RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2005, nummer 016/2005
Raadsvergadering 27 januari 2005
Programmaveld 5: Verkeer en ruimtelijk beheer.
Agendapunt 23
Portefeuillehouder J.C. de Looff.
Wettelijke basis Autonome bevoegdheid. Voorstel tot Het nemen van principebesluiten rond de toekomstige parkeersituatie in centrumgebied. Gevraagde beslissing 1. Het aantal parkeerplaatsen dat is voorzien in de parkeergarages Meent en Overtoom is nodig om een evenwichtige parkeerbalans in het centrumgebied te krijgen. 2. Uit een kwaliteitsoogpunt is het wenselijk de benodigde parkeerplekken onder te brengen in de parkeergarages Meent en Overtoom en niet in de open lucht. 3. Wanneer er geen parkeerregulering door middel van betaald parkeren en vergunningparkeren wordt ingevoerd, zal de druk van geparkeerde auto's van werkenden op de voor bezoekers bestemde kwalitatief goede parkeergelegenheid te hoog worden. 4. De financiële consequenties van het bouwen en exploiteren van twee parkeergarages maken het onontkoombaar om een vorm van betaald parkeren in te voeren. 5. In de vergadering van de gemeenteraad van april 19 mei 2005 wordt een voorstel op hoofdlijnen ingewacht voor het invoeren van betaald parkeren en vergunningparkeren in het centrumgebied. 6. Wanneer in mei wordt ingestemd met dat voorstel op hoofdlijnen, dan wordt dat vervolgens gedetailleerd uitgewerkt in verordeningen, die bij het gereedkomen in 2007 van de parkeergarages in werking zullen treden. . Financiële consequenties Afhankelijk van de te nemen beslissingen.
Aan de raad. Over de parkeersituatie die in het nieuwe centrumgebied zal ontstaan en de oplossing daarvan bestaat binnen de gemeenteraad in de huidige samenstelling nog geen breed gedragen raadsstandpunt. Dit voorstel is bedoeld om tot een besluit te komen over de wijze waarop de toekomstige parkeersituatie zal worden opgelost. Daarbij draait het om de vraag of - en zo ja, hoe - er regulerend zal worden opgetreden. Op deze vraag wordt in bijgaande notitie "Toekomstige parkeersituatie centrumgebied Papendrecht" nader ingegaan. Naar de inhoud van die notitie en de daarbij behorende bijlage "Papendrecht, dynamische parkeerbalans voor auto's en fietsen" wordt kortheidshalve verwezen. Concluderend stellen wij u voor de volgende besluiten te nemen. 1. Het aantal parkeerplaatsen dat is voorzien in de parkeergarages Meent en Overtoom is nodig om een evenwichtige parkeerbalans in het centrumgebied te krijgen. 2. Uit een kwaliteitsoogpunt is het wenselijk de benodigde parkeerplekken onder te brengen in de parkeergarages Meent en Overtoom en niet in de open lucht. 3. Wanneer er geen parkeerregulering door middel van betaald parkeren en vergunningparkeren wordt ingevoerd, zal de druk van geparkeerde auto's van werkenden op de voor bezoekers bestemde kwalitatief goede parkeergelegenheid te hoog worden.
4. De financiële consequenties van het bouwen en exploiteren van twee parkeergarages maken het onontkoombaar om een vorm van betaald parkeren in te voeren. 5. In de vergadering van de gemeenteraad van april 19 mei 2005 wordt een voorstel op hoofdlijnen ingewacht voor het invoeren van betaald parkeren en vergunningparkeren in het centrumgebied. 6. Wanneer in mei wordt ingestemd met dat voorstel op hoofdlijnen, dan wordt dat vervolgens gedetailleerd uitgewerkt in verordeningen, die bij het gereedkomen in 2007 van de parkeergarages in werking zullen treden.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar het betreffende “overzicht van adviezen”. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2004, nummer 002/2005
Raadsvergadering 27 januari 2005
Programmaveld 8: Bestuur
Agendapunt 7
Portefeuillehouder C.J.M. de Bruin
Wettelijke basis Artikel 81o van de Gemeentewet Voorstel tot Het vaststellen van de Eerste wijziging van de Verordening op de Rekenkamercommissie van de gemeente Papendrecht Gevraagde beslissing De Eerste wijziging van de verordening op de Rekenkamercommissie van de gemeente Papendrecht vast te stellen Financiële consequenties N.v.t. Aan de raad. Artikel 3 van de Verordening op de Rekenkamercommissie regelt de benoeming van de leden. Daarin is onder meer in lid 3 bepaald dat de raad een externe voorzitter en twee externe leden van de rekenkamercommissie benoemt voor een periode van zes jaar. Het Presidium geeft u in overweging een benoemingscyclus vier jaar aan te houden en de wisseling of herbenoeming te laten plaats hebben halverwege de zittingsperiode van de gemeenteraad. Om dat te realiseren zou de eerste benoemingsperiode per 1 januari 2008 moeten aflopen. Vervolgens kan dan de vierjaarlijkse cyclus worden aangehouden. De Eerste wijziging van de Verordening op de Rekenkamercommissie van de gemeente Papendrecht treft u hierbij ter vaststelling aan
Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. De voorzitter van het Presidium, C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2004, nummer 003/2005
Raadsvergadering 27 januari 2005
Programmaveld 8: Bestuur
Agendapunt 8
Portefeuillehouder C.J.M. de Bruin
Wettelijke basis Artikelen 81a tot en met 81o en 182 tot en met 185 van de Gemeentewet Voorstel tot Het benoemen van een externe voorzitter, twee externe leden en twee raadsleden van de Rekenkamercommissie Gevraagde beslissing a. Het benoemen van een externe voorzitter en twee externe leden van de Rekenkamercommissie b. Het benoemen van twee raadsleden in de Rekenkamercommissie Financiële consequenties Voor de Rekenkamercommissie is in de Programmabegroting 2005 – 2008 voor elke jaarschijf een budget geraamd van € 40.000,--. Aan de raad. Artikel 3 van de Verordening op de Rekenkamercommissie regelt de benoeming van de leden. Daarin is onder meer bepaald dat de raad een externe voorzitter en twee externe leden van de rekenkamercommissie benoemt en tevens twee leden uit zijn midden, te weten één uit de coalitiepartijen en één uit de oppositiepartijen. Op de geplaatste oproep voor externe kandidaten hebben 69 gegadigden gereageerd. Daaronder bevonden zich 10 kandidaten voor voorzitter, 18 voor voorzitter of lid en 41 voor lid. Het Presidium heeft met verschillende kandidaten gesprekken gevoerd. Het resultaat is dat het Presidium u voorstelt de volgende externe kandidaten te benoemen - tot voorzitter - tot lid - tot lid
de heer drs R.J.A. Clayden uit Prinsenbeek; Mw drs J.F. Breedveld uit Capelle aan den IJssel; Mw drs K. Meijer uit Rotterdam.
Met verwijzing naar de ter inzage gelegde sollicitatiebrieven en cv.’s nodig ik u uit tot benoeming van een externe voorzitter en twee externe leden van de Rekenkamercommissie over te gaan. Tevens nodig u uit twee raadsleden in de Rekenkamercommissie te benoemen.
Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. De voorzitter van het Presidium, C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 002/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het ontslagverzoek van de griffier d.d. 31 december 2005; gezien het voorstel van de voorzitter van de gemeenteraad d.d. 17 januari 2005, nummer 004/2005; gelet op artikel 107 van de Gemeentewet;
besluit:
eervol ontslag te verlenen aan:
naam:
Nieuwland--
voornamen:
Johannes--
geboren op:
5 januari 1946--
te:
Dordrecht--
met ingang van:
1 oktober 2005--
uit de functie van:
griffier van de gemeenteraad van Papendrecht--
aard van het dienstverband:
vast--
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De waarnemend griffier,
De voorzitter,
R. de Rooij.
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2005, nummer 004/2005
Raadsvergadering 27 januari 2005
Programmaveld 8: Bestuur
Agendapunt 9
Portefeuillehouder C.J.M. de Bruin
Wettelijke basis Artikel 107 van de Gemeentewet Voorstel tot Het verlenen van eervol ontslag aan de griffier Gevraagde beslissing De griffier met ingang van 1 oktober 2005 eervol ontslag te verlenen Financiële consequenties N.v.t. Aan de raad. Bij brief van 31 december 2005 heeft de heer J. Nieuwland, griffier, ontslag gevraagd. Hij hoopt op 1 september 2005 42 jaar in overheidsdienst te zijn. De huidige CAO biedt hem de mogelijkheid ter gelegenheid daarvan met ingang van 1 oktober 2005 volledig met FPU te gaan. Zijn voornemen is van die mogelijkheid gebruik te maken. Kortheidshalve verwijs ik u naar zijn ontslagbrief (zie bijlage). Ik stel u voor de griffier met ingang 1 oktober 2005, op voorhand onder dankzegging voor de door hem bewezen diensten en voor de wijze waarop hij dat heeft gedaan, eervol ontslag te verlenen. Tevens stel ik u voor met het oog op het inwerken van de nieuwe griffier de vacature per 1 september 2005 te vervullen en tot werving over te gaan. Met betrekking tot het vast te stellen functieprofiel van de nieuwe griffier kan het rapport “Griffier op maat” wellicht goede diensten bewijzen. Dit rapport is voor u ter inzage gelegd.
De voorzitter van de gemeenteraad, C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 003/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelet op het besluit van De Drechtraad d.d. 19 januari 2005 naar aanleiding van agendapunt 5: Procesvoorstel besluitvorming herijking Ruimtelijke Visie Drechtsteden;
besluit:
in te stemmen met het Procesontwerp herijking Ruimtelijke Visie Drechtsteden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 004/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 005/2005;
besluit:
vast te stellen de
VERORDENING STIMULERINGSFONDS STARTERSREGELING PAPENDRECHT Hoofdstuk 1
Begripsbepalingen
Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. SVn: Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten; b. Stimuleringsfonds Startersregeling: het fonds waaruit de gemeente, op grond van haar deelnemingsovereenkomst met het SVn, Startersleningen kan toekennen, en waarin de rente en de aflossingen over deze leningen worden teruggestort; c. Starterslening: een lening die ten doel heeft om voor huishoudens met beperkte financiële mogelijkheden de ruimte te vergroten om een eigen woning te kopen, en die worden verstrekt op basis van de productspecificaties zoals vastgelegd in de SVn-informatiemap en de Gemeentelijke Uitvoeringsregeling Starterslening; d. Aanvrager: de aanstaande eigenaar die de aanvraag doet. Bij twee aanstaande eigenaren gelden beiden gezamenlijk als aanvrager; e. Huishouden: het huishouden van de aanvrager, bestaande uit een natuurlijk persoon en zijn niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot, of geregistreerd partner, of degene die met hem/haar op de ontvangstdatum van de aanvraag voor de Starterslening een gezamenlijke huishouding voert of zal gaan voeren in de aan te kopen woning, niet zijnde kinderen of pleegkinderen. Er kunnen niet meer dan twee personen tot het aldus gedefinieerde huishouden behoren. f. Verwervingskosten: Kosten voor het in eigendom verkrijgen van een woning, zoals beschreven in de normen van de Nationale Hypotheek Garantie Hoofdstuk 2
Algemene bepalingen
Artikel 2 1. De gemeenteraad van Papendrecht heeft een Stimuleringsfonds Startersregeling ingericht waaruit aan in artikel 6, lid 1, sub a, b, c en d bedoelde huishoudens startersleningen kunnen worden toegekend voor de verwerving van in artikel 6, lid 1, sub e bedoelde woningen. 2. Het Stimuleringsfonds Startersregeling is ondergebracht bij SVn. Artikel 3 1. Op deze verordening is het bepaalde in de gesloten deelnemingsovereenkomst tussen de gemeente Papendrecht en SVn van toepassing. 2. De als bijlage opgenomen Gemeentelijke Uitvoeringsregels Starterslening maken deel uit van deze verordening. 1
Artikel 4 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met inachtneming van het bepaalde in deze verordening een Starterslening toe te kennen. 2. Burgemeester en wethouder stellen de hoogte van de Starterslening vast op basis van de als bijlage opgenomen Gemeentelijke Uitvoeringsregels Starterslening. 3. De maximale hoogte van de Starterslening bedraagt € 40.000,-4. De Starterslening dient te worden verstrekt met Nationale Hypotheekgarantie (NHG). 5. Burgemeester en wethouders kunnen bij hun beslissing op grond van het eerste en tweede lid rekening houden met financiële steun die op grond van enige andere regeling is of kan worden toegekend. 6. Burgemeester en wethouders kunnen aan de toekenning van Startersleningen nadere voorschriften verbinden. 7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het in het derde lid genoemde bedrag aan te passen. Artikel 5 1. Uit het Stimuleringsfonds Startersregeling kunnen slechts leningen worden toegewezen tot het maximale budget ad €.1.350.876,2. Alle aanvragen op voet van deze verordening worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld. 3. Aanvragen welke in verband met het eerste en tweede lid niet kunnen worden toegekend, worden door burgemeester en wethouders afgewezen. Hoofdstuk 3
Toepassingsbereik
Artikel 6 1. Deze verordening is uitsluitend van toepassing op leningaanvragen: a. van in Papendrecht woonachtige verblijfsgerechtigde personen die op het moment van de aanvraag minimaal een jaar zelfstandig een huurwoning bewonen of minimaal een jaar inwonend zijn. In geval van twee aanstaande eigenaren dient tenminste één van beiden aan één van beide criteria te voldoen; b. van personen die op het moment van aanvraag minimaal 18 jaar zijn maar niet ouder zijn dan 35 jaar. Dit geldt voor alle leden van het huishouden van aanvrager(s); c. van personen die niet eerder een koopwoning in eigendom hebben gehad en de aan te kopen woning als hoofdbewoner zelf gaan bewonen; d. van personen, bedoeld onder a tot en met c, waarvan het bruto jaarinkomen van het huishouden een bedrag van €.40.000,- niet te boven gaat; e. voor het verwerven van koopwoningen, zijnde woningen die voor permanente bewoning zijn bestemd, in Papendrecht waarvan de kosten voor het verkrijgen in eigendom van de woning niet hoger zijn dan €.187.000,- (prijspeil 2004); f. de Starterslening wordt, evenals de eerste hypotheek, alleen onder Nationale Hypotheek Garantie verleend en bedraagt maximaal €.40.000,-. g. in de eerste drie jaar na invoering van de Starterslening zullen maximaal tien leningen per jaar worden verstrekt waarbij de volgorde van ontvangst van de aanvraag bepalend is. Wanneer het maximum is bereikt, kan in het nieuwe kalenderjaar een nieuwe aanvraag worden ingediend. 2. Deze verordening is niet van toepassing op leningaanvragen: a. voor woningen die door een woningcorporatie met korting aan een zittende huurder worden verkocht; b. voor woningen die door middel van een MGE- of vergelijkbare constructie (Maatschappelijk Gebonden Eigendom) worden verkocht, voor niet voor permanente bewoning bestemde woningen en voor tweede woningen. 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het eerste lid sub a tot en met e genoemde voorwaarden aan te passen. 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in afwijking van artikel 6, lid 1, sub g, de Starterslening uitsluitend in te zetten voor aangewezen woningprojecten voor starters in het centrum. Het totale aantal leningen in de eerste drie jaar mag daarbij niet hoger zijn dan 30. Hoofdstuk 4
Aanvraag en toekenning
Artikel 7 1. Huishoudens die, op grond van artikel 6 en gelet op artikel 1, lid e, in aanmerking komen voor een starterslening, kunnen bij burgemeester en wethouder om een op naam gesteld aanvraagformulier verzoeken. 2. Burgemeester en wethouders toetsen of het in lid 1 bedoelde huishouden voldoet aan de in artikel 6, lid 1 opgenomen criteria en sturen binnen 5 werkdagen na ontvangst van het verzoek het aanvraagformulier toe. Tegelijkertijd sturen burgemeester en wethouder SVn een kopie van het voorblad van dit aanvraagformulier. 2
3.
De verdere afhandeling vindt plaats conform de van toepassing zijnde Gemeentelijke Uitvoeringsregels Starterslening en de Productspecificaties Starterslening die door SVn zijn vastgesteld en die als bijlage zijn toegevoegd aan de verordening.
Hoofdstuk 5
Intrekking van de Starterslening
Artikel 8 1. Burgemeester en wethouders kunnen een toewijzingsbrief waarin voorzien in de toekenning van een Starterslening geheel of gedeeltelijk intrekken als: a. er niet is voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften en/of bepalingen; b. de Starterslening is toegekend of vastgesteld op grond van onjuiste gegevens. 2. Burgemeester en wethouders trekken een toewijzingsbrief in ieder geval in als de koopovereenkomst wordt ontbonden. 3. Bij de intrekking kunnen burgemeester en wethouders de contante waarde van het reeds genoten en/of toekomstige rentevoordeel geheel of gedeeltelijk (terug)vorderen, eventueel met de mogelijkheid van beslaglegging. 4. In geval de eigenaar bij van overtreding van de voorschriften in deze verordening verschoonbaar is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de bovengenoemde sancties geheel of gedeeltelijk achterwege laten. Hoofdstuk 6
Aflossing van de Starterslening
Artikel 9 1. Aflossingen worden verricht volgens het in de leningsovereenkomst met het SVn bepaalde. 2. Extra aflossing op de Starterslening is altijd en zonder boete mogelijk. 3. Bij verkoop van de woning wordt de restant schuld ineens en volledig afgelost. Hoofdstuk 7
Hardheidsclausule, slot- en overgangsbepalingen
Artikel 10 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager, af te wijken van deze verordening. Artikel 11 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005. Artikel 12 Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Stimuleringsfonds Starterslening”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
3
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2004, nummer 005/2005
Raadsvergadering 27 januari 2005
Programmaveld 3: Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu
Agendapunt 11
Portefeuillehouder A.S. Stremler
Wettelijke basis Autonome bevoegdheid
Voorstel Tot vaststelling van de Verordening Stimuleringsfonds Starterslening.
Gevraagde beslissing De Verordening Stimuleringsfonds Starterslening vast te stellen.
Financiële consequenties N.v.t. Aan de raad. Inleiding Voor steeds meer gemeenten vormen starters op de woningmarkt een knelpunt in het woonbeleid. Dit geldt ook voor de gemeente Papendrecht waardoor in het huidige coalitieakkoord bijzondere aandacht voor deze doelgroep wordt gevraagd. Voor hen zijn met name nieuwbouw en bestaande koopwoningen meestal onbetaalbaar. Het geven van korting op de grondprijs van nieuwbouwwoningen (een verlaging van de grondprijs) is niet in alle opzichten een goede oplossing. De korting wordt op deze manier namelijk direct en volledig aan alle kopers gegeven, ook aan kopers die het eigenlijk misschien niet (helemaal) nodig hebben. Door de hoge koopprijzen en het relatief geringe nieuwbouwaanbod is de problematiek van de starters synoniem voor een gebrekkige doorstroming op de woningmarkt. Lange wachttijden voor het toch al beperkte aantal goedkope huurwoningen is er een symptoom van. De Starterslening biedt echter een welkom perspectief voor starters en een noodzakelijk perspectief voor gemeenten en de lokale woningmarkten. Uitwerking Starterslening De Starterslening is een annuïteitenlening met een looptijd van dertig jaar. De lening is de eerste drie jaar renteloos en aflossingsvrij. Daarna kan de klant een draagkrachttoets aanvragen om de actuele betaalcapaciteit vast te stellen. Indien deze toets niet wordt aangevraagd, moet de klant vanaf dat moment de marktconforme rente en aflossing betalen. Eventuele nieuwe inkomensruimte wordt gebruikt om eerst rente en daarna aflossing op de lening te voldoen. Ook na het zesde, tiende en vijftiende jaar is weer zo´n draagkrachttoets mogelijk. Naar verwachting groeit in die periode het inkomen echter dusdanig dat de starter de (marktconforme) rente en aflossing kan betalen. De Starterslening wordt onder Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aangeboden. Het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) staat borg voor de betaling van rente en aflossing op zowel de Starterslening als op de eerste hypotheek. Bij verkoop van de woning zal de lening geheel worden afgelost; ook wanneer als gevolg van gedwongen verkoop een betalingsachterstand en een restschuld ontstaan. Het WEW lost dan de Starterslening af en neemt de vordering van de gemeente over. Om de Starterslening onder NHG te kunnen brengen stelt het WEW een aantal voorwaarden aan de eerste hypotheek:
1
-
De eerste hypotheek moet een rentevaste periode hebben van minimaal 10 jaar; Zolang de Starterslening loopt, mag de bank geen extra geld onder verband van de eerste hypotheek aan de schuldenaar lenen; De eerste hypotheek moet ook onder NHG worden verstrekt; Eerste hypotheek en Starterslening mogen samen niet hoger zijn dan de door NHG genormeerde aankoopkosten van de woning.
Het voor Startersleningen beschikbare bedrag dat de gemeente Papendrecht in het fonds van SVn (Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten) heeft, bedraagt zo’n €.1.296.563,-. Hiermee kunnen ongeveer 32 leningen van €.40.000,- worden verstrekt. Aangezien de eerste drie jaar in ieder geval geen geld terugvloeit, is het goed om de verstrekking van de leningen te doseren. In de eerste drie jaar zullen daarom in principe maximaal 10 Startersleningen per jaar worden verstrekt. Om een te lange en tevens gedateerde wachtlijst te voorkomen, zal geen wachtlijst worden aangelegd. Verstrekking van de beschikbare Startersleningen zal gaan volgens de volgorde van ontvangst van de schriftelijke aanvraag door de potentiële kandidaat. Verordening Papendrecht Artikel 6 1. Deze verordening is uitsluitend van toepassing op leningaanvragen: a. van in Papendrecht woonachtige verblijfsgerechtigde personen die op het moment van de aanvraag minimaal een jaar zelfstandig een huurwoning bewonen of minimaal een jaar inwonend zijn. In geval van twee aanstaande eigenaren dient tenminste één van beiden aan één van beide criteria te voldoen; b. van personen die op het moment van aanvraag minimaal 18 jaar zijn maar niet ouder zijn dan 35 jaar. Dit geldt voor alle leden van het huishouden van aanvrager(s); c. van personen die niet eerder een koopwoning in eigendom hebben gehad en de aan te kopen woning als hoofdbewoner zelf gaan bewonen; d. van personen, bedoeld onder a tot en met c, waarvan het bruto jaarinkomen van het huishouden een bedrag van €.40.000,- niet te boven gaat; e. voor het verwerven van koopwoningen, zijnde woningen die voor permanente bewoning zijn bestemd, in Papendrecht waarvan de kosten voor het verkrijgen in eigendom van de woning niet hoger zijn dan €.187.000,- (prijspeil 2004); f. De Starterslening wordt, evenals de eerste hypotheek, alleen onder Nationale Hypotheek Garantie verleend en bedraagt maximaal €.40.000,-. g. In de eerste drie jaar na invoering van de Starterslening zullen maximaal tien leningen per jaar worden verstrekt waarbij de volgorde van ontvangst van de aanvraag bepalend is. Wanneer het maximum is bereikt, kan in het nieuwe kalenderjaar een nieuwe aanvraag worden ingediend; 2. Deze verordening is niet van toepassing op leningaanvragen: a. voor woningen die door een woningcorporatie met korting aan een zittende huurder worden verkocht; b. voor woningen die door middel van een MGE- of vergelijkbare constructie (Maatschappelijk Gebonden Eigendom) worden verkocht, voor niet voor permanente bewoning bestemde woningen en voor tweede woningen; 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het eerste lid sub a tot en met e genoemde voorwaarden aan te passen; 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in afwijking van artikel 6, lid 1, sub g, de Starterslening uitsluitend in te zetten voor aangewezen woningprojecten voor starters in het centrum. Het totale aantal leningen in de eerste drie jaar mag daarbij niet hoger zijn dan 30. Procedure De uitvoerende werkzaamheden van de regeling worden vrijwel volledig door het SVn overgenomen zodat de gemeentelijke inbreng zich kan beperken tot het beschikbaar stellen van gelden en het definiëren van de doelgroep en het werkingsgebied. De werkzaamheden voor de gemeente betreffen het volgende: • Gemeente checkt potentiële aanvragers op basis van de verordening (zie punt 1, bijlage 4); • Brief + aanvraagformulier wordt (op naam) verstrekt aan de kandidaten + afschrift brief aan SVn; • Gemeente maakt toewijzingsbrief met toekenning lening plus voorwaarden waaraan eerste lening moet voldoen.
2
Zodra het college en de raad hebben besloten de Starterslening in te voeren, zullen enkele makelaars en banken in Papendrecht tijdens een bijeenkomst door middel van een presentatie door SVn over de Starterslening op de hoogte worden gebracht.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar het betreffende “overzicht van adviezen”. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, De secretaris,
de burgemeester,
Ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
3
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 005/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 006/2005; gelet dat de raad zich kan verenigen met de motivering neergelegd in het advies van de schadebeoordelingscommissie Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken uit Rotterdam, zoals weergegeven in genoemd voorstel; gelet dat genoemd voorstel wordt geacht als zijn overwegingen deel uit te maken van dit besluit; gelet dat het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), het bepaalde in de Procedureverordening planschadevergoeding en de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
besluit:
1. Inzake het ingediende planschadeverzoek van Buro Grondrecht namens de heer H. de Jong senior het advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken over te nemen en de heer H. de Jong senior, Westeind 182, 3351 AS Papendrecht, op grond van artikel 49 WRO een vergoeding toe te kennen van € 5.000,--, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2003 tot en met de datum van uitbetaling; 2. de genoemde vergoeding wordt uiterlijk binnen drie weken nadat dit besluit is genomen aan verzoeker uitbetaald; 3. verzoeker ontvangt zo spoedig mogelijk een afschrift van dit besluit bij brief; 4. er op te wijzen dat tegen dit besluit op grond van de Awb bezwaar openstaat binnen zes weken na de verzending hiervan. Dit bezwaarschrift dient te worden gericht aan de raad van Papendrecht, postbus 11, 3350 AA Papendrecht. Het bezwaarschrift moet op grond van artikel 6:5 van de Awb zijn ondertekend en bevat tenminste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, de omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, zo mogelijk een afschrift van dit besluit, en de gronden waarop het bezwaarschrift rust; 5. er op te wijzen dat indien een bezwaarschrift is ingediend en wanneer onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen dit vereist, ter zake een verzoek om voorlopige voorziening bij de Arrondissementsrechtbank, Sector Bestuursrecht, postbus 7003, 3300 GC Dordrecht, kan worden ingediend. Voor het indienen daarvan is aan de rechtbank griffierecht verschuldigd.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2005, nummer /2005
Raadsvergadering 27 januari 2005
Programmaveld 3: Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, en Milieu
Portefeuillehouder A. Stremler
Agendapunt 12
Wettelijke basis - De Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO); - het bepaalde in de Procedureverordening planschadevergoeding; - Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voorstel Tot het toekennen van een schadevergoeding ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) aan de heer H. de Jong sr, Westeind 182, alhier
Gevraagde beslissing Gelet op het onderstaande stellen wij u met betrekking tot het ingediende planschadeverzoek voor het advies van de schadebeoordelingscommissie over te nemen en aan de eigenaar/bewoner van het pand aan het Westeind 182 te Papendrecht, op grond van artikel 49 WRO een planschadevergoeding toe te kennen van € 5.000,-- te verhogen met de daarover te berekenen wettelijke rente vanaf 28 augustus 2003.
Financiële consequenties Een bedrag uitkeren van € 5.000,--, te verhogen met de daarover te berekenen wettelijke rente vanaf 28 augustus 2003.
Aan de raad Bij brief van 28 augustus 2003 verzoekt Buro Grondrecht namens de eigenaar/bewoner van het pand aan het Westeind 182 te Papendrecht om toekenning van planschade als gevolg de vaststelling van bestemmingsplan “Westpolder 1995” ten behoeve van de actualisatie van bestemmingsplan “Westpolder West”. De heer H. de Jong senior is eigenaar van het perceel Westeind 182 en Buro Grondrecht geeft namens hem aan dat de bestemmingsplanherziening hem schade heeft toegebracht doordat als rechtstreeks gevolg daarvan de waarde van zijn eigendom aanzienlijk zou zijn verminderd. Bij ons besluit van 24 februari 2004 is de schadebeoordelingscommissie Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) benoemd tot schadebeoordelingscommissie voor dit planschadeverzoek. Bij brief van 3 maart 2004 is de schadebeoordelingscommissie opdracht verstrekt voor het uitbrengen van advies. Op 28 september 2004 is het schaderapport van de schadebeoordelingscommissie ontvangen. De heer H. de Jong senior is op 8 april 1983 eigenaar geworden van de onroerende zaak plaatselijk bekend Westeind 180 en 182. Daarnaast is belanghebbende op 27 januari 1995 tevens eigenaar geworden van een perceel grond kadastraal bekend onder nummer 1595 te Papendrecht. Met het oog hierop heeft de schadebeoordelingscommissie een planologische vergelijking gemaakt volgens het voorheen vigerende bestemmingsplan “Westpolder West”, d.d. 7 april 1965 en de situatie zoals die is ontstaan volgens het geldende bestemmingsplan “Westpolder 1995”, d.d. 17 september 1997. De ontstane situatie bestaat eruit dat enerzijds bestemmingswijzigingen hebben plaatsgevonden en dat er anderzijds aan de Van Maerlantstraat een viertal woningen worden opgericht, welke op grond van bestemmingsplan “Westpolder West” niet mogelijk waren. De schadebeoordelingscommissie heeft het volgende opgemerkt: “Gronden van belanghebbende in het voorheen geldende bestemmingsplan waren bestemd als “Gemengde bebouwing”, “Bedrijfserf” en “Tuin”. De gronden waar een viertal woningen zijn gepland ten oosten van het Westeind 182 aan de Van Maerlantstraat, waren destijds bestemd als “Gemengde bebouwing”, “Weg, verharding”, “Plantsoen, Berm” en “Water”. Er mochten ter plaatse van deze bestemmingen geen woningen worden gebouwd. Op grond van het vigerende bestemmingsplan zijn gronden van belanghebbende bestemd als “Woongebied” met deels de nadere aanduidingen “V”(artikel verwijzing) en “z”(zonder gebouwen). De gronden hebben naast de hierboven genoemde bestemming ook de bestemming “Primaire waterkering” en de andere aanduiding “beheerszone”. De overige gronden aan de Van Maerlantstraat hebben de bestemming “Woongebied” met de nadere aanduiding “V” gekregen. De betreffende nieuwbouw zorgt voor een aanvulling en grotere bebouwingsdichtheid aan het Westeind – Van Maerlantstraat. Visueel is de bestaande woning aan het Westeind onderdeel van de rij woningen gaan uitmaken. Het uitzicht vanuit de woning en tuin van belanghebbende in oostelijke richting is enigszins beperkt en de privacy wordt enigszins geschaad vanwege de aangrenzende geplande achtertuinen van de woningen aan de Van Maerlantstraat, haaks liggend op het perceel aan het Westeind. Echter niet direct grenzend aan het Westeind 182, want er ligt nog een perceel tussen waar de achtertuinen wel direct haaks op grenzen, namelijk aan het perceel Westeind 178. Vanuit de nieuwbouw bestaat de kans dat er permanent meer inkijk in de woning en tuin van belanghebbende mogelijk is dan vanaf een onbebouwde tuin zoals de situatie was in het voorheen geldende bestemmingsplan.” De direct aangrenzende grond had al een tuinbestemming en het gebruik hiervan kon in de oude situatie in theorie ook een zekere negatieve invloed op de privacy van belanghebbende hebben. De nieuwe planologische situatie betekent een afname van de mogelijkheden van het eigen perceel van de heer H. de Jong senior. Anderzijds geldt de afname van de gebruiksmogelijkheden ook voor de nieuw bestemde gronden, waardoor dit per saldo weer een planologisch voordeel oplevert. Zo is de oprichting van kleine bedrijven en winkels uitgesloten, waardoor op de aangrenzende percelen ook geen intensiever gebruik mogelijk is buiten de woonfunctie. Samenvattend stelt de schadebeoordelingscommissie dat de bestemmingsplanherziening voor de heer H. de Jong senior tot een nadeliger positie heeft geleid waaruit op grond van artikel 49 WRO voor vergoeding vatbare schade in de vorm van waardevermindering is voortgevloeid. Men stelt de waarde van de woning op de peildatum (17 september 1997) vast op € 295.000,-- en na de planologische wijziging op € 290.000,--, zodat het schadebedrag € 5.000,-- bedraagt. De wettelijke rente dient hier nog bij te worden opgeteld vanaf 28 augustus 2003. De schadebeoordelingscommissie geeft in haar advies verder aan dat de waardevermindering, naast de waarde van het getroffen object, met name bepaald wordt door de aard en de ernst van de inbreuk in verhouding tot de oude planologische situatie. De hiervoor genoemde specifieke gevolgen van de onderhavige planologische mutatie, zijnde een zeer beperkte aantasting van het uitzicht, een beperkte aantasting van de privacy, een afname van de gebruiksintensiteit van de naastgelegen gronden en een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de bijgebouwen hebben er per saldo toe geleid, dat voor een willekeurige gegadigde derde de waarde van het object per peildatum met een bedrag van € 5.000,-- is gedaald.
De motivering neergelegd in het advies van de schadebeoordelingscommissie kan in alle redelijkheid worden onderschreven. De hoogte van de geadviseerde vergoeding staat in verhouding tot de planologische ingreep. Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar het betreffende “overzicht van adviezen”. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 006/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 007/2005; gelet dat de raad zich kan verenigen met de motivering neergelegd in het advies van de schadebeoordelingscommissie Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken uit Rotterdam, zoals weergegeven in genoemd voorstel; gelet dat genoemd voorstel wordt geacht als zijn overwegingen deel uit te maken van dit besluit; gelet dat het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), het bepaalde in de Procedureverordening planschadevergoeding en de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
besluit:
1. inzake het ingediende planschadeverzoek van Buro Grondrecht namens de heer H. de Jong junior het advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken over te nemen en de heer H. de Jong junior, Westeind 178, 3351 AS Papendrecht, op grond van artikel 49 WRO geen vergoeding toe te kennen; 2. verzoeker ontvangt zo spoedig mogelijk een afschrift van dit besluit bij brief; 3. er op te wijzen dat tegen dit besluit op grond van de Awb bezwaar openstaat binnen zes weken na de verzending hiervan. Dit bezwaarschrift dient te worden gericht aan de raad van Papendrecht, postbus 11, 3350 AA Papendrecht. Het bezwaarschrift moet op grond van artikel 6:5 van de Awb zijn ondertekend en bevat tenminste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, de omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, zo mogelijk een afschrift van dit besluit, en de gronden waarop het bezwaarschrift rust; 4. er op te wijzen dat indien een bezwaarschrift is ingediend en wanneer onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen dit vereist, ter zake een verzoek om voorlopige voorziening bij de Arrondissementsrechtbank, Sector Bestuursrecht, postbus 7003, 3300 GC Dordrecht, kan worden ingediend. Voor het indienen daarvan is aan de rechtbank griffierecht verschuldigd.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2005, nummer /2005
Raadsvergadering 27 januari 2005
Programmaveld 3: Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu
Portefeuillehouder A. Stremler
Agendapunt 13
Wettelijke basis - De Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO); - het bepaalde in de Procedureverordening planschadevergoeding; - Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voorstel Tot het afwijzen van een verzoek van de heer H. de Jong jr, Westeind 178, alhier , om toekenning van een schadevergoeding ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) Gevraagde beslissing Gelet op het onderstaande stellen wij u met betrekking tot het ingediende planschadeverzoek voor het advies van de schadebeoordelingscommissie over te nemen en aan de eigenaar/bewoner van het pand aan het Westeind 178 te Papendrecht, op grond van artikel 49 WRO geen planschadevergoeding toe te kennen.
Financiële consequenties N.v.t.
Aan de raad Bij brief van 28 augustus 2003 verzoekt Buro Grondrecht namens de eigenaar/bewoner van het pand aan het Westeind 178 te Papendrecht om toekenning van planschade als gevolg de vaststelling van bestemmingsplan “Westpolder 1995” ten behoeve van de actualisatie van bestemmingsplan “Westpolder West”. De heer H. de Jong junior is eigenaar van het perceel Westeind 178 en Buro Grondrecht geeft namens hem aan dat de bestemmingsplanherziening hem schade heeft toegebracht doordat als rechtstreeks gevolg daarvan de waarde van zijn eigendom aanzienlijk zou zijn verminderd. Bij ons besluit van 24 februari 2004 is de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) benoemd tot schadebeoordelingscommissie voor dit planschadeverzoek. Bij brief van 3 maart 2004 is de schadebeoordelingscommissie opdracht verstrekt voor het uitbrengen van advies. Op 28 september 2004 is het schaderapport van de schadebeoordelingscommissie ontvangen. De heer H. de Jong junior is op 2 februari 1994 eigenaar geworden van de onroerende zaak plaatselijk bekend Westeind 178. Daarnaast is belanghebbende op 15 augustus 1996 eigenaar geworden van een perceel grond kadastraal bekend onder nummer 5686 te Papendrecht. Door verjaring is belanghebbende tevens eigenaar geworden van een gedeelte van de sloot en een strook grond kadastraal bekend onder de nummers 7110 en 3760, omgenummerd naar 7109 en 7449. Met het oog op deze eigendomssituaties heeft de schadebeoordelingscommissie een planologische vergelijking gemaakt volgens het voorheen vigerende bestemmingsplan “Westpolder West”, d.d. 7 april 1965 en de situatie zoals die is ontstaan volgens het geldende bestemmingsplan “Westpolder 1995”, d.d. 17 september 1997. De ontstane situatie bestaat eruit dat enerzijds bestemmingswijzigingen hebben plaatsgevonden en dat er anderzijds aan de Van Maerlantstraat een viertal woningen wordt opgericht, wat op grond van bestemmingsplan “Westpolder West” niet mogelijk was. De schadebeoordelingscommissie heeft het volgende opgemerkt: “Gronden van belanghebbende in het voorheen geldende bestemmingsplan waren bestemd als “Gemengde bebouwing”, “Bedrijfserf” en “Tuin”. De gronden waar een viertal woningen is gepland ten oosten van het Westeind 178 aan de Van Maerlantstraat, waren destijds bestemd als “Gemengde bebouwing”, “Weg, verharding”, “Plantsoen, Berm” en “Water”. Er mochten ter plaatse van deze bestemmingen geen woningen worden gebouwd. Op grond van het vigerende bestemmingsplan zijn gronden van belanghebbende bestemd als “Woongebied” met deels de nadere aanduidingen “V”(artikel verwijzing) en “z”(zonder gebouwen). De gronden hebben naast de hierboven genoemde bestemming ook de bestemming “Primaire waterkering” en de andere aanduiding “beheerszone”. De overige gronden aan de Van Maerlantstraat hebben de bestemming “Woongebied” met de nadere aanduiding “V” gekregen. De betreffende nieuwbouw zorgt voor een aanvulling en grotere bebouwingsdichtheid aan het Westeind – Van Maerlantstraat. Visueel is de bestaande woning aan het Westeind onderdeel van de rij woningen gaan uitmaken. Het uitzicht vanuit de woning en tuin van belanghebbende in oostelijke richting is enigszins beperkt en de privacy wordt enigszins geschaad vanwege de direct aangrenzende geplande achtertuinen van de woningen aan de Van Maerlantstraat, haaks liggend op het perceel aan het Westeind. Vanuit de nieuwbouw zal er sprake zijn van meer permanent zicht vanuit andere hoogten en richtingen dan voorheen mogelijk was, waardoor er met name in de tuin sprake is van aantasting van de privacy. De direct aangrenzende grond had al een tuinbestemming en het gebruik hiervan kon in de oude situatie in theorie ook een zekere negatieve invloed op de privacy van belanghebbende hebben. De nieuwe planologische situatie betekent een afname van de mogelijkheden van het eigen perceel van de heer H. de Jong junior. Anderzijds geldt de afname van de gebruiksmogelijkheden ook voor de nieuw bestemde gronden, waardoor dit per saldo weer een planologisch voordeel oplevert. Zo is de oprichting van kleine bedrijven en winkels uitgesloten, waardoor op de aangrenzende percelen ook geen intensiever gebruik mogelijk is buiten de woonfunctie.” Samenvattend stelt de schadebeoordelingscommissie dat de bestemmingsplanherziening voor de heer H. de Jong junior tot een nadeliger positie heeft geleid. Echter komt belanghebbende niet in aanmerking voor een vergoeding op grond van artikel 49 WRO. Uw raad heeft in de jaren 1993, 1994 en 1995 voorbereidingsbesluiten genomen voor onderhavig gebied. Wanneer voor een bepaald gebied een voorbereidingsbesluit is genomen, dient in beginsel met alle mogelijke planologische ontwikkelingen voor dat gebied rekening te worden gehouden. Dat de precieze situering en omvang van de bebouwing dan nog niet vaststaat, doet daar niet aan af. De heer H. de Jong junior had ten tijde van de aankoop van de gronden aan Westeind 178 op de hoogte kunnen zijn van het ter plaatse geldende voorbereidingsbesluit. De motivering neergelegd in het advies van de schadebeoordelingscommissie kan in alle redelijkheid worden onderschreven.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar het betreffende “overzicht van adviezen”. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 007/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 008/2005;
besluit:
in te stemmen met het Convenant ISV2 Drechtsteden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2005, nummer 008/2005
Raadsvergadering 27 januari 2005
Programmaveld 3: Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu
Agendapunt 14
Portefeuillehouder A. Stremler
Wettelijke basis Autonome bevoegdheid
Voorstel tot Het instemmen met het Convenant ISV2 Drechtsteden
Gevraagde beslissing Met het Convenant ISV2 Drechtsteden in te stemmen
Financiële consequenties Op basis van het verdeelvoorstel wordt voor De Meent een ISV-2-bijdrage van €.570.000,-- beschikbaar gesteld. Raadsbehandeling van het convenant dient op 27 januari a.s. plaats te vinden omdat het convenant uiterlijk 15 februari a.s. bij de provincie moet worden ingediend. Als dit niet lukt, is de kans groot dat de subsidie voor Papendrecht vervalt.
Aan de raad. Inleiding In de vergadering van 2 juli 2004 heeft de Bestuurlijke Commissie Wonen en Stedelijke Vernieuwing (BCWSV) ingestemd met het concept Convenant ISV2 Drechtsteden. Vervolgens hebben alle colleges van de programmagemeenten ingestemd met het concept Convenant, zodat het conform de planning eind september naar de provincie is gestuurd. In Papendrecht is met genoemd concept op 21 september 2004 ingestemd. Inmiddels is er een definitief Convenant opgesteld. Hiermee is op 21 december jl. door het college ingestemd. Oplossingsrichtingen/alternatieven Bij de verdeling van de subsidie is prioriteit gegeven aan uitvoerbaarheid van projecten en aan de inhoudelijke doelstellingen, herstructurering van verouderde woongebieden en ouderenwoningen. Een andere doelstelling is het aantal projecten zoveel mogelijk te beperken. Dit heeft geleid tot de keuze voor zes projecten uit de indicatieve projectenlijst. De overige projecten gelden als overmaat en spelen een rol bij de eventuele herverdeling van subsidie in 2007. Een bijkomend voordeel van deze beperking is dat het programma de komende jaren eenvoudiger te monitoren is. In het convenant is de projectenlijst toegevoegd met daarbij een voorstel voor de verdeling van de ISV-2-subsidie op basis van de verschillende ISV-criteria (blz. 24). De hoogste bijdrage gaat naar Burgemeester Winklerplein in Sliedrecht en naar De Meent in Papendrecht. Voor De Meent wordt een subsidie van €.570.000,-- beschikbaar gesteld. In overleg met de afdeling Financiën en met het projectbureau Centrum is project De Meent gemotiveerd voorgedragen voor een bijdrage van ISV2. Dit heeft geleid tot genoemde bijdrage van €.570.000,--
Op dit moment is het gereserveerde bedrag nog niet opgenomen in de exploitatieberekening voor het centrum; alleen de bijdrage van ISV1 is al in de berekening opgenomen. Het bedrag wordt pas in de exploitatie opgenomen nadat het convenant ISV2 door alle Drechtstedengemeenten akkoord is bevonden. Met de bijdrage van €.570.000,- was geen rekening gehouden in de exploitatieberekening van het centrum. Het betreft dus een financiële meevaller. Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar het betreffende “overzicht van adviezen”. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, De secretaris,
de burgemeester,
Ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
1
2. 2.1 2.2. 2.3
Landelijke ontwikkelingen Demografische ontwikkelingen Sociale en Culturele ontwikkelingen Economische ontwikkelingen
2 2 2 3
3. 3.1 3.2 3.3
De Papendrechtse situatie Demografische ontwikkelingen Sociale en Culturele ontwikkelingen Economische ontwikkelingen
3 3 4 4
4. 4.1 4.2 4.3
Visie gehandicaptenbeleid Zorg en Dienstverlening Scholing en educatie Vrije tijd
5 5 6 7
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8
Instrumenten Geformuleerd beleid Wet- en regelgeving Regiovisie Inspraak / participatie Wijkgericht werken Communicatie Regierol gemeente Financiën
7 7 8 8 8 8 9 9 9
6. 6.1
9 10
6.1.1 6.2 6.2.1 6.3 6.3.1 6.4 6.4.1
Concrete maatregelen Implementatie Vermaatschappeling van de Zorg/Wet Maatschappelijke Ondersteuning Tijdpad Indicatiestelling Tijdpad Lange termijnvisie Welzijn, Zorg en Wonen Tijdpad Subsidiebundel Tijdpad
10 10 10 10 11 11 11
7.
Voorgesteld besluit
11
8.
Samenvatting
12
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
KADERNOTA GEHANDICAPTENBELEID 1.
Inleiding
De emancipatiegedachte, die in de loop van de jaren zestig ontstond, bracht een omwenteling in de zorg voor mensen met een handicap teweeg. Het besef ontstond dat mensen met een handicap gelijkwaardig zijn aan niet-gehandicapte mensen en dezelfde rechten op bijvoorbeeld zelfstandig wonen, een baan of vervangende vrijetijdsbesteding, een inkomen, enzovoort hebben. De wet- en regelgeving speelde op deze ontwikkeling in. Gehandicapten worden sindsdien niet langer in principe gehuisvest en verzorgd in instellingen maar maken zo mogelijk onderdeel uit van de samenleving. Er ontstonden diverse woonvormen voor zelfstandige huisvesting (zoals bijvoorbeeld Het Dorp, Focuswoningen met op afroep beschikbare zorg en ondersteuning). Daarnaast werden mogelijkheden ontwikkeld om woonhuizen aan te passen en geschikt te maken voor zelfstandige bewoning door een gehandicapte. Het bevorderen van het zelfstandig kunnen blijven wonen en/of kunnen blijven verzorgen van een kind met een beperking in de eigen vertrouwde woonomgeving heeft inmiddels prioriteit. Maatschappelijke veranderingen en ontwikkelingen hebben hun directe weerslag op de gemeente. Dit uit zich onder meer in: • een groter wordend takenpakket (decentralisatie) met nieuwe taken voortvloeiend uit wet- en regelgeving zoals de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG), Wet werk en bijstand (WWB), Wet Gelijke Behandeling; • veranderingen in de werkomgeving zoals schaalvergroting, integraliteit: samenhang tussen beleidsterreinen, ontschotting, de vermaatschappelijking van de zorg, de modernisering AWBZ, de scheiding wonen/zorg; • een andere benadering van burgers: zelfredzaamheid, de vraagbenadering, het betrekken van burgers bij het beleid; • het hebben van meerdere rollen (met name stimulator, initiatiefnemer, regisseur, coördinator, leverancier, faciliteerder, handhaver enzovoort) die afhankelijk zijn van werkterrein en situatie. Op diverse onderdelen wordt door gemeenten aan gehandicaptenbeleid gewerkt. In dit verband kan genoemd worden: de toe- en doorgankelijkheid van woningen en woonomgeving (Wet Voorzieningen Gehandicapten, Bouwbesluit), het verlenen van bijzondere bijstand (Wet Werk en Bijstand), het bieden van de mogelijkheid om arbeid te verrichten onder aangepaste omstandigheden (Wet Sociale Werkvoorziening), toegankelijkheid van scholen (leerlingenvervoer). De integratie van dit beleid ontbreekt vaak nog. Afwegingen op een groot aantal terreinen hebben directe gevolgen voor het gemeentelijk gehandicaptenbeleid. Het gaat hierbij zowel om gevolgen van beleidsinhoudelijke aard als om de gevolgen die betrekking hebben op de (fysieke) toegankelijkheid van voorzieningen. Gehandicaptenbeleid heeft raakvlakken met diverse beleidsterreinen (facetbeleid). Gelet op alle ontwikkelingen wordt het tijd de visie van de gemeente Papendrecht ten aanzien van inwoners met een handicap en/of een functiebeperking kenbaar te maken. Deze visie gaat uit van gelijkwaardig/volwaardig en actief burgerschap van mensen met een handicap en/of functiebeperking. Daartoe dienen deze inwoners zo min mogelijk als een aparte doelgroep binnen het gemeentelijke beleid gezien te worden en dient bij het treffen van algemene voorzieningen op voorhand rekening met hen te worden gehouden. Ons gehandicaptenbeleid dient bij te dragen aan het zelfstandig functioneren van burgers met een handicap en/of functiebeperking in de Papendrechtse samenleving. Daarom is ons gehandicaptenbeleid méér dan gehandicaptenzorg en betreft het al die levensdomeinen waarin de gemeente een rol speelt. Om te voorkomen dat het gehandicaptenbeleid een dwaalbos wordt, dient het zodanig ingepast te worden in het gemeentelijk beleid dat mensen met een handicap automatisch doelgroep van de diverse beleidsterreinen van de gemeente zijn. Het kompas daarvoor dient een visie te zijn, die het kader geeft voor (deel)nota’s op relevante beleidsterreinen. Dit betekent dat deze nota geen lijst met uitgewerkte beleidsvoornemens of voorgenomen activiteiten bevat, maar de denkrichting aangeeft om in te spelen op ontwikkelingen. De fundering daarvoor ligt in onze kijk op ons gehandicaptenbeleid, dat gericht is op de integratie en participatie van mensen met een handicap. In deze nota zullen de kaders worden aangegeven waarbinnen de gemeente Papendrecht de gestelde doelen wil bereiken. De nota begint met een schets van de landelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het gehandicaptenbeleid, gevolgd door een vertaling hiervan naar de Papendrechtse situatie. Hierna volgt een koppeling tussen deze landelijke ontwikkelingen, de lokale situatie en de welzijnsvisie en worden doelstellingen (kaders) aangegeven.
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
1
2.
Landelijke ontwikkelingen
Het kabinet heeft een nieuw wettelijk kader, Wet Maatschappelijke Ondersteuning (de WMO), aangekondigd voor de zorg van mensen met een verminderde zelfredzaamheid en verminderde mogelijkheid tot maatschappelijke participatie. In deze wet zullen de huidige verantwoordelijkheid voor de Wet voorzieningen gehandicapten en de Welzijnswet samenkomen, evenals de verantwoordelijkheid voor onderdelen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Ziekenfondswet (ZFW), die niet medisch georiënteerd zijn. Met de wijziging van de AWBZ wil het kabinet de grenzen regelen tussen de op genezen gerichte zorg (ZFW), de langdurige zorg voor mensen met beperkingen (AWBZ) en de aanvullende ondersteuning (gemeenten). De WMO zal vervolgens de wettelijke kaders stellen voor deze aanvullende ondersteuning. Het kabinet ziet hier voor de gemeente de rollen van aanbieder, regisseur en indicatiesteller weggelegd. Gemeenten krijgen in de WMO een sterkere stem in het veld en zullen daardoor beter in staat zijn de regierol op het gebied van wonen, zorg en ondersteuning te vervullen en op elkaar af te stemmen. Met de invoering van de WMO wil het kabinet voor de lange termijn een toegankelijk, betaalbaar, solidair en doelmatig stelsel van zorg en maatschappelijke dienstverlening realiseren dat ook goede kwaliteit biedt. Het betreft een ingrijpende operatie, die de komende jaren het denken over (lokaal) zorgbeleid op dit terrein zal beheersen. Het kabinet beoogt met de WMO de solidariteit van gezonde mensen met gehandicapten, zorgbehoevende ouderen en psychiatrische patiënten te behouden en de kwaliteit van de zorg en de ondersteuning aan burgers te verbeteren, alsmede de samenhang in voorzieningen voor deze mensen in hun directe woonomgeving zodat ze zoveel en zo lang mogelijk zelfstandig kunnen (blijven) functioneren.
2.1
Demografische ontwikkelingen
De samenleving vergrijst. Een van de verwachte gevolgen van de vergrijzing is een sterke toename van het aantal inwoners met een handicap en/of een functiebeperking. De kans op het krijgen van een handicap en/of beperking neemt immers toe naarmate men ouder wordt. Vanaf 2010 zal in Nederland het aantal ouderen boven de 65 jaar sterk toenemen (geboortegolf van na de 2e wereldoorlog) . In 2030 zullen naar verwachting ongeveer 4 miljoen mensen ouder dan 65 jaar zijn, waarvan de helft ouder dan 75 jaar. Dit betekent dat dan bijna 25 % van de bevolking pensioengerechtigd is naar de huidige maatstaven, tegen bijna 14 % aan het eind van 2003. De betekenis van de vergrijzing zal zich in toenemende mate in de gehele Nederlandse samenleving manifesteren. Betaalbaarheid van basisvoorzieningen op het gebied van inkomen en zorg komt onder druk te staan, de inrichting van de leefomgeving verdient extra aandacht (nabijheid, bereikbaarheid, toe- en doorgankelijkheid, vrije tijdsbesteding en veiligheid), mobiliteit is een aandachtspunt en welzijnsvoorzieningen worden noodzakelijke voorzieningen voor de steeds langer zelfstandig wonende inwoners met een handicap. 2.2
Sociale en Culturele ontwikkelingen
De individualisering van de maatschappij is de meest opvallende sociaal culturele ontwikkeling. Deze ontwikkeling heeft o.a. geleid tot een forse toename van het aantal vrouwen in het arbeidsproces en van het aantal eenpersoonshuishoudens. De vraag naar zorg en ondersteuning van burgers neemt toe als gevolg van de vergrijzing. Maar ook doordat er steeds hogere verwachtingen ontstaan over wat de overheid kan bieden. Dit is een gevolg van een sterk accent op het incasseren van (verzekerde) rechten in ons systeem voor langdurige zorg en ondersteuning. Deels is dit een gevolg van politieke keuzes. De keuzevrijheid van mensen is omarmd maar er is te weinig gedaan om tegelijkertijd de eigen verantwoordelijkheid te stimuleren. Waar het vroeger gewoon was dat mensen zelf de verantwoordelijkheid namen door bijvoorbeeld zelf maatregelen te treffen, is er de laatste jaren sprake van een toenemend beroep op het stelsel van (verzekerde) rechten (bijv. AWBZ, WVG). De toenemende individualisering van de maatschappij heeft niet alleen invloed op de sociale samenhang, het onderhouden van sociale verbanden met familie, kerk en buurt, maar gaat ook ten koste van maatschappelijke participatie van mensen met een beperking. Deze individualisering, samen met de ontwikkeling dat steeds meer mensen steeds langer moeten deelnemen aan het arbeidsproces, staat in feite haaks op de ideeën van het Ministerie voor wat betreft de vermaatschappelijking van de zorg en de WMO.
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
2
Hierbij wordt juist uitgegaan van het principe van de Civil Society (voor elkaar en door elkaar). Gemeenten zullen veel aandacht moeten besteden aan ondersteuning van een toenemende behoefte aan mantelzorg en vrijwilligerswerk. 2.3
Economische ontwikkelingen
Door de vergrijzing ontstaat een steeds grotere groep burgers die niet meer werkt, maar wel een beroep doet op collectieve voorzieningen. Het economische draagvlak (verhouding tussen het aantal economisch wel - en niet- “actieven”) en de solidariteit tussen de generaties komt hierdoor onder druk te staan. Landelijk beleid is er dan ook op gericht de groep economisch “actieven” zo groot mogelijk te houden (langer doorwerken en de mogelijkheden om vervroegd uit te treden onaantrekkelijk te maken) en daarnaast de collectieve voorzieningen te versoberen. Jaar
1999 2000 2001 2002
inwoners Personen met een uitkering van 15 tot 65 jaar x 1000 10.766,0 1.509,5 10.835,0 1.479,2 10.908,3 1.469,7 10.962,0 1.511,1
WAO Wajong WAZ 891,8 923,2 948,4 960,6
WWB (vroeger ABW) 420,3 390,5 375,2 372,5
WW
IOAW IOAZ
205,0 174,9 155,6 192,8
42,7 38,4 37,6 35,9
Bron: CBS
Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) komt in de Rapportage 2004 “Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen” tot de conclusie dat niet iedereen met beperkingen dezelfde kans heeft op het gebruik van voorzieningen. Om extramuralisering (het zo lang mogelijk zelfstandig thuis wonen) tot een succes te maken is volgens het SCP de beschikbaarheid van betaalbare woonzorg- en welzijnsvoorzieningen van cruciaal belang. Daarnaast concludeert het SCP dat de nieuwbouw de toenemende vraag naar voor ouderen geschikte woningen nooit zal kunnen bijhouden, waardoor het nodig is een aanzienlijk deel van de bestaande woningvoorraad geschikt te maken. Momenteel worden nog veel eengezinswoningen gebouwd die niet geschikt zijn voor bewoning door mensen met beperkingen. Het SCP is van mening dat het beroep op de WVG in de toekomst zal stijgen. Voor de toekomst blijft het streven dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen in de vertrouwde omgeving. 3.
De Papendrechtse situatie
Landelijke ontwikkelingen worden in dit hoofdstuk vertaald naar de Papendrechtse situatie. Daarnaast wordt bekeken welke ontwikkelingen binnen de Papendrechtse samenleving van invloed zijn op een integraal gehandicaptenbeleid. 3.1
Demografische ontwikkelingen
De gemeente Papendrecht zal de komende jaren steeds meer vergrijzen. Wat landelijk geldt, geldt ook voor Papendrecht. Het percentage inwoners dat aanspraak maakt op een arbeidsongeschiktheidsuitkering is in de periode 01-01-1999 / 01-01-2002 ook toegenomen (zie onderstaande tabel). De verwachting is dat de zorgomvang jaarlijks met 1% zal toenemen (zie nota Lokaal Volksgezondheidsbeleid Gemeente Papendrecht 2003 – 2007). jaar
totaal aantal inwoners
inwoners 15 – 65 jaar
65+
inwoners van 15 – 65 jaar die aanspraak maken op een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO, WAZ of Wajong) 1999 *) 29.204 20.182 3.650 1.116 2003 **) 30.514 20.524 4577 1.252 Bronnen: *) Feiten en Trends 2000, **)Feiten, Belevingen en Trends 2003
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
3
3.2 Sociale en Culturele ontwikkelingen Voor wat betreft het aanbod van zorg zijn er in Papendrecht veel instellingen actief. Deze zorg wordt gefinancierd via de zorgverzekeraars (AWBZ, ZFW, part.verzekeringen). Daarnaast heeft de gemeente op grond van de WVG een zorgplicht om het gehandicapte inwoners mogelijk te maken deel te kunnen (blijven) nemen aan het maatschappelijk verkeer.Deze zorgplicht is beperkt tot het verstrekken van woon-, vervoers- en rolstoelvoorzieningen. Met de invoering van de WMO zal de rol van de gemeente ten aanzien van het aanbod van zowel zorg als voorzieningen aanzienlijk worden uitgebreid. Papendrecht wordt ervaren als een aantrekkelijke woongemeente gezien de bereikbaarheid, het groene karakter en het ontbreken van vervuilende industrie. De vergrijzing vraagt ook in Papendrecht om een woningvoorraad met een groeiend aantal levensloopbestendige woningen. In september 2003 is de beleidsnotitie “Wonen voor ouderen in de Drechtsteden in relatie tot zorg en welzijn” verschenen. De hierin vermelde actiepunten hebben met name betrekking op de realisatie van voldoende geschikte woningen voor ouderen binnen de Drechtsteden. Ten behoeve van hun gehandicapte bewoners zijn op grond van vigerende wet- en regelgeving in de loop van de tijd in veel bestaande woningen voorzieningen en/of aanpassingen aangebracht. Sinds 1 april 1994 worden deze woonvoorzieningen gerealiseerd op grond van de WVG. In 2002 maakte 7% van de Papendrechtse bevolking gebruik van de thuiszorg, welk aandeel vergelijkbaar is met het landelijk gemiddelde. In iets mindere mate is er gebruik gemaakt van de geestelijke gezondheidszorg en het algemeen maatschappelijk werk. De mate waarin inwoners van Papendrecht gebruik maken van deze zorgvoorzieningen is vergelijkbaar met het gebruik in Dordrecht. Sinds de invoering van de WVG onderzoekt het SGBO, Onderzoeks- en Adviesbureau van de Vereningen van Nederlandse Gemeenten, het beroep op deze wet. Elk jaar zijn bij alle gemeenten gegevens verzameld over aantallen aanvragers, toegekende WVG-voorzieningen en de kosten van de WVG-uitvoering. De in onderstaande tabel opgenomen gegevens zijn ontleend aan de door de gemeente Papendrecht aan het SGBO verstrekte informatie. Jaar
aantal WVG-cliënten met een actuele*) voorziening
1999 2000 2001 2002 2003 Bron: WVG-scans SGBO
jonger dan 65 jaar
ouder dan 65 jaar
man vrouw Man Vrouw 518 141 317 545 148 397 559 56 92 115 296 571 64 96 114 297 675 79 120 126 350 *) een voorziening waarvoor in desbetreffend jaar uitgaven zijn gedaan
Uit deze gegevens blijkt dat: 1. het beroep op de WVG een stijgende lijn vertoon met een uitschieter in 2003; 2. vrouwen vaker een beroep doen op de WVG dan mannen; 3. ouderen aanzienlijk vaker een beroep doen op de WVG dan jongeren. 3.3
Economische ontwikkelingen
Het gemiddeld besteedbaar inkomen van huishoudens in Papendrecht bedroeg in 2000 €. 28.200,00. De inwoners van Papendrecht behoren hiermee tot de meest welvarende inwoners van de Drechtsteden. Ruim 1 op de 10 huishoudens rekent zich zelf tot de groep lage inkomens (het ervaren inkomen) Van de 65-plussers rekent een opvallend hoger aandeel (20%) zich zelf tot de lage inkomens. In Papendrecht moet 1 op de 10 inwoners spaarmiddelen aanspreken of schulden maken (bron: Feiten, belevingen en trends Papendrecht 2003).
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
4
De aanspraak op WVG-voorzieningen neemt toe. Als voorbeeld volgt hieronder een overzicht van de door de gemeente in de periode 1999 t/m 2003 gedane uitgaven voor de uitvoering van de WVG. Jaar wonen vervoer rolstoel externe Apparaatskosten Totale advieskosten uitgaven 1999 229.199 471.224 107.295 28.772 215.113 1.051.603 2000 239.218 508.900 134.682 30.163 218.459 1.131.422 2001 378.886 526.338 176.767 54.168 219.521 1.355.680 2002 254.209 521.164 173.378 39.902 204.463 1.193.116 2003 414.026 543.814 202.850 98.920 179.891 1.439.501 Bron: financiële jaaroverzichten WVG (afd.SoZaWe)
4.
Visie gehandicaptenbeleid Papendrecht
De visie gehandicaptenbeleid Papendrecht is afgeleid van de welzijnsvisie Papendrecht. Belangrijk element uit de welzijnsvisie is het in stand houden en ontwikkelen van een sociale infrastructuur die maatschappelijke participatie stimuleert. Dit sluit aan bij het hiervoor geschetste kabinetsbeleid dat er op gericht is mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten functioneren. Concreet vertaald naar het gehandicaptenbeleid betekent dit dat: • alle inwoners met een handicap en/of functiebeperking als doelgroep worden beschouwd; • het beleid met name gericht is op het zo lang mogelijk zelfstandig wonen en participeren van gehandicapten binnen de samenleving; • het beleid gericht is op ondersteuning en uitgaat van een eigen verantwoordelijkheid van de marktpartijen (zorgaanbieders en woningstichting) en van de gehandicapte zelf (gewoon waar het kan en bijzonder waar het moet). Met de invoering van de WMO zal de rol van de gemeente ten aanzien van met name de verstrekking van zorg en voorzieningen aanzienlijk worden uitgebreid. Het is nog niet duidelijk hoe groot de beleidsvrijheid van gemeenten ten aanzien van de uitvoering van de WMO zal zijn. Uiteraard zal de gemeente het uitvoeringsbeleid moeten kunnen financieren met de door het Rijk hiervoor beschikbaar te stellen middelen. De gemeente zal beleid moeten vaststellen om de kosten van deze uitvoering te kunnen blijven beheersen. Visie gehandicaptenbeleid Papendrecht Papendrecht wil zich blijvend ontwikkelen als een aantrekkelijke woongemeente waar alle inwoners optimaal gebruik kunnen maken van de diensten en voorzieningen op het brede welzijnsterrein. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar die groepen die op enige wijze kwetsbaar zijn, zoals gehandicapten. Ons gehandicaptenbeleid is gericht op het in stand houden en ontwikkelen van een (sociale) infrastructuur die zelfstandig wonen en maatschappelijke participatie van gehandicapten zoveel mogelijk stimuleert. Deze inwoners zullen zo min mogelijk worden gezien als een aparte doelgroep binnen het gemeentelijke beleid. Bij het treffen van algemene voorzieningen dient zo mogelijk op voorhand rekening met hen te worden gehouden. Gehandicaptenbeleid gaat verder dan gehandicaptenzorg en betreft al die levensdomeinen waarin de gemeente een rol speelt. Zo mogelijk neemt de gemeente waar nodig zelf de verantwoordelijkheid vanuit het principe “gewoon waar het kan en bijzonder waar het moet”. De belangrijkste doelstelling is “het bevorderen van maatschappelijke participatie”. Van de gemeente kan echter niet worden verwacht dat zij verantwoordelijk is voor het opheffen van alle beperkingen die voortvloeien uit ziekte en/of gebrek. In de navolgende paragrafen worden de drie thema’s van de welzijnsvisie uitgewerkt voor het gehandicaptenbeleid. 4.1
Zorg en dienstverlening
In de welzijnsvisie Papendrecht is de doelstelling van zorg en dienstverlening als volgt geformuleerd: “Papendrecht streeft naar een kwalitatief hoog, dekkend aanbod van voorzieningen met het doel dat inwoners (wederom) zelfstandig (gaan) functioneren en participeren in de Papendrechtse samenleving. Zorg en dienstverlening hebben vooral een preventieve en verzorgende taak”.
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
5
Met een toename van de doelgroep, terugtredende rijksoverheid en afnemende financiële middelen is realisatie van deze doelstelling geen eenvoudige opgave. Wel is inmiddels op alle terreinen doorgedrongen dat het niet alleen gaat over zorg maar ook over wonen en welzijn. Juist de afstemming hiertussen zal voor de komende jaren een belangrijke taak van de gemeenten zijn. Moeilijkheid hierbij is ook dat de gemeente vaak op zal treden als regisseur maar soms ook als aanbieder of financier. Doelstellingen zijn: • het bieden van maatwerk “gewoon waar het kan, bijzonder waar het moet”; • verkrijgen van voldoende inzicht in de behoefte van burgers met een handicap en/of beperking; • een goede samenwerking tot stand brengen met en tussen belangengroeperingen (bijv. de Papendrechtse Adviesraad voor het Gehandicaptenbeleid (PAG) en marktpartijen (zoals zorginstellingen, woningstichting) om tijdig signalen van de veranderende vraag naar zorg in beeld te krijgen en de veranderende vraag naar zorg snel te kunnen (laten) vertalen in een veranderend aanbod; • door registratie van aangepaste woningen: a. invloed uitoefenen op de toewijzing van deze woningen aan inwoners met een handicap en/of beperking; b. de mogelijkheid creëren om de bewoners aan te kunnen spreken op de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het gebruik van de aangebrachte voorzieningen; • bevorderen van de toe- en doorgankelijkheid van voorzieningen , instellingen en de openbare ruimte; • bevorderen van breed (regionaal) aanbod van zorginstellingen; • bevorderen van een breed aanbod van welzijnsvoorzieningen tegen een redelijke prijs; (maaltijdvoorziening, ondersteuning mantelzorg, ondersteuning sociale netwerken, ondersteuning bij mobiliteit, ) • zorgdragen voor een goed ontwikkelde informatie en adviesfunctie, zodat burgers weten waar ze terecht kunnen en daarbij ook zonodig worden ondersteund; bij de verstrekking van informatie moet rekening worden gehouden met mensen met een functiebeperking, bijvoorbeeld slechtzienden. 4.2
Scholing en educatie
In de welzijnsvisie Papendrecht is de doelstelling van scholing en educatie als volgt geformuleerd: “Papendrecht streeft naar een dekkend aanbod van onderwijs en educatie met oog voor het motto een leven lang leren“. Scholing en educatie hebben een belangrijke taak om sociale uitsluiting te voorkomen en integratie te bevorderen. De hedendaagse informatiemaatschappij stelt hoge eisen aan haar inwoners om bij te blijven. De opkomst van bijvoorbeeld internet, het elektronisch betalingsverkeer maar ook huishoudelijke apparaten als een magnetron zijn niet voor een ieder een vanzelfsprekendheid om te gaan gebruiken. Het is belangrijk om het mensen met een handicap en/of beperking mogelijk te maken deel te nemen aan scholing en educatie waardoor de maatschappelijke participatie wordt bevorderd en sociale uitsluiting wordt voorkomen. In Papendrecht is de Volksuniversiteit een belangrijke aanbieder van cursussen. Het organiseren van leerlingenvervoer voor het basisonderwijs en het speciaal onderwijs is een taak van de gemeente. Vervoersvoorzieningen voor het regulier voortgezet onderwijs, het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs worden verstrekt door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Doelstellingen zijn: • het bevorderen van de toegankelijkheid van het onderwijs (bijvoorbeeld: leerlingenvervoer, de fysieke toegankelijkheid van de onderwijsinstelling, betaalbaarheid); • het bevorderen van een voldoende aanbod van cursussen gericht op voorkoming van sociale uitsluiting zoals: - cursussen gericht op het langer zelfstandig functioneren (zoals bijv. de voor ouderen ontwikkelde knoppencursus, gericht op het kunnen bedienen van huishoudelijke apparaten); - cursussen gericht op kennisvergaring (Volksuniversiteit); • het bevorderen van de mogelijkheid voor zelfstudie door bijvoorbeeld het instandhouden van de bibliotheek.
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
6
4.3.
Vrije tijd
In de welzijnsvisie Papendrecht is de doelstelling van vrije tijd als volgt geformuleerd: “Papendrecht streeft naar het inzetten en zonodig creëren van voorzieningen op het gebied van cultuur, recreatie, sport en horeca (samenwerking met marktpartijen) voor zowel de georganiseerde als ongeorganiseerde vormen van vrijetijdsbesteding. Hiermee hebben deze voorzieningen onder andere een preventieve taak om sociale uitsluiting te voorkomen”. Hierbij valt te denken aan een breed aanbod voor een gemêleerd samengestelde bevolking, regionale samenwerking, betaalbaarheid van voorzieningen, vrije marktwerking (overheid is aanvullend), kwaliteit en spreiding, sociale veiligheid. De uitgangspunten betaalbaarheid en sociale veiligheid verdienen bij de doelgroep gehandicapten wel extra aandacht. Daarnaast is ook de bereikbaarheid, zeker bij regionale voorzieningen, een aandachtspunt. Ook de zorginstellingen hebben een activiteitenprogramma. Dit is echter meer gericht op (re)activering. Bekostiging hiervan vindt plaats vanuit de AWBZ. Met de komst van de WMO zal ook deze taak waarschijnlijk naar de gemeenten gaan. Gelet op de reeds eerder vastgestelde nota Lokaal Volksgezondheidsbeleid Gemeente Papendrecht 2003-2007 verdient hier ook zeker sportieve vrijetijdsbesteding bijzondere aandacht. Vanuit het oogpunt van gezondheid maakt het niet uit hoe je beweegt, als je maar beweegt, maar die bewegingsvormen waar sprake is van een combinatie van het sportieve en het sociale element genieten de voorkeur. Wandelen en fietsen zijn bijvoorbeeld bewegingsvormen die in principe individueel kunnen worden beoefend, maar vaak ook aanzetten tot sociale contacten. De ooit in het kader van de breedtesport geopperde gedachte om in Papendrecht een soort groen lint (keten van wandel- en fietspaden in/rond Papenrecht) te creëren zou hier goed bij aansluiten. Voorbeelden van gemeentelijke initiatieven zijn: 1. “Club extra”: Doel van dit project is kinderen in de basisschoolleeftijd met een motorische achterstand extra sportles aan te bieden (grondvormen van bewegen) om op een aanvaardbaar niveau aan de lessen lichamelijke opvoeding deel te kunnen gaan nemen; 2. Deelproject “ mindervalidensport” Doel van dit project is het op regio-niveau vormen van zgn G-teams (bevorderen teamsport voor mindervaliden). Doelstelling is: • het bevorderen van een breed aanbod van toegankelijke, betaalbare en (sociaal) veilige voorzieningen gericht op vrije tijd voor alle inwoners (sport, kunst en cultuur, vrijwilligerswerk, toerisme en recreatie enz.) 5.
Instrumenten
Om de verschillende doelstellingen die in de welzijnsvisie zijn geformuleerd te realiseren heeft de gemeente de beschikking over een aantal instrumenten. Voor het gehandicaptenbeleid zijn de belangrijkste: geformuleerd beleid, wet- en regelgeving, regiovisies, inspraak/participatie, wijkgericht werken, communicatie, regievoering en financiën. 5.1
Geformuleerd beleid
Uitgaande van het principe van inclusief denken zullen de belangen van gehandicapten zoveel mogelijk integraal meegenomen worden in het algemene beleid. De hiervoor vermelde doelstellingen moeten dan ook standaard hierbij betrokken worden. Op sommige beleidsterreinen is het raakvlak met de hiervoor genoemde doelstellingen zo groot dat hier specifiek aandacht aan wordt besteed. Hierbij valt te denken aan: a. De nota Lokaal Volksgezondheidsbeleid Gemeente Papendrecht 2003 – 2007. In deze nota is aandacht besteed aan zo lang mogelijk zelfstandig wonen en aan het stimuleren tot beweging; b. De nota Wonen voor ouderen in de Drechtsteden in relatie tot zorg en welzijn In deze notitie van de Drechtsteden wordt ingegaan op de behoefte aan voldoende geschikte woningen voor ouderen die op enigerlei wijze zorg nodig hebben; c. Breedtesportimpuls waarbij ook aandacht is voor bewegen voor gehandicapten en ouderen; d. Bestuursopdracht Drechtsteden m.b.t. Vermaatschappelijking van de Zorg/Wet Maatschappelijke Ondersteuning;
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
7
e. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Papendrecht 2003 met bijbehorend Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten gemeente Papendrecht:
5.2 a. b. c. d. e.
Wet- en regelgeving Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG); Bouwbesluit; Wet gemeentelijke regelingen leerlingenvervoer; Welzijnswet; Regeling gehandicaptenparkeerkaart.
Op grond van de Welzijnswet kan de gemeente door het verstrekken van subsidies sturing geven aan activiteiten die in Papendrecht plaatsvinden. Zo is in de Algemene Subsidieverordening 2003 navolgende clausule opgenomen: “Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat de accommodatie waarin door de subsidieontvanger activiteiten worden uitgevoerd geschikt, toegerust en waar mogelijk mede bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar moet zijn voor lichamelijk gehandicapten”. De WVG en de Welzijnswet zullen binnen afzienbare tijd worden ondergebracht in de WMO. In het Bouwbesluit zijn minimale eisen opgenomen ten aanzien van de toegankelijkheid van gebouwen. Deze eisen zijn eveneens terug te vinden in de lokale Bouwverordening. 5.3
Regiovisie
De regiovisies die de afgelopen jaren gemaakt zijn, waren voornamelijk bepalend voor de verdeling van de intramurale voorzieningen. Op basis hiervan is binnen Papendrecht inmiddels gestart met een zorgvernieuwingsproject bij de Kleine Waal. De regiovisies op dit moment zijn meer gericht op de beschikbaarheid van voldoende geschikte woningen (0 treden woningen al dan niet met aanpassingen). Zeker op het gebied van wonen, maar ook voor wat betreft de implementatie van de WMO is regionale samenwerking noodzakelijk. Uiteraard ligt samenwerking op Drechtstedeniveau voor de hand. Daar waar nodig zal ook afstemming plaatsvinden op het niveau van de regio Alblasserwaard & Vijfheerenlanden. Dit laatste vloeit voort uit het feit dat de belangrijkste zorgaanbieder in Papendrecht deze regio als werkgebied heeft en daarnaast (tot 1-1-2005) de gemeenten in deze regio de gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor een Regionaal Indicatie Orgaan. Voorbeelden van samenwerking in regionaal verband zijn: De gemeenten Dordrecht, Zwijndrecht, Papendrecht, Alblasserdam en Hendrik Ido Ambacht zijn onder de naam “Drechthopper” per 1 januari 2004 gezamenlijk gestart met een Collectief vraagafhankelijk Vervoersysteem (CVV). Dit systeem is toegankelijk voor geïndiceerde gehandicapten en voor inwoners vanaf 75 jaar. Het systeem wordt gefinancierd met WVG-gelden. Daarnaast hebben de gemeenten Hardinxveld-Giessendam, Papendrecht, Ridderkerk, Sliedrecht en Zwijndrecht dit jaar gezamenlijk een Europese aanbesteding uitgezet voor de levering van WVG-hulpmiddelen. Deze aanbesteding zal per 1 januari 2005 leiden tot de keuze van een (nieuwe) leverancier. 5.4
Inspraak/participatie
De belangen van de inwoners van Papendrecht worden op diverse terreinen behartigd door belangengroeperingen. Zo maken de PAG en de Seniorenraad deel uit van adviesraden. Het college van Burgemeester en wethouders heeft eind 2004 vijf adviesraden ingesteld, waaronder de Adviesraad Sociaal Beleid en de Adviesraad Ouderen. Het doel van deze adviesraden is: het college van B&W gevraagd en ongevraagd te adviseren. 5.5
Wijkgericht werken
In 2000 heeft de gemeente een start gemaakt met wijkgericht werken. Het doel van wijkgericht werken is: ‘door een gezamenlijke aanpak van wensen en problemen in de wijken de leefbaarheid te verbeteren en de verantwoordelijkheid van burgers voor hun eigen woonomgeving te vergroten.’ In het wijkgericht werken ontmoeten gemeente en inwoners elkaar.
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
8
Het biedt alle inwoners gelegenheid vragen, wensen en ideeën over de leefbaarheid en veiligheid in hun wijk rechtstreeks of via een contactpersoon uit de eigenwijk wijk aan de gemeente kenbaar te maken. 5.6
Communicatie
Hier zijn 3 soorten communicatie te onderscheiden: 1. Communicatie van de gemeente naar inwoners over beleid, regelingen, etc. die voor (gehandicapte) inwoners van belang zijn. Dit gebeurt via de reguliere kanalen (gemeentepagina, persberichten, internet). Afhankelijk van de gevolgen van het nieuwe of gewijzigde beleid kunnen voor bijzondere doelgroepen informatiebijeenkomsten een aanvullend middel zijn (bij nieuwe regelgeving in het kader van de WVG is hier al regelmatig gebruik van gemaakt); 2. Communicatie van de doelgroep naar de gemeente. Een belangrijke gesprekspartner voor het gehandicaptenbeleid is de Papendrechtse Adviesraad voor het Gehandicaptenbeleid (PAG). Deze raad treedt op als belangenbehartiger van gehandicapte inwoners; 3. Communicatie in de vorm van een advies- en informatiepunt. Binnen Papendrecht zijn de navolgende advies- en/of informatiepunten actief: de gemeentewinkel, de infowinkel (Stichting MEE) , het Pluspunt (Stichting Welzijn Ouderen in Papendrecht (SWOP) en de Cliëntenraad. Daarnaast kunnen inwoners met vragen terecht bij de PAG. 5.7
Regierol gemeente
Zoals al eerder is opgemerkt, heeft de gemeente soms de rol van regisseur, soms die van financier en soms die van aanbieder. Wil de gemeente daadwerkelijk maatwerk kunnen leveren daar waar de doelgroep sterk toeneemt, de financiële middelen afnemen en de mantelzorg onder druk staat zal deze regierol optimaal benut moeten worden. De gemeente heeft hier een initiërende rol om partijen samen te brengen. Zo zal de gemeente zowel lokaal als in Drechtstedenverband aandacht vragen voor aanpasbaar bouwen en het bevorderen van de toe- en doorgankelijkheid van de woonomgeving. Binnen alle aspecten van het gemeentelijk beleid zal aandacht moeten zijn voor burgers met een handicap en/of functiebeperking. Dit betekent dat bij besluiten (van een zekere omvang) op alle beleidsterreinen aan de betreffende adviesraden de vraag gesteld moet worden wat de gevolgen ervan zullen zijn voor burgers met een handicap en/of een functiebeperking. Beleidsmedewerkers van de afdeling Samenleving nemen in overlegsituaties een initiërende rol om de belangen van gehandicapten te bevorderen met als doel beleid zoveel mogelijk interactief vorm te geven. Een regelmatige evaluatie van de realisatie van het voorgestane beleid is noodzakelijk. Deze evaluaties dienen in samenwerking met de belangengroepering(en) plaats te vinden. 5.8
Financien
De beschikbare financiële middelen stellen hun grenzen aan het ambitieniveau van de gemeente. Zo zal de gemeente beleid moeten vaststellen om de kosten van uitvoering van met name de WVG en de Welzijnswet (later de WMO) te kunnen blijven beheersen om deze te kunnen financieren met de door het Rijk hiervoor beschikbaar te stellen middelen. 6
Concrete maatregelen
In deze nota is ingegaan op landelijke, regionale en plaatselijke ontwikkelingen voor gehandicapten. Knelpunten zijn aangegeven en doelstellingen zijn opgesomd. Ook is aangegeven dat er op landelijk niveau op dit moment nog heel veel onduidelijkheid is. Voor de gemeente belangrijke wetgeving (aanpassing AWBZ en invoering WMO) wordt op dit moment door de Tweede Kamer behandeld. De grote lijnen zijn wel duidelijk maar hoe dit exact voor de gemeenten gaat uitwerken is nog niet bekend. Ook over de financiële gevolgen is nog niets bekend. Gemeentelijke kaders vaststellen zonder dat de wettelijke en financiële kaders bekend zijn is lastig. De in deze nota genoemde doelstellingen zijn dan ook veelal nog algemeen gesteld en onvoldoende concreet. De verdere uitwerking betekent dan ook niet alleen het vertalen van de landelijke ontwikkelingen naar de Papendrechtse situatie maar ook het op basis daarvan concretiseren van de doelstellingen. De volgende acties / deelnotities worden thans voorbereid:
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
9
6.1
Implementatie Vermaatschappelijking van de Zorg/Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Gelet op de grote gevolgen voor gemeenten is het niet verstandig af te wachten tot de wetgeving een feit is. Nauwlettend volgen van dit proces en op regionaal niveau zoeken naar mogelijkheden tot samenwerking is gewenst. Op Drechtstedenniveau is inmiddels een werkgroep gestart. De WMO zal acht prestatievelden kennen, te weten: 1. Algemene voorzieningen op het terrein van maatschappelijke participatie en ondersteuning; 2. Voorzieningen op het terrein van informatie en advies voor maatschappelijke ondersteuning; 3. Voorzieningen voor het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; 4. Versterken van de sociale samenhang in en leefbaarheid van wijken en buurten; 5. Accommodaties voor maatschappelijke activiteiten; 6. Preventieve voorzieningen voor kinderen, jeugdigen of ouders met problemen met opgroeien of opvoeden; 7. Voorzieningen voor gehandicapten, chronische psychiatrische patiënten en mensen met psychische of psychosociale problemen, en ouderen, voor het vergroten en/of ondersteunen van de zelfredzaamheid, maatschappelijke participatie en zelfstandig functioneren; 8. Voorzieningen voor maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en melding van huiselijk geweld. De invulling van deze velden is op dit moment nog ongewis. Voor de velden 1 t/m 4, 6 en 8 zal de gemeente vooral verantwoordelijk zijn voor de regie. Zo zal de taak van de gemeente met betrekking tot prestatieveld 5 beperkt blijven tot het vaststellen/handhaven van de Algemene Subsidieverordening. Daarentegen zal de gemeente voor het onder 7 vermelde veld vooral een inhoudelijke inzet moeten leveren (realisatie verstrekking voorzieningen, zorg, begeleiding, ondersteuning enzovoort).Zodra het wettelijke en financiële kader van de WMO duidelijk is, zal dit zo spoedig mogelijk moeten worden vertaald naar de Papendrechtse (lokale/regionale) situatie. 6.1.1
Tijdpad:
Inwerkingtreding van de WMO was gepland op 1-1-2006. Gelet op de behandeling in de Kamer lijkt 1-1-2007 meer realistisch. De werkzaamheden op lokaal en regionaal niveau beperken zich nu tot een inventarisatie van de (vermoedelijke) gevolgen van de WMO en het onderzoeken van de mogelijkheden tot samenwerking in de regio. Nadat er op rijksniveau meer duidelijkheid is kan een beleidsnotitie verwacht worden. 6.2
Indicatiestelling
Per 1-1-2005 worden de taken van de Regionale Indicatie Organen overgenomen door het landelijk aangestuurde Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het gaat hier dan om de indicatiestelling t.a.v. AWBZ voorzieningen. De indicatiestelling voor de voorzieningen in het kader van de WVG dan wel de welzijnsvoorzieningen blijft een gemeentelijke taak die zal opgaan in de WMO. De toegang tot deze voorzieningen zal een belangrijk aandachtspunt zijn bij de implementatie van de WMO binnen de gemeente. Uitgaande van het principe “de cliënt centraal” zal gestreefd worden naar een integrale indicatiestelling. 6.2.1
Tijdpad
De RIO’s beëindigen hun taak per 31-12-2004. Dit betekent dat dit niet synchroon loopt met de invoering van de WMO. Het jaar 2005 (en misschien ook 2006) moet gezien worden als een overgangsjaar. Hier zullen dan ook tijdelijke afspraken over worden gemaakt. In 2005 zal duidelijk moeten worden op welke wijze de indicatiestelling onder de WMO vorm zal krijgen. 6.3
Lange termijnvisie Welzijn, Zorg en Wonen
Bij de afgifte van bouwverordeningen zal de naleving van het Bouwbesluit optimaal moeten worden getoetst (toegankelijkheid) en zal nadrukkelijk aandacht worden gevraagd voor aanpasbaar bouwen en voor het belang van een toe- en doorgankelijke woonomgeving. Voorts wordt het belang onderkend van het vroegtijdig bij bouwplannen betrekken van belangenbehartigers. Zo is bij de plannen voor de realisatie van het nieuwe winkelcentrum de PAG reeds in een vroeg stadium betrokken.
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
10
Bij de doelstellingen is ruimschoots aandacht besteed aan het zelfstandig wonen. Met de Stichtingen Stolpehove, Westwaard Wonen en Welzijn Ouderen Papendrecht is bijvoorbeeld inmiddels gestart met het ontwikkelen van een lange termijn visie op het gebied van Wonen, Zorg en Welzijn. De al eerder genoemde Drechtstedennotitie “Wonen voor ouderen in de Drechtsteden in relatie tot zorg en welzijn” wordt hier bij betrokken. De gemeente bevordert deze samenwerking door het stimuleren van een platform waarin alle zorgaanbieders en belanghebbenden zitting hebben. Beoogde resultaten zijn: 1. een gezamenlijke lange termijn visie op de terreinen wonen, zorg en welzijn; 2. het in kaart brengen van de woonbehoefte van de doelgroep (ouderen en gehandicapten); 3. inzicht in de mogelijkheden tot het creëren van woonzorgzones in Papendrecht; 4. beantwoording van de vraag of spreiding van voorzieningen gewenst en haalbaar is. 6.3.1
Tijdpad
Ook hier is een aantal ontwikkelingen afhankelijk van nieuwe wetgeving. Verwacht wordt, dat er in 2005 voldoende duidelijkheid is om deze visie vast te stellen. 6.4
Subsidiebundel
Al eerder is aangegeven dat het verstrekken van subsidies een belangrijk sturingsmiddel is. Nu de taken en verantwoordelijkheden van de lokale overheid toenemen en de financiële middelen naar verwachting niet evenredig zullen stijgen (eerder afnemen) wordt deze sturing steeds belangrijker. We hebben het nu niet meer over aanvullende voorzieningen, maar over noodzakelijke voorzieningen om te voorkomen dat de toenemende groep kwetsbare inwoners maatschappelijk wordt uitgesloten. Toetsing aan de hiervoor genoemde doelstellingen zal dan ook een belangrijke afweging zijn bij de jaarlijks vast te stellen subsidiebundel. Het streven is er op gericht per 2006 de begrotingen van de instellingen te vertalen naar concrete acties gericht op het realiseren van gemeentelijke doelstellingen. In de subsidieverordening is vastgelegd dat de accommodatie waarin door de subsidieontvanger activiteiten worden uitgevoerd geschikt, toegerust en waar mogelijk mede bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar moet zijn voor lichamelijk gehandicapten. Bij afwezigheid van een voor gehandicapten belangrijke voorziening in Papendrecht, kan de gemeente voor het gebruik van Papendrechtse inwoners van deze voorziening elders deelname mogelijk maken door de verstrekking van subsidie. Zo is bijvoorbeeld aan de Lunenhof in Zwijndrecht (een ontmoetingscentrum voor inwoners van de Drechtsteden met een handicap) in 2004 subsidie toegekend. 6.4.1
Tijdpad:
Is een jaarlijks terugkerend proces waarbij in het najaar door het College van B&W de hoogte van de subsidie wordt vastgesteld en de activiteiten worden beschreven nadat de Gemeenteraad in de zomer de kaders heeft bepaald door vaststelling van het subsidieplafond. 7.
Voorgesteld Besluit
De gemeenteraad voor te stellen de kadernota gehandicaptenbeleid vast te stellen.
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
11
8.
Samenvatting
In de kadernota “Gewoon waar het kan en bijzonder waar het moet” staat onze visie op het gehandicaptenbeleid. Deze visie gaat uit van een gelijkwaardig/volwaardig en actief burgerschap van mensen met een handicap en/of functiebeperking. Daartoe moeten deze inwoners zo min mogelijk als een aparte doelgroep binnen het gemeentelijk beleid te worden gezien en dient bij het treffen van algemene voorzieningen op voorhand rekening met hen te worden gehouden. Ons gehandicaptenbeleid behoort bij te dragen aan het zelfstandig functioneren van burgers met een handicap en/of functiebeperking in de Papendrechtse samenleving. Dit beleid dient zodanig ingepast te worden in het gemeentelijk beleid dat mensen met een handicap automatisch doelgroep van de diverse beleidsterreinen van de gemeente zijn. De kadernota gehandicaptenbeleid geeft een denkrichting aan om in te spelen op ontwikkelingen. De basis voor het zelfstandig kunnen functioneren in de maatschappij ligt in de mogelijkheden die mensen met een handicap hebben. Het verschil in mogelijkheden betekent verschil in ondersteuning en begeleiding. Daarom gaan wij uit van het motto: “gewoon waar het kan en bijzonder waar het moet”. Dit betekent beleidsmatig dat het gehandicaptenbeleid ingepast dient te worden in de gemeentelijke beleidsterreinen in de meest vergaande vorm, te weten het “inclusief beleid”, waarbij het in eerste instantie gaat om algemene voorzieningen. “Inclusief beleid” wil zeggen: algemeen beleid waarin vanzelfsprekend rekening wordt gehouden met mensen met een handicap zonder dat zij in een uitzonderingspositie gezet worden. Dit betekent voor onze werkorganisatie dat de sectoren zelf verantwoordelijk zijn voor het gehandicaptenbeleid. Het hebben van een handicap en/of een beperking hangt vaak samen met een hoge(re) leeftijd. Ouderen maken relatief het meeste gebruik van voorzieningen voor gehandicapten (zie tabel op pagina 4). Beleidsvoornemens betreffen vaak zowel de doelgroep ouderen als de doelgroep gehandicapten. Het is dus logisch dat de kadernota gehandicaptenbeleid grote overeenkomsten vertoont met de kadernota ouderenbeleid 2004. Laatstgenoemde nota is mede leidraad geweest voor de opmaak van onderliggende nota. Tenslotte stellen wij dat de beschikbare financiële middelen hun grenzen stellen aan het ambitieniveau van de gemeente. Zo zal de gemeente beleid moeten vaststellen om de kosten van uitvoering van met name de WVG en de Welzijnswet (later de WMO) te kunnen blijven beheersen om deze te kunnen financieren met de door het Rijk hiervoor beschikbaar te stellen middelen. Voorts kan van de gemeente niet worden verwacht dat zij verantwoordelijk is voor het opheffen van alle beperkingen die voortvloeien uit het hebben van een handicap en/of een gebrek.
Onder een gehandicapte wordt verstaan: een persoon met een beperking.
12
KADERNOTA GEHANDICAPTENBELEID
“Gewoon waar het kan en bijzonder waar het moet”
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 008/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 009/2005;
besluit:
de Kadernota Gehandicaptenbeleid vast te stellen
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2005, nummer 009/2005
Raadsvergadering 27 januari 2005
Programmaveld 1: Sociale voorzieningen, maatschappelijke dienstverlening en volksgezondheid
Agendapunt 15
Portefeuillehouder A. Vogel
Wettelijke basis Autonome bevoegdheid
Voorstel tot Vaststelling van de Kadernota Gehandicaptenbeleid. Gevraagde beslissing De Kadernota Gehandicaptenbeleid vast te stellen. Financiële consequenties N.v.t.
Aan de raad. In de Welzijnsvisie Papendrecht die in 2001 is vastgesteld is aangekondigd dat op verschillende beleidsterreinen kadernota’s zullen verschijnen. In aansluiting hierop bieden wij u thans de Kadernota Gehandicaptenbeleid aan. Na vaststelling door uw raad zal deze nota richtinggevend zijn voor het gehandicaptenbeleid voor de komende jaren.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar het betreffende “overzicht van adviezen”. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 009/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 010/2005;
besluit:
de volgende visie op het peuterspeelzaalwerk vast te stellen: “Gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk moet een voorziening worden voor doelgroepkinderen (kinderen met een indicatie van achterstand of sociaal-medische indicatie) en voor kinderen van ouders met een inkomen onder de ziekenfondsgrens”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2005, nummer 010/2005
Raadsvergadering 27 januari 2005
Programmaveld 2: Onderwijs en jeugd
Agendapunt 16
Portefeuillehouder A. Vogel
Wettelijke basis Autonome bevoegdheid Voorstel tot Het vaststellen van de Visie op het peuterspeelzaalwerk Gevraagde beslissing De Visie op het Peuterspeelzaalwerk vast te stellen Financiële consequenties N.v.t. Aan de raad. In de kadernota jeugdbeleid is al gesteld dat er een visie op het peuterspeelzaalwerk moet komen. De centrale vraag hierbij is of het peuterspeelzaalwerk een algemene voorziening moet blijven met de functies spelen en ontmoeten of dat het een voorziening moet worden voor vastgestelde doelgroepen. Als er gekozen wordt voor doelgroepen zullen er extra functies binnen het peuterspeelzaalwerk moeten worden uitgevoerd. Het gaat dan om de functies ontwikkelen, signaleren en ondersteunen. Om voor de doelgroepkinderen voldoende effect te sorteren, is het belangrijk dat er twee leidsters op een groep staan en dat de kinderen 4 dagdelen naar de peuterspeelzaal komen. Er zal een keuze gemaakt moeten worden over de manier waarop de gemeentelijke subsidie wordt ingezet. Zowel aan de keuze voor het instandhouden van een algemene voorziening als aan het instandhouden van een voorziening voor vastgestelde doelgroepen kleven voor- en nadelen. Wij zijn echter van mening dat het inzetten van de subsidiegelden voor doelgroepen meer effect zal hebben omdat hiermee de meest kwetsbare groep kinderen wordt bereikt. Bij deze kinderen geeft deelname aan het peuterspeelzaalwerk de grootste bijdrage aan de ontwikkeling en het voorkomen van latere uitval en problemen in het onderwijs. Als doelgroepen zijn de kinderen aan te merken die een geïndiceerde achterstand hebben op cognitief of sociaal-emotioneel vlak of kinderen waarbij sprake is van een sociaal-medische indicatie. In de tweede plaats willen wij de subsidiegelden gaan inzetten voor de groep ouders met de laagste inkomens. De ouders met een inkomen onder de ziekenfondsgrens ( € 32.600 in 2004) komen in aanmerking voor een subsidie. Dit betekent dat de ouders met kinderen zonder indicatie en met een inkomen boven de ziekenfondsgrens een kostendekkend tarief moeten betalen. Deze uitgangspunten zullen nader met Wasko besproken worden en tot concrete afspraken moeten leiden die 2006 in moeten gaan. De beschikbare subsidiegelden voor 2006 en de inschatting van het benodigde aantal plaatsen peuterspeelzaalwerk voor doelgroepkinderen zullen de afspraken tussen de gemeente en Wasko bepalen. Concreet betekent het bovenstaande het volgend voor de te onderscheiden groepen. De prioriteit wordt gegeven aan de kinderen die op basis van een indicatie gebruik moeten maken van peuterspeelzaalwerk. Voor echtparen is 110% van de bijstandsnorm een netto maand-bedrag van € 1209 exclusief vakantiegeld. De ziekenfondsgrens ligt op een bedrag van € 32.600 bruto per jaar in 2004.
Indicatie-kinderen 4 dagdelen: - Inkomen onder 110% bijstandsnorm - Inkomen 110% bijstandsnorm tot ziekenfondsgrens - Inkomen boven de ziekenfondsgrens
Niet-indicatie kinderen, 2 dagdelen: - Inkomen onder 110% bijstandsnorm - Inkomen 110 % bijstandsnorm tot ziekenfondsgrens subsidie - Inkomen boven de ziekenfondsgrens
Geen kosten ouders/ volledige subsidie Vaste ouderbijdrage van € 54,60 per maand en de rest subsidie Vaste ouderbijdrage van € 54,60 per maand en het derde en vierde dagdeel voor eigen rekening (op eerste en tweede dagdeel dus deels subsidie)
Geen kosten ouders/ volledig subsidie Ouderbijdrage van € 54,60 per maand en de rest Kosten voor rekening ouders (geen subsidie)
Wij stellen u voor in te stemmen met de volgende visie op het peuterspeelzaalwerk: Gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk moet een voorziening worden voor doelgroepkinderen (kinderen met een indicatie van achterstand of sociaal-medische indicatie) en voor kinderen van ouders met een inkomen onder de ziekenfondsgrens. Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar het betreffende “overzicht van adviezen”. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 011/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 011/2005; gelet op artikel 189 Gemeentewet;
verklaart dat:
1. hij de openbare bibliotheek binnen de gemeente wil laten deelnemen aan het proces van bibliotheek- en stelselvernieuwing, zoals beschreven in het tussen de staatssecretaris van OCW, het IPO en de VNG overeengekomen Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk d.d. 20 december 2001 en de bestuurlijke afspraken over de Aanvulling bij dit convenant d.d. 16 juni 2004; 2. de openbare bibliotheek gelet op punt 1 onderdeel gaat vormen van een basisbibliotheek en deel zal nemen aan het provinciale en landelijke bibliotheeknetwerk, zoals beschreven in het door de provincie met de gemeenten overeen te komen marsrouteplan 2005-2007; 3. de gemeente in aanmerking wil komen voor de gelden die het Rijk in de periode 2005 tot en 2007 e.v. voor bibliotheek- en stelselvernieuwing ter beschikking stelt; 4. de gemeente op 1 januari 2003 30.510 inwoners had; 5. op de gemeentebegroting 2003 een bedrag tot een totaal van € 420.406,-- is opgenomen voor de bekostiging van de openbare bibliotheek, hetgeen gelijk staat aan een subsidie van € 9,12 per inwoners exclusief huisvestingskosten; 6. dit totaal lager is dan het zogeheten instapniveau van € 12,--per inwoner per jaar exclusief huisvestingskosten; 7. de bijlage een getrouwe weergave van de gemeentelijke begrotingspost(en) 2003 voor de openbare bibliotheek vormt; 8. hij van plan is onder punt 6 genoemde totaal in 2006 op te hogen, zodat de gemeentelijke subsidie 2006 voor de openbare bibliotheek gelijk of hoger is dan € 12,-- per inwoner per jaar exclusief huisvestingskosten; 9. hij de gemeentelijke subsidie voor de openbare bibliotheek eind 2007 wil laten toegroeien naar het op de extra rijksmiddelen afgestemde richtlijnenniveau.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 17 januari 2005, nummer 010/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 011/2005; gelet op de motie van de gemeenteraad van Papendrecht d.d. 12 november 2004;
besluit: -
-
het subsidieniveau van de bibliotheek met ingang van 2006 op € 12,-- per inwoner te brengen; over te gaan tot ondertekening van de tussen het Ministerie van OCW, het IPO en de VNG opgestelde intentieverklaring ten aanzien van gemeenten die het tussen deze partijen afgesproken instapniveau nog niet hebben bereikt; de financiële consequenties van deze structurele verhoging van de subsidie voor de bibliotheek met € 57.191,-- met ingang van 2006 in de voorjaarsnota 2005 op te voeren als nieuw beleid.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2005, nummer 011/2005 Programmaveld 6: Cultuur, sport en recreatie
Raadsvergadering 27 januari 2005
Agendapunt 17
Portefeuillehouder J.C. de Looff
Wettelijke basis Autonome bevoegdheid Voorstel tot Uitwerking gevolgen van de motie van 12 november 2004 ten aanzien van de Papendrechtse bibliotheek. Gevraagde beslissing - het subsidieniveau van de bibliotheek met ingang van 2006 op € 12,-- per inwoner te brengen; - over te gaan tot ondertekening van de tussen het Ministerie van OCW, het IPO en de VNG opgestelde intentieverklaring ten aanzien van gemeenten die het tussen deze partijen afgesproken instapniveau nog niet hebben bereikt; - de financiële consequenties van deze structurele verhoging van de subsidie voor de bibliotheek met € 57.191,-- met ingang van 2006 in de voorjaarsnota 2005 op te voeren als nieuw beleid.
Financiële consequenties Instemming met de ondertekening van de intentieverklaring heeft de volgende consequenties: het voor Papendrecht (als 30.000+ gemeente) vastgestelde instapniveau bedraagt € 12,-- per inwoner; op basis van het te hanteren uitgangspunt, namelijk de begroting 2003 van de bibliotheek bedraagt de gemeentelijke bijdrage per inwoner: € 9,12; na herfinanciering van de garantiegeldlening in 2004 bedraagt de gemeentelijke bijdrage € 10,15 per inwoner; structurele verhoging van de subsidie aan de bibliotheek vóór 2007: € 1,85 * 30.914 = € 57.191,--, één en ander te regelen bij de voorjaarsnota 2005. Aan de raad. Op 20 december 2001 ondertekenden de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen de heer dr. F. van der Ploeg, het IPO en de VNG het koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk. Hiermee werd het traject in gang gezet voor een ingrijpend vernieuwingsproces van het openbaar bibliotheekwerk, met als doel het tot stand brengen van een landelijk dekkend netwerk van basisbibliotheken die een centrale positie in de kennissamenleving voor de toekomst kunnen waarborgen. In de regio Zuid-Holland Zuidoost heeft een stuurgroep onder voorzitterschap van wethouder Oostrum van Gorinchem getracht de bibliotheekvernieuwing in deze regio (bestaande uit 17 gemeenten en 14 bibliotheken) vorm te geven. In de raadsvergadering 25 maart 2004 heeft u ingestemd met het door de stuurgroep opgestelde “Bibliotheekvernieuwingsplan als richtinggevend advies aan gemeenten”, met dien verstande dat door u als voorwaarde is gesteld, dat het bibliotheekvernieuwingsproces voor wat betreft Papendrecht budgettair neutraal dient te verlopen. In de aanloop naar de ondertekening van het Koepelconvenant is berekend dat het vernieuwde bibliotheekstelsel € 80 miljoen euro op jaarbasis extra zou gaan kosten. De regering stelt structureel extra geld voor de bibliotheekvernieuwing beschikbaar oplopend tot € 20 miljoen vanaf 2007. In het voorjaar van 2004 zijn tussen het Ministerie van OC&W, het IPO en de VNG aanvullende afspraken gemaakt ten aanzien van de financiering van het bibliotheekvernieuwingstraject en de verdeling van de door het rijk beschikbaar gestelde middelen. Eén van de
afspraken die gemaakt is, heeft betrekking op het zogenaamde instapniveau. Dit instapniveau is een vastgesteld minimumniveau dat gemeenten uit eigen middelen moeten financieren, wil men in de toekomst aanspraak kunnen maken op de intensiveringsmiddelen. De gemeenten zijn hieromtrent geïnformeerd bij de ledenbrief van 10 augustus 2004; deze brief ligt voor u ter inzage. Met betrekking tot het instapniveau worden drie gemeenten onderscheiden. De onderverdeling is gemaakt op basis van gemeentegrootte. Voor dit instapniveau geldt: - € 11,-- per inwoners voor gemeenten met minder dan 30.000 inwoners; - € 12,-- per inwoners voor gemeenten met meer dan 30.000 inwoners, doch minder dan 90.000 inwoners - € 15,-- voor gemeenten met 90.000 of meer inwoners. Voor Papendrecht bedraagt de bijdrage aan de bibliotheek € 9,12 uitgaande van de afgesproken peiljaar 2003. (Hiermee is Papendrecht overigens de enige gemeente in het Drechtstedengebied, die niet aan instapniveau voldoet). Het vastgestelde bekostigingsniveau is exclusief huisvestingskosten. Navraag bij het procesbureau bibliotheekvernieuwing leerde overigens dat het hier de relatieve huisvestingskosten betreft en niet de huisvestingskosten in absolute zin. Hiermee is het verschil ten opzichte van de € 7,20 zoals die in de brief van het bibliotheekbestuur d.d. 8 november 2004 (zie lijst van ingekomen stukken van de raad van 16 december 2004, onder nummer 18) werd aangegeven verklaard. Gemeenten die het instapniveau nog niet hebben bereikt en toch voor intensiveringsmiddelen in aanmerking willen komen, dienden vóór 1 september 2004 een intentie aan de provincie af te geven dat men op termijn – dat wil zeggen vóór de afronding van het bibliotheekvernieuwingstraject in 2007 – de bereidheid heeft de subsidiëring van de bibliotheek op het instapniveau te brengen. Een dergelijke indicatie diende te worden gevolgd door een formeel raadsbesluit. Het sombere financiële (meerjaren)perspectief voor de gemeente Papendrecht, de door u bij raadsbesluit van 24 maart 2004 verwoorde eis van budgettaire neutraliteit ten aanzien van de bibliotheekvernieuwing en de moeizame onderhandelingen als gevolg van deze eis – waar het bibliotheekbestuur in zijn brief van 8 november aan refereert- , hebben ertoe geleid dat een dergelijke intentieverklaring u tot op heden niet heeft bereikt. In reactie op de eerdergenoemde brief van het bibliotheekbestuur van 8 december 2004, heeft u in uw vergadering van 12 november 2004 een motie aangenomen waarin u ons heeft verzocht: - op de meest spoedige termijn met de bibliotheek te overleggen om het voortbestaan van de bibliotheek veilig te stellen; - het korte- en lange termijn perspectief van de bibliotheek te verbeteren en over het resultaat uiterlijk maart 2005 te rapporteren. Wij hebben deze motie dusdanig geïnterpreteerd, dat de subsidie aan de bibliotheek in het begrotingsjaar 2006 zich op het instapniveau van € 12,-- moet bevinden, waarmee geaccepteerd wordt dat het bibliotheekvernieuwingsproces voor wat betreft Papendrecht niet budgettair verloopt. Indien dit een juiste interpretatie van de motie is, dan ligt de weg vrij om de door de Provincie Zuid-Holland op grond van het voorlopig provinciale marsrouteplan gevraagde intentieverklaring te ondertekenen. Zoals reeds hierboven onder “financiële consequenties” is aangegeven, betekent dit een structurele verhoging van de subsidie voor de bibliotheek van € 57.191,--. Als u instemt met dit voorstel, zullen wij de structurele verhoging van de subsidie van de bibliotheek als nieuw beleid opvoeren bij de voorjaarnota 2005. Resumerend stellen wij u voor: - Het subsidieniveau van de bibliotheek met ingang van 2006 op € 12,-- per inwoner te brengen; - over te gaan tot ondertekening van de tussen het Ministerie van OCW, het IPO en de VNG opgestelde intentieverklaring ten aanzien van gemeenten die het tussen deze partijen afgesproken instapniveau nog niet hebben bereikt; - de financiële consequenties van deze structurele verhoging van de subsidie voor de bibliotheek met € 57.191,-- met ingang van 2006 in de voorjaarsnota 2005 op te voeren als nieuw beleid.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar het betreffende “overzicht van adviezen”. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 012/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 012/2005; overwegende: dat de raad van Papendrecht in zijn vergadering van 28 mei 2003 heeft ingestemd met het aanvragen van een subsidie bij het Ministerie van VWS voor een project in het kader van de breedtesport; dat bij beschikking van 1 augustus 2003 door het Ministerie van VWS over de jaren 2004 tot en met 2009 een subsidie aan de gemeente Papendrecht is toegekend voor de breedtesport; dat één van de deelprojecten van de breedtesportproject betrekking heeft op het subsidiëren van het opleiden van potentieel kader voor sportverenigingen; dat het wenselijk is om een regeling te treffen voor de wijze waarop verdeling van de voor dit doel aanwezige middelen plaatsvindt; gelet op de titels 4.1. en 4.2 Algemene wet bestuursrecht; gelet op artikel 149 Gemeentewet; gelet op de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Papendrecht 2003
besluit:
vast te stellen de volgende
Specifieke subsidieverordening werving potentieel kader sportverenigingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: Breedtesport:
sportactiviteiten die op lokaal niveau plaatsvinden en die niet beroepsmatig of op topsportniveau worden beoefend; Sportvereniging: een Papendrechtse vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, die als voornaamste activiteit, al dan niet in competitieverband, gelegenheid biedt sport te beoefenen, die is aangesloten bij één of meer door het NOC*NSF erkende overkoepelende sportorganisaties en die geen mensen bij voorbaat uitsluit van een lidmaatschap; Opleiding: een officieel door de desbetreffende sportbond goedgekeurde en erkende (assistent) trainers- en of kaderopleiding, niet zijnde een opleiding die toegang geeft tot het beroepsmatig uitoefenen het (assistent) trainerschap. Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaalde termijn ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie ten behoeve van bepaalde activiteiten. Algemene subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening der gemeente Papendrecht 2003” 1
Artikel 2 Subsidieactiviteit Aan een in Papendrecht gevestigde sportvereniging kan subsidie worden verstrekt voor de kosten van een opleiding van een vrijwilliger op het niveau van breedtesport. Artikel 3 Indiening aanvraag De subsidie wordt jaarlijks uiterlijk vóór 1 juli bij Burgemeester en wethouders aangevraagd op een door de gemeente te verstrekken formulier. Burgemeester en wethouders vragen desgewenst aanvullende informatie bij de aanvrager op. Artikel 4 Subsidiecriteria 1. De volgende kosten zijn subsidiabel: a. Cursusgeld; b. De in het kader van de cursus voorgeschreven boeken, lesmateriaal en dergelijke; c. Examengeld. 2. De subsidie bedraagt maximaal 75 % van de in lid 1 genoemde kosten, nadat deze kosten verminderd zijn met van derden ontvangen subsidies en bijdragen, tot een maximum van € 500,--. Desgevraagd kan een voorschot worden verstrekt van 50 % tot een maximum van € 250,--. 3 Per lid van een sportvereniging kan voor eenzelfde opleiding slechts eenmaal subsidie worden toegekend. Artikel 5 Subsidievaststelling Vaststelling en uitbetaling van een subsidie geschieden nadat de desbetreffende betalingsbewijzen en een kopie van het diploma of certificaat zijn overlegd. Het overleggen van deze bescheiden dient binnen 3 maanden na het behalen van het diploma of certificaat plaats te vinden. Artikel 6 Subsidieplafond 1. 2.
Het subsidieplafond voor de in de artikel 2 genoemde doelen wordt jaarlijks door de raad vastgesteld. Indien de kosten van de gezamenlijke aanvragen het subsidieplafond overstijgen, wordt voorrang gegeven aan de aanvragen die de doelstellingen van de zogenaamde Stimuleringsregeling Breedtesport het meest benaderen.
Artikel 7 Niet van toepassing zijnde artikelen van de Algemene subsidieverordening De artikelen 10, 17 en 22 van de Algemene subsidieverordening zijn niet van toepassing. Artikel 8 Regeling terugwerkende kracht De aanvragen in het kader van deze verordening die vóór 1 december 2004 reeds zijn ontvangen, worden in behandeling genomen als ware deze regeling op dat tijdstip reeds van kracht. Artikel 9 Geldigheidsduur Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2004. De verordening vervalt op 31 december 2009. Artikel 10 Hardheidsclausule Burgemeester en wethouders kunnen besluiten in bijzondere gevallen het bepaalde in deze verordening ten gunste van belanghebbenden buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, gelet op het belang van de strekking van deze verordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. 2
Artikel 11 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als de “subsidieverordening werving potentieel kader sportverenigingen 2005”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland
C.J.M. de Bruin
3
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2005, nummer 012/2005 Programmaveld 6: Cultuur, Sport en Recreatie
Raadsvergadering 27 januari 2005
Agendapunt 18
Portefeuillehouder J.C. de Looff
Wettelijke basis Algemene subsidieverordening van de gemeente Papendrecht Voorstel tot Vaststelling van de Subsidieverordening werving potentieel kader sportverenigingen 2005 Gevraagde beslissing De Subsidieverordening werving potentieel kader sportverenigingen 2005 vast te stellen Financiële consequenties In de begrotingen 2004 en 2005 is rekening gehouden met uitgaven voor dit doel tot een maximum van € 5.000,-Aan de raad. In het collegeprogramma 2002-2006 hebben wij onder actief sport- en recreatiebeleid de volgende doelstelling opgenomen: “In 2006 doen ten opzichte van 2001 5% meer inwoners aan sport en bewegen”. In dit kader hebben wij aan uw raad op 28 mei 2003 een voorstel voorgelegd met betrekking tot het aanvragen van een subsidie bij het Ministerie van VWS in het kader van de stimuleringsregeling breedtesport over de jaren 2004 tot en met 2009. In de betreffende vergadering heeft u ingestemd met het doen van een dergelijke aanvraag. De Papendrechtse aanvraag is gegroepeerd rond een viertal thema’s, namelijk: sport en gezondheid, sport en jeugd, sport in de wijk en verenigingsondersteuning. Bij beschikking van 1 augustus 2003 is deze aanvraag door het Ministerie van VWS gehonoreerd. Hier is sprake van het zogenaamde matchen van gelden; 50 % is afkomstig van het Ministerie van VWS, de overige 50% is afkomstig uit de eigen middelen van de gemeente Papendrecht. Het thema verenigingsondersteuning is uitgewerkt in een drietal deelprojecten, te weten Deskundigheidsbevordering, Ondersteuning op maat en Werving Potentieel Kader. Binnen het kader van de eerste twee deelprojecten zijn inmiddels in overleg met de sportraad Zuid-Holland een aantal themabijeenkomsten georganiseerd. Voor wat betreft het deelproject Werving Potentieel Kader dient een nadere regeling te worden getroffen ten aanzien van de verdeling van de voor dit doel thans aanwezige middelen. Voor dit doel is over de jaren 2004 tot en met 2009 jaarlijks € 5000,-- beschikbaar. De achterliggende gedachte voor het beschikbaar stellen van middelen voor dit doel, is gelegen in het feit dat de eerder genoemde doelstelling uit het college programma ook consequenties heeft voor de sportverenigingen in Papendrecht. Immers het stimuleren van burgers tot sport en beweging, heeft ook gevolgen voor de sportverenigingen. Zij zijn namelijk de eerst aangewezen om uitvoering aan dit initiatief te geven. Voor deze uitvoering is het echter wel noodzakelijk dat sportverenigingen over voldoende gekwalificeerde kaderleden beschikken. Met voorliggende subsidieverordening werving potentieel kader sportverenigingen wordt dan ook beoogd om sportverenigingen in Papendrecht in de gelegenheid te stellen om hun bestand aan kaderleden kwalitatief en kwantitatief op niveau te houden. De regeling is bedoeld voor de vrijwilligers die binnen de vereniging actief zijn op het niveau van de breedtesport. Onder breedtesport wordt verstaan die sportactiviteiten die op lokaal niveau plaatsvinden en die niet beroepsmatig of op topsportniveau worden beoefend. De regeling voorziet derhalve in
het subsidiëren van opleidingen op het basisniveau. Hieronder worden de basale functies verstaan, die binnen een sportvereniging vervuld moeten worden, wil er überhaupt sprake zijn van sportactiviteiten. Hierbij wordt primair gedacht aan opleidingen voor trainers cq. oefenmeesters, doch ook opleidingen voor scheidsrechters en juryleden vallen onder het bereik van deze regeling. Zoals reeds vermeld komen opleidingen voor functies op topsportniveau of beroepsmatige uitoefening niet voor subsidiëring in aanmerking. Met deze regeling hopen wij sportverenigingen te ondersteunen bij hun streven om het kader van hun vereniging kwalitatief en kwantitatief op niveau te houden c.q. te brengen. Wij stellen u dan ook voor om te besluiten om de voorliggende subsidieverordening werving potentieel kader sportverenigingen 2005 vast te stellen.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar het betreffende “overzicht van adviezen”. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, De secretaris,
de burgemeester,
Ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
Toelichting bij de subsidieverordening werving potentieel kader sportverenigingen 2005
Algemene toelichting In het collegeprogramma 2002-2006 is onder actief sport- en recreatiebeleid de volgende doelstelling opgenomen: “In 2006 doen ten opzichte van 2001 5% meer inwoners aan sport en bewegen”. In dit kader heeft de gemeente Papendrecht een subsidie bij het Ministerie van VWS aangevraagd in het kader van de stimuleringsregeling breedtesport over de jaren 2004 tot en met 2009. Bij beschikking van 1 augustus 2003 is deze aanvraag door het Ministerie van VWS gehonoreerd. Hierbij is sprake van het zogenaamde matchen van gelden; 50% is afkomstig van het Ministerie van VWS; de overige 50 is afkomstig uit de eigen middelen van de gemeente Papendrecht De Papendrechtse aanvraag is gegroepeerd rond een viertal thema’s, namelijk: sport en gezondheid, sport en jeugd, sport in de wijk en verenigingsondersteuning. Het thema verenigingsondersteuning is uitgewerkt in een drietal deelprojecten, te weten Deskundigheidsbevordering, Ondersteuning op maat en Werving Potentieel Kader. Voor wat betreft het deelproject Werving Potentieel Kader is een nadere regeling getroffen ten aanzien van de verdeling van de voor dit doel aanwezige middelen. Voor dit doel is over de jaren 2004 tot en met 2009 jaarlijks € 5000,-- beschikbaar. De achterliggende gedachte voor het beschikbaar stellen van middelen voor dit doel, is gelegen in het feit dat de eerder genoemde doelstelling uit het college programma ook consequenties heeft voor de sportverenigingen in Papendrecht. Immers het stimuleren van burgers tot sport en beweging, heeft ook gevolgen voor de sportverenigingen. Zij zijn namelijk de eerst aangewezen om uitvoering aan dit initiatief te geven. Voor deze uitvoering is het echter wel noodzakelijk dat sportverenigingen over voldoende gekwalificeerde kaderleden beschikken. Met de subsidieverordening werving potentieel kader sportverenigingen wordt dan ook beoogd om sportverenigingen in Papendrecht in de gelegenheid te stellen om hun bestand aan kaderleden kwalitatief en kwantitatief op niveau te houden. De regeling is bedoeld voor de vrijwilligers die binnen de vereniging actief zijn op het niveau van de breedtesport. Onder breedtesport wordt verstaan die sportactiviteiten die op lokaal niveau plaatsvinden en die niet beroepsmatig of op topsportniveau worden beoefend. De regeling voorziet derhalve in het subsidiëren van opleidingen op het basisniveau. Hieronder worden de basale functies verstaan, die binnen een sportvereniging vervuld moeten worden, wil er überhaupt sprake zijn van sportactiviteiten. Hierbij wordt primair gedacht aan opleidingen voor trainers cq. oefenmeesters, doch ook opleidingen voor scheidsrechters en juryleden vallen onder het bereik van deze regeling. Zoals reeds vermeld komen opleidingen voor functies op topsportniveau of beroepsmatige uitoefening niet voor subsidiëring in aanmerking.
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1
Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen omschreven, die in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. De begripsomschrijving van “breedtesport” is rechtstreeks overgenomen uit de stimuleringsregeling breedtesport. In de begripsomschrijving van “sportvereniging” wordt een verband gelegd met de door het NOC*NSF erkende overkoepelende sportorganisatie. Met deze begripsomschrijving wordt beoogd om een objectief criterium vast te stellen voor het begrip sportvereniging. Dit is met name van belang bij beoordelen van aanvragen van “marginale” sporten en nieuwe sporten die zich in de toekomst wellicht aan zullen dienen. Voor wat betreft het begrip “opleiding” wordt het van belang geacht dat de opleiding, waarvoor een tegemoetkoming wordt gevraagd, erkend wordt door de desbetreffende sportbond. Dit geeft tevens een mogelijkheid om te bepalen in hoeverre een opleiding als een basisopleiding kan worden beschouwd. Alleen de kosten van basisopleidingen komen immers voor vergoeding in aanmerking. Opleidingen die toegang geven tot een beroepsmatig uitoefenen van het (assistent) trainerschap komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het begrip “subsidieplafond” komt overeen met de begripsomschrijving, zoals die in de algemene subsidieverordening van de gemeenten Papendrecht reeds voorkomt. Artikel 2
Subsidieactiviteit
Dit artikel geeft aan dat de tegemoetkoming door de sportvereniging moet worden aangevraagd voor één of meer van zijn vrijwilligers. De regeling is namelijk bedoeld voor sportverenigingen met rechtspersoonlijkheid. Dit geeft de sportvereniging tevens de verantwoordelijkheid voor de beoordeling in hoeverre de cursist in staat is de betreffende opleiding te volgen. Aanvragen van natuurlijk personen worden niet in behandeling genomen. Artikel 3 Indiening aanvraag De termijn van 1 juli sluit aan bij het begin van het sportseizoen, dat loopt van 1 juli tot 30 juni. De sportclubs worden geacht op dat moment een beeld te hebben van de opleidingen die ze voor het komende seizoen noodzakelijk achten. Door de termijn van 1 juli in de verordening op te nemen wordt tevens bewerkstelligd dat een evenwichtige beoordeling van de aanvragen mogelijk wordt. Artikel 4 Subsidiecriteria In lid 2 van dit artikel wordt aangegeven dat de tegemoetkoming maximaal 75% van de kosten voor cursus- en examengeld en materiaalkosten, met een maximum van € 500,--. Artikel 5 Subsidievaststelling De hoogte in de tegemoetkoming wordt definitief vastgesteld na overlegging van een afschrift van het behaalde diploma of certificaat. Uit praktische overwegingen is ervoor gekozen om een termijn van 3 maanden te stellen waarbinnen de betreffende bescheiden overlegd moeten worden. Artikel 6 Subsidieplafond Met dit artikel wordt beoogd de afstemming tussen de subsidieplafonds van de Algemene subsidieverordening en deze verordening te bewerkstelligen. Artikel 7 Niet van toepassing zijnde artikelen van de Algemene subsidieverordening De algemene subsidieverordening stelt nogal “zware” eisen aan de instellingen die op grond van deze verordening een subsidie ontvangen. Deze zware eisen hebben met name betrekking op de verantwoordingsplicht voor- en achteraf. De onderhavige verordening heeft een aanzienlijke “lichter” karakter. Zo staan de strenge eisen van de algemene subsidieverordening ten aanzien van het indienen van een begroting, een jaarrekening en een activiteitenverslag niet in verhouding tot het doel – een bijdrage verstrekken in de opleidingskosten van potentieel kader - van deze verordening. Artikel 8 Regeling terugwerkende kracht Bij de voorbereiding van deze regeling hebben een drietal sportverenigingen, met name gymnastiekvereniging Olympia, zwemvereniging De Geul en atletiekvereniging Passaat hun medewerking verleend bij de totstandkoming. Anticiperend op deze verordening hebben enkele van de hiervoor genoemde verenigingen reeds een aanvraag ingediend. In aanmerking nemende dat over het jaar 2004 voor dit doel reeds middelen beschikbaar zijn, wordt hiermee de mogelijkheid gecreëerd om de voor dit doel bestemde middelen niet ongebruikt te laten. Bovendien wordt hiermee de erkentelijkheid voor de participatie van de betreffende verenigingen tot uitdrukking gebracht. Artikel 9 Geldigheidsduur De geldigheidsduur van deze verordening eindigt tegelijkertijd met de periode waarover de beschikking van het Ministerie van VWS is afgegeven, namelijk tot en met 31 december 2009. Voorafgaand aan dit tijdstip zal een evaluatie van deze regeling worden gehouden. Deze evaluatie zal al dan niet leiden tot het verlengen van deze regeling. Artikel 10 Hardheidsclausule Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 11 Citeertitel Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Bijlage 2
Overzicht externe wetgeving en van toepassing zijn gemeentelijke verordeningen Programma’s / producten
Specifieke activiteiten Wetgeving extern
1. Sociale voorzieningen, Grafrechten maatschappelijke dienstverlening en Integratie volksgezondheid Sociale inkomensvoorzieningen
Wet op de lijkbezorging Inburgering ROA/VVTV Wet Werk en Bijstand
Regelgeving intern Verordening op de heffing en invordeing van lijkbezorgingsrechten Subsidieregeling Ministerie Subsidieregeling Ministerie Verordening maatregelen en toeslagen WWB Verordening/ raadsbesluiten inzake bijzondere bijstand
IOAW en IOAZ Sociale en Fiscale wetgeving Werkgelegenheid
Wet Werk en Bijstand
Schuldhulpverlening
Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars Wet op het kredietbeheer Wet personenvervoer
Taxiwet
2. Onderwijs en jeugd
Verordening/ raadsbesluiten inzake gesubsidieerde arbeid
Gemeentelijk beleid stadsbank/ schuldhulpverlening Exploitatie-overeenkomst openbaar vervoer Verordening standplaatsen openbaarvervoer Gemeenschappelijke regeling taxivervoer
Gehandicaptenzorg
Wet Voorziening Gehandicapten
WVG verordening
Algemeen welzijn en sport
Welzijnswet
Subsidieverordening
Kinderopvang
Verzorgen basis- en speciaal-onderwijs
Wet basisvoorziening kinderopvang Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Wet primair onderwijs
Tarieven verordening Jeugdcentrum Interval Verordening kinderopvang
Verordening basis en speciaal onderwijs
Wet op het primair onderwijs Programma huisvestingsvoorzieningen 2004; overschrijdingsregeling Wet op de basiseducatie Verordening leerlingenvervoer GOA OALT Verordening op de heffing en invordering van kadegeld
3. Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu Woonwagens
Gemeentewet
Verordening op de heffing en invordering van woonwagenrechten
Afvalstoffenbeheer
Gemeentewet
Verordening afvalstoffenheffing 2004
Rioolbeheer en reiniging Gemeentewet Grondexploitatie
Wet ruimtelijke ordening Besluit op de ruimtelijke ordening
Intensivering Stedelijke Vernieuwing Wonen, economie en beheer gemeentelijke panden en accommodaties
Wet ISV Huurwet
Pagina 1 van 3
Tarievenverordening reinigingsrechten Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten Verordening inzake exploitatie van Nota grondbeleid Bouwverordening (leges) Subsidie regeling (ontvangen subsidie) Verordening op de heffing en invorderiong van woonwagenrechten
Bijlage 2
Overzicht externe wetgeving en van toepassing zijn gemeentelijke verordeningen Programma’s / producten
Specifieke activiteiten Wetgeving extern
Regelgeving intern
Huurwet
Huursubsidie Vangnet regeling Besluit woninggebonden subsidies
4 Veiligheid
5. Verkeer en ruimtelijk beheer
Brandweer en rampenbestrijding Brandbeveiligingsvergunningen Parkeerbeheer
Brandweerwet 1995 Gemeentewet Gemeentewet
Wegenbeheer
Havenbeheer
Besluit administratieve bepalingen wegverkeer Binnenschepenwet
Besluit administratieve bepalingen wegverkeer Groenbeheer
6 Cultuur, sport en recratie
8. Bestuur
Tarieven Zwembad
Marktgelden
Gemeentewet
Telecommunicatie Algemeen financieel middelenbeheer
Telecommunicatiewet Grondwet
Burgerlijke stand en afgifte documenten
Verordening op de heffing en invordering van binnenhavengeld Verordening lig- en sluisgelden Bomenverordening Gereserveerde invalidenparkeerplaatsen Vergunning Wet Gevaarlijke Stoffen Buitengewone transporten Tekeningen/Kaarten Reclamevergunningen Tarieven verordening Zwembad de Hooght
Cultuur en lokale media 7. Economsiche ontwikkeling
Tarievenverordening gebruik gemeentegrond Verordening oudpapier Verordening op de heffing en invordering van brandweerrechten Verordening Brandbeveiligingsvergunningen Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen Afsluiten openbare weg
Tarieven verordening museum voor morderne kuns collectie de Rietgors Verordening op de heffing en de invordering van Marktgeld Verordening op de telecommunicatie Verordening ex art 212: financieel beleid, beheer en inrichting financiële organisatie
Burgerlijk Wetboek Gemeentewet
Verordening ex art. 213: controle Verordening ex art 213a: doelmatigheidsen doeltreffendheids -onderzoeken.
Besluit Begroting en Verantwoording
Verordening op de rekeningencommissie en/of de rekenkamer(functie)
Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning Algemene Wet Bestuursrecht Delegatie BESLUITEN van Raad naar College Reisdocumenten Rijbewijzen Verstrekkingen uit GBA voor persoonsgegevens Inlichtingen uit registers burgerlijke stand Huwelijksvoltrekkingen
Pagina 2 van 3
Bijlage 2
Overzicht externe wetgeving en van toepassing zijn gemeentelijke verordeningen Programma’s / producten
Specifieke activiteiten Wetgeving extern
Gemeentewet 9 Algemene dekkingsmiddellen
Treasurybeheer
Wet financiering decentrale overheden Arbeidsvoorwaarden en Ambtenarenwet personeelsbeleid Fiscale wetgeving Sociale verzekeringswetten Wet Kinderopvang CAR/UWO CAR/UWO EU-aanbestedingsregels
Inkopen en contractbeheer Inkopen algemeen BTW compensatiefonds Opbrengsten algemeen Wet op de Omzetbelasting Hondenbelasting Gemeentewet Waardering onroerende Wet WOZ zaken OZB Gemeentewet
RZB
Gemeentewet
Waardering Onroerende Wet waardering Onroerende zaken Zaken Garantstellingen nonprofit organisaties
Regelgeving intern Gemeenteambtenaren als getuige Pas 65 Raadplegen kadaster Nasporing in gemeente-archief Jachtakten Vergunning vissen in gemeentewater Minuten, afschriften, uittreksels en kopieën Bedrukte stukken Beschikkingen Ventvergunningen Verordening op de heffing en invordering van leges. Financieringsstatuut Ambtenaren reglement Bezoldigingsbesluit Verordeningen op studiefaciliteiten, reiskosten e.d. Verordening kinderopvang
Verordening/ reglement aanbestedingsregels
Verordening op de heffing en de invordering van de hondenbelasting Geen. Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelasting NIEUW in 2004 verordening op de roerende zaakbelasting
Verordening algemene garantievoorwaarden; gemeentegarantie
Verlenging sluitingsuur Wet op de Kansspelen Drank- en Horecawet Muziek- en reclamevergunning Huisvesting Wet Persoonsregistratie Seksinrichting Planschadevergoeding
Pagina 3 van 3
Bijlage 3
De indemniteitsprocedure
Indemniteit is een oud Nederlands woord, dat veelal wordt gebruikt in de archiefwereld en genealogie. Indemniteit zoals dat in de Gemeentewet wordt gebruikt heeft de betekenis van een bekrachtiging achteraf van een handeling waartoe men niet gemachtigd was. Dit is goed te vergelijken met de op rijksniveau geldende indemniteitswet, door middel van deze wet worden alsnog uitgaven goedgekeurd waartegen de Algemene rekenkamer bezwaar had gemaakt. De gemeentewet geeft aan: Artikel 198 1. 2.
1.
De raad stelt de jaarrekening vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle inkomsten en uitgaven van de gemeente.
2. Indien de raad tot het oordeel komt dat uitgaven die in de jaarrekening zijn opgenomen niet rechtmatig zijn gedaan, wordt dit standpunt terstond ter kennis gebracht van het college met vermelding van de gerezen bedenkingen.
3.
3. Het college zendt de raad binnen twee maanden na ontvangst van het standpunt, bedoeld in het tweede lid, een voorstel voor een indemniteitsbesluit, vergezeld van een reactie op de bij de raad gerezen bedenkingen.
4.
4.
Indien het college een voorstel voor een indemniteitsbesluit heeft gedaan, stelt de raad de jaarrekening niet vast dan nadat hij heeft besloten over het voorstel.
Artikel 199 Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het college ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer. Artikel 200 Het college zendt de vastgestelde jaarrekening, vergezeld van de overige in artikel 197 bedoelde stukken binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval voor 15 juli van het jaar, volgend op het begrotingsjaar, aan gedeputeerde staten. Het college voegt daarbij, indien van toepassing, het besluit van de raad over een voorstel voor een indemniteitsbesluit met de reactie, bedoeld in artikel 198, derde lid. Artikel 201 Indien de raad de jaarrekening dan wel een indemniteitsbesluit niet of niet naar behoren vaststelt, zendt het college de jaarrekening, vergezeld van de overige in artikel 197 bedoelde stukken, respectievelijk het indemniteitsbesluit ter vaststelling aan gedeputeerde staten.
Memorie van Toelichting Gemeentewet In de memorie van toelichting bij de in 2002 in werking getreden nieuwe gemeentewet waarin het duaal stelsel is vormgegeven, wordt door de minister eerst ingegaan op de “oude” Gemeentewet: De huidige regeling en haar tekortkomingen Als de raad thans tot de conclusie komt dat bepaalde uitgaven door het college niet rechtmatig zijn gedaan, kunnen die uitgaven buiten de rekening gelaten worden (artikel 198, tweede lid, Gemeentewet). Automatisch gevolg daarvan is dat de leden van het college voor een evenredig deel tegenover de gemeente persoonlijk aansprakelijk worden, tenzij blijkt dat zij niet hebben meegewerkt tot het doen van die uitgaven (artikel 201 Gemeentewet).
1
Ik ben van mening dat deze persoonlijke aansprakelijkheid moet worden afgeschaft. De raad moet natuurlijk politieke gevolgen kunnen verbinden aan het doen van niet-rechtmatige uitgaven, maar het persoonlijk aansprakelijk stellen van collegeleden gaat te ver. Ook bij het Rijk komt een dergelijke bepaling overigens niet voor. Er is in dit opzicht geen reden voor een onderscheid tussen de gemeentelijke en de rijksoverheid. Het is echter wel mijn bedoeling dat eventuele onrechtmatige uitgaven nadrukkelijk de aandacht krijgen in de raad. Het voorstel bevat daarom ook bepalingen die tot doel hebben bij de gemeenten een procedure in het leven te roepen die vergelijkbaar is met de indemniteitsprocedure bij de rijksoverheid (artikel 56 van de Comptabiliteitswet).
De nieuwe regeling De notie dat instrumenten van politieke verantwoordelijkheid voorrang hebben, staat ook in de nieuwe regeling voorop. In uiterste instantie kan daarbij gedacht worden aan de mogelijkheid een of meer wethouders ontslag te verlenen wegens het verlies van het vertrouwen van de raad. Voorafgaand aan de eventuele toepassing van een dergelijke zware politieke sanctie behoort echter een zorgvuldige, op inhoudelijke oordeelsvorming gerichte procedure te worden doorlopen. Dat houdt in dat de raad, meer dan nu het geval is, in staat moet worden gesteld zich een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de betrokken uitgave. Aangegeven is al dat om die reden de taak van de accountant met betrekking tot de controle op de rechtmatigheid van de gedane uitgaven wordt verscherpt, in die zin dat het voortaan verplicht is het rechtmatigheidsaspect expliciet in de accountantsverklaring is op te nemen. De raad is daardoor beter in staat de rechtmatigheid van de in de rekening verantwoorde uitgaven te beoordelen. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord op welke wijze procedurele gevolgen moeten worden verbonden inzake niet-rechtmatig geachte uitgaven. Het is nuttig daarbij de procedure die bij de rijksoverheid wordt gevolgd, in het oog te houden. Bij de rijksoverheid is voor de financiële verantwoording een goedkeurende verklaring vereist van de Algemene Rekenkamer. Als de Algemene Rekenkamer na overleg met de betrokken minister voor bepaalde verplichtingen, uitgaven of ontvangsten blijft bij de weigering een dergelijke verklaring af te geven, dan wordt de goedkeurende verklaring voor de rekening in zijn totaliteit alleen gegeven onder voorbehoud van het vaststellen van een indemniteitswet. Een voorstel daartoe moet door de regering worden ingediend. Door die wet worden de desbetreffende uitgaven alsnog gesanctioneerd door de wetgever. De desbetreffende uitgaven zullen dan dus ook gewoon onderdeel uitmaken van de uiteindelijk vastgestelde rekening. Voor de gemeenten is de volgende procedure opgenomen. 1.
1. Als de raad na kennisneming van de rekening zoals die door het college van burgemeester en wethouders wordt aangeboden, alsmede van het verslag van bevindingen en de verklaring van de accountant, tot de conclusie komt dat een of meer uitgaven niet rechtmatig zijn geschied, wordt het college daarvan onverwijld op de hoogte gesteld, onder vermelding van de gerezen bezwaren.
2.
2. Het college bereidt vervolgens een indemniteitsbesluit voor. Door middel van een dergelijk besluit worden de onrechtmatige uitgaven alsnog gesanctioneerd, waarna de rekening alsnog kan worden vastgesteld. Uiteraard zal het college bij die gelegenheid inhoudelijk moeten reageren op de gerezen bezwaren.
3.
3. De raad kan dan besluiten in te stemmen met het door het college opgestelde ontwerpindemniteitsbesluit. Daarop stelt hij alsnog de rekening vast.
4.
4. Als de raad echter niet instemt met het ontwerpbesluit of dit besluit niet naar behoren vaststelt, zendt het college het ontwerp ter vaststelling naar gedeputeerde staten, zoals dat op
2
grond van artikel 202 van de Gemeentewet (artikel 200 in het voorstel) nu al gebeurt ten aanzien van de rekening. Onder het niet naar behoren vaststellen van het indemniteitsbesluit en in relatie hiermee van de rekening wordt in dit verband verstaan het zodanig vaststellen dat bepaalde uitgaven die wel zijn gedaan, buiten de rekening gehouden worden. Gedeputeerde staten kunnen er dan voor zorgen, door het indemniteitsbesluit en de rekening wel naar behoren vast te stellen, dat het college van burgemeester en wethouders alsnog wordt gedéchargeerd.
Deze procedure is geen exacte kopie van de procedure bij de rijksoverheid. Het belangrijkste verschil betreft de positie van de rekenkamer. De functie van de lokale rekenkamer, die vooral gericht moet zijn op de controle op doelmatigheid en doeltreffendheid, laat niet toe dat zij de goedkeurende verklaring afgeeft en bovendien kan verlangen dat de indemniteitsprocedure wordt gevolgd ten aanzien van een bepaalde uitgave. Op zich is het denkbaar dat deze rol bij de gemeente wordt vervuld door de accountant. Deze geeft namelijk door middel van zijn verklaring over de jaarrekening al een expliciet oordeel over de rechtmatigheid van het gevoerde beheer. De gemeentelijke accountant heeft, zoals eerder al gesteld, daarmee een meer onafhankelijke positie dan de departementale accountants bij de rijksoverheid. Toch is van deze figuur afgezien. De accountant is geen orgaan van de gemeente en het zou daarom niet zuiver zijn hem dan wel een zo sterke formele en ook politieke positie te geven in het gemeentelijke besluitvormingsproces. Het oordeel over de rechtmatigheid van gedane uitgaven dient daarom bij de raad te berusten, zij het dat de accountantsverklaring daarbij onmisbaar is. Het is daarmee ook de raad die, door aan te geven dat bepaalde uitgaven onrechtmatig zijn gedaan, de indemniteitsprocedure in gang zet (art. 198, tweede lid). De voorgestelde procedure rond een indemniteitsbesluit moet normaal gesproken nog voor half juli kunnen zijn afgerond. Niettemin kan de situatie zich voordoen dat de raad niet in staat is de rekening op een zodanig tijdstip vast te stellen dat zij overeenkomstig artikel 200 voor 15 juli aan gedeputeerde staten kan worden gezonden. Dit kan voor gedeputeerde staten in hun rol van toezichthouder aanleiding zijn de begroting voor het eerstvolgende jaar onder preventief toezicht te stellen. De voorgestelde indemniteitsprocedure betekent een belangrijke versterking van het proces van het afleggen van verantwoording door het college aan de raad. Als gevolg van de openbaarheid van de gehele procedure is deze gang van zaken natuurlijk ook een belangrijk aspect van het afleggen van rekenschap van de gemeentelijke bestuursorganen aan de burger.
De minister van BZK.
3
Pagina 1 van 5
Bijlage 1
CONTROLEPROTOCOL VOOR DE ACCOUNTANTSCONTROLE OP DE JAARREKENING 2004 VAN DE GEMEENTE PAPENDRECHT
1. Inleiding Bij besluit van 25 maart 2004 heeft de gemeenteraad aan Deloitte opdracht verstrekt de accountantscontrole als bedoeld in art 213 GW voor de gemeente Papendrecht uit te voeren. Ter voorbereiding en ondersteuning van de uitvoering van de accountantscontrole moet de gemeenteraad echter nog een aantal zaken nader regelen, wat op hoofdlijnen in dit controleprotocol plaatsvindt. Object van controle is de jaarrekening 2004 en daarmede tevens het financieel beheer over het jaar 2004 zoals uitgeoefend door of namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht.
1.1
Doelstelling
Dit controleprotocol heeft als doel nadere aanwijzingen te geven aan de accountant over de reikwijdte van de accountantscontrole, de daarvoor geldende normstellingen en de daarbij verder te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties voor de controle van de jaarrekening 2004 van de gemeente Papendrecht.
1.2
Wettelijk kader
De gemeenteraad heeft op 6 november 2003 de verordening ex art 213 GW voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Papendrecht vastgesteld. In het raadsbesluit van 25 maart 2004 over het Programma van Eisen accountantsdiensten is het bij de controle te hanteren normenkader in hoofdlijnen vastgelegd. Met dit controleprotocol stelt de gemeenteraad nadere aanwijzingen vast die specifiek van toepassing zijn voor het controlejaar 2004.
2 Algemene uitgangspunten voor de controle (getrouwheid én rechtmatigheid) Zoals in art 213 GW is voorgeschreven zal de controle van de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening uitgevoerd door de door de raad benoemde accountant gericht zijn op het afgeven van een oordeel over: - de getrouwe weergave van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de activa en passiva; - het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder gemeentelijke verordeningen; - de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; - het in overeenstemming zijn van de door het college opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 Gemeentewet (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten); - de verenigbaarheid van het jaarverslag met de jaarrekening. Bij de controle zullen de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van artikel 213, lid 6 Gemeentewet (Besluit Accountantscontrole Provincies en Gemeenten) alsmede de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (NIVRA) bepalend zijn voor de uit te voeren werkzaamheden. Onder rechtmatigheid wordt begrepen de definitie volgens het Besluit Accountantscontrole Provincies en Gemeenten (BAPG) dat de in de rekening verantwoorde lasten, baten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen, dat wil zeggen “in overeenstemming zijn met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder gemeentelijke verordeningen ”. B&W-besluiten en andere regels verband houdende met de bedrijfsvoering worden niet in de rechtmatigheidcontrole betrokken.
Pagina 2 van 5
Bijlage 1
3 Te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties De accountant accepteert in de controle bepaalde toleranties en richt de controle daarop in. De accountant controleert niet ieder document of iedere financiële handeling, maar richt de controle zodanig in dat voldoende zekerheid wordt verkregen over het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de verantwoorde baten en lasten en balansmutaties en financiële beheershandelingen met een belang groter dan de vastgestelde goedkeuringstolerantie1. De accountant richt de controle in op het ontdekken van belangrijke fouten en baseert zich daarbij op risicoanalyse, vastgestelde toleranties en statische deelwaarnemingen en extrapolaties. De accountant stemt zijn werkzaamheden af op de administratieve organisatie en door het college genomen maatregelen van interne controle. In het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten zijn minimumeisen voor de in de controle te hanteren goedkeuringstoleranties voorgeschreven. Provinciale Staten en Gemeenteraden mogen de goedkeuringstoleranties scherper vaststellen dan deze minimumeisen. Dit moet dan wel worden toegelicht in de accountantsverklaring. De minimumeisen zijn: Goedkeuringstolerantie
Goedkeurend
Fouten in de jaarrekening (1% lasten) Onzekerheden in de controle (3% lasten)
≤ 1% ≤ 3%
Strekking accountantsverklaring: Beperking Oordeelonthouding > 1% < 3% > 3% < 10% ≥ 10%
Afkeurend ≥ 3% -
Naast deze kwantitatieve benadering zal de accountant ook een kwalitatieve beoordeling hanteren (professional judgement). De weging van fouten en onzekerheden vindt ook plaats op basis van professional judgement. De definitie van de goedkeuringstolerantie is: De goedkeuringstolerantie is het bedrag dat de som van fouten in de jaarrekening of onzekerheden in de controle aangeeft, die in een jaarrekening maximaal mogen voorkomen, zonder dat de bruikbaarheid van de jaarrekening voor de oordeelsvorming door de gebruikers kan worden beïnvloed. De goedkeuringstolerantie is bepalend voor de oordeelsvorming, de strekking van de af te geven accountantsverklaring. Op basis van de begroting 2004 van de gemeente betekenen bovengenoemde percentages dat een totaalbedrag aan fouten in de jaarrekening van circa € 0,624 miljoen en een totaal van onzekerheden van circa € 1,8 miljoen de goedkeurende strekking van de accountantsverklaring niet zullen aantasten. De goedkeuringstolerantie bedraagt volgens de verordening 213 1% bij fouten en 3% ingeval van onzekerheden.
Naast de goedkeuringstoleranties wordt onderkend de rapporteringtolerantie. De definitie van de rapporteringstolerantie is: De rapporteringtolerantie(s) is een bedrag dat gelijk is aan of lager is dan de bedragen voortvloeiend uit de goedkeuringstolerantie. Bij overschrijding van dit bedrag vindt rapportering plaats in het verslag van bevindingen. Een lagere rapporteringstolerantie leidt in beginsel niet tot aanvullende controlewerkzaamheden, maar wel tot een uitgebreidere rapportage van bevindingen. De rapporteringstolerantie kan worden vastgesteld op een percentage, bijvoorbeeld 80%, van de goedkeuringstolerantie of op een maatschappelijk relevant geacht absoluut bedrag zoals € 100.000. De rapporteringtoleranties kunnen zich verder toespitsen op die elementen die de raad specifiek nader terug wil zien, zonder dat dit de controletoleranties zelf beïnvloedt. De rapporteringtolerantie wordt door de gemeenteraad vastgesteld, met inachtneming van bovengenoemde minimumeisen. De accountant richt de controle in rekening houdend met de rapporteringtolerantie om te kunnen waarborgen dat alle gesignaleerde onrechtmatigheden die dit bedrag overschrijden ook daadwerkelijk in het verslag van bevindingen worden opgenomen. Voor de rapporteringstolerantie stelt de raad als maatstaf dat de accountant elke fout of onzekerheid boven de € 50.000 rapporteert.
1
Door de toepassing van een risicoanalyse kan het zo zijn dat niet alle transacties die groter zijn dan de vastgestelde goedkeuringstolerantie individueel worden gecontroleerd. Ook kunnen andere gegevensgerichte werkzaamheden dan deelwaarnemingen worden toegepast. Met name door toepassing van cijferanalyse (verbandscontroles) kan het aantal deelwaarnemingen worden beperkt.
Pagina 3 van 5
Bijlage 1
4 Begrip rechtmatigheid en de aanvullend te controleren rechtmatigheidscriteria Voor een toelichting op het begrip rechtmatigheid in relatie tot de accountantscontrole bij gemeenten en provincies wordt verwezen naar de Nota van toelichting bij het Besluit accountantscontrole gemeenten (Staatsblad 2002, 68), het NIVRA-discussierapport ‘Financiële rechtmatigheid(scontrole) bij gemeenten en provincies’ de NIVRA Audit Alert 13 (beide te raadplegen via www.nivra.nl) en de ledenbrief van de VNG ‘Accountantscontrole 2004’ van 12 augustus 2004 (zie www.vng.nl) en de circulaire van Binnenlandse zaken van 24 november 2004. Alle documenten zijn als bijlage toegevoegd. In het kader van de rechtmatigheidscontrole kunnen 9 rechtmatigheidcriteria worden onderkend: het begrotingscriterium, het voorwaardencriterium, het misbruik en oneigenlijk gebruikcriterium, het calculatiecriterium, het valuteringscriterium, het adresseringscriterium, het volledigheidscriterium, het aanvaardbaarheidscriterium en het leveringscriterium. In het kader van het getrouwheidsonderzoek wordt al aandacht besteed aan de meeste van deze criteria. Voor de oordeelsvorming over de rechtmatigheid van het financieel beheer zal extra aandacht besteed moeten worden aan de volgende rechtmatigheidscriteria: 1. Het begrotingscriterium; 2. Het voorwaardencriterium. 3. Het misbruik en oneigenlijk gebruik criterium (M&O-criterium); In de Audit Alert 13 van het NIVRA d.d. 15 juli 2004 is over deze rechtmatigheidscriteria onder meer het volgende opgenomen. Ad 1. Als blijkt dat de gerealiseerde lasten zoals weergegeven in de jaarrekening hoger zijn dan de geraamde bedragen met inbegrip van de laatste begrotingswijziging, is – voor zover het de begrotingsoverschrijdingen betreft - mogelijk sprake van onrechtmatige uitgaven. De overschrijding kan namelijk in strijd zijn met het budgetrecht van de gemeenteraad zoals geregeld in de Gemeentewet. Voor de afsluitende oordeelsvorming is van belang in hoeverre de begrotingsoverschrijding past binnen het door de gemeenteraad geformuleerde beleid en/of wordt gecompenseerd door aan de lasten gerelateerde hogere inkomsten. Deze begrotingsoverschrijdingen zullen in het jaarverslag afzonderlijk worden verantwoord. Het bepalen òf respectievelijk welke begrotingsoverschrijdingen al dan niet verwijtbaar zijn, is voorbehouden aan de raad. Ad 2. Besteding en inning van gelden door een gemeente zijn aan bepaalde voorwaarden verbonden waarop door de accountant moet worden getoetst. Deze voorwaarden liggen vast in wetten en regels van hogere overheden en de (eigen) gemeentelijke regelgeving. De gestelde voorwaarden hebben in het algemeen betrekking op: • • • • • • •
De omschrijving van de doelgroep respectievelijk het project; De heffings- en/of declaratiegrondslag; Normbedragen (denk aan hoogte en duur); De bevoegdheden; Het voeren van een administratie; Het verkrijgen en bewaren van bewijsstukken; Aan te houden termijnen besluitvorming, betaling, declaratie e.d.
De precieze invulling verschilt per wet respectievelijk regeling respectievelijk verordening. Voor alle geldstromen dient ondubbelzinnig vast te staan welke voorwaarden er op van toepassing zijn. De door hogere overheden gestelde voorwaarden liggen volledig vast. Dit geldt echter niet voor de voorwaarden in de gemeentelijke regelgeving. Omdat er (nog) geen generieke criteria zijn vastgesteld, dient de accountant over zowel de generieke als de specifieke criteria in overleg te treden met de raad. De raad is op gemeentelijk niveau kadersteller en wordt geacht de norm te stellen waaraan het college moet worden getoetst. Een gemeenteraad dient dan ook op grond van een overzicht van alle voor de betreffende gemeente geldende wet- en regelgeving het voorwaardencriterium te operationaliseren. Concreet betekent dit dat door de gemeenteraad limitatief moet zijn bepaald aan welke in wet- en regelgeving vastgelegde, voor de gemeente relevante, voorwaarden de accountant moet toetsen. Deze zijn overeenkomstig het advies van de VNG van 15
Pagina 4 van 5
Bijlage 1
oktober 2004 : de “hoogte”, de “duur” en de doelgroep / object tenzij jegens derden aanvullende voorwaarden met directe financiële consequenties zijn opgenomen. Ad 3. Gemeenten zullen een beleid ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik moeten hebben. In het jaarverslag en/of de toelichting op de jaarrekening verantwoordt het college zich over de opzet, de uitvoering en de resultaten van het M&O-beleid. Indien een gemeente geen toereikend M&O-beleid voert kan dit gevolgen hebben voor het accountantsoordeel. Indien bij een toereikend M&O-beleid dat in voldoende mate is uitgevoerd toch een belangrijke (materiële) onzekerheid – die inherent is aan de regeling – blijft bestaan met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitgaven of ontvangsten en deze niet verder kan worden gereduceerd, dient de accountant te beoordelen of deze onzekerheid in de toelichting bij de jaarrekening adequaat wordt weergegeven. De drie nieuwe criteria worden door de raad van de gemeente Papendrecht in dit controleprotocol nader uitgewerkt als volgt Voor het begrotingscriterium: Begrotingsrechtmatigheid houdt in dat financiële beheershandelingen passen binnen de begroting. Voor de begrotingsrechtmatigheid is de wetgever uitgegaan van het programmaniveau als de norm. Bij de gemeente Papendrecht heeft de gemeenteraad de autorisatie op 9 programma’s vastgesteld. Voor het voorwaardencriterium: De controlecriteria voor de verschillende verordeningen en besluiten zijn overeenkomstig het advies van de VNG van 15 oktober 2004: de “hoogte”, de “duur” en doelgroep / object, tenzij jegens derden aanvullende voorwaarden met directe financiële consequenties in de verordeningen zijn opgenomen Voor het M&O criterium: Door de raad zijn in verschillende verordeningen en besluiten een M&O -aspecten vastgesteld. Het ontbreekt zoals bij vrijwel alle gemeenten nog aan een nota M&O beleid. In 2005 zal deze nota worden opgesteld. Voor bestaande procedures wordt getoetst in hoeverre deugdelijke maatregelen ter voorkoming van misbruik- en oneigenlijk gebruik worden genomen.
5 Reikwijdte accountantscontrole rechtmatigheidtoetsing De accountantscontrole op rechtmatigheid voor het kalenderjaar 2004 is limitatief gericht op: 5.1
5.2
de naleving van wettelijke kaders, zoals die in de kolom “Wetgeving extern” van de “Inventarisatie weten regelgeving in het kader van de rechtmatigheidcontrole bij gemeenten” is opgenomen (bijlage 2 van dit protocol). Dit uitsluitend voor zover deze directe financiële beheershandelingen betreffen of kunnen betreffen; de naleving van de volgende kaders: o de begroting o financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet met uitzondering artikel 1 lid f o de controleverordening ex artikel 213 Gemeentewet; o de verordening periodiek onderzoek doelmatigheid en doeltreffendheid ex art 213a Gemeentewet; en de overige kaders zoals opgenomen in de kolom “Regelgeving intern” van de “Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidcontrole bij gemeenten” (bijlage 1 van dit protocol). Dit laatste voor zover van toepassing en uitsluitend voor zover deze directe financiële beheershandelingen betreffen of kunnen betreffen. Ten aanzien van het voorwaardencriterium vindt voor de interne regelgeving uitsluitend een toets plaats naar de hoogte, duur en doelgroep/object van financiële beheershandelingen, tenzij jegens derden (bijvoorbeeld in toekenningsbeschikkingen) aanvullende 2 voorwaarden met directe financiële consequenties zijn opgenomen.
2
Dergelijke jegens derden geformuleerde (financiële) voorwaarden zijn immers ook al relevant voor de accountantscontrole inzake de getrouwheid van de jaarrekening. .
Pagina 5 van 5
Bijlage 1
Indien en voor zover bij de accountantscontrole materiële financiële onrechtmatige handelingen worden geconstateerd worden deze in de rapportage en oordeelsweging uitsluitend betrokken indien en voor zover het door de raad of hogere overheden vastgestelde regels betreft. Met andere woorden: interne regels van college naar ambtelijke organisatie c.q. collegebesluiten vallen daar buiten. Deze interne regels kunnen overigens wel relevant zijn voor de nadere vaststelling van de invulling van “hogere” besluiten, maar zijn op zich geen object van onderzoek. Voorts kan een afwijking van deze lagere regelgeving passend zijn binnen de uitvoering van hogere besluiten. Het is (over het algemeen) aan het college om een oordeel te vellen over de geconstateerde afwijkingen van lagere interne regels.
6. Rapportering accountant Tijdens en na afronding van de controlewerkzaamheden rapporteert de accountant hierna in het kort weergegeven als volgt: Interim-controles In de tweede helft van het jaar wordt door de accountant een zogenaamde interim-controle uitgevoerd (indien van toepassing). Over de uitkomsten van die tussentijdse controle wordt een verslag uitgebracht. Bestuurlijk relevante zaken worden – op grond van de overeengekomen rapportage wensen - ook aan de gemeenteraad gerapporteerd. Verslag van bevindingen Overeenkomstig de gemeentewet wordt omtrent de controle een verslag van bevindingen uitgebracht aan de raad en in afschrift aan het College van Burgemeester en Wethouders. In het verslag van bevindingen wordt gerapporteerd over de opzet en uitvoering van het financiële beheer en of de beheersorganisatie een getrouw en rechtmatig financieel beheer en een rechtmatige verantwoording daarover waarborgen. Uitgangspunten voor de rapportagevorm Gesignaleerde onrechtmatigheden boven de € 50.000,00 worden toegelicht gespecificeerd naar de aard van het criterium (begrotingscriterium, voorwaardencriterium, etc.). Fouten of onzekerheden die de rapporteringstolerantie als bedoeld in hoofdstuk 3 van dit controleprotocol overschrijden, worden weergegeven in een apart overzicht bij het verslag van bevindingen. De accountant rapporteert ook over eventuele bevindingen met betrekking tot de betrouwbaarheid en de continuïteit van de door de gemeente gehanteerde geautomatiseerde informatieverzorging. Accountantsverklaring In de accountantsverklaring wordt op een gestandaardiseerde wijze, zoals wettelijk voorgeschreven, de uitkomst van de accountantscontrole weergegeven, zowel ten aanzien van de getrouwheid als de rechtmatigheid. Deze accountantsverklaring is bestemd voor de gemeenteraad, zodat deze de door het College van Burgemeester en Wethouders opgestelde jaarrekening kan vaststellen.
Bijlagen: 1. Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 013/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 013/2005; gelet op de Controleverordening gemeente Papendrecht
besluit:
• • • •
Het controleprotocol 2004 inzake controle financiële rechtmatigheid vast te stellen. De uitvoering van collegebesluiten op financiële rechtmatigheid zoals bedoeld in lid f van de verordening 212 niet te betrekken in de accountantscontrole 2004. Te toetsen voorwaardencriteria zijnde “hoogte”, “duur” en “doelgroep c.q. object” in verordeningen en raadsbesluiten, tenzij jegens derden aanvullende voorwaarden met directe financiële consequenties zijn opgenomen. De ondergrens voor het rapporteren van fouten en onzekerheden vast te stellen op € 50.000.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2005, nummer 013/2005 Programmaveld 8: Bestuurr
Raadsvergadering 27 januari 2005
Agendapunt 19
Portefeuillehouder J.C. de Looff
Wettelijke basis Controleverordening gemeente Papendrecht ex artikel 213 van de Gemeentewet Voorstel Vaststellen van het controleprotocol 2004 inzake controle financiële rechtmatigheid.
Gevraagde beslissing • Vaststellen controleprotocol 2004 inzake controle financiële rechtmatigheid. • Het niet van toepassing verklaren op de accountantscontrole van de definitie van rechtmatigheid volgens verordening 212 lid 1 f zijnde collegebesluiten. • Te toetsen voorwaardencriteria zijnde “hoogte”, “duur” en “doelgroep c.q. object” in verordeningen en raadsbesluiten, tenzij jegens derden aanvullende voorwaarden met directe financiële consequenties zijn opgenomen. • De ondergrens voor het rapporteren van fouten en onzekerheden vaststellen op € 50.000.
Financiële consequenties Geen. Aan de raad. Inleiding Dit jaar zal voor het eerst de accountantsverklaring bij de jaarrekening niet alleen betrekking hebben op de getrouwheid van de gepresenteerde cijfers, maar ook op de rechtmatigheid van de daaraan ten grondslag liggende financiële beheershandelingen. Rechtmatigheid betekent in dit kader dat de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan in overeenstemming zijn met de relevante wet- en regelgeving. In deze nota wordt informatie gegeven over de wijze waarop het college invulling geeft aan zijn verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van financiële beheershandelingen. Daarbij wordt ingegaan op vooral de aanpak ten behoeve van de jaarrekeningcontrole 2004. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) verwacht dat veel gemeenten over 2004 geen goedkeurend rechtmatigheidsoordeel zullen krijgen. De directe consequentie is dat in de jaarrekening 2004 niet het certificaat van rechtmatigheid van baten en lasten evenals balansmutaties heeft. Mocht deze situatie zich voordoen, dan zal dat een signaal zijn om een versterkte inzet te plegen om enerzijds conform het VNG-advies de desbetreffende verordeningen op overbodige voorwaarden na te lopen (deregulering) en daar waar nodig aan de raad voor te stellen hardheidsclausules in de verordeningen op te nemen; anderzijds de operationele bedrijfsvoering zodanig te verbeteren dat de naleving van wet- en regelgeving, en daarmee de rechtmatigheid van financiële beheershandelingen, in de komende jaren zal zijn gewaarborgd. Wij willen met deze aanpak echter niet wachten tot de accountantscontrole is afgerond en diens rechtmatigheidsoordeel bekend is. Juridisch. Het toepassen van de rechtmatigheidcontrole veroorzaakt geen directe juridische gevolgen. Wel kunnen de bevindingen naar aanleiding van de rechtmatigheids controle leiden tot claims en maatschappelijke onzekerheden. Onrechtmatigheid en een niet- goedkeurende accountantsverklaring betekent normaliter geen 1
fraude of verduistering. Indien sprake is van fraude volgt overigens direct aangifte bij de politie. Communicatie. Het uitdragen van de boodschap naar aanleiding van de rechtmatigheidcontrole vergt extra aandacht. Hoewel een niet-goedkeurende accountantsverklaring geen fraude betekent, kan het imago van het openbaar bestuur worden geschaad. Bij het publiceren van het jaarververslag en de accountantsverklaring zal de communicatie naar de gemeenteraad, de media en de samenleving nadrukkelijk aandacht krijgen Uitwerking. De aanpak ten behoeve van de jaarrekeningcontrole 2004 De controle van de jaarrekening 2004 zal voor het eerst worden uitgevoerd conform het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten (BAPG). Over de invoering van dit besluit is discussie geweest tussen de VNG en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De VNG heeft de minister bij brief van 12 augustus 2004 verzocht om uitstel van invoering van het BAPG, of gefaseerde invoering. Bij brief van 8 september 2004 heeft de minister aangegeven niet tegemoet te zullen komen aan dit verzoek. In dezelfde brief geeft hij wel aan de controle van de jaarrekening 2004 als een "proefjaar" te beschouwen. In aansluiting heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 24 november 2004 een circulaire gepubliceerd. Hierin wordt nogmaals aangegeven dat gemeenten in 2004 moeten starten en een moeilijk jaar doormaken. En verder: “”De aard en oorzaak van de onrechtmatigheden zullen dit jaar helder moeten en kunnen worden en verbeteracties of wijziging van regels dienen vervolgens plaats te vinden, zodat de komende jaren wel een goedkeurende accountantsverklaring kan worden verkregen””. Ook voor Papendrecht verwachten wij dat de jaren 2004 en 2005 overgangsjaren zullen zijn en dat we de resultaten van de rechtmatigheidcontrole zullen moeten gebruiken voor enerzijds deregulering en anderzijds versterking van het financiële beheer. De VNG heeft in een ledenbrief van 12 augustus 2004 meer duidelijkheid geboden over het begrip rechtmatigheid, de accountantscontrole daarop en de mogelijke voorbereiding door gemeenten op die controle. Het college sluit zich aan bij de zienswijze en adviezen van de VNG. De VNG adviseert het rechtmatigheidbegrip te hanteren zoals dat is gedefinieerd in het BAPG. Voor gemeenten die bij het vaststellen van de verordeningen voor het financieel beheer respectievelijk de accountantscontrole indertijd de modelverordeningen van VNG/BZK hebben gevolgd betekent dit dat deze verordeningen gewijzigd moeten worden. De Gemeente Papendrecht verkeert niet in die situatie. Alleen artikel 1 lid f van de verordening 212 aangaande het toetsen van collegebesluiten (w.o. mandatering) op rechtmatigheid strijdt met de op dit moment gewenste inhoud van het controleprotocol. Via dit raadsvoorstel wordt artikel 1 lid f tijdelijk buiten werking geplaatst. De accountant zal in diens rechtmatigheidcontrole nagaan of de financiële beheershandelingen in overeenstemming zijn met de begroting en van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Deze wettelijke regelgeving en de raadsbesluiten vormen met de begroting het toetsingskader voor de accountant. In het controleprotocol legt de raad limitatief vast welke wetten en verordeningen vallen onder de "van toepassing zijnde wettelijke regelingen". In bijlage 1 treft u het voorbereide controleprotocol aan, ter vaststelling door de raad. Met dit controleprotocol geeft de raad de reikwijdte aan van het rechtmatigheidoordeel dat de accountant zal geven bij de jaarrekening 2004. In het controleprotocol zijn conform het VNG-advies collegebesluiten (w.o. mandatering) buiten het toetsingskader voor de rechtmatigheidcontrole gehouden. Hoewel het hier om een minimumvariant gaat, is de verwachting dat dit controleprotocol of toetsingskader in het eerste jaar tot een aanzienlijk aantal oordeelsonthoudingen en afkeurende verklaringen bij gemeenten zal leiden. Geadviseerd wordt daarom dringend geen andere regelgeving aan dit controleprotocol toe te voegen. Rapportering. De accountant rapporteert langs de volgende twee wegen. 1. De accountantsverklaring. Indien de omvang van de geconstateerde fouten de goedkeuringstolerantie van 1% van het jaarrekeningtotaal (ongeveer € 624.000) overschrijdt dan ontvangt de gemeente geen goedkeurende accountantsverklaring. Afhankelijk van de omvang van de fouten volgt een verklaring met beperking tot een oordeelonthouding of afkeuring met vanzelfsprekend een nadere motivering. 2. Een verslag van bevindingen. Het voorstel is om een rapporteringstolerantie van € 50.000 per geconstateerde fout of onzekerheid bij financiële beheershandelingen te hanteren. Genoemd bedrag is subjectief bepaald en zal uiteraard achteraf worden geëvalueerd. Uiteraard is het aan uw raad om de rapporteringstolerantie aan te passen. Verlaging van de rapporteringstolerantie leidt uiteraard wel een hogere werkbelasting en meer uitgaven. Waaraan wordt getoetst: Controleren is het toetsen aan normen. Voor het voldoen aan verwachtingen is duidelijkheid van normen en toetsingscriteria van belang. Voor de rechtmatigheidcontrole gaat het om de volgende 3 criteria: 1. Het begrotingscriterium. 2
2. Het voorwaarden criterium 3. Het M&O -criterium Ad 1. Begrotingscriterium: Begrotingsrechtmatigheid houdt in dat financiële beheershandelingen passen binnen de begroting. Voor de begrotingsrechtmatigheid is de wetgever uitgegaan van het programmaniveau als de norm. Bij de gemeente Papendrecht heeft de gemeenteraad de autorisatie op 9 programma’s vastgesteld. Begrotingsoverschrijdingen zijn strijdig met het budgetrecht zoals geregeld in de Gemeentewet (GW). Volgens artikel 28 van het Besluit Begroting en verantwoording provincies en gemeenten dienen deze overschrijdingen goed herkenbaar in de jaarrekening te worden opgenomen. Door de rekening vast te stellen waarin die uitgaven zijn opgenomen en adequaat zijn toegelicht, autoriseert de gemeenteraad alsnog de desbetreffende uitgaven. Het gaat dan om overschrijdingen waarbij het college bij het doen van de uitgaven binnen het door de gemeenteraad uitgezette beleid is gebleven. De accountant zal deze overschrijdingen niet betrekken bij de beslissing of al dan niet een goedkeurende accountantsverklaring kan worden gegeven. Ad 2 . Het voorwaardencriterium: Door de raad zijn in verschillende verordeningen en besluiten voorwaarden opgenomen. Met het vaststellen van de reikwijdte van de rechtmatigheidtoets door de accountant in het controleprotocol (zie hierna) wordt het voorwaardencriterium nader uitgewerkt. Een toets op de naleving van allerlei mogelijke voorwaarden zal kunnen leiden tot een niet-beheersbare toename van de werklast binnen de financiële functie. Moeilijk toetsbare en moeilijk na te leven bepalingen komen in dat kader nadrukkelijk in aanmerking om uit de verordeningen te worden geschrapt. Het nalopen van de verordeningen op overbodige voorwaarden en het opnemen van hardheidsclausules in alle verordeningen is een hele klus, maar wel noodzakelijk. In het controleprotocol zal voor 2004 de bepalingen van de verordeningen worden genoemd die uitsluitend onder het bereik van de rechtmatigheidcontrole vallen. De te toetsen voorwaarden hebben betrekking op “hoogte”, “duur”en doelgroep c.q. object”, tenzij jegens derden aanvullende voorwaarden met directe financiële consequenties zijn opgenomen. Deze invulling stemt overeen met het advies van de VNG van 15 oktober 2004. Het gaat hier bijvoorbeeld niet om de overschrijding van een termijn waarbinnen gegevens moeten worden ingeleverd. Het is ondenkbaar en eveneens strijdig met beginselen van algemeen behoorlijk bestuur dat door een dergelijke overtreding een subsidie zou worden teruggevorderd. Hoe goed ook bedoelt maar een dergelijke bepaling zal geen invloed hebben op de balans of exploitatieberekening en kan uit financieel oogpunt beter worden geschrapt. Misschien ook in Papendrecht. Het controleprotocol waarin bepalingen uit verordening buiten werking worden gesteld, betreft in feite een soort indemniteitsbesluit want onrechtmatige beheershandelingen worden daarmee gelegaliseerd. Voor een nadere toelichting ten aanzien van indemniteit wordt naar bijlage 3 verwezen. Voor het certificeren van de getrouwheid van jaarrekening werden alle baten en lasten en balansmutaties door de accountant reeds getoetst op criteria zoals calculatie, valutering, levering, adressering, volledigheid en aanvaardbaarheid. De controle op rechtmatigheid voegt een nieuwe elementen zoals M&O, begrotingsrechtmatigheid en gemeentelijke voorwaarden toe. Ad 3. Het M&O criterium: Het M(isbruik)&O(neigenlijk) criterium heeft betrekking op alle uitgaven en baten waarvan de hoogte afhankelijk is van informatie van derden. Onder misbruik wordt verstaan het opzettelijk niet, niet tijdig onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte gemeenschapsgeld te ontvangen of niet te betalen. Onder oneigenlijk gebruik wordt verstaan het door aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd, met feitelijke handelingen, verkrijgen van overheidsbijdragen dan el tot het tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving maar in strijd met het doel en de strekking van daarvan. Misbruik en oneigenlijk gebruik zullen primair door middel van interne procedures moeten worden voorkomen of ondervangen. De accountant zal nagaan of deze procedures toereikend zijn. Door de raad zijn bijverschillende verordeningen en besluiten M&O-aspecten vastgesteld. Deze aspecten hebben vooral betrekking op de integriteit van personeel en bestuur. Het ontbreekt nog aan een nota M&O beleid. In 2005 zal deze nota worden opgesteld. Van bestaande procedures wordt het bestaan en de werking getoetst en de volledigheid beoordeeld. De ontwikkeling van de rechtmatigheidcontrole. De bevindingen over 2004 zullen zonder twijfel aanleiding geven tot een aantal verbeteracties. In een afzonderlijke rapportage stellen wij u bij het vaststellen van de jaarrekening 2004 hierover nader informeren en concrete voorstel voor het controleprotocol 2005 doen.
Bestuurlijke aspecten Het college is verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de uitvoering. Dit betreft zowel het financiële als het niet-financiële beheer. Alleen het eerste is relevant voor de accountantscontrole. Het college dient zodanige 3
maatregelen te treffen dat de rechtmatigheid van de algemene uitvoering is gewaarborgd.
De raad is verantwoordelijk voor de opdracht aan de accountant. Op grond van een door de raad vast te stellen controleprotocol toetst de accountant de maatregelen van het college en rapporteert via de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen. Het controleprotocol is maandag 13 december 2004 met de accountant besproken. De zienswijze in dit voorstel en het verband houdende controleprotocol wordt door de accountant gedeeld. Indien de accountant onrechtmatig handelen van het college vaststelt en daarover gegeven rapporteringstoleranties rapporteert, is het oordeel aan de raad. Zoals aangegeven kunnen sommige begrotingsonrechtmatigheden betrekking hebben op beleid dat de gemeenteraad heeft vastgesteld. Een goede toelichting in de jaarrening is dan voldoende. Er zijn ook onrechtmatige overschrijdingen. Dat is zeker het geval bij strijd met een wettelijke bepaling of met een door de raad genomen beslissing. Deze overschrijdingen zal de accountant zelf toelichten en de raad kan door het vaststellen van de rekening de verschillen bekrachtigen. Anders zal de raad er voor kiezen om een indemniteitsbesluit te laten maken. Bijvoorbeeld als bij de afwijking van de begroting zodanig vindt dat er een afzonderlijk debat aan gewijd moet worden. De raad bepaalt. Maar ook is sprake van onrechtmatig handelen als voorwaarden van hogere wet- en regelgeving zijn overtreden. Als er strijd is met hoger regelgeving is, is de gemeenteraad uiteraard niet bevoegd om onrechtmatige handelingen ongedaan te maken. Soms zal reparatie mogelijk zijn. In andere gevallen kan het college zelf een analyse geven en een voorstel aan de raad doen. Indien de raad de kwestie daarmee voldoende behandeld vindt, zal hij de rekening vaststellen. Anders volgt alsnog een indemniteitsprocedure. Bijlage 3 informeert over de indemniteitsprocedure. Voorstel Resumerend stellen wij u voor: • Vaststelling controleprotocol 2004 inzake controle financiële rechtmatigheid. • Het niet van toepassing te verklaren op de accountantscontrole van de definitie van rechtmatigheid volgens verordening 212 lid 1 f zijnde collegebesluiten. • Te toetsen voorwaardencriteria in verordeningen zijnde “hoogte”, “duur” en “doelgroep c.q. object” in verordeningen en raadsbesluiten. Tenzij jegens derden aanvullende voorwaarden met directe financiële consequenties zijn opgenomen. • De ondergrens voor het rapporteren van fouten en onzekerheden vast te stellen op € 50.000. Bijlagen: 1. Controleprotocol voor de accountantscontrole op de jaarrekening 2004. 2. Overzicht externe wetgeving en van toepassing zijn gemeentelijke verordeningen. 3. Indemniteitsprocedure Een concept – raadsbesluit is ter vaststelling bijgevoegd.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar het betreffende “overzicht van adviezen”. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
4
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 014/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 014/2005; gelet op de artikelen 220 tot en met 200h van de Gemeentetwet;
besluit:
vast te stellen de TWEEDE WIJZIGING VAN DE VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN ONROERENDE - ZAAKBELASTINGEN 2004
Artikel I Artikel 5 Belastingtarieven wordt gewijzigd en gelezen als volgt: 1. Het tarief van de belasting is voor elke volle € 2.268,-- van de heffingsmaatstaf: a. bij de gebruikersbelasting: 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 2. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot niet – woningen dienen b. bij de eigenarenbelasting: 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 2. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot niet – woningen dienen 2. Indien de heffingsmaatstaf van de onroerende zaak beneden € 2.268,-- blijft, wordt geen belasting als bedoeld in artikel 1 geheven.
€ 1,68 € 2,80 € 2,10 € 3,50
Artikel II 1. De “Verordening onroerende – zaakbelasting 2004”wordt gewijzigd per 1 januari 2005, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2005. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Tweede wijziging van de Verordening onroerende – zaakbelastingen 2004”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2005, nummer 014/2005
Raadsvergadering 27 januari 2005
Programmaveld 9: Algemene dekkingsmiddelen
Agendapunt 20
Portefeuillehouder J.C. de Looff
Wettelijke basis De artikelen 220 tot en met 200h van de Gemeentewet Voorstel tot Het vaststellen van de ozb – tarieven 2005 Gevraagde beslissing De ozb – tarieven voor 2005 als volgt vast te stellen: a. Gebruikersbelasting 1. woningen € 1,68 (€ 2,40) 2. niet – woningen € 2,80 (€ 3,11) b. Eigenarenbelasting 1. woningen € 2,10 (€ 2,98) 2. niet – woningen € 3,50 (€ 3,87) Financiële consequenties N.v.t. Aan de raad. Zoals bekend heeft op grond de Wet Waardering Onroerende Zaken elke vier jaar een hertaxatie plaats van alle onroerende zaken in Nederland. Deze waardegegevens zijn onder meer de grondslag voor de heffing van de gemeentelijke onroerende zaakbelastingen (ozb). Laatstelijk zijn alle onroerende zaken getaxeerd per peildatum van 1 januari 1999. De herwaarderingsoperatie in onze gemeente per nieuwe peildatum van 1 januari 2003 is onlangs afgerond. Met ingang van het belastingjaar 2005 zullen de nieuwe taxaties de basis vormen voor de ozb – aanslag van 2005 en 2006. Uit de einduitkomsten blijkt dat nieuwe woz – waarden zich in onze gemeente ten opzichte van de peildatum van 1 januari 1999 als volgt hebben ontwikkeld: -
de getaxeerde waarden van de categorie niet – woningen zijn gestegen met gemiddeld 13,4% en de getaxeerde waarden van de categorie woningen zijn toegenomen met gemiddeld 45,6%.
Bij de vaststelling van de Programmabegroting 2005 – 2008 is door uw raad als kader vastgesteld dat de totale belastingdruk in 2005 ten opzichte van 2004 niet mocht toenemen, uitgezonderd een inflatiepercentage van 2%. Afgezien van deze kaderstelling moet voorts rekening worden gehouden met enkele – technische – correctiefactoren, zoals: - de effecten van de herwaarderingsoperatie op de algemene uitkering uit het gemeentefonds (voor ons ongeveer € 115.000,-- voordelig); - de effecten van de verplichte vrijstellingen; - geschatte effecten van honorering van bezwaar – en beroepschriften; - de vermoedelijke gemiddelde leegstand; - de sloop van winkelcentrum “De Meent” (valt nu buiten de herwaarderingsoperatie); - autonome volumegroei per 1 januari 2005. - een extra marge van €150.000 voor allerlei onzekerheden zoals, bezwaarschriften, leegstand, ontwikkelingen gemeentefonds, tegenvallende volume-ontwikkelingen en afronding beschikbaar
Rekening houdende met genoemde kaderstelling en met de effecten van de hierboven vermelde correctiefactoren en het als rekenvoorbeeld toegevoegde berekening stellen wij u voor de tarieven voor de ozb voor 2005 per de voorgeschreven belastbare waarde - eenheid van € 2.268,-- als volgt vast te stellen (tussen haakjes de tarieven 2004): a. Gebruikersbelasting: 1. woningen 2. niet – woningen
€ 1,68 (€ 2,40) € 2,80 (€ 3,11)
b. Eigenarenbelasting: 1. woningen 2. niet – woningen
€ 2,10 (€ 2,98) € 3,50 (€ 3,87)
Uit bijgevoegde rekenvoorbeelden blijkt dat de stijging van de ozb – aanslag voor een gemiddelde woning en een niet – woning beperkt blijft tot het afgesproken inflatiepercentage van rond de 2%. Voorts is het van belang te weten dat de algemene uitkering uit het gemeentefonds voor 2005 voor de categorie woningen wordt gekort met een ozb – opbrengst die wordt berekend op basis van een gefixeerd tarief van € 4,01 per belastbare eenheid, het z.g.n. vaste verrekentarief. Dat was in 2004 € 4,99. Een daling dus van afgerond 20%, terwijl onze woz – waarden zijn gestegen met gemiddeld 44%. Deze te geringe verlaging wordt vervolgens weer gecompenseerd door een verhoging van de uitkeringsfactor van de algemene uitkering met 32 punten, zodat het rijk op dit punt de gemiddelde landelijke waardestijging per saldo volledig verwerkt. Terloops zij in dit verband opgemerkt dat het rijk het percentage van het huurwaardeforfait van de inkomstenbelasting slechts met 25% verlaagt, te weten van 0,8% naar 0,6%. Verder is het voornemen van het kabinet met ingang van 1 januari 2006 de stijging van ozb te limiteren en te beperken tot jaarlijks een inflatiepercentage van 1,5%. Met dien verstande dat gemeenten die lagere ozb – tarieven hebben dat het verrekentarief de ozb – tarieven zonder probleem tot het niveau van het verrekentarief mogen verhogen. Hoe de verrekentarieven zich elke vier jaar zullen ontwikkelen is een onzekere factor. Tenslotte kan worden vastgesteld dat wij – uitgaande van de voorgestelde tarieven - voor de categorie woningen in 2005 € 0,20 (of afgerond 5%) onder het verrekentarief blijven. Afgezien van dit gegeven kan ook worden vastgesteld dat de gemeenten naar verwachting voor het belastingjaar 2005 voor het laatst nog de volledige vrijheid hebben ten aanzien van de vast te stellen hoogte van ozb – tarieven. Bijlagen: 1. Rekenvoorbeeld ontwikkeling OZB-aanslag voor een woning en een niet-woning.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar het betreffende “overzicht van adviezen”. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 015/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 015/2005; gelet op de artikelen 220 tot en met 200h van de Gemeentetwet;
besluit:
vast te stellen de EERSTE WIJZIGING VAN DE VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN ROERENDE WOON- EN VERBLIJFSRUIMTEN 2005
Artikel I Artikel 7 Belastingtarieven wordt gewijzigd en gelezen als volgt: 1. Het tarief van de belasting is voor elke volle € 2.268,-- van de heffingsmaatstaf: a. bij de gebruikersbelasting: 1. voor roerende zaken die in hoofdzaak tot woon- en verblijfsruime dienen 2. voor roerende zaken die in hoofdzaak tot niet – woon- en verblijfsruimten dienen b. bij de eigenarenbelasting: 1. voor roerende zaken die in hoofdzaak tot woon- en verblijfsruimte dienen 2. voor roerende zaken die in hoofdzaak tot niet – woon- en verblijfsruimte dienen 2. Indien de heffingsmaatstaf van de onroerende zaak beneden € 2.268,-- blijft, wordt geen belasting als bedoeld in artikel 1 geheven.
€ 1,68 € 2,80 € 2,10 € 3,50
Artikel II 1. De “Verordening roerende – zaakbelasting 2005”wordt gewijzigd per 1 januari 2005, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2005. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Eerste wijziging van de verordening roerende zaakbelasting 2005””.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 17 januari 2005, nummer 015/2005
Raadsvergadering 27 januari 2005
Programmaveld 9: Algemene dekkingsmiddelen
Agendapunt 21
Portefeuillehouder J.C. de Looff
Wettelijke basis De artikelen 220 tot en met 200h van de Gemeentewet Voorstel tot Het vaststellen van de belastingtarieven voor roerende woon- en verblijfsruimten 2005 Gevraagde beslissing De belastingtarieven voor 2005 van roerende woon- en verblijfsruimten als volgt vast te stellen: a. Gebruikersbelasting 1. woningen € 1,68 (€ 2,40) 2. niet – woningen € 2,80 (€ 3,11) b. Eigenarenbelasting 1. woningen € 2,10 (€ 2,98) 2. niet – woningen € 3,50 (€ 3,87) Financiële consequenties N.v.t. Aan de raad. Met ingang van 2005 vindt ook heffing en invordering plaats van belasting op roerende woon- en verblijfsruimten. Ter zake is een nieuwe belastingverordening op 12 november 2004 vastgesteld. Kenmerk van deze verordening is de overeenstemming met de belastingtarieven uit de verordening voor onroerende zaken. Vanwege het raadsvoorstel betreffende het verlagen van de belastingtarieven voor onroerende zaken, stellen wij voor om de tarieven voor roerende zaken overeenkomstig aan te passen.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar het betreffende “overzicht van adviezen”. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
Aan de raad.
Aanvullende notitie parkeren in het centrum t.b.v. gemeenteraadsvergadering 27 januari 2005 Naar aanleiding van de discussie in de ThemaCommissie Centrum op 13 januari j.l. kunnen de vraagpunten met betrekking tot het parkeren in het centrum als volgt worden samengevat: 1 Wat zijn de consequenties (met betrekking tot parkeercapaciteit, financiën, bereikbaarheid e.d.) van het niet bouwen van de garage Overtoom? 2 Wat zijn de consequenties (met betrekking tot parkeercapaciteit, financiën, bereikbaarheid e.d.) van de verschillende vormen van parkeerregulering? Ad 1. Consequenties van het niet bouwen van parkeergarage Overtoom 1.1 Parkeercapaciteit In de parkeerbalans van RBOI is uitgegaan van het gebied direct rondom de Meent. Binnen dit gebied kan qua loopafstand worden gesproken over kwalitatief goede parkeergelegenheid voor het nieuwe winkelcentrum. In relatie tot parkeerregulering is het duidelijk dat een groter gebied in beschouwing moet worden genomen. In dat kader is het gewenst om op korte termijn opnieuw in beeld te brengen welke parkeerplaatsen er in 2008 nu precies beschikbaar zijn. Door allerlei andere ontwikkelingsactiviteiten (zoals Schooldwarsstraat, Oude School, Stolpehove e.d.) zal dat aantal gewijzigd zijn en nog wijzigen ten opzichte van de oorspronkelijke tellingen uit de eerdere parkeeronderzoeken voor het Masterplan. In de huidige discussie is RBOI uitgegaan van een benodigd aantal meervoudig bruikbare parkeerplaatsen van 1.076. Dat is bij een bezetting van 100%. Wanneer een praktischer bezettingsgraad van 95% als 'vol' wordt aangehouden (er zijn altijd een paar lege plaatsen door wisseling van parkeerders en zoekverkeer), dan zijn er 1.133 plaatsen nodig. Ter illustratie kan nog worden vermeld dat bij de meeste parkeergarages in Nederland de "vol"-signalering in werking treedt bij 85% van de capaciteit. Dit om vormen van congestie in de garage te voorkomen. Bij de berekening van de benodigde plaatsen wordt uitgegaan van het nu bekende winkelaanbod in het nieuwe centrum en het huidige autobezit/gebruik. Er is dus geen rekening gehouden met de groei van het autopark en de eventuele komst van nieuwe trekkers in het winkelcentrum. Rekening houdend met de correctie die op het RBOI-rapport moet worden aangebracht, zijn er 998 uitwisselbare parkeerplaatsen beschikbaar; een tekort van 135 parkeerplaatsen op de piekmomenten. Dat is in de situatie dat de garage Overtoom wel wordt gebouwd. Wanneer de garage Overtoom niet wordt gebouwd, dan vervallen er 155 parkeerplaatsen. Daarvoor in de plaats kunnen circa 30 parkeerplaatsen worden gerealiseerd op het grondgebied waar anders de garage zou worden gebouwd (uitgaande van de situatie dat een keerwand wordt gemaakt, anders kunnen er circa 20 plaatsen komen). We hebben dan nog 873 parkeerplaatsen beschikbaar, dus een tekort van 260 op piekmomenten, nog zonder rekening te houden met een toenemend aantal auto's in de toekomst. Om dit tekort aan parkeerplaatsen op te vangen, zullen de plaatsen op straat zoveel mogelijk moeten worden gehandhaafd of nieuwe plaatsen op straat worden gecreëerd, bijvoorbeeld op de Markt. Daardoor zijn de geplande evenementen op de Markt niet meer mogelijk, of zullen die tot een zeer hoge parkeerdruk in het centrum leiden. Met bewoners van de Constantijn Huygenslaan zijn afspraken gemaakt over aantallen parkeerplaatsen, na opheffing van het tijdelijke winkelcentrum. Daar kan nu niet aan getornd worden. 1.2 Omleidingsroute Omleidingsroute: de parkeergarage Overtoom speelt een dominante rol in de realisatie van de omleidingsroute. Door de bouw van De Meent zal de Veerweg binnen een periode van een driekwart jaar worden teruggebracht naar een eenrichtingsverkeer. Voor het invoeren van eenrichtingsverkeer is het noodzakelijk dat de omleidingsroute gereed is. De start van de aanleg is gepland voor mei 2005. Het talud bestaat uit de navolgende componenten: een tunnel en een keerwand. Ook indien de garage niet wordt gerealiseerd zijn een tunnel en keerwand noodzakelijk. De kosten van deze voorzieningen worden geschat op 1 miljoen euro. Indien de raad beslist om later alsnog de parkeergarage Overtoom te realiseren, is het strikt wenselijk om de palen van de parkeergarage op voorhand te heien.
1
1.3 Vestiging Lidl en andere ondernemers Los van de capaciteitsproblematiek is ook aan de orde in hoeverre uitstel van de realisatie van de parkeergarage Overtoom op dit moment wenselijk is. Door het bouwen van de parkeergarage Overtoom wordt een nieuwe 'loop' op gang gebracht van mensen die hun auto in de garage hebben geparkeerd, die gunstig is voor de daar zittende en komende winkeliers. Met de ondernemers aan de Brederodelaan alsmede met Lidl zijn verregaande afspraken over de invulling van dit gebied gemaakt. Niet doorgaan of uitstellen van de bouw van de garage betekent het risico nemen dat Lidl langer of definitief op het Erasmusplein zal blijven. Een andere mogelijkheid is dat Lidl toch naar de Overtoom komt en dat zal dan tot een overmatige parkeerdruk leiden en een onevenredige claim leggen op beschikbare parkeerplaatsen in de directe omgeving. 1.4 Financiële consequenties Het niet bouwen van de garage Overtoom leidt tot een besparing op de investeringskosten van 2,5 miljoen euro, oftewel ongeveer € 150.000 per jaar. Bovendien betekent het ook een besparing op overige exploitatielasten van € 137.500 per jaar (€ 40.000 onderhoud, € 40.000 beheerkosten en € 57.500 overige kosten, zoals energiekosten, schoonmaken, verzekeringen, OZB enz.). Tegenover deze kostenbesparingen staat ook het wegvallen van inkomsten (bij een tarief van € 1,- per uur ongeveer € 200.000 per jaar). Ook na heroverweging van de reeds bekende en alle ingebrachte aanvullende argumenten blijft ons college van mening dat de parkeergarage Overtoom gebouwd moet worden.
Ad 2. Consequenties van verschillende vormen van parkeerregulering 2.1 Parkeercapaciteit en beschikbaarheid voor belanghebbenden Bij de opzet van het parkeerbeleid is er in het Masterplan vanuit gegaan dat de stroom auto's van bewoners en bezoekers zoveel mogelijk wordt gescheiden. Bezoekers van het winkelcentrum bij voorkeur in de gebouwde parkeervoorzieningen, waardoor de bewoners gebruik kunnen maken van de voorzieningen op straat. Wanneer er geen parkeerregulering, in welke vorm dan ook, wordt ingevoerd zal de druk van geparkeerde auto’s van werkenden op de voor andere belanghebbenden bestemde kwalitatief goede parkeergelegenheid te hoog worden. Daarnaast zullen de bezoekers van het winkelcentrum de parkeersituatie voor de bewoners onacceptabel beperken. Het is onontkoombaar dat het parkeren wordt gereguleerd om de leefbaarheid van de buurt voor de bewoners en de bereikbaarheid van het winkelcentrum zoveel mogelijk te garanderen. Voor de bewoners in een gebied waar parkeerregulering van kracht is maakt de wijze van reguleren in principe niet uit. Of een bewoner nu een ontheffing heeft voor de regels zoals die gelden voor een parkeerschijfzone of een vergunning voor een gebied waar betaald parkeren geldt, vindt hij niet interessant, als er maar gelegenheid is tot parkeren nabij de woning en tegen zo min mogelijk kosten. Bij voorkeur gratis. Andere aandachtspunten vanuit de invalshoek van bewoners zijn in het algemeen parkeermogelijkheden voor de visite en het bezit van meerdere voertuigen. Er is een aantal vormen waarin de regulering van het straatparkeren kan plaatsvinden. Vanwege de hoge investeringskosten voor de parkeergarage Meent is het inmiddels breed geaccepteerd dat daarin een vorm van betaald parkeren tegen een nog nader te bepalen tarief wordt ingesteld. Voor het straatparkeren bestaat de keus uit het instellen van een parkeerschijfzone of betaald parkeren. In beide gevallen kunnen er speciale gebieden voor bewonersparkeren worden aangewezen en gebieden met een mengvorm van bewonersparkeren en bezoekersparkeren (met een parkeerschijf of betaald). 2.2 Financiële consequenties Zoals ook in de vergadering van de ThemaCommissie Centrum een paar maal is gesteld: gratis parkeren bestaat niet. De financiering van de parkeergelegenheid in het centrum zal op enige wijze gedekt moeten worden. Feitelijk zijn er vier opties: 1. het parkeren wordt betaald door de gemeente (en daarmee indirect door alle inwoners van Papendrecht); 2. het parkeren wordt betaald door de ondernemers; 3. het parkeren wordt betaald door de gebruikers; 4. een mengvorm van bovenstaande 3 mogelijkheden. 2
In de eerder aan u toegezonden en in de ThemaCommissie Centrum op 13 januari 2005 besproken notitie is in een bijlage "Blauwe zone op straat garage betaald (Overtoom vervallen)" de door het CDA naar voren gebrachte variant al globaal doorgerekend. Bij de nu voorliggende notitie hebben wij in een bijlage ook nog een aantal financiële gegevens vermeld, dat bij de besluitvorming van belang is. Wij vragen uw aandacht voor de exploitatielasten van het straatparkeren bij een laag tarief, het tarief van € 1 ,--/uur en de exploitatielasten bij de blauwe zone. In de komende periode zal overleg gevoerd worden met de bewoners en met de ondernemers en eigenaren, over hun bereidheid bij te dragen in de kosten van de parkeerregulering. Nadat hun standpunten bekend zijn zal een definitief voorstel voor parkeerregulering worden voorgelegd aan de raad.
Zorgvuldige besluitvorming is essentieel. Op een later moment kan de discussie en besluitvorming plaatsvinden over de wijze van parkeerregulering op straat, hetgeen logisch is aangezien het nieuwe winkelcentrum pas in 2007 wordt opgeleverd.
Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
ing. J.H. van de Zedde.
C.J.M. de Bruin.
3
Financiële gegevens Prijspeil 2008 Tarief garages € 1,- per uur Exploitatielast parkeergarage De Meent
Exploitatielast parkeergarage Overtoom
Investering Grond Gebouw Installaties Apparatuur Totaal
Investering Grond Gebouw Installaties Apparatuur Totaal
€ € € € €
950.000 6.615.000 3.260.000 290.000 11.115.000
Exploitatielasten bij betaald parkeren Kapitaallasten € 737.500 Onderhoud € 122.500 Beheerkosten € 135.000 Overige kosten € 105.000 Opbrengsten € 670.000Resultaat € 430.000
€ € € € €
550.000 2.100.000 1.000.000 170.000 3.820.000
Exploitatielasten bij betaald parkeren Kapitaallasten € 287.500 Onderhoud € 40.000 Beheerkosten € 40.000 Overige kosten € 57.500 Opbrengsten € 200.000Resultaat € 225.000
Exploitatielast Straatparkeren Investering Apparatuur Totaal Exploitatielasten Kapitaallasten Handhaving Overige kosten Opbrengsten Naheffing Resultaat
Betaald parkeren tarief € 1,- per uur tarief € 0,20 per uur € 220.000 € 220.000 € 220.000 € 220.000
€ € € € € €
35.000 275.000 190.000 350.000100.00050.000
€ € € € € €
35.000 275.000 190.000 70.000100.000330.000
Blauwe zone € € -
€ € 520.000 * € € € € 520.000 *
Bij het straatparkeren wordt uitgegaan van het centrumgebied zoals dat in eerdere rapportages is gehanteerd, dus inclusief direct omliggende straten; in totaal gaat het dan om circa 1.000 straatplaatsen.
Handhavingskosten Wanneer er in het centrumgebied een parkeerschijfzone wordt ingesteld met een maximale parkeerduur van 30 minuten, dan zal er zeer intensief gehandhaafd moeten worden om te bereiken dat men zich aan de parkeerduur houdt. Zeker op drukke tijden, maar ook - in wat mindere mate - op de minder drukke tijden. Daarbij moet worden aangetekend dat er voor wat betreft het straatparkeren al snel van 'drukke tijden' sprake zal zijn, wanneer daar niet en in de garages wel betaald moet worden.
* Deze cijfers zijn gebaseerd op ervaringsgegevebns uit andere gemeenten. (In Zwijndrecht wordt als norm gehanteerd dat er 1 controleur nodig is op 200 plaatsen, bij een werkingstijd van 57 uur per week. In Dordrecht wordt voor het centrum 1 controleur op 150 plaatsen gerekend. In die beide gevallen is er echter geen sprake van een maximale parkeerduur van 30 minuten. In Zwijndrecht kan men (betaald) een hele dag parkeren; in Dordrecht is het minimum een uur. Daarmee rekening houdend is een optimale norm voor Papendrecht 1 controleur op 100 à 125 plaatsen.)
4
TOEKOMSTIGE PARKEERSITUATIE CENTRUMGEBIED PAPENDRECHT I. Inleiding Over de parkeersituatie die in het nieuwe centrumgebied zal ontstaan en de oplossing daarvan bestaat binnen de gemeenteraad in de huidige samenstelling nog geen breed gedragen raadsstandpunt. Deze notitie is bedoeld om tot een besluit te komen over de wijze waarop de toekomstige parkeersituatie zal worden opgelost. Daarbij draait het om de vraag of - en zo ja, hoe - er regulerend zal worden opgetreden. II. Besluitvorming tot heden toe In de vergadering van de Thema Commissie Centrum d.d. 28 oktober 2004 is een volledig overzicht van de met betrekking tot parkeren genomen besluiten ter kennisneming aangeboden. Die besluiten worden hier niet nog een keer herhaald, maar het belangrijkste wordt toch nog een keer genoemd. Raadsbesluit d.d. 19 juli 2001, nummer 9142. Een deel van het raadsbesluit wordt hier (cursief) letterlijk geciteerd: gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 juli 2001, nummer 52; besluit 1.
Het Masterplan Centrum 2000 (stedenbouwkundig concept) d.d. juni 2001 met bijbehorend bouwprogramma vast te stellen en dit te gebruiken als basis voor het te maken bestemmingsplan;
7.
Er nota van te nemen dat bij de financiële opzet rekening is gehouden met het invoeren van betaald parkeren in het centrumgebied;
In de bij de plannen behorende exploitatieopzet voor het totale centrumplan, waaraan in punt 7 van het raadsbesluit wordt gerefereerd, wordt rekening gehouden met een bijdrage van 2,5 miljoen gulden vanuit de verwachte opbrengsten van betaald parkeren op straat. Op basis van dit raadsbesluit en het later vastgestelde bestemmingsplan is bij de ambtelijke vervolgacties steeds uitgegaan van twee openbare parkeergarages en parkeerregulering in het centrumgebied door middel van vergunningparkeren en betaald parkeren. Nu blijkt dat een deel van de gemeenteraad niet van betaald parkeren uitgaat. III. Onderzoeken naar parkeerbehoefte Om een zogenaamde parkeerbalans op te kunnen maken zijn binnen de planvorming voor het nieuwe centrum de aanwezige en toekomstige functies binnen het gebied in omvang geïnventariseerd: aantal/ soort woningen, bruto vloeroppervlak winkels, kantoren, horeca en overige functies. De parkeerbehoefte in aantallen parkeerplaatsen per functie, gesplitst in bezoek en werken, is berekend met behulp van landelijk aanvaarde parkeerkengetallen en parkeernormen. Een dergelijk onderzoek is driemaal uitgevoerd. In eerste instantie door het verkeerskundig adviesbureau Goudappel Coffeng in het rapport 'Verkeerskundige toetsing Masterplan Centrum'. Dit onderzoek is in 2000 uitgevoerd en heeft als grondslag gediend voor onder andere de gehanteerde parkeerbehoefte in het Masterplan Centrum 2000. Het rapport van Goudappel Coffeng is officieel gepubliceerd op 25 juni 2001. Op basis van dit onderzoek wordt in het Masterplan (waarin ook naar het onderzoek wordt verwezen) uitgegaan van een benodigd aantal parkeerplaatsen binnen het onderzochte gebied van 1.814. Over dat aantal is ook gecommuniceerd met de ondernemers. In 2001 is dit onderzoek getoetst en geactualiseerd door adviesbureau ABCD uit Dordrecht (publicatie mei 2002). De conclusie van dit onderzoek luidt dat een aantal van ruim 1.800 parkeerplaatsen binnen het nieuwe centrumgebied reëel is. Recent (november 2004) heeft ook het adviesbureau Ruimtelijk Beleid Ontwikkeling en Inrichting (RBOI), dat nauw bij de ontwikkeling van de centrumplannen is betrokken, nog een aantal berekeningen voor het gebied uitgevoerd, waarbij de nieuwste kengetallen en recente onderzoeken naar parkeerbehoeften rond diverse vormen van winkels betrokken zijn. In het rapport "Papendrecht, dynamische parkeerbalans voor auto's en fietsen" d.d. 2 december 2004 is ook een aantal varianten opgenomen. Het rapport is basis voor de voor u liggende notitie en is als bijlage bijgevoegd. In deze notitie wordt nog niet ingegaan op de toekomstige stallingmogelijkheden voor fietsen; dat volgt in een later stadium.
TOEKOMSTIGE PARKEERSITUATIE CENTRUMGEBIED PAPENDRECHT
Pagina 1
IV. Parkeersituatie in nieuw centrum Uitgaande van de meest recente onderzoeksgegevens van RBOI wordt in deze notitie gekeken naar de situatie die in het nieuwe centrumgebied ontstaat en de mogelijkheden die er zijn om dit in goede banen te leiden. a. Gebiedsbepaling RBOI heeft zich tot het zuivere centrumgebied beperkt. De schil rond dit gebied wordt wel genoemd (de wenselijkheid om daar het parkeren te reguleren), maar is niet betrokken in het cijfermateriaal. Goudappel Coffeng en ABCD gaan uit van het centrumgebied met schil; vandaar dat in die rapporten hogere aantallen plaatsen voorkomen dan bij RBOI. b. Toekomstige beschikbaarheid parkeerplaatsen Uitgaande van de plannen zoals die er medio november 2004 lagen, zijn er in het toekomstige centrumgebied de volgende parkeerplaatsen beschikbaar: Locatie
bezoekers
Markt P.C. Hooftlaan Schooldwarsstraat Eilandstraat terrein Bas van der Heijden Muilwijckstraat Oude Veer Pontonniersweg Subtotaal exclusief garages
50 57 14 20 25 166
bewoners/ personeel 46 124 30 50 50 300
Garage De Meent Garage Overtoom
367 165
190 -
Totaal
698
490
Exclusief de garages komen er dus 466 parkeerplaatsen voor bezoekers, bewoners en personeel beschikbaar, inclusief garages is dat aantal 1.188. Een deel van de bewonersparkeerplaatsen zijn verkochte plaatsen in de parkeergarages c. Toekomstige behoefte aan parkeerplaatsen bij betaald parkeren Door RBOI is een raming gemaakt van de aantallen parkeerplaatsen die na het gereedkomen van de centrumplannen nodig zijn. Allereerst zullen we die bekijken ervan uitgaande dat er betaald parkeren wordt ingevoerd. Er is uitgegaan van invoering van betaald parkeren in het totale centrumgebied, met de volgende kenmerken: - betaald parkeren tegen een tariefstelling die op alle parkeergelegenheid dezelfde is. Dit betekent dat men geen omrijdbewegingen maakt om een goedkopere parkeerplaats te vinden; - een ‘waterdichte’ schil om het centrum. Dit betekent dat in de omliggende woonwijken niet geparkeerd zal worden door centrumbezoekers als gevolg van een systeem van belanghebbendenparkeren (bijvoorbeeld door middel van parkeervergunningen); - er vindt geen verschuiving plaats in de concurrentieverhoudingen met andere winkelcentra. Wanneer er aldus rekening gehouden wordt met betaald parkeren en ook met meervoudig gebruik van plaatsen, dan zijn er volgens de berekeningen van RBOI 1.076 plaatsen nodig. In relatie tot de beschikbare 1.188 plaatsen kan dus worden geconcludeerd dat de parkeerbalans dan in evenwicht is. Dan wordt echter uitgegaan van 100% bezetting tijdens de piekbelasting. Gebruikelijk is een marge in te bouwen van 5%. Een bezetting van 100% betekent in de praktijk wachtende auto's en zoekverkeer, op zoek naar vrije parkeerplaatsen. In vergelijkbare gevallen wordt vaak uitgegaan van een situatie waarbij een bezetting van 95% als vol beschouwd wordt. Indien hier van uitgegaan wordt, bedraagt de maximale behoefte 1.133 parkeerplaatsen, maar is de parkeerbalans nog steeds in evenwicht.
TOEKOMSTIGE PARKEERSITUATIE CENTRUMGEBIED PAPENDRECHT
Pagina 2
Geconcludeerd kan worden dat de parkeergarages nodig zijn om voldoende parkeercapaciteit in het centrumgebied te krijgen. d. Toekomstige behoefte aan parkeerplaatsen bij niet-betaald parkeren De gebouwde parkeervoorzieningen in het centrum van Papendrecht (Meent, Overtoom) zijn met name bedoeld voor bezoekers. Parkeerruimte voor de werkenden is in de plannen beschikbaar aan de rand van het centrum. Door het invoeren van betaald parkeren in combinatie met belanghebbendenparkeren wordt hierop gestuurd. Bij een vrije parkeersituatie, dus zonder betaald parkeren, valt dit sturingsmiddel weg. Een belangrijk punt bij gratis parkeren is dat het uiterst moeilijk wordt om het personeel (langparkeerders) uit het centrum te weren. Dat heeft zeer concrete gevolgen voor de beschikbaarheid van parkeerruimte voor bezoekers en daarmee voor de aantrekkingskracht van het centrumgebied. De totale parkeervraag van personeel bedraagt circa 250 parkeerplaatsen op de daarvoor geldende piek (werkdag overdag). Op de koopavond gaat het om circa 150 parkeerplaatsen, op zaterdag om circa 140 parkeerplaatsen. In de dynamische parkeerbalans is uitgegaan van een aanbod aan parkeerplaatsen voor personeel op de terreinen aan de rand van het centrum. Bij een situatie van gratis parkeren zal een belangrijk deel van deze parkeervraag zich op de Meent en Overtoom richten. Personeel komt relatief vroeg (een belangrijk deel voor 9.00 uur ’s ochtends) en parkeert voor lange tijd. Hierdoor houdt het personeel langdurig de kwalitatief goede parkeerplaatsen bezet die idealiter voor bezoekers beschikbaar zouden moeten zijn. Die plaatsen zijn ook niet of nauwelijks beschikbaar voor meervoudig gebruik. Bij gratis parkeren kan dan nog worden gedacht aan invoering van een parkeerschijfzone (blauwe zone). Geopperd is om in het gehele centrumgebied te werken met parkeerschijfzones met een maximum parkeerduur van een half uur, zoals nu het geval is op de Veerweg. Bij korte tijden (bv. een half uur) is het lastig controleren. Je moet de parkeerschijf instellen op het eerstvolgende halve of hele uur. Bij een half uur kun je dus bijna een uur staan. Uit de praktijk blijkt dat parkeerschijven vaak worden verdraaid ("de schijven draaien, maar de wielen niet"). Bovendien is het legaal om de auto een plaats te verzetten en dan weer de toegestane tijd te blijven staan. Tenslotte is het niet aantrekkelijk om een parkeerzone met een maximale parkeerduur van een half uur in te stellen, omdat daarmee langere bezoeken aan het winkelcentrum nagenoeg worden uitgesloten. De winkeliers zullen dit niet accepteren. Een langere parkeerduur maakt het regulerend effect van de parkeerschijfzone geringer. Parkeerschijfzones werken alleen bij strikte handhaving. In het geval van Papendrecht zou er gedurende ongeveer 73 uur per week parkeerregulering plaats moeten hebben. Strikte handhaving betekent een permanente controle. Om in het gehele gebied permanent 1 opsporingsambtenaar te hebben, betekent dit 2 x 36 uur personeelsinzet per week. Daarbij is geen rekening gehouden met vakantie en vrije dagen. Dit betekent een aanzienlijke kostenpost op jaarbasis. Vooralsnog staan daar geen inkomsten tegenover; immers de boetes die de opsporingsambtenaar oplegt komen ten goede van het Ministerie van Justitie Het niet invoeren van betaald parkeren zal van invloed zijn op de vervoerskeuze van het publiek, maar ook van het personeel. Daarnaast is het lastig uit te leggen aan bewoners van de nieuwe woningen in het centrumgebied en de schil daaromheen, dat zij voor ongeveer € 20.000 een parkeerplaats moeten kopen, terwijl anderen hun auto gratis kunnen parkeren. Bovendien zullen de 24 parkeerplaatsen in de nieuwe parkeergarage bij Stolpe Hove aan de Badhuisstraat dan ook nagenoeg onverhuurbaar zijn. Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat bij een situatie van gratis parkeren het personeel een aanzienlijk deel van de kwalitatief goede parkeervoorzieningen aan Meent en Overtoom bezet houdt, dat eigenlijk voor bezoekers bedoeld is. Op normale dagen zal dit overlast voor en irritatie bij bezoekers opleveren. Op de piekmomenten (zaterdag en koopavond, wanneer de vraag toch al groter is dan het aanbod) komen er nog eens 140 à 150 auto's extra bij. De parkeerdruk wordt dan negatief ervaren, waardoor bezoekers uit gaan wijken naar andere winkelcentra of andere gemeenten (zie ook de door RBOI beschreven effecten van betaald parkeren op pagina's 37 en 38 van hun rapport). Wanneer er geen betaald parkeren in het centrumgebied wordt ingevoerd, zal de parkeerbalans vooral op de piekmomenten niet in evenwicht zijn (de geringe ruimte die er bij het wel invoeren van betaald parkeren in zit wordt ruimschoots teniet gedaan door langparkeerders). Dit is een argument om het parkeren in het centrum niet gratis of vergunningvrij te laten zijn. Geopperd is ook de variant van wel betaald parkeren in de garages en parkeerschijfzones op straat. Het idee hierachter is dat winkelend publiek voor de snelle boodschap op straat kan parkeren zonder te hoeven betalen en dat men voor langduriger verblijf in de garage parkeert. Onderzoek heeft uitgewezen dat een gemiddeld bezoek aan een winkelcentrum als het onze ongeveer 50 minuten
TOEKOMSTIGE PARKEERSITUATIE CENTRUMGEBIED PAPENDRECHT
Pagina 3
bedraagt. Uitgaande van een minieme maximum parkeerduur van 30 minuten (dus in de praktijk een uur; zie hierboven) betekent dit dat heel veel bezoekers op straat zullen willen parkeren en weinig in de garage. Dat leidt tot een financieel dekkingsprobleem en leefbaarheids- en bereikbaarheidsproblematiek. Wanneer de garages op piekmomenten vol zijn, dan kan men nog maar een half uur op straat parkeren, hetgeen klantonvriendelijk is. Een systeem van parkeerschijfzones, in combinatie met een ontheffingenbeleid voor omwonenden, brengt hogere uitvoeringskosten met zich mee dan betaald parkeren, waar er inkomsten tegenover staan. e. Mogelijke ontwikkelingen die effect hebben op de parkeerbalans In het rapport van RBOI wordt nog een tweetal ontwikkelingen beschreven dat van invloed kan zijn op de parkeersituatie in het centrumgebied. De effecten zijn echter zo gering (een Albert Heijn XL in het Oostpoort gebied in Dordrecht scheelt 22 parkeerplaatsen en wanneer het theater niet aan de Markt komt, maar buiten het directe centrumgebied, dan scheelt dat 8 plaatsen) dat zij weinig invloed op de uiteindelijke oplossing hebben. Het theater levert op koopavonden wel problemen op, maar daar kan de capaciteit niet op worden afgestemd. V. Parkeergarages Zoals hierboven al is beschreven, is het aantal parkeerplaatsen dat is voorzien in de parkeergarages Meent en Overtoom nodig om een evenwichtige parkeerbalans in het centrumgebied te krijgen. Het proces rond de planontwikkeling en bouw van het winkelcentrum, met bijbehorende appartementen en ondergrondse parkeergarage Meent is inmiddels in een stadium gekomen dat het achterwege laten van de parkeergarage niet goed meer mogelijk is. De planontwikkeling/bouw rond de parkeergarage Overtoom is minder ver en daar zou theoretisch nog voor een andere oplossing dan een (bovengrondse) parkeergarage gekozen kunnen worden. Dat zou echter de kwaliteit van het totale plan behoorlijk verlagen (er moeten dan ergens zo'n 150 auto's in de open lucht worden geparkeerd en dat is veel extra blik voor een ambitieus kwaliteitsniveau). Bovendien zijn er inmiddels met Lidl en andere winkeliers vergaande besprekingen over een parkeergarage bij hun nieuwe vestiging gevoerd. Het gaat dan om een gebouwde parkeervoorziening met zeer korte loopafstanden. Lidl gaat een winkelruimte bouwen van circa 1.000 m2 BVO, exclusief expeditie. Men gaat daarbij uit van een parkeerbehoefte van 80 tot 100 plaatsen. Wanneer deze plaatsen op straat gevonden moeten worden, zal dat versnipperd en op grotere loopafstand van de desbetreffende winkels zijn. Gelet op het totaal aantal verkeersgenerende voorzieningen in het gebied gelegen aan de oostelijke omleidingsroute en het daarbij behorende totaal aantal parkeervoorzieningen, ontkom je bijna niet aan realisatie van een parkeergarage. De ruimte op straat is simpelweg in dit gebied niet aanwezig. In de garage Meent wordt speciaal voor de supermarkten daarboven een tapis roulant aangelegd. Dit betekent een verschil in bereikbaarheid van de verschillende supermarkten. Het eventueel niet bouwen van de garage Overtoom betekent dat er te weinig parkeerplaatsen zijn voor het winkelgebied Overtoom. Het parkeren zal dan elders plaatsvinden, zodat verdringingseffecten optreden op plaatsen waar parkeren niet gewenst is (in woonstraten), dan wel parkeren in conflict komt met andere activiteiten zoals op de Markt. Daarmee wordt de beoogde kwalitatieve verbetering van de Markt als "huiskamer" in het centrumgebied tegengegaan en zullen activiteiten als braderieën en andere evenementen naar elders moeten uitwijken. Bovenstaande geeft nog eens de noodzaak aan van de bouw van de parkeergarage Overtoom, in relatie tot de totale parkeercapaciteit en de kwaliteit van de buitenruimte. VI. Al dan niet parkeerregulering door middel van betaald parkeren en vergunningparkeren Om overlast voor bewoners van het centrumgebied en de direct daaromheen liggende schil binnen aanvaardbare grenzen te houden is het dringend gewenst om het parkeren in hun woongebied aan vergunningsregels te binden. Dat maakt het ook voor de hand liggend om voor incidentele parkeerders in (delen) van die schilgebieden betaald parkeren in te voeren. Maar dat is niet het enige argument voor betaald parkeren. Een heel zwaarwegend argument is dat Papendrecht via kwaliteitsoplossingen het parkeren binnen het centrumgebied regelt en dat de kosten alleen te dekken zijn, wanneer de gebruiker daarvoor gaat betalen.
TOEKOMSTIGE PARKEERSITUATIE CENTRUMGEBIED PAPENDRECHT
Pagina 4
Hieronder staan wat voorlopige bedragen van de kosten van de parkeergarages Meent en Overtoom. Prijzen exclusief BTW, prijspeil 1 januari 2008 Meent
Overtoom
26.330 367 9.663.000 853.000 161.000 10.677.000
20.000 165 3.300.000 550.000 70.000 3.920.000
kapitaallasten kapitaallasten bij annuïtair afschrijven in 40 jaar bouwwerk kapitaallasten bij annuïtair afschrijven in 15 jaar installaties kapitaallasten bij annuïtair afschrijven in 8 jaar apparatuur rentelast over grond jaarlijkse kapitaallasten
370.000 310.000 40.000 50.000 770.000
130.000 100.000 10.000 30.000 270.000
jaarlijkse exploitatiekosten onderhoud liften onderhoud ventilatiesysteem overige klein (vooral bouwkundig) onderhoud schoonmaakkosten energiekosten onverhaalbare schade OZB verzekeringen management/bedrijfsvoering administratie beheer/toezicht totaalkosten jaarlijkse exploitatie
11800 20.100 29.500 18.350 18.350 10.000 16.700 8.590 5.000 2.000 93.000 233.390
6100 0 12.300 8.250 6.600 10.000 2.900 3.630 3.000 1.000 via Meent 53.780
1.003.390
323.780
17.700 5.000 13.000 93.000
12.300 3.000 7.000 nvt
investering kosten per plaats aantal plaatsen totaal bouwkosten grondkosten advieskosten totaal investering
jaarlijkse exploitatiekosten + kapitaallasten
bijkomend bij betaald parkeren onderhoud parkeer- en controle-apparatuur per jaar management/bedrijfsvoering per jaar administratie per jaar beheer/toezicht per jaar
• er is (nog) geen rekening gehouden met reservering voor groot onderhoud • bij beheer en toezicht is rekening gehouden met de aanwezigheid van 1 persoon voor beide garages gezamenlijk; wanneer er betaald parkeren in de garages is, is 1 persoon (te) weinig
Wanneer er geen betaald parkeren wordt ingevoerd, dan hebben we dus jaarlijks de volgende exploitatielasten en kapitaallasten: jaarlijkse exploitatiekosten Meent € 233.390 jaarlijkse kapitaallasten Meent € 770.000 jaarlijkse exploitatiekosten Overtoom € 53.780 jaarlijkse kapitaallasten Overtoom € 270.000 ----------------totale jaarlijkse garagelasten € 1.327.170
Een ander zeer belangrijk aspect van het niet invoeren van enige vorm van betaald parkeren ligt op het vlak van de BTW. Informatie van Deloitte wijst uit dat er bij gratis parkeren voor de BTW-heffing géén sprake is van ondernemerschap. Er bestaat dan ook geen recht op aftrek van voorbelasting. Ook kan er géén aanspraak worden gemaakt op het BTW-compensatiefonds. Dat betekent in de meest gunstige berekeningsvariant een stijging van de jaarlijkse lasten met ongeveer € 150.000 (over het rentebestanddeel tot de start van de exploitatie is geen BTW verschuldigd). De jaarlijkse lasten komen dan dichtbij € 1.500.000.
TOEKOMSTIGE PARKEERSITUATIE CENTRUMGEBIED PAPENDRECHT
Pagina 5
Het invoeren van betaald parkeren - waartoe de vorige gemeenteraad in 2001 al impliciet had besloten - lijkt de meest aangewezen oplossing om de kosten van de parkeervoorzieningen te dekken.
CONCLUSIE/VOORSTEL 1. Het aantal parkeerplaatsen dat is voorzien in de parkeergarages Meent en Overtoom is nodig om een evenwichtige parkeerbalans in het centrumgebied te krijgen. 2. Wanneer er geen parkeerregulering door middel van betaald parkeren en vergunningparkeren wordt ingevoerd, zal de druk van geparkeerde auto's van werkenden op de voor bezoekers bestemde parkeergelegenheid te hoog worden. 3. Uit een kwaliteitsoogpunt is het wenselijk de benodigde plekken onder te brengen in parkeergarages en niet (ook niet voor wat betreft de garage Overtoom) in de open lucht. 4. De financiële consequenties van het bouwen en exploiteren van twee parkeergarages maken het onontkoombaar om een vorm van betaald parkeren in te voeren. 5. In de vergadering van de gemeenteraad van april 19 mei 2005 zal een voorstel op hoofdlijnen voor het invoeren van betaald parkeren en vergunningparkeren worden aangeboden (waarin opgenomen een indicatie voor een kostendekkend tarief gerekend over een periode van 30 of 40 jaar). 6. Wanneer de gemeenteraad instemt met het voorstel op hoofdlijnen, dan kan dat gedetailleerd worden uitgewerkt in verordeningen.
TOEKOMSTIGE PARKEERSITUATIE CENTRUMGEBIED PAPENDRECHT
Pagina 6
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 016/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 016/2005; gelet op de bepalingen van de Gemeentewet;
besluit:
1. Het aantal parkeerplaatsen dat is voorzien in de parkeergarages Meent en Overtoom is nodig om een evenwichtige parkeerbalans in het centrumgebied te krijgen. 2. Uit een kwaliteitsoogpunt is het wenselijk de benodigde parkeerplekken onder te brengen in de parkeergarages Meent en Overtoom en niet in de open lucht. 3. Wanneer er geen parkeerregulering door middel van betaald parkeren en vergunningparkeren wordt ingevoerd, zal de druk van geparkeerde auto's van werkenden op de voor bezoekers bestemde kwalitatief goede parkeergelegenheid te hoog worden. 4. De financiële consequenties van het bouwen en exploiteren van twee parkeergarages maken het onontkoombaar om een vorm van betaald parkeren in te voeren. 5. In de vergadering van de gemeenteraad van april 19 mei 2005 wordt een voorstel op hoofdlijnen ingewacht voor het invoeren van betaald parkeren en vergunningparkeren in het centrumgebied. 6. Wanneer in mei wordt ingestemd met dat voorstel op hoofdlijnen, dan wordt dat vervolgens gedetailleerd uitgewerkt in verordeningen, die bij het gereedkomen in 2007 van de parkeergarages in werking zullen treden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005 De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 17 januari 2005, nummer 016/2005 en gelezen de aanvullende informatie die het college heeft verstrekt; gelet op de bepalingen van de Gemeentewet;
besluit: 1. Er worden twee parkeergarages gebouwd, te weten Meent en Overtoom. 2. In die garages wordt betaald parkeren ingevoerd. 3. Over de tarieven voor het betaald parkeren in de garages wordt voor aanvang van het jaar 2007 een beslissing genomen. 4. Voor het straatparkeren in het centrum en directe omgeving wordt een vorm van parkeerregulering ingevoerd. 5. Over de vorm van parkeerregulering voor het straatparkeren in het centrum en directe omgeving wordt voor aanvang van het jaar 2007 een beslissing genomen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005 De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 27 januari 2005, nummer 001/2005
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van de voorzitter van het Presidium d.d. 17 januari 2005, nummer 002/2005; gelet op artikel 81o van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de
Eerste wijziging van de Verordening op de Rekenkamercommissie van de gemeente Papendrecht Artikel I Artikel 3, lid 3, wordt als volgt gewijzigd: “De voorzitter en de leden die geen deel uitmaken van de raad worden benoemd tot 1 januari 2008 en vervolgens telkenmale voor een periode van 4 kalenderjaren”. Artikel II Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2005.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2005. De griffier,
De voorzitter,
J. Nieuwland.
C.J.M. de Bruin.