Raad vanStatc 201011825/1/V3, 201011828/1/V3 en 2 0 1 0 1 1 8 2 8 / 2 / V 3 . Datum uitspraak: 6 april 2 0 1 1
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene w e t bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 (hierna: de V w 2 0 0 0 ) , op het hoger beroep v a n :
alsmede appellanten,
(hierna: vreemdeling 1), mede voor haar minderjarig kind, (hierna: vreemdelingen 2),
tegen de uitspraken van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, van 17 november 2 0 1 0 in zaken nrs. 0 9 / 2 6 3 9 9 , 0 9 / 2 6 4 0 0 en 0 9 / 2 6 4 0 3 in de gedingen tussen: de vreemdelingen en de minister voor Immigratie en Asiel.
2 0 1 0 1 1 8 2 8 / 1 / V 3 en 2 0 1 0 1 1 8 2 8 / 2 / V 3 en 2 0 1 0 1 1 8 2 5 / 1
1.
2
6 april 2 0 1 1
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 2 4 juni 2 0 0 9 heeft de staatssecretaris van Justitie de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van vreemdeling 1 ingetrokken en de aanvragen van vreemdelingen 2 om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht. Bij uitspraken van 17 november 2 0 1 0 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraken hebben de vreemdelingen bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 8 december 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Voorts hebben de vreemdelingen de voorzitter bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 4 april 2 0 1 1 , verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de V w 2 0 0 0 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek o m het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201011828/1/V3 en 201011828/2/V3 en 201011825/1 3.
3
6 april 2011
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. II.
bevestigt de aangevallen uitspraak; wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.H. van der Winden, ambtenaar van staat.
w.g. Offers Voorzitter
w.g. Van der Winden ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2011
348-689. Verzonden: 6 april 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
08/12/2010
17:59
31575545112
CD DEN HARTOGH
PAG.
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Zutphen Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.nr.: AWB 09/26399
Uitspraak in het geding tussen: geboren op V-nummen eiseres, mede ten behoeve van haar minderjarige kind, geboren op V-nummer beiden van Iraakse nationaliteit gemachtigde: mr. CD. den Hartogh, advocaat te Zutpben, en de Minister van Justitie (voorheen de Staatssecretaris van Justitie) verweerder, gemachtigde; mr. M. Buysman, werkzaam bij de IND.
I. Procesverloop Bij besluit van 12 november 2007 is aan eiseres een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerst lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna; Vw 2000) verleend, geldig van 6 november 2007 tot 6 november 2012, Bij besluit van 24 juni 2009 heeft verweerder de verleende verblijfsvergunning met ingang van 22 november 200S ingetrokken op grond van artikel 32, eerste b'd, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld bij brief van 22 juli 2009. Verweerder beeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 31 augustus 201.0, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen.
05/09
B8/12/201B
17:59
31575545112
CD DEN HARTOGH
PAG.
Reg.nr.:AWB 09/26399
2. Overwegingen 2.1 Op grond van artikel 29 van de Vw 2000 kan, voor zover van belang, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling: c. van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit bet land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst. Ingevolge artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden ingetrokken dan wel de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur ervan worden afgewezen indien de grond voor verlening, als bedoeld in artikel 29, van de Vw 2000, is komen te vervallen. Bij het besluit tot Intrekking van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 wordt voorts beoordeeld of de vreemdeling ten tijde van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in aanmerking kwam voor verblijf op een van de andere gronden van artikel 29 van de Vw 2000. 2.2 Ter zitting is gebleken dat niet meer in geschil is dat eiseres niet (althans niet langer) in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b en d, van de Vw 2000. Uitsluitend in geschil is of verweerder eiseres een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 had moeten verlenen. 2.3 Eiseres heeft aan haar aanvraag van 6 november 2007 - voor zover nog van belanghet volgende ten grondslag gelegd. Zij is afkomstig uit in Ccntraal-Irak en heeft Irak samen met haar jongste zoon in september 2007 verlaten nadat baar echtgenoot was ontvoerd door terroristen. Naar aanleiding van het voornemen tot intrekking van de verblij fs vergunning asjeJ voor bepaalde tijd is eiseres op 12 mei 2009 opnieuw gehoord. Eiseres heeft in dat gehoor, onder verwijzing naar de overiijdensakte van de rechtbank te Kirkuk van 5 maart 2008, verklaard dat na haar vertrek is gebleken dat haar echtgenoot is overleden, In de betreffende overlijdensakte is als overlijdensdatum vermeld: 4 december 2007. 2,4 Met betrekking tot het beroep van eiseres op het door verweerder gevoerde traumatabeleid als neergelegd in paragraaf C2/4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000), overweegt de rechtbank het volgende. Eiseres heeft een beroep gedaan op het traumatabeleid vanwege de (langdurige) vermissing van haar echtgenoot, van wie uiteindelijk is komen vast te staan dat hij is overleden. In dit kader is verwezen naar een uitspraak van dezerechtbank,nevenzittingsplaats Assen, van 10 juni 2005 (Awb 03/21435). De rechtbank stelt vast dat de gewelddadige dood van een naast familielid valt onder de limitatieve opsomming van paragraaf C2/4.2.3 van de Vc 2000, maar vermissing niet. Niet in geschil is dat eiseres in september 2007 uit Irak is vertrokken vanwege de langdurige vermissing van haar echtgenoot en dat zij eerst in Nederland bekend is geworden met zijn overlijden. Nu de langdurige vermissing van de echtgenoot van eiseres (en niet zijn
2
06/09
08/12/2010
17:59
31575545112
CD DEN HARTOGH
PAG.
Reg.nr.: AWB 09/26399
overlijden) de aanleiding is geweest voor haar vertrek» heeft verweerder zich op het standpunt kunnen .stellen dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarden van het traumatabclcid. Dat eiseres reeds bij haar vertrek vreesde voor het leven van haar echtgenoot, doet hier niet aan af. Dit geldt te meer nu uit de door eiseres overgelegde overlijdensakte valt op te maken dat haar echtgenoot is overleden toen eiseres in Nederland was. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel, waarbij is verwezen naar de genoemde uitspraak van deze rechtbank, ne venzitttogsp laats Assen, wordt door de rechtbank niet gevolgd. In de aangehaalde zaak is sprake van een vreemdelinge die getraumatiseerd was geraakt door met name de vermissing van haar echtgenoot en vader na de VÏU" van De doodsoorzaak en de omstandigheden waaronder de echtgenoot en vader zijn omgekomen, zijn uiteindelijk komen vast te staan. Daarvan is in het geval van eiseres geen sprake, aangezien zij, volgens haar verklaring, niet weet waarom of door wie haar echtgenoot is gedood en zij evenmin kan verklaren wanneer en waar de politie hel lichaam heeft gevonden en wat de doodsoorzaak was. De aangehaalde zaak verschilt derhalve op relevante punten met de zaak van eiseres, zodat geen sprake is van gelijke gevallen. Van bijzondere individuele redenen van humanitaire aard als bedoeld in paragraaf C2/4.3 van de Vc 2000 is de rechtbank voorts niet gebleken. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat eiseres ten tijde van de verleende vergunning niet in aanmerking kon komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van deVw 2000. 2.5 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, toetsing in recbte kan doorstaan. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten. 3. Beslissing De rechtbank; - verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.H.T. Rademaker. De beslissing is in tegenwoordigheid, van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 november 2010.
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus J 6113,2500 BC Den Haag. Afschrift verzonden op: 1 7 MORpaWoo^.or,;-^,..,^...,,,^
.r
^onmer.^d.An.q:^:^,:;,;; 'f..
07/09
08/12/2018
17:59
31575545112
CD DEN HARTOGH
PAG.
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Zutphen Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.nr.: AWB 09/26403 en AWB 09/26400
Uitspraak in het geding tussen: geboren op van Iraakse nationaliteit, V-nummer: eiser. geboren op van Iraakse nationaliteit, V-numraer: eiseres, gemachtigde: mr. CD. den Hartogh, advocaat te Zutphen, en de Minister van Justitie (voorheen de Staatssecretaris van Justitie) verweerder, gemachtigde: mr. M. Buysman, werkzaam bij de IND.
1. Procesverloop By besluit van 24 juni 2009 heeft verweerder de aanvragen van eisers van 30 juli 2008 om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Eisers hebben beroep ingestcJd bij brief van 22 juli 2009. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. De beroepen zijn behandeld ter zitting van 31 augustus 2010, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen.
08/09
08/12/2010
17:59
31575545112
CD DEN HARTOGH
MG-
Reg.nr.: AWB 09/26403 en AWB 09/26400
2. Overwegingen De rechtbank overweegt dat ter zitting is gebleken dat het beroep is beperkt tot de vraag of eisers ais kinderen van hun moeder in aanmerking komen voor eeo verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste Jid, aanhef en onder e off, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000). Bij uitspraak van heden (Awb 09/26399) heeft de rechtbank het beroep van tegen het besluit om haar verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd met ingang van 22 november 2008 in te trekken, ongegrond verklaard. Reeds om die reden dienen de beroepen van eisers ongegrond verklaard te worden. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten. 3. Beslissing De rechtbank; - verklaart de beroepen ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door rar. E.H.T. Rademaker. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 november 2010.
_>
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Afschrift verzonden op:
! 7 W. 2SW
-e ^nmetr van
^ J K ^ ^ - ^ C
- " 7 ' r ^ ! ï / ^ i e r / r > "fesUT1*-.-
09/09
88/12/2010
17:59
-It
31575545112 / " I
PAG.
CD DEN HARTOGH
l-i
ƒ /
rr
s-* •&* f / i adv oc a a h /•'
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
Aan de voorzitter van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 16113
fc 8 DEC 2010 IZAAKNR.
2500 BC \s-GRAVENHAGE
AAN: iRFHANDaD:DP_L
PAR:
Per post en per fax.: 070 3651380 APPÈLSCHRIFT TEN BEHOEVE VAN DE VREEMDELINGEN -naam: -geboortedatum: - IND. nummer; 0711.06.0194 alsmede haar minderjarige kind
07H.06.0194
- naam: • geboortedatum; - IND. nummer: 0807.29.1366 Allen van [raaksc nationaliteit en verblijvende te Den haag VAN: - gemachtigde: • plaats van vestiging: - correspondentieadres: - telefoonnummer:
- faxnummer:
(vrouw)
(vrouw)
naam: geboortedatum: rND. nummer.'
(man)
MR. CD. den Hartogh Zutphen
IJsselkade 7201 HD Zutphen 0575 544504 0575 545H2
OMSCHRIJVING BESTREDEN UITSPRAKEN Registratienummer: AWB 09/26399 - 09/26400 - 09/26403 Rechtbank: VK Den Haag, zp Zutphen datum verzending uitspraken; 17 november 2010 ongegrondverklaring beroep tegen: omschrijving uitspraken; intrekking VbtA "d"/afwijzing asielaanvraag
APPÈLSCHRIFT Geeft te kennen; IJssetkade 27 7201 HD Zutphen
telefoon 0575-544504 fax 0575-545112
1. wonende te
01/09
alsmede haar bovengenoemde meerderjarige kinderen, hierna te noemen appellanten, die in deze zaak woonplaats kiezen ten 1
h
08/12^2018
31575545112
17:59
'M .f / #
(
D
PAG.
CD DEN HARTOGH T "W
i fy n v. t.-
n
82/09
f f .1 b&. tiUÉdên HÀU&/ iJ -™4
j ^ t
T/-P
a ävocaaf-
kantore van de advocaat mr CD. den Hartogh, Usselkade 27, 7201 MD tc Zutphen, die met het recht van vervanging bepaaldelijk als gevolmachtigde wordt gesteld tot het instellen van dit hoger beroep. 2. Appellante, is een verblijfsvergunning bepaalde tijd asiel verleend. Bij besluit d.d. 24 juni 2009 heeft verweerder de verleende verblijfsvergunning ingetrokken. Appellante heeft tegen dit besluit beroep ingediend. Bij uitspraak d.d. 17.11.2010 heeft rechtbank s-Gravenhagc, zp Zutphen het beroep ongegrond verklaard. Appellanten voornoemde meerderjarige kinderen hebben asielaanvragen ingediend. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen bij besluit van 24.06.2009. Bij uitspraak d.d. 17.11.2010 heeft rechtbank s-Gravenhage, zp Zutphen de door appellanten ingediende beroepen ongegrond verklaard. 3. Appellanten kunnen zich met deze uitspraak niet verenigen en komen hiertegen in appèl onder aanvoering van de hierna genoemde grieven; 4. Ten aanzien van het hoger beroep van appellanten
en
:
Grief: Appellanten komen in appèl nu de rechtbank aan de ongegrondverklaring van hun beroepen ten grondslag heeft gelegd dat nu het beroep van moeder ongegrond is verklaard reeds om die reden de beroepen van eisers ongegrond dienen te worden verklaard. Appellanten voeren aan dat de rechtbank ten onrechte het beroep van moeder ongegrond heeft verklaard, althans moeder in appéj is gekomen tegen deze uitspraak en bij gegrond verklaring van het hoger beroep van moeder, ook hun hoger beroep voor gegrond verklaring in aanmerking komt, althans de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd. 5. Ten aanzien van het hoger beroep van appellante Grief: De rechtbank heeft het volgende overwogen: "de rechtbank stelt vast dat de gewelddadige dood van een naast familielid valt onder de limitatieve opsomming van paragraaf C2/4.2.3 van de VC 2000, maar vermissing niet. Niet in geschil ts dat eiseres in september 2007 uit Irak is vertrokken vanwege de langdurig vermissing van haar echtgenoot en dat zij eerst in Nederland bekend is geworden met zijn overlijden. Nu de langdurige vermissing van de echtgenoot van eiseres (en niet zijn overlijden) aanleiding is geweest voor haar vertrek, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwarden van het traumatabeleid. Dat eiseres reeds bij haar vertrek vreesde voor het leven van haar echtgenoot doet hier niet aan af Dit geldt te meer nu uit de door eiseres overgelegde iJssetkade 27 7201 HD Zutphen
telefoon 0575-544504 fax 0575-545112
fr
08/12/2010 ':n< .-•£
17:59
31575545112 -•e
f
,K •V'
n
JL
PAG.
CD DEN HARTOGH
1
m i
63/09
.1' fcfr. <Mdtfri H k k o | r / JL". advQca
a ï-_~-
overlijdensakte valt op te maken dal haar echtgenoot is overleden toen eiseres in Nederland was. " Appellante voert aan dat deze overweging onbegrijpelijk is. Allereerst zij hierover opgemerkt dat verweerder noch de vermissing van echtgenoot, noch het feit van zijn dood heeft bestreden. Verweerder heeft voorts niet bestreden dat echtgenoot na vermissing niet meer iu leven is gezien. Appellante heeft aangevoerd en in beroep herhaald dat echtgenoot al lange tijd vermist was, althans bij de asielaanvraag die vermissing al langer dan zes maanden duurde. Zij heeft daaruit de terechte conclusie getrokken dal echtgenoot niet meer in leven was, althans heeft zij het vermoeden van zijn dood aJ van aanvang af geuit Nu vervolgens de dood van echtgenoot werd bevestigd heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat appellante uil Irak is vertrokken vanwege de vermissing van echtgenoot en niét vanwege diens overlijden. Vanzelfsprekend kan van een asielzoekset als appellant ingeval van vermissing van echtgenoot niet verwacht worden - zolang de dood niet is komen vast te staan - te verklaren vanwege de dood van de vermiste te zijn vertrokken. Onbegrijpelijk is echter dat zodra die dood i's vast komen te staan en aan de martelende onzekerheid van de vermissing een einde komt, die vermissing niet gelijk gesteld zou kunnen worden met de dood. Voor zover de rechtbank heeft overwogen dat uit de overgelegde overlijdensakte valt op te maken dat echtgenoot is overleden toen appellante in Nederland was, voert gemachtigde het volgende aan: Appellante heeft er terecht op gewezen dat in gevallen van vermissing het daadwerkelijke tijdstip van overlijden niet (meer) kan worden vastgesteld en dat daarom begrijpelijk is dat de vondst van het lichaam van echtgenoot gelijk is gesteld met de datum van overlijden. De datum van gebeurtenis waarbij echtgenoot is gedood is namelijk in geval van een voorafgaande vermissing niet meer te achterhalen, tenzij deze gebeurtenis bekend is geworden. Ten onrechte ïs de rechtbank aan deze stellingen voorbij gegaan, althans heeft zij deze onbesproken gelaten. Voorts voert appellante aan dat de rechtbank ten onrechte het beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft verworpen. De rechtbank overwoog in dat kader: "het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel, waarbij is verwezen naar de genoemde uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Assen, wordt door de rechtbank niet gevolgd. In de aangehaalde zaak is sprake van een vreemdelingen die getraumatiseerd was geraakt door met name de vermissing van haar echtgenoot en vader na de val van , De doodsoorzaak en de omstandigheden waaronder de echtgenoot en vader zijn omgekomen, zijn uiteindelijk komen vast te staan. Daarvan is in het geval van eiseres geen sprake, " Usselkade 27 7201 HD Zutphen telefoon 0575-544504 fax0575-5451l2
öö/i^/^tuü
5 • if,
,#~ .'"if
.•: •• 4:
-I
w:b9
C •"•!•
.?
31575545112
CD DEN HARTOGH
r. D den
PAG.
04/09
'XT'
Ä
ft. <3J0t ddb HäTrto|l/ ß a (ivo ca a V—
Gemachtigde voert aan dat ook deze overweging onbegrijpelijk is. Het enkele feit dat in betreffende " -zaak" de omstandigheden (opmerking gemachtigde: vanzelfsprekend inclusief de datum van oerlijden) is vast komen te staan, maakt niet dat ook in die zaak het beroep op bet traumatabel ei d aanvankelijk was gegrond op de vermissing. De toevallige omstandigheid dat de vermissing in relatie kon worden gebracht met de massamoord die in heeft plaatsgevonden maakt dat niet anders. Nu in beide zaken pas achteraf de dood van de echtgenoot kon worden vastgesteld, kan die toevallige omstandigheid dal behalve de dood ook de omstandigheid van de dood kon worden vastgesteld, het verschil in beoordeling niet uitmaken. Voorzover de rechtbank hiermee heeft willen zeggen dat nu appelante niet de identiteit van de voor de dood van echtgenot verantwoordelijke personen aannemelijk te hebben gemaakt, voert gemachtigde aan dal appellante gemotiveerd heeft onderbouwd dat bij gebreke van iedere effectieve bescherming van de Iraakse autoriteiten ten tijde van de vermissing/dood, de identiteit van de dader(s) geen rol kon spelen. De rechtbank heeft die stelling echter niet onderzocht, althans kenbaar bij haar overwegingen betrokken. Op grond van het bovenstaande stellen appellanten dat de uitspraken van de Rechtbank onvoldoende gemotiveerd, onzorgvuldig zijn en in strijd met het recht, waardoor deze niet in stand kunnen blijven. Redenen waarom: Appellanten zich tot de afdeling wenden met het eerbiedig verzoek de bestreden beschikkingen te vernietigen en te bepalen dat; primair - zelf rechtdoende: appellanten een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw dient Ie worden verleent; althans de verleende verblijfsvergunning in stand blijft. subsidiair: de Rechtbank binnen een door U nader te bepalen termijn en met in achtneming van hetgeen is overwogen een nieuwe beslissing op het beroep zal dienen te nemen, De Staat der Nederlanden te veroordelen in de door appellanten te maken proceskosten, daaronder begrepen het salaris van de gemachtigde. Zutphen, 8 december 201' Gemachtigde; Ussetkade 27 7201 HD Zucphen
telefoon 0575-544504 fax 0575-545112
Productie; uitspraken Rb Zutphen, d.d. 17 november 2010.