisen gelden. Dit kunnen gebieden zijn met een afwijkend inrichtingsniveau, bijvoorbeeld Oud Heusden; maar ook elementen die vanuit hun functie specifieke richtlijnen meekrijgen. Voorbeelden hiervan zijn gebiedsontsluitingswegen bij Verkeer of bomen en gras bij Groen. Toelichting specificatiebladen Eisen Op basis van de vastgestelde ambities en motivaties zijn per object eisen opgesteld. Deze eisen voldoen, indien mogelijk, aan de ‘eisen van eisen’ uit de handreiking van de CROW. Hardheid eis De hardheid van de eis is belangrijk om te beoordelen in hoeverre aan de eis moet worden voldaan. Er is onderscheid gemaakt in eisen, richtlijnen en aanbevelingen. W=Eis: dit betreft wetten. Van deze eisen kan niet worden afgeweken; B= Besluit: deze eisen betreft besluiten vanuit het gemeentelijk beleid; N=Norm: Deze eisen zijn afkomstig van normen, zoals NEN-normen; R=Richtlijn: overig eisen, waarvan kan worden afgeweken met deugdelijke motieven, tenzij er sprake is van een wettelijke grondslag. Bron Tenslotte is op het specificatieblad aangegeven waar de eis vandaan komt. Als een eis afkomstig is uit een ander document dan de LIOR is dat specifiek in het specificatieblad aangegeven. Groen BT Elk specificatieblad kent een tweede tabblad bijvoorbeeld ‘Groen BT’. In dit tabblad staan de Brondocumenten en de gebruikte tabellen voor het betreffende vakgebied genoemd. 23 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
5 Standaard documenten Bij de planvoorbereiding tot en met de uitvoering van plannen en voor het beheer en onderhoud na realisatie zijn de volgende documenten essentieel voor o.a. het volledig doorlopen van het planproces en het op orde houden van het beheer: Revisiegegevens riolering (aanwezig) Beschrijvingen drukrioolgemalen Standaard bestek gemeente Heusden, deel 0, 1 en 3 (alleen deel 3 aanwezig) Processchema; Checklist projecten; Procedure planproces; Gegevens en procedure WION.
6 Wet- en regelgeving, beleidsdocumenten 6.1 Wettelijke bepalingen Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient met de volgende wetgeving rekening te worden gehouden. Zo nodig dienen die uit deze wet- en regelgeving voortvloeiende ontheffingen en vergunningen te worden verzorgd: Flora en Faunawet; Burgerlijk wetboek; Keur waterschap; Kaderrichtlijn water; Wabo; Wegenverkeerswet 1994;
6.2 Beleidsuitgangspunten De volgende beleids- en beheerplannen zijn bij het opstellen en uitwerken van ruimtelijke plannen binnen de gemeente Heusden van essentieel belang Wegen beheerplan Wegen beleidsplan Begraafplaatsen 2006-2020 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (wordt VGRP in 2011); Beleids- en beheersplan Verkeers- en straatmeubilair 2004-2009 Beleidsplan Vergunning parkeren 24 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Bodembeleidsplan 2007-2010 Gemeentelijk rioleringsplan Geluidnota Grondnota 2005 Luchtkwaliteitsplan Waterplan Groenstructuurplan Openbare verlichting beleidsplan Openbare verlichting beheerplan Uitvoeringsprogramma openbare ruimte vesting Heusden Integraal Uitvoerings Programma (IUP)
6.3 Overige uitgangspunten, normen en richtlijnen Voor de inrichting van de openbare ruimte zijn een aantal overige zaken van belang, die als uitgangspunt worden gehanteerd bij het maken van inrichtingsplannen. Deze zijn Politiekeurmerk Veilig Wonen; CROW-publicatie 119; CROW-publicatie 6; CROW-publicatie 49; CROW-publicatie 177; CROW-publicatie “Richtlijn beheer en onderhoud verkeerstekens”; CROW-publicatie 68; CROW-publicatie 29 CROW-publicatie 119 CROW-publicatie 201 CROW-publicatie 228 CROW-publicatie 203; CROW-publicatie 119; CROW-publicatie 126; Specificatieblad weginfrastructuur en verkeerstechniek; ASVV 2004; Figuur boom met vrije ruimte, beplantingsruimte, obstakelvrije ruimte en doorrijhoogte; Standaard profiel kabels en leidingen NEN 1772 NEN 12899-1 Verder worden door team OOR de volgende profielen en detailoplossingen gehanteerd.: Verkeersremmende maatregelen Plateau; Drempels; Drempels voor busroute. 25 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Parkeervakken Haaks parkeren; Langs parkeren; Parkeren onder 45 graden; Motorparkeerplaats; Parkeren op trottoir. Fietspaden Vrijliggende fietspaden; Fietsen op de weg bij de diverse wegtypen; Oversteekvoorziening fietspaden. Inritten Inritten naar percelen Inritconstructies 30 km/uur gebied Voetgangers Oversteekvoorziening voetgangers (gecombineerd met fietsers) Bijlage 1 : Kwaliteitsplan (CROW-publicatie 117)
26 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Bijlage 1 : Kwaliteitsplan (CROW-publicatie 117)
26 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Bijlage 2 : Checklist planproces
27 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Bijlage 2 Projectnaam:
LIOR
Projectnummer: Projectleider: Datum laatste wijziging: 1
INITIATIEFFASE Initiatie/opdracht van het project, randvoorwaarden Haalbaarheidsonderzoek met B&W-advies Project integraal afstemmen op planning beheertaken Kosten baten analyses Opstarten project, wint informatie in bij de politiek, vooraf zo nodig aan raadsvoorstel en B&W Vragen budget opdrachtgever deze voorleggen aan Fa en voorbereidingskrediet FA Big Ben incl leden projectgroep
Seniorprojectleider Seniorprojectleider Seniorprojectleider Seniorprojectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider
PROGRAMMAFASE Samenstellen en uitnodigen projectteam, overleg met afdelingshoofd deelnemers Overleg projectteam over het programma van eisen / planning / kastoverleg Aanleveren gegevens door leden projectteam Opstellen programma van eisen Aanvragen projectnummer en besteknummer Aanpassen en toepassen checklist project Opstellen projectplanning, bij grote projecten ( opnemen in totale project overzicht) Versturen projectplanning naar leden projectgroep Overleg projectteam betreffende vaststellen programma van eisen en planning KLIC-melding
Projectleider Projectteam Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectteam Projectleider
ONTWERPFASE Voorbereiding project Opstellen randvoorwaarden externe bureaus Offerte-aanvraag ingenieursbureau Toetsing exploitatie en/of investeringsschema Gunning voorbereiding project Proces-verbaal van aanbesteding naar KC en bureau social return (ISD) Overleg programma van eisen/planning Onderzoek/inventarisatie Milieu Indicatief milieu-onderzoek (hygienisch) Grondonderzoek, onder de rijbaan Grondwateronderzoek Bodem (mechanisch) Grondonderzoek (samenstelling) Funderingsonderzoek, asfalt, BRAC Watertoets Archeologische onderzoek, historische onderzoek conform NVN 5725 Natuurbeschermingswet Asbest onderzoek Grondwaterstand Plaatsen peilbuizen en opnemen grondwaterpeil Verkeer Verkeerstechnische onderzoek Verkeersveiligheidsonderzoek Parkeeronderzoek, bebordingsplan, markering, eenrichting, profiel aanpassing, VRI mantelbuis Bestemmingsplan en eigendommen Bestemmingsplantechnisch onderzoek Bestemmingsplan wijzigingen etc. nvt Akoestisch onderzoek Nagaan kadastrale situatie (eigendommen/overeenkomsten etc.) nvt
Nagaan kadastrale situatie (veldwerken) nvt
Riolering Nagaan maatregelen GRP Onderzoek Basis RioleringsPlan Toetsen toepasbaarheid maatregelen GRP Opstellen bemalingsplan en bemalingsadvies Inventarisatie riolering Kabels en leidingen Nagaan ligging kabels en leidingen Mantelbuizen plaatsen
Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider
Milieu Milieu Milieu ing. Bureau ing. Bureau
Milieu Verkeerskundige Verkeerskundige Verkeerskundige
Projectleider Projectleider Milieu In de bebouwde kom bestaande situatie trug brengen, geen check actie In de bebouwde kom bestaande situatie trug brengen, geen check actie Projectleider Projectleider Werkteam Ing. Bureau/adviesbureau ing. Bureau/intern ing. Bureau/gemeente Heusden
Belanghebbenden Inventariseren klachten en schades Bewonersonderzoek (bijvoorbeeld beginspraak) Vooroverleg ondernemers cq. winkeliers Vooroverleg gehandicaptenplatvorm Vooroverleg overige belanghebbenden Situatie Inventariseren kaartmateriaal intern (gbkn, lki, luchtfoto's, revisie riolering) Offerte-aanvraag landmeetkundig ingenieursbureau, DWAPRO Naverkennen cq. bijmeten omgeving Schetsontwerp/kostenraming Schets/concept ontwerp Overleg schets/concept ontwerp met projectteam (toetsing) Overleg schets/concept ontwerp met externe instanties Overleg schets/concept ontwerp met werkteam nvt Tekening naar burgerzaken i.v.m. nieuwe straatnaamgeving Concept ontwerp t.b.v. de inspraak Globale kredietraming Afstemming nutsbedrijven Brief en concept ontwerp naar nutsbedrijven Overleg met nutsbedrijven, kostenraming door middel van nutsoverleg Inspraak Overleg wethouder betreffende datum en procedure inspraak Reserveren ruimte en koffie t.b.v. inspraak Opstellen B&W-advies inzake vaststellen inspraakprocedure, oplossingen Overleg B&W-advies met senior Overleg B&W-advies met afdeling voorlichting / juridische ondersteuning Aanleveren B&W-advies Behandeling inspraakprocedure in B&W Ter kennisname brengen inspraakprocedure in commissie Aanleveren publicatie en/of persbericht bij afdeling voorlichting (publica) Publicatie in Scherper / Heusdense Courant, bliotheek 3 st., Brief inspraakmogelijkheden cq. uitnodiging inspraakavond belanghebbenden, huis aan huis Brief Brandweer, BBA, Politie, Ambulance diensten Inspraakperiode (vanaf 1 dag na publicatie t/m einde inspraaktermijn 4 weken) Voorbespreking aanwezigen inspraakavond Inspraakavond (2e of 3e week na publicatie) Overleg n.a.v. inspraakprocedure met werkteam Overleg n.a.v. inspraakprocedure met projectteam Overleg n.a.v. inspraakprocedure met externe instanties, GVO (eerste dinsdag v/d maand) Verwerken modelinge c.q. Schriftelijke opmerkingen / bezwaren tgv inspraak Definitief ontwerp n.a.v. de inspraak Kredietraming Verslag inspraakavond Verslag inspraakavond door wethouder laten vrijgeven Versturen / ter inzage leggen verslag Opstellen eindverslag inspraakprocedure maken bouwkundige opname 1 maand vooraanvang v/d werkzaamheden Vergunningen/ ontheffingen aanvragen inhet kader van de Flora & Faunawet contact opnemen met Vlinderstichting ontheffing aanvragen bij LNV (bureau laser) Verkeersbesluit actie naar Vergunning ontrekking grondwater bij Provincie Noord-Brabant Kredietaanvraag Toetsing kredietraming aan exploitatie en/of investeringsschema Eventueel aanpassen kredietraming Opstellen voorstel betreffende kredietaanvraag en eindverslag inspraak Bespreken voorstel met senior Aanleveren voorstel Voorstel in B&W Voorstel in commissie MOW Voorstel in commissie FOG Voorstel in Raad UITWERKINGSFASE Bestek Concept-bestek (administratief) Concept-bestek (tekeningen) Concept-bestek (calculatie) Concept-V&G plan Overleg concept bestek/V&G-plan met werkteam Overleg concept bestek/V&G-plan met externe instanties, nutsbedrijven Definitief bestek/tekeningen/V&G-plan/besteksraming Toetsing besteksraming aan beschikbaar krediet Reproductie bestekken & tekeningen
ing. Bureau ing. Bureau Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider ing. Bureau Projectleider ing. Bureau ing. Bureau Projectteam Werkteam Werkteam ing. Bureau ing. Bureau Projectleider Werkteam Werkteam Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Werkteam Werkteam Werkteam Projectteam Werkteam Projectleider ing. Bureau ing. Bureau Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider
H. Rompen Projectleider
Projectleider ing. Bureau Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider
ing. Bureau ing. Bureau ing. Bureau ing. Bureau Werkteam Werkteam ing. Bureau Projectleider
Toezenden definitieve bestekken etc.
ing. Bureau
Vergunningen / ontheffingen / etc. Melding cq. aanvraag lozingsvergunning bronnering bij het Waterschap Melding cq. aanvraag vergunning bronnering bij de Provincie Vergunning tbv inrichten ketenterrein Kapvergunning Sloopvergunning Bouwvergunning Verkeersbesluit
Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider
Verzekeringen Melding project bij Centraal Beheer Offerte-aanvraag bouwkundige vooropname Vastleggen omgeving (foto's etc.) d.m.v. bouwkundige vooropname Verkeersmaatregelen Overleg verkeerskundige betreffende tijdelijke verkeersmaatregelen Verkeersbesluit definitieve verkeersmaatregelen PRIJSVORMINGSFASE Overleg met senior betreffende aanbesteding Door de gemeente te leveren materialen cq. uit te voeren diensten Offerte-aanvraag Opdracht maken bouwkundige opname 1 maand vooraanvang v/d werkzaamheden Aanbesteding bestek Uitnodiging Inlichtingen Nota van inlichtingen Afstandsverklaring Verklaring inzake inschrijvingsvereisten cq. afdracht sociale premies Bankgarantie Gunning (overeenkomst) Procesverbaal van aanbesteding naar senior UITVOERINGSFASE Communicatie intern en extern Overdracht werkzaamheden aan projectopzichter Toezending V&G-plan aan I-SZW Werkplanning RAW bijdrage (kopie) Bewijs afgesloten verzekering (binnen 14 dg na aanvang werk)
Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider / Verkeer Verkeerskundige
Projectleider Projectleider Projectleider
Projectleider Werkteam ing. Bureau Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider
Projectleider Projectleider Aannemer
Vrijwaringsbewijs ketenaansprakelijkheid (melding onderaannemerscontract) Verklaring inzake inschrijvingsvereisten Puttenstaat Verkeersomleidingen Bebordingsplan
Overleg werkteam betreffende de werkplanning Overleg met externe instanties betreffende de werkplanning Publicatie pers (Scherper cq. Heusdense Courant, Brabants Dagblad en Kabelkrant, bibliotheek Melding start werkzaamheden, grondwater onttrekking Melding start werkzaamheden, Arbeidsinspectie Melding start werkzaamheden, melding BsB bevoegdgezag Communicatie afdeling Milieu in verband met Besluit bodemkwalitiet en vuilophaaldienst Communicatie buitendienst in verband met materialen welke worden opgeslagen op de werf Communicatie Politie, brandweer, GGD, BBA, RWS, Provincie Communicatie direct belanghebbenden Werkzaamheden nutsbedrijven Uitvoering werkzaamheden nutsbedrijven Werkzaamheden in het kader van het bestek Uitvoeringswerkzaamheden Toezicht, administratie, bouwvergaderingen en V&G-plan Technische opname ten behoeve van Beheer en Onderhoud Technische oplevering Financiële afrekening Revisiegegevens Werkzaamheden buiten het bestek Overleg derden Uitvoering werkzaamheden buiten het bestek AFWIKKELINGSFASE Onderhoudstermijn Definitieve oplevering Definitieve afrekening Retour bankgarantie Financiële afrekening project opmaken
Opzichter Werkteam Werkteam Opzichter Aannemer Aannemer Aannemer Opzichter Opzichter Opzichter Opzichter Opzichter Opzichter Opzichter Opzichter Opzichter Opzichter Opzichter Werkteam Derden
Opzichter Opzichter Opzichter / Projectleider Projectleider Opzichter / Projectleider
Reservering bijmetingen naar betreffende grootboekrekening overboeken Melding cluster 3 i.v.m. te verrichten bijmeting Afrekening naar Financiën en grootboekrekening afsluiten
Projectleider Projectleider Projectleider
EVALUATIEFASE Nacalculatie werkzaamheden Evaluatie project in projectteam Evaluatierapport project o.a. met belanghebbenden Overdracht project naar Beheer & Onderhoud Opschonen schaduwarchief en originele stukken retour archief
Opzichter Projectteam Projectleider Projectleider / opzichter Projectleider
Vaste leden van een projectgroep moeten een permanente meerwaarde geven aan het project
projectleider: eerst instantie prestatiegericht, besluitvaardig, vasthoudend en teamgericht tweede instantie, creativiteit verwacht om het doel te bereiken en problemen op lossen ten derde, activiteiten planmatig, toekomstgericht en efficient zijn. eerst denken dan doen het project proberen van voor naar achter en van achter naar voren te overzien en van grof naar fijn te werken Beleggen van vergaderingen en vastleggen van de afspraken
Bijlage 3: Revisie riolering
28 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Revisie norm Gemeente Heusden versie 1.0 – 17november 2009 Inhoud 1
Richtlijnen voor de tekening
Blz. 2
2
GBKN (Topografie)
Blz. 2
3
Revisie
Blz. 3
4
Laagindeling
Blz. 3
5
Maatvoering
Blz. 4
6
Kaderinstellingen
Blz. 5
7
Plotinstellingen
Blz. 6
8
Meetmethoden 8.1 Opnamemethoden 8.2 Soort gemeten punt 8.3 GPS opnamemethode (RTK)
9
Algemene As-Build voorwaarde
10 Opmerkingen
Blz. 6 Blz. 6 Blz. 7 Blz. 7 Blz. 7
1 Richtlijnen voor de tekeningen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Alle revisietekeningen moeten worden gerelateerd aan het Rijksdriehoeksnet (RD-coördinaat). Alle tekeningen dienen in, DWG-formaat maximaal A- 1, geleverd te worden. De “Drawing unit” in meters, m.a.w. de tekenéénheid moet in meters worden aangegeven. De “Linetype scale factor” is 1.0, tenzij anders is vermeldt in dit document. De “Linewidth” is 0, tenzij anders is vermeldt in dit document. Er wordt 1 op 1 getekend, rekening houdend met een schaal van 1:250 of 1:500. De tekstfont voor de gehele tekening is iso.shx hoogte 1.25, zie het venster “Textstyle” welke hieronder is afgebeeld.
Versie 1.0 – 17 november 2009
-1-
2 GBKN (Topografie) Gemeente Heusden stelt een topografie van het desbetreffende werkgebied in DWG- formaat beschikbaar. Voor werkbaarheid is het aan te raden de topografische laag de kleur 8 te geven. ondergronden worden m.b.v. XREF commando ingelezen. Indien er nog geen GBKN beschikbaar is (bijvoorbeeld in nieuwbouwgebieden) dan moet er gebouwinformatie worden toegevoegd in de laag “TOPO AANVULLING”. Dit om geschikte referenties te hebben t.b.v. maatvoering.
3 Revisie Gehele revisie tekeningen worden in MODELSPACE getekend. De kaders komen in PAPER-SPACE te staan. Revisie tekening dient in één bestand te worden opgemaakt.
4 Laagindeling Gemeente heusden stelt een referentietekening in DWG- formaat beschikbaar met daarin de juiste lagenindeling en symbolen bibliotheek.
Versie 1.0 – 17 november 2009
-2-
5 Maatvoering: 1. Alle objecten welke niet tot het hoofdtracé behoren worden gemaatvoerd. 2. Maten aangeven in meters, één decimaal nauwkeurig afronden. 3. Maatvoering nemen vanuit de harde topografie zoals bebouwing. Indien niet aanwezig een object die zichtbaar is op de topografische tekening gebruiken, dus geen putten, bomen, lantaarnpalen, hekken, etc.. 4. Maatvoering moet altijd haaks op een gebouw of de kant van een weg geplaatst worden. 5. De maten moeten goed leesbaar zijn. 6. Zichtlijnen uit de lengterichting van het gebouw (muren) nemen. 7. ontstoppingsputten e.d. vastleggen met minimaal twee maatlijnen vanuit het hart van de aangegeven componenten. 8. Maatvoering moet aansluiten aan het te bematen object. 9. De koppen van Mantelbuizen / Persingen en Boringen worden aan beide zijden ingemeten.
Versie 1.0 – 17 november 2009
-3-
6 Kaderinstellingen Elke revisie tekening dient ook te worden afgedrukt. Hiervoor stelt gemeente heusden kader lay-outs beschikbaar.
Versie 1.0 – 17 november 2009
-4-
7 Plotinstellingen Gemeente Heusden stelt een plotbestand genaamd “Heusden.CTB” beschikbaar met daarin de juiste plot instellingen. .
8 Meetmethoden 8.1
Opnamemethoden De gekozen opnamemethoden moeten gericht zijn op een nauwkeurige en betrouwbare bepaling van ligging. Er moeten controles in zijn verweven die de nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid waarborgen. De betrouwbaarheid moet 100% zijn. De vereiste nauwkeurigheden staan in onderstaand schema aangegeven:
8.2
Soort gemeten punt
x
y
z
Scherp identificeerbaar of Verklikt
= 5cm
= 5cm
= 5 cm
Versie 1.0 – 17 november 2009
-5-
8.3
GPS opnamemethode (RTK) Bij gebruikmaking van GPS kan met de Real Time Kinematic meetmethode worden voldaan aan de gevraagde Z-nauwkeurigheid mits, rekening wordt gehouden met de navolgende voorwaarden: Afstand Basisstation en Rover is maximaal 5 km. Van minimaal 6 satellieten, die staan boven een elevatiehoek van 15° met de horizon, moeten volledige en continue signalen in de L1 en L2 modes worden ontvangen. De waarnemingsrate moet zijn 1 per 1 seconde per satelliet per frequentie (status: 1Hz Fine) Goede constellatie van satellieten: PDOP = 4 De GDOP moet kleiner zijn dan 8 Basisstation moet op een gecontroleerd RD-NAP punt (Kernet).
9 Algemene As-Build voorwaarden: De aannemer heeft de verplichting om binnen 10 werkdagen na het einde van de technische uitvoering de As-Build gegevens op te leveren in Autocad 2008 formaat. Van werken, die langer dan 1 maand stil liggen dient een tussenlevering te worden verzorgd. De bestanden dienen, per e-mail te worden aangeleverd. het bestand mag maximaal 5 Mb groot zijn. De projectuitvoerende aannemer blijft verantwoordelijk voor de kwaliteit en tijdigheid van de aangeleverde revisie gegevens.
10 opmerkingen: Standaard kolk- en huisaansluitleiding PVC-125. Indien afwijkend dit vermelden in de laag text van het betreffende stelsel type (R-DRUK text, R-DWA text, R-RWA text, R-HWA text, R-GEM text of R-INFILT text). Als er deelreparaties zijn uitgevoerd, een streng (gedeeltelijk) gerelined is of als de riolering (gedeeltelijk) volgeschuimd dit vermelden in de laag text van het betreffende stelsel type (R-DRUK text, R-DWA text, R-RWA text, R-HWA text, R-GEM text of R-INFILT text). Afwijkingen en/of toevoegingen op deze norm in onderling overleg met de rioolbeheerder.
Versie 1.0 – 17 november 2009
-6-
Bijlage 4 : Proces Wion
29 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Proces WION Achtergrond De Heusdense bodem ligt vol met kabels en leidingen. Om graafschade te voorkomen en de veiligheid van de graver en de directe omgeving te bevorderen is de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) van kracht. Zowel netbeheerders als de gravers (grondroerders) moeten zich aan deze wet houden. Als je niet aan de wet voldoet dan kan de Toezichthouder op de WION, Agentschap Telecom, een boete van maximaal 450.000 euro opleggen. WION beheerder De WION beheerder is het eerste aanspreekpunt voor alles wat binnen de gemeente met de WION te maken heeft. Philip Sonke is aangewezen als de gemeentelijk WION beheerder. Hij zal erop toezien dat we aan de wet voldoen, dat de processen en communicatie goed lopen en dat de digitale bestanden goed beheerd worden.
1
GEMEENTE ALS OPDRACHTGEVER
De gemeente zal meestal het graafwerk uitbesteden aan derden. Voor planning van het werk zal men mogelijk willen weten wat er in de ondergrond ligt. Hiervoor kan een oriëntatieverzoek bij Klic gedaan worden. Oriëntatieverzoek. We doen een oriëntatieverzoek als we willen weten wat er in de grond ligt. Een oriëntatieverzoek doe je via https://mijn.kadaster.nl. Volg de stappen van de instructiekaart voor grondroerders. Hierin staat beschreven: Hoe een melding gedaan wordt Wat de gemeente vervolgens ontvangt Hoe de informatie bekeken en geprint kan worden met behulp van de klic-viewer Als opdrachtgever van mechanische werkzaamheden moet de gemeente ervoor zorgen dat de aannemer die de graafwerkzaamheden uitvoert (grondroerder) voldoende tijd en gelegenheid krijgt om dit op een zorgvuldige wijze te doen. Een netbeheerder heeft 20 dagen de tijd om nieuw aangelegde kabels en leidingen digitaal aan te leveren bij het kadaster. Dit betekent dat de gemeente Heusden bij opdrachtverstrekking goede afspraken met de aannemer maakt. De eisen die wij aan de revisie stellen zijn vastgelegd in deel 3 van het standaardbestek. Hierin is opgenomen welke AutoCAD laagindeling we gebruiken, de nauwkeurigheid van de ligging (binnen 1 meter van de werkelijkheid) en dat de aanlevering binnen 2 weken na (deel)oplevering van het werk moet zijn.
2
GEMEENTE ALS GRONDROERDER
Indien de gemeente zelf mechanische graafwerkzaamheden uitvoert wordt vooraf een klic melding (graafmelding of oriëntatieverzoek) bij het kadaster gedaan. Hier worden kosten voor in rekening gebracht. De gemeente moet het ontvangen kaartmateriaal bestuderen en de graafwerkzaamheden zorgvuldig uitvoeren. Graafmelding. Volgens de WION is de gemeente verplicht om elke ‘mechanische grondroering’ te melden bij het kadaster. Als de gemeente binnen 20 werkdagen begint met de werkzaamheden dan doet de ambtenaar een graafmelding. De graver ontvangt de ligging van kabels en leidingen automatisch binnen 48 uur via het kadaster.
Een graafmelding doe je via https://mijn.kadaster.nl. Volg de stappen van de instructiekaart voor grondroerders. Hierin staat beschreven:
Hoe een melding gedaan wordt Wat de gemeente vervolgens ontvangt Hoe de informatie bekeken en geprint kan worden met behulp van de klic-viewer Calamiteitenmelding. Als grondroerder kan de gemeente ook te maken krijgen met de noodzaak om te graven bij een calamiteit. Er is sprake van een calamiteit als er een onverwachte gebeurtenis plaatsvindt waarbij persoonlijk letsel of grote schade dreigt of leidt tot ernstige leveringsonderbrekingen. Het gaat om situaties waarin mechanisch graven noodzakelijk is om de dreiging weg te nemen. Het doorlopen van de normale meldprocedure zou grote schade tot gevolg hebben (die bij direct optreden kan worden voorkomen). Wanneer de calamiteit veroorzaakt is door een graafactiviteit en het kaartmateriaal al ter plekke aanwezig is hoeft er geen calamiteitenmelding gedaan te worden. Bij een calamiteit is er sprake van een verkorte procedure waarbij zorgvuldigheid ten aanzien van het graafproces voor de grondroerder en opdrachtgever nog steeds van kracht is. In het geval van een calamiteit wordt een calamiteitenmelding gedaan via 0800-0080 tijdens kantooruren en 0570783486 tussen 16.00u en 8.00u. De grondroerder is verplicht om contact op te nemen met beheerders van netten met gevaarlijke inhoud. Het is mogelijk dat netbeheerders naar aanleiding van de calamiteitenmelding zelf contact opnemen met de gemeente. De opdrachtgever voor de Calamiteitenmelding dient zich de eerstvolgende werkdag te verantwoorden bij Agentschap Telecom via http://www.agentschaptelecom.nl/bedrijven/grondroerders/pages/meldengebruikcalamiteitenregeli ng.aspx. Alle informatie, inclusief handleidingen voor de graafmelding, het oriëntatieverzoek en de calamiteitenmelding staat beschreven in het handboek grondroerders. Afwijkende situatie. Een grondroerder is verplicht om een afwijkende ligging van een net te melden aan het kadaster. Met een afwijkende ligging wordt bedoeld dat de feitelijke ligging van een net meer dan een meter afwijkt van de ligging, zoals die is aangegeven in de informatie van de netbeheerders. Als een grondroerder een net aantreft, waarvan niet duidelijk is wie de netbeheerder is, dient hij dit ook aan het kadaster te melden (melding onbekend net). In beide gevallen spreken we van een afwijkende situatie en wordt dit bij het kadaster gemeld met het formulier ‘melding afwijkende situatie’ en dit samen met een situatieschets per email te versturen naar
[email protected] De situatieschets dient ingetekend te worden op een, door het Kadaster geleverde, kaartondergrond (GBKN). De grondroerder ontvangt alleen een ontvangstbevestiging.
3
GEMEENTE ALS NETBEHEERDER
Gemeente Heusden is verantwoordelijk voor alle kabels- en leidingen waarvan ze eigenaar is of in beheer (vb. ’t Hoog en weesleidingen) heeft. Hieronder vallen ook kabels- en leidingen die niet meer in gebruik zijn. Netten die op particuliere grond liggen en niet bij de gemeente in beheer zijn hoeven niet aangeleverd te worden. In het geval van huisaansluitingen heeft de gemeente ervoor gekozen om deze wel aan te leveren. Het kadaster dient als informatieloket en maakt de gegevensuitwisseling mogelijk, maar beheert zelf geen ligginggegevens van de netten. Klic melding. Volgens de WION is de grondroerder verplicht om vóór aanvang van mechanische grondroeringen een melding te doen bij het kadaster. De gemeente verstrekt gegevens over kabelsen leidingen waarvan we zelf eigenaar of beheerder zijn via het Kadasterloket aan de grondroerder.
De gemeente Heusden heeft het leveren van digitale kabel- en leidinginformatie uitbesteed aan Gemnet. Dit proces verloopt volledig geautomatiseerd. Verzoek aanvullende informatie. De ligging van kabels en leidingen wordt aangeleverd als een gelaagd pdf bestand. Het is mogelijk dat een grondroerder hierover vragen heeft of extra informatie wilt ontvangen omdat de pdf niet alle relevante details weergeeft. Het is tegen bepaalde voorwaarden mogelijk om de tekeningen digitaal in AutoCAD formaat naar de grondroerder te sturen. De WION beheerder zal in deze gevallen beslissen. Calamiteitenmelding. Het Kadaster stuurt calamiteitenmeldingen door naar de netbeheerders, zodat zij daarvan op de hoogte zijn. De netbeheerder kan naar aanleiding daarvan besluiten om zelf contact op te nemen met de melder. Dit is echter niet verplicht. DE calamiteitenmelding wordt verzonden naar het (email) adres dat daarvoor in Klic-wab vermeld staat. Melding afwijkende ligging. Het is mogelijk dat de gemeente een melding afwijkende ligging ontvangt. Dit is het geval wanneer de grondroerder bij het werk ontdekt dat een kabel of leiding niet op de plek ligt die we op de tekening hebben aangegeven. Een grondroerder is verplicht om dit aan de netbeheerder te melden. Wanneer een afwijkende situatie is gemeld stuurt het Kadaster een bericht per email naar de betreffende netbeheerder (indien deze bekend is). De netbeheerder is dan verplicht om de afwijking te bevestigen en binnen 20 dagen de tekening aan te passen. Als de netbeheerder het net na 10 werkdagen niet geclaimd heeft, of als de netbeheerder niet bekend is, wordt het net beschouwd als ‘onbekend’. Het Kadaster gaat vervolgens bij alle betrokken netbeheerders na wie de beheerder van het onbekende net is. De netbeheerder die het net geclaimd heeft dient, binnen 30 werkdagen na ontvangst van de melding ‘afwijkende situatie’, zijn kabel en leidinginformatie aan te passen aan de werkelijke situatie. Weesleiding. Als de netbeheerder bij een melding afwijkende ligging niet gevonden wordt dan wordt het net geregistreerd bij de gemeente waarin het net zich bevindt als weesleiding. De assetmanager zal in de belangenadministratie (Klic-Wab) het thema weesleiding registreren (indien nog niet gebeurd) en neemt de gemeente binnen 30 dagen de weesleiding op in de kabel en leidinginformatie. In de wet is niets geregeld over het eventueel opruimen of doorverkopen van weesleidingen. Melding graafschade. De WION verplicht de gemeente Heusden het aantal schadegevallen als gevolg van graafwerkzaamheden te rapporteren. Melding vindt twee maal per jaar plaats, namelijk in juli en in januari over het voorafgaande half jaar door middel van een schademeldingsformulier. In dit formulier wordt gerapporteerd 1. Het nummer van de graafmelding, 2. Het aantal schadegevallen onderscheiden naar aard en omvang van de schade. In het formulier worden ook schadekosten en indien het meldnummer onbekend is de locatie van de graafschade gemeld.
4
PROCEDURE ACTUALISEREN KAARTMATERIAAL
Voor de uitvoering van de WION heeft gemeente Heusden met een aantal partijen afspraken gemaakt over het actualiseren en aanleveren van bestanden. Belangrijk in het proces is dat binnen 30 dagen de gegevens geactualiseerd worden. Nieuwe gegevens worden door aannemers geleverd via revisietekeningen. De bestanden worden door de gemeente gecontroleerd. De WION bestanden worden op basis van de revisiegegevens door Holland-InfraCAD geactualiseerd. Holland-InfraCAD levert iedere maand een totaal levering aan VGI-Support. Na controle en conversie wordt de productiedatabase bij Gemnet / Vicrea volledig overschreven met de laatst aangeleverde bestanden. Op dat moment ontvangen grondroerders de nieuwe K&L gegevens.
Aannemer Levert binnen twee weken na oplevering werk revisietekeningen aan gemeente Heusden. Gemeente Heusden Controleert of revisietekeningen van aannemers conform het bestek aangeleverd zijn. Bij niet akkoord wordt een nieuwe levering gevraagd. Actualiseert zelf het vrijverval riool in de DHV beheerapplicatie. Levert maandelijks in de tweede week van de maand de revisietekening(en) van de thema’s drukriool, laagspanning, gas, water, weesleiding en het riool vrijverval bestand aan HollandInfraCAD voor verwerking. Holland-InfraCAD Verwerkt de door gemeente Heusden geleverde revisietekeningen en actualiseert de bestanden conform de WION lagenstandaard. Op verzoek van aannemers maakt Holland-InfraCAD zelf de revisietekeningen. Levert de geactualiseerde bestanden in de derde week van de maand aan VGI-Support. VGI-Support / Vicrea Controleert en converteert de door Holland-InfraCAD geleverde bestanden naar de WION database. Levert in de vierde week van de maand de Oracle datadump aan Vicrea. Vicrea actualiseert de productiedatabase.
Tijdschema
Contactpersonen
Gemnet
Contactpersoon
Email
Telefoon
Margret van Dijk
[email protected]
06 – 54 22 04 27
VGI-Support
Holland-InfraCAD
Gemeente Heusden
Rick van Beersum
[email protected]
06- 13 47 65 95
Michiel Röttjers
[email protected]
06- 41 65 33 48
Dirk van de Wiel
[email protected]
06- 13 00 13 07
Henry vd Boogaard
[email protected]
06- 24 86 77 17
Algemeen
[email protected]
073 - 518 55 27
Philip Sonke
[email protected]
06- 57 58 74 85
Vervanger?
Bijlage 5: Beleidsveld verkeer en straatmeubilair
30 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Beleidsveld: verkeer- en straatmeubilair WET EN REGELGEVING, NORMEN/RICHTIJNEN EN AANBEVELINGEN 1. Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) De verkeersregels en –tekens zijn ondergebracht in het RVV 1990. De bepalingen met betrekking tot de toepassing van de verkeerstekens zijn neergelegd in een Besluit administratieve bepalingen wegverkeer (BABW) en nader uitgewerkt in de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens (Uv ’91) 2. Burgerlijk wetboek In het BW, dat van kracht is geworden op 1 januari 1992, wordt de aansprakelijkheid geregeld door schade als gevolg van een onrechtmatige daad. Ten opzichte van het Oude Burgerlijk Wetboek is de bewijslast omgedraaid. Indien de beheerder namelijk aansprakelijk wordt gesteld voor schade die iemand lijdt als gevolg van gebreken aan de weg, dan dient de beheerder aan te tonen dat hij inspectie en onderhoud met optimale zorg uitvoert. Onontbeerlijk voor een overtuigende bewijsvoering zijn daarbij preventief onderhoudsbeleid en een goede klachtenregistratie. 3. Wegenverkeerswet 1994 De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot: het verzekeren van de veiligheid op de weg, het beschermen van weggebruikers en passagiers, het instandhouden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan. 4. CROW publicatie 49, Leidraad sanering verkeerstekens Wegbeheerders proberen vaak verkeersproblemen op te lossen door gebruik te maken van verkeerstekens, zoals verkeersborden, tekens op het wegdek (markering) of verkeerslichten. Als gevolg daarvan staat er vandaag de dag langs en op de Nederlandse wegen een overvloed aan verkeerstekens. Door het aantal aangebrachte verkeerstekens te verminderen kan ernaar worden gestreefd dat de weggebruikers de overblijvende tekens weer serieuzer nemen. Deze gedachtegang is met name terug te vinden in de eindrapporten van twee overheidscommissies: de commissie vermindering en vereenvoudiging van overheidsregelingen (commissie Geelhoed) en de commissie kleine criminaliteit (commissie Roethof). 5. CROW-publicatie 177 “Integrale toegankelijkheid van de openbare ruimte” In deze handleiding is gesteld dat de openbare ruimte zo ingericht moet worden dat zo veel mogelijk mensen er zonder problemen gebruik van kunnen maken. Pas daarbij zo min mogelijk afzonderlijke voorzieningen voor speciale doelgroepen toe. 6. CROW-publicatie “Richtlijn beheer en onderhoud Verkeerstekens” Men verwacht dat in het najaar van 2003 een richtlijn verschijnt waarin wordt aangegeven hoe en waarom moet worden overgegaan tot een systematisch beheer en onderhoud van verkeerstekens. De informatie die we uit de conceptrichtlijn hebben kunnen halen, is reeds verwerkt in dit beleids- en beheerplan. 7. Richtlijnen bewegwijzering niet-autosnelwegen Deze richtlijnen zijn uitgegeven in opdracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat. Een uniform bewegwijzeringsysteem en een goede continuïteit in de geleiding van alle weggebruikers draagt in belangrijke mate bij tot een vlotte en veilige verkeersafwikkeling. Voor de uniformiteit is het wenselijk de bewegwijzering uit te voeren en te plaatsen conform de richtlijnen bewegwijzering nietautosnelwegen. Daarnaast kan gewezen worden op actualisering in de richtlijnen vanuit het Handboek Wegontwerp van het CROW.
8. Richtlijnen openbaar vervoer Op 1 januari 1996 is de provincie Noord-Brabant gestart met het project Heroriëntatie Openbaar Personenvervoer. Aanleiding hiervoor was dat de rijksoverheid haar openbaar vervoertaken aan de provincies overdroeg. Na grondige analyses van problemen en oorzaken en de ontwikkeling van visies en doelen zijn pijlers geformuleerd voor de vernieuwing van het openbaar vervoer. Voor elk van deze pijlers zijn concrete acties geformuleerd, die zijn vastgelegd in het activiteitenprogramma Personenvervoer van Morgen. Provinciale staten heeft dit programma op 5 februari 1999 vastgesteld. In de handleiding toegankelijke haltevoorzieningen, uitgegeven door de provincie Noord-Brabant, wordt een houvast geboden voor het ontewerpen van een toegankelijke halte. 9. Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen Markeringen zijn op of in het wegdek aangebrachte tekens ter geleiding, waarschuwing en regeling van het verkeer. De zichtbaarheid van de markeringen op het wegdek is niet onder alle omstandigheden voldoende (weersomstandigheden, tegenlicht). Dankzij verticale elementen in het wegbeeld, zoals geleiderailconstructies, beplanting, lichtmasten e.d., is toch een beperkte oriëntatie mogelijk. Bij duisternis zijn deze verticale elementen echter nauwelijks zichtbaar. In zulke omstandigheden heeft de weggebruiker behoefte aan aanvullende (verticale) bebakening. In deze richtlijnen vinden de wegbeheerders een handvat voor de inrichting van wegen. De richtlijnen sluiten nauw aan bij het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens. Voor de verkeersveiligheid is het essentieel dat de tekens op de weg eenvormig, duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. 10. Richtlijnen Politie Keurmerk Veilig Wonen (PKVW) Het Politie Keurmerk Veilig Wonen is de nieuwe meetlat voor veilig wonen. Het doel van het PKVW is enerzijds de kans op woninginbraak verminderen door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de bebouwde omgeving. Anderzijds wil het PKVW bijdragen aan een verbetering van de sociale veiligheid in de directe woonomgeving en aan semi-openbare ruimten zoals brandgangen, parkeerterreinen en achterpaden. Het plaatsen van obstakels in de openbare ruimte, de keuze van materialen van die obstakels , vormgeving van woonwijken etc. vallen onder de term PKVW. 11. NEN 1772 De ministeriële werkgroep “Uniforme bewegwijzering binnen en buiten de bebouwde kom” heeft samen met de ANWB een norm voor straatnaamborden geformuleerd, de zogenaamde NEN 1772. 12. NEN 12899-1 Ter vervanging van NEN 3381. In deze NEN-norm worden eisen gesteld ten aanzien van de retroreflectie van borden en de maatvoering van RVV-borden.
Gemeentelijk beleid 1. Verkeersborden (RVV) Het beleid is erop gericht om alle elementen van het RVV 1990 te waarborgen, te weten: a. het terugdringen van het aantal verkeersborden en -tekens; b. vervangen van borden vanuit het RVV 1966; c. vervangen van afgeschreven borden (jaartal, reflectie, schade); d. In het RVV 1990 staat dat alle verkeersborden uitgevoerd dienen te worden in minimaal reflectieklasse I. Het voorgestane beleid is erop gericht om alle verkeersborden in reflectieklasse II uit te voeren. Borden B7 en D2 worden uitgevoerd in diamond grade; e. jaarlijks reinigen van borden op gebiedsontsluitingswegen, centra en verblijfsgebieden (in deze volgorde). 2. Borden die geografische informatie verschaffen aan de weggebruiker 2.1 Straatnaamborden - Uitvoering conform NEN 1772, met uitzondering van verklarende tekst. De verklarende tekst wordt eveneens uitgevoerd in reflectieklasse 2 - Straatnaamborden moeten in de combinatie van witte tekst op een blauwe ondergrond worden uitgevoerd in reflectieklasse 2. - Lettertype ANWB-E - De straatnaam moet van een witte bies worden voorzien. - Verklarende tekst dient buiten de witte bies geplaatst te worden. - De gemeente werkt met het vlaggend systeem. - Straatnaambord is maximaal 80 cm lang. - Straatnaamborden dienen geleverd te worden incl. bevestigingsmateriaal - subschriften worden alleen vermeld bij personen 2.2 (Object-)bewegwijzering Het beleid is erop gericht om de bewegwijzering uit te voeren conform de richtlijn bewegwijzering nietautosnelwegen. Commerciële voorzieningen worden niet opgenomen in het bewegwijzeringsysteem. 2.3 Bewegwijzering op bedrijventerreinen Verwijzing vindt plaats door een combinatie tussen een ANWB-systeem en een eigen cijfermatige bewegwijzering. De duizendtallen vertegenwoordigen de bedrijvenparken, de honderdtallen de verschillende straten en de tientallen de individuele kavels. Voorwaarden De nummers die eindigen op 00 en 99 worden niet als kavelnummers uitgegeven. Nummers worden uitgegeven aan de eigenaar van de kavel. Niet aan de verschillende gebruikers (bedrijfsverzamelpand). Voor het leveren en plaatsen van industriële bewegwijzering is een contract afgesloten met Dre Lommers uit Nieuwkuijk.
3. Bebakening 3.1 Reflectorpalen In verblijfsgebieden gaat van de begroeiing, bebouwing e.d. veelal al een voldoende geleidende werking uit. In gebiedsontsluitingswegen moet van geval tot geval bekeken worden of plaatsing van reflectorpalen zinvol is in het kader van een bijdrage aan de verkeersveiligheid. Reflectorpalen kunnen meestal achterwege gelaten worden als de wegvakken voldoende verlicht zijn. Meestal kan de aanwezigheid van een bocht aanleiding geven tot het beperkt gebruik van reflectorpalen. 3.2 Bochtschilden Alvorens over te gaan tot plaatsing van extra bebakening om onoverzichtelijke en misleidende bogen te accentueren moet men eerst bezien of niet beter structurele maatregelen genomen kunnen worden. Indien dit niet het geval is, kan door het plaatsen van verkeersborden (adviessnelheid of gevaarlijke bocht) en/of door het plaatsen van bochtschilden, de situatie verbeteren. Op gebiedsontsluitingswegen (Gemeentelijk Verkeers en Vervoersplan) kan men kiezen tussen roodwitte hekjes of bochtschilden (enkele pijlfiguratie). In verblijfsgebieden (Gemeentelijk Verkeers en Vervoersplan) worden alleen rood-witte hekjes geplaatst. Bochtschilden en rood-witte hekjes dienen volledig retroreflecterend te worden uitgevoerd (klasse II). 3.3 Rood-wit geblokte hekjes De waarneembaarheid van slecht zichtbare of onoverzichtelijke kruispunten en solitaire oversteekplaatsen kan verbeterd worden door naast bewegwijzering en bebording een aantal wit geverfde bermpalen in de aansluitbogen te plaatsen en/of rood-wit geblokte hekjes in de berm, net voor de aansluitbogen te plaatsen of in de aansluithoeken. 3.4 Verkeerszuil In de uitvoeringsvoorschriften bij het RVV 1990 wordt voorgeschreven dat indien binnen de bebouwde kom de borden D2 en D3 worden geplaatst, in een verkeerseiland of middengeleider altijd een gele zuil moet worden aangebracht. Daar waar behoefte bestaat een zuil te gebruiken als obstakelbebakening of als bebakening van zijgeleiders verdient het aanbeveling een zwart-wit geblokte retroreflecterende zuil worden toe te passen. 4. Straatmeubilair Het beleid is er op gericht om meer uniformiteit en meer herkenbaarheid aan te brengen. Ook wordt gestreefd naar het terugdringen van obstakels om zo een rustiger straatbeeld te creëren, de openbare ruimte toegankelijker te maken voor gehandicapten en om het chemievrij onkruid bestrijden te vergemakkelijken. Openbare ruimten Buiten de bebouwde kom Stroomweg Gebiedsontsluitingsweg Verblijfsgebied Binnen de bebouwde kom Gebiedsontsluitingsweg Verblijfsgebied Bedrijventerreinen Winkelcentra Fiets- en wandelpaden Overige openbare ruimten
Leefbaarheid
+ ++ +++ +++
*de plusjes geven aan welk doel het straatmeubilair binnen een aandachtsgebied heeft, met daaraan gekoppeld de mate van belangrijkheid uitgedrukt in aantal plusjes.
Verblijfsgebied buiten de bebouwde kom: - Er wordt geen tot nauwelijks straatmeubilair geplaatst.
Verblijfsgebied binnen de bebouwde kom, uitgezonderd winkelcentra: - Straatmeubilair wordt spaarzaam toegepast, dus alleen op plaatsen waar dit kan worden gemotiveerd door verwacht gebruik; - Kleine voorzieningen, zoals een brievenbus, een telefooncel, bushokje, zitbank en afvalbak worden zoveel mogelijk gecombineerd; - Een zitbank staat minimaal 15 meter van een woning af zodat de directe overlast beperkt blijft als een bank als “hangplek” wordt gebruikt; - De materialen zijn duurzaam, vandalismebestendig en goed te beheren; - Sober straatmeubilair. Winkelcentra en overige openbare ruimten (parkgebieden): - Binnen een afstand van 200m wordt zitgelegenheid gecreëerd; - Obstakels worden zoveel mogelijk buiten de looproute geplaatst; - Obstakels in de looproute worden (visueel) gemarkeerd; - Kleine voorzieningen, zoals een brievenbus, een telefooncel, bushokje, zitbank en afvalbak worden zoveel mogelijk gecombineerd; - De materialen zijn duurzaam, vandalismebestendig en goed te beheren; - Hoogwaardig straatmeubilair .
4.1 Overzicht geplaatst straatmeubilair in de gemeente Heusden Drunen/Elshout/Giersbergen Papierbakken merk Bammens type capitole kleur groen Parkbanken Velopa type Siësta met hardhouten zitting en rugleuning Bank voltan mainline, 3 zitter, rugleuning, poot type B, zitting frame grijs RAL 7016, poten zwart RAL 9005 (begraafplaats), Samson Amsterdammers lange uitvoering (1.68m) kleur groen (voorheen: Nederland Haarlem, nu: vermolen groep) Afzetpalen diamantkop (vast en uitneembaar) kringloop kunststof met rood/witte, gele reflectiebanden (Visser & Visser) Voetgangerssluis stalen geleidheid, 40 cm met dwarsstang, hoogte vanaf betonvoet 1.05 m (Velopa) Centrum Drunen Zitbank, type S2000, houtsoort: teak, kleurcode: DB (VCP Streetcare) Afvalbak, model S, behorende bij de serie S2000, kleurcode: DB, de voor- en achterzijde glasparel gestraald (VCP Streetcare) Zitstoel, type Camino, houtsoort: teak, afwerken stalen delen van de stoel:SW 303F, Noir 100 sable, Interpon D36 Akzo Nobel (Velopa) Fietsbeugel, type nietje, afwerking: Interpon D36 Akzo Nobel, SW 303F, noir sable (Grijsen) Afzetpaal, type URBSL01 (diameter van de stalen buis waarme deze de grond in gaat is 89 mm, de dikte van de wand is 5mm), kleur: Interpon D36 Akzo Nobel, SW 303F, noir Sable (S.P.M. Lintzen vof) Markeringsnagels, type Inox Clou’s, diam105 mm incl. bevestigingsmiddelen (Velopa) Boomkrans, type Kieselstein, rond diam. 1800 mm (Velopa) Boomkrans, type Kieselstein, 1800 x 1800 mm (velopa) Vlijmen/Nieuwkuijk/Haarsteeg Papierbakken merk Bammens type capitole kleur groen Parkbanken Velopa type Siësta met hardhouten zitting en leuning Bank voltan mainline, 3 zitter, rugleuning, poot verlengd, zitting frame rood Ral 3005, poten rood RAL 3005, Samson Amsterdammers lange uitvoering (1.68 m) kleur groen (voorheen: Nederland Haarlem, nu: vermolen groep)
Afzetpalen diamantkop (vast en uitneembaar) kringloop kunststof met rood/witte reflectiebanden (Visser & Visser) Voetgangerssluis Velopa hardhout (2 liggers/2 staanders) Vesting Heusden Papierbakken merk Bammens type capitole kleur groen Parkbanken Velopa type Siësta met hardhouten zitting en rugleuning Parkbanken Velopa type City bank Amsterdammers lange uitvoering (1.68m) kleur groen (voorheen: Nederland Haarlem, nu: vermolen groep) Uitneembare Amsterdammers kleur groen of rood/wit (voorheen: Nederland Haarlem, nu: vermolen groep) Natuursteen palen/blokken, voor stoepen en ter aanduiding van zijwegen (Rene van Boxtel) Voetgangerssluisjes Velopa hardhout (2 liggers/2 staanders) Oudheusden/Herpt/Hedikhuizen/Heesbeen/Doeveren Papierbakken merk Bammens type capitole kleur groen Parkbanken Velopa type Siësta met hardhouten zitting en rugleuning Amsterdammers lange uitvoering (1.68 m) kleur groen (voorheen: Nederland Haarlem, nu: vermolen groep) Uitneembare amsterdammers kleur groen of rood/wit (voorheen: Nederland Haarlem, nu: vermolen groep) 5. Toegankelijke haltes / haltemeubilair Haltes worden, zoveel mogelijk, ontworpen volgens de handleiding toegankelijke haltevoorzieningen (in opdracht van Provincie Noord-Brabant). Voor de uitgangspunten voor abri’s wordt eveneens verwezen naar deze handleiding.
De algemene eisen die aan straatmeubilair gesteld kunnen worden zijn: - duurzame en slijtvaste materialen; - vandalismebestendige materialen; - gebruiksgemak (bijv. legen afvalbakken); - milieu (FSC hardhout, gerecyclede materialen); - veilig; - beeldkwaliteit (schoon, juiste sfeer).
Bijlage 6 : Specificatiebladen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Groen; Waterhuishouding; Verkeer; Weginfrastructuur; Openbare verlichting; Riolering; Straatmeubilair; Speelvoorzieningen; Kabels en leidingen.
31 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
1. Groen;
31 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
november 2010
Vrijgave:
GROEN
Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Stedebouwkundig niveau (eisen m.b.t. stedenbouw, verkeer, beleid) Gebiedsoort
Onderwerp
Beleidseisen (en evt. gebruikseisen)
Alle gebieden
Algemeen
In ontwerpen 5-10% van de uitgegeven grond voor wonen (bruto oppervlak incl. openbare ruimte) bestemmen voor Groen. Dit is afhankelijk van de functie van het gebied en de wijk waarin het geprojecteerd wordt.
R
Inventariseer en waardeer bestaande beplanting en handhaaf en bescherm waardevolle beplanting.
R
1
Bij ontwerp de groene hoofdstructuren (Groenstructuurplan) zoveel mogelijk versterken.
B
1
In de ontwerpfase bij de ruimtedeling rekening houden de plaats van Kabels en Leidingen in relatie tot de groene inrichting. Plaats bomen zo min mogelijk in verharding.
R
6
Ontwerp Groene gebieden bij voorkeur in combinatie met Water om te voldoen aan het begrip hydrologisch neutraal.
R
9
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Groentype
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Alle groentypen
Algemeen
Alle ontwerpen voorleggen aan het Ontwerpbureau Openbare Ruimte en de Buitendienst.
B
In kader van milieu en ecologie (duurzaamheid) autochtoon plantmateriaal gebruiken.
B
1, 3
Soortkeuze is afhankelijk van beoogde functie (oriëntatiegroen, belevingsgroen, ecologisch groen).
R
1
Bij soortkeuze is afhankelijk van de beheerbaarheid.
R
1
Zorg dat groen bereikbaar is voor onderhoudsmaterieel en mechanisch beheer.
R
Zorg dat openbaar groen niet direct aan particulier terrein grenst om illegaal gebruik van groen tegen te gaan (met bijvoorbeeld een pad, band en afscheiding). Maak de inrichting zo dat doorsteken zoveel mogelijk wordt voorkomen.
R
Wegcategorie + omschrijving
Obstakelvrije ruimte (A) in m
Beplantingsvrije ruimte (B) in m
Vrije ruimte (C) in m
Vrije doorrijhoogte (D) in m
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
1 van 13 0,5
2,5
R
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Groentype
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Alle groentypen
Plaatsing beplanting langs Plaats groen zoveel mogelijk in geconcentreerde plekken en voorkom versnipperd groen, vakken minimaal 2.00 m1 wegen breed met een minimale oppervlakte van 6.00 m2. Bij het aanbrengen van beplanting langs wegen, geldt de volgende ontwerprichtlijn:
R R
Obstakelvrije ruimte (A): In verband met de verkeersveiligheid mogen in deze ruimte geen obstakels aanwezig zijn. Beplanting mag in bepaalde gevallen wel aanwezig zijn, mits de diameter van de takken en stammen niet groter is Wegcategorie + omschrijving Obstakelvrije Beplantingsvrije Vrije ruimte Vrije dan 5 tot 8 cm. ruimte (A) in m ruimte (B) in m (C) in m doorrijhoogte (D) in m
4,6beplantingsvrij moet blijven is afhankelijk Welk4,5deel van de 3,0 obstakelvrije1,5 ruimte geheel Erftoegangsweg (60 km/h) 2,5 1,5 gehele obstakelvrije 1,0 4,6 vrij van beplanting te worden van het type weg. In bepaalde gevallen dient de ruimte Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h) 2,0 1,0 1,0 gehouden, in andere gevallen moet alleen het profiel van de vrije ruimte4,3beplantingsvrij gehouden worden. Erftoegangsweg (≤30 km/h) 1,0 4,3 Vrije ruimte (C): Dit is de ruimte1,5 pal langs de kantstreep of 1,0 bij het ontbreken hiervan de rand van de verharding, die Parallelwegen 2,0 1,0 1,0 4,3 ten allen tijde vrij moet blijven. (Brom)fietspaden 1,0 0,5 0,5 2,5 Vrije doorrijhoogte (D): Dit is de ruimte tussen de bovenkant van de wegverharding tot aan de onderzijde van de kroon van de boom. Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)(B): Beplantingsvrije ruimte
Boomgrootte
Kroon-
I ndi ca ti e
doors ne de
kroonproje cti e
> 12 me te r
8 - 12 me te r
80 m 2
e
6 - 12 me te r
5 - 8 me te r
35 m 2
e
< 6 me te r
3 - 5 me te r
13 m 2
1e 2 3
Bomen
Soort en grootte
Hoogte
De keuze van de boomsoort wordt afgestemd op de wijk, waarbij gekeken wordt naar de beschikbare ruimte, grondslag en groene hoofdstructuur. Bomen in verharding mogen in geen geval: 1. Vruchtdragend zijn; 2. Takdoornen hebben; 3. Opdruk van bestrating veroorzaken door ontwikkeling van een oppervlakkig wortelstelsel of 4. Wortelopslag vormen.
R
1
R
1
Voor de groote van bomen wordt het volgende gehanteerd:
R
Wegcategorie + omschrijving
Obstakelvrije ruimte (A) in m
Beplantingsvrije ruimte (B) in m
Vrije ruimte (C) in m
Vrije doorrijhoogte (D) in m
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
2,0
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
Bij keuze van (Brom)fietspaden
de boomgrootte in relatie met het feit dat minimaal de helft 1,0 tot de vrije 0,5doorrijhoogte 0,5 rekening houden 2,5 van de totale boomhoogte bestemd is voor de kroon van de boom (vb. bij een vrije doorrijhoogte van 4,60 m is dus een totale boomhoogte nodig van 9,20 m).
2 van 13
R
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Groentype
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Bomen
Afstand tot verharding
Minimale afstand van 0,75 m1 tot de verharding bij een boom van de 3e grootte.
R
e
R
e
R
Minimale afstand van 1,00 m1 tot de verharding bij een boom van de 2 grootte. Minimale afstand van 1,25 m1 tot de verharding bij een boom van de 1 grootte. Afstand tot K&L
e
R
e
R
e
R
Minimaal 1,50 m1 aanplant uit K&L bij een boom van de 3 grootte. Minimaal 2,00 m1 aanplant uit K&L bij een boom van de 2 grootte. Minimaal 2,00 m1 aanplant uit K&L bij een boom van de 1 grootte. e
e
Afstand tot rioolkolken ed Minimale afstand van 2,00 m1 bij bomen van de 2 en 3 grootte, voor de afstand tot rioolkolken, inspectieputten, ondergrondse afsluiters, deksels en dergelijke. Minimale afstand van 2,50 m1 bij bomen van de 1e grootte, voor de afstand tot rioolkolken, inspectieputten, ondergrondse afsluiters, deksels en dergelijke. Afstand tot lichtmast Bewaak de afstand tussen boom en lichtmast, onderlinge afstand minimaal 4,00 m1 bomen van de 2e en 3e grootte tot
R
7
R
7
R
e
Plaatsing
Plantgat bomen in verharding
minimaal 6,00 m1 voor bomen van de 1 grootte. Dit is echter maatwerk voor ieder plan. Overbodige snoei van bomen moet hiermee voorkomen worden. Plaats bomen zo min mogelijk in verharding.
R
De minimale maat tussen bomen en kabels en leidingen met gebruik van anti worteldoek is 1,00 m1, mits het antiworteldoek of Deeproot direct naast kabel en leidingen wordt gebruikt. Zorg dat de boom in volgroeide toestand (kroonprojectie) niet boven een milieuparkje komt in verband met het legen van deze containers. Plaats bomen op voldoende afstand van particuliere eigendommen (min. 2 meter).
R
Zorg dat bewoners zo min mogelijk schaduwoverlast krijgen. Het is acceptabel wanneer bewoners een deel van de dag schaduw in hun huis of tuin hebben, mits de zon ook gedurende een deel van de dag binnenvalt, afstand tot gevels minimaal 2.50 m1 voor derde grootte tot minimaal 6.00 m1 voor bomen van de eerste grootte.
R
Geen aaneengesloten kronen wanneer bomen in de nabijheid van gevels staan.
R
Plaats bomen zo min mogelijk in verharding.
R
Het plantgat dient minimaal 1,00 meter diep te zijn ten opzichte van het te realiseren maaiveld. De minimale breedte van ondergrondse ruimtevoorzieningen bedraagt 2,00 meter. Bij plaatsing in verharding moet de ondergrondse groeiruimte zijn ingevuld met bomenzand.
R
Wegcategorie + omschrijving
Obstakelvrije Beplantingsvrije Vrije ruimte Vrije e voor bomen de 1(B) grootte bedraagt 30 a 40 m3 per ruimte (A) in m van ruimte in m (C) in m doorrijhoogte e (D) in m 3
R R
R
stuk.
R
De ondergrondse groeiruimte voor bomen van de 2 grootte bedraagt 12 - 15 m per stuk.
R
De ondergrondse groeiruimte
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
De ondergrondse Erftoegangsweg (60 km/h)
3,0
e
1,5
4,6
3
groeiruimte voor bomen van de1,5 3 grootte bedraagt 5 a 8 4,6 m per stuk. 2,5 1,0 Gebiedsontsluitingsweg km/h) 2,0 indien de boom 1,0 1,0 4,3 en er achter ‘open’ grond is. Zorg voor een(≤50 verbinding ondergronds in een verharding staat 1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
0,5
2,5
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
3 van 13
R R
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Objecten en eisen
Hardheid
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Groentype
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Bomen
Boomspiegels
Boomspiegel boom 3e grootte minimaal 1,50 x 1,50 m (dit is de ruimte tussen de kantopsluiting).
R
e
Boomspiegel boom 1 grootte minimaal 2,50 x 2,50 m (dit is de ruimte tussen de kantopsluiting).
R
Beplanting dient te bestaan uit soorten die een goede sluiting van het vak waarborgen. Dit in verband met het tegengaan van onkruidgroei in de plantvakken. Bij de vormgeving van de vakken dient rekening gehouden te worden met een minimale breedte van het vak van 1 meter ter voorkoming van te smalle vakken waar beplanting slecht of niet kan groeien.
R
Plantafstanden
De plantafstand dient dusdanig te zijn dat een snelle “sluiting” van de beplanting gerealiseerd wordt.
R
Aanplant van de randen van vakken Grond in plantvakken
De wijze van aanplant dient zodanig te worden vormgegeven dat er geen sprake is van “overkoken” van beplanting door te grote beplanting te dicht bij de rand van het vak. Ter plaatse van heestervakken dient minimaal 50 cm zwarte bovengrond aanwezig te zijn.
R
Soort en dichtheid
Stem de soort en het aantal heesters en boomvormers af op de grootte van het plantvak opdat in een uitgegroeide situatie een gesloten plantvak ontstaat. Het is van belang aan te geven hoe het plantvak beheerd moet worden opdat een balans tussen heesters en boomvormers ontstaat.
R
Plantvak
Maak het vak zo breed dat er op eindafstand een gesloten beplantingsvak ontstaat, minimaal 8,00 m breed met een minimale oppervlakte van 50.00 m2. Afstand van het bosplantsoen tot paden minimaal 2.00 m1.
R
Hagen dienen zoveel ruimte te hebben dat in volgroeide toestand minimaal 25 cm beschikbaar is als haagvoet. Dit is de ruimte tussen de rand van de haag en de rand van de kantopsluiting.
R
Boomspiegel boom 2 grootte minimaal 2,00 x 2,00 m (dit is de ruimte tussen de kantopsluiting). Heesters
Soortenkeuze Minimale vakbreedte
Bosplantsoen
Hagen
R
e
Benodigde ruimte
Wegcategorie + omschrijving
Obstakelvrije ruimte (A) in m
Beplantingsvrije ruimte (B) in m
Vrije ruimte (C) in m
Vrije doorrijhoogte (D) in m
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
0,5
2,5
4 van 13
R
R
R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Objecten en eisen
Hardheid
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Groentype
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Blokhagen
Planthoeveelheden
Plantafstand (in enkele of dubbele rij) en daarmee planthoeveelheden afhankelijk van de soort bepalen in overleg met de Buitendienst. Ter plaatse van hagen en blokhagen dient minimaal 50 cm zwarte bovengrond aanwezig te zijn.
R
In verband met de beheerbaarheid van het gras dient rekening gehouden te worden dat een maaimachine met een breedte van 2 meter de gehele oppervlakte kan bewerken en derhalve rondom ieder obstakel 2 meter manoeuvreerruimte heeft. Voor alle gazons in de gemeente moet een speelgazonmengsel gebruikt worden.
R
De gazons worden 0,01 meter lager aangelegd dan de rand van aanliggende verharding. Het gazon zelf dient “hol tonrond” aangelegd te worden met een kruindiepte die berekend wordt met de volgende formule:
R
Grond in plantvakken Gazons
Ruimte voor beheer
Mengselkeuze Afwatering
k
l 2
R
R
1 100
Hierin is k de kruindiepte in meters en l de vakbreedte in meters. Grond in gazonvakken
Ter plaatse van gazons dient minimaal 30 cm zwarte bovengrond aanwezig te zijn.
R
Afmetingen
Afmetingen grasvakken minimaal 2.00 m1 breed en met obstakels 3.50 m1 breed.
R
Mengsel
Voor bloemrijk gras gebruik maken van mengsels die afgestemd zijn op de locale abiotische omstandigheden (mengsels nader specificeren). Voor de bereikbaarheid van onderhoudsmateriaal moet de toegangsbreedte minimaal 2,50 m1 zijn.
R
In verband met de beheerbaarheid rondom ieder obstakel 2,50 m manouvreerruimte (breedte maaimachine is 2,50 m).
R
De taludhelling mag niet steiler zijn dan 1:4 indien ruig gras 2 keer of vaker per jaar moet worden gemaaid.
R
Beheer
Plaatsing (straat)meubilair De plaatsing van straatmeubilair, prullenbakken, paaltjes en dergelijke in gazons dient tot een absoluut minimum beperkt te blijven. Wegcategorie + omschrijving
Obstakelvrije ruimte (A) in m
Beplantingsvrije ruimte (B) in m
Vrije ruimte (C) in m
Vrije doorrijhoogte (D) in m
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
0,5
2,5
5 van 13
R
R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Objecten en eisen
Hardheid
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Groentype
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Bermen
Ruimte voor beheer
In verband met de beheerbaarheid van het gras dient rekening gehouden te worden dat een maaimachine met een breedte van 2 meter de gehele oppervlakte kan bewerken en derhalve rondom ieder obstakel 2 meter manoeuvreerruimte heeft. Voor alle bermen moet een bermenmengsel gebruikt worden eventueel in combinatie met een kruidenmengsel wat specifiek voor de aanwezige grondsoort samengesteld is. Ten behoeve van de afwatering dient de berm 0,03 meter lager aangelegd te worden dan de rand van de verharding. Tevens dient de berm een afschot te hebben van minimaal 1:40 Er dient gebruik gemaakt te worden van de ter plaatse aanwezige grond.
Mengselkeuze Afwatering Grond in plantvakken
Bloemweiden
Plaatsing (straat)meubilair De plaatsing van straatmeubilair, prullenbakken, paaltjes en dergelijke dient tot een absoluut minimum beperkt te blijven. Ruimte voor beheer In verband met de beheerbaarheid van de bloemweide dient rekening gehouden te worden dat een maaimachine met een breedte van 2,0 meter de gehele oppervlakte kan bewerken en derhalve rondom ieder obstakel 2,0 meter manoeuvreerruimte heeft. Mengselkeuze Voor alle bloemweides moet een bermenmengsel gebruikt worden in combinatie met een kruidenmengsel wat specifiek voor de aanwezige grondsoort samengesteld is. Afwatering Ten behoeve van de afwatering dient de bloemweide 0,03 meter lager aangelegd te worden dan de rand van de verharding. De bloemweide zelf dient “hol tonrond” aangelegd te worden met een kruindiepte die berekend wordt met de volgende formule:
k
l 2
R
R R R R R
R R
1 70
Hierin is k de kruindiepte in meters en l de vakbreedte in meters. Grond in plantvakken
Er dient gebruik gemaakt te worden van de ter plaatse aanwezige grond.
R
Plaatsing (straat)meubilair De plaatsing van straatmeubilair, prullenbakken, paaltjes en dergelijke dient tot een absoluut minimum beperkt te blijven.
Wegcategorie + omschrijving
Obstakelvrije ruimte (A) in m
Beplantingsvrije ruimte (B) in m
Vrije ruimte (C) in m
Vrije doorrijhoogte (D) in m
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
0,5
2,5
6 van 13
R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Objecten en eisen
Hardheid
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Groentype
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Onkruid bestrijding Ontwerpeisen op verharding
Bij het ontwerpen van de openbare ruimte dient bij iedere verharding gekeken te worden naar het gebruik en de gebruiksfrequentie. Niet of nauwelijks gebruikte verharding groeit vol met onkruid en doet in hoge mate afbreuk aan ieder ontwerp. Beter is het deze verhardingen anders vorm te geven bijvoorbeeld gras of grasstenen hier is kruidengroei zelfs gewenst. Vanuit de optiek van onkruidbestrijding op verhardingen dient er in het ontwerp zo min mogelijk straatmeubilair geplaatst te worden. Er dient zoveel mogelijk rekening gehouden te worden met de reductie van voegen in verharding. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld prefab beton of asfalt al dan niet gecombineerd met bijvoorbeeld een “streetprint”. Waar ook aan gedacht kan worden is een bestrating van materialen waarvan het juist de bedoeling is dat er kruiden/grasvegetatie in voorkomt zoals grasstenen. Dit heeft als bijkomend voordeel dat het bijdraagt aan het vasthouden van gebiedseigen water en doorlatendheid van de bodem bij de aanplant van bomen. (Voor ontwerpvoorbeelden zie publicatie 119 CROW)
R
Bij de plaatsing van straatmeubilair dient de hoeveelheid knipwerk tot een absoluut minimum te worden beperkt, bij de keuze van het bestratingsmateriaal al rekening houden met de beschikbaarheid van zogenaamde passtukken of andere prefab oplossingen. Zorgdragen in het ontwerp dat latere opbrekingen ten behoeve van kabels en leidingen niet noodzakelijk zijn. Voor winkelcentra en drukke verkeerskruisingen is het een mogelijkheid om kabels en leidingen in daarvoor bestemde kokers te leggen en door bovengrondse kasten in de rand van plantsoenen aan te brengen.
R
Beperking hoeken en gaten
Constructies dienen zodanig uitgevoerd te zijn dat er zo min mogelijk hoeken en gaten zijn. Langs parkeervakken zoveel mogelijk gebogen banden gebruiken. Boomspiegels dienen vlak en passend in de bestrating aangebracht te worden.
R
Boomroosters
Boomroosters worden in dit kader gezien als een bestratingstype. Het is echter een zeer moeilijk te beheren verhardingstype wat derhalve ook niet toegepast dient te worden. Plaats beschermende voorzieningen bij bomen op parkeerplaatsen. Het gaat hier om bomen bij Centra, waardevolle bomen of grote parkeerdruk. Plaats de bomen zodanig dat ze niet kunnen worden beschadigd bij inparkeren.
R
Plaats bomen zo dat in volwassen toestand geen aanrijdschade ontstaat. Indien de verkeerssituatie van een dusdanige omvang is dat stamschade te verwachten is als gevolg van aanrijden, dan dienen voorzieningen getroffen te worden om dit te voorkomen. Te denken valt dan aan paaltjes of anti-aanrijdingsringen.
R
Plaatsing straatmeubilair Reductie van voegen en keuze straatmateriaal
Knipwerk in bestratingen
Anticiperen in de ontwerpfase
Bomen
Aanrij voorzieningen
Wegcategorie + omschrijving
Obstakelvrije ruimte (A) in m
Beplantingsvrije ruimte (B) in m
Vrije ruimte (C) in m
Vrije doorrijhoogte (D) in m
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
0,5
2,5
7 van 13
R R
R
R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Objecten en eisen
Hardheid
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Groentype
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Ecologisch groen
Algemeen
Stel bij het ontwerpen van ecologisch groen de natuurdoeltypen vast.
R
Sluit aan op bestaande ecologische structuren die in (nieuwe) beleidsvoornemens zijn opgenomen.
R
Benoem de onderdelen verblijfsgebied, ecologische verbindingszones en de knelpunten in de ecologische structuur.
R
Zorg dat oevers (in beheer van de gemeente) toegankelijk zijn voor maaimaterieel.
R
Maak bij het ontwerp van grazige vegetaties en bos ruimte voor inhammen met luwtes. Beschutte en zonnige plekjes zijn bij uitstek geschikt voor insecten die weer als voedselbron dienen voor vogels en kleine zoogdieren.
R
Houdt rekening met kringlopen en natuurlijke processen.
R
Maak verbindingen met groene structuren door middel van bijvoorbeeld tunnelconstructies en ander aanpassingen voor de fauna. Stem de maatvoering van water/natuurlijke oever af op de beoogde natuurdoel typen en het onderhoudsmaterieel.
R
Neem rietvelden bij voorkeur op in een extensief gefaseerd maaibeheer.
R
De minimale breedtemaat van de bos-mantel-zoom is een boskern met een gesloten boomlaag van 20.00 m1.
R
De minimale benodigde oppervlakte van de bos-mantel-zoom is 50.00 m2 met een mantel van 5.00 tot 10.00 m breed (aan de zuidzijde). Aan de noordzijde kan deze smaller zijn. De minimale benodigde oppervlakte voor kruidenrijk gras is afhankelijk van de gewenste functie.
R
Algemeen
R
R
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Algemeen
Sortimentkeuze
Alleen autochtoon plantmateriaal gebruiken in het kader van duurzaamheidseisen gemeente Heusden. Controleer bij levering van het plantmateriaal of het groen van eerste kwaliteit is, soortecht is, vrij van ziekten en plagen, goed gekweekt, op tijd verplant en afgerijpt. Zorg dat de sortimentskeuze en plaatsing de verkeers- en openbare veiligheid niet in gevaar brengt of overlast veroorzaakt. Gebruik sortiment dat aansluit bij lokale omstandigheden, als grondsoort, reeds aanwezige beplanting of gebruike van Wegcategorie + omschrijving Obstakelvrije Beplantingsvrije Vrije ruimte Vrije ruimte (A) in m ruimte (B) in m (C) in m doorrijhoogte de ruimte. (D) in m Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
0,5
2,5
8 van 13
R R R R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Objecten en eisen Bomen
Hardheid Maatvoering t.o.v. wegen Voorkom dood hout door een minimale afstand aan te houden tussen bomen aan hoofd- en wijkwegen, namelijk ¾ x de kroondiameter bij dertig jaar. Bomen in bermen Bomen die geplant worden in een extensief onderhouden berm dienen tevens voorzien te worden van twee maaischadepalen. Tevens dient de boomspiegel komvormig afgewerkt te worden t.b.v. het water geven Plantgat Het plantgat van bomen in verharding, en bij lange levensduur bomen, dient te bestaan uit door de gemeente Heusden goed te keuren bomenzand (eentoppig bomenzand). Rotterdams (1-3 deelgroencompost gemaakt van houtcompost, 5mm afgezeefd. 2-3 deel ééntoppig zand met een M50 cijfer van ca. 300 micron).
Stamomvang
R
R
Het plantgat van bomen in beplanting bestaat uit goede grondbewerking met geode bemesting van compost.
R
Pas bomen met een minimale stamomvang van aan te planten bomen 16-18 op 1,30 m1 hoogte.
R
Watergeef voorziening Verankering bomen bovengronds
R
R De bomen moeten zijn voorzien van een watergeefvoorziening (nylondrain met kunststofkous) om de kluit. De bomen moeten zijn voorzien van 3 onbehandelde boompalen (lengte 1,60 meter, minimale diameter 0,08 meter) van kastanjehout of acaciahout + 3 banden. De zichthoogte van de boompalen is ca. 0,5 meter boven maaiveld. De palen dienen onder een hoek van 1:20 geplaatst te worden.
R
R De bomen moeten zijn voorzien van 2 onbehandelde boompalen (lengte 2,50 meter, minimale diameter 0,08 meter) van kastanjehout of acaciahout + 2 banden. De zichthoogte van de boompalen is ca. 1,6 meter boven maaiveld. Verankering bomen ondergronds
Bomen
Werk in uitvoering
R De bomen moeten zijn voorzien van een driehoeksverankering van onbehandelde boompalen (minimale diameter van 0,08 meter). Deze driehoeksverankering moet zijn bevestigd aan verticaal staande boompalen met een minimale lengte van 1.,60 meter en een minimale afmeting van 0,08 meter van onbehandeld hout. De houtsoorten voor de boompalen mogen kastanjehout of acaciahout zijn. De bomen moeten zijn voorzien van een voorziening bestaande uit staalkabels met ankerplaten welke door middel van spanvoorzieningen strak over de kluit gezet kan worden. Tussen de kabel en de kluit dient een drukverdelende laag aanwezig te zijn die de kluit beschermd tegen de snijdende werking van de kabel. Dit kan bestaan uit enkele lagen antiworteldoek. Om de verankering van een boom niet in gevaar te brengen mogen wortels dikker dan 0.05 m niet worden doorgesneden. Bij te+handhaven gehouden te worden dat er binnenVrije de kroonprojectie geen werkzaamheden Wegcategorie omschrijving bomen dient rekening Obstakelvrije Beplantingsvrije Vrije ruimte ruimte (A) inbouwactiviteiten m ruimte (B) in m gepland (C) in m worden. doorrijhoogte verricht mogen worden en dat hier geen (D) in m
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
0,5
2,5
9 van 13
R
R R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Objecten en eisen
Hardheid
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Plantmateriaal
Handels voorwaarden
Heesters
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Bij aankoop van plantmateriaal zijn de handelsvoorwaarden voor de Boomkwekerij in Nederland van toepassing (afgekort HBN 87). Algemene aanvullingen op Levering van het plantmateriaal mag niet plaatsvinden tussen vrijdag 12.00 uur en maandag 8.00 uur, tenzij met de de HBN 87 directie anders wordt afgesproken. Het plantmateriaal waarvoor een NAKB keuring van toepassing is, dient door de NAKB te zijn gekeurd.
R R R
Voor generatief vermeerderd materiaal dient bij aflevering de “Eigen Verklaring” te worden overlegd.
R
Indien een bepaalde herkomst is verlangd, dient dit per partij aangegeven te zijn.
R
Het plantmateriaal moet zijn: van eerste kwaliteit, soortecht, goed gekweekt, op tijd verplant, ruim gerooid, afgerijpt en onbeschadigd. Het wortelgestel van de planten zonder kluit moet goed vertakt en goed ontwikkeld zijn en voldoende haarwortels dunner dan 1 m hebben. De vorm van de plant moet goed zijn: voor boomvormende soorten een doorgaande spil zonder sterke kromming.
R
Het plantmateriaal moet wat betreft de leeftijd, teeltwijze, lengte en lengte/diameterverhouding voldoen aan de Dorschkamp/SBB normen. De sortering van het plantmateriaal binnen de partij moet zodanig zijn dat er een regelmatige spreiding is binnen de aangegeven maten. De slechtere planten, de zgn. “onderslag”, moet in elk geval zijn verwijderd.
R
Een plantvak dient binnen 4 jaar gesloten te zijn om onkruidgroei te beperken. De soort en het aantal moeten hierop worden afgestemd. Stem de soort en het aantal heesters af op de grootte van het plantvak om te voorkomen dat de beplanting gaat overhangen (‘overkookt’) Minimaal 0,60 m1 uit kant verharding bij fijn heesters en 1.00 m1 bij grove heesters.
R
Plantvak
Helling van de ondergrond maximaal 1:3.
R
Sortimentkeuze
Houd bij uitzichthoeken rekening met lengtes en hoogtes bij het maken van het beplantingsplan.
R
Gebruik geen gedoornde struiken langs fietspaden en op speelplaatsen.
R
Stem het sortiment heesters en bomen op elkaar af. Denk aan de lichtdoorlatendheid van de boomkroon.
R
Soort en dichtheid
Wegcategorie + omschrijving
Obstakelvrije ruimte (A) in m
Beplantingsvrije ruimte (B) in m
Vrije ruimte (C) in m
Vrije doorrijhoogte (D) in m
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
0,5
2,5
10 van 13
R
R
R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Objecten en eisen
Hardheid
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Grondbewerking
Aanwezigheid van storende lagen
Vooraf dient (middels een penetrograaf of penetrologger) gemeten te worden of er harde en/of lagen in de grond zitten. Deze meting gaat tot een diepte van 80 cm bij twijfel over storende lagen dieper dan 80 cm moet minimaal tot 1 meter diepte gespit worden. De resultaten van deze metingen dienen voorafgaand aan het werk bij het team OOR bekend te zijn. Op plaatsen waar gazon komt moet een minimale spitdiepte van 0,4 meter aangehouden worden tenzij vanuit bovenstaande meting blijkt dat dieper spitten vereist is. Op plaatsen waar geplant gaat worden dient een minimale spitdiepte van 0,6 meter aangehouden te worden tenzij vanuit bovenstaande meting blijkt dat dieper spitten vereist is. Grondwerk mag nooit onder natte omstandigheden plaatsvinden; bij regenval en/of op aanwijzing van de gemeente dienen de werkzaamheden gestaakt te worden. Machinaal spitten dient te gebeuren met een hydraulische kraan met een zgn. ‘riekbak’ en niet met een dichte bak. Dit om structuurbederf (dichtslepen) van de grond te voorkomen. Na voltooiing van het grondwerk dient (middels een penetrograaf of penetrologger) gecontroleerd te worden of de voorgeschreven bewerkingsdiepte ook gerealiseerd is. Voor de aanplant van nieuw materiaal dient bemesting plaats te vinden op organische wijze en direct na de aanplant op anorganische wijze. Bemesting met organische bemesting dient te geschieden met molmmest in een hoeveelheid van 2 tot 2,5 m3 per 100 m2. Toepassing van de bemesting dient te geschieden volgens 51.02.06 van de standaard 2000.
R
Bemesting met anorganische meststoffen dient te bestaan uit kunstmeststof NPK met een verhouding 12-10-18 in een hoeveelheid van 1 kg per 100 m2.
R
Spitdiepte
Voorkomen structuurbederf
Controle van het werk Bemesting
Wijze van bemesting Hoeveelheid, aard en toepassing orga-nische bemesting Hoeveelheid, aard en toepassing anorganische bemesting
Wegcategorie + omschrijving
Obstakelvrije ruimte (A) in m
Beplantingsvrije ruimte (B) in m
Vrije ruimte (C) in m
Vrije doorrijhoogte (D) in m
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
0,5
2,5
11 van 13
R R R R R R R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Objecten en eisen
Hardheid
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Plantafstanden
Plantafstanden
De plantafstanden zijn afhankelijk van de soort en dienen in overleg met de Buitndienst de worden vastgesteld.
R
Uitvoering
Bescherming beplanting
R
Te handhaven bomen
Algemeen
Voor het beschermen van te handhaven beplanting dienen de aanwijzingen op de poster “Beschermen beplanting” van de Vereniging Stadswerk gevolgd te worden. Deze poster dient op elk werk tijdens de uitvoering aanwezig te zijn. De Stadswerkposter “Beschermen beplanting” kan besteld worden bij Vereniging Stadswerk, (0318) 692721,
[email protected]. De voorschriften voor de bescherming van bomen dienen op het werk aanwezig te zijn. De te treffen maatregelen dienen voor de uitvoering van de (bouw)werkzaamheden in overleg met de directie te worden vastgesteld De aannemer is verplicht zijn medewerkers op deze voorschriften te wijzen en zorg te dragen voor de naleving hiervan. Bij beschadegingen van wortels, takken en/of stam is de aannemer verplicht dit onmiddellijk aan de directie te melden. Vakkundig ingrijpen kan grotere schade en vervolgschade beperken dan wel voorkomen. Toegebrachte schade dient de veroorzaker te vergoeden. De hoogte van het schadebedrag wordt bepaald door de aard en de omvang van de toegebrachte schade en de boomwaarde volgens de “Methode Raad” voor de waardebepaling bomen dan wel de standaard R.A.W. bepalingen.
Rr
Veren moeten recht zijn een doorgaande spil hebben.
R
Veren moeten regelmatig met zijtakken bezet zijn.
R
Spillen moeten recht en stevig zijn.
R
Klikken moeten zijn verwijderd.
R
De lengte moet worden gemeten vanaf de wortelhals, maar hoogstens 10 cm onder de ent-/oculatieplaats.
R
Geveerde spillen moeten recht en stevig zijn en een doorgaande spil hebben.
R
Geveerde spillen moeten (afhankelijk van de soort) regelmatig met dunne zijtakken bezet zijn (zware takken dienen tijdig te worden verwijderd).
R
Schade
Algemene Veren kwaliteitseisen voor loofbomen Spillen
Geveerde spillen
Wegcategorie + omschrijving
Obstakelvrije ruimte (A) in m
Beplantingsvrije ruimte (B) in m
Vrije ruimte (C) in m
Vrije doorrijhoogte (D) in m
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
0,5
2,5
12 van 13
R R
R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Objecten en eisen
Hardheid
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Onderwerp Algemene Hoogstammen kwaliteitseisen voor loofbomen
Wortelgestel
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen) De stam moet recht en stevig zijn in relatie tot de soort en zonder beschadiging.
R
De stamhoogte moet minstens 1,80 m zijn (bij boompjes in de maat 6-8 mag de vertakking op 1,50 m beginnen). Uitzondering bolvormen moeten een minimale stamhoogte hebben van 2,25 m. De vertakking moet over tenminste 50% van de lengte van de boom aanwezig zijn; bij bomen in grotere maten over 2/3 van de lengte. Hoogstammen moeten minstens 4 sterke takken hebben, niet ouder dan 2 a 3 jaar. De kronen moeten dus regelmatig zij verjongd. Bomen met een doorgaande stam dienen een koptak en minstens 3 goed geplaatste zijtakken te bezitten. Uitzondering: speciale kroonvormen moeten minstens 4 goed geplaatste zijtakken te bezitten.
R
Hoogstammen moeten minstens 2 keer verplant zijn.
R
Het wortelgestel moet bij aflevering voldoende vertakt zijn, met rondom regelmatig gespreide, doorlopende hoofdwortels. De wortels mogen geen knikken of bochten scherper dan 90 graden bevatten.
R
Het wortelgestel mag geen rondgroeiende of wurgwortels bevatten.
R
Het wortelgestel mag geen gebreken vertonen en moet vrij zijn van ziekten en aantastingen zoals gallen, nematoden, schimmels en dergelijke. De omvang van het wortelgestel hangt nauw samen met de stamomvang.
R
Bij maten tot 10 cm stamomvang moet de beworteling een doorsnede hebben van minstens 6x de stamomvang.
R
Bij maten boven de 10 cm stamomvang moet de beworteling een doorsnede hebben van minstens 5x de stamomvang.
R
Bij wilg en populier kan volstaan worden met een doorsnede van minimaal 4x stamomvang.
R
Bij diepwortelaars, zoals Taxodium, Sophora en Quercus cerris moet de beworteling een doorsnede hebben van minimaal 4x de stamomvang, hierbij moet de breedte gecompenseerd worden door de diepte van het wortelgestel.
R
Bij kluit- of containermateriaal moeten de wortels regelmatig, spreidend verdeeld zijn.
R
De kluit moet een zodanige omvang hebben dat daarin het gewenste wortelgestel stevig verankerd is. De wortels en de aarde dienen één geheel te vormen. Het wordt aanbevolen om voor bomen die vooral in grotere maten voor levering met kluit in aanmerking komen, zogenaamde draadkorven te gebruiken. Deze draadkorven dienen te bestaan uit staaldraad zonder oppervlaktebehandeling (zoals een galvanisering) met een maximale Wegcategorie + omschrijving Obstakelvrije Beplantingsvrije Vrije ruimte diameter Vrijevan de staaldraad van 1,5 mm. ruimte (A) in m
ruimte (B) in m
(C) in m
doorrijhoogte (D) in m
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
0,5
2,5
13 van 13
R
R
R
R R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte)
OPENBAAR GROEN Bijlagen Nr. Omschrijving 1 Figuur Boom met vrije ruimte, beplantingsruimte, obstakelvrije ruimte en vrij doorrijhoogte. Brondocumenten Nr. Omschrijving 1 Groenbeleidsplan gemeente Heusden 2 Flora- en Faunawet 3 4 5 6 7 8 9
Milieubeleidsplan Politie Keurmerk Veilig Wonen nieuwbouw en bestaande bouw Burgerlijk wetboek Specificatieblad Kabels en leidingen Specificatieblad Riolering - Vrij verval riolering ASVV Waterplan gemeente Heusden
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Boomgrootte
Hoogte
Kroondoorsnede
Indicatie kroonprojectie
1e
> 12 meter
8 - 12 meter
80 m2
2
6 - 12 meter
5 - 8 meter
35 m2
3e
< 6 meter
3 - -5 meter
13 m2
e
Wegcategorie + omschrijving
Obstakelvrije ruimte (A) in m
Beplantingsvrije ruimte (B) in m
Vrije ruimte (C) in m
Vrije doorrijhoogte (D) in m
Gebiedsontsluitingsweg (70km/h en 80 km/h)
4,5
3,0
1,5
4,6
Erftoegangsweg (60 km/h)
2,5
1,5
1,0
4,6
Gebiedsontsluitingsweg (≤50 km/h)
2,0
1,0
1,0
4,3
Erftoegangsweg (≤30 km/h)
1,5
1,0
1,0
4,3
Parallelwegen
2,0
1,0
1,0
4,3
(Brom)fietspaden
1,0
0,5
0,5
2,5
WATERHUISHOUDING Bijlagen Nr. Omschrijving Brondocumenten Nr. Omschrijving 1 Keur Waterschap 2 Waterplan gemeente Heusden 3 Kaderrichtlijn Water 4 Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) 5 Specificatieblad Riolering - Vrij verval riolering 6 Specificatieblad Riolering - Afkoppelen en infiltratie 7 Specificatieblad Riolering - Persleidingen en gemalen
2. Waterhuishouding;
32 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
WATERHUISHOUDING
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Stedebouwkundig niveau (eisen m.b.t. stedenbouw, verkeer, beleid) Gebiedsoort
Onderwerp
Beleidseisen (en evt. gebruikseisen)
Alle gebieden
Verantwoordelijkheden
Het Waterschap is verantwoordelijk voor het onderhoud van de primaire en secundaire watergangen, de gemeente voor de tertiaire watergangen. De eisen en voorwaarden die het Waterschap m.b.t. de waterhuishouding stelt (bijvoorbeeld m.b.t. berging, doorstroming, bereikbaarheid voor beheer en onderhoud), dienen opgevraagd te worden bij het Waterschap.
B
1, 2
B
1
Watertoets
De initiatiefnemer informeert het Waterschap vroegtijdig over een project of ontwikkeling en initieert een overleg m.b.t. de watertoets. Voor dit overleg dient een vertegenwoordiger van de gemeente uitgenodigd te worden.
R
Grondwateronttrekking
Grondwateronttrekking vindt alleen plaats na goedkeuring van de gmeente (team OOR).
B
2, 3
Waterkwaliteit
Bij het inrichten van watersystemen mogen geen materialen worden gebruikt die de waterkwaliteit negatief beïnvloeden. Materiaalgebruik dient in overeenstemming te zijn met de richtlijnen voor duurzaam bouwen.
Waterkwaliteit
Bij het inrichten van watersystemen mogen geen materialen worden gebruikt die de waterkwaliteit negatief beïnvloeden. Materiaalgebruik dient in overeenstemming te zijn met de richtlijnen voor duurzaam bouwen.
B
6
Waterberging
Het percentage waterberging dient per plan nader te worden vastgesteld in overleg met het Waterschap en de gemeente.
B
Indien hiervoor mogelijkheden aanwezig zijn dient al het regenwater (tijdelijk) in het te bebouwen gebied geborgen te worden. Hiervoor dient een gedeelte van dit gebied ingericht te worden als open water.
R
Bij toename van het verhard oppervlak dient gerekend te worden met een compensatie in de vorm van oppervlaktewater. Hiervoor hanteert het Waterschap een percentage van de toename van het verhard oppervlak. Dit percentage is afhankelijk van het peilvak waarin de ontwikkeling plaatsvindt . E.e.a dient via de zogenaamde "watertoets" met het Waterschap overeengekomen te worden. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de realisatie en kosten van de watercompensatie. Aanleg van nieuw open water (ongeacht of het is voor compensatie van aanleg van extra verharding, of vanuit ontwerp) moet aansluiten op het bestaande watersysteem, zodat geen 'snipperblauw' ontstaat.
B
Bestaand water dat wordt gedempt moet gecompenseerd worden.
B
Profiel
Het dimensioneren van watergangen dient te geschieden in overleg met gemeente en Waterschap.
R
Ontwerp en inrichting
De aanleg van steigers is gebonden aan het beleid m.b.t. walkanten en de gemeentelijke bestemmingsplannen.
R
Langs oevers van watergangen met veel pleziervaart geen natuurlijke/natuurvriendelijke oever aanleggen.
R
Ontwerp en inrichting van oevers dienen vooraf overlegd te worden met het team OOR en het Waterschap.
R
Nieuw aan te leggen oevers dienen qua ontwerp en inrichting aan te sluiten op het aanwezige netwerk van oevers.
R
Primaire waterkeringen: 100 meter uit de teen van de waterkering;
B
1
Regionale keringen: 50 meter uit de teen van de waterkering.
B
1
Uitleggebieden (BRM en WRM)
Oevers
Waterkering
Vrijwaringszones
R 2, 3
Bijlage
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Uitleggebieden (BRM en WRM)
Rioolstelsel
De (ontwerp)eisen m.b.t. het rioolstelsel zijn vastgelegd in de specificatiebladen Riolering - Vrij verval riolering, Riolering - Persleidingen en rioolgemalen en Riolering - Afkoppelen en infiltratie.
R
5, 6, 7
Afkoppelen verhard oppervlak
R
6
Waterberging
De (ontwerp)eisen m.b.t. afkoppelen en infiltratie zijn vastgelegd in het specificatieblad Riolering - Afkoppelen en infiltratie. Doodlopende watergangen moeten worden voorkomen.
Ontwateringsdiepte
Ontwateringsdiepte bedraagt 0,70 m voor wegen en kabels en leidingen.
R
Ontwateringsdiepte voor woningen met kruipruimte bedraagt 1,00 m. Grondwater mag niet hoger stijgen dan 0,10 m onder het afwerkniveau van de kruipruimte.
R
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Waterlopen/ Watergangen
Profiel
Waterdiepte: bij voorkeur, vanuit ecologisch oogpunt, 1,20 m. Indien dit niet haalbaar is, dient als minimale diepte 1,00 m aangehouden te worden. Taluds onder water: 1:2 of flauwer
R
Taluds boven water: 1:3 of flauwer
R
Bodembreedte: minimaal 1,00 m.
R
Breedte op de waterlijn: minimaal 6,00 m.
R
Plasberm van bij voorkeur 1,00 m breed (minimaal 0,50 m).
R
De onderwatertaluds dienen niet steiler dan 1:3 te zijn.
R
De initiatiefnemer dient ter bescherming van oevers ook zorg te dragen voor de aanleg van beschoeiing en oeverbescherming. Dit dient ook zo vastgelegd te worden in het contract dat met een ontwikkelaar wordt afgesloten.
R
Walkanten zijn particulier bezit, maar worden ingericht en beheerd door de gemeente. Walkanten moeten een uitstraling/inrichting hebben die aansluit bij de openbare ruimte. De aanleg van wadi’s in een plan dient eerst overlegd te worden met het team OOR van de gemeente en met het Waterschap. Wadi’s mogen niet gecombineerd of geïntegreerd worden met speelplekken.
R
Er dient rekening gehouden te worden met de maximaal toelaatbare verkeersbelasting op een waterkering. Welke verkeersbelasting is toegestaan dient bij het Waterschap te worden opgevraagd.
R
Oevers
Ontwerp en inrichting
Wadi's
Algemeen
Waterkering
Stabiliteit
R
R R 1
Onderhoudsvoorzieningen
Boothelling
Maaiboottracé
In waterlopen waar het onderhoud vanaf het water wordt uitgevoerd, dient per “pand” (gedeelte tussen twee dammen/duikers) van de waterloop een boothelling aangelegd te worden van minimaal 4 m breed en helling 1:5 of flauwer . Minimale lengte van een “pand” van een watergang die vanaf het water wordt onderhouden bedraagt 200 m.
R
Waterlopen dienen op de waterlijn minimaal 6 m breed te zijn indien onderhoud vanaf het water plaatsvindt.
R
Eisen m.b.t. de doorvaarbaarheid van duikers en bruggen:
R
R
- Doorvaartbreedte: minimaal 4,50 m - Waterdiepte: minimaal 0,80 m - Doorvaarthoogte: minimaal 1,10 m Onderhoudspaden
Langs watergangen en oevers die vanaf de kant worden onderhouden dient de onderhoudsstrook vlak te zijn, obstakelvrij, en minimaal 3 m breed. Indien bomen geplant worden dient de onderlinge afstand minimaal 10 m te bedragen bij “gewoon” onderhoud. Indien een verlengde giek nodig is voor het onderhoud bedraagt de minimaal afstand 15 m.
R
Watergangen met een breedte van 8 m – 16 m (breedte bovenaan talud): onderhoudspaden aan twee zijden of varend onderhoud. Watergangen met een breedte > 16 m (breedte bovenaan talud): varend onderhoud.
R
Varend en rijdend onderhoud niet combineren in één watergang.
R
R
R
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Beschoeiing
Cultuurlijke oever
Materiaal: gerecyclede kunststof met natuurlijke uitstraling.
R
Levensduur: minimaal 30 jaar.
R
De hoogte en de diepte van de beschoeiing/damwanden in overleg met de gemeente bepalen.
R
De constructie dient uitgevoerd te worden in palen met opgeklampt schot (alternatief na goedkeuring gemeente: damwand). Beschoeiing dient aan de grondkerende zijde te worden voorzien van een grondkerend geotextiel (in geval van samengestelde elementen). Indien de constructie niet zo uitgevoerd kan worden dient de beschoeiing als damwand te worden uitgevoerd. Door middel van een constructieberekening dient te worden aangetoond dat de damwandconstructie in sterkte en stabiliteit voldoet aan de vigerende normen (indien noodzakelijk verankering toepassen).
R
Afmetingen palen: minimaal 0,10 x 0,10 x 2,50 meter.
R
Toe te passen planken: 3 stuks van 35 mm dik en 0,30 m hoog.
R
Indien beschoeiing c.q. damwanden worden aangebracht dient hierlangs op ca. 0,20 m onder het normale waterpeil een onderwaterbanket aangebracht te worden, breed ca. 0,75 m, Levensduur: minimaal 30 jaar.
R
Onder water beschoeiing d.m.v. gestaffelde houten damwand dik 30 mm en een houten gording van 23 x 75 mm.
R
Bevestigingsmaterialen: gegalvaniseerd staal.
R
Natuurvriendelijke oever
R R
R
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Spindel- afsluiters Eindafsluiters in oppervlaktewater of opbouwafsluiter
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen) Type: TBS/KST, type PSA
R
Materiaal: HDPE
R
Diameter: 150 tot 1000 mm of doorlaat (vierkant of rechthoekig)
R
Aansluitingen:
R
- B (aansluiting op betonbuizen d.m.v. inwendige bevestiging van insteekbuis met kraag) of - G (aansluiting en bevestiging d.m.v. achterplaat en frame op vlakke betonnen wandconstructie) of - P (aansluiting op PVC buizen d.m.v. losse PVC-steekmof) of - S (aansluiting voor plaatstalen duikers d.m.v. inwendige bevestiging van insteekbuis met kraag) of - U (aansluiting voor PVC ultraribbuizen).
Overige afsluiters
Frame: geanodiseerd aluminium
R
Bediening: bedieningssleutel of aandrijfunit AUMA.
R
Type: TBS/KST, type PSA
R
Materiaal: HDPE
R
Diameter: 150 tot 1000 mm of doorlaat (vierkant of rechthoekig). Aansluitingen:
R
- G (aansluiting en bevestiging d.m.v. achterplaat en frame op vlakke betonnen wandconstructie) of - P (aansluiting op PVC buizen d.m.v. losse PVC-steekmof). Schuifbelasting 7,5 m.w.k. op beide zijden van de schuif. Frame: geanodiseerd aluminium Bediening: bedieningssleutel of aandrijfunit AUMA. Uitvoering
Gesloten periode
Waterkering
Stabiliteit
In de periode 15 oktober – 15 april mogen in principe geen werkzaamheden in of aan de waterkering plaatsvinden. Met het Waterschap en Rijkswaterstaat dient afgestemd te worden of dit voor het uit te voeren werk van toepassing is. Bij werk in, langs en op een waterkering dient altijd vooraf overleg met het Waterschap plaats te vinden. Besproken moet worden hoe de werkzaamheden binnen de richtlijnen uitgevoerd kunnen worden en welke berekeningen uitgevoerd moeten worden.
B
R
1
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte)
WEGINFRASTRUCTUUR - VERKEERSTECHNIEK Bijlagen Nr. Omschrijving 1 2 3 4 Brondocumenten Nr. Omschrijving 1 CROW-publicatie 119 2 ASVV 3 CROW-publicatie 6 4 CROW-publicatie 68 5 CROW-publicatie 29 6
3. Verkeer;
33 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: Versie: Objecten en eisen
2 november 2010 November 2010
VERKEER
aangepast na projectleidersoverleg Stedebouwkundig niveau (eisen m.b.t. stedenbouw, verkeer, beleid) Gebiedsoort Onderwerp Beleidseisen (en evt. gebruikseisen) Alle gebieden Algemeen Ontwerp beheerbewust. Laat hoofdroutes voor langzaam verkeer zoveel mogelijk langs voorkanten van gevels lopen in verband met sociale controle. Voorkom illegale doorsteekjes bij speciale voorzieningen voor de brandweer om sluipverkeer te voorkomen.
Parkeernorm
Parkeren
Streef naar ontwerpen conform Handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen. Bij een herinrichting en bij nieuwbouw dient het aantal aan te leggen parkeerplaatsen altijd met een verkeerskundige van de gemeente Heusden afgestemd te worden. Er mag geen nieuwbouw plaatsvinden zonder dat voldoende parkeervoorzieningen voor het pand beschikbaar zijn of worden aangelegd. De parkeerplaatsen dienen goed gespreid ten opzichte van de woningen te liggen. Dit moet door middel van een parkeertoets worden aangetoond. Op plaatsen waar parkeren ongewenst is, wordt dit fysiek onmogelijk gemaakt, met inachtneming van de eis van toegankelijkheid.
Parkeernorm Voor het bepalen van de benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen wordt de norm van de ASVV 1996 “Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom” (tabel 6.2 blz. 146 t/m 151) aangehouden. Voor woningen in nieuwbouwwijken wordt een minimale parkeernorm per woning aangehouden. Dit is echter afhankelijk van het type woning en de voorzieningen die op eigen terrein van de woning worden getroffen (zie ASVV 1996) Het aantal parkeerplaatsen wordt bepaald conform de meest recente CROW uitgangspunten. Bij het bouwen van speciale voorzieningen zoals horeca, winkels, appartementencomplexen, enz. worden er afspraken gemaakt met het team OOR van de gemeente Heusden over hoe het parkeren gereguleerd gaat worden
1 van 11
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
R R R R R R R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 VERKEER Versie: November 2010 Objecten en eisen Stedebouwkundig niveau (eisen m.b.t. stedenbouw, verkeer, beleid) Gebiedsoort Onderwerp Beleidseisen (en evt. gebruikseisen) Parkeergelegenheden voor de bewoners van appartementencomplexen worden op eigen terrein gerealiseerd. Ook Parkeren bezoeker dienen op eigen terrein te parkeren. Daarom ook een halve parkeerplaats per appartement rekenen als parkeerplaats voor bezoekers e.d. Parkeergelegenheden voor het personeel van bedrijven worden op eigen terrein gerealiseerd. Ook voor eventuele bezoekers moeten voorzieningen getroffen worden. Binnen de bebouwde kom mogen er geen vrachtwagens geparkeerd worden. Alle straten Algemeen Gebruik de maatvoering conform ASVV en relevante CROW-publicaties. Controleer of de som der delen goed functioneert. In de bijlagen staat de maatvoering die in gemeente Heusden veelvuldig wordt gebruikt.
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
Bron
R
1
Plaats geen grondwallen, bijvoorbeeld ten behoeve van geluidswering, waar kabel- en leidingstroken liggen. Maak geen grondophogingen hoger dan 0,50 m in de uitzichthoeken van kruispunten en uitritten.
R
Gebruik voor de bochtstralen de normen van de ASVV 2004. Zorg te allen tijde voor een vrije doorrijdbreedte van 3,50 m en een vrije doorrijhoogte van 4,50 m.
R R
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) GebiedsVerkeerskenmerken Max. snelheid: 80 km/h. ontsluitingsweg Etmaal intensiteit: > 10.000 mvt/etm. type I Minimale binding: regio. 70 km/uur Vrachtverkeer: veel. Wegindeling Scheiding rijrichtingen: ja met smalle middenberm. Rijbaanindeling: 2x1 of 2X2 rijstroken. Beschikbare breedte: 18,50 m (hoofdrijbaan: 7,50 m). Wegvaklengte: > 500 m. Positie fiets: verbod of gescheiden voorzieningen. Positie bromfiets: verbod of gescheiden voorzieningen. Positie voetganger: verbod of gescheiden voorzieningen. Positie openbaar vervoer:toegestaan, haltes gescheiden. Positie gemotoriseerd langzaam verkeer: verbod. Parkeren: niet Omgevingskenmerken Verharding: gesloten. Bebouwing: op afstand (> 20 m). Markering in lengterichting: ja. Erfontsluitingen: Nee. Kruispuntprincipes Met gebiedsontsluitingsweg type I of II: gelijkvloers en voorrangsregeling. Met erftoegangsweg: niet toegestaan. Met fietspaden, voetpaden: ongelijkvloers. Snelheidsremmende In principe geen snelheidsremmende maatregelen toepassen. maatregelen
2 van 11
R R R R R R R R R R R R R R R R R R R R
2
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 VERKEER Versie: November 2010 Objecten en eisen Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) GebiedsVerkeerskenmerken Max. snelheid: 50 km/h of evt. 70 km/h. ontsluitingsweg Ontwerp snelheid: 60 km/h of 80 km/h. type II (bibeko) Etmaal intensiteit: 5.000 - 10.000 mvt/etm. 50 km/uur Minimale binding: lokaal. Vrachtverkeer: matig. Wegindeling Scheiding rijrichtingen: ja met dubbele asmarkering. Rijbaanindeling: 2 x 1 rijstroken met vrijliggende fietsvoorzieningen (of minimaal fietsstroken). Beschikbare breedte: > 9,50 m. Wegvaklengte: 250 - 500 m. Positie fiets: fietspaden. Positie bromfiets: rijbaan. Positie openbaar vervoer: toegestaan, halteren in havens bij hoge verkeersintensiteit. Positie gemotoriseerd langzaam verkeer: rijbaan. Parkeren: niet, of in langsparkeerhavens. Omgevingskenmerken Verharding: gesloten. Bebouwing: op afstand (10 - 20 m), voordeuren aan de wegkant. Markering in lengterichting: ja. Erfaansluitingen: beperkt. Maximale rechtstand: 200 m.
3 van 11
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
R R R R R R R R R R R R R R R R R R R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 VERKEER Versie: November 2010 Objecten en eisen Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Gebiedsontsluitingsweg Kruispuntprincipes Met gebiedsontsluitingsweg type I of II: gelijkvloers met snelheidsbeperkende maatregelen en voorrangsregeling. type II (bibeko) 50 km/uur Met erftoegangsweg: gelijkvloers met uitritconstructie. Met fietspaden, voetpaden: gelijkvloers met snelheidsbeperkende maatregelen en voorrangsregeling. Snelheidsbeperkende maatregelen
Wegversmallingen
Erftoegangsweg/ bibeko (30 km)
Verkeerskenmerken
Geen punaises en geen boldrempels toepassen. Bij voorkeur busvriendelijke plateaus (60 km-uitvoering) of rotondes op kruisingen. Een hellingshoek van 1:40 voor een drempel of een plateau , in een trapeziumvorm (niet sinusvormig). Voor het bovenvlak geldt de volgende minimale maatvoering: buslengte lengte bovenvlak 12 m 7m 15 m 9m (gelede bus) 13 m De hoogte van de drempel/plateau ligt maximaal 8 cm boven de weg. Plateaus worden bij voorkeur gesitueerd bij haltes. Bij afslaande beweging moet de bus het plateau met twee wielen tegelijk kunnen verlaten. Een kruispuntplateau geeft beduidend minder oponthoud als bus moet afslaan. Geen versmalling toepassen bij intensiteiten hoger dan 5000 motorvoertuigen per dag. “Chicanes” zijn niet toegestaan. Combinatie van wegversmalling met drempel is niet wenselijk, maar met een busdrempel is wel toegestaan. Max. snelheid: 30 km/h. Ontwerp snelheid: 30 km/h. Etmaal intensiteit: <6000 mvt/etm. Minimale binding: straat (autoverkeer). Vrachtverkeer: incidenteel. Om een straat of een stelsel van straten juridisch kenbaar te maken als 30 km/u-zone, worden twee borden toegepast, namelijk E10(A1) om het begin van de 30 km zone aan te geven en E11(A1) om het eind van de 30 km zone aan te geven. Max. snelheid: 30 km/u. Deze maximale snelheid moet voortvloeien uit de inrichting van de betreffende straat of weg dan wel uit de aangebrachte snelheidsremmende voorzieningen. Doorgaand verkeer in een 30 km/u-zone dient te worden vermeden, de straten in een 30 km/u-zone hebben een functie voor verkeer dat zijn bestemming of herkomst heeft op deze straten of in de directe omgeving. De bereikbaarheid (voor hulpdiensten) dient te zijn gewaarborgd.
4 van 11
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
R
R R R R R R
R R R R R R R R R R R R B
R R
R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 VERKEER Versie: November 2010 Objecten en eisen Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Erftoegangsweg/ Wegindeling Geen rijrichtingscheiding bibeko (30 km) Rijbaanindeling: 1 rijbaan voor gemengd verkeer. Beschikbare breedte: ca. 4,50 m. Maak in een 30 km zone maximale rechtstanden met een lengte tussen de 70 en 100 m. Zorg voor een snelheidsremmende maatregel indien een rechtstand meer dan 100 m is. Positie fiets: op rijbaan. Positie bromfiets: rijbaan. Positie voetganger: de indruk moet worden vermeden dat de betrokken straten en weggedeelten in een 30 km/uzone deel uitmaken van een erf. Het onderscheid tussen een 30 km/u-zone en een erf komt het beste tot zijn recht door 30 km/u-straten te voorzien van trottoirs. Aan de zijde(n) van een 30 km/u-straat waar woningen zijn gelegen, moet een verhoogd trottoir of een van de rijloper gescheiden loopstrook aanwezig zijn.
Omgevingskenmerken
Kruispuntprincipes
Snelheidsbeperkende maatregelen
Positie openbaar vervoer: bij voorkeur niet. Positie gemotoriseerd langzaam verkeer: rijbaan. Parkeren: langs- of haaksparkeren Verharding: het bestratingmateriaal van parkeervakken, rijloper en een eventuele loopstrook dient contrasterend van kleur te zijn. Fietsstroken zijn roodachtig gekleurd. Bebouwing: dicht op de weg (< 10 m) en georiënteerd op de weg. Markering in lengterichting: nee. Erfaansluitingen: toegestaan. De maximale rechtstand (of afstand tussen verkeersremmende maatregelen) in een 30 km zone bedraagt 50 tot 75 meter. Met gebiedsontsluitingsweg type I: niet toegestaan. De overgang van een weg met een ander verkeersregime (50 km/u) naar een 30 km/u-zone dient te worden vormgegeven door middel van een poortconstructie (conform richtlijnen CROW). Met fietsroute: gelijkvloers met voorrangsregeling. Geen punaises en geen boldrempels toepassen. Bij voorkeur busvriendelijke plateaus (60 km-uitvoering) op kruisingen. Een hellingshoek van 1:20 (1:25 is wenselijk) voor een drempel of een plateau , in een trapeziumvorm (niet sinusvormig). Voor het bovenvlak geldt de volgende minimale maatvoering: buslengte langte bovenvlak 12 m 7m 15 m 9m (gelede bus) 13 m
5 van 11
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
R R R R R R R
R R R R R R R R R R R R R R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 VERKEER Versie: November 2010 Objecten en eisen Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) De hoogte van de drempel/plateau ligt maximaal 8 cm boven de weg. Erftoegangsweg/ Snelheidsbeperkende Plateaus worden bij voorkeur gesitueerd bij kruisingen van meerdere wegen. bibeko (30 km) maatregelen Bij afslaande beweging moet de bus het plateau met twee wielen tegelijk kunnen verlaten. Een kruispuntplateau geeft beduidend minder oponthoud als bus moet afslaan. Geen versmalling toepassen bij intensiteiten hoger dan 5000 motorvoertuigen per dag. Wegversmallingen “Chicanes” zijn niet toegestaan.
Erftoegangsweg bubeko (60 km)
Verkeerskenmerken
Wegindeling
Omgevingskenmerken
Snelheidsbeperkende maatregelen
Combinatie van wegversmalling met drempel is niet wenselijk, maar met een busdrempel is wel toegestaan. Max. snelheid: 60 km/h Etmaal intensiteit: <6000 mvt/etm Minimale binding: straat (autoverkeer). Vrachtverkeer: incidenteel wel landbouwverkeer . Om een straat of een stelsel van straten juridisch kenbaar te maken als 60 km/u-zone, worden twee borden toegepast, namelijk E10(A1) om het begin van de 60 km zone aan te geven en E11(A1) om het eind van de 60 km zone aan te geven. Max. snelheid: 60 km/u. Deze maximale snelheid moet voortvloeien uit de inrichting van de betreffende straat of weg dan wel uit de aangebrachte snelheidsremmende voorzieningen. Doorgaand verkeer in een 60 km/u-zone dient te worden vermeden, de straten in een 60 km/u-zone hebben een functie voor verkeer dat zijn bestemming of herkomst heeft op deze straten of in de directe omgeving.
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
R R R R R R R R R R R B
R R
De bereikbaarheid (voor hulpdiensten) dient te zijn gewaarborgd. Scheiding rijrichtingen: nee. Rijbaanindeling: 1 rijbaan voor gemengd verkeer. Positie fiets: op rijbaan. Positie bromfiets: rijbaan. Positie gemotoriseerd langzaam verkeer: rijbaan. Parkeren: niet of langsparkeren Verharding: het bestratingmateriaal van parkeervakken, rijloper en een eventuele loopstrook dient contrasterend van kleur te zijn. Fietsstroken zijn roodachtig gekleurd. Erfaansluitingen: toegestaan. Markering in lengterichting: alleen kantmarkering. Bij het toepassen van verkeersmaatregelen buiten de bebouwde kom, dient extra aandacht besteed te worden aan eventuele eisen voor landbouwvoertuigen. Deze eisen worden samen met de belanghebbenden opgenomen.
R R R R R
Geen punaises en geen boldrempels toepassen. Bij voorkeur busvriendelijke plateaus (60 km-uitvoering) op kruisingen. Een hellingshoek van 1:40 voor een drempel of een plateau , in een trapeziumvorm (niet sinusvormig).
R R R
6 van 11
Bron
R R R R R
2
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 VERKEER Versie: November 2010 Objecten en eisen Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Erftoegangsweg Snelheidsbeperkende Voor het bovenvlak geldt de volgende minimale maatvoering: maatregelen buslengte lengte bovenvlak bubeko (60 km) 12 m 7m 15 m 9m (gelede bus) 13 m De hoogte van de drempel/plateau ligt maximaal 8 cm boven de weg. Plateaus worden bij voorkeur gesitueerd bij haltes. Bij afslaande beweging moet de bus het plateau met twee wielen tegelijk kunnen verlaten. Een kruispuntplateau geeft beduidend minder oponthoud als bus moet afslaan. Geen versmalling toepassen bij intensiteiten hoger dan 5000 motorvoertuigen per dag. Wegversmallingen “Chicanes” zijn niet toegestaan.
Poortconstructies
Algemeen
Poort gebiedsontsluitingswegerftoegangsweg bij kruispunt
Combinatie van wegversmalling met drempel is niet wenselijk, maar met een busdrempel is wel toegestaan. Om weggebruikers duidelijk te maken dat zij hun route vervolgen op een weg van een andere categorie, wordt een poortconstructie toegepast. Als een poortconstructie samenvalt met een kruispunt is er sprake van een voorrangsregeling. Deze wordt aangegeven met markering en bebording of bij voorkeur uitgevoerd in de vorm van een uitritconstructie.
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
R
R R R R R R R R
R Een poort voor een 30 km/uur-gebied respectievelijk 60 km/uur-gebied ter plaatse van een kruispunt kan worden uitgevoerd met twee strepen dwars over de rijbaan. De breedte van elke streep bedraagt 0,30 m en de afstand tussen beide strepen is 0,60 m. Een andere mogelijkheid is de uitritconstructie. Deze maatregel, die overigens niet kan worden toegepast bij busroutes, bestaat uit grijze betonstraatstenen met in het verlengde van het trottoir betontegels 15 x 30 welke moeten worden betegeld in elleboogverband. Zowel de betonstraatstenen als de betontegels worden aangebracht op de hoogte van het doorlopend trottoir. Aan de kant van de gebiedsontsluitingsweg bevinden zich inritblokken met een diepte van minimaal 75 cm. Aan de kant van het verblijfsgebied wordt een sinusvormige oprit gemaakt (gelijk aan een halve sinusvormige drempel).
Poort Een poort voor een 30 km/uur gebied kan ook worden gecombineerd met een wegvakmaatregel. Voorwaarde is dat gebiedsontsluitingswegerftoegangsweg op wegvak de poort minstens 20 meter vanaf het dichtstbijzijnde kruispunt wordt gesitueerd. Bij een rijbaanbreedte van 5,0 meter kan op dit punt een sinusvormige drempel worden toegepast.
7 van 11
R
R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum: 2 november 2010 VERKEER Vrijgave: Versie: November 2010 Eigenaar: Objecten en eisen Hardheid Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Parkeren Algemeen Onderscheid de parkeervakken duidelijk om te voorkomen dat auto’s parkeren op plaatsen die daar niet voor zijn R bedoeld. Stel de principematen af op tegel- of steenmaten. R Houd bij de maatvoering rekening met “tongen” tussen parkeervakken t.b.v. het plaatsen van openbare verlichting of R bomen (uitgangspunt: elke 25 m een tong van 2 m breed). Bij het inrichten van de (omgeving van de) parkeerplaatsen moet rekening gehouden worden met het inparkeren, het R in- en uitstappen en het laden en lossen van de voertuigen. Haaks parkeren De minimale lengte van een haakse parkeerplaats is 5,00 m. Het is ook mogelijk om met een overstek te ontwerpen R (het trottoir moet dan lager zijn dan 0,10 m, t.o.v. het parkeervak). Bij een trottoir moet dan rekening worden gehouden met voldoende breedte voor de voetgangers en voldoende breedte op de hoeken.
Langsparkeren
Gehandicapten parkeerplaatsen
Motorparkeerplaats Fundering Infohaven Bushaltes
Bron
2
De minimale rijbaanbreedte bij haaks parkeren is 5,40 m. De minimale breedte van langsparkeervakken bij gebiedsontsluitingswegen bedraagt 2,20 m en bij overige wegen 2,00 m (incl. opsluitingen). Hierbij wordt er van uitgegaan dat er geen muur of hoge beplanting direct naast het parkeervak is. Zie ASVV 2004 voor breedtes van parkeervakken langs een trottoir, langs beplanting (staptegels toepassen), langs een gevel of langs een erfafscheiding.
R R
2 2
De minimum lengte van een langsparkeervak is 5,50 m. Dit zijn de vakken aan erftoegangswegen. Voor parkeervakken aan gebiedsontsluitingswegen wordt de CROW-richtlijn aangehouden.
R
2
Bij de parkeerplaats word een bord E06, retroreflectieklasse 2 geplaatst met P gehandicaptentegel.
R
Indien het een individuele gehandicaptenparkeerplaats betreft wordt een onderbord met plakletters (kenteken) bijgeplaatst. In winkelgebieden dient 2% van de aanwezige openbare parkeerplaatsen te worden ingericht als gehandicaptenparkeerplaats. In overige gebieden zal in overleg met de verkeerskundige van het team OOR de hoeveelheid gehandicaptenparkeerplaatsen bepaald worden. Bij gestoken parkeren een breedte hanteren van minimaal 3,5 meter en een lengte van minimaal 5 meter, indien de aansluitende rijbaan minimaal 5.00 m breed is Bij langs parkeren een breedte hanteren van minimaal 2 meter, excl. opsluitingen; en een lengte van minimaal 6 meter. Breedte minimaal 1,25 meter Lengte minimaal 2,5 meter Minimaal een zandfundering van 30 cm Maatvoering ten behoeve van infohavens: lengte 26 m en breedte 2,75 m. Volg voor de maatvoering van bushaltes de richtlijnen van de ASVV en eisen toegankelijkheid.
R
8 van 11
R R R R R R R R R
2
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum: 2 november 2010 VERKEER Vrijgave: Versie: November 2010 Eigenaar: Objecten en eisen Hardheid Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Voorzieningen voor Visueel gehandicapten Maak zoveel mogelijk gebruik van de natuurlijke lijnen in het terrein, zoals trottoirbanden, groenstroken, hekwerken R gehandicapten e.d. als geleiding voor visueel gehandicapten. Visueel gehandicapten maken gebruik van trottoirbanden, groenstroken, afrastering e.d. voor het vinden van hun R weg. Door deze natuurlijke geleiding vrij te houden van obstakels kunnen zij eenvoudig hun weg vinden zonder routes met ribbelstenen aan te hoeven leggen. Obstakels op het trottoir dienen zoveel mogelijk buiten de looprichting gehouden te worden (b.v. afvalbakken, R lichtmasten, reclameborden, fietsparkeervoorzieningen, verkeerspalen, e.d.). Ter plaatse van oversteekplaatsen dient een duidelijke afscheiding aangelegd te worden in de vorm van ribbeltegels. R Gehandicapten
Fietspaden
Verkeersdrempels
Algemeen
Algemeen
en - plateaus
Uit- en opritten
Algemeen
Ter plaatse van kruisingen van wegen zullen oversteekplaatsen worden aangebracht in de vorm van op- en afritten. Deze afritten zullen worden geplaatst aan de rand van het trottoir, aan de zijde van de rijbaan.
R
De oversteekplaatsen uitgevoeren door middel van een verlaagde trottoirband (13/15x25 cm). Bij erftoegangswegen worden inritbanden toegepast om oversteken mogelijk te maken. De maximale hellingshoek van inritten met een hoogteverschil tot 12 cm is 1:6. Voor het overbruggen van hoogteverschillen worden hellingbanen gebruikt conform de richtlijn van het CROW publicatie 6 “Gehandicapten in het verkeer”. Zorg voor natuurlijke gidslijnen zonder obstakels en met duidelijke begrenzingen ten behoeve van visueel gehandicapten. Is dat niet mogelijk, breng dan in overleg met de gemeente aanvullende gids- en attentielijnen aan (eventueel klanktegels). Oversteken zoveel mogelijk zonder hoogteverschil uitvoeren. Stem de breedte van de voetpaden af op de gebruikseisen, zowel ondergronds als bovengronds: functioneel gewenste breedte (minmaal 1,5 m en bij puntvernauwing 1,2 m). Streef naar de situering van sociaal veilige fietspaden. Ontwerp een eenrichtingsfietspad met een breedte van min. 2,10 m en een tweerichtingenfietspad met een breedte van min. 3,50 m. Fietspaden die deel uitmaken van hoofdfietsnetwerk bij voorkeur in de voorrang en met (rood) asfalt.
R R R R
Zorg dat het fietspad zich buiten de bebouwde kom duidelijk onderscheidt van de rijweg en het voetpad.
R
Ontwerp conform de CROW-publicaties Richtlijn verkeersdrempels en Richtlijn Verkeersplateaus.
R
Bij drempels moet bestrating de scheiding tussen verkeersstromen en oversteekbewegingen verhelderen, zie tek.nr´s 12-D02-07 & 12-D02-08. Voer plateaus en drempels in busroutes uit als 60 km plateau. Voer plateaus en drempels buiten de bebouwde kom uit als 60 km/u plateaus. Ontwerp uitritten volgens de CROW-publicatie 228 en ASVV. Ontwerp uitrit constructie op zijstraat volgens tekeningnr. W-32-190. Ontwerp inritconstructie naar particulier terrein volgens tekeningnr. W-32-218.
R
9 van 11
Bron
R
3
R
3
R R
R R R R R
2, 4
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum: 2 november 2010 VERKEER Vrijgave: Versie: November 2010 Eigenaar: Objecten en eisen Hardheid Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort Onderwerp Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen) Alle elementen Leg bouwwegen aan op de plaats van de definitieve wegen. R Parkeren Algemeen Situeer zowel bij langs- als haaksparkeren altijd kolken langs de rijbaan zodat ze ook kunnen worden gereinigd als R geparkeerd wordt. Fietspaden Obstakelvrije zones Minimale afstand tussen rand fietspad en boom, paal e.d.: 0,45 m R Minimale afstand tussen rand fietspad en gesloten wand (muur, heg e.d.): 0,75 m. R Tijdelijke verkeersAlgemeen R Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zal de initiatiefnemer verkeersmaatregelen nemen en onderhouden maatregelen om het verkeer op een verantwoorde manier af te wikkelen. De kosten voor deze verkeersmaatregelen en eventuele andere maatregelen komen voor rekening van de initiatiefnemer. Voor alle omleidingsroutes en verkeersmaatregelen geldt dat deze goedkeuring nodig hebben van de gemeente Heusden, team OOR. Voor alle te nemen maatregelen geldt: R De verkeersmaatregelen moeten voldoen aan de Publicatie 96b “Handboek wegafzettingen op niet-autosnelwegen R en wegen binnen de bebouwde kom” van het CROW. R Bij nacht en bij slecht zicht de bebakeningen en bebordingen voldoende verlichten. Wanneer de verlichting aangesloten wordt op het elektriciteitsnet wordt deze geschakeld via een aardlekschakelaar van maximaal 0,35 mA. De initiatiefnemer zal er voor zorgen dat er iemand bereikbaar is voor het oplossen van storingen aan de R verkeersmaatregelen (ook na werktijd!). Bij nalatigheid zal de gemeente de initiatiefnemer maatregelen laten nemen. R Voetgangers Met name bij voetgangers is het van belang dat bij eventuele maatregelen of omleidingsroutes het aantal R oversteekbewegingen en de lengte van de omleidingsroute zo beperkt mogelijk gehouden worden. Ten behoeve van de voetgangers worden de volgende verkeersmaatregelen genomen: · De trottoirs worden zolang mogelijk instandgehouden; · Wanneer gewerkt wordt aan de trottoirs in centrumgebieden wordt een tijdelijke verharding aanlegt in de vorm van opvallend gekleurde loopschotten met een minimale breedte van 1,20 meter; · Ten behoeve van de bereikbaarheid van openbare gebouwen worden er loopschotten gelegd van 1,20 m breed; · De beschikbare loopruimte vrij houden van obstakels en vervuiling; · Telefooncellen, brievenbussen, bushaltes toegangen van woningen, bedrijven en winkels dienen bereikbaar te blijven, eventueel met houten schotten; · Op donkere plekken extra verlichting aanbrengen.
10 van 11
R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum: 2 november 2010 VERKEER Vrijgave: Versie: November 2010 Eigenaar: Objecten en eisen Hardheid Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort Onderwerp Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen) Ten behoeve van (brom)fietsers dient er rekening mee gehouden te worden dat de omleidingsroutes zo kort mogelijk Tijdelijke verkeers(Brom)fietsers R zijn en het aantal oversteken zo minimaal mogelijk. maatregelen Ten behoeve van de (brom)fietsers worden de volgende verkeersmaatregelen genomen: R
Autoverkeer, openbaar vervoer en hulpdiensten
· De minimale ruimte voor (brom)fietsverkeer in 1 richting is 1,5 meter en in 2 richtingen is 2,5 meter · Een tijdelijke asmarkering aanbrengen op het fietspad bij verkeer in twee richtingen · Bij gevaarlijke oversteken borden plaatsen met daarop de tekst (brom)fietsers afstappen · Op donkere plekken extra verlichting aanbrengen Omleidingsroutes voor het autoverkeer dienen duidelijk aangegeven te worden. Bij omleidingen voor het autoverkeer overleggen met hulpdiensten, politie en de openbaar vervoersinstanties over de te nemen omleidingsroutes.
R R R
In overleg met team OOR wordt een route afgesproken voor het bouwverkeer. De afgesproken route wordt voorafgaande aan de uitvoering van de werkzaamheden geïnspecteerd, conform de landelijk erkende CROWsystematiek. Alle op dat moment voorkomende schadebeelden worden vastgelegd in een inspectierapport. R Alle omleidingen/verkeersmaatregelen hebben de goedkeuring nodig van de gemeente Heusden c.q. team OOR. Huisvuilophaaldienst
R Als het werkterrein ontoegankelijk is voor de huisvuilophaaldienst zorgt de initiatiefnemer voor het transport van het huisvuil naar een verzamelpunt dat wel door de huisvuilophaaldienst te bereiken is (inclusief het zonodig terugplaatsen van de lege containers). Hiervoor krijgt de initiatiefnemer geen vergoeding.
11 van 11
Bron
Bijlage
4. Weginfrastructuur;
34 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Versie: November 2010 Objecten en eisen Stedebouwkundig niveau (eisen m.b.t. stedenbouw, verkeer, beleid) Gebiedsoort Onderwerp Beleidseisen (en evt. gebruikseisen) Alle gebieden Algemeen Voor het ontwerpen van wegen zijn de uitgangspunten uit het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) van de gemeente Heusden leidend. De gemeente hanteert de volgende categorieën van wegen: a. Stroomwegen, b. Gebiedsontsluitingswegen, c. Erftoegangswegen, d. Fietspaden en e. Wegen binnen (Bibeko) en buiten de bebouwde kom (Bubeko).
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
Bron
Bijlage
B
9
9
B
Wegen dienen zo gedimensioneerd te zijn dat zij voor hun functie voldoende breedte hebben en voldoen aan de minimale CROW-normen. Beheerbewust en duurzaam ontwerpen.
N
In ontwerpen de cultuurhistorische waarden proberen te borgen in inrichting en materialisatie.
R
De gemeente Heusden stimuleert hergebruik van materialen, mits kwalitatief volwaardig. Vervaardig daarom funderingen en verharding van materialen die na vrijkomen hergebruikt kunnen worden als secundaire bouwstof. En voorkom het vrijkomen van materialen zoveel mogelijk.
R
Bewoners worden betrokken in het proces van aanleg. Doel is vergroten van het draagvlak en inbrengen van de kennis van de lokale situatie (voorkomen looplijnen, combinatie van functies).
R
Het ontwerp en de inrichting stimuleren het gebruik van de openbare ruimte in mogelijkheden voor (informeel) spelen, ontmoeten, recreatief gebruik en goede parkeergelegenheid. Doel is om alle functies goed tot hun recht te laten komen. Gecombineerd functiegebruik is hierbij mogelijk.
R
Stem het ontwerp het type, de kleur en de structuur van de toe te passen verhardingen, incl. kantopsluitingen, af op de aard van de locatie (bv. Centrumgebied), de functie, het tijdsbeeld en de naastliggende omgeving (openbare ruimte en gebouwen). Voor parkeernormen worden de meest recente uitgangspunten van de CROW gehanteerd.
R
Bepaal het type, de kleur en de structuur van de toe te passen verhardingen, incl. kantopsluitingen, altijd in overleg met de wegbeheerder. Gebiedsontsluitingswegen worden in asfalt gemaakt. Voor verblijfsgebieden binnen de bebouwde kom bij voorkeur elementenverharding toepassen.
R
Fietspaden bij voorkeur in asfalt.
1 van 14
R
B
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Versie: November 2010 Objecten en eisen Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Alle straatsoorten Algemeen De (sterkte)berekeningen en (ontwerp)uitgangspunten van de wegen worden in de ontwerpfase voorgelegd aan de gemeente Heusden, team Ontwerpbureau Openbare Ruimte. De te gebruiken materialen moeten voldoen aan de in Nederland geldende eisen zoals: KOMO, KIWA en het Besluit Bodemkwaliteit. In verband met het onderhoud worden haakse hoeken afgerond met boogstraal van minimaal 0,50 meter. Onderbouw het dimensioneren van asfalt- en elementenverhardingen door middel van een verhardingsadvies. Ontwerp een asfaltdeklaag met een levensduur van minimaal 15 jaar. Ontwerp onder de deklaag liggende asfaltlagen en de fundering met een levensduur van minimaal 50 jaar. Houd bij het ontwerpen van wegen niet alleen rekening met civieltechnische aspecten (zoals goede fundering, afwatering en materiaalkeuze), maar houd ook rekening met de samenhang met het omringende groen en de waterhuishouding. Zorg dat de gebruiker de verschillende verkeersfunctie duidelijk kan onderscheiden, bijvoorbeeld door kleur of patroonverschillen, in verband met juridische aansprakelijkheid. Ontwerp zodanig dat algengroei op verhardingen wordt voorkomen, dit veroorzaakt gladheid. Ontwerp onkruidwerende verharding, zie CROW-publicatie 119. Gebieds-ontsluitings- Algemeen wegen bibeko 70 km/uur Maximumsnelheid Rijbaan
Type trottoir Bromfietsverkeer Fietsverkeer
Geen erfontsluitingen Bewegwijzering is aanwezig Relatief grote afstand tussen de kruispunten 70 km/uur Minimale breedte rijstrook 3,25 meter. Minimaal een dubbele doorgetrokken streep. Dwarshelling wegdek 1:50 voor asfaltverharding, 1:40 voor elementenverharding. Kruising van wegen uitvoeren als rotonde of voorrangsregeling. Geen aansluitend trottoir toepassen. Op vrijliggend fietspad indien van toepassing. Vrijliggend fietspad. Fietspad ter plaatse van wegkruisingen in rode kleur. Minimale breedte fietspad: 2 meter indien in 1-richting berijdbaar; 3,5 meter indien in 2-richitngen berijdbaar. Fietspad voldoende verlichten (conform richtlijn NSVV). Dwarshelling 1:50. Minimaal 40 cm zandfundering onder het fietspad. Bij aanwezigheid watergang of bomenrij langs fietspad menggranulaat toepassen met verzwaarde opsluitband.
2 van 14
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Versie: November 2010 Objecten en eisen Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Gebieds-ontsluitings- Parkeren Niet parkeren en laden en lossen op de rijbaan Openbaar vervoer Speciale halteplaatsen voor bussen wegen bibeko 70 Openbare verlichting Conform NPR 13201-1 km/uur Markering Gedeeltelijke markering in de lengterichting. Zie “Markeringen” voor meer informatie over de markering. Oversteek-voorzieningen Geen oversteekplaatsen. Bermen
Gebiedsontsluitingsweg 50 km/uur
Algemeen
Maximumsnelheid Rijbaan
Type trottoir
Bromfietsverkeer Fietsverkeer
Middenberm breedte < 2,5 meter of zijberm met een breedte < 2 meter verharden met onkruidwerende verharding. Verhoogde grasberm: Middenberm breedte >= 2,5 meter en Zijberm breedte >= 2 meter In overige situaties: Alleen toepassen van bermasfalt met bermprint of grasbetontegels. Wegen met een verkeersfunctie Wegfunctie afwikkelen en uitwisselen van verkeer. In beginsel geen erfontsluitingen, voor bestaande situaties zal dit nog veel voorkomen. Bewegwijzering is aanwezig. 50 km/uur Minimale breedte rijstrook 2,75 meter. Dwarshelling wegdek 1:50 voor asfaltverharding, 1:40 voor elementenverharding. Kruising van wegen uitvoeren als rotonde of voorrangsregeling. Verhoogd en gescheiden van de rijbaan. Vrije beloopbare breedte van minimaal 1,2 m en een gewenste vrije beloopbare breedte van 1,5 m. Vaak is een trottoir met een minimale breedte van 1,7 m nodig vanwege kabels en leidingen. Dwarshelling 1:100 of 1:50 afhankelijk keuze gemeente. Minimaal 40 cm zandfundering onder het trottoir. Rekening houden met bromfietsverkeer op de rijbaan. Gescheiden van overig verkeer d.m.v. markering of vrijliggend fietspad. Fietspaden als fietssuggestiestroken in rood uitvoeren. Minimale breedte fietsstrook 1,50 meter. Minimale breedte fietspad: berijden in 1-richting à 2 meter; 2-richtingen à 3,5 meter. Fietspad voldoende verlichten (conform richtlijn NSVV). Dwarshelling 1:50. Minimaal 40 cm zandfundering onder fietspad. Bij aanwezigheid watergang of bomenrij langs fietspad menggranulaat toepassen met verzwaarde opsluitband.
3 van 14
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Versie: November 2010 Objecten en eisen Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) GebiedsParkeren Niet parkeren en laden en lossen op de rijbaan. Openbaar vervoer Speciale halteplaatsen voor bussen. ontsluitingsweg 50 km/uur Openbare verlichting Conform NPR 13201-1 (zie specificatieblad Openbare Verlichting). Markering
Gedeeltelijke markering in de lengterichting. Zie “Markeringen” voor meer informatie over de markering.
Oversteek-voorzieningen
Voorkomen van oversteken buiten de daarvoor ingerichte voorzieningen.
Bermen
Bij kruisingen met stromen voetgangers- en/of fietsverkeer komen oversteekvoorzieningen in de vorm van een zebrapad en een fietsoversteekplaats. Middenberm en zijberm met een breedte < 0,7 meter verharden met onkruidwerende verharding. Haagbeplanting toepassen bij bermen vanaf een breedte van 0,75 meter – 1 meter. Bodembedekkende struikbeplanting toepassen indien de bermen een breedte hebben van 1 – 2,5 meter. Verhoogde grasberm: Bermen met een breedte van 2,5 meter en groter. Plaatsing van bomen indien de Middenberm >= 4 meter en de Zijberm >= 3,5 meter.
Erftoegangsweg
Algemeen Maximumsnelheid Rijbaan
Type trottoir
Bromfietsverkeer Fietsverkeer Openbare verlichting Markering Snelheidsremmers
Wegen met een verblijfsfunctie. Wegen met veel langzaam verkeer. 30 km/uur Minimale breedte rijstrook 2,25 meter. Dwarshelling wegdek 1:40 voor elementenverharding. Rijbaan moet voldoende gedimensioneerd zijn zodat hulpdiensten en huisvuilophaalwagen er door kunnen. Indien toegepast, verhoogd en gescheiden van de rijbaan. Vrije beloopbare breedte van minimaal 1,2 m en een gewenste vrije beloopbare breedte van 1,5 m. Vaak is een trottoir met een breedte van 1,7 m nodig vanwege kabels en leidingen. Dwarshelling 1:100 of 1:50 afhankelijk keuze gemeente. Minimaal 40 cm zandfundering onder het trottoir. Op de rijbaan Op de rijbaan Conform NPR 13201-1 Geen markering in de lengterichting. Zie “Markeringen” voor meer informatie over de markering. Toepassen op wegen/locaties waar een te hoge snelheid leidt tot onveiligheid (zowel objectief als subjectief). Beperkt toepassen, zo nodig snelheidsremmers op kruispunten en wegvakken. Meer informatie over snelheidbeperkende maatregelen staat in specificatieblad Verkeer.
4 van 14
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Versie: November 2010 Objecten en eisen Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Bermen Middenberm en zijberm met een breedte < 0,7 meter verharden met onkruidwerende verharding. Haagbeplanting toepassen bij bermen vanaf een breedte van 0,75 meter – 1 meter. Bodembedekkende struikbeplanting toepassen indien de bermen een breedte hebben van 1 – 2,5 meter.
Gebieds ontsluitingsweg bubeko 80 km/uur
Algemeen Maximumsnelheid Rijbaan Kruisingen
Gebieds ontsluitingsweg bubeko 80 km/uur
Bromfietsverkeer Fietsverkeer
Openbaar vervoer Openbare verlichting Markering Snelheidsremmers Oversteek-voorzieningen Bermen
Verhoogde grasberm: Bermen met een breedte van 2,5 meter en groter. Plaatsing van bomen indien de Middenberm >= 4 meter en de Zijberm >= 3,5 meter. Geen erfontsluitingen Bewegwijzering is aanwezig 80 km/uur Rijbaanscheiding: bij voorkeur overrijdbare rijrichtingscheiding met dubbele asstreep Dwarshelling wegdek 1:50 Bij voorkeur rotondes anders plateaus; dit is afhankelijk van de verkeersintensiteit. Relatief grote afstand tussen de kruispunten Op fietsstrook/fietspad Vrijliggend fietspad Fietspadmarkering in rode kleur Minimale breedte fietsstrook 1,50 meter Minimale breedte fietspad: 1- richting 2 meter 2- richtingen 3,5 meter Fietspad voldoende verlichten (norm NSVV) Dwarshelling 1:50 Minimaal 40 cm zandfundering onder het fietspad Speciale halteplaatsen voor bussen Conform NPR 13201-1. Gedeeltelijke markering in de lengterichting Zie paragraaf 0 “Markeringen” voor meer informatie over de markering Geen drempels Geen oversteekplaatsen buiten kruispunten Aanleggen van semi-verharde zijbermstroken van bermasfalt (bandbreedte van 0,5 – 0,6 meter) of van grasbetontegels (bandbreedte van 0,4 – 0,6 meter) Obstakelvrije zone (bandbreedte van 4,5 tot en met 6,0 meter, of bermbeveiliging)
5 van 14
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Versie: November 2010 Objecten en eisen Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Erftoegangsweg Maximumsnelheid 60 km/uur Rijbaan bubeko 60 km/uur Dwarshelling wegdek 1:50 Eén rijbaan Kruisingen Gelijkwaardige kruisingen Bij voorkeur T-splitsingen Voorkeur voor plateaus boven punaises Bromfietsverkeer Op de rijbaan Fietsverkeer Op de rijbaan, evt. met fietssuggestiestroken Openbare verlichting Conform NPR 13201-1 Snelheidsremmers Bij lange rechtstanden plaatselijke versmallingen of snelheidsremmers Toepassen op wegen/locaties waar een te hoge snelheid leidt tot onveiligheid (zowel objectief als subjectief) Markering Erftoegangsweg bubeko 60 km/uur
Bermen
Geen markering in de lengterichting Zie “Markeringen” voor meer informatie over de markering. Breder dan 0,50 m Aanleggen van semi-verharde zijbermstroken van bermasfalt (bandbreedte van 0,5 – 0,6 meter) of van grasbetontegels (bandbreedte van 0,4 – 0,6 meter)
Tijdelijke bouwweg
Algemeen
Bij de aansluiting op de openbare weg reflecterende waarschuwingsborden plaatsen met daarop de tekst “Bouwweg” Rijbaan moet voldoende gedimensioneerd zijn voor vrachtverkeer. Rijbaan bestaat uit: Betonstraatstenen in blokverband gestraat met rechte opsluitbanden 12*25*1000 (bij toekomstige elementenverharding) Afmetingen en verharding kiezen in overleg met team OOR, op basis van de gebruiksintensiteit en de instandhoudingsduur van de bouwweg. De bouwweg zodaning onderhouden dat geen gaten ontstaan. Zorgen voor een goede afwatering.
Kruisingen
Algemeen Conform duurzaam veilig van CROW. Voorrang fietsers van rechts In het kader van voorrang fietsers van rechts de voorrang regelen op kruisingen in gebiedsontsluitingswegen en wijkontsluitingswegen. Rotondes Rotondes aanleggen conform publicatie 126 van het CROW “eenheid in rotondes”.
6 van 14
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Versie: November 2010 Objecten en eisen Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Inritten binnen de Algemeen Maximaal 1 inrit per perceel. Inritbanden Aansluiten op trottoirband. bebouwde kom Uitvoeren met verlaagde band 13/15 x 25 cm en verloopbanden. Kleur grijs. Plateau De standaardbreedte is 4,00 meter Bestratingsmateriaal van trottoir zoveel mogelijk doorleggen op inrit Het bestratingsmateriaal dient een dikte van minimaal 6 cm te hebben bij inrit van woningen. Het bestratingsmateriaal dient een dikte van minimaal 8 cm te hebben bij een inrit van bedrijven.
Fundering
Inritten buiten de bebouwde kom Inritten bedrijventerrein
Materiaal Fundering Algemeen Breedte
Parkeren
Fundering Materiaal Algemeen
Trottoirs en voetpaden
Algemeen
Plateau bij inrit voor woningen uitvoeren in betontegels, gelegd in lange lagen. Plateau bij inrit voor bedrijven uitvoeren in BSS (betonstraatstenen). Afwatering niet op particulier terrein. Eventueel plaatsen extra kolken ter voorkoming van plasvorming op of voor inrit. Minimaal een zandbed van 30 cm dik bij een inrit voor woningen. Minimaal een zandbed van 20 cm zand en een pakket menggranulaat van 25 cm bij een inrit voor bedrijven. Materiaalkeuze afhankelijk van de rijbaan waar op aangesloten wordt. Minimaal een zandbed van 20 cm dik en menggranulaat van 25 cm dik. Per bedrijf mogen er maximaal twee inritten worden aangelegd. Deze is afhankelijk van de aangrenzende rijbaanbreedte, maar moet minimaal 6 meter ter plaatse van het particulierterrein bedragen . De inrit moet onder een hoek van 45 graden uitlopen naar de rijbaan. Minimaal een zandbed van 20 cm en een pakket menggranulaat van 25 cm dik. Betonstraatstenen, kleur is afhankelijk van het industrieterrein. Onderscheid de parkeervakken duidelijk om te voorkomen dat auto’s parkeren op plaatsen die daar niet voor zijn bedoeld. Inrichting van de parkeervakken met donkere steensoort, afhankelijk van de omgeving. In wijken wordt zoveel mogelijk dezelfde inrichting gekozen. Pas als verhardingsmateriaal een elementenverharding toe, bestaande uit betonstraatstenen (woonwijken, bedrijventerreinen) of gebakken klinkers (centrum, toeristisch gebied). Zorg voor natuurlijke gidslijnen zonder obstakels en met duidelijke begrenzingen ten behoeve van visueel gehandicapten. Is dat niet mogelijk, breng dan in overleg met de gemeente aanvullende gids- en attentielijnen aan (eventueel klanktegels). Pas als verhardingsmateriaal betontegels toe. Leg als zodanig herkenbare in- en uitritten aan conform ASVV en CROW, zie straatsoort "in- en uitritten" in specificatieblad Weginfrastructuur - Verkeerstechniek. Inritritten zijn vergunningplichtig en kunnen aagevraagd worden bij team Diensten.
7 van 14
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Versie: November 2010 Objecten en eisen Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Fietspaden Algemeen Ontwerp fundering en verharding van fietspaden volgens verkeersklasse 2. Pas als verharding rood asfalt of rode elementenverharding toe. Hierbij aansluiten op de plaatselijke situatie in overleg met team Ontwerpbureau Openbare Ruimte. Als onder het fietspad gas- of waterleidingen liggen een rode tegelverharding toepassen. Zorg dat het fietspad zich buiten de bebouwde kom duidelijk onderscheidt van de rijweg en het voetpad. Erven
Algemeen
Ontwerp zodanig dat visueel duidelijk is dat de verblijfsfunctie prioriteit heeft boven de verkeersfunctie. Bedenk daarbij dat voetgangers de gehele breedte van de straat mogen benutten om te lopen en te spelen. Er mag enkel stapvoets worden gereden. Er mag alleen geparkeerd worden op daarvoor aangegeven plaatsen.
Zorg voor een goede visuele scheiding tussen voetpaden en rijbanen. Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort Onderwerp Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen) GebiedsOpbouw hoofdrijbaan Deklaag: 30 mm equivalent van SMA 0/8 type 1, omgezet naar mengsel volgens tabel T31.09 van RAW deelhoofdstuk ontsluitingswegen 31.2. Toe te passen steenslag bij SMA: porfier. type I Tussenlaag: 50 mm equivalent van STAB 0/16, omgezet naar mengsel volgens tabel T31.09 van RAW deelhoofdstuk 31.2. Onderlaag/-lagen: 70 mm equivalent van STAB 0/22, omgezet naar mengsel volgens tabel T31.09 van RAW deelhoofdstuk 31.2. Fundering: minimaal 250 mm menggranulaat of betongranulaat 0/31,5 mm en minimaal 500 mm zand (in maagdelijk terrein kan het, afhankelijk van de toestand van de ondergrond, noodzakelijk zijn om een dikkere laag zand toe te passen). Bij draaiplekken en wringplekken en bij zwaar verkeer kan in overleg met de wegbeheerder worden afgeweken van deze verhardingsopbouw. Een mogelijk alternatief bestaat uit het equivalent van een DAB deklaag 0-11, dik 30 tot 35 mm met een STAB tussenlaag. Het gebruik van oppervlaktebehandelingen en afstrooilagen wordt over het algemeen niet toegestaan. Indien in overleg met de gemeente Heusden toch gekozen wordt voor een deklaag voorzien van een oppervlakbehandeling dient deze te worden uitgevoerd als een na-gestrooide oppervlakbehandeling van Nederlands steenslag (split). Indien onvoldoende versporing bereikt kan worden dienen toeslagstoffen in de bitumen opgenomen te worden of speciale (combinatie) deklagen, om spoorvorming tegen te gaan. De ontwerper dient de toe te passen toeslagstoffen te overleggen met het Ontwerpbureau Openbare Ruimte.
Controle
Op locaties waar veel stoppen, optrekken en/of zwaar verkeer wordt voorzien (bijvoorbeeld t.p.v. verkeerslichten), dient ribbelvorming tegengegaan te worden door soortgelijke maatregelen. De samenstelling en type asfaltverharding controleren door de KOAC-NPC.
8 van 14
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Versie: November 2010 Objecten en eisen Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort Onderwerp Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen) GebiedsOpbouw aanliggende Deklaag: SMA 0-8 dik 30 mm (rood). ontsluitingswegen fietsstrook Toeslag: 4% kleurstof Tilrood en zwarte bitumen. type I Overige opbouw conform hoofdrijbaan. Overgang asfalt-elementen Bij overgangen van asfaltverharding naar verhardingen met klinker- of tegelverharding dient de fundering van de asfaltverharding (de zwaarste constructie) minimaal 5 meter tot voorbij de overgangconstructie te lopen.
Gebiedsontsluitingswegen type II/30 km zones
Parkeren
Gootlagen
Gootlagen dienen te bestaan uit halve tegels grijs 150x300x80 mm dik, zonder vellingkant, op specie aangebracht.
Kantopsluiting Afwatering Markering
Kantopsluiting toepassen indien nodig. Dwarshelling: 1:40 - 1:60. De belijning en symbolen op ontsluitingswegen dienen in thermoplast te worden uitgevoerd (alleen op asfaltwegen).
Opbouw hoofdrijbaan
Pas betonstraatstenen (woonwijken, bedrijventerreinen) van het type keiformaat van 80 mm met splintervrije kop en kleurvaste slijtlaagtoe. In geval van gebakken materiaal (centrum, toeristisch gebied) zijn kei- en dikformaat toegestaan van 90 mm van klasse A04 (voorkeur) of A4-12 (minimaal).
Profiel Afwatering Alle parkeerplaatsen
De verharding van wegen dient bij een elementverharding in keperverband te worden uitgevoerd, incl. bisschopsmutsen. Kantopsluiting: trottoirband 13/15 cm, kleur grijs. Straatlaag: minimaal 70 mm straatzand. Fundering onder rijbaan: zandbed van minimaal 500 mm dikte (in parken 300 mm). Het zandbed moet aan weerszijden van de weg 0,50 m breder worden aangelegd dan de rijbaan. In geval van reconstructies/herinrichtingen wordt het bestaande materiaal in sommige situaties toegepast. Hiervoor dient afstemming met de wegbeheerder plaats te vinden. Gewijzigd tonrond conform RAW-standaard, met 2cm overhoogte bij aanleg Dwarshelling: 1:30. Bij haakse bochten t.b.v. parkeerstroken alleen banden gebruiken met bochtstralen t.b.v. het veegwerk. Voorkeur gaat uit naar R=1,0 meter. Materiaal: betonstraatsteen, keiformaat. Kleur: bijvend zwart. Scheidingslijnen in dwarsrichting aanbrengen in straatsteen (blijvend wit). Straatlaag: minimaal 70 mm straatzand. Fundering onder parkeerplaats: zandbed van minimaal 500 mm dikte. Het zandbed moet 0,50 m breder worden aangelegd dan de parkeerplaats.
9 van 14
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Vrijgave: Versie: November 2010 Eigenaar: Objecten en eisen Hardheid Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort Onderwerp Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen) Parkeren Haaks parkeren Daar waar doorsteken van neuzen van voertuigen niet gewenst is. pas geen stootbanden toe. In plaats van stootbanden molgoot aanleggen zodat de wielen in de goot worden geparkeerd. Langs parkeren Altijd vakaanduidingen aanbrengen. Indien een schuine kant wordt toegepast deze uitvoeren ≤ 45 graden. Erven Trottoir en voetpaden Alle voetpaden
Voetpaden in centrum/toeristisch gebied Voetpaden kruisend met
Voor het parkeren bestemde weggedeelten moeten als zodanig zijn gemarkeerd en voorzien van een P-tegel (0,30 x 0,30 m) of P-steen (0,20 x 0,20 m) en een markering met witte lijnen. Deklaag: in standaard situaties betontegels 300 x 300 x 45 mm. Pastegels: 300 x 150 x 45 mm. Kleur in standaard situaties: grijs Fundering: minimaal 500 mm zand voor zandbed. Indien verharding in klinkerverharding: in waalformaat of dikformaat in halfsteensverband aanbrengen, waarbij langs de kantopsluiting een streklaag wordt aangebracht. Deklaag: zeskanttgels (minimaal 80 mm dik) of betonstraatstenen in de kleur van het voetpad (minimaal 80 mm dik).
autoverkeer/-parkeerhavens Fundering: minimaal 500 mm zand voor zandbed. Stroomlaag Afwatering Toegankelijkheid
Indien afwijkende tegelmaat ontstaat, dient langs de gevel of opsluitband een stroomlaag te worden aangebracht. Tegen de stroomlaag wordt het tegelwerk op maat gezaagd. Dwarshelling: 1:40. Afwatering mag niet plaatsvinden naar privéterrein. Breng een op- en afrit voor gehandicapten aan met een maximaal voelbaar hoogteverschillen van 0,01 m vanaf de weg of weggoot.
10 van 14
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Vrijgave: Versie: November 2010 Eigenaar: Objecten en eisen Hardheid Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort Onderwerp Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen) Fietspaden Opbouw asfaltcontructie Pas een fietspadcoating toe. De coating moet bestaan uit een 2 componenten flexibele acrylaat in kleur RAL-2002. Het (bibeko en bubeko) afstrooimiddel moet bestaan uit een gekleurde decorkies in de zeefmaat 0,3-0,7 mm in de kleur RAL-2002, minimaal 3 kg/m2 De slijtlaag moet rood zijn en bestaan uit het aanbrengen van 1,6-1,8 kg/m2 gemodificeerde emulsie afgestrooid met 9 kg/m2 tilrood 4/8 en daarna met 3 kg/m2 tilrood 2/6. Een certificaat van oorsprong is vereist. Toeslag: zwarte bitumen. Onderlaag: STAB dik minimaal 70 mm. Funderingslaag: menggranulaat 0/315 dik 200 mm. Zandbed: dik minimaal 300 mm Opbouw elementenconstructie
Deklaag: betontegels 300 x 300 x 80 mm, splintervrij, klein facet. Bij uitritten betonstraatstenen toepassen. Kleur deklaag: aanpassen aan kleur fietspad. Straatlaag: straatzand dik 70 mm Fundering: menggranulaat dik 150 mm Zandbed: minimaal 500 mm
Asmarkering Bushaltes
Algemeen
Drempels Erven
Algemeen Algemeen
Op een dubbele fietsstrook: witte verhardingsmateriaal (elementenverharding) of thermoplast (asfaltverharding) na goedkeuring team Ontwerpbureau Openbare Ruimte. Standaard busperronbanden van 18 cm (smalle banden) toepassen. Geleidetegels en noppentegels toepassen voor goede toegankelijkheid. Indien trottoirbanden langs de bushalte liggen, een invalidenoprit aanbrengen. De drempels dienen uitgevoerd te zijn in keiformaat. Pas op de grens, tussen particulier en openbare ruimte, op de openbare ruimte een opsluitband toe. Zorg voor een zo klein mogelijk hoogteverschil tussen bovenkant verharding en straatkolk.
11 van 14
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Versie: November 2010 Objecten en eisen Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort Onderwerp Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen) Straatwerk Machinaal/handmatig Nieuwe werken die in totaal een te bestraten oppervlak groter dan 1.500 m2 hebben moeten machinaal worden verband gestraat. Rijweg: keperverband met bisschopsmutsen. Fietspad: halfsteensverband (geen stroom- of lintlagen). Trottoir en voetpaden (tegels) in halfsteensverband. In een bocht dient de verharding in stroomlagen te worden aangebracht. Parkeervakken: elleboogverband. Plateaus/drempels: elleboogverband. Uitvoering
Nieuwe gebakken klinkers (centrum, toeristisch gebied) mogen gevleid worden. Nieuwe betonstraatstenen mogen gevleid worden. Hergebruikt bestratingsmateriaal moet schoongemaakt worden (bijvoorbeeld door nat trommelen) en onder de hamer gestraat worden of machinaal. Tegels met zand voor zandbed invegen, betonstraatstenen met straatzand en gebakken klinkers met brekerzand en/of fijn split.Overtollig zand verwijderen. In geval van nieuwe aanleg of reconstructie moeten, na afloop van de onderhoudstermijn, de kolken gereinigd worden zodat ze vrij van zand en vuil zijn. Trottoirs: de hoogte tussen bovenkant verharding en bovenkant opsluitband (klik) max. 1 cm.
Markeringen Asfalt- Lengtemarkering verhardingen Gebiedsonsluitingswegen
Dwarsmarkering
Vlakmarkering
Verspuitbaar reflecterend thermoplastisch markeringsmateriaal, sprayplast, laagdikte 1,5 mm bij hermarkeren en 2 mm bij nieuw aanbrengen markering; gerekend moet worden met een hoeveelheid van 1900 kg/m3. Naspuiten met stroefheidsmiddel en glasparels 0,2 kg/m2 (het mengsel bestaat uit 60 delen parels en 40 delen stroefheidsmiddel). Aanbeveling: de doorgetrokken streep dient op regelmatige afstanden onderbroken te worden (bijv. om de 1,00 m) door het aanbrengen van een afwateringssleuf van 30 tot 50 mm breed. Verspuitbaar reflecterend thermoplastisch markeringsmateriaal, sprayplast, laagdikte 1,5 mm bij hermarkeren en 2 mm bij nieuw aanbrengen markering; gerekend moet worden met een hoeveelheid van 1900 kg/m3. Naspuiten met stroefheidsmiddel en glasparels 0,2 kg/m2 (het mengsel bestaat uit 60 delen parels en 40 delen stroefheidsmiddel). Omlijning verdrijvingsvlakken: Ononderbrokenstreep rondom verdrijvingsvlakken. Reflecterend thermoplastisch markeringsmateriaal, hoeveelheid 7 kg/m² Verdrijvingsvlakken Verspuitbare acrylaatverf (velurapid) 0,43 kg/m2 afgestrooid met glasparels 0,86 kg/m2
12 van 14
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Vrijgave: Versie: November 2010 Eigenaar: Objecten en eisen Hardheid Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Markeringen Asfalt- Symboolmarkering Verspuitbaar reflecterend thermoplastisch markeringsmateriaal, sprayplast, laagdikte 1,5 mm bij hermarkeren en 2 mm verhardingen Gebiedsbij nieuw aanbrengen markering; Gerekend met een hoeveelheid van 1900 kg/m3. onsluitingswegen Naspuiten met stroefheidsmiddel en glasparels 0,2 kg/m2 (het mengsel bestaat uit 60 delen parels en 40 delen stroefheidsmiddel). Aanbeveling: Kritisch bezien of markering noodzakelijk is Tekstmarkering
Een tweecomponenten markeringsmateriaal op acrylaat basis (velurapid) Toepassing: op alle soorten verhardingen Soortelijk gewicht 1720 kg/m³ Afstrooien met glasparels die gecoat zijn met speciale verharder Aanbeveling: Kritisch bezien of markering noodzakelijk is
Fietspad/fietssuggestiestroo Rode emulsieasfaltbetonlaag ter markering van een fietspad/fietssuggestiestrook: k Aanbrengen van een laag emulsieasfaltbeton 0/3 Hoeveelheid 12 kg/m2. Kleur rood, fabrikaat Possehl of gelijkwaardig Aanbrengen enkelvoudige oppervlakbehandeling. Hoeveelheid bindmiddel: gem. 1,3 kg/m2 Hoeveelheid afdekmateriaal: gem. 10 kg/m2 (tilrood 4/8) Tijdelijke markering
Uitvoeren in een reflecterend thermoplastisch markeringsmateriaal, sprayplast Afstrooien met glasparels voor verhogen aanvangsreflectiewaarde Toepassing: alleen op asfaltverharding Standaardkleur is wit
13 van 14
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Datum: 2 november 2010 WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Versie: November 2010 Objecten en eisen Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Onderwerp Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Markeringen Asfalt- Lengtemarkering Een tweecomponenten markeringsmateriaal op acrylaat basis (velurapid) 0,6 kg/m2 afgestrooid met glasparels 1,2 verhardingen kg/m2 Toepassing: op alle soorten verhardingen Erftoegangswegen Afstrooien met glasparels die gecoat zijn met speciale verharder Dwarsmarkering
Een tweecomponenten markeringsmateriaal op acrylaat basis (velurapid) 0,6 kg/m2 afgestrooid met glasparels 1,2 kg/m2 Toepassing: op alle soorten verhardingen Afstrooien met glasparels die gecoat zijn met speciale verharder
Vlakmarkering
Een tweecomponenten markeringsmateriaal op acrylaat basis (velurapid) 0,6 kg/m2 afgestrooid met glasparels 1,2 kg/m2 Toepassing: op alle soorten verhardingen Afstrooien met glasparels die gecoat zijn met speciale verharder
Symboolmarkering
Een tweecomponenten markeringsmateriaal op acrylaat basis (velurapid) 0,6 kg/m2 afgestrooid met glasparels 1,2 kg/m2 Toepassing: op alle soorten verhardingen Afstrooien met glasparels die gecoat zijn met speciale verharder Aanbeveling: Kritisch bezien of markering noodzakelijk is
Tekstmarkering
Een tweecomponenten markeringsmateriaal op acrylaat basis (velurapid) 0,6 kg/m2 afgestrooid met glasparels 1,2 kg/m2 Toepassing: op alle soorten verhardingen Afstrooien met glasparels die gecoat zijn met speciale verharder Aanbeveling: Kritisch bezien of markering noodzakelijk is
Tijdelijke markering
Alleen bij hoge uitzondering (gelijk aan gebiedsontsluitingswegen)
Belijning Blokmarkering
Wit reflecterend bestratingsmateriaal Wit reflecterend bestratingsmateriaal
Verdrijvingsvlakken
Verspuitbare acrylaatverf (velurapid) 0,6 kg/m2 afgestrooid met glasparels 1,2 kg/m2
Figuratie
Wit reflecterend bestratingsmateriaal
Fietspaden
Rode betontegels, 300x300x80 mm
Tijdelijke markering
Niet toepassen
14 van 14
Controle: Vrijgave: Eigenaar: Hardheid
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte)
WEGINFRASTRUCTUUR - VERHARDINGEN Bijlagen Nr. Omschrijving 1 2 3 4 Brondocumenten Nr. Omschrijving 1 CROW-publicatie 119 2 ASVV 3 CROW publicatie 201 4 CROW-publicatie 228 5 Specificatieblad Bouwstoffen 6 CROW-publicatie 203 7 Specificatieblad Weginfrastructuur - Verkeerstechniek 8 CROW-publicatie 219 9 Verkeers- en Vervoersplan Gemeente Heusden 10 CROW-publicatie 126
5. Openbare verlichting;
35 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
OPENBARE VERLICHTING
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
1
Stedebouwkundig niveau (eisen m.b.t. stedenbouw, verkeer, beleid) Gebiedsoort
Onderwerp
Beleidseisen (en evt. gebruikseisen)
Alle gebieden
Algemeen
Het beleid voor de Openbare Verlichting is verwoord in de beleidsnota 'Heusden anders belicht', 2005-2014.
B
De gemeente Heusden is verantwoordelijk voor het verlichten van de openbare ruimten. Onder openbare ruimten worden ruimten verstaan voor het publiek toegankelijk zijn. Voor de openbare verlichting is de NPR13201-1 Openbare Verlichting van de NSVV van toepassing.
B B
6
Gebruik van materialen en plaatsing van lichtmasten is beschreven in de beleidsnota 'Heusden anders belicht', 20052014. In verband met duurzame inrichting experimenteerd de gemeente met een aantal verlichtingszaken. Voordat een ontwerp gemaakt wordt dient van de resultaten en stand van zaken van deze pilots kennis genomen te worden.
B
1
Het ontstaan van lichthinder (overlast, inschijning, verblinding) en lichtvervuiling (strooilicht) dient voorkomen te worden. In dit kader terughoudend omgaan met illuminatie van gebouwen en objecten, sierverlichting en reclameverlichting. Bij planvorming in stedenbouwkundige fase de plaatsing van openbare verlichting afstemmen op de toekomstige omvang en hoogte van bomen in relatie tot masthoogte en mastafstanden. Afwijking van het beleidsplan openbare verlichting kan alleen met goedkeuring van het team OOR en de Buitendienst.
B
Specifieke gebieden
R
R B
Giersbergen, vesting Heusden, Daar waar speciale sfeer moet worden gecreëerd, kan worden gekozen voor speciale armaturen. centra kernen Heusden, Vlijmen en winkelcentrum Vliedborg
R
Uitlichting
Kunstwerken- en parkverlichting ter verfraaiing van objecten kunnen onderdeel uitmaken van de openbare verlichting.
R
Wielerbaan
De verlichting van de wielerbaan maakt onderdeel uit van het OV-netwerk.
R
1 van 5
1
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
OPENBARE VERLICHTING
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Bijlage
6, 12
6, 12
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Alle straten
Ontwerpeisen
Verlichting is gerelateerd aan de wegcategorisering, conform het GVVP (actualisatie in 2010) en gerelateerd aan de wegbreedtes conform de NSVV. De openbare verlichtingsinstallatie dient verlichtingstechnisch van voldoende kwaliteit te zijn om de gewenste functies (verkeersveiligheid, sociale veiligheid, comfort, belevingswaarde, functionaliteit) te realiseren.
B
Aan het plaatsen van nieuwe openbare verlichting dienen lichtberekeningen en/of een verlichtingsplan ten grondslag te liggen. De gemeente beoordeelt de lichtberekeningen en/of het verlichtingsplan.
B
De masten dienen ontworpen te worden op een gebruikduur van 40 jaar, de armaturen voor 20 jaar.
B
De depreciatiefactor dient bij alle berekeningen 0,85 te bedragen. Alleen voor LED-verlichting worden nog andere normen vastgesteld. De verlichtingsklassen 55 en 56 (NPR 13201-1), verlichtingssterkte 2 lux en een gelijkmatigheid van 0,3 zijn van toepassing. Lichtmasten worden zo geplaatst dat aanrijschade wordt voorkomen. Dat betekent dat de lichtmasten bij voorkeur aan de achterzijde (erfgrens) van het trottoir worden geplaatst (dus niet aan de wegzijde) of in dezelfde lijn van de plaatsing van bomen. Indien dit niet mogelijk is een obstakelvrije zone van 0,60 m tussen rijbaan en lichtmast aanhouden.
R
Lichtmasten mogen geen obstakel vormen bij in- of uitritten.
R
Openbare verlichting mag niet gehinderd worden door openbaar groen. Als richtlijn 4 meter aanhouden voor de afstand van de blijvende kruin van de boom tot de lichtmast. Openbare verlichting mag niet gehinderd worden door openbaar groen. Als richtlijn aanhouden voor de afstand van stam boom tot lichtmast: - Boom eerste grootte: 10 m. Bij voorkeur kromstaafmasten toepassen.
R
Verlichtingswaarden
Plaatsing
R
B
3
B
1
R R
- Boom tweede grootte: 6 m
R
- Boom derde grootte: 5 m
R
In voetpaden dient de opstelling van lichtmasten vermeden te worden. Indien dit onmogelijk is dient de vrije obstakelvrije ruimte 0,60 m te bedragen. Dit geldt ook voor verkeersborden en ander opstakels.
R
Openbare verlichting niet in bossages en/of op particuliere grond plaatsen.
R
Bij het bepalen van de verlichtingswaarden voor achterpaden wordt een maximale lichtmast afstand van 50 meter gehanteerd. Zie specificatieblad “Weginfrastructuur – Verkeerstechniek voor aanvullende eisen voor openbare verlichting bij parkeervakken.
R
2 van 5
1
R
10
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
OPENBARE VERLICHTING
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
R
9
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Voet- en fietspaden (vrijliggend)
Algemeen
Indien dit noodzakelijk is (m.a.w. indien dit uit lichtberekeningen of het verlichtingsplan blijkt), afzonderlijk van rijbanen openbare verlichting voor naastliggende voet- en fietspaden toepassen.
Achterpaden
Algemeen
Bij inrichting onderzoeken of in het kader van duurzaamheid verlichting voor auto's verwijderd kan worden ten gunste van verlichting voor fietsers en voetgangers. Voetpaden, wandelgangen, achterpaden en brandgangen zijn niet overal van openbare verlichting voorzien. De doelstelling is deze samen met de woningcorporaties jaarlijks uit te breiden conform het PKVW.
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Masten
Plaatsing
Armaturen
Algemeen
Openbare verlichting plaatsen op overgang tussen trottoir en rijweg, zodanig dat de kabels (stroomvoorziening) op openbaar gebied liggen. Voor armaturen zijn EN 50912 (slagvastheid) en IP 66 (waterdichtheid) van toepassing.
R
Gebruiksduur voor armaturen is 20 jaar.
R
De lamp dient in de bovenkap te zitten, waardoor minder lichthinder ontstaat.
R
Armatuur, type Altra 2, PLL/36 Watt dimbaar met elektronisch VSA van Schreder of type Libra LL EVSA dim, 36 Watt van Industria.
R
Wegtype 5
Verblijfsgebied
Kleur licht, wit 830. Wegtype 4 Wijkontsluitingsweg Armatuur, type Altra 3, PLL/55 Watt dimbaar met elektronisch VSA van Schreder of type Industria type ARC, CDOTT 70 Watt. Wegtype 3 Gebiedsontsluitingsweg Wegtype 3
Bedrijventerrein
Wegtype 6 Winkelerf, en voetpaden
Plein
R R
Kleur licht, wit 830. Armatuur, type ONYX 2 dimbaar SON-150 Watt of 100 Watt van Schreder of Industria type ARC, dimbaar via een dynadimmer.
R
Kleur licht, geel. Armatuur, type ONYX 2 dimbaar SON-150 Watt of 100 Watt van Schreder of Industria type ARC, dimbaar via een dynadimmer.
R
Kleur licht, wit 830. Armatuur, KFK van Lightronics voor pleinen.
R
Armatuur, PLL 24 Watt uitsluitend voor midden op pleinen.
R
Aramtuur, Libra van Industria voor voetpaden.
R
Kleur licht, wit 830.
R
R
R
R
3 van 5
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
OPENBARE VERLICHTING
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Armaturen
Wegtype 7 Vrijliggende fietspaden
Armatuur, type Altra 2, PLL 24 Watt dimbaar met electronisch voorschakelsapparaat van Schreder of IRIS 2512 PLL 24 Watt SNN.
R
Kleur licht, wit 830 of Ecowhite LED 24 Watt.
R
Nieuwe fietspaden worden dynamisch verlicht.
R
Buitengebied Giesbergen, Vesting
Kleur licht, Ecowhite LED 24 Watt of Green LED 8 Watt. type Oma, CMDT 35 Watt met of zonder kooldraadlamp.
R
Wegtype 5
LPH 6,0 recht zonder uitlegger of LPH 5,0 recht.
R
Mastlengte
Masten
Verblijfsgebied
R
Wegtype 4 Wijkontsluitingsweg LPH 6,0 recht zonder uitlegger.
R
Wegtype 3 Gebiedsontsluitingsweg Wegtype 3 Bedrijventerrein
LPH 8,0 zonder uitlegger. Bij grote bomen wordt type LPH 8,0 gebogen uitlegger toegepast.
R
LPH 8,0 gebogen uitlegger.
R
Vrijliggende voetpaden
LPH 4,0 recht zonder uitlegger.
R
Vrijlggend fietspaden
LPH 5,0 recht zonder uitlegger.
R
Winkelcentra
LPH 10,0 recht zonder uitlegger.
R
Materiaaleisen algemeen
Bij de keuze voor het materiaal van de mast wordt rekening gehouden met recyclebaarheid, bijv. het energieverbruik bij vervaardigen en recyclen. De voorkeur gaat uit naar SAPA masten. Bij gebruik Aluminium, CO2 neutraal.
R
Bij gebruik staal, gepoedercoat in kleur door de gemeente goedgkeurd.
R
R
Kunststof masten genieten geen voorkeur i.v.m. vandalisme gevoeligheid.
R
Materiaaleisen Vesting
Gietijzer, type Antreko met laddersteun en rozet van Lightronics.
R
Maaiveldbeschermer
LDPE. Lichtmastreclame wordt geregeld door Het Nederlands Publiciteits Bureau en mag slechts worden toegepast op een beperkt aantal gebiedsontsluitingswegen. Waar lichtmastreclame van toepassing is zijn de masten zwaarder uitgevoerd, vanwege de windbelasting. In de winkelcentra dienen een stroomaansluiting (stopcontact) en speciale ophanghaken aan de lichtmast te zitten.
R
Masten dienen genummerd te worden met een speciale, door de gemeente beschikbaar te stellen sticker. De plaats van de sticker is 2,0 m boven het maaiveld, leesbaar vanaf de wegzijde. In het toeristische gebied en bij de markt dient een stroomaansluiting aan de lichtmast te zitten.
R
Materiaaleisen lichtmastreclame Materiaaleisen tbv Kerstverlichting Nummering Stroomaansluiting
4 van 5
R
R
R
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
OPENBARE VERLICHTING
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Borden e.d.
Bevestigingseisen
Indien borden worden bevestigd gelden de volgende eisen:
R
- roestvrij materiaal en lakbescherming toepassen; - geen grotere borden dan diameter of vierkant 60 cm i.v.m. windbelasting; - niet boren of anderszins wijzigen lichtmast i.v.m. sterkte. Bij het aanbrengen van toegestane voorzieningen aan lichtmasten het serviceluik zicht- en bedienbaar en het het lichtmastnummer leesbaar houden. Energie
Algemeen
Armaturen, lampen en EVSA moeten recyclebaar en energiezuinig zijn, uitgaande van de 'Cradle-to-cradle' gedachte.
R R
Alle nieuwe armaturen moeten voorzien zijn van een elektronisch VSA. Verlichting > 36 Watt moeten voorzien zijn van een flexibele dimmers. Dimregime bepalen a.d.h.v. verkeersintensiteit.
R
W
R
Wegen
Schade
Bepalingen voor bestek
Materialen
Het Burgerlijk Wetboek 1992 regelt de aansprakelijkheid voor schade als de weg, inclusief de openbare verlichting, niet voldoet. Te leveren materialen moeten KEMA goedgekeurde en reclyclebare materialen zijn.
Personeel
Uitvoerend personeel moet uit bevoegde ISO-gecertificeerd installateurs bestaan.
R
Bepalingen
Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties conform NEN-1010 zijn van toepassing.
R
De aansluitvoorwaarden van Enexis moeten gevolgd worden. Gereedgekomen werkzaamheden worden vooropgeleverd. Eventuele gebreken binnen een vooraf vastgestelde termijn oplossen. Bij definitive oplevering wordt een 'proces verbaal van oplevering' opgesteld.
R
De garantietermijn bedraagt 6 maanden.
R
Nieuwe locatie van een lichtmast dient na gereedkoming via analoge en digitale revisie aangeleverd te worden. (locatie: x- en y-coördinaten). Binnen 15 werkdagen revisie analoog en digitaal aanleveren aan gemeente in verband met wet WION (grondroerdersregeling). Revisie beschrijft in ieder geval de ligging kabel(s) op 1 meter nauwkeurig, diepte (maaiveld-diepte), aantal kabels en materiaal.
R
Oplevering
Revisie
Masten Eigen netwerk
5 van 5
B
R R
W W
Bron
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte)
OPENBARE VERLICHTING Bijlagen Nr. Omschrijving 1 Beleidsplan openbare verlichting 2005 t/m 2014, 'Heusden anders belicht' 2 Aluminium lichtmasten (SAPA Pole Products) Brondocumenten Nr. Omschrijving 1 Beleidsplan openbare verlichting 2005 t/m 2014, 'Heusden anders belicht' 2 NEN-EN 40-2 3 NPR 13201-1 4 NPR 993 5 CROW publicatie 215 6 Richtlijnen openbare verlichting (NSVV) 7 Aanbevelingen voor openbare verlichting (deel 3 Ontwerpen) (NSVV) 8 Politiekeurmerk Veilig Wonen Nieuwbouw 9 Politiekeurmerk Veilig Wonen Bestaande Bouw 10 Specificatieblad Weginfrastructuur - Verkeerstechniek 11 Reclamebeleid gemeente Heusden 12 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan gemeente Heusden
6. Riolering;
36 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
RIOLERING
Vrijgave:
Vrij verval riolering
Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Stedebouwkundig niveau (eisen m.b.t. stedenbouw, verkeer, beleid) Gebiedsoort
Onderwerp
Beleidseisen (en evt gebruikseisen)
Alle gebieden
Algemeen
Bij het ontwerpen van riolering is het GRP van de gemeente Heusden van toepassing.
B
1
Uitgangspunt is een verbeterd gescheiden rioleringstelsel:
B
1
B
2
W
3
. DWA-stelsel (droogweerafvoer) . HWA-stelsel (vuilhemelwaterafvoer): Hierin wordt het regenwater van het wegoppervlak opgevangen en deels afgevoerd naar de RWZI en deels afgevoerd naar het oppervlaktewater. De gestelde eis van het waterschap is dat er 0.3 mm pompovercapaciteit en 4 mm berging is. . HWA-stelsel (schoonhemelwaterafvoer): Grote schone verharde oppervlakken zoals daken en extensief gebruikte wegen voeren water rechtstreeks af naar grondwater en/of via een medium naar nabijgelegen oppervlaktewater. Regenwater zoveel mogelijk vast houden binnen het gebied door middel van waterpartijen e.d. De gemeente gaat bij de waterhuishouding uit van "hydrologisch neutraal". Minimaliseer het aantal overstorten. Afkoppelen
In het streven naat hydrologisch neutraal wordt per project bekeken of en hoeveel verhard oppervlak afgekoppeld kan worden i.o.m. team OOR van de gemeente. De toegepaste materialen moeten duurzaam en milieuvriendelijk zijn, zoals beschreven in het nationaal pakket Materiaal duurzaam bouwen. De te gebruiken materialen moeten voldoen aan de in Nederland geldende eisen zoals: KOMO, KIWA en het bouwstoffenbesluit Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie)
B
Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Alle straten
Dimensionering
Bereken overeenkomstig de Leidraad riolering module C2100.
W
6
Bereken overeenkomstig de voorschriften van de gemeente Heusden (in overleg met team OOR).
B
1
Maak een tekening waarop alleen riolering staat.
R
Maak een tekening waarop verhard oppervlak staat waarmee is gerekend.
R
Injecties op bestaande stelsels kunnen zowel voor de gemeente Heusden als voor de waterkwaliteitsbeheerder aanleiding geven tot het laten treffen van compenserende maatregelen. De kosten zowel van de fysieke maatregelen als het uitvoeren van de benodigde berekeningen komen ten laste van de aanleiding gevende ontwikkeling c.q. de initiatiefnemer.
R
Bijlage
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort Alle straten
Onderwerp Ligging en ontwerp stelsel
Huisaansluitingen
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen) Plaats het rioolstelsel in de as van de weg (m.u.v. hoofdwegen).
R
Plaats het schoonwaterriool minimaal 1 m uit het hart van het vuilwaterriool of verder, afhankelijk van de diameter van het riool en de diepteligging. Op deze wijze kunnen eventuele putten nog geplaatst worden.
R
Maak de onderlinge afstand tussen horizontaal kruisende rioolbuizen minimaal 150 mm opdat de buizen elkaar niet raken bij eventuele zettingen. Kruisingsputten worden niet toegepast.
R
Houd voor de minimale diepte t.o.v. maaiveld (dekking) 1,25 m aan, i.v.m. kruising nutsleidingen.
R
Bodemverhang stelsel is 1 : rioolbuis, met een minimum van 1:300 en een maximum van 1:750. Zie hiervoor module B2100 en module B2200. Minimale afstanden uitwendige zijkant riool:
R
6
R
9
R
- tot andere nutsvoorzieningen: 1 á 1,5 m (zie specificatieblad Kabels en leidingen);
R
- tot grens uitgeefbare grond: 3 m;
R
- tot hart boom: 3 m.
R
Houd rekening met wortelingroei. Neem voor afstand tussen het hart van de bomen en hart hoofdriolering minimaal ½ maal de kroondiameter (bij 30 jaar) met een minimum van 3 m. Houd hiermee ook rekening bij de huisaansluiting.
R
“Laadkuilen” aansluiten op het vuilwaterriool (max. 10 m3/uur).
R
Gescheiden aanvoer tot erfgrens van DWA, RWA VHWA en SHWA.
R
Verhang: ongeveer 1:200 bij RWA van bedrijven en voor kolkaansluitin-gen waarop meer dan 6 kolken worden aangesloten. Overige situaties: ongeveer 1:100. Aansluitlengte: < 15 m
R
Gronddekking bij erfgrens: 60 cm
R
Huisaansluitingput- of ontstoppingsstukken bij woningen en/of bedrijven, voor zover mogelijk, plaatsen op 0,5 m vanaf de perceelgrens op ´eigen terrein´. Plaats een zelfde type put voor de afwatering van het verhard oppervlak, indien niet geloosd mag worden op het oppervlakte water.
R
Een DWA aansluiting in pvc materiaal met een roodbruine kleur aanbrengen
R
Een HWA aansluiting in pvc materiaal met een grijze kleur aanbrengen Ontstoppingstuk is een PK315 put.
R
Gronddekking ontstoppingsput: bovenzijde 30 cm onder het maaiveld.
R
R
R
5
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Alle straten
Inspectieputten
Breng inspectieputten in de riolering in wegen met een tussenafstand van ± 50 m met een maximum van 60 tot 80 m.
R
Putafmeting inwendig minimaal 800 x 800 mm met een mangatopening van minimaal ø 520 mm
R
Op alle kruisingen, knikken en bijzondere voorzieningen in het rioolstelsel, evenals op plaatsen waar wijzigingen in verhang en diameter optreden worden inspectieputten geplaatst Inspectieputten zichtbaar aanbrengen, geen “blinde” putten
R
Aansluitingen van betonbuizen op inspectieputten met metselsparing moeten omstort worden met beton
R
Putrand Type RB 3223 VR Vepro voor zwaar verkeer van leverancier TBS-Soest met:
R
Buizen
R
. Een hoogte van 170 mm
R
· Een gietijzeren putdeksel
R
. Het stroomprofiel zoveel mogelijk fabrieksmatig aanbrengen
R
. Bij schoon regenwaterriool in de gietijzeren rand links het opschrift “I” en rechts het opschrift “W”
R
· Bij “vuil” regenwaterriool in de gietijzeren rand links het opschrift “R” en rechts het opschrift “W”
R
· Bij vuilwaterriool in de gietijzeren rand links het opschrift “V” en rechts het opschrift “W”
R
Indien de inspectieput in het plantsoen of gazon ligt rondom de putrand een meter bestrating aanbrengen
R
Materiaal buizen: Beton, keramische of PVC (PVC tot en met een diameter van 315 mm)
R
Materiaal putten: Beton, keramische of polyester putten
R
Betonriool aansluiten op inspectieput met een pendelstuk, lengte 1 meter
R
Passtukken voor het hoofdriool op de fabriek laten maken
R
De minimale diameter voor een DWA-riool is ø 250 mm
R
De minimale diameter voor een RWA, SHWA of VHWA riool is ø 200 mm
R
De gronddekking op het hoofdriool is minimaal 1,10 meter
R
De rioolsleuf aanvullen in lagen van 0,30 m en verdichten
R
De afstand tussen kruisende leidingen is minimaal 0,30 m
R
Zinkers alleen toepassen wanneer er geen andere oplossing is en altijd in overleg met het team OOR.
R
Maximale afstand tussen twee inspectieputten is 75 meter bij een buisdiameter tot ø 500 mm
R
Voor buizen met een diameter groter dan ø 500 mm is de maximale afstand tussen twee inspectieputten 100 meter
R
Op bedrijventerreinen de buizen om de buis voorzien van een inlaat ø 160 mm in alle andere gevallen elke buis voorzien van een inlaat ø 125 mm
R
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Alle straten
PVC materiaal
Voldoet aan drukklasse SN8
R
Aansluiting uitlegger op hoofdriool
Uitleggers van woningen en kolken aansluiten op de dichtstbijzijnde inlaat. Maximaal 1 aansluiting per inlaat.
R
De afstand tussen inlaten aangebracht op kunststofleidingen bedraagt h.o.h. minimaal 1,25 m. Inlaten bevinden zich minimaal 1,25 m uit het einde van een buis. Ter plaatse van de inlaat dient de buis van het hoofdriool extra verstevigd te zijn.
R
Inlaten op het hoofdriool dieper dan 2 meter uitvoeren met een zettingsmof.
R
Nieuwe inlaten op een bestaande buis worden geboord met een diamantboor.
R
Alle inlaten op het riool voorzien van een standleiding, die een zodanige lengte heeft dat deze boven de grondwaterstand komt en maximaal 1 meter onder de verharding zit. Indien de standleiding niet aangesloten is op een kolk- en/of huisaansluiting dient de standleidng afgesloten te worden met passende deksels.
R
Als een niet te gebruiken inlaat onder een (toekomstige) asfaltverharding komt te liggen, de standleiding voorzien van een spruitstuk en een zodanig lengte Pvc-buis, dat deze leiding aan beide zijden tenminste 0,5 meter buiten de asfaltverharding uitsteekt. De uiteinden van deze leiding voorzien van passende deksels
R
Instekende inlaten verwijderen en opnieuw aanbrengen
R
De maximale aansluitdiameters zijn op buizen van: <= ø400 mm rond 160 mm; en > ø400 mm rond 200mm. Grotere diamters worden op de putten aangesloten.
R
Inlaat
R
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Alle gebieden
Kolken
Bij kantopsluiting aan weerzijde van de (tonronde) weg straat- of trottoirkolken plaatsen.
R
Kolken zoveel mogelijk tegenover elkaar plaatsen.
R
Plaats een kolk per ca. 100 m2 asfaltverharding en 120 m2 elementenverharing afvoerend oppervlak (zie NPRS 3218) met een maximum onderlinge afstand van 20 m. Er mogen niet meer dan twee kolken op een inlaat van ø125 mm
R
De kolken moeten bereikbaar zijn voor ontstoppings- en reinigingswerkzaamheden
R
Pvc materialen in de kleur grijs Plaats kolken zo dat snelle en veilige waterafvoer is gewaarborgd.
R
Bij een fietspad heeft de trottoirkolk de voorkeur. Indien een trottoirkolk niet mogelijk is mogen de fietsers geen hinder ondervinden. Denk hierbij aan de richting van de deksel. Bij een helling of een talud heeft een combikolk of een straatkolk de voorkeur.
R
Plaats bij parkeervakken de kolken op de kruising van de molgoot en de scheiding tussen de parkeerplaatsen.
R
Houd bij de situering van gehandicapten parkeerplaatsen, verkeersdrempels, –plateaus en invalidenopritten rekening met straatkolken en vice versa. Voorkom zoveel mogelijk het plaatsen van kolken onder bomen en lichtmasten.
R
Plaats de kolk minimaal 1 m uit de tangentpunt van de bocht. Herstel in een bocht is namelijk lastig en dus duurder.
R
Houd minimaal 2 m afstand tussen kolken en snelheidsremmende drempels om te voorkomen dat bij herstelwerkzaamheden aan de kolk de drempel niet meteen verzakt, of andersom. Type STR 9737 van de leverancier TBS-Soest; Eendelig met flexibele zijaansluiting ø125 mm; Stankscherm; Gietijzeren deksel Type TRK-4717 van de leverancier TBS-Soest; Eendelig met flexibele zijaansluiting ø125 mm; Stankscherm; Gietijzeren deksel
R
Straatkolk Trottoirkolken
R
R
R
R
R R
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Alle gebieden
Drainage
Ontwerp drainage als een apart stelsel volgens een maasstructuur.
R
Breng aan weerszijden van het cunet van de weg, in lengterichting, voldoende afwaterende mogelijkheden aan, indien de afwatering niet geregeld is via kolken. Loos de drainage direct op het oppervlaktewater of sluit deze aan op het drainagesysteem. Het drainagestelsel moet voorzien worden van inspectieputten (min. 600 x 600 mm) bij kruisingen en knikken.
R
Er dient minimaal 160 mm tussenruimte tussen leidingen aanwezig te zijn.
R
Koppelingen met en/of aansluitingen op de riolering zijn niet toegestaan. Regenwaterriolen of afkoppelleidingen zijn evenmin toegestaan om te voorkomen dat schoon water via het riool naar de zuivering wordt afgevoerd. Drainageleidingen mogen eventueel wel gekoppeld worden aan HWA-riolen die niet naar de zuivering afvoeren.
R
Aansluiting op bemalen HWA-stelsels is alleen toegestaan indien de drainageleidingen boven of op het gemiddeld grondwaterniveau liggen. ; Plaats geen bomen of struiken in de buurt van een drainagesysteem om wortelingroei te voorkomen.
R
Stel meteen bij het aanleggen van de drainage een onderhoudsschema op.
R
Breng drainage aan in brede groenstroken en in de cunets voor fietspaden, parkeerplaatsen enzovoort, indien dit nodig is. Laat deze drainage direct lozen op het oppervlaktewater om te voorkomen dat schoonwater via het riool wordt afgevoerd naar de zuivering; Voor ontwerp van installaties zijn de programma's van eisen van toepassing ten behoeve van rioolgemalen, bergbezinkbassins, drukrioolgemalen en regenwatergemalen. Bij toepassing van een plufor- / plufiasysteem of een gelijkwaardig systeem dienen er voorzieningen opgenomen te worden die het water opvangen en afremmen voordat het geloosd wordt op de rioolaansluiting.
R
Rioolgemalen Plufor / pluvia systeem
Plufor / pluvia systeem
R
R
R R
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Inspectieputten
Onderdelen en verbindingen
Verbinding onderlinge putonderdelen d.m.v. een rubberring.
R
Aansluiting betonbuizen op metselwerkput d.m.v. passtuk (lengte circa 0,50 m). Metselwerk wordt naar buiten toe in de vorm van een kraag doorgezet. Standaard minimaal 2 inlaten (160 mm) per put aanbrengen. Niet gebruikte inlaten afdoppen (kombikap).
R
De plaats van de inspectieputten (tussen- en eindputten) zoveel mogelijk afstemmen op de plaats van de uitleggers, waarbij het uitgangspunt geldt dat uitleggers van woningen en kolken zoveel mogelijk op de dichtstbijzijnde tussen- of eindput worden aangesloten. Om dit te bereiken wordt het tracé van het hoofdriool niet aangepast, maar mogen de tussen- en eindputten ten opzichte van elkaar verschoven worden.
R
Plaatsing
R
R
11, 12, 13
Aansluiting uitlegger op hoofdriool
Hulpstukken t.b.v. aansluiting
Aansluitprincipes
Aansluiting van 125 mm en 160 mm uitleggers op een nieuw betonnen riool (boveninlaat) geschiedt d.m.v. ingestorte PVC boveninlaten met zettingsmof. Aansluiting van 125 mm en 160 mm uitleggers op een bestaand betonnen riool (boveninlaat) geschiedt op een nog vrije boveninlaat of door middel van een boring en toepassing van een tokrolring en een zettingsmof.
R
Aansluiting van 125 mm en 160 mm uitleggers op een kunststof riool van 200 mm of 250 mm geschiedt door middel van een 90° T-stuk. Aansluiting van een 125 mm en 160 mm uitlegger op een kunststof riool van 315 mm of groter geschiedt m.b.v. een bij de betreffende buis of het toegepaste leidingsysteem passende knevelinlaat cq. keilinlaat.
R
R
R
Een boveninlaat aanbrengen op “12 uur”.
R
Hoekverdraaiing
Hoekverdraaiingen in hulpstukken mogen niet groter zijn dan 45 graden.
R
DWA uitlegger
Aansluiten m.b.v. een T-stuk 45 graden op de standpijp.
R
De staande buis afsluiten met een Kombikap.
R
Er mag maximaal 1 huisaansluiting op een boveninlaat worden gezet.
R
Kolkaansluitingen: aansluiten m.b.v. een stroom T-stuk.
R
HWA-huisaansluitingen: aansluiten m.b.v. een 2 x 45°-bocht.
R
Er mogen maximaal 2 kolkaansluitingen op een boveninlaat worden gezet.
R
Een combinatie met een huisaansluiting is niet toegestaan.
R
HWA uitlegger
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Zinkers
Algemeen
Zinkers alleen toepassen wanneer er geen andere oplossing is en altijd in overleg met het team OOR van de gemeente Heusden De kabel/leiding aan weerszijden van de watergang aangeven door middel van zinkerborden.
R
R
Vervallen leidingen Algemeen
Zinkers aan beide zijden voorzien van inspectieputten (vertikaal). In de inspectieputten spindelafsluiters aanbrengen om de zinker droog te kunnen zetten. Na het leggen van de zinker de bestaande constructie, zoals oever- of bodembescherming, in originele staat terugbrengen. Pas in persleidingen bij zinkers en diepe boringen ontluchtingsvoorzieningen toe teneinde een verminderde werking van het gemaal te voorkomen; Oude niet meer ingebruik zijnde rioleringen reinigen en verwijderen. Het afval op milieuverantwoorde wijze afvoeren.
R
Revisie
Indien de oude leiding niet meer te verwijderen is wordt deze dichtgeschuimd. De dichtgeschuimde leiding moet duidelijk vermeld worden op de revisietekeningen Revisie dient te worden ingeleverd voor de eindoplevering van het project. Voor het opstellen van Revisie zijn de revisie normen van de gemeente Heusden van toepassing.
B
Revisie
R
R R R
B 15
RIOLERING - VRIJ VERVAL RIOLERING Bijlagen Nr. Omschrijving 1 Brondocumenten Nr. Omschrijving Gemeentelijke Riolerings Plan 2006-2010 1 Waterplan gemeente Heusden 2 Wet milieubeheer 3 Waterwet 4 WABO 5 Leidraad riolering 6 Nationaal bestuursakkoord water 7 Vierde nota waterhuishouding 8 Specificatieblad Kabels en leidingen 9 10 Specificatieblad Riolering - Afkoppelen en infiltratie 11 12 13 14 15
Programma van eisen voor mechanisch- en elektrisch onderhoud aan pompinstallaties 2010 Programma van eisen Mechanisch/Elektrisch/Bouwkundige nieuwe installaties t.b.v. rioolgemalen en bergbezinkvoorzieningen met een natte opstelling Programma van eisen Mechanisch/Elektrisch/Bouwkundige installaties t.b.v. drukrioolgemalen met een natte opstelling Programma van eisen Mechanisch/Elektrisch/Bouwkundige nieuwe installaties t.b.v. regenwaterrioolgemalen met een natte opstelling Revisienorm gemeente Heusden versie 1.0 van 17 november 2009
7. Straatmeubilair;
37 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
STRAATMEUBILAIR
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Bijlage
Stedebouwkundig niveau (eisen m.b.t. stedenbouw, verkeer, beleid) Gebiedsoort
Onderwerp
Beleidseisen (en evt gebruikseisen)
Alle gebieden
Materialisatie
Materialisatie voorleggen aan team Ontwerp Openbare Ruimte (team OOR).
B
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Alle straten
Verkeersborden
Gebruik de richtlijnen voor bebakening van wegen uit de Richtlijnen voor Verkeersregels en Verkeerstekens (1990) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.
B
1
Gebruik de uitvoeringsvoorschriften BABW.
B
2
11
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Alle straatmeubilair
Materiaal
Straatmeubilair dient onderhoudsvriendelijk en duurzaam te zijn.
B
Straatmeubilair mag vervaardigd zijn van kunststof materialen, betonmaterialen, tropisch hardhout voorzien van FSCkeurmerk. Geen ongecoat zinkwerk gebruiken.
B
Zorg dat bij de uitvoering en plaatsing van straatmeubilair dat machinaal kan worden geveegd.
R
Houd bij plaatsing rekening met de verkeersveiligheid en toegankelijkheid voor gehandicapten.
R
Plaatsing zodaning dat aanrijschade wordt voorkomen.
R
Houd bij plaatsing rekening met het tracé van de kabels en leidingen.
R
Waar mogelijk bij het plaatsen van straatmeubilair verhardings-passtukken toepassen.
R
Papierbakken
Capitole, kleur groen (RAL 6009) (leverancier Bammens).
R
Parkbanken
Siësta met hardhouten zitting en rugleuning (leverancier Velopa).
R
Amsterdammers
Lange uitvoering (1.68), kleur groen (RAL 6012) (leverancier VCP Streetcare)
R
Afzetpalen
Diamantkop (vast en uitneembaar) kringloop kunststof met rood/witte reflectiebanden
R
Voetgangerssluis
Hardhout (2 liggers/2 staanders) (leverancier Velopa)
R
Abri’s
Firma Armada en firma Alrecon (met reclame); kleur groen (RAL 6012)
R
Bushaltes
Bushaltes voorzien van fietsbeugels type Velopa Unifens (RAL 4007) en papierbak Capitole (RAL 6009).
R
Papierbakken
Capitole, kleur groen (RAL 6009) (leverancier Bammens)
R
Parkbanken
Siësta met hardhouten zitting en rugleuning en type City bank (leverancier Velopa)
R
Amsterdammers
Lange uitvoering (1.68), kleur groen (RAL 6012)
R
Plaatsing
Alle gebieden
Vesting Heusden
R
Uitneembare Amsterdammers Amsterdammers kleur groen (RAL 6012) of rood/wit
R
Voetgangerssluis
Hardhout (2 liggers/2 staanders) (leverancier Velopa)
R
Abri’s
firma Armada (zonder reclame); kleur groen (RAL 6012)
R
1 van 6
11
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
STRAATMEUBILAIR
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Verkeersborden
Definitie
Onder verkeersborden worden begrepen RVV-verkeersborden, RVV-onderborden en blanco-borden.
Bevestiging
Streef de bevestiging van borden aan lichtmasten of palen van verkeerregelinstallaties (VRI) of lichtmasten na om te voorkomen dat extra palen ten behoeve van bebording moet worden geplaatst.
R
Combineer de bebording indien mogelijk met ander straatmeubilair. De verkeersbordpaal is bijvoorbeeld ook geschikt voor het bevestigen van straatnaamborden. De borden worden uitgevoerd met de oppervlakte van de afbeelding in Retroreflecterend materiaal. De gemeente Heusden eist Reflectieklasse: Diamond Grade (Klasse III). Geen meedere reflectieklassen in één straat gebruiken, uitgezonderd onderborden.
R
Pas bebakening toe die voldoet aan NEN – EN 12899-1.
N
12
Borden worden wat betreft de maatvoering tenminste uitgevoerd overeenkomstig de in de norm -NEN-EN 12899-1 opgenomen typen. De garantie op kleurvastheid en retroreflectie moet minimaal 12 jaar zijn voor klasse III bebording.
R
12
De technische levensduur van de verkeersborden moet minimaal 10 jaar zijn voor klasse II bebording.
R
Alle borden zijn van aluminium en voorzien van ontwateringgaten, een dubbel omgezette rand en twee beugelfixatiegaten. Achterzijde van de borden voorzien van poedercoating in de kleur grijs conform RVV 1990.
R
De materiaaldikte van het aluminium is minimaal 2 mm.
R
Borden zijn voorzien van wettelijk verplichte datumsticker.
R
De borden zijn gespoten met een 2-componentenlak of moffellak.
R
Plaats de bewegwijzering volgens de Richtlijnen Bewegwijzering van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (februari 1993), de RVV-bijlage I, hoofdstuk K (1990) (07) en de ANWB richtlijnen.
B
Materiaal
Plaatsing
Plaatsing conform uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens. Borden worden bevestigd op getrokken flespalen m.b.v. slangenklemmen. Borden worden bevestigd op lichtmasten m.b.v. scharnierbeugels. Borden worden in beginsel haaks ten opzichte van de wegas geplaatst. Borden worden geplaatst aan de rechterzijde van de weg. De hoogte van de onderkant van het bord ten opzichte van het wegdek bedraagt minimaal: Binnen de bebouwde kom: 2.20 m (de hoogte mag minder zijn indien het bord is geplaatst op een verkeerseiland of buiten een pad of trottoir, doch bedraagt ten minste 1.20 m);
2 van 6
R R
R
R
1, 4, 5
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
STRAATMEUBILAIR
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Gebruik straatnaamborden die voldoen aan de NEN 1772.
B
6
Straatnaamborden moeten kunnen worden geleverd in twee typen, namelijk met dubbel omgezette rand en met kokerprofiel. Voor borden met dubbel omgezette rand geldt het volgende: - Alle borden zijn van Aluminium en voorzien van een Dubbel Omgezette Rand. Tevens voorzien van ontwateringgaten en twee beugel fixatiegaten; - Achterzijde van de borden voorzien van poedercoating in de kleur grijs conform RVV 1990.
R
De materiaaldikte van het aluminium is minimaal 2mm.
R
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Verkeersborden
Plaatsing
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen) Buiten de bebouwde kom: 1.20 m; De hoogte van de onderkant van bord D2 of D3 ten opzichte van het wegdek, bedraagt minimaal 0.90 m indien het bord is geplaatst op een gele verkeerszuil. De afstand tussen de rand van het bord en de kant van de rijbaan dan wel de kant van de verharding bedraagt bij voorkeur tenminste 0,60 m en ten hoogste 3,60 m. Op wegen buiten de kom, zonder parkeer- of vluchtstrook, bedraagt de minimumafstand 1.80 m. Borden worden wat betreft de maatvoering tenminste uitgevoerd overeenkomstig de in de norm NEN 3381 opgenomen typen. Op onderborden worden waar mogelijk de symbolen gebruikt zoals die voorkomen op de borden van bijlage 1 van het RVV1990. De grootte en leesbaarheid van het onderbord en het retroreflecterend materiaal is gelijk aan dat van het bord waaraan het is toegevoegd.
Straatnaam borden
Materiaal algemeen
De minimale bordlengte bedraagt 500 mm. De maximale bordlengte bedraagt 1000 mm. De voorzijde van de borden is beplakt met reflecterend materiaal Klasse II (Diamond Grade); kleur blauw, witte tekst, Lettertype ANWB E/e 60/45 met witte inliggende kaderrand. Achterzijde borden zijn voorzien van datumsticker. Voor borden met kokerprofiel geldt het volgende:
R R
R R R
- Alle borden zijn van Aluminium. - De borden moeten één en tweezijdig bedrukt leverbaar zijn. - De bedrukte zijde(n) van de borden is beplakt met reflecterend materiaal Klasse II (Diamond Grade); kleur blauw, witte tekst, Lettertype ANWB E/e 60/45 met witte inliggende kaderrand. - Wanneer de borden enkelzijdig zijn bedrukt is de achterzijde van de borden voorzien van poedercoating in de kleur grijs conform RVV 1990. Eventuele toevoeging van een verklarende tekst buiten de witte bies plaatsen. Eventuele toevoeging van huisnummers, middels een los of geïntegreerd bord, uitgevoerd in zwart op een witte ondergrond. De borden zijn voorzien van (een) eindkap(pen). De borden zijn voorzien van een uithouder (vlaggend) of de borden zijn voorzien van middenbevestiging voor het monteren op de paalkop.
3 van 6
R
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
STRAATMEUBILAIR
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Straatnaam borden
Plaatsing
Plaats straatnaamborden langs alle wegen binnen de bebouwde kom. Plaats de borden functioneel, aanvullend en als zodanig herkenbaar. Uitvoering volgens het vlaggend systeem.
R
Indien de zichtbaarheid wordt gewaarborgd, de straatnaamborden bij voorkeur bevestigen op een lichtmast. Dit om het gebruik van flespalen terug te dringen.
R R
Verwijsborden
Algemeen
Plaatsnaamborden
Algemeen
Stalen fles-/ verkeerspalen
Materiaal
Beugels / bevestigings middelen
Materiaal
De onderkant van het straatnaambord moet op 2,70 m (minimaal 2.20 m) boven de rijbaan bevestigd zijn. Indien een straatnaambord haaks op de rijbaan wordt geplaatst moet de zijkant van het straatnaambord zich op ten minst 0,60 m buiten de rijbaan bevinden. Indien vrijliggende fietspaden aanwezig zijn moeten de straatnaamborden dubbelzijdig worden uitgevoerd en/of moeten extra straatnaamborden worden geplaatst. Plaats de bewegwijzering volgens de Richtlijnen Bewegwijzering van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (februari 1993), de RVV-bijlage I, hoofdstuk K (1990) (07) en de ANWB richtlijnen. De verwijsborden naar bedrijven in bedrijventerreinen vallen onder het gemeentelijk reclamebeleid en APV. Type bord en belettering uitvoeren conform vergunning. Plaatsing geschiedt zelfstandig in overleg met ondernemers, planinrichters, nutsbedrijven en gemeentelijke deskundigen. Plaatsing van plaatsnaamborden is afhankelijk van de bebouwing en de inrichting van het gebied. Daarom dient de plaatsing afgestemd te worden met de afdeling Ontwerpbureau Openbare Ruimte.
R R B
1, 2
B
7, 8
R R
Getrokken flespalen zijn van staal en thermisch verzinkt conform NEN 1275.
N
Het onderstuk heeft een diameter van 76mm. Het bovenstuk heeft een diameter van 48mm. De paal is uit één geheel getrokken. Lengte van de flespaal: 2,2 meter, 2,9 meter, 3,3 meter, 3,6 meter, 3,9 meter en 4,3 meter.
R
Flespalen moeten geleverd worden met 2 losse grondankers (grondkruis).
R
Uitsluitend aluminium bevestigingsbeugels met roestvast staal schroefwerk.
R
Beugeltypen:
R
13
R
- Beugel – voor enkelvoudige bevestiging - Beugel – voor dubbele (ruggelingse) bevestiging - Beugel – voor klemband bevestiging Klemband t.b.v. beugel 07 - type Bandimex B162 (of gelijkwaardig) afmeting breedte 19 mm (3/4) en dikte 0.6 mm.
R
Klemmen typen Bandimex L-clips kat.nr. S156 (of gelijkwaardig).
R
Alle bevestigingsmaterialen moeten voldoen aan NEN 3381 artikel 5.
R
4 van 6
3
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
STRAATMEUBILAIR
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Banken
Plaatsing
Plaats banken afwisselend in de zon, schaduw of beschutting. Maak de zitplek goed bereikbaar voor mindervaliden, bijvoorbeeld door het toegangspaadje en de zitplek te verharden. Reserveer ook verharde ruimte naast de bank voor invalidewagens en kinderwagens.
R
Leg een verharding onder de bank aan.
R
Plaats de banken zodanig dat de gebruiker het langskomende verkeer goed kan zien.
R
Plaats verharding onder hekwerken in verband met maaiproblemen. Breedte 2 karteltegels 0,30 x 0,30 m of 1 betontegel 0,40 x 0,60 m. Zorg dat scootmobiel, kinderwagens en rolstoelen de doorgang (min. breedte van 0,90 m) kunnen passeren. Indien ook onderhoudsmaterieel de doorgang gebruikt, pas de breedte daarop aan. Gebruik geen prikkeldraad binnen de bebouwde kom, of zorg voor een minimale afstand van 75 cm tot aan langsliggend pad. Gebruik geen harmonicagaas, maar staafmatten voor de hekwerken.
R
Bij 'trapvelden' binnen de bebouwde kom geluidsarm hekwerk toepassen.
R
Houd bij fietsklemmen rekening met het uitrijden. Dit betekent rekening houden met minimaal 4 m plaatsings- en uitrijruimte . Houd bij plaatsing van de fietsklemmen rekening met het ruimtebeslag van de in gebruik zijnde voorzieningen. Zorg voor een vrije doorloopruimte. Maak de afvalbak tevens bereikbaar voor mindervaliden door de bovenkant op een hoogte van 1 m boven de grond te stellen. Plaats de afvalbakken in principe bij een zitbank.
R
Volg de BABW-richtlijnen, het handboek wegontwerp van de CROW en de ASVV voor bebakening en markering van wegen. Wegmarkering op asfaltverharding in thermoplast, laagdikte 3 mm (figuratie en strepen).
R
Voor de overige verhardingen levert het team Ontwerpbureau Openbare Ruimte.
R
Plaatsing van een plattegrond geschiedt conform het inrichtingsplan.
R
Plaats een plattegrond nabij een (nog aan te leggen) parkeerhaven, carpool parkeerplaats of bushalte.
R
Plaats een plattegrond direct nabij de komgrens.
R
Hekwerken
Plaatsing
Materiaal Fietsklemmen
Afvalbakken
Wegmarkering
Plaatsing
Plaatsing
Plaatsing Materiaal
Infoplattegronden
Plaatsing
5 van 6
R
R
10
R R
R R R
R
2, 15, 16
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
STRAATMEUBILAIR
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Info bewegwijzering
Plaatsing
Plaatsing en beheer van een wegbewijzering geschiedt door de ANWB.
R
Afzetpalen
Materiaal
Standaard kringloop kunststof palen met diamantkop en 2 reflectiebanden rood\wit, 150*150 mm.
R
11
Vaste Amsterdammers lange uitvoering 1,68 m kleur groen
R
11
Uitneembare Amsterdammers kleur groen of rood/wit.
R R
11
Afval voorzieningen
Plaatsing
Glasbak, papierbak en textielbak
Lawaai en stank producerende vuilopslag plaatsen op enige afstand van de woningen. In bestaande situaties moet dit gebeuren in overleg met de omwonenden d.m.v. inspraak (conform ABW). Hiervoor is het noodzakelijk om de bestemmingsplanprocedure te volgen. Algemeen Bakken plaatsen buiten de kroonprojectie van bomen Bakken op maximaal 3 meter van een rijweg plaatsen die toegankelijk is voor groot materieel (afmetingen: l=12 m en h=4 m) Bakken plaatsen op logische routes naar winkels e.d.
R R
Bij iedere afvalvoorziening een papierbak plaatsen.
R R R
Geluiddempend
R
Bij de locaties waar bakken geplaatst worden een laad- en losplaats aanleggen Glasbak Papier- en textielbak Brandwerend Particuliere aanbiedingslocaties huisvuil
Clusterplaatsen aanleggen waar individuele containers aangeboden kunnen worden Aanbiedlocaties moeten goed toegankelijk zijn voor vuilophaalwagens De aanbiedlocaties binnen 75 meter van iedere woning aanleggen Afvalcontainers bij hoogbouw inpandig of op
Tijdens uitvoering
eigen terein plaatsen.
Ondergrondse afvalcontainers op maximaal 3 meter van een rijweg plaatsen die toegankelijk is voor groot materieel (afmetingen: l=12 m en h=4 m) Tijdens de uitvoering van werkzaamheden zorgt de initiatiefnemer ervoor dat: De vuilophaaldienst de reguliere vuilophaalplaatsen kan bereiken; De bewoners hun vuilcontainers op een redelijke manier over de verharde weg naar de verzamelplaats kunnen brengen; De eventueel te nemen maatregelen geven geen recht op vergoeding of schadeloosstelling.
Vergunningen
Bouwvergunning: zie website gemeente Heusden en in overleg met team OLOG/AVG. Evt. Bestemmingsplanwijziging: zie website gemeente Heusden.
6 van 6
R R R R R R R R R R R R
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte)
STRAATMEUBILAIR Bijlagen Nr. Omschrijving Brondocumenten Nr. Omschrijving 1 Richtlijnen voor Verkeersregels en Verkeerstekens (1990 Ministerie van Verkeer en Waterstaat) 2 BABW-richtlijnen 3 4 Richtlijnen Bewegwijzering (02-1993 Ministerie van Verkeer en Waterstaat) 5 ANWB-richtlijnen 6 NEN 1772 7 Reclamebeleid?? 8 APV 9 CROW publicatie 201 10 Beleidsnotitie Verkeer- en Straatmeubilair 11 NEN – EN 12899-1 12 NEN 1275 13 ASVV 2004 14 CROW publicatie 164 Handboek wegontwerp
8. Speelvoorzieningen;
38 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
Novemberm 2010
SPEELVOORZIENINGEN
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Bijlage
B
1
1
- Het behalen van de 3% norm voor speelruimte. In bestaande gebieden bijv. d.m.v. duogebruik van ruimte. Daarnaast wordt middels de wijkatlas periodiek de tevredenheid van inwoners over de speelvoorzieningen in de buurt gepeild. Dit is een belangrijke succesindicator. Ten aanzien van onderhoud van speelvoorzieningen is de ambitie om voorzieningen tijdig te vernieuwen en niet d.m.v. lapmiddelen een voorziening in stand houden, omdat er geen middelen zijn. Tot slot is de ambities om per wijk (conform wijkatlas indeling) een wijkspeelplan op te zetten en uit te voeren. De 3% norm kan een overlap geven met de groene ruimten.
R
1
- De loopafstand vanaf woningen naar een speelplaats moet gemiddeld 400m bedragen, maar hangt vooral samen met de leeftijdsgroep voor wie de voorziening in de buurt wordt geplaatst. 0 – 6 jarigen spelen tot honderd meter van de eigen woning; 6 – 12 jarigen gaan maximaal driehonderd tot vierhonderd meter van de eigen woning; 12 – 18 jarigen hebben een actieradius van duizend meter.
R
1
- Houd bij het ontwikkelen van "natuurlijk spelen" en het maken van meer bruikbare groenplekken als informele speelruimte rekening met het Groenbeleidsplan. - Speelplaatsen inrichten volgens de kwaliteitseisen van het beleidsplan Spelenderwijs, hoofstuk 4.3.
R
1
R
1
- De ruimte voor spelen als een aparte financiële stelpost in de planontwikkeling opnemen.
R
1
R
1
Stedebouwkundig niveau (eisen m.b.t. stedenbouw, verkeer, beleid) Gebiedsoort
Onderwerp
Beleidseisen (en evt gebruikseisen)
Alle gebieden
Beleid
Speelplaatsen worden conform het beleidsrapport "Spelenderwijs" aangelegd, beheerd en onderhouden. Bij nieuwe ‘nieuwbouwontwikkelingen’ wordt gestreefd om 3% van de uitgegeven grond voor wonen, te reserveren voor speelruimte. Het plan kent de volgende uitgangspunten en ambities:
- De ruimte en middelen voor formele speelruimte en voor groenvoorzieningen tijdens de planontwikkeling en het stedenbouwkundig ontwerp los van elkaar reserveren en berekenen. Afstemming met het overige relevante beleid van de gemeente Heusden. Dit is belangrijk voor het reserveren van voldoende informele en formele speelruimte en voor het sociaal goed werkend hebben van de speelplaatsen. Voor een duurzame c.q. leefbare (woon)omgeving is voldoende ruimte nodig voor spelen. Ook de kwaliteit van de toe te passen materialen is hiervoor bepalend.
1 van 3
R
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
Novemberm 2010
SPEELVOORZIENINGEN
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Alle straten
Algemeen
Bij de inrichting van een speelplaats wordt gewerkt conform het handboek "Handboek veiligheid van speelgelegenheden: vierde druk 2003" (NUSO) en de website www.allesoverspelen.nl van NUSO. Dit om te voldoen aan het Warenwetbesluit Attractie- en speelvoorzieningen.
N
2, 5, 6
Bij het ontwerpen of inrichten van speelplekken in het kader van nieuwe aanleg, renovatie of vervanging wordt rekening gehouden met de inbreng van volwassenen en jeugdige wijkbewoners. Participatie vindt plaats op het niveau van meebepalen en het als gemeente ingaan op initiatieven van wijkbewoners.
B
1
Houd bij het ontwerpen van speelplaatsen rekening met het Handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen.
R
4
De speelplek dient te beschikken over speelruimte voor 'eigen spel', zoals tikkertje of verstoppertje.
R
Trapvelden dienen minimaal verlicht te worden. Overige speelplaatsen maken gebruik van de openbare straatverlichting. Houd hier rekening mee in het verlichtingsplan. Hekwerk toepassen in overleg met de afdeling Openbare Werken, het type afscheiding is afhankelijk van ontwerp en situatie. Gemiddeld 6 speeltoestellen (als 'toestel' geldt ook een knikkerpotje of hinkelbaan). Bij een combinatietoestel kan dit aantal naar beneden. Afwijkingen zijn mogelijk na overleg met team OOR.
R
Valondergronden bestaan uit gras, rubber tegels (verlijmd op een verdiept plateau van trottoirtegels) of een gietvloer. De bovenzijde is gelijkvloers met de omliggende omgeving. De indeling dient logisch, creatief en aantrekkelijk te zijn.
R
De plek dient te passen in zijn omgeving.
B
Inrichting speelplek
2 van 3
R R
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
Novemberm 2010
SPEELVOORZIENINGEN
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen)
Groen
Algemeen
De beplanting rondom speelplaatsen is niet lager dan 1 m. Hierbij wordt wel gekeken naar de aard van de speelvoorziening en de leeftijd van de beoogde doelgroep die er gaan spelen. Het beheer van de speelvoorzieningen dient te voldoen aan de eisen die in het "Handboek veiligheid van speelgelegenheden: vierde druk 2003" (NUSO) en de website www.allesoverspelen.nl van NUSO zijn opgenomen.
R R
5, 6
Houd rekening met de criteria voor duurzaam inkopen van straatmeubilair volgens Agentschapnl (voorheen SenterNovem). Kwaliteit van beheer waarborgen door naast de interne keuringen eens in de vijf jaar een externe keuring uit te voeren. Ook de speelvoorzieningen op locaties als schoolp[leinen en gronden van sportverenigingen worden hierbij meegenomen. Periodiek (elke tien jaar, met tussenpozen van vijf jaar) alle speelplekken beoordelen op de basisvoorwaarden voor spelen. Uitwerking verder in de wijkplannen. Speeltoestellen die niet (meer) aansluiten bij de behoeften van doelgroepen vervangen of waar mogelijkherplaatsen.
R
7
B
1
B
1
B
1
Speeltoestellen die niet meer voldoen aan het Attractiebesluit of aan de overige voorwaarden voor veiligheid direct aanpassen, vervangen of verwijderen.
B
1
Speel-toestellen Algemeen
Keuring
Vervanging
3 van 3
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte)
SPEELVOORZIENINGEN Bijlagen Nr. Omschrijving Brondocumenten Nr. Omschrijving 1 Speelruimtebeleidsplan Heusden "Spelenderwijs". 2 Warenwetbesluit 3 Groenbeleidsplan 4 Politiekeurmerk Veilig Wonen 5 Handboek veiligheid speelgelegenheden (NUSO) 6 Website "www.allesoverspelen.nl" (NUSO) 7 Website "www.agentschapnl.nl (leefomgeving, duurzaamheid en samenleving, duurzaaminkopen, criteria)
9. Kabels en leidingen
39 Gemeente Heusden, LIOR November 2010
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
KABELS & LEIDINGEN
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Stedebouwkundig niveau (eisen m.b.t. stedenbouw, verkeer, beleid) Gebiedsoort
Onderwerp
Beleidseisen (en evt. gebruikseisen)
Alle gebieden
Vergunningverlening
Nutsbedrijven, telecombedrijven en particulieren moeten een vergunning c.q. een instemmingsbesluit aanvragen volgens de aanwijzingen in de Leidingverordening van de gemeente Heusden.
W
7,9,10
Voor het (ver)leggen van kabels en leidingen dient minimaal 8 weken voor geplande aanvang van de werkzaamheden een instemmingsbesluit (telecom) cq. liggingsvergunning (overige nutsleidingen) bij de gemeente te worden aangevraagd en door de gemeente te worden afgegeven. Hiervoor moet een aanvraagformulier (in 3-voud) worden ingediend, met een tracétekening erbij. Voor de start van de werkzaamheden dienen de verschuldigde leges betaald te zijn.
W
7, 9, 10
Bij werk in of langs een kruispunt, rijbaan of fietspad dient de vergunninghouder vooraf een afzonderlijke instemming/vergunning aan te vragen voor het treffen van de benodigde verkeersmaatregelen. Deze vergunning dient minimaal twee weken voor aanvang van het werk schriftelijke aangevraagd te worden bij de gemeente Heusden, team Ontwerpbureau Openbare Ruimte.
R
Indien voor de uitvoering van de werkzaamheden bronbemaling noodzakelijk is dient een ontheffing, op grond van de Waterwet, voor het lozen van grondwater op het gemeentelijk riool te worden aangevraagd bij de gemeente Heusden, team Ontwerpbureau Openbare Ruimte en Waterschap.
W
De vergunning is alleen van toepassing voor grond die in (aankomend) eigendom is van de gemeente Heusden.
B
Boven kabels en leidingen geen gesloten verhardingen, wegfunderingen en/of beplanting aanbrengen.
B
Bij voorkeur K&L aan één zijde van de straat in verband met mogelijkheden van plaatsen bomen.
R
3
De procesvoorwaarden voor een zorgvuldig graafproces (CROW) dienen in het bestek of de werkomschrijving opgenomen te worden. Plaatsing van traforuimten en kasten in overleg met gemeente (team OOR).
R
5
Trafo ruimten bij voorkeur inpandig. Bij uitpandige plaatsing, ontwerp ingepast in de omgeving.
R
4
Locatie en kleur kasten voor Elektriciteit, CAI en KPN in overleg met team OOR.
R
4
Inrichting leidingtrace's
Graafproces Bovengrondse nutsvoorzieningen
1 van 5
B
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
KABELS & LEIDINGEN
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Alle straten
Inrichting leidingtrace's
Uitgangspunten: snelle toegankelijkheid tot kabels en leidingen en zo klein mogelijke kans op ligging in verontreinigde grond (bijvoorbeeld parkeerstroken). Dit heeft geleid tot de volgende eisen:
R
- In openbare grond onder elementenverharding. - buiten het riooltracé, waar mogelijk. Afstanden
Minimale afstand zijkant boom tot kabel en/of leiding, m.u.v. riolering (zie specificatieblad Riolering): 1,00 m.
R
De minimale afstand zijkant rijweg tot kabel en/of leiding: 1,00 m.
R
De minimale horizontale afstand tussen de buitenkant van de rioleringsbuis en het kabel- en leiding tracé is 1 meter, gewenst is de afstand gelijk aan de diepte van de riolering ten opzichte van het maaiveld. De minimale horizontale afstand tussen een riool, waarvan de bodem (binnenkant) zich 2 m onder straathoogte bevindt, en een kabel- en leidingstrook bedraagt 1,00 m. Bij grotere diepte van het riool moet ook de horizontale afstand worden vergroot. Er moet gelegenheid zijn om bebakeningsbordjes te plaatsen ten behoeve van afsluiters en brandkranen op bijvoorbeeld gevels, lantaarnpalen of bij het ontbreken daarvan op aanwijspalen.
Bovengrondse nutsvoorzieningen
R
R
(Mantelbuizen t.b.v.) kabels en leidingen stroken mogen in principe niet aangebracht worden in de groeiplaats van bomen. Uitzondering op deze regel is als er ter plekke van de bomen een wortelgeleidingssysteem aangebracht kan worden, waarbij voldoende groeiplaats en volume resteert voor de boom. Afmetingen en uitvoering afhankelijk van behoefte nutsbedrijf en mogelijk bouwplan. Verbruikers van meer dan 250 Amp moeten voor een eigen traforuimte zorgen.
R
Houdt bij gasstations rekening met de milieu-, geluid- en veiligheidsvoorschriften en afstanden tot bebouwing.
R
2 van 5
3, 15
R R
4 4 4
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
KABELS & LEIDINGEN
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Inrichtingsniveau (eisen m.b.t. ontwerp, gebruik en prestatie) Straatsoort
Onderwerp
Ontwerp- en gebruikseisen (en evt prestatie-eisen)
Alle straten
Brandkranen
Rondom brandkranen obstakelvrije ruimte met een straal van 0,90 m.
R
6
Bij langsparkeren minimaal 0,35 m van trottoirband.
R
6
Bij gestoken parkeren tot op minimaal 15 m benaderbaar zijn voor voertuigen met een breedte van 4 m, hoogte van 4,20 m en een aslast van 10 ton en een totaalgewicht van 15 ton.
R
Brandkranen benaderbaar op maximaal 15 meter via een vrije rijloper;
R R
De capaciteit voor bluswater (brandkranen, bronnen en oppervlaktewater) wordt bepaald door Brabant Water. R Ondergrondse brandkranen duidelijk markeren en niet aanleggen op plaatsen waar geparkeerd kan worden; Bij nieuwbouwplannen dient er rekening gehouden te worden met de bereikbaarheid van oppervlaktewater voor blusvoertuigen, zodat er geen bronnen geslagen hoeven te worden; Mantelbuizen
Brandvoorzieningen dienen de goedkeuring van de brandweer te krijgen. Waar K&L wegen kruisen dienen mantelbuizen te worden gelegd. Eventueel met mogelijkheden voor toekomstige uitbreiding. Mantelbuizen voorzien van een trekkabel van voldoende zwaarte (min 2 mm2).
3 van 5
R R R
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
KABELS & LEIDINGEN
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
Bijlage
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Alle elementen
Algemeen
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen) Minimaal 6 weken voor aanvang dient het nutsbedrijf of de aannemer van het nutsbedrijf een afstemmingsoverleg te initieren. Ten minste één week vóór de aanvang van de werkzaamheden dient de vergunningshouder een schriftelijke melding van de werkzaamheden te doen aan de afdeling Openbare Werken. De schriftelijke melding dient voorzien te zijn van de volgende gegevens: naam uitvoeren bedrijf, startdatum, geplande duur van de werkzaamheden, naam/adres/telefoonnummer contactpersoon en een 24-uurs calamiteitennummer.
R B R
W
Graven
De aannemer meldt de werkzaamheden tenminste 3 werkbare werkdagen voor aanvang bij: www.kadaster.nl/klic Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zorgt de initiatiefnemer ervoor dat brandkranen, afsluiters, kasten e.d. altijd visueel zichtbaar en bereikbaar zijn. Zorgvuldig graven conform gestelde regels
R R
5, 11
Wanneer bij een kruising alleen kabel- en leidingwerkzaamheden plaats vinden een gestuurde boring toepassen bij asfaltwegen en bij gebiedsontsluitingswegen Asfaltverhardingen mogen niet worden opgebroken of worden ondermijnd, tenzij hiervoor uitdrukkelijk toestemming is verstrekt door de gemeente Indien gedurende de uitvoering naar het oordeel van de toezichthouder van de gemeente de verkeersmaatregelen, afzettingen et cetera niet voldoen aan de normen, wordt het werk stilgelegd. Bij afwezigheid van de aannemer worden de noodzakelijke maatregelen door de gemeente getroffen voor rekening van de vergunninghouder.
R
Een afschrift van de vergunning dient op de werkplek aanwezig te zijn en moet op verzoek van de gemeente ingezien kunnen worden. Direct melden aan nuts- of telecombedrijf en gemeente.
B W
Schade ten gevolge van de werkzaamheden wordt verhaald op de vergunninghouder
W
Afwijkende ligging
Melden aan netbeheerder.
W
8
Onbekende ligging
Melden aan kadaster voor opsporen eigenaar.
W
8
Kabelschade
4 van 5
R
1 1
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) Controle: Datum:
2 november 2010
Versie:
November 2010
KABELS & LEIDINGEN
Vrijgave: Eigenaar:
Objecten en eisen
Hardheid
Bron
B
12
Uitvoeringsniveau (eisen m.b.t. prestatie, constructie, materiaal, bouwstoffen, uitvoering, beheer) Elementsoort
Onderwerp
Alle elementen Herstelwerkzaamheden
Prestatie-eisen, constructie-eisen, materiaaleisen, bouwstofeisen) Herstelwerkzaamheden aan verhardingen en groenvoorzieningen zijn voor rekening van de aanbieder. Verdeling van de herstelwerkzaamheden is als volgt: - De vergunninghouder verzorgt het dichtstraten van elementenverhardingen op vakkundige wijze en in verband (volgens vergunning). Indien de straat binnen afzienbare tijd nogmaals wordt opgebroken, dienen elementen “verkeerd om” als tijdelijke verharding teruggebracht te worden. Dit dient in de vergunning aangegeven te worden.
12
- De vergunninghouder is verantwoordelijk voor het dichtstraten van elementenverhardingen op vakkundige wijze en in verband, inclusief de benodigde verdichtingswerkzaamheden en blijvende vlakheid. De gemeente keurt de werkzaamheden. Eventuele kosten voor herstelwerkzaamheden zijn voor rekening van de vergunninghouder.
12
- Definitief herstel asfaltverhardingen geschiedt door de gemeente. Het nutsbedrijf dient de sleuf dicht te blokken, de gemeente wacht circa een jaar met het aanbrengen van nieuw asfalt i.v.m.de gevolgen van klink). De kosten worden doorberekend aan het telecom-/nutsbedrijf.
12
- Herstel groenvoorzieningen door de gemeente. De kosten worden doorberekend aan het telecom-/nutsbedrijf.
12
- Tenzij anders is overeengekomen is het straatwerktarief B van toepassing conform de richtlijn tarieven (graaf)werkzaamheden Telecom. Voor groenwerkzaamheden gelden de tarieven die zijn vermeld in de bijlage bij dit blad. - Grond in de sleuf dient laagsgewijs te worden verdicht met een mechanische stamper of op gelijkwaardige methode. De verdichting dient te voldoen aan de in de Standaard RAW-bepalingen 2005 gestelde eisen. Het nutsbedrijf of de aannemer van het nutsbedrijf moet een bewijs leveren van goede verdichting van de fundering. De bij de werkzaamheden behorende bestratings- en/of groenvoorzieningsbonnen dienen binnen een termijn van 4 weken na afloop in het bezit te zijn van de afdeling Openbare Werken van de gemeente Heusden.
12
12
R
12
De gemeentelijke toezichthouder controleert de opgegeven hoeveelheden en de geleverde kwaliteit.
R
12
De vergunninghouder is verplicht kabel(s), leiding(en), kast(en) en installaties welke niet meer in gebruik zijn of door deze werkzaamheden buiten gebruik gesteld (gaan) worden, te verwijderen.
R
12
Revisie (incl. eigen netwerk OV- Binnen 15 werkdagen revisie analoog en digitaal aanleveren aan gemeente in verband met wet WION kabels) (grondroerdersregeling). Revisie beschrijft in ieder geval de ligging kabel(s) op 1 meter nauwkeurig, diepte (maaiveld-diepte), aantal kabels en materiaal. Mantelbuizen en weesleidingen ook meten aan vaste punten, bijvoorbeeld gebouwen.
W
8
B
8
B
8
5 van 5
Bijlage
Handboek LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte)
KABELS & LEIDINGEN Bijlagen Nr. 1
Omschrijving
Brondocumenten Nr. Omschrijving 1 NEN 7171-1 2 NPR 7171-2 3 Groenbeleidsplan 4 NEN 1059 (2003) 5 CROW publ. 250 6 Eisen brandweer 7 Telecommunicatiewet 8 WION 9 Leidingverordening 10 Telecommunicatieverordening 11 Uitvoerings- voorschriften 12 Herstraatregeling 13 Normprofiel kabels en leidingen 14 CROW publicatie 96b 15 Specificatieblad Riolering
TOELICHTING ALGEMENE VERORDENING ONDERGRONDSE INFRASTRUCTUREN (AVOI Gemeente Heusden) Algemeen Het doel van deze Toelichting is het gestructureerd (conform de opbouw van de AVOI) bieden van aanvullende informatie en de interpretatie ervan. Zowel voor gebruik binnen en door de gemeente als door de grondroerders en netbeheerders is deze toelichting bestemd. De meest actuele versie van de Toelichting is daarbij steeds bepalend. Daartoe is de laatste versie steeds opvraagbaar bij de gemeente en wordt deze waar wenselijk gecommuniceerd. De AVOI geeft tevens invulling aan de conform de Telecommunicatiewet verplichte Telecommunicatieverordening. Artikel 1
Begripsomschrijvingen
college Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de taken voortvloeiende uit de verordening af te handelen, waarbij deze bevoegdheden voor wat betreft de uitvoering om praktische redenen deels gemandateerd worden aan een of meer daartoe aangewezen ambtenaren, in deze verordening Coördinator genaamd. Deze coördinatorfunctie kan zowel het houden van toezicht als het coördineren en verlenen van instemmingen en vergunningen betreffen. net of netwerk De definitie is afgeleid van de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION). De omschrijving maakt duidelijk dat het om ondergrondse netten gaat, en dan zowel de distributie- en transportnetten voor energie (gas, elektriciteit, water, riool) als de elektronische communicatienetwerken (zoals specifiek geregeld in en krachtens de Telecommunicatiewet). In de AVOI wordt geen inhoudelijk onderscheid gemaakt tussen de termen net en netwerk. kabels en leidingen De netwerken bestaan uit fysieke kabels en/of leidingen. Formeel en procedureel is er geen onderscheid tussen de begrippen kabels en leidingen. De kabels/leidingen zijn inclusief - ondergrondse ondersteuningswerken (mantelbuizen, kabelgoten, handholes, lasdozen, duikers), - beschermingswerken - signaalinrichtingen (zoals optische en elektrische versterkers) - componenten voor het verbinden van kabels in de openbare grond met die in gebouwen (transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer). Voorbeelden zijn telecommunicatie- en omroepkabels (als bedoeld in art. 1.1 onder z Tw), elektriciteitskabels (koppel-, transport- en distributiekabels), gasleidingen (transport-, distributieen dienstleidingen), waterleidingen, rioleringen (buizen) en industriële of private netwerken. (huis)aansluitingen Om diverse redenen worden (huis)aansluitingen vanwege de relatief beperkte omvang van de werkzaamheden uitgezonderd van de algemene regels van de verordening (zie ook artikel 4), maar dient afkadering te geschieden om te bepalen wat hier wel en niet toe gerekend kan worden. netbeheerder, opdrachtgever, grondroerder - Het begrip netbeheerder is de uniforme term in de AVOI voor zowel de beheerders van netten voor levering van energie als de aanbieders (of operators) van de openbare elektronische communicatienetwerken. - Veelal is de netbeheerder bij graafwerkzaamheden de opdrachtgever. Aan het begrip opdrachtgever komt in het kader van deze verordening een eigen rol toe, omdat deze in aansluiting bij de recente wet- en regelgeving op het gebied van graafrechten meer dan voorheen medeverantwoordelijk wordt gehouden door een juiste uitvoering en naleving van de rechten en verplichtingen. - De grondroerder is de partij die daadwerkelijk de graafwerkzaamheden verricht of laat verrichten. Dat is veelal een aannemer of installateur, maar soms ook de (interne afdeling van een) netbeheerder zelf. Indien een grondroerder namens een opdrachtgever optreedt, wordt nu expliciet naar de machtiging gevraagd, dit ter wille van rechtszekerheid en rechtsgeldigheid. Ook kan de grondroerder een partij zijn die voor eigen naam en rekening netwerken aanlegt, maar niet zelf exploiteert en het netwerk of netwerkcapaciteit daarna verhuurt of verkoopt. Mogelijk heeft de grondroerder andere partijen voor zich werken zoals aannemers en installateurs; voor zover deze betrokken zijn bij de gang van zaken dienen zij ook over een machtiging te beschikken.
Toelichting AVOI gemeente Heusden
Pagina 1 van 6
gedoogplichtige en openbare gronden De gemeentelijke betrokkenheid is gericht op het beheer van openbare ruimte (incl. gronden). Tot de openbare gronden worden wettelijk gerekend de openbare wegen, inclusief stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken, alsmede wateren inclusief bruggen, plantsoenen en pleinen, die voor een ieder toegankelijk zijn. In deze hoedanigheid is de gemeente voor wat betreft de (openbare) elektronische communicatienetwerken gedoogplichtige, voor zover het betreft de Telecommunicatiewet. Het begrip gedoogplichtige slaat tevens op andere partijen die krachtens de Telecommunicatiewet gedoogplichtig zijn, en op partijen en personen die krachtens de Belemmeringenwet Privaatrecht gedoogplichtig zijn. werkzaamheden Hoewel de AVOI met name betrekking heeft op mechanische graafwerkzaamheden, vallen formeel de handmatige graafwerkzaamheden er ook onder. Voor zover die zeer beperkt van karakter zijn, zullen ze veelal vallen onder de categorieën spoedeisende werkzaamheden of minder ingrijpende werkzaamheden, waarvoor een ander, lichter, regime in deze AVOI is vastgelegd. Tot de werkzaamheden in deze AVOI behoren eveneens werkzaamheden in verband met het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelgoten of geleidingen. Vanuit de door de gemeente te behartigen belangen kan het nastreven of voorschrijven van medegebruik gestimuleerd worden. werkzaamheden van minder ingrijpende aard Met het apart definiëren van deze werkzaamheden wordt gevolg gegeven aan artikel 5.4, lid 5 Telecommunicatiewet. Naast huisaansluitingen (tot een bepaalde lengte) worden ook andere minder ingrijpende werkzaamheden aan een lichter regime onderworpen. Als uitzondering op de standaardprocedure is de lijst van voorbeelden in deze toelichting limitatief, maar kan deze lijst uitgebreid worden: het aanbrengen/verwijderen van kabels/leidingen in reeds aangebrachte voorzieningen; reparaties aan het net(werk) met een lengte van minder dan 25 meter; (incidentele) huisaansluitingen met een gezamenlijke lengte korter dan 25 meter in of op openbare gronden, waarbij geen verhardingen, wateren of groenvoorzieningen (in de zin van beplanting) worden gekruist en waarbij geen boringen toegepast worden. instemmingsbesluit Werkzaamheden als bedoeld in deze verordening dienen steeds (in principe vooraf) gemeld te worden, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de reguliere (graaf)werkzaamheden, werkzaamheden van minder ingrijpende aard en aan werkzaamheden in verband met spoedeisende zaken zoals storingen. Met name voor de reguliere (graaf)werkzaamheden geldt dat eerst gestart mag worden met die werkzaamheden als vanuit de gemeente op basis van een melding een instemmingsbesluit is verleend. De term instemming omvat daarmee zowel de wettelijke instemming als bedoeld in de Telecommunicatiewet als de vergunning die voor andere werkzaamheden verleend dient te worden (zowel individuele vergunningen als algemene concessies betreffend). verordening Deze AVOI geeft enerzijds invulling aan de wettelijke plicht voor de gemeente om een Telecommunicatieverordening op te stellen. De huidige lokale Telecommunicatieverordening wordt tegelijk met de vaststelling van de AVOI ingetrokken. Anderzijds wordt beleidsmatig - ordening van de openbare ondergrond en gelijke behandeling van vergelijkbare partijen - voorzien in lokaal beleid dat ook de andere netwerken van kabels en leidingen (bijvoorbeeld energienetwerken) betreft. Artikel 2 Toepasselijkheid De toepasselijkheid is reeds hiervoor toegelicht bij de diverse begripsbeschrijvingen. Artikel 3 Nadere regels Met het oog op praktijkontwikkelingen, beleidsregels, jurisprudentie etc. krijgt het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid toegekend door de raad om in voorkomende
Toelichting AVOI gemeente Heusden
Pagina 2 van 6
gevallen nadere regels ter uitvoering van de verordening vast te stellen. De kaders liggen daarmee vast.
Artikel 4 Instemmingsvereiste Het in de Telecommunicatiewet reeds wettelijk vastgelegde principe van graafrechten (onder voorwaarden) in relatie tot de vereiste instemming van het gemeentebestuur (zie ook bij Begripsbepalingen betreffende de term „Instemmingsbesluit‟) is hiermee vertaald naar de AVOI en wordt toegepast op alle betrokken werkzaamheden. Conform het wettelijk bepaalde geldt dat die instemming betrekking heeft op de plaats, het tijdstip en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden, maar ook op het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken. Het onderscheid met werkzaamheden van minder ingrijpende aard wordt duidelijk gemaakt. Tot laatstgenoemde categorie behoren werkzaamheden waarvoor veelal slechts gedurende relatief korte tijd in een beperkt gedeelte van het netwerk werkzaamheden worden verricht, en waarvan de impact voor de omgeving relatief beperkt en kortstondig is. Artikel 5 Melding en aanvraag Voor de voorgenomen werkzaamheden wordt aangegeven dat de melding bij de gemeente moet plaatsvinden. Dat kan bij het college van burgemeester en wethouders of bij de coördinator (een gemachtigd ambtenaar) als die aangewezen is. Aan de melding wordt de aanvraag gekoppeld – in de zin van de Awb – om in te stemmen met het voorstel van de grondroerder. Deze vereiste voorafgaande instemming van gemeentewege heeft betrekking op het tijdstip, de plaats en de wijze waarop de werkzaamheden plaatsvinden. Op het verlenen van dit besluit zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing; dit houdt o.a. in dat het gelijkheidsbeginsel in acht moet worden genomen. De maximale aanvraagtermijn van 8 weken is gerelateerd aan de beslistermijn in de Awb. De meldingstermijn voor minder ingrijpende werkzaamheden is korter. Voorts wordt een uitzondering gemaakt voor spoedeisende werkzaamheden die nodig zijn bij ernstige storingen en/of belemmeringen. In dit geval kan worden volstaan met een eenvoudiger melding. Deze verstoringen zijn niet nader omschreven, maar gedacht kan worden aan een kabelbreuk. Het gemeentebestuur zal beoordelen of een ernstige belemmering of storing in de communicatie voor één individuele aansluiting voldoende reden is om als spoedeisend te worden aangemerkt. Ook wordt de situatie aangegeven dat de werkzaamheden tevens betrekking hebben op gronden van andere gedoogplichtigen: dat kunnen instanties of (rechts)personen zijn binnen dezelfde gemeente maar ook andere gemeentes. Ook kunnen op grond van een andere wet andere vergunningen noodzakelijk zijn. Deze samenhang kan in de praktijk soms tot erg lange doorlooptijden leiden. De wetgever heeft toegestaan dat de gemeente eventueel een deelinstemmingsbesluit verleent zodat de aanvragende partij alvast op de hoogte is van deze instemming en de daaraan te stellen voorwaarden, zodat evt met de verdere tracékeuze en andere aanvragen rekening gehouden kan worden. Het risico dat door latere vergunningverlening door een ander orgaan de aanvankelijke gemeentelijke aanvraag aangepast moet worden (dus opnieuw moet worden gedaan) is voor rekening en risico van de aanvrager. In eerste instantie is de grondroerder zelf verplicht met alle betrokken instanties of (rechts)personen naar overeenstemming te streven. Echter, als de grondroerder dat verzoekt, zal de gemeente inhoudelijke afstemming van de beoordeling van de reeds ingediende aanvragen bij andere bestuursorganen (zoals bijvoorbeeld een waterschap) nastreven (dus niet meer dan bemiddeling). Daartoe dient de grondroerder op het Meldingsformulier enkele (contact)gegevens over deze andere aanvragen te vermelden. Voor private partijen blijft de grondroerder zelf verantwoordelijk. Als werkzaamheden worden verricht in nader aan te wijzen gebieden is de uitzonderingsbepaling voor minder ingrijpende of spoedeisende werkzaamheden niet van toepassing. Hierbij is
Toelichting AVOI gemeente Heusden
Pagina 3 van 6
bijvoorbeeld aan risicogebieden als industriegebieden met buisleidingen voor transport van gevaarlijke stoffen, historische stadskernen of straten of natuurgebieden. Dan is het niet aanvaardbaar dat zonder specifiek toezicht van de gemeente wordt gegraven. Bij de vaststelling van de AVOI kan aanwijzing van deze gebieden plaatsvinden, maar dit kan ook naderhand. Artikel 6 Voorwaarden Hier is verduidelijkt op welke wijze de melding en aanvraag dienen te worden gedaan en welke gegevens verstrekt moeten worden. Het betreft die informatie die de gemeente als beheerder van openbare gronden nodig heeft om een juiste beoordeling te maken en inzicht te hebben in de belangen die door de voorgenomen werkzaamheden worden geraakt. Daartoe dient gebruik te worden gemaakt van door de gemeente vastgestelde standaardformulieren, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het formulier voor de reguliere melding/aanvraag (Instemmingsformulier) en het formulier voor minder ingrijpende werkzaamheden (Meldingsformulier). Duidelijk is ook gemaakt dat instemming steeds op aanvraag van de verzoekende partij zal plaatsvinden en niet op eigen initiatief van de gemeente. De grondroerder geeft bij zijn aanvraag/melding aan wat de gewenste startdatum is van de werkzaamheden. De gemeente kan juist op dit punt, zij het gemotiveerd, en bijvoorbeeld met het oog op andere graafwerkzaamheden ter plekke aanpassingen aanbrengen, waarbij de wet een maximale termijn van 12 maanden omvat. Deze toelichting verwijst tevens naar de Regeling schriftelijke kennisgeving aanleg kabels (Staatscourant 15-01-2007, nr. 10) die voor kabels van elektronische communicatienetwerken voorschrijft dat de melding (kennisgeving) aangetekend moet worden verstuurd. Dit vereiste is in de AVOI niet als uniforme eis opgenomen, maar het kan veelal in het belang van de verzoekende partij zelf zijn om via aangetekende verzending duidelijkheid te hebben over datum en tijd van indiening. In de praktijk is lang gebruik gemaakt van het systeem van registratie van kabels en leidingen bij KLIC. Dit wordt in de AVOI niet als specifieke verplichting opgenomen, dit mede gezien de in 2008 van kracht geworden Wet Informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Grondroerdersregeling), die registratie wettelijk verplicht stelt (waarbij het Kadaster de rol van KLIC overneemt). Algemeen wordt van de grondroerders verwacht dat men de kabels zo registreert dat het inzicht steeds kan worden geboden. Omdat de WION gefaseerd in werking treedt, zijn ook de hiervoor geldende nationale overgangsregels van toepassing (met name voor wat betreft de periode dat het landelijke elektronische informatiesysteem van het Kadaster nog niet in werking is). Artikel 7 Termijnen en looptijd De beslistermijn is gelijk aan de aanvraagtermijn zodat de werkzaamheden zoveel mogelijk op de geplande datum kunnen aanvangen, mits aan de voorwaarden tijdig en geheel voldaan is. Op grond van de Awb is de gemeente verplicht binnen een redelijke termijn een besluit te nemen, welke termijn (tenzij anders gemeld) geacht wordt te zijn verstreken na verloop van 8 weken. Het vierde lid van artikel 7 beperkt de werkingsduur van het instemmingsbesluit om te voorkomen dat een aanbieder nog gebruik maakt van een dergelijk besluit geruime tijd na afgifte. Het intussen mogelijk gewijzigde gebruik van de openbare gronden kan de werkzaamheden onwenselijk maken. Artikel 8 Voorschriften, beperkingen en verplichtingen Grondroerders dienen aan bepaalde verplichtingen te voldoen, indien zij werkzaamheden gaan verrichten als bedoeld in de AVOI. Daarnaast kan de gemeente aan het instemmingsbesluit aanvullende voorschriften of beperkingen verbinden. Omwille van uniformiteit is in de verordening aangegeven welk soort voorschriften en beperkingen dit kunnen zijn. De voorschriften hebben vooral te maken met de wijze van uitvoering en zijn gericht op de (deels wettelijk vastgelegde) belangen die de gemeente geacht wordt te behartigen. Zoals aangegeven wordt met name ten aanzien van het vraagstuk van (her)straten aangesloten bij landelijk erkende regelingen. Daarnaast kunnen lokale regels en voorwaarden van toepassing worden verklaard als die zijn vastgesteld en vastgelegd, hetgeen in de AVOI in algemene zin als Handboek benoemd wordt (zie artikel 1).
Toelichting AVOI gemeente Heusden
Pagina 4 van 6
Artikel 8 omvat ook bepalingen over de informatievoorziening naar betrokkenen, medegebruik van voorzieningen, de eventuele zekerheidsstelling (waartoe de gemeente zich de mogelijkheid voorbehoudt in die gevallen waarin zij dat nodig acht), schadevergoeding en leges. Artikel 9 Verleggingen Voor het verleggen van kabels van elektronische communicatienetwerken zijn de wettelijke regels (Telecommunicatiewet) van toepassing, volgens het principe „leggen om niet, verplaatsen om niet‟. Voor verleggingen van kabels en leidingen van nutsvoorzieningen/energienetten zijn enkele procedurele regels opgenomen, in samenhang met eventuele bestaande (privaatrechtelijke) afspraken daaromtrent die gerespecteerd worden, voor zover deze regelingen niet aanvullend daarop zijn. Een netbeheerder is verplicht te verleggen als dat noodzakelijk is voor werken door of vanwege de gemeente. De gemeente zal dus moeten aantonen dat die noodzakelijkheid er is. De eventuele verrekening van kosten van de verleggingen wordt primair berekend aan de hand van de tussen partijen van toepassing zijnde afspraken. In het verlengde hiervan is het uitgangspunt “liggen om niet, betekent verplaatsen om niet”. Wanneer een besluit dat tot verlegging verplicht enkel rechtmatig is wanneer onevenredig nadeel wordt gecompenseerd, moet dat nadeel natuurlijk worden gecompenseerd. Voor aanspraken daarop zal de netbeheerder een gespecificeerd kostenoverzicht moeten overleggen. Onder meer wordt beoogd de noodzakelijke voortgang van werkzaamheden te verzekeren. Na een verzoek tot het nemen van maatregelen vangt dan ook de in het 3e lid genoemde termijn van twaalf weken aan. Een eventueel te nemen nadeelcompensatiebesluit kan mogelijk pas worden gegeven na het ontstaan van de verplichting tot verlegging. Netbeheerders hebben de mogelijkheid om tegen dergelijke besluiten een bezwaarschrift op grond van de Algemene wet bestuursrecht in te dienen. Artikel 10 Eigendom Het zakelijk karakter van de verkregen instemming is gewenst opdat ook een nieuwe aanbieder, die gebruik maakt van de kabel, de instemming heeft, en zich houdt aan de voorschriften. De wettelijke bepalingen (met name BW) zijn van toepassing op het eigendom van kabelnetwerken. Artikel 11 Niet-openbare kabels en leidingen Bij werkzaamheden met niet-openbare kabels en leidingen in openbare gronden geldt uitdrukkelijk geen wettelijke gemeentelijke gedoogplicht, maar wordt de AVOI slechts in procedureel opzicht van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit houdt in dat een voornemen tot het uitvoeren van (graaf)werkzaamheden voor niet-openbare kabels/leidingen in openbare gronden steeds vooraf gemeld moet worden aan de gemeente, en dat de gemeente haar beleidsvrijheid heeft die instemming (= vergunning) al dan niet te verlenen (of de voorwaarden daarvoor te bepalen). De procedure ligt hiermee dan wel vast. Met betrekking tot verzoeken voor het verleggen van niet-openbare kabels en leidingen, dienen deze op verzoek van de gemeente, altijd op kosten van de eigenaar van de kabels en leidingen, uitgevoerd te worden. Artikel 12 Geldigheidsduur gedoogplicht kabels en leidingen Wettelijk is voor wat betreft openbare elektronische communicatienetwerken voorzien in regels ten aanzien van kabels (en aanpalende voorzieningen zoals lege mantelbuizen) voor de duur van de gedoogplicht. Daarbij is van belang de daadwerkelijke situatie of die kabels en leidingen inderdaad (nog) deel uit maken van zo‟n netwerk. Onderscheid is er tussen bestaande lege mantelbuizen en nieuw te leggen lege mantelbuizen. Voor de gemeente is het niet doenlijk zelfstandig voldoende zicht te hebben en te houden op het al dan niet in gebruik zijn van deze voorzieningen. De netbeheerders worden geacht zelf een goede kabel- en leidingregistratie bij te houden en op grond daarvan de gemeente te informeren (op
Toelichting AVOI gemeente Heusden
Pagina 5 van 6
verzoek van de gemeente dan wel op eigen initiatief) over voorzieningen als lege mantelbuizen. Uitgangspunt hierbij is digitale aanlevering van gegevens. Wijzigingen kunnen ook optreden door het vervallen van het openbare karakter van gronden, hetgeen dan ook gevolgen heeft voor het karakter van de kabels in die gronden. Artikel 13 Overleg In de praktijk heeft de gemeente periodiek overleg met netbeheerders en andere grondroerders. In de AVOI wordt als minimum aangehouden dat dit eens per jaar is. Dit overleg krijgt via deze AVOI een formele status, zonder dat deelnemende partijen hieraan rechten kunnen ontlenen. Anderzijds mag verwacht worden dat partijen in hun eigen belang deelnemen aan dit overleg en dat de gemeente hen zal uitnodigen. Doelstelling van het overleg is tijdige informatie-uitwisseling over plannen tussen partijen (zowel de gemeente als de gravende partijen) zodat men waar mogelijk daarop tijdig kan inspelen. Artikel 14 Toezicht en handhaving Dit artikel heeft mede ten doel alle betrokken partijen bewust te maken van het niet-vrijblijvende karakter van deze AVOI. Uitgangspunt is dat partijen zich houden aan de bepalingen van de AVOI. Indien partijen zich niet houden aan de voorschriften en beperkingen, behoudt de gemeente zich nadrukkelijk het recht voor gebruik te maken van haar bevoegdheden, met name bestuursrechtelijk. Bestuursrechtelijk zijn de Awb en de Gemeentewet van belang met de bepalingen inzake bestuursdwang, last onder dwangsom en bestuurlijke boete. Indien en voor zover nodig kunnen daarnaast of aansluitend ook de civielrechtelijke en strafrechtelijke mogelijkheden benut worden. Artikel 15 Inwerkingtreding Geen nadere toelichting anders dan dat hier duidelijk wordt vastgesteld dat het inwerkingtreden van de AVOI gekoppeld wordt aan de intrekking van de Telecommunicatieverordening, zij dat de AVOI wel invulling geeft aan de wettelijke plicht tot het hebben van een dergelijke gemeentelijke verordening conform de Telecommunicatiewet. Artikel 16 Overgangsbepalingen en hardheidsclausule Geen nadere toelichting. Artikel 17 Benaming Geen nadere toelichting.
Toelichting AVOI gemeente Heusden
Pagina 6 van 6
Formulier kabel- en leidingwerkzaamheden
Gemeente Heusden Formulier voor een melding zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren ter verkrijging van een instemmingsbesluit voor werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk of van een netwerk ten behoeve van nutsvoorzieningen.
Het meldingsformulier dient te worden opgestuurd naar: Gemeente Heusden College van Heusden Postbus 41 5250 AA Vlijmen 1. In te vullen door de gemeente: Aanvraagnummer: .................................... Datum ingekomen: .................................... Datum instemmingsbesluit: .................................... Betreft project: .................................... Projectnummer:
....................................
2. Gegevens van de aanvragende partij - Netbeheerder: (= eigenaar van het netwerk) Bedrijfsnaam: .................................................................... Adres: .................................................................... Postcode …................. Gemeente ……………..………………… Postadres: Postbus ....................... Postcode ..................... Gemeente ……….…..………………….. Factuuradres (leges): .......................................... Postcode …………...... Gemeente ……………..………………… Contactpersoon: ................................................ Tel.: ............................ E-mail: ............……………………….… Fax: ..…..…………….. - Opdrachtgever: (indien afwijkend van netbeheerder!) Bedrijfsnaam: .................................................................... Adres: .................................................................... Postcode …................. Gemeente ……………..………………… Postadres: Postbus ....................... Postcode ..................... Gemeente ……….…..………………….. Factuuradres (leges): .......................................... Postcode …………...... Gemeente ……………..………………… Contactpersoon: ................................................ Tel.: ............................ E-mail: ............……………………….… Fax: ..…..……………..
Meldingsformulier kabelwerkzaamheden Gemeente Heusden
Pagina 1 van 4
- Grondroerder: (indien afwijkend van opdrachtgever!) Bedrijfsnaam: .................................................................... Adres: .................................................................... Postcode …................. Gemeente ……………..………………… Postadres: Postbus ....................... Postcode ..................... Gemeente ……….…..………………….. Factuuradres (leges): .......................................... Postcode …………...... Gemeente ……………..………………… Contactpersoon: ................................................ Tel.: ............................ E-mail: ............……………………….… Fax: ..…..…………….. 3. Eigenschappen van de kabel en/of leiding: Informatie over soort kabel en/of leiding, beoogd gebruik en aantallen: 1) ........................................... ………………….......................... 2) ........................................... ………………….......................... 3) …………............................. ………………….......................... 4) …………............................. …………………..........................
.......................….. .......................….. .......................….. .......................…..
4. Plan van uitvoering: De werkzaamheden die leiden tot een opbreking zijn: Verleggen / ruimen / aanleg / vervanging / anders nl. .............................………………….. S.v.p. doorhalen wat niet van toepassing is en eventueel het onderdeel ‘anders’ invullen.
Berekende lengte van de sleuf: Gemiddelde breedte van de sleuf: Oppervlakte van het lasgat: Lengte buiten bedrijf gestelde kabels en leidingen en/of lege HDPE-buizen: Lengte van de te verwijderen kabels en leidingen: Lengte overige aanleg (…………………………….): Aard van de verharding: Tegels Asfalt Groen Klinkers Overig
lengte: ..........……m ..........……m ..........……m ..........……m ..........……m
...…..........…m ...…..........…m ……............ m2 ……............. m ...…............. m ……………. m
breedte van de verharding: ......................………….m ......................………….m ......................………….m ......................………….m ......................………….m
5. Uitvoerende partij(en): Indien sprake is van een machtiging door de opdrachtgever tot het voorbereiden en uitvoeren van deze werkzaamheden, dient een bewijs van deze machtiging te worden bijgevoegd.
Aannemer: Adres:
........................................................... ........................................................... Postcode …....... Gemeente ……………..…………………………….
Meldingsformulier kabelwerkzaamheden Gemeente Heusden
Pagina 2 van 4
Contactpersoon:
.......................................................
Onderaannemer: Adres:
.......................................................... ........................................................... Postcode …....... Gemeente ………………………………..……..…… ....................................................... Tel.: ……............................
Contactpersoon:
Tel.: ……...........................
Voorgenomen aanvangsdatum van de werkzaamheden:
……………....................…
Voorgenomen einddatum van de werkzaamheden:
……………....................…
6. Andere gedoogplichtigen: Voor een juiste afweging van alle belangen dient de gemeente een volledig beeld te hebben van de eigendom van de ondergrond zodat inzicht wordt verkregen in alle andere gedoogplichtigen.
Loopt het tracé door gronden van andere gedoogplichtigen? Zo ja, van wie? 1) .............................................................................. Contactpersoon: ……………...........……..…… Tel. …..…….……..……… 2) .............................................................................. Contactpersoon: ...........……..………………… Tel. …..………...………… 3) ............................................................................... Contactpersoon: ..............................……..…… Tel. ………...………..…… Uiterlijk vier weken na het verzenden van dit meldingsformulier dient de aanvrager de gemeente schriftelijk uitsluitsel te geven van het overleg met de andere gedoogplichtigen.
7. Ondertekening Op de krachtens deze Melding voorgenomen kabel- en leidingwerkzaamheden zijn van toepassing de “Algemene voorwaarden voor de aanleg van kabels en leidingen ” * Het college kan nadere regels stellen inzake de gegevens die bij de melding worden verstrekt.
* Onvolledig ingevulde formulieren worden niet in behandeling genomen. * De omwonenden en omliggende bedrijven dienen conform de voorschriften voor aanvang in kennis te worden gesteld van de (aanvang van de) werkzaamheden.
Plaats: ………………….……………
Datum: ……..…………..
Naam aanvrager:
…………………………………………………
Handtekening aanvrager:
…………………………………………………
====================================================================== Mee te zenden bescheiden: (onder verwijzing naar de toepasselijkheid van de voorschriften van de AVOI):
Meldingsformulier kabelwerkzaamheden Gemeente Heusden
Pagina 3 van 4
1. 2.
3. 4.
Bij de eerste melding of bij wijziging van rechtspersoon een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel indien de aanvrager hier is ingeschreven. Een uitvoeringsplan met daarin opgenomen: a. In viervoud volledige en duidelijk leesbare GBKN-tekeningen van het gewenste tracé (inclusief straatnamen en lengtes van de kabels en leidingen) op een schaal van 1:250, 1:500 of 1:1000; b. Een opgave van de eventuele objecten en mantelbuizen die bij de uitvoering van de werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de situering daarvan; c. Een omschrijving van de opbrekingen; d. De doorsnede van de eventuele kabel- of leidinggoot, diepte en breedte van de sleuf op een schaal van 1:10 (inclusief straatnamen) e. Een beschrijving van de maatregelen voor de bereikbaarheid en de bescherming van in de openbare gronden aanwezige kabels en leidingen; f. De wijze waarop informatie van bestaande kabels en leidingen wordt opgevraagd g. Een opgave van het beoogde opslagterrein en/of ketenpark tijdens de uitvoeringswerkzaamheden; h. De brief met informatie aan de belanghebbenden. Overzichtstekeningen met beoogde verkeersmaatregelen in drievoud volgens de eisen, waaraan een verkeersplan dient te voldoen, gesteld in publicatie 96b van het C.R.O.W. Planning van het gehele werk inclusief de faseringen en de werkvolgordes.
Meldingsformulier kabelwerkzaamheden Gemeente Heusden
Pagina 4 van 4
Meldingsformulier (niet-beperkte) kabel- en leidingwerkzaamheden Gemeente Heusden Formulier voor een melding zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren ter verkrijging van een instemmingsbesluit voor werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk of van een netwerk ten behoeve van nutsvoorzieningen.
Het meldingsformulier dient te worden opgestuurd naar: Gemeente Heusden College van Heusden Postbus 41 5250 AA Vlijmen 1. In te vullen door de gemeente: Aanvraagnummer: .................................... Datum ingekomen: .................................... Datum instemmingsbesluit: .................................... Betreft project: .................................... Projectnummer:
....................................
2. Gegevens van de aanvragende partij - Netbeheerder: (= eigenaar van het netwerk) Bedrijfsnaam: .................................................................... Adres: .................................................................... Postcode …................. Gemeente ……………..………………… Postadres: Postbus ....................... Postcode ..................... Gemeente ……….…..………………….. Factuuradres (leges): .......................................... Postcode …………...... Gemeente ……………..………………… Contactpersoon: ................................................ Tel.: ............................ E-mail: ............……………………….… Fax: ..…..…………….. - Opdrachtgever: (indien afwijkend van netbeheerder!) Bedrijfsnaam: .................................................................... Adres: .................................................................... Postcode …................. Gemeente ……………..………………… Postadres: Postbus ....................... Postcode ..................... Gemeente ……….…..………………….. Factuuradres (leges): .......................................... Postcode …………...... Gemeente ……………..………………… Contactpersoon: ................................................ Tel.: ............................ E-mail: ............……………………….… Fax: ..…..……………..
Meldingsformulier kabelwerkzaamheden Gemeente Heusden
Pagina 1 van 7
- Grondroerder: (indien afwijkend van opdrachtgever!) Bedrijfsnaam: .................................................................... Adres: .................................................................... Postcode …................. Gemeente ……………..………………… Postadres: Postbus ....................... Postcode ..................... Gemeente ……….…..………………….. Factuuradres (leges): .......................................... Postcode …………...... Gemeente ……………..………………… Contactpersoon: ................................................ Tel.: ............................ E-mail: ............……………………….… Fax: ..…..…………….. 3. Eigenschappen van de kabel en/of leiding: Informatie over soort kabel en/of leiding, beoogd gebruik en aantallen: 1) ........................................... ………………….......................... 2) ........................................... ………………….......................... 3) …………............................. ………………….......................... 4) …………............................. …………………..........................
.......................….. .......................….. .......................….. .......................…..
4. Plan van uitvoering: De werkzaamheden die leiden tot een opbreking zijn: Verleggen / ruimen / aanleg / vervanging / anders nl. .............................………………….. S.v.p. doorhalen wat niet van toepassing is en eventueel het onderdeel ‘anders’ invullen.
Berekende lengte van de sleuf: Gemiddelde breedte van de sleuf: Oppervlakte van het lasgat: Lengte buiten bedrijf gestelde kabels en leidingen en/of lege HDPE-buizen: Lengte van de te verwijderen kabels en leidingen: Lengte overige aanleg (…………………………….): Aard van de verharding: Tegels Asfalt Groen Klinkers Overig
lengte: ..........……m ..........……m ..........……m ..........……m ..........……m
...…..........…m ...…..........…m ……............ m2 ……............. m ...…............. m ……………. m
breedte van de verharding: ......................………….m ......................………….m ......................………….m ......................………….m ......................………….m
5. Uitvoerende partij(en): Indien sprake is van een machtiging door de opdrachtgever tot het voorbereiden en uitvoeren van deze werkzaamheden, dient een bewijs van deze machtiging te worden bijgevoegd.
Aannemer: Adres:
........................................................... ........................................................... Postcode …....... Gemeente ……………..…………………………….
Meldingsformulier kabelwerkzaamheden Gemeente Heusden
Pagina 2 van 7
Contactpersoon:
.......................................................
Onderaannemer: Adres:
.......................................................... ........................................................... Postcode …....... Gemeente ………………………………..……..…… ....................................................... Tel.: ……............................
Contactpersoon:
Tel.: ……...........................
Voorgenomen aanvangsdatum van de werkzaamheden:
……………....................…
Voorgenomen einddatum van de werkzaamheden:
……………....................…
6. Andere gedoogplichtigen: Voor een juiste afweging van alle belangen dient de gemeente een volledig beeld te hebben van de eigendom van de ondergrond zodat inzicht wordt verkregen in alle andere gedoogplichtigen.
Loopt het tracé door gronden van andere gedoogplichtigen? Zo ja, van wie? 1) .............................................................................. Contactpersoon: ……………...........……..…… Tel. …..…….……..……… 2) .............................................................................. Contactpersoon: ...........……..………………… Tel. …..………...………… 3) ............................................................................... Contactpersoon: ..............................……..…… Tel. ………...………..…… Uiterlijk vier weken na het verzenden van dit meldingsformulier dient de aanvrager de gemeente schriftelijk uitsluitsel te geven van het overleg met de andere gedoogplichtigen.
7. Ondertekening Op de krachtens deze Melding voorgenomen kabel- en leidingwerkzaamheden zijn van toepassing de “Algemene voorwaarden voor de aanleg van kabels en leidingen ” * Het college kan nadere regels stellen inzake de gegevens die bij de melding worden verstrekt.
* Onvolledig ingevulde formulieren worden niet in behandeling genomen. * De omwonenden en omliggende bedrijven dienen conform de voorschriften voor aanvang in kennis te worden gesteld van de (aanvang van de) werkzaamheden.
Plaats: ………………….……………
Datum: ……..…………..
Naam aanvrager:
…………………………………………………
Handtekening aanvrager:
…………………………………………………
====================================================================== Mee te zenden bescheiden: (onder verwijzing naar de toepasselijkheid van de voorschriften van de AVOI): Meldingsformulier kabelwerkzaamheden Gemeente Heusden
Pagina 3 van 7
1. 2.
3. 4.
Bij de eerste melding of bij wijziging van rechtspersoon een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel indien de aanvrager hier is ingeschreven. Een uitvoeringsplan met daarin opgenomen: a. In viervoud volledige en duidelijk leesbare GBKN-tekeningen van het gewenste tracé (inclusief straatnamen en lengtes van de kabels en leidingen) op een schaal van 1:250, 1:500 of 1:1000; b. Een opgave van de eventuele objecten en mantelbuizen die bij de uitvoering van de werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de situering daarvan; c. Een omschrijving van de opbrekingen; d. De doorsnede van de eventuele kabel- of leidinggoot, diepte en breedte van de sleuf op een schaal van 1:10 (inclusief straatnamen) e. Een beschrijving van de maatregelen voor de bereikbaarheid en de bescherming van in de openbare gronden aanwezige kabels en leidingen; f. De wijze waarop informatie van bestaande kabels en leidingen wordt opgevraagd g. Een opgave van het beoogde opslagterrein en/of ketenpark tijdens de uitvoeringswerkzaamheden; h. De brief met informatie aan de belanghebbenden. Overzichtstekeningen met beoogde verkeersmaatregelen in drievoud volgens de eisen, waaraan een verkeersplan dient te voldoen, gesteld in publicatie 96b van het C.R.O.W. Planning van het gehele werk inclusief de faseringen en de werkvolgordes.
8. Betreft: Projectnaam:
....................................
Projectnummer:
....................................
9. Gegevens van de aanvragende partij - Netbeheerder: (= eigenaar van het netwerk) Bedrijfsnaam: .................................................................... Adres: .................................................................... Postcode …................. Gemeente ……………..………………… Postadres: Postbus ....................... Postcode ..................... Gemeente ……….…..………………….. Factuuradres (leges): .......................................... Postcode …………...... Gemeente ……………..………………… Contactpersoon: ................................................ Tel.: ............................ E-mail: ............……………………….… Fax: ..…..…………….. - Opdrachtgever: (indien afwijkend van netbeheerder!) Bedrijfsnaam: .................................................................... Adres: .................................................................... Postcode …................. Gemeente ……………..………………… Postadres: Postbus ....................... Postcode ..................... Gemeente ……….…..………………….. Factuuradres (leges): .......................................... Postcode …………...... Gemeente ……………..………………… Contactpersoon: ................................................ Tel.: ............................ E-mail: ............……………………….… Fax: ..…..…………….. - Grondroerder: (indien afwijkend van opdrachtgever!) Meldingsformulier kabelwerkzaamheden Gemeente Heusden
Pagina 4 van 7
Bedrijfsnaam: Adres:
.................................................................... .................................................................... Postcode …................. Gemeente ……………..………………… Postadres: Postbus ....................... Postcode ..................... Gemeente ……….…..………………….. Factuuradres (leges): .......................................... Postcode …………...... Gemeente ……………..………………… Contactpersoon: ................................................ Tel.: ............................ E-mail: ............……………………….… Fax: ..…..…………….. 10. Eigenschappen van de kabel en/of leiding: Informatie over soort kabel en/of leiding, beoogd gebruik en aantallen: 1) ........................................... ………………….......................... 2) ........................................... ………………….......................... 3) …………............................. ………………….......................... 4) …………............................. …………………..........................
.......................….. .......................….. .......................….. .......................…..
11. Plan van uitvoering: De werkzaamheden die leiden tot een opbreking zijn: Verleggen / ruimen / aanleg / vervanging / anders nl. .............................………………….. S.v.p. doorhalen wat niet van toepassing is en eventueel het onderdeel ‘anders’ invullen.
Berekende lengte van de sleuf: Gemiddelde breedte van de sleuf: Oppervlakte van het lasgat: Lengte buiten bedrijf gestelde kabels en leidingen en/of lege HDPE-buizen: Lengte van de te verwijderen kabels en leidingen: Lengte overige aanleg (…………………………….): Aard van de verharding: Tegels Asfalt Groen Klinkers Overig
lengte: ..........……m ..........……m ..........……m ..........……m ..........……m
...…..........…m ...…..........…m ……............ m2 ……............. m ...…............. m ……………. m
breedte van de verharding: ......................………….m ......................………….m ......................………….m ......................………….m ......................………….m
12. Uitvoerende partij(en): Indien sprake is van een machtiging door de opdrachtgever tot het voorbereiden en uitvoeren van deze werkzaamheden, dient een bewijs van deze machtiging te worden bijgevoegd.
Aannemer: Adres: Contactpersoon:
........................................................... ........................................................... Postcode …....... Gemeente ……………..……………………………. ....................................................... Tel.: ……...........................
Meldingsformulier kabelwerkzaamheden Gemeente Heusden
Pagina 5 van 7
Onderaannemer: Adres: Contactpersoon:
.......................................................... ........................................................... Postcode …....... Gemeente ………………………………..……..…… ....................................................... Tel.: ……............................
Voorgenomen aanvangsdatum van de werkzaamheden:
……………....................…
Voorgenomen einddatum van de werkzaamheden:
……………....................…
13. Andere gedoogplichtigen: Voor een juiste afweging van alle belangen dient de gemeente een volledig beeld te hebben van de eigendom van de ondergrond zodat inzicht wordt verkregen in alle andere gedoogplichtigen.
Loopt het tracé door gronden van andere gedoogplichtigen? Zo ja, van wie? 1).............................................................................. Contactpersoon: ……………...........……..…… Tel. …..…….……..……… 2) ............................................................................. Contactpersoon: ...........……..………………… Tel. …..………...………… 3) ......................................................................... Contactpersoon: ..............................……..…… Tel. ………...………..…… Uiterlijk vier weken na het verzenden van dit meldingsformulier dient de aanvrager de gemeente schriftelijk uitsluitsel te geven van het overleg met de andere gedoogplichtigen.
14. Ondertekening Op de krachtens deze Melding voorgenomen kabel- en leidingwerkzaamheden zijn van toepassing de “Algemene voorwaarden voor de aanleg van kabels en leidingen ” * Het college kan nadere regels stellen inzake de gegevens die bij de melding worden verstrekt.
* Onvolledig ingevulde formulieren worden niet in behandeling genomen. * De omwonenden en omliggende bedrijven dienen conform de voorschriften voor aanvang in kennis te worden gesteld van de (aanvang van de) werkzaamheden.
Plaats: ………………….……………
Datum: ……..…………..
Naam aanvrager:
…………………………………………………
Handtekening aanvrager:
…………………………………………………
====================================================================== Mee te zenden bescheiden: (onder verwijzing naar de toepasselijkheid van de voorschriften van de AVOI): 4) Bij de eerste melding of bij wijziging van rechtspersoon een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel indien de aanvrager hier is ingeschreven. Meldingsformulier kabelwerkzaamheden Gemeente Heusden
Pagina 6 van 7
5)
6) 7)
Een uitvoeringsplan met daarin opgenomen: a. In viervoud volledige en duidelijk leesbare GBKN-tekeningen van het gewenste tracé (inclusief straatnamen en lengtes van de kabels en leidingen) op een schaal van 1:250, 1:500 of 1:1000; b. Een opgave van de eventuele objecten en mantelbuizen die bij de uitvoering van de werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de situering daarvan; c. Een omschrijving van de opbrekingen; d. De doorsnede van de eventuele kabel- of leidinggoot, diepte en breedte van de sleuf op een schaal van 1:10 (inclusief straatnamen) e. Een beschrijving van de maatregelen voor de bereikbaarheid en de bescherming van in de openbare gronden aanwezige kabels en leidingen; f. De wijze waarop informatie van bestaande kabels en leidingen wordt opgevraagd g. Een opgave van het beoogde opslagterrein en/of ketenpark tijdens de uitvoeringswerkzaamheden; h. De brief met informatie aan de belanghebbenden. Overzichtstekeningen met beoogde verkeersmaatregelen in drievoud volgens de eisen, waaraan een verkeersplan dient te voldoen, gesteld in publicatie 96b van het C.R.O.W. Planning van het gehele werk inclusief de faseringen en de werkvolgordes.
* Het college kan nadere regels stellen inzake de gegevens die bij de melding worden verstrekt. * Onvolledig ingevulde formulieren worden niet in behandeling genomen.
Meldingsformulier kabelwerkzaamheden Gemeente Heusden
Pagina 7 van 7