Raad vanState 20111 3048/1/V4. Datum uitspraak: 30 maart 2 0 1 2
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht (hierna: de A w b ) op het hoger beroep v a n :
appellant, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, van 22 november 2 0 1 1 in zaak nrs. 1 1 / 2 9 6 9 2 en 1 1 / 2 9 6 9 3 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
20111 3048/1/V4
1.
2
3 0 maart 2 0 1 2
Procesverloop
Bij besluit van 1 2 september 2 0 1 1 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 22 november 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 19 december 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister (thans: minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8 5 , eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 bevat het hogerberoepschrift in aanvulling op artikel 6 : 5 , eerste lid, onderdeel d, van de A w b , één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank. Ingevolge het tweede lid omschrijft een grief het onderdeel van de uitspraak waarmee de indiener zich niet kan verenigen alsmede de gronden waarop de indiener zich daarmee niet kan verenigen. Ingevolge het derde lid w o r d t het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien niet is voldaan aan het eerste of tweede lid, aan artikel 6:5 van de A w b of aan enig ander bij de w e t gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het hoger beroep. Artikel 6:6 van de A w b is niet van toepassing, indien niet is voldaan aan de vereisten vermeld in artikel 6 : 5 , eerste lid, onder c en d, of aan het eerste of tweede lid van dit artikel. 2.2. Hetgeen de vreemdeling in het hogerberoepschrift heeft aangevoerd, is deels een herhaling van in beroep naar voren gebrachte standpunten waarop de rechtbank heeft beslist. Anderdeels is hetgeen de vreemdeling in het hogerberoepschrift heeft aangevoerd niet als zodanig in eerste aanleg naar voren gebracht. Dat dat voor het eerst in hoger beroep gebeurt, verdraagt zich niet met het bepaalde in voormeld artikel 85. Uit deze bepaling volgt dat de grieven in hoger beroep moeten blijven binnen de toetsing van het bestreden besluit die de rechtbank heeft verricht, dan w e l , gelet op de daartegen voor haar aangevoerde gronden en de door haar te verrichten ambtshalve toetsing, behoorde te verrichten. Nu hetgeen is aangevoerd daaraan niet voldoet, is geen sprake van één of meer grieven in de zin van voormeld artikel 8 5 , tweede lid. Daarom is niet voldaan aan voormeld artikel 8 5 , eerste lid.
201113048/1 A/4
3
30 maart 2012
2.3. Het hoger beroep is, gelet op voormeld artikel 85, derde lid, kennelijk niet-ontvankelijk. 2.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201113048/1 A/4
3.
4
3 0 maart 2 0 1 2
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Walcott-Oliai, ambtenaar van staat.
w . g . Lubberdink lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Walcott-Oliai ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 0 maart 2 0 1 2 555-603. Verzonden: 3 0 maart 2 0 1 2 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Zutphen Sector Bestuursrecht Voorzieningenrechter Reg.nrs.: AWB 11/29693 en AWB 11/29692
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in het geding tussen: geboren op _ van Somalische nationaliteit, V-nummer: verzoeker/eiser (hierna: eiser), gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy, advocaat te Leeuwarden, en de Minister voor Immigratie en Asiel verweerder, gemachtigde: mr. J.P. Guérain, werkzaam bij de IND.
1. Procesverloop Op 24 mei 2011 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 12 september 2011 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Bij brief van 13 september 2011 is daartegen beroep ingesteld. Eiser mag de behandeling daarvan niet in Nederland afwachten. Bij verzoek van 13 september 2011 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het beroep is beslist. Het verzoek is ter zitting van 8 november 201 ï behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen. 2. Overwegingen 2.1 Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Algemene wet
Reg.nrs.: AWB 11/29693 en AWB 11/29692
2
bestuursrecht, onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt. 2.2 Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van deze wet, afgewezen, indien een ander land, partij bij het Vluchtelingenverdrag ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval is van toepassing Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna: Vo 343/2003). 2.3 Verweerder heeft de autoriteiten van Italië op 4 augustus 2011 verzocht om eiser terug te nemen op de voet van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vo 343/2003. Italië heeft niet tijdig gereageerd op het terugnameverzoek. Op grond van artikel 20, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vo 343/2003 staat dit gelijk met de aanvaarding van het terugnameverzoek. 2.4 Gelet op het bovenstaande is Italië in beginsel verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. 2.5 Ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Vo 343/2003, voor zover thans van belang, kan verweerder, in afwijking van het eerste lid, een bij hem ingediend asielverzoek van een onderdaan van een derde land behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht. Volgens het door verweerder ter zake gevoerde beleid in paragraaf C3/2.3.6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) wordt van de mogelijkheid het asielverzoek zelf te behandelen terughoudend gebruik gemaakt. Volgens paragraaf C3/2.3.6.2 van de Vc 2000 gaat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten principale vanuit dat de lidstaten de verplichtingen uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) naleven, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat het land waaraan de vreemdeling wordt overgedragen zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Het is in dat geval volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) aan eiser om aannemelijk te maken dat zich in zijn zaak feiten en omstandigheden voordoen op basis waarvan de presumptie van eerbiediging door Italië van het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM wordt weerlegd (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 3 november 2009; UN: BK2255). Eerst indien hij daarin is geslaagd, kan verweerder niet langer volstaan met een algemeen beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en is het aan hem om concreet te weerleggen dat eiser bedoelde risico's loopt. 2.6 Eiser heeft aangevoerd dat verweerder in zijn geval niel mocht uitgaan van hel interstatelijk vertrouwensbeginsel, zodat verweerder toepassing had moeten geven aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de Vo 343/2003. Eiser heeft hierbij, op grond van zijn ervaringen in Italië, betoogd dat er individuele feiten en omstandigheden zijn om aan hel
Reg.nrs.: AWB 11/29693 en AWB 11/29692
3
standpunt van verweerder te twijfelen. Eiser heeft gesteld dat het aan verweerder is om aan de ontvangende lidstaat garanties te vragen over de wijze waarop de overgedragen asielzoeker wordt behandeld. Daarnaast is eiser van mening dat op grond van algemene informatie voldoende is komen vast te staan dat er sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM bij overdracht aan Italië. Ter onderbouwing van dit betoog heeft eiser verwezen naar de volgende stukken: 1. het arrest van 21 januari 2011 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hiema: EHRM) in de zaak M.S.S. tegen België en Griekenland (zaak nr. 30696709, U N : BP4356); 2. het rapport 'Save the children* van januari 2011; 3. het rapport van Pro Asyl; 4. het rapport van de Norwegian Organization for Asylum Seekers (hierna: NOAS) van april 2011; 5. het rapport van de European Council on Refugees and Exiles (hiema: ECRE) van oktober 2010; 6. het rapport van het Consiglio Italiano per i Rifugiati (hiema: OR) van november 2008; 7. het artikel van Alessandra Ricci Ascoli ('Asiel in Zuid-Europa: Het Italiaanse asielsysteem in het kader van de EU-wetgeving'); 8. het rapport 'Asylum procedure and reception conditions in Italy* van mei 2011 van de Schweizerische Flüchtlingshilfe. 2.7 Bij uitspraak van 14 juli 2011 (LIN: BR3771) heeft de Afdeling-samengevat weergegeven - overwogen dat uit het eerdergenoemde arrest van 21 januari 2011 van het EHRM in de zaak M.S.S. tegen België en Griekenland voortvloeit, dat ook in een situatie waarin een vreemdeling zijn stelling dat overdracht strijdig is met artikel 3 van het EVRM louter onderbouwt met een beroep op algemene documentatie die informatie bevat over één of meer van de blijkens het arrest relevante aspecten een zorgvuldige beoordeling daarvan geboden is. 2.8 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij verweerder heeft gewezen op de uitspraken van de Afdeling van 15 augustus 2011 (201105524/1/V3 en 201105524/2/V4; www.raadvanstate.nl) en van 14 juli 2011 (LJN: BR3771). Verweerder heeft zich verderop het standpunt gesteld dat, nu eiser in Italië in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning, geen aanleiding wordt gezien om toepassing te geven aan artikel 3, tweede lid, van de Vo 343/2003. Ter zitting heeft verweerder voorts naar voren gebracht dat niet is gebleken dat eiser in Italië van opvang verstoken is geweest. 2.9 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder afdoende gemotiveerd waarom de door eiser ingebrachte documenten en zijn persoonlijke bevindingen in Italië er niet toe leiden dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dienaangaande wnrdt als volgt overwogen. Onder verwijzing naarde uitspraken van de Afdeling van 14 juli 2011 (LJN: BR3771 en zwik nr. 20I007479/I/V3, www.raadvanstate.nl) overweegt de voorzieningenrechter dat de hierboven genoemde rapporten van Save the Children, ECRE en Pro Asyl geen concrete aanknopingspunten bevatten voor het oordeel dat Italië asielzoekers die, zoals eiser, in het kader v;in de Vo 343/2003 zijn of/.uilen worden overgedragen, in Mrijd met zijn iionrefnuleinentverplichtingen verwijdert. »
Reg.nrs.: AWB 11/29693 en AWB 11/29692
4
Het rapport van NOAS heeft in hoofdzaak betrekking op de omstandigheden waaronder voornamelijk kwetsbare vreemdelingen in de grote steden in Italië worden opgevangen. Het rapport van CER beschrijft onder meer het opvangsysteem in Italië. Het rapport van de Schweizerische Flüchtlingshilfe heeft met name betrekking op de asielprocedure en op de opvang van onder meer kwetsbare Dublinclaimanten in grote steden in Italië. Hoewel in deze rapporten aanwijzingen kunnen worden gevonden voor de conclusie dat asielzoekers in Italië met moeilijkheden van velerlei aard worden geconfronteerd, kan op basis hiervan echter niet worden vastgesteld dat de situatie in Italië zodanig slecht is dat in zijn algemeenheid van een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM moet worden gesproken. Verder wijst de voorzien ingenrechter erop dat een mogelijk verschil tussen de opvang van (gewezen) asielzoekers in Nederland en de opvang in Italië voor verweerder geen aanleiding behoeft te zijn de behandeling van het asielverzoek aan zich te trekken. De Afdeling heeft in de uitspraak van 30 oktober 2009 (UN: BK2300) geoordeeld dat het door eiser ingeroepen artikel van A, Ricci Ascoli evenmin leidt tot de conclusie dat eiser met het inroepen daarvan aannemelijk heeft gemaakt dat zich in zijn zaak feiten en omstandigheden voordoen op basis waarvan de presumptie van eerbiediging door Italië van het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM wordt weerlegd. Ten aanzien van de documenten, waar eiser in de zienswijze naar heeft verwezen en die in het bovenstaande onbesproken zijn gebleven, volstaat de voorzieningen rechter met een verwijzing naar het bestreden besluit. Verweerder heeft het beroep op betrokken documenten in het bestreden besluit besproken en gemotiveerd weerlegd. Eiser heeft in beroep geen gronden aangevoerd die grond bieden voor het oordeel dat deze weerlegging onrechtmatig zou zijn. 2.10 Voor zover eiser heeft beoogd te betogen dat Italië in strijd met de Opvangrichtlijn handelt, overweegt de voorzien ingenrechter dat dit betoog in Italië aan de orde moet worden gesteld en beoordeeld, waarbij de voorzieningenrechter wijst op de uitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2009 (UN: BK2240). 2.11 Gelet op het vorenstaande heeft verweerder kunnen besluiten geen toepassing te geven aan artikel 3, tweede lid, van de Vo 343/2003. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het besluit voldoende zorgvuldig is voorbereid en voldoende is gemotiveerd met inachtneming van hetgeen eiser heeft aangevoerd met betrekking tot zijn individuele feiten en omstandigheden en hetgeen het EHRM heeft overwogen in eerdergenoemde uitspraak in de zaak M.S.S. tegen België en Griekenland. Nu verweerder het interstate lijk vertrouwensbeginsel als uitgangspunt heeft kunnen nemen, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om aan Italië garanties te vragen over de wijze waarop de overgedragen asielzoeker wordt behandeld. 2.12 Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Er is daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. 2.13
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
i
Reg.nrs.: AWB 11/29693 en AWB 11/29692
3.
Beslissing
De voorzieningenrechter: ten aanzien van de hoofdzaak: verklaart het beroep ongegrond; ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening: wijst het verzoek af. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 november 2011.
^
Rechtsmiddel Tegen de uitspraak in de hoofdzaak kan binnen vier weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Afschrift verzonden op: ^ ~ Kinu n n i i
r
Voor fotocopie conform heyopvspforwicYijkc De Griffier van de An-ofid(ss)fen/en//- Rechtbank
t
'
LEXX
Leeuwarden Attorneys at law /Advocaten Westersingel 28 891.1 CL Leeuwarden Tel: (+31) 058-2998181 Fax:(+3I)058-299I300 www.lexiauvocuien.nl
RAAD VAN STATE Aan de Voorzitter van de Afdeling Rechtspraak Raad van State Postbus 16113 2500 BC DEN HAAG Hoger beroep vreemdelingenzaken
INGEKOMEN
ZMKNR.
1 9 M 2011
güiiiaoufl \& UH
AM": 3EHAtfI>ÇLD:0D:
PAR:
Advocaten: mr. drs. M.R. van der Pol M(+31) 06-50637223 E
[email protected] mr. D. de Vries M (+31) 06-50682303 E
[email protected] mr. F.H. Garl M (+31) 06-16600741 E
[email protected] mr. H.T. Gcrbrondy M (+31 ) 06-43O44889 E
[email protected]
Leeuwarden, 15 december 2011 Inzake Nationaliteit Dossiernummer V-nummer Ons kenmerk Betreft
mr. G.J. van Kammen M (+.11)06-51748770 E
[email protected]
- geboren Somalische 1104.07.1211
mr. M.S. Dunani Maurits M (+31)06-11360025 E
[email protected]
HG111044 Appelschriftuur
Geven te kennen: geboren
, van Somalische nationaliteit, verder te
noemen appellant; te dezer zake domicilie kiezende te 8913 CL Leeuwarden, aan de Westersingel 28, ten kantore van de advocaat mr H.T. Gerbrandy, die te dezer zake door voornoemde cliënten tot bepaaldelijk gevolmachtigde wordt gesteld en als zodanig optreedt om namens voornoemde cliënten een appelschriftuur in te dienen en daartoe derhalve bepaaldelijk gevolmachtigd is; Appellant komt in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen van 22 november 2011 (Awb 11/29692, waarbij het beroep tegen de beslissing van de Minister voor Immigratie en Asiel, hierna te noemen verweerder, van 12 september 2011 waarbij de asielaanvraag van appellant door verweerder is afgewezen ongegrond is verklaard. Appellant kan zich niet verenigen met de bestreden uitspraak, die hierbij wordt overgelegd (*). Appellant is van oordeel dat de uitspraak onvoldoende is gemotiveerd en dat deze, het hoger beroep gegrond verklarend, dient te worden vernietigd.
Appellant formuleert daartoe de volgende grief.
Leu Leeuwarden adviicatrn is een .tamenn-erkiitgsverband lussen zelfstandige natuurlijke perwnrn.
Siii-hting Beheer Denlcngelden
I
>
LEXX
Leeuwarden Attorneys at law / Advocaten
Grief 1: Ten onrechte althans onvoldoende gemotiveerd overweegt de rechtbank in rechtsoverweging 2.9 op pagina 3 van de bestreden uitspraak: "Naar het oordeel van de voorzieningem-echter heeft verweerder afdoende gemotiveerd waarom de door eiser ingebrachte documenten en zijn persoonlijke bevindingen in Italië er niet toe leiden dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, " Toelichting op grief 1: Met de bestreden overweging geeft de rechtbank in feite aan dat alle door appellant in beroep aangevoerde documenten niet leiden tot het oordeel dat aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel getwijfeld kan worden wat betreft overdracht aan Italië in het kader van een Dublinclaim. Er zijn binnen de Italiaanse asielprocedure drie verschillende soorten van vergunningen te verkrijgen. Het rapport van NOAS van april 2011 meldt dat dit de situatie is sinds 2008, toen de vergunning op grond van subsidiaire bescherming is ingevoerd naar aanleiding van de implementatie van de EU Kwalificatierichtlijn. Naast deze vergunning op grond van subsidiaire bescherming, kan een asielzoeker in aanmerking komen voor een vluchtelingenstatus of een vergunning op grond van humanitaire bescherming. In principe zijn vergunningen die verleend zijn binnen de asielprocedure in Italië een tot vijfjaar geldig: een jaar als het gaat om humanitaire bescherming; drie jaar als het gaat om subsidiaire bescherming; vijf jaar als het gaat om een vluchtelingenstatus. Deze informatie is terug te vinden in de brochure over de Italiaanse asielprocedure, zoals die is uitgebracht door de Italian Council for Refugees (CIR). Het NOAS rapport meldt dat voor de vluchtelingenstatus en subsidiaire bescherming geldt dat vergunninghouders recht hebben op dezelfde behandeling als Italiaanse burgers wat betreft werk, onderwijs, gezondheidszorg en sociale bijstand. Ook hebben zij recht op gezinshereniging. Voor de humanitaire bescherming geldt echter dat dit een beperkte vergunning is, die bijvoorbeeld geen recht geeft op gezinshereniging en eigenlijk wordt betiteld als een 'simpele toestemming tot verblijf. In het rapport van Pro Asyl van maart 2011 wordt gemeld dat een vluchtelingenstatus zelden wordt gegeven. Daarentegen wordt regelmatig een status op grond van subsidiaire bescherming verleend.
Pagina|2
LEXX
Leeuwarden Attorneys at law / Advocaten
Uit de informatie uit de brochure van de CIR blijkt dat personen die al een vluchtelingenstatus hebben ontvangen in Italië en later terugkeren naar Italië in het kader van een Dublinclaim nog steeds de rechten genieten die met die status verband houden. Zij zullen niet 'gestraft' worden voor het verlaten van Italië op een irreguliere manier. Ditzelfde geldt voor personen met een status van subsidiaire of humanitaire bescherming. In het rapport van Save the Children van januari 2011 wordt de procedure voor terugkerende Dublinclaimanten in Italië beschreven: degenen die al een beslissing hebben ontvangen op hun asielverzoek (zowel positief als negatief), worden doorgestuurd naar de politie in de regio waar de persoon in Italië is geregistreerd, om informatie te ontvangen over hun juridische positie en om toegang te krijgen tot locale diensten voor bijstand. Er wordt echter niet voorzien in geld of begeleiding om naar de betreffende locatie te reizen vanaf het vliegveld. Met name in gevallen waar de betreffende regio vele kilometers verwijderd is van het vliegveld waar de Dub line laimant is aangekomen, levert dit grote problemen op. Er zijn gevallen bekend van personen die door deze problemen dakloos in Rome hebben moeten leven. Het rapport van Pro Asyl schetst hetzelfde beeld: asielzoekers die in het kader van de Dublinverordening terugkeren naar Italië, krijgen een treinkaartje en worden dan aan hun lot overgelaten. Slechts 12% van de Dublinclaimanten werd in 2008 en 2009 opvang aangeboden door SPRAR. Er wordt aangegeven dat er bij het reizen naar de politie in de regio waar de persoon in Italië is geregistreerd vaak veel mis gaat. Zo hebben de meeste asielzoekers geen geld om naar het zuiden van Italië te reizen, terwijl velen daar juist Italië zijn binnengekomen en zich daar moeten melden. Bij aankomst moet de asielzoeker vaak meerdere weken wachten tot de nodige documenten afgegeven kunnen worden en moet de asielzoeker bovendien € 100,-- betalen om opnieuw in het systeem opgenomen te worden. Het rapport geeft aan dat enkele mannelijke volwassenen wel in staat zijn (geweest) om dit te doen, maar dat met name vrouwen met kinderen en zieke asielzoekers hier in de problemen komen. NOAS meldt in haar rapport dat de meeste Dublinclaimanten terugkeren naar Italië via het vliegveld in Rome of Milaan. Voor de asielzoekers die Italië hadden verlaten vóór het indienen van een asielverzoek, bestaat de mogelijkheid om de aanvraag in te dienen bij de politiebureaus op het vliegveld. Er zijn incidenten bekend van teruggekeerde asielzoekers die geen afspraak kregen met de Questera, welke nodig is om hun aanvraag officieel in te dienen. Enkelen werden gelijk weggestuurd nadat zij hun vingerafdrukken hadden afgegeven. Advocaten hebben aangegeven dat dit een terugkerend probleem is. Asielzoekers in Italië hebben recht op opvang, volgens de Decreto Legislativo 140 van 30 mei 2005, waarmee de Opvangrichtlijn werd geïmplementeerd. Er zijn Pagina 13
LtAA
Leeuwarden
Attorneys at law / Advocaten
verschillende centra: centra voor eerste opvang (centri di prima accoglienza) aan de grens en opvangcentra van de CARA (Centri di Accoglienza per i Richiedenti asilo), waarvan er in 2009 zes waren met in totaal 980 plekken. In het rapport van Hammarberg over de situatie in Italië voor vreemdelingen (bijlage 11) wordt ook ingegaan op de obstakels waar personen in bezit van een vergunning mee worden geconfronteerd bij de integratie in de Italiaanse maatschappij. Deze obstakels zouden voor hen, ook al zouden zij in theorie dezelfde rechten hebben als Italiaanse burgers, door gebrek aan familie en sociale netwerken vrijwel onoverkomelijk zijn. Op lokaal niveau zouden bepaalde voorzieningen zelfs, in strijd met anti-discriminatiewetgeving, alleen openstaan voor Italiaanse burgers en niet voor personen die internationale bescherming genieten. In het rapport van Save the Children van januari 2011 (bijlage 2) wordt kort ingegaan op de toegang tot rechtshulp in Italië: er wordt gesteld dat rechtsbijstand wordt verleend door lokale balies en dat speciale bijstand wordt geleverd door gemeentes en belangenorganisaties. Dit gebeurt echter op een willekeurige en niet gecoördineerde manier. ECRE heeft in oktober 2010 een rapport gepubliceerd over rechtsbijstand aan asielzoekers in Europa. In dit rapport worden een aantal tekortkomingen in het aanbieden van rechtsbijstand aan asielzoekers in Italië aangewezen. Zo zouden asielzoekers geen specifieke informatie ontvangen over het recht op rechtsbijstand, zouden kosten voor vertaling, medische onderzoeken en ondersteunend bewijs binnen de procedure niet altijd vergoed worden, is het vaak onmogelijk voor juridische adviseurs om aanwezig te zijn bij de registratie van het asielverzoek op politiekantoren en wordt rechtsbijstand alleen maar vergoed gedurende de beroepsfase en komen de kosten voor rechtsbijstand binnen de besluitvormingsfase voor de kosten van de asielzoeker zelf. Ook zou er weinig documentatie beschikbaar worden gesteld voor de rechtsbijstand en zouden er niet altijd tolken aanwezig zijn in detentiecentra voor besprekingen van asielzoekers met hun advocaten. In het rapport van SPRAR van november 2008 (bijlage 1) wordt gesteld dat er begin 2008 een nieuw centrum genaamd "Centro ENEA" is ingesteld, waar onder andere terugkerende Dublin-claimanten zouden worden opgevangen. In een uitspraak van het Britse High Court wordt naast de vraag of een asielzoeker recht heeft op opvang en over hoe lang die opvang dan aangeboden moet worden (zie bijlage 3, r.o. 76 t/m 81), ook kort ingegaan op dit Centro ENEA. Er wordt eerst gesteld dat, in principe, iedere asielzoeker recht heeft op een beperkt aantal dagen in de opvang van CARA of SPRAR. Terugkerende Dublinclaimanten zouden in de regel 15 dagen opvang krijgen in het Centro ENEA (zie bijlage 3, r.o. 44 t/m 46), Pagina[4
LEXX
Leeuwarden Attorneys at law / Advocaten
met daarna tussen de 20 en 35 dagen in aanvullende opvang door CARA of SPRAR, in de regio waar de persoon geregistreerd is. Er wordt toegegeven dat er, ondanks de initiatieven van de Italiaanse autoriteiten, een mogelijkheid is dat iemand geen opvang krijgt. In de betreffende zaak komt de rechter echter tot de conclusie dat dit niet leidt tot een schending van artikel 3 EVRM. Ook inhetNOAS rapport (bijlage I) wordt het Centra ENEA genoemd. Het blijkt te gaan om een groot centrum waar plekken zijn gereserveerd voor mensen die al in een lokaal centrum in Rome hebben gezeten en niet voor diegenen die in het SPRAR systeem hebben gezeten. En hoewel er 80 plekken in het Centra ENEA zijn gereserveerd voor terugkerende Dublin-claimanten, blijkt dit in de praktijk lang niet genoeg te zijn. Voor de restcategorie worden plekken aangeboden door het SPRAR (Servizio centrale del Systema di protezione per richiedenti asilo e rifugiati). In een rapport van CIR in samenwerking met andere organisaties van november 2008 (bijlage 6) wordt aandacht geschonken aan het ingewikkelde opvangsysteem in Italië. Er wordt onder andere benoemd dat de verschillende grensposten geconfronteerd worden met verschillende groepen van asielzoekers. Dit zorgt ervoor dat elke post andere diensten moet aanbieden. Hierdoor worden de betrokken organisaties die opvang bieden geconfronteerd met grote problemen, omdat de ontvangstcentra niet gespecialiseerd zijn in de betreffende groepen én omdat het hele opvangsysteem niet functioneert. In hetzelfde rapport wordt de procedure van het zoeken naar opvang voor personen die binnenkomen op één van de grensposten uitgelegd. Als er geen opvang gevonden kan worden bij de CARA en bij het SPRAR, hoort de asielzoeker een geldbedrag te ontvangen als hij zelf geen middelen heeft om in opvang te voorzien. Volgens het artikel van Alessandra Ricci Ascoli (NAV 2009 nr. 3, Asiel in Zuid-Europa: Het Italiaanse asielsysteem in het kader van de EUwetgeving) wordt dit bedrag vastgesteld op ongeveer € 28,- per persoon per dag voor 35 dagen. In het rapport van de CIR wordt echter de kanttekening geplaatst dat de beschreven procedure niet overal wordt nageleefd, met name als het gaat om grote aantallen. In het rapport van Save the Children van januari 2011 (bijlage 2) wordt vermeld dat Italië haar opvangvoorzieningen met name heeft gericht op asielzoekers, waardoor mensen die terugkeren naar Italië in het kader van Dublin en al in het bezit zijn van een status vaak tussen wal en schip belanden als het gaat om opvang en integratieprogramma's. Er zijn wel initiatieven ondernomen ter verbetering, maar in de praktijk schiet met name de opvang tekort. In het rapport van NOAS (bijlage 1) wordt gemeld dat, hoewel het SPRAR opvangsysteem in principe gericht was op het opvangen van asielzoekers in de procedure, de meerderheid van de plekken vergeven zijn aan personen die al in bezit zijn van een verblijfsvergunning. Slechts 35% van de inwoners van de SPRAR Pagina | 5
LEAA
Leeuwarden Attorneys at law / Advocaten
centra bestaat uit asielzoekers die in de procedure zitten, hoewel zij officieel prioriteit zouden moeten hebben binnen de opvangcentra. Over terugkerende Dublinclaimanten wordt geschreven dat zij in principe opvang zouden kunnen vinden in de CARA centra in Rome. Echter, omdat er regels zijn die ervoor zorgen dat personen die eerder zonder toestemming een centrum hebben verlaten (zoals in veel gevallen van personen die Italië hebben verlaten om naar een ander Europees land te gaan) geen recht meer hebben op opvang, kunnen terugkerende asielzoekers in de praktijk geen aanspraak maken op opvang tijdens de procedure na terugkeer. In het rapport van Pro Asyl (bijlage 5) wordt gesteld dat het SPRAR systeem volledig overbelast is en dat er wat dat betreft geen zicht is op verbetering (met name met het oog op de toename van asielzoekers door recente ontwikkelingen). Er wordt gemeld dat de asielzoekers na afsluiting van de asielprocedure dan wel na de geldende maximale verblijfstermijn van zes maanden vanuit de CARA weg worden gestuurd. Zij worden vaak dakloos of er nou op hun asielaanvraag negatief, positief of - na zes maanden - nog niet is beslist. Met het oog op de recente ontwikkelingen meldt Hammarberg in zijn rapport (bijlage 11) dat de grote toestroom vanuit Noord-Afrika inderdaad de opvang van vreemdelingen in Italië onder druk heeft gezet. Hij meldt dan ook dat deze ontwikkelingen verschillende uitdagingen vormen voor de naleving van mensenrechten in Italië, met name waar het gaat om de reddingsacties op zee, maar ook wat betreft het recht op asiel. Hammarberg meldt dat verschillende regio's na het begin van toestroom vanuit datum gegeven. Verdere informatie over het vroegtijdig verliezen van een verblijfsvergunning is niet bekend. Een artikel geschreven door Katia Bianchini, dat in januari 2011 gepubliceerd is in het Journal of Refugee Studies gaat dieper in op de rechtsbijstandverlening aan asielzoekers in Italië. Op basis van het wetsdecreet 25/2008 hebben asielzoekers recht op rechtsbijstand. Deze rechtsbijstand is alleen maar beschikbaar voor vertegenwoordiging bij rechtszaken, maar geldt niet voor bijvoorbeeld de interviews in eerste aanleg. Er is wel een aantal uitzonderingen op deze regel: bij grensovergangen (zowel vliegvelden als landgrenzen) zijn er diensten aanwezig die juridisch advies geven en ook zijn in de opvangcentra juridische adviseurs aanwezig (die deel uitmaken van het scala aan diensten dat in de opvangcentra moet worden aangeboden). Ook wordt door enkele NGO's, medegefinancierd door het ministerie van binnenlandse zaken en de Europese Commissie, een project gedaan waardoor rechtshulp wordt verleend in met name het zuiden van Italië. In de praktijk zou het zelfs in de gevallen waar officieel rechtsbijstand moet worden verleend dit niet altijd het geval zijn wegens enkele obstakels, waaronder het feit dat asielzoekers niet
Pagina 16
LEXX
Leeuwarden Attorneys at law / Advocaten
geregistreerd zijn met een belastingnummer of identiteitsdocument, wat een reden tot afwijzing voor rechtsbijstand kan zijn. Ook worden asielzoekers niet goed geïnformeerd over de informatie die nodig is om rechtsbijstand aan te vragen. stelt in haar conclusie dat de implementatie van het recht op rechtsbijstand uit wetsdecreet 25/2008 zo gecompliceerd en ondoorzichtig is dat het ineffectief is in het voorzien in de behoefte van de asielzoekers aan rechtsbijstand en dat er veel meer nodig is voordat Italië toegang tot rechts hulp kan garanderen. Conclusie: Gelet op bovenstaande grief is de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 22 november 2011 (Awb 11/29692) onvoldoende gemotiveerd en dient deze uitspraak te wordelTvernietigd en dient de zaak te worden terugverwezen naar de rechtbank om opnieuw op het beroep van appellant te oordelen.
"rjepäaldehjkigevolmachtigde van appellant
Pagina | 7