C
Raad \ vanState
o
O
.-
O
o
O
B
O
.1
O
i
O
u
O
o
O
o
O
o
O
ft
O
:.
O
,-.
C
Afdeling bestuursrechtspraak
Raad van de gemeente Haarlem Postbus 511 2003 PB HAARLEM
Datum
7 februari 2011
Ons nummer
U w kenmerk
201007181/5/R1
Onderwerp
Behandelend ambtenaar
Haarlem bp 'Leidsebuurt'
H.J. Briedé-Elferink 070-4264694
In de bovenvermelde zaak is uitspraak gedaan. Een afschrift van de uitspraak treft u hierbij aan. De Afdeling heeft het verzet van G.M. Groeneveld en J. Groeneveld gegrond verklaard. De uitspraak waartegen het verzet was gericht, is daarmee vervallen. Het onderzoek in deze zaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Over de verdere behandeling van de zaak ontvangt u zo nodig nader bericht. Hoogachtend, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
1889167(K35) Postbus 20019 - 2500 EA 's-Gravenhage - T 070 426 44 26 - F 070 365 13 80 - www.raadvanstate.nl Bij correspondentie de datum en het nummer van deze brief vermelden
Raad
vanState 201007181/5/R1. Datum uitspraak: 7 februari 2011
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van: G.M. Groeneveld en J. Groeneveld (hierna tezamen en in enkelvoud: Groeneveld), wonend te Haarlem, opposanten.
201007181 /5/R1
1.
2
7 februari 201 1
Procesverloop
Bij uitspraak van 2 december 2010, in zaak nr. 201007181/4/R1, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het beroep van Groeneveld tegen het besluit van de raad van de gemeente Haarlem van 29 april 2010, waarbij het bestemmingsplan "Leidsebuurt" is vastgesteld, niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft Groeneveld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 2 januari 2011, verzet gedaan. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. 2.
Overwegingen
2.1. In de uitspraak waarvan verzet heeft de Afdeling het beroep van Groeneveld kennelijk niet-ontvankelijk geacht, omdat door hem geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren is gebracht bij de raad. 2.2. Groeneveld stelt in verzet dat het bestemmingsplan voor diens perceel Brouwersvaart 66 gewijzigd is vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan. Daarbij wijst hij erop dat in het ontwerpplan voor het perceel een maximale goothoogte van 7 meter was opgenonrien, hetgeen in het vastgestelde plan is gewijzigd naar een toegestane maximale bouwhoogte van 9 meter. 2.3. Gezien hetgeen Groeneveld in het verzetschrift heeft aangevoerd en het daarbij gevoegde afschrift van het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan is aannemelijk dat hij door het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan in een nadeligere positie is komen te verkeren dan op grond van het ontwerpplan het geval was. De Afdeling is van oordeel dat onder deze omstandigheden het indienen van een zienswijze geen voorwaarde is voor het kunnen instellen van beroep. Er bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. 2.4. Het verzet is kennelijk gegrond, waaruit volgt dat de uitspraak van 2 december 2010 is vervallen. Het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
201007181/5/R1
3.
3
7 februari 2011
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het verzet gegrond. Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Wijers ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2011 444. Verzonden: 7 februari 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
Raad vanState 201007181/4/R1. Datum uitspraak: 2 december 2010
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen: J. Groeneveld en G.M. Groeneveld (hierna: Groeneveld en Groeneveld), wonend te Haarlem, appellanten. en de raad van de gemeente Haarlem, verweerder.
201007181 /2/R1
1.
2
2 december 2010
Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Leidsebuurt" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben Groeneveld en Groeneveld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juli 2010, beroep ingesteld. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. 2.
Overwegingen
2.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. 2.2. Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 12 juni 2009 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 24 juli 2009. Groeneveld en Groeneveld hebben geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad. 2.3. Ingevolge artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Hiervan is de Afdeling niet gebleken. 2.4.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
2.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201007181/2/R1
3.
3
2 december 2010
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. Th. C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Onselen ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2010
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht). - Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan. - In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd. - Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet. 178-694. Verzonden: 2 december 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser