Raad
vanState 201109230/1/V4. Datum uitspraak: 7 maart 2 0 1 2
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht (hierna: de A w b ) op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 28 juli 2 0 1 1 in zaak nr. 1 0 / 4 3 7 8 6 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201109230/1 A/4
1.
2
7 maart 2 0 1 2
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2 0 1 0 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Bij besluit van 22 maart 2 0 1 1 heeft de minister het besluit van 1 7 december 2 0 1 0 ingetrokken en de aanvraag opnieuw afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 28 juli 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 23 augustus 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister (thans: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Het hoger beroep is uitsluitend gericht tegen de ongegrondverklaring van het beroep tegen het besluit van 22 maart 2 0 1 1 . 2.2. De vreemdeling heeft op 11 augustus 2 0 1 0 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Uit onderzoek in het Eurodac-systeem is gebleken dat hij eerder een asielaanvraag in Italië heeft ingediend. Italië is op grond van de Europese overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen (Trb. 1 9 8 1 , 239) verantwoordelijk voor de vreemdeling. 2.3. De vreemdeling heeft zich in hoger beroep, onder verwijzing naar diverse stukken, samengevat en voor zover thans van belang, op het standpunt gesteld dat de rechtbank heeft miskend dat de minister ten opzichte van Italië niet kon uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel omdat de asielprocedure in Italië niet voldoet aan het Unierecht en overdracht aan dat land strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). De minister had volgens de vreemdeling de behandeling van het asielverzoek dan ook aan zich moeten trekken. 2.4. Bij uitspraak van 14 juli 2 0 1 1 in zaak nr. 2 0 1 0 0 9 2 7 8 / 1 A / 3 (www.raadvanstate.nl), heeft de Afdeling, samengevat weergegeven, overwogen dat uit het arrest van 21 januari 2 0 1 1 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak M.S.S. tegen België en Griekenland, zaak nr. 3 0 6 9 6 / 0 9 , JV 2 0 1 1 / 6 8 (hierna: het arrest in de zaak M.S.S.) voortvloeit dat ook in een situatie waarin een vreemdeling zijn stelling dat
201109230/1/V4
3
7 maart 2 0 1 2
overdracht strijdig is met artikel 3 van het EX/RM, louter onderbouwt met een beroep op algemene documentatie die informatie bevat over één of meer van de blijkens het arrest relevante aspecten, een zorgvuldige beoordeling daarvan geboden is. 2.4.1. In de onderhavige zaak heeft de vreemdeling zich, evenals in de zaak die heeft geleid tot voormelde uitspraak van 14 juli 2 0 1 1 , reeds in de besluitvormingsfase op een document beroepen waarvan niet op voorhand kan worden gezegd dat het niet relevant is voor de beoordeling van de vraag of de in het arrest in de zaak M.S.S. genoemde aspecten aan overdracht in de w e g staan. Nu in het besluit een op dit document toegespitste standpuntbepaling ten aanzien van de volgens het arrest in de zaak M.S.S. relevante aspecten ontbreekt, is deze niet beoordeeld op de in het arrest in de zaak M.S.S. omschreven wijze. De rechtbank kon de minister dan ook niet zonder meer volgen in zijn standpunt dat in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De grief slaagt. 2.4.2. Het hoger beroep is reeds daarom kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van 2 2 maart 2 0 1 1 ongegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gezien het vorenoverwogene, het beroep in zoverre alsnog gegrond verklaren en het besluit van 22 maart 2 0 1 1 wegens strijd met artikel 3 : 4 6 van de A w b vernietigen. 2.5. De Afdeling ziet echter aanleiding met toepassing van artikel 8 : 7 2 , derde lid, van de A w b te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. 2.5.1. De Afdeling heeft in voormelde uitspraak van 14 juli 2 0 1 1 overwogen dat ook indien de voorhanden documenten over de situatie in Italië worden beoordeeld op de wijze waarop dat in het arrest in de zaak M.S.S. is gepreciseerd, geen grond bestaat voor het oordeel dat de documenten waarop de vreemdeling zich in die zaak heeft beroepen, t o t het oordeel moeten leiden dat hij niet aan Italië mag worden overgedragen. De documenten waarop de vreemdeling zich in deze zaak heeft beroepen geven geen aanleiding voor een ander oordeel. Ook het persoonlijk relaas van de vreemdeling biedt geen indicaties voor het oordeel dat de Italiaanse asielprocedure niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. De vreemdeling heeft immers een asielaanvraag kunnen indienen, naar aanleiding waarvan hem de vluchtelingenstatus is toegekend. De vreemdeling werd in het verleden in Italië dan ook niet bedreigd met uitzetting naar zijn land van herkomst. Evenmin kan uit zijn verklaringen worden afgeleid dat hij eerder in dat land het slachtoffer is geworden van een door artikel 3 van het EVRM verboden behandeling. 2.5.2. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling dan ook geen grond voor het oordeel dat door de overdracht van de vreemdeling aan Italië een situatie zal ontstaan die strijdig is met artikel 3 dan wel 13 van het EVRM en de minister zich om die reden niet met een beroep op het interstatelijk
201109230/1 A/4
4
7 maart 2 0 1 2
vertrouwensbeginsel op het standpunt kan stellen, dat ervan kan worden uitgegaan dat Italië de refoulementverboden niet zal schenden. 2.6. De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel dient op na te melden wijze te worden veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten.
201109230/1 A/4
3.
5
7 maart 2 0 1 2
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. II.
III. IV. VVI.
verklaart het hoger beroep gegrond; vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 28 juli 2011 in zaak nr. 1 0 / 4 3 7 8 6 , voor zover aangevallen; verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit van 22 maart 2011 gegrond; vernietigt het besluit van de minister voor Immigratie en Asiel van 22 maart 2 0 1 1 , kenmerk 1 0 0 7 . 0 5 . 1 2 1 2 ; bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven; veroordeelt de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel t o t vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten t o t een bedrag van € 1 . 3 1 1 , - (zegge: dertienhonderdelf euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarvan € 8 7 4 , - (zegge: achthonderdvierenzeventig euro) voor het beroep en € 4 3 7 , - (zegge: vierhonderdzevenendertig euro) voor het hoger beroep. Het totale bedrag dient aan de secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 5 6 . 9 9 . 9 4 . 9 7 7 ) onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van staat.
w . g . Lubberdink voorzitter
w . g . Prins ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 201 2
363-633. Verzonden: 7 maart 2 0 1 2
7 maart 2 0 1 2
6
Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
1005/007
•23/08 2011 DIN 16:57 FAX +31582991300 LEI! Leeuwarden Adv. UM
uT
;.{)) I
i» s : .VI
l :W
<)-'SS,>,>'> ! " - ( < !
l'ti
i" i)HU^
/ » O 1 1 •••• Wv
"MUI I
AFSCHRIFT
,^Äjs
\Uitspraak
geboren op van Eritrcse nationaliteit, !ND dossiernummer 1007.05.1212, eiser, gemachtigde mr. D. de Vries» advocaat te Leeuwarden; en
de minister voor Immigratie cii Asiel) (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, vertegenwoordigd door mr. H.R. Nobel, ambtenaar ten departemonte, verweerder. I. Procesverloop
i
Op 11 augustus 2010 heeft eiser een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 17 december 2010 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Bij brief van 21 december 2010 is daartegen beroep ingesteld. Het beroep ts voorzien van gronden bij brief van 13 januari 2011. Op 22 maart 20U heeft verweerder de beschikking van 17 december 2010 ingetrokken naar aanleiding van nieuwe feiten en omstandigheden en een nieuwe beschikking afgegeven. Eiser heeft op 2 mei 2011 aanvullende gronden ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep is ter zitting van 21 juli 2011 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
•23/08 2011 DIN 16:57 FAX +31582991300 LEU Leeuwarden Adv, !•,)!
t
'iV.-V-l
l-'U
il.^i^l
IM"
\ • :i
AWB 10/43786
2.
„" i H l l l . i
.-iiii
blad 2/3
Overwegingen
2.1 Gelet op het bepaalde in de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemcije wet bestuursrecht wordt het beroep van eiser, gericht tegen het besluit van verweerder van 7 december 2010, mede geacht te zijn gericht tegen het besluit van verweerder van 22 maaijt 2011. 2.2 Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder d, Vreemdelingen wet j 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd1 als bedoeld in artikel 28 van deze wet, afgewezen indien de vreemdeling op grond van sen verdragsverplichting tussen Nederland en een ander land zal worden overgedragen aan dat land van eerder verblijf, terwijl dat land partij is bij het Vluchtelingcnvcr; rag, het (Europees) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentej ï vrijheden (EVRM) en het Verdrag tegenfolteringen andere wrede, onmenselijke o:'onterende behandeling of bestraffing (Anti-Folterverdrag), dan wel zich anderszins leeft verplicht artikel 33 Vluchtelingenverdrag, artikel 3 EVRM en artikel 3 Anti-Foitenferdrag na te leven. 2.3 Italië heeft op 28 januari 2011 het terugnameverzoek geaccepteerd >p grond van de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkhei i voor vluchtelingen, Straatsburg 16 oktober 1980 (hierna: Verdrag van Straatsbrrg) 2.4 Ter zitting heeft eiser zijn standpunt met betrekking tot artikel 4, eerste lid, tweede volzin van het Verdrag van Straatsburg laten vallen. 2.5 Eiser heeft aangevoerd hij niet terug wil keren naar Italië", omdat Italië zich niet houdt aan het Vluchtelingenverdrag. Eiser is bang voor refoulement. Naar de mening van eiser mag verweerder niet zonder nadere motivering uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. 2.6 De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 30, eerste Hdf aanhef en onder d, Vw 2000, betreft een imperatieve •afwijzingsgrond, waarbij aan verweerder geen enkele beleids- of beoordelingsvrijheid toekomt. De rechtbank stelt vast dat Italie het verzoek op grond van eerder genoemde overeenkomst heeft aanvaard. Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van dejidstaten wordt ingediend is derhalve niet van toepassing. Voorts stelt de rechtbank vast dat; niet in geschil is dat ItaüS is gebonden aan het Vluchtelingenverdrag» het EVRM en het Antij-Folterverdrag. Bovendien liggen in het sluiten van een terug- en ovemarneovereenkonwt vpldoende waarborgen besloten voor een goede behandeling van teruggekeerde, uitgei rocedeerde vreemdelingen en het verbod op (indirect) refoulement. Eiser heeft niet aan lemelijk gemaakt dat er aanknopingspunten zijn dat Italië' de op dat land rustende verdragsvei ^lichtingen jegens hem niet nakomt of niet zal nakomen. Verweerder kon derhalve niet inders dan de aanvraag afwijzen. 2.7
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.
2.8 Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
ll'.Il! 1
23/08 2011 DIN 16:58 FAI +31582991300 LEïï Leeuwarden Adv. :;-»
ii :
r;-Mii]
:'iii i
AWB 10/43786
3.
blad 3/3
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Bruggen, rechter, en door des enD.K. Bloemers als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op ^ ß . j . .
Afschrift verzonden op:
£ . 8 JULI 288
Rechtsmiddel Tegen dost uitspraak kunnen partijen binnen, vierdêten na de datum van verzanding van dtxe a tspraak. hoger beroep instellen bij'dó Afdeling bestuursrëcfttj^raaftVan de Raadvan Steï*. onder vermelding van "Hogar beroep vreemdslingemakân",postbiaI6U3, nOOBC 't-Cravenhage. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt /Atta verpand dat het beroepschrift een ofmeer grieven legen de uit praak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
: Uii'.i
13/08 2011 DIN 16:55 FAI f31582991300 LEÏÏ Leeuwarden Adv.
1001/007
LEXX
Leeuwarden Attorneys at law /Advocaten Wedcriiinecl 2S IW1.1CL LccuMftnldi Te]:<+3I)058-2 , »81SI I*»:(*3I)05S-299I300 mv w. te* < ad w e aio n. nl
BAAD VAN STATEj Fax: 070 - 365 13 80 Aan de Voorzitter van de Afdeling Rechtspraak Raad van State
INGEKOMEN
AUG 2011
Postbus 16113
2500 BC Den Haag
fiihiiruirii: mi. itn. M.H. Vaitilci l'ül
M(t3l)(»-50637:23 S vdpol ^ l e x x:iilVDLUTCil.nt mr. D. de Vriw M (+31) 06-50682.103 E dcvnci&lexx.Kiwjniic»-"! HIT. 1'H.Gatt M ( . : i l ) l ) f i - J 66007-1! E jiü[it*lu\.-idvocatcn.ni mr, II.T. ((ErlMandy M(+Jl)«i-43044XSg E pc 1frr.ind y (£ 1 " ïiiif voca ie n JI I mr. Q.J. van Kntnmcn M <*31)06-51743770 E vitiikaiiinicflSlu.wwJviKaiiin.iil
Leeuwarden, dinsdag 23 augustus 201 Betreffende: Dossier Uw kenmerk Nationaliteit Leeuwarden
geboren op
•tir. M»S. Durant Mauri« M ( O l ) Mi-11360025 Ediiii;witn;iuiïb*lem
D10I459 Erilrese dinsdag 23 augustus 201Î
Geeft eerbiedig te kennen: 1 }, van Erttrese nationaliteit, thans verblijvende te hierna te noemen appellant, te dezer zake domicilie kiezende te Leeuwarden, aan de Westersingel 28 (8913 CL, ten kantore van advocaat en procureur mr. D. de Vries, . Advocaat mr. D. de Vries die hierbij verklaart door appellant bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit appelschrift in te dienen. Appellant heeft op 11 augustus 2010 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 17 december 2010 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat Italie' verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Hiertegen is door appellant beroep ingesteld. Op 22 maart 2011 heeft verweerder de beschikking van 17 december 2010 ingetrokken naar aanleiding van nieuwe feiten en omstandigheden en een nieuwe beschikking afgegeven. Appellant heeft op 2 mei 2011 aanvullende gronden ingediend, verweerder heefteen verweerschrift ingediend. Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 juli 2011. Appellant is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Bij uitspraak van 28 juli 2011, heeft de rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Zwolle, het beroep ongegrond verklaard. Appellant kan zich met deze uitspraak niet verenigen gezien de navolgende omstandigheden. Grief l: De grief richt zich tegen het oordeel van de rechtbank, pagina 2, onder 2.6.: "de rechtbank overweegt ah volgt. Artikel 30, eerste lid aanhef en onder d, Vw 2000, betreft een imperatieve afwijzingsgrond, waarbij aan verweerder geen enkele beleids- of beoordelingsvrijheid toekomt. De rechtbank stelt vast dat Italië het verzoek op grond van eerder genoemde overeenkomst heeft aanvaard. Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de
Isa Uritmfitlru u.tn*:al?n h o n iMmrn«v'l/HjT'ffiitanlbaxrn &l)slitmli)trmniutihfr pfiux**. Of iwrr HVit^mmhfJiv jjit dr irixfturi*' vnnnmanlrtt irai livpmvnr, limit le rlmlm oi-fcfr/i* t/rtrpfipm
Stichting llfluvr Drrdrnprlttcn //•"i/jvmmni™ (Bfrmtucti «<•
fîUiti.lM
;23/0S 2011 DIN 18:56 FAI +31582991300 LEU Leeuwden Adv.
©002/007
criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een lidstaat wordt ingediend is derhalve niet van toepassing. Voorts stelt de rechtbank vast dat niet in geschil is dat Italië is gebonden aan het Vluchtelingenverdrag, het EVRMen hel Anti-Folterverdrag. Bovendien liggen in het sluiten van een lentg- en overnameovereenkomst voldoende waarborgen besloten voor een goede behandeling van teruggekeerde, uitgeprocedeerde vreemdelingen en het verbod op (indirect) refoulement. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er aanknopingspunten zijn dat Italië de op dat land rustende verdragsverplichtingen jegens hem niet nakomt of niet zal nakomen. Verweerder kon derhalve niet anders dan de aanvraag afwijzen. Motivering sriefb Appellant heeft in beroep aangevoerd: /. In ieder geval staat (hans vast dat de Overeenkomst van Dublin niet van toepassing is. De vraag blij/l echter of overdracht van de verantwoordelijkheid wel mogetijk is op grond van de Overeenkomst van Straatsburg (hierna: OvS). 2. Door verweerder wordt gesteld dat eiser een vergunning tot verblijf heeft in Italië. Echter dit blijkt niet uit de bevestigingsbrief van de Italiaanse autoriteiten. Voorts staat nog altijd niet vast dat de Italiaanse autoriteiten aan eiser daadwerkelijk een verblijfsvergunning hebben verleend, hetgeen bij overdracht van verantwoorde}ijkheid op grond van artikel 30 sub d wel von belang is. Als Nederland vanwege artikel 30 sub d Vw niet zelf tot statusdeterminatie overgaat, moet het er zeker van zijn dat het land waarmee het de terug- of overnameovereenkomst beeft gesloten dat wel doel. In deze overeenkomsten zou dan ook moeten worden opgenomen dat de staat waaraan wordt overgedragen verantwoordelijk is om het asielverzoek zelf inhoudelijk te behandelen. De UNHCR deed die aanbeveling at in 1994 (UNHCR position on Standard bilateral readmission agreements between a member state and a third country, December 1994). Als een dergelijke bepaling niet in de overname-overeenkomst is opgenomen, zal Nederland hetzij het asielverzoek zelf moeten behandelen, hetzij moeten onderzoeken of hel land waaraan het de asielzoeker wil overdragen een zorgvuldige asielprocedure kent. Als dat niet gebeurt, is het Mogelijk dat Nederland zich schuldig maakt aan indirect refoulement. 3. Uit de brief van 28januari 2011 blijkt voorts niet dat de Italiaanse autoriteiten de verantwoordelijkheid erkennen op grond van de OvS, derhalve kan verweerder niet zonder meer uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, Dat beginsel ligt, zo is de stand In de rechtspraak, besloten in de bepalingen van de Overeenkomst van Dublin, maar dat geldt niet zonder meer voor elke andere overname overeenkomst. Hierbij spelen de omstandigheden waaronder eiser in Italië heeft »weten verblijven, waarvoor venvezen wordt naar hetgeen hij In de procedure hieromtrent naar voren heeft gebracht, die als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd, een duidelijke rol, Verweerder is dus wel gehouden het nodige onderzoek te doen naar de situatie in Italië. Eiser stelt derhalve het asielverzoek in Nederland inhoudelijk in behandeling dient te warden genomen. Appellant stelt te vrezen voor refoulement. Appellant stelt dat Italië zijn verdragsverplichting jegens hem niet zal nakomen. Appellant betoogt dat aan terugkerende Dublinclaimanten geen opvang meer wordt geboden. De minister kan niet uitgaan van het interstatclijk vertrouwensbeginsel, omdat de asielprocedure in Italië niet voldoet aan het Unierecht. Overdracht is dan ook strijdig met artikel 3 EVRM. Eiser steil, dat personen die eerder zonder toestemming een opvangcentrum hebben verlaten geen recht meer hebben op opvang in Italie. Terugkerende Dublinclaimanten krijgen daarom in de praktijk geen opvang meer. De vreemdelingen zullen daarom op straat terechtkomen. Ter staving zij verwezen naar een informatieoverzicht van Vluchtelingenwerk Nederland van 26 april 2011 ingebracht, waarin onder andere wordt verwezen een NOAS-rapport over Italië van april 2011. Ook wil eiser appellant wijzen op een tijdschriftartikel signaleren dal naar mijn mening van groot belang is. Het betreft een artikel uit het Journal of Refugee Studies 2011, nr. 2, pag. 390 e.V.: 'Legal Aid for Asylum Seekers; Progress and Challenges in Italy' van Katia Bianchini. Uit dit artikel blijkt dat de asielzoekers in Italie' onvoldoende mogelijkheden hebben om gebruik te maken van
2
13/08 2011 DIN 16:56 FAI 131582991300 LEU Leeuwarden Adv,
1003/007
een rechtsbijstandvoorziening. Dit maakt het uiteraard moeilijk voor asielzoekers om rechten te verwezenlijken en om bijvoorbeeld een klacht in te dienen bij het EHRM. Voornoemde stukken bevatten concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat Italie' asielzoekers die, zoals de vreemdeling, in het kader van de Verordening zijn of zullen worden overgedragen, in strijd met zijn non-refoulemenlverplichtingen verwijdert. De documenten waar appellant zich ten aanzien van de situatie in Italië op heeft beroepen, bieden voldoende grond voor de conclusie dat detentie-of levensomstandigheden waarde vreemdeling in Italie mee te maken kan krijgen, of de toepassing van de asielprocedure in dat land, in de praktijk van een zodanige aard zijn dat op basis daarvan zou moeten worden geconcludeerd dat wat voor Griekenland heeft te gelden, in gelijke mate opgaat voor Italië. Het belangrijke rapport van NOAS 'The Italian Approach to asylum; system and core problems' van april 2011 is niet meegenomen, Tevens is van belangen een rapport van SFH/OSAR van mei 2011 over de asielprocedure en opvangomstandigheden in Italië en een artikel van Katia Bianchini over de tekortkomingen in de rechtsbijstandverlening aan asielzoekers in Italië. Reeds om bovengenoemde redenen kan het appelschrift leiden tot vernietiging van de uitspraak, Conclusie: Appellant concludeert tot gegrond verklaring van het hoger beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en gegrondvcrklaring van het door appellante tegen het besluit ingestelde beroep.
D. de Vri
3