OMNI
Q4’13
Verbindt mensen, meningen en feiten over pensioenen en vermogensbeheer
UITVOERDERS
D-day voor Nederlands pensioenstelsel
FTK
‘We veranderen alleen iets in de techniek onder de motorkap’
STEVE WEBB
Britse minister voor Pensioenen
‘Ik kan Europa samenvatten in vier woorden: laat ons met rust’
TREK IN RISICO’S
Risk Appetite: ‘De kers op de risicotaart’
EWALD ENGELEN:
‘Onvermijdelijk dat we naar individuele pensioenpotten gaan’
PENSIOENDROOM
Te gast Roger Vroemen Eigenaar werving & selectiebureau Compagnon Professionals
‘Ik wil - net als de meeste mensen - graag reizen. Het is leuk om andere culturen te ervaren. De verandering van omgeving inspireert me en geeft me energie. Elke keer als ik met mijn vrouw een weekendje ben weggeweest, vragen we het ons weer af: waarom doen we dit niet vaker? Maar ja, er is altijd wel wat, de agenda zit snel vol. Mijn pensioendroom is daarom: de tijd hebben om te reizen en dan in het bijzonder om te kunnen duiken. Op stedentrip of op reis in een land maak je onderdeel uit van de omgeving. Als je aan het duiken bent, weet je dat je nietig bent. En dat bedoel ik positief, ik ben in zekere zin dankbaar dat ik daar mag zijn. Ik voel me te gast in een andere wereld.’ Foto: Lars van den Brink
2
| OMNI Q4’13
OMNI Q4’13
|3
IN H O U D
VOORWOORD
Q4’13
Ruud Hagendijk
21
30
directievoorzitter MN
De tijd dringt Sprak ik in voorgaande edities van Omni over de mogelijke inhoud van een nieuw pensioencontract, in dit voorwoord vraag ik graag aandacht voor de weg ernaartoe. En dan vooral voor de doorlooptijd waarin onze sector die weg moet afleggen. Ik maak me namelijk zorgen over de planning. Terwijl het schetsen van de bouwplannen van ons nieuwe pensioenstelsel nog dagelijks doorgaat, is de datum van oplevering hard: 1 januari 2015. De tijd begint te dringen, en dan druk ik me mild uit. De periode van conceptualiseren zou allang voorbij moeten zijn, zo vertellen ook onze collega-uitvoerders verderop in dit nummer. We moeten vandaag weten waar we als uitvoerders rekening mee moeten houden, zodat we ook volop kunnen inzetten op de implementatie en uitvoering daarvan. We zijn als uitvoerders behoorlijk flexibel en werken in dit dossier gelukkig uitstekend samen met de pensioenfondsen, maar op een gegeven moment is er een point of no return. Want terwijl de overheid 2014 heeft gekwalificeerd als transitieperiode naar het nieuwe contract, blijft diezelfde overheid in gebreke als het gaat om duidelijkheid en besluitvaardigheid. Iets wat de uitgesproken Ewald Engelen in zijn kenmerkende stijl in dit nummer ook benadrukt. Duidelijk en besluitvaardig, twee eigenschappen die mager ontwikkeld lijken in ons
28
8 Cover Steve Webb, Britse minister voor Pensioenen ‘Deze kans krijg je eens, niet weer’
14 Uitvoerders op weg naar een nieuw stelsel ‘Het is meer dan een paar getalletjes veranderen’
18 Interview Jan Koeman, hoofd pensioenbeleid SZW FTK tussenvariant verstevigt pensioenbasis
4
| OMNI Q3’13
Wat is een gezonde Risk Appetite?
30 Ewald Engelen zet de boel op scherp
36 MVO op maat gesneden
‘We moeten af van die rare solidariteit’
28 Trek in risico’s
nationale pensioendebat, maar die het moeilijk maken om de deadlines nog op transparante en gecontroleerde wijze te halen . Dat klinkt wat paradoxaal wellicht, als je bedenkt dat het nemen van risico een cruciaal ingrediënt is in het nieuwe pensioenmenu. Kies je als pensioenfonds voor risicovrije beleggingen, ga je voor risicodragend of juist iets daartussen?
Textielfonds investeert in betere arbeidsomstandigheden
Dat hangt af van het nieuwe FTK, maar ook van de opbouw van een
39 Recensie When the money runs out
van hun individuele risicoprofielen.
Een einde aan onze welvaartsgroei
21 Dossier Metaal in beeld
39 Essay Willem Noordman
Hoe staan we ervoor?
Consolidatie in pensioensector biedt kansen
pensioenfonds. We zetten als pensioenuitvoerder dan ook nog zwaarder in op risicomanagement, en adviseren onze opdrachtgevers bij het opstellen
2 Toekomstdroom 5 Voorwoord 6 Kort 13 Column Maarten van der Tuin 27 Column Oene van der Wal
Ik ben er overigens trots op dat Steve Webb, minister van pensioenen in het Verenigd Koninkrijk, graag met ons in gesprek wilde over de veranderingen in het Britse stelsel. Vorig jaar bracht de minister al een werkbezoek aan MN, nu vertelt hij wat er sindsdien is gebeurd in zijn land. Hij vergelijkt ons beider systemen en geeft meteen aan wat wij van onze overburen kunnen leren. Want we moeten ons niet blindstaren op onze positie op de diverse ranglijstjes, maar ons blijven ontwikkelen. En dan het liefst in een hoger tempo dan nu, voordat de bouw van ons nieuwe pensioenhuis een neverending story wordt.
OMNI Q4’13
|5
KORT
55%
Sparen
40%
van de huis houdens heeft 1 aparte spaar rekening
spaart onregelmatig
Nederland is sinds de crisis flink meer gaan sparen. In 2006 had 50% van de huis houdens minimaal € 8.500 aan spaargeld, in 2011 was dat minimaal € 17.000. Het totale bedrag op Nederlandse spaarrekeningen was in 2006 € 221 miljard, in 2011 was dat
heeft meerdere spaarrekeningen
| OMNI Q4’13
heeft geen aparte spaarrekening
spaart maandelijks een vast bedrag
• Oudere mensen sparen niet voor de lange termijn, maar voor uitgaven op de korte termijn. • Jonge mensen sparen vaker voor de toekomst: studie, huis, gezin stichten. • Mensen gebruiken vakantiegeld en de belastingteruggave vaak om te sparen. • Veel mensen sparen nog steeds met een ouderwetse spaarpot, waarin ze bijvoorbeeld al hun kleingeld stoppen. Het bijeen gespaarde bedrag brengen ze naar de bank. Bron: Spaarbaak
15%
Redenen om spaargeld te hebben
Beleggen is sinds de crisis minder in trek. Risicovolle vormen van vermogens opbouw liggen vooral bij huishoudens met hogere inkomens en hogeropgelei den.
€ 305 miljard 6
25%
Financiële buffer •8 5% van de huishoudens zou een buffer willen hebben. Bij de laagste inkomens, jongeren onder de 25 en ouderen boven de 65 is de behoefte aan een buffer lager. • 2 0% van de huishoudens heeft geen enkele buffer en nog eens 20% een buffer van minder dan € 2.000. • Volgens berekeningen van het Nibud heeft een alleenstaande een buffer nodig van €3.550, een stel € 4.000 en een gezin met 2 kinderen € 5.000. • Vrouwen vinden een financiële buffer belangrijker dan mannen.
• Ik wil aan financiële verplichtingen kunnen doen. • Ik wil geld hebben voor onvoorziene uitgaven. • Ik wil niet bij anderen aankloppen voor financiële hulp. • Ik wil geld hebben voor hoge uitgaven in de toekomst. (Bron: Nibud)
KORT
• Oudere mensen sparen vaker voor hun kinderen en geven zelf relatief weinig uit.
19%
28%
Sparen sinds de crisis
Sparen
van de huishoudens spaart niet
Bij stellen heeft
12% geen spaar rekening
Bij alleen staanden heeft
30% geen spaar rekening
Redenen om niet te sparen • Ik heb het geld nodig om rond te komen. • Ik heb te weinig geld om te kunnen sparen. • Het lukt mij niet, ik geef het geld te makkelijk uit. • Ik geef mijn geld liever nu uit. • Ik weet niet waarvoor ik zou moeten sparen. • Ik spaar alleen in de maanden dat ik extra inkomsten heb, dat is voldoende.
OMNI Q4’13
|7
INTERVIEW
Steve Webb
Steve Webb
INTERVIEW
‘D EZE KANS KRIJG JE EENS, NIET WEER’ De Britse minister voor Pensioenen Steve Webb heeft het druk. Sinds hij in mei 2010 aantrad, heeft hij vergaande veranderingen doorgevoerd in het uiterst complexe Britse pensioensysteem. Veranderingen waar Nederland wellicht van zou kunnen leren. Maar ook veranderingen die voor een deel door Nederlandse voorbeelden zijn geïnspireerd. Reden genoeg om een blik te werpen op de verschillen en overeenkomsten tussen beide pensioensystemen. Tekst Karen Jochems Beeld Linelle Deunk
8
| OMNI Q4 ’13
OMNI Q4’13
|9
INTERVIEW
Steve Webb
Steve Webb
INTERVIEW
We zien dus een verschuiving van risico van werkgever naar werknemer? ‘Als we niets doen, verschuift het hele risico naar de werknemer en dat is geen wenselijk scenario. Daarom vind ik het DA-systeem zo aantrekkelijk, omdat hierin de risico’s over beide partijen worden verdeeld. Als overheid moeten we het makkelijker en goedkoper maken voor bedrijven om die risico’s te delen.’
Z
Zowel het Nederlandse als het Britse pensioensysteem is aan grote veranderingen onderhevig. Een jaar geleden bracht u een werkbezoek aan Nederland. Wat heeft u daarvan teruggenomen naar Engeland? ‘Ik heb Nederland en ook Denemarken bezocht omdat beide landen pensioenstelsels hebben die goed aangeschreven staan en goed werken. De reden voor het bezoek was heel simpel: goede ideeën overnemen! Wij hebben te maken met een stelsel waarin werkgevers afzonderlijke pen sioenregelingen hebben. Daarin willen we verandering brengen: net als in Nederland willen we gebruik kunnen maken van economies of scale en ervoor zorgen
10
| OMNI Q4 ’13
dat zoveel mogelijk mensen een bedrijfspensioen opbouwen. Hoe krijgt Nederland dat voor elkaar, daar waren we nieuwsgierig naar. Maar ook: hoe leg je pensioenen helder uit aan deelnemers? Bij pensioenen draait het immers om vertrouwen. Mensen willen op voorhand weten waar ze op kunnen rekenen. Als je daaraan tornt, dan verdwijnt hun vertrouwen in het hele pensioenstelsel – ook al voer je nog zulke goede veranderingen door.’ Kunnen de landen een vergelijkbaar traject volgen? ‘We kunnen heel goed leren van best practices van bijvoorbeeld Nederland maar zullen er toch een Britse draai aan moeten geven om ze binnen onze specifieke omstandigheden te laten werken. In beide systemen moeten veel veranderingen worden doorgevoerd, maar de aanpak wordt bepaald door de uitgangspositie. Onze uitgangspositie was in veel aspecten slechter dan die in andere Europese landen. Ons stelsel is bovendien heel ingewikkeld. De veranderingen richten zich daarom op twee belangrijke doelstellingen: het systeem eenvoudiger maken en het fundament eronder versterken. Met dat laatste doel ik vooral op de bedrijfspensioenen. Tot voor kort bouwden twee op de drie werknemers in een BV geen bedrijfspensioen op. En dat terwijl onze
AOW als een van de meest karige van Europa geldt! Er moest snel iets gebeuren om dit te veranderen. Met de invoering van automatische deelname aan een bedrijfspensioenregeling hebben we een omslag in gang gezet. Werkgevers van in eerste instantie de grotere bedrijven moeten alle werknemers die daarvoor in aanmerking komen, opnemen in een bedrijfspensioenregeling. Individuele werknemers kunnen ervoor kiezen om uit die regeling te stappen, maar verrassend weinig mensen doen dat. Dat automatische aspect heeft ons geholpen om de dekking te vergroten: tot nu toe zijn meer dan 1,9 miljoen mensen automatisch deelnemer geworden. Een verplichtstelling, zoals in Nederland, kunnen we niet invoeren. We houden het bij ‘soft power’. Britten zouden dat namelijk zien als een verkapte belastingmaatregel.’ En zijn er lessen die Nederland van Groot-Brittannië kan leren? ‘Op dit moment steken we veel tijd en energie in een systematische aanpak van de steeds verder stijgende levensverwachting. We hebben op dat gebied een en ander in te halen omdat we nog bezig zijn om de pensioenleeftijden van mannen en vrouwen gelijk te trekken naar 65 jaar in 2018 (tot 2010 was het 60 voor vrouwen, red.). Er is wetgeving in de maak die ervoor zal zorgen dat de AOW-leeftijd regel-
matig onder de loep wordt genomen en dat een toename van de levensverwachting verdeeld wordt over langer doorwerken en langer met pensioen. Want hoewel mensen inderdaad steeds langer leven, neemt de periode waarin zij in gezondheid van hun pensioen kunnen genieten niet evenredig toe. Daarmee moet je ook rekening houden als je kijkt naar de pensioenleeftijd, daarom nemen we naast de levensverwachting ook andere relevante factoren mee in die nieuwe wetgeving. De Britse overheid vindt het redelijk dat mensen ongeveer een derde van hun leven met pensioen doorbrengen en ziet dit als de juiste verdeelsleutel voor de stijgende levensverwachting: een derde van de extra tijd optellen bij het pensioen en twee derde bij het werkzame leven.’ Gaat Groot-Brittannië richting een systeem van defined contribution (DC) of een andere hybride vorm? ‘Defined ambition (DA) is een term die inmiddels redelijk is ingeburgerd in ons land en die ik van Nederland heb overgenomen. Ik gebruik DA voor een systeem waarin er sprake is van risicodeling tussen werkgever en werknemer. Werkgevers worden niet opgezadeld met onbetaalbare pensioenverplichtingen en werknemers krijgen enige vorm van zekerheid over het pensioeninkomen dat zij tegemoet kunnen zien. Het is een interes-
sant systeem voor bedrijven die iets meer willen doen voor werknemers dan het wettelijke minimum. Voorop staat dat wij bedrijven meer flexibiliteit willen geven. Een goed voorbeeld is de mogelijkheid voor werknemers om hun pensioen mee te nemen als zij het bedrijf verlaten. Dat is handig voor de werknemer maar ook een hele geruststelling voor de werkgever omdat hij dan niet langer verantwoordelijk is voor dat pen sioen. Veel Britse firma’s gaan namelijk gebukt onder tientallen jaren van pen sioenverplichtingen waar geen fondsen tegenover staan. Door het pensioenpotje mee te laten verhuizen met de werk nemer, voorkomen we herhaling in de toekomst. Ik zie dan ook een systeem voor me waarin verschillende regelingen passen: DC, DA of defined benefit (DB) voor de organisaties die dat kunnen opbrengen. Als overheid moeten wij het flexibele kader scheppen waarin dit kan en de kwaliteit van de regelingen garanderen.’
U sprak al van een ingewikkeld pen sioensysteem, waarin de laatste decennia vaak sprake is geweest van veranderende wetgeving. Hebben Britten nog wel vertrouwen in hun pensioensysteem? ‘Er is inderdaad veel veranderd over de jaren. Daarom zie ik de kans die we nu hebben als een kans die je maar eens in een generatie krijgt. De kans om het eenvoudiger te maken en meer mensen onder te brengen in een bedrijfspensioenregeling. Twee op de drie werknemers in een BV bouwden tot voor kort geen bedrijfspensioen op. Wij hebben samen met werk gevers de mogelijkheid om dat te veranderen. Daarom vonden we het heel belangrijk om de nieuwe regeling voor automatische deelname zo goed mogelijk te introduceren. Alle informatie is in heldere taal opgesteld, zonder vakjargon. De overheid stelt een minimum aan kwaliteitseisen aan de regeling, maar verder regel je alles via je werkgever. Dat is dichtbij en vertrouwd. In de bijbehorende publiciteitscampagne bouwen we hierop voort door gebruik te maken van bekende werkgevers, zoals ondernemers uit populaire tv-programma’s als Dragon’s Den en The Apprentice. Figuren die vertouwen inboezemen. En het werkt: 90 procent van de mensen die automatisch deel nemer worden in een bedrijfspensioen regeling, blijven deelnemer. Helaas staan de kranten nog dagelijks bol van slecht nieuws over pensioenen, dus het besef is groot dat alles wat we nu veranderen, in
AOW
‘Je bouwt het in 35 jaar op, je ontvangt dan 7.000 pond per jaar – that’s it’ OMNI Q4 ’13
| 11
INTERVIEW
Steve Webb
Maarten van der Tuin
Europa
‘Ik kan het samenvatten in vier woorden: laat ons met rust! een keer goed moet zijn. Anders vloeit het vertrouwen in het pensioensysteem weg.’ Hoe worden mensen geïnformeerd over hun pensioen? ‘Meestal worden ze via hun pensioenregeling geïnformeerd. Omdat mensen regelmatig van baan veranderen en vrijwel iedere werkgever zijn eigen regeling heeft, kan het zijn dat mensen van wel tien verschillende organisaties informatie ontvangen. Daar willen we verandering inbrengen door ‘pot follows member’ in te voeren: werknemers nemen hun DC-bedrijfspensioen mee en ontvangen alleen informatie van de partij bij wie hun pen sioen op dat moment is ondergebracht. Diezelfde helderheid willen we ook in de AOW brengen. Het moet zo simpel zijn, dat je er nooit vragen over hoeft te stellen. Je bouwt het in 35 jaar op, je ontvangt dan 7000 pond per jaar – that’s it. Zo ver zijn we nog niet maar we werken eraan!’ In Nederland is het toezicht duidelijk geregeld. Hoe zit het in Groot-Brittannië? ‘Het toezicht is net als ons pensioensysteem ingewikkeld. De verkoop van financiële producten staat onder toezicht van de Financial Conduct Authority. Dat is een
organisatie die vorig jaar is ontstaan door het ontvlechten van een aantal andere instellingen. Daarnaast hebben we een Pension Regulator, die op de financiële onderbouwing van bedrijfspensioenen let. Het nadeel van dit systeem is dat er overlap is maar dat er ook gaten vallen. Als jouw bedrijfspensioen is ondergebracht bij een verzekeringsmaatschappij, bijvoorbeeld, welke instantie houdt dan toezicht? We streven ernaar deze twee instanties beter met elkaar te laten samenwerken en een betere dekking te bieden.’ We hebben tot nu toe vooral gesproken over nationale uitdagingen. Maar er is ook een Europa dat zich meer en meer met pensioenen bezighoudt. Wat vindt u daarvan? ‘Ik kan het samenvatten in vier woorden: laat ons met rust! Van veel Europese regelgeving begrijp ik de motivatie werkelijk niet. Welk probleem lost het op? Waarom is het nodig? We waren dan ook meer dan bereid om samen te werken met onze Nederlandse, Duitse en Ierse collega’s om de toepassing van Solvency II op pensioenen tegen te houden. Er zijn gebieden waarop Europese regelgeving nuttig zou kunnen zijn. Als het gaat om inter-
CV Steve Webb Steve Webb is Minister of State for Pensions (minister van Pensioenen) en namens de Liberal Democrats vertegenwoordiger van Thornbury en Yate in het Britse Lagerhuis. Steve Webb werd benoemd tot Minister of State Pensions in mei 2010, in de nieuwe coalitieregering. Webb was ook voorzitter van de Liberal Democrat Manifesto Group in 2006. Hij studeerde Filosofie, Politiek en Economie aan de Hertford College, Oxford. Van 1986 tot 1995 was Webb als econoom verbonden aan de Institute of Fiscal Studies. Aansluitend werd hij benoemd tot hoogleraar Sociaal Beleid aan de Universiteit van Bath.
12
| OMNI Q4 ’13
nationale mobiliteit van werknemers, bijvoorbeeld, of om multinationals met vestigingen in meerdere landen. Maar daar houdt het wat mij betreft op. Alle andere pensioenzaken zijn nationaal. Daarin zie ik echt geen Europese dimensie.’ U staat, neem ik aan, dan ook niet positief tegenover het Europese streven om kapitaalbuffers voor pensioenfondsen in te stellen. ‘Nee, als dat doorgaat, zou Groot-Brittannië bijzonder zwaar getroffen worden. Veel grote Britse firma’s zouden dan astronomische bedragen opzij moeten leggen om bestaande DB-regelingen te dekken. Dat zou beslist een negatieve impact hebben op de prille economische groei.’ Heeft Europa een rol te spelen in pen sioenen? ‘Natuurlijk zijn er zaken die voor ons allemaal van belang zijn, zoals vergrijzing en stijgende ziektekosten. Het is heel goed om daarover te overleggen en ideeën uit te wisselen. Daar ben ik alleen maar voor. Maar ik zie het nut er niet van in om alles te harmoniseren en standaardiseren. Dat gaat te ver.’ Heeft de crisis in de Eurozone een negatief effect gehad op de financiële markten in Groot-Brittannië en op pensioenen in het bijzonder? ‘Ik heb het idee dat we nu in iets kalmer vaarwater zijn gekomen. Vorig jaar ging Europa van crisisoverleg naar crisisoverleg, nu lijkt de situatie stabieler. De lage rente die door de crisis werd veroorzaakt is een grote kopzorg voor Britse bedrijven met pensioenregelingen die onvoldoende gedekt zijn. We hebben daarom besloten om de teugels wat te laten vieren zodat bedrijven ook ruimte houden om te investeren in groei. Als je dat niet toestaat, dan doe je bedrijven uiteindelijk de das om. Het lijkt nu alsof we in de UK het allerergste achter ons hebben gelaten. De economie laat voorzichtige groei zien, de werkloosheid daalt, evenals de inflatie – de vooruitzichten zijn dus goed. Maar uiteindelijk zijn we natuurlijk allemaal met elkaar verbonden, dus zou het mooi zijn als het herstel ook doorzet in de rest van Europa.’ |
VISIE
Column
WAT ONS BINDT Maarten van der Tuin Directeur pensioenen
W
e staan aan de vooravond van een belangrijke Er mogen nu geen grote wijzigingen meer komen, want verandering van ons pensioenstelsel. Hoe gaan dan komt de datum van 1 januari 2015 in gevaar. En dan we grote vraagstukken over het waarmaken van gaat het uiteraard niet over relatief kleine wijzigingen in een hoge pensioenambitie versus risico en betaalbaarheid opbouwpercentages, maar bijvoorbeeld over verandering oplossen? Daarbij spelen ontwikkelingen mee als de toein de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde en nemende vergrijzing en de invloed van de individualisering nieuwe rechten. Als er nog grote wijzigingen volgen, beop het collectieve pensioenstelsel. Dit alles zorgt ervoor staat de kans dat we vertraging oplopen. Maar ik verwacht dat er meer dan ooit een nieuw evenwicht gevonden moet niet dat het zover gaat komen, de sense of urgency is er. worden. En daar is meer voor nodig dan simpelweg draaien Alle partijen zijn zich bewust van de impact die dit heeft op aan de knoppen van de pensioenregeling. uitvoerbaarheid. Hoe complex de pensioendiscussie ook De vele dilemma’s en afhankelijkheden aangaande de is, voor ons allen, en zeker voor ons als uitvoerder, is deze pensioenregeling zijn al maanden onderwerp van gesprek terug te brengen tot het simpele feit dat iedere pensioenvoor sociale partners. Zij gaan immers over gerechtigde ook na 1 januari 2015 op tijd zijn de regeling. Maar uiteraard ook het pensioenpensioenuitkering krijgt. fonds zelf en wij als uitvoerder zijn belangrijke We hebben als pensioenuitvoerder dus een belanghebbenden in deze problematiek. Dat adviserende rol, we rekenen de adviezen dit ons meer dan ooit bindt, blijkt uit het feit die ter tafel komen ook door en we brengen De sense of dat wij ook als uitvoerder de besluitvorming de financiële en juridische consequenties helpen voorbereiden. Afgelopen jaar zijn veel van de verschillende scenario’s in kaart. urgency is er scenario’s doorgerekend om een belangrijke Maar niet alleen daarom trekken we op met boodschap over te brengen: het belang van een de pensioenfondsen. Zij beseffen namelijk transparante en betaalbare pensioenregeling. als geen ander het belang van een goed en We moeten de regeling kunnen uitleggen en tijdig besluitvormingstraject voor een verdeze moet kostenverantwoord zijn. Daar zijn antwoorde implementatie. Bestuurlijk zijn alle partijen van overtuigd. de pensioenfondsen immers verantwoordelijk. En voor De volgende fase van het proces naar een nieuw pensioende implementatie hebben zij ons nodig. Daarmee zijn pen contract is nu ingegaan. Tot voor kort was het een beïnsioenfondsen en uitvoerders meer dan ooit verbonden. vloedings- en besluitvormingsproces. Met onze opdrachtDe praktijk wijst uit dat inhoud en belang zorgen voor een gevende fondsen hebben we de wetgeving en alle opties soepele samenwerking tussen (pensioenfonds)besturing in beeld gebracht, waarmee we aan de slag kunnen. Dat en uitvoering. Voor ons als uitvoerder is dit proces belangis een enorme stap. Maar omdat er tegelijkertijd nog veel rijk om onze ambitie als partner in business waar te maken. onduidelijkheden zijn ten aanzien van wetgeving, hebben Ook pensioenfondsen lijken naar elkaar toe te trekken met we ook een default af moeten spreken. Dit geeft richting regelingen. Wat de uitkomst ook zal zijn, het proces eren tegelijkertijd duidelijkheid bij afwijking van het beoogd naartoe lijkt verschillende partijen in de pensioensector te scenario. binden. En dat is veel waard in deze turbulente tijd.
OMNI Q4 ’13
| 13
UITVOERDERS
Op weg naar nieuw stelsel
Op weg naar nieuw stelsel
UITVOERDERS
1 JANUARI 2015:
D-day
voor Nederlands pensioenstelsel Op 1 januari 2015 gaat er veel veranderen in het Nederlandse pensioenstelsel. En daar moeten uitvoeringsinstanties nu al mee aan de slag. Er is alleen één probleem. Hoe bereid je de komst voor van iets waarover nog onvoldoende duidelijkheid bestaat? Tekst Rutger Vahl Beeld Leonie Bos
A
anvankelijk zou eind 2013 bekend zijn aan welke nieuwe wet- en regelgeving pensioenfondsen per 1 januari 2015 moeten voldoen. Het gaat onder andere om de beperking van de maximale pensioenopbouw en een ander toetsingskader, waarmee pensioenfondsen beter voorbereid zijn op financiële schokken en de veranderende levensverwachtingen. Maar de besluitvorming is al een aantal keer vertraagd. Dat betekent dat het voor uitvoeringsinstanties en pensioenfondsen krap dag wordt. Nieuwe wet- en regelgeving moet immers nog worden goedgekeurd door beide Kamers – dat is geen sinecure weten we sinds afgelopen najaar – en de sociale partners moeten overeenstemming berei-
14
| OMNI Q4 ’13
ken over de pensioenregelingen. Pas in de loop van 2014 komt er waarschijnlijk zekerheid. Grote uitdaging De uitvoeringsinstanties die de komst van het nieuwe pensioencontract moeten voorbereiden, kunnen daar niet op wachten. ‘Het aanpassen van producten, processen en systemen kost behoorlijk veel tijd’, zegt André van der Windt van MN. Hij is Programmamanager Nieuwe Regelingen. MN begon in het eerste kwartaal van 2013 met de voorbereidingen. Die betroffen allereerst de consequenties van verhoging van de fiscale pensioenleeftijd per 1-1-2014 en de verder opschuivende AOW-leeftijd. André: ‘Dit
OMNI Q4 ’13
| 15
UITVOERDERS
Op weg naar nieuw stelsel
Op weg naar nieuw stelsel
vindt André. ‘Hoe je communiceert, hangt af van de visie van het pensioenfonds en in hoeverre sociale partners al tot overeenstemming zijn gekomen over de inhoud van de pensioenregelingen.’ Scenario’s Ook andere uitvoeringsinstanties zijn druk doende met alle veranderingen. APG voert tien regelingen uit, onder meer voor ABP. Pensioenjurist Debbie Kwanten maakt deel uit van het projectteam dat bij APG de wijzigingen in de pensioenregelingen coördineert. ‘Een probleem is dat het toetsingskader nog niet vaststaat’, zegt ze. ‘De politieke besluitvorming is nog altijd niet afgerond. Dat zal pas ver in 2014 het geval zijn. Maar tegelijk lijkt de invoeringsdatum van 1 januari 2015 vrij heilig.’
is een grote operatie die wel eens wat onderschat wordt. Het is meer dan een paar getalletjes veranderen in de computersystemen. De verhoging van de pensioenleeftijd werkt door in de pensioenproducten, en die moeten dus ook worden aangepast.’
globale lijn stond uitgetekend. Daarin is aangegeven dat de belangrijkste besluiten (keuze voor één van de contracten) per 1 april 2014 bekend zouden moeten zijn om invoering per 1 januari 2015 mogelijk te maken. ’Met het uitgestelde wetsvoorstel wordt 1 april 2014 lastig’, zegt Debbie. ‘We kijken daarom naar een alternatief tijdspad voor de fondsen.’
‘Een grote operatie die wel eens wordt onderschat. Het is meer dan een paar getalletjes veranderen’ 16
| OMNI Q4 ’13
Kritisch
‘Sociale partners grijpen het moment aan om de hele regeling nog eens kritisch tegen het licht te houden’
Maatschappelijke acceptatie Waar MN de voorbereiding en implementatie van de nieuwe regelingen heeft ondergebracht in één programma, hebben APG en PGGM de voorbereidingen gesplitst in meerdere teams. Emmie Lewin (PGGM) is betrokken bij het team dat vooral een adviserende en analyserende taak heeft. Daarnaast zijn er teams
Het projectteam van APG anticipeert op mogelijke aanpassingen door alle beschikbare informatie te verzamelen en te analyseren. Debbie: ‘We brengen proactief in kaart wat mogelijke veranderingen betekenen voor de tien pensioenregelingen die we uitvoeren. We bedenken scenario’s en inventariseren welke vragen die scenario’s oproepen. Wat betekenen ze voor systemen en de communicatie? Welke oplossingsrichting kunnen we adviseren aan pen sioenfondsbesturen?’ Begin 2013 hebben bijna alle besturen een spoorboekje ontvangen, waarin de routekaart naar het nieuwe pensioencontract in
gaan met financiële schokken? Wanneer ga je verlagen en hoe mag je deze verlaging spreiden over meerdere jaren? Emmie: ‘Dat is complex. Juridisch, technisch maar zeker ook in de communicatie. Ondertussen moet het pensioenfonds natuurlijk ook in dialoog met deelnemers blijven. Welk risico en rendement willen sociale partners?’ Pensioenfonds Zorg & Welzijn peilt de meningen periodiek, de laatste keer onder andere via internet. Aan de meest recente peiling in het najaar van 2012 deden 180.000 deelnemers mee.
Ook op het gebied van communicatie zijn er grote uitdagingen. Pensioenfondsen moeten hun deelnemers uitleggen wat er verandert. Het gaat bijvoorbeeld om het feit dat de toekomstige pensioenopbouw per jaar lager is dan voorheen. Ook zijn AOW-leeftijd en pensioenleeftijd voor één persoon niet meer dezelfde. Geen eenvoudig verhaal. André: ’Wij adviseren klanten om voor de communicatie ruim de tijd te nemen.’ Hij constateert dat pensioenfondsen er verschillend mee omgaan. Sommige klanten hebben al in een vroeg stadium deelnemers geïnformeerd, andere wachten tot er meer duidelijkheid is. ‘Het één is niet beter dan het andere’,
Onderschat
UITVOERDERS
gericht op aanpassing van de systemen, op communicatie en op het beleggingsbeleid. Ook PGGM worstelt met het gebrek aan zekerheid. Emmie: ‘Als we het over de aanpassing op systemen hebben, is de impact van de verhoging van de AOW- en pensioenleeftijd groter dan de impact van het nieuwe toets ingskader. Maar als het gaat over maatschappelijke acceptatie is de impact van het voorgestelde nieuwe toetsingskader misschien wel groter.’ Dat toetsingskader gaat over sturing. Wanneer kan een pensioenfonds indexeren en wanneer moet een pensioenfonds verlagen? Hoe moet het fonds om-
APK MN, PGGM en APG kiezen ongeveer voor dezelfde benadering. Programmamanager Nieuwe Regelingen van MN André van der Windt zegt: ‘Wij spreken met onze opdrachtgevers uitgangspunten af, gebaseerd op actuele inschattingen en verwachtingen die wij samen met onze klanten vaststellen. Daarop bereiden we onze producten, processen en systemen vast voor. Inderdaad, het risico is dat het toch anders moet. Maar dat kan niet anders.’ André benadrukt dat systemen op een slimme manier worden aangepast. ‘Iedereen kan inschatten dat de pensioenleeftijd in de toekomst waarschijnlijk verder omhoog zal gaan. We zorgen dus dat onze systemen flexibel zijn.’ Tot slot constateert André dat in de discussie één belangrijk aspect over het hoofd wordt gezien. ‘Sociale partners grijpen het moment aan om de hele regeling nog eens kritisch tegen het licht te houden. Daarnaast kijken ze bijvoorbeeld ook of kostenbesparingen mogelijk zijn. Het is tijd voor een APK, een groot periodiek onderhoud. Je kunt er dus vanuit gaan dat de veranderingen groter zullen zijn dan alleen wat er uit Den Haag op de fondsen afkomt. Maar ik heb er alle vertrouwen in: uitvoeringsinstanties hebben de afgelopen jaren al voor een aantal hete vuren gestaan. Het is groot wat er op ons afkomt, maar dit kunnen we zeker aan.’ |
OMNI Q4 ’13
| 17
INTERVIEW
Jan Koeman
Jan Koeman
INTERVIEW
FTK tussenvariant verstevigt pensioenbasis NATIONALE BEELDBANK/JEANET DIJKSTRA
Aanvankelijk lagen er twee voorstellen voor een nieuw Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen, maar begin oktober heeft staatssecretaris Jetta Klijnsma van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de Tweede Kamer voorgesteld die te vervangen door één tussenvariant. Doel van een nieuw FTK is de financiële basis onder de huidige pensioenen te verstevigen. Tekst Gwen van Loon
I
n het pensioenveld wordt het voorstel dat nu op tafel ligt aangeduid als de Koeman-variant, al heeft dat nadrukkelijk niet de instemming van Jan Koeman, hoofd pensioenbeleid bij SZW. ‘Het gaat niet om mijn persoonlijke voorkeuren, vanuit het veld bleek deze zomer dat er een behoefte is om tot één variant te komen.’ De twee eerdere voorstellen kenden beide hun beperkingen, zo bleek uit een internetconsultatie die de staatssecretaris deze zomer uitschreef. In het nominale contract dat in eerste instantie op tafel lag, konden financiële
18
| OMNI Q4 ’13
schokken niet goed worden gespreid en was er onvoldoende ruimte voor een langetermijnbeleggingsbeleid dat nodig is om te kunnen indexeren. Het reële contract bood pensioenfondsen te weinig ruimte om de ambitie voor koopkrachtbehoud waar te maken. Bovendien zouden twee varianten de communicatie bemoeilijken en de uitvoeringskosten verhogen. Redenen genoeg om een alternatief te onderzoeken. Ingewikkeld Volgens Koeman is het huidige voorstel ontstaan, nadat staatssecretaris Klijnsma het
consultatiedocument met de twee varianten in de pensioenwereld had rondgestuurd. ‘Er kwamen meer dan 130 reacties op, waaruit duidelijk bleek dat het ingewikkeld zou worden als er twee contracten zouden blijven bestaan. Er zaten veel goede ideeën tussen die reacties. In het alternatief hebben we gezocht naar een gemene deler, die één FTK mogelijk moest maken’, legt de pensioenspecialist uit. Volgens Koeman heeft staatssecretaris Klijnsma zelf ook aangestuurd op een eenduidiger regelgeving. ‘Ze heeft in drie weken tijd heel veel partijen aan tafel gehad op het
ministerie om daarover te praten. Daarna hadden we vrij snel de contouren compleet voor de tussenvariant die nu op tafel ligt en waarover de staatssecretaris op 1 oktober de Tweede Kamer heeft geïnformeerd. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel dat eruit voortvloeit eind januari bij de Tweede Kamer wordt ingediend.’ Kernpunten Kernpunten in deze variant zijn onder meer een stabiele premie voor pensioenfondsdeelnemers en een toekomstbestendige indexatie. ‘Ik kan nog niet vertellen wat er
allemaal precies voorligt straks, maar wat zeker terugkomt in het wetsvoorstel is dat pensioenfondsen transparanter moeten zijn over de risico’s die ze nemen, dat de eventuele pijn tussen generaties eerlijker moet worden verdeeld en dat pensioenfondsbesturen niet meer kunnen wachten, maar direct moeten ingrijpen in de hoogte van de pensioenuitkeringen als dat noodzakelijk is. Het wordt een expliciet contract.’
afgelopen tijd heb je gezien dat er plots en hard gekort is op de uitkeringen van pensioengerechtigden, omdat de dekkingsgraad dat vereiste. Pensioenfondsen hoeven die korting straks niet in één klap door te voeren als ze er slecht voorstaan. Die maatregel is in het voordeel van ouderen. Bovendien moeten zij vooraf veel helderder zijn over de risico’s die ze nemen met het geld dat in de pensioenpot zit. In totaal is dat nu 1000 miljard euro.’
Koeman zegt dat pensioenfondsen kortingen in de toekomst kunnen spreiden als de voorstellen daadwerkelijk wet worden. ‘De
Verder vindt Koeman het een belangrijk winstpunt als de indexatie straks toekomstbestending wordt. ‘Pensioenfondsen mogen
OMNI Q4 ’13
| 19
INTERVIEW
Jan Koeman
Metaalsector
Buffer
‘Fondsen die meer risico nemen om de indexatie mogelijk te maken, zullen een hogere buffer moeten aanhouden’
met een 12-maands gemiddelde in plaats van met dagkoersen. ‘Dat zal de fluctuatie van tegoeden platslaan’, is Koemans overtuiging. Fondsen mogen schokken spreiden over maximaal tien jaar. Dat maakt het pensioensysteem stabieler.’
NATIONALE B E E LDB AN K / FOTOE XCLU S IE F
Rijk rekenen Hij verwacht niet dat pensioenfondsen zich bewust rijk rekenen. ‘Daar steekt de voorgestelde FTK-variant nu juist een stokje voor.’ Buffers bewust lager inschatten, is volgens Koeman onmogelijk. ‘Je kunt objectief vaststellen hoe een fonds ervoor staat. Fondsen die meer risico nemen om de indexatie mogelijk te maken, zullen een hogere buffer moeten aanhouden en helder over de risico’s communiceren. Ik heb er vertrouwen in dat fondsbesturen tegen die achtergrond verstandige afwegingen maken.’ Al veranderen de uitgangspunten voor het beheren van de pensioenpotten, volgens Koeman wijzigt er voor de deelnemers niet veel. ‘Zij zien op hun Uniform Pensioenoverzicht (UPO) in de toekomst nog steeds wat ze aan pensioen hebben opgebouwd, wat het effect is van (al dan niet) indexatie en van eventuele kortingen. Eigenlijk veranderen we alleen iets in de techniek onder de motorkap.’ Wat wel zichtbaar zal zijn, is dat fondsen op voorhand expliciet moeten communiceren over de pensioenregeling die ze hanteren en de risico’s die ze nemen in hun beleggingsbeleid. Koeman: ‘Daaruit zal duidelijk blijken dat pensioen geen keiharde garanties kent en dat het kan tegenvallen. Maar dat is iedereen al duidelijk geworden de laatste jaren.’ |
straks alleen indexeren als ze zich daar ook op de lange termijn aan kunnen committeren. Dat is gunstig voor jongeren. Ons aanvullende pensioenstelsel is gebaseerd op collectiviteit, dus er moet voor hen straks ook pensioengeld zijn. Groot voordeel is dus dat we de lasten met deze variant dus kunnen spreiden tussen generaties.’ Eerlijk over risico’s Waar zit nu de komende tijd de uitdaging in? ‘De discussie is tot nu toe hard gevoerd, van
20
| OMNI Q4 ’13
beide FTK-varianten waren grote voorstanders te vinden. Toch waren de verschillen in uitkomst tussen de beide contracten relatief klein. Dan kun je natuurlijk een ideologische discussie blijven voeren, maar daar is de deelnemer in elk geval niet bij gebaat. De uitdaging is wat mij betreft vooral dat we eerlijk zijn over de risico’s rondom het pensioen en dat we laten zien hoe we daarmee omgaan.’ Het nieuwe FTK geeft ook meer rust. De dekkingsgraad geeft in de toekomst minder hoofdbrekens, omdat straks wordt gerekend
DOSSIER
Naar een nieuw FTK De voorgestelde nieuwe variant bestaat uit de volgende elementen: • Spreidingsmethodiek om financiële schokken te voorkomen • Meer helderheid over risico’s pensioenfondsen • Duidelijke en eerlijke verdeelregels rond indexatie • Stabiele, kostendekkende premies • Robuuste sturingselementen, zodat pensioen fondsen niet hoeven te acteren op dagkoersen op financiële markten
IJzersterk Tekst Mieke van Poll, Daniëlle Ponjé Beeld Sophie Eekman
De maand oktober was belangrijk voor de werknemers in de groot- en kleinmetaal. Op 11 oktober bereikten FNV Metaal en de werkgeversorganisatie FWT een cao-akkoord voor de circa 325.000 mensen in de kleinmetaal, terwijl op 22 oktober vakbonden en werkgeversorganisatie FME-CWM het eens werden over een verbeterde cao voor de 150.000 mensen in de grootmetaal. Een opsteker voor de sector die zwaar gebukt gaat onder de economische crisis, zo blijkt ook uit de economische barometer van brancheorganisatie Koninklijke Metaalunie. Begin 2013 waren ondernemers in de metaalsector nog vrij positief.
In het tweede kwartaal werd echter minder omzet behaald dan verwacht, waardoor het vertrouwen voor het derde kwartaal daalde. Door de slechte markt is ook de werkgelegenheid in de metaalsector gedaald. Vooral op de binnenlandse markt blijft het kwakkelen. De exporterende bedrijven doen het iets beter: zij kunnen de werkgelegenheid wel op peil houden. In deze Omni staan we met vier ondernemers in de metaalsector stil bij de huidige economische ontwikkelingen en vroegen hen naar hun vertrouwen in de toekomst.
OMNI Q4’13
| 21
DOSSIER
Metaalsector
Metaalsector
DOSSIER
Plusje
Retro ‘Het is vaak hollen of stilstaan in de fietsenwereld. In de zomer staan de rijen dik en in de winter is het doorgaans wat rustiger. Maar echt stilstaan doen we eigenlijk nooit. Helemaal niet sinds fietsen het ‘nieuwe golfen’ is geworden. Mensen zien een fiets steeds meer als een hobby waarin geïnvesteerd moet worden. Materialen en technieken die we
22
| OMNI Q4 ’13
gebruiken vinden klanten belangrijk en daarom komen fietsenliefhebbers graag naar ons. Wij werken op maat en maken bijvoorbeeld veel gebruik van staal in plaats van carbon of aluminium. Ja, dat is ietsjes zwaarder, maar de voordelen zijn er ook. En ja, het oogt retro, en retro verkoopt.’ Tom Hoekstra, medewerker Cycleyou
‘Als we op dit moment de strijd aangaan met de prijsvechters, overleven we het niet. Er is te veel aanbod en te weinig vraag. Sommige staalhandelaren vergeten dat er ook een plusje op die rekenmachine zit, dat er winst gemaakt moet worden. Ons bedrijf bestaat al 180 jaar. Onze klantenrelaties - veelal óók familiebedrijven – gaan ver terug en zijn daardoor heel stabiel. Dat maakt ons een vooraanstaande groothandel in de regio Zaandam. Van staalverkoop alleen hebben wij het nooit gered. We hebben een actueel assortiment voor de volledige bouw- en industriebranche en verzorgen bijvoorbeeld ook een opleiding in lastechniek. Met onze 365 dagen per jaar, 24 uur per dag-service onderscheidt ons bedrijf zich van andere groothandels. En die service proberen we telkens te verbeteren door vaker aan de wensen van de klant te voldoen, onder andere door hun voorkeur voor aflevertijd na te streven. We neigen steeds meer naar service op maat.’ Edwin van Lieshout, directeur Perk
OMNI Q4 ’13
| 23
DOSSIER
Metaalsector
Metaalsector
DOSSIER
Vrijdag ‘Nu zit ik nog als enige metaalbewerker in de Amsterdamse Pijp. Vroeger zaten we er met z’n drieën of vieren. Dat alle anderen weg zijn gegaan, heeft niet alleen te maken met de crisis. De jeugd heeft wat minder met metaaltechniek lijkt het wel. Mijn grootste voordeel is dat ik me niet heb gespecialiseerd. Ik werk voor architecten, kunstenaars, particulieren en zelfs de horeca. Iedereen kan bij me langs. Voor hekwerken, maar ook voor tafels en stoelen. Zelfs voor fietsen. Maar ik heb wel afgesproken dat ik alleen op vrijdag reparaties doe. ’s Ochtends inleveren en ’s avond weer ophalen, zit ik de rest van de week niet in de troep.’ Paul van Gerwen, Van Gerwenmetaaltechniek
Steady ‘Op zich is de motorbranche een vrij steady business. Alleen de verkoop is de laatste jaren lastiger omdat mensen langer doorrijden op hun bestaande motor. De meeste inkomsten zijn daarom afkomstig van onze werkplaats. Maar ook daar gaat de meest gestelde vraag over korting. Korting geven we niet. Wel materialen van kwaliteit en een
24
| OMNI Q4 ’13
goede service. Dat trekt wekelijks nieuwe klanten. We willen meer gaan focussen op specials. Een voorbeeld daarvan: steeds meer hippe, jonge mensen willen hun motorfiets verbouwd hebben naar een caféracer, zo’n fifties model dat een hype is in Australië en Amerika. Daarvoor komt de geplande verhuizing naar een groter pand en een
uitbreiding van ons personeel als geroepen. We spenderen momenteel dus meer dan we verdienen. Maar dat heeft te maken met de groei van het bedrijf – BikeXperience bestaat in zijn huidige vorm pas drie jaar. Dat is natuurlijk een ontzettend positieve ontwikkeling.’ Floris Kymmell, eigenaar BikeXperience
OMNI Q4 ’13
| 25
DOSSIER
Metaalsector
Oene van der Wal
VISIE
Column
Feiten & cijfers metaalproductenindustrie
DUITSERS GELOVEN HET WEL MET PENSIOENSPAREN Oene van der Wal Correspondent in Duitsland
2013 2014
Omzet
-1,5%
+0,5 tot 1,5%
De metaalproductenindustrie telt bijna
Ruim
10.000 bedrijven.
8.300
minder dan 10 werknemers bedrijven hebben in dienst.
26
| OMNI Q4 ’13
120 bedrijven in het grootbedrijf (> 100 medewerkers) realiseren ongeveer de helft van De
de brancheomzet.
D
uitsers interesseren zich nauwelijks nog voor hun pensioen. Jaar in jaar uit neemt de belangstelling ervoor af, zo blijkt uit onderzoek. Dat mag opmerkelijk heten voor een volk dat haast als geen ander op zekerheden is gesteld. Vier op de tien Duitsers verwachten bovendien als gepensioneerde honderden euro’s per maand tekort te komen. Maar de voortdurende discussies over de oudedagsvoorziening en vooral ook het alsmaar dalende pensioen dat werkenden kunnen verwachten, heeft het geloof dat pensioensparen zin heeft grondig aangetast. Steeds meer Duitsers kiezen ervoor nú te leven en later wel verder te zien. Per maand wordt steeds minder opzijgelegd. De lage rente vreet sowieso aan levensverzekeringen en spaartegoeden. De eurocrisis heeft het vertrouwen in solide oudedagsvoorzieningen ook bepaald niet gesterkt. In het voormalige communistische OostDuitsland hebben veel mensen zo weinig geld dat het van pensioensparen al helemaal niet komt. Zij hopen dat de overheid hen te zijner tijd wel te hulp schiet. Daarin weerspiegelt zich het onder het communisme gebruikelijke staatsdenken nog. Maar ook in het westen
van het land is het vertrouwen in de staat zeer groot. Tot dusverre wordt dat ook niet beschaamd. Naar het zich laat aanzien komt er meer geld voor de wettelijke oudedagsvoorziening. De sociaal-democratische SPD, die een coalitie gaat vormen met de CDU/CSU van bondskanselier Angela Merkel, eist dat na een hevig debat over armoede onder ouderen. Ook onder het afgelopen kabinet was al extra geld vrijgemaakt voor senioren die ondanks een staatspensioen onder de in Duitsland geldende armoedegrens terechtkwamen. Met een sterk groeiende groep ouderen en steeds minder werkenden die de premies ophoesten, dreigt dit probleem in de toekomst te ontsporen. Intussen kent het debat over de pensioenleeftijd in Duitsland geen einde. Sinds vorig jaar stijgt de pensioenleeftijd stapsgewijs naar 67, te beginnen bij werkenden die in 1947 zijn geboren. Mensen uit deze jaargang moeten een maand langer werken voor een volledig pensioen. Tot 2023 komt er voor elke jaargang een maand bij. Vanaf dan gaan de stappen in twee maanden. Wie toch eerder wil stoppen, moet pensioen inleveren. De SPD was hiermee akkoord, maar de partij-
basis heeft zich er nooit bij neergelegd, vooral omdat deze grens te hoog wordt gevonden voor fysiek zware beroepen. In veel bedrijven is het nog heel normaal om met 58 jaar te stoppen met werken en een volledig pensioen te genieten. In werkelijkheid is 67 jaar echter nog veel te laag. De Duitse bevolking krimpt het snelste van Europa doordat er veel te weinig kinderen worden geboren. De pensioenleeftijd zou daarom eerder naar 70 of misschien zelfs 75 jaar moeten voor degenen die dat kunnen, klinkt het in kringen van werkgevers. Dat lijkt inderdaad aan te raden. Een volledig pensioen is er traditiegetrouw na 45 jaar werken, maar dat halen nog maar weinig Duitsers: van de werkende mannen slechts 28 procent, bij vrouwen maar 4 procent. Langer werken zal in veel gevallen hoe dan ook noodzakelijk zijn. Niet alleen de federale overheid, maar vooral ook de voor uitkeringen en andere sociale hulp verantwoordelijke gemeentes, zuchten onder torenhoge schulden. Daarvan is in de toekomst niet veel meer te verwachten. Erop vertrouwen dat de staat wel te hulp schiet als het pensioen te laag uitpakt, is dus nogal riskant.
ONDERZOEK
Risk appetite
Risk appetite
Al op het menu
Wat pensioenfondsen nu aan risico management doen
Trek in risico’s Voor een zorgeloos pensioen zijn goede beleggingsrendementen nodig en dat vereist risico’s nemen. Pensioenfondsen kunnen zich niet bewust genoeg zijn van die risico’s, stelt Muriël van den Berg, Risk Manager bij MN. Ze deed onderzoek naar de ontwikkeling van een Risk Appetite voor pensioenfondsen, ‘de kers op de risicotaart’. Tekst Hans-Maarten Dagelet Beeld PatK
28
| OMNI Q4 ’13
Pensioenfondsen hebben over het algemeen goed in kaart welke risico’s ze lopen. Dat betreft in de eerste plaats de financiële risico’s: de meeste fondsen voeren al jaren Asset Liability Management studies (ALM) uit. Die geven inzicht in de toekomstige ontwikkelingen van een pensioenfonds en maken het mogelijk het risicoprofiel af te stemmen op de verplichtingen. Naast de ALM-doorrekeningen is er de laatste jaren steeds meer aandacht voor niet-financiële risico’s. In 2005 heeft De Nederlandsche Bank een methodiek ontwikkeld om de fondsen bewust te maken van de verschillende gevaren en kansen. Met behulp van deze Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) hebben fondsen meer zicht gekregen op hun niet-financiële risico’s. Daarbij gaat het om operationele risico’s, de gevaren die een fonds loopt door de uitbesteding van taken en de kans op imagoschade. Een voorbeeld in die laatste categorie, aldus Muriël van den Berg: ‘Een fonds kan een korting doorvoeren bij de deelnemers terwijl later blijkt dat het niet nodig was. Of dat die korting juist groter moet zijn dan aanvankelijk gecommuniceerd.’ Negatieve publiciteit door een omstreden investering is een ander voorbeeld van zo’n imagorisico. ‘Van die risico’s hebben fondsen wel een beeld’, zegt Van den Berg, ‘maar nu is het tijd om na te denken over de vraag hoeveel risico ze kunnen én willen lopen. Moet het voor 99 procent goed gaan, mag er helemaal niets misgaan? Dat moeten fondsbesturen zich afvragen. Met daarbij de aanvullende vraag: wat mag het kosten? Want het uitsluiten van risico’s heeft een prijs.’
Honger naar meer inzicht Waarom meer risicobewustzijn nodig is
Om een beeld te krijgen van de risico’s die een fonds kan en wil lopen is Risk Appetite ontwikkeld. De methode sluit aan bij
het nieuwe Financiële Toetsingskader (FTK), waarover momenteel wordt onderhandeld. Van den Berg: ‘In het nieuwe FTK zal waarschijnlijk meer aandacht komen voor de niet-financiële risico’s en dus is het goed om daarop te anticiperen.’ Van den Berg noemt het nieuwe FTK een mooie opmaat naar een professionaliseringsslag in het risicomanagement. Net zo goed als de huidige discussie over een nominaal versus reëel contract een goede aanleiding is om in gesprek te gaan met deelnemers. Daarbij kunnen dan ook risicovraagstukken worden meegenomen. Want om de Risk Appetite te bepalen moeten fondsbesturen niet alleen te rade gaan bij hun uitvoerder, maar ook bij deelnemers. Wat wordt door hen belangrijker gevonden: een hoog rendement of een strikt MVO-beleid? En hoe groot is de bereidheid een investering mis te lopen om de kans op imagoschade te verkleinen? Risk Appetite sluit ook aan bij de aanbevelingen van de Commissie-Frijns. Die adviseerde pensioenfondsbesturen begin 2010 om expliciet keuzes te maken over risico’s. De commissie riep de fondsen op een ‘strategisch risicokader’ vast te stellen, waarin de risicobereidheid wordt
Rendement
Wat is belangrijker: een hoog rendement of een strikt MVObeleid?
ONDERZOEK
vastgelegd. Precies wat Risk Appetite beoogt. Waar de Commissie-Frijns ook op wees en waar Risk Appetite een rol in kan hebben, is de vraag of er binnen het fondsbestuur voldoende expertise aanwezig is. Van den Berg: ‘Als je iemand in het bestuur hebt met veel verstand van beleggen, kan zo’n fonds misschien ook andere producten voeren. Meer kennis is ook een vorm van risicobeheersing.’
Jaarlijks aan tafel
Hoe Risk Appetite in de praktijk werkt Naast een manier om het gesprek over risico’s aan te gaan, is Risk Appetite een oplossing voor de versnippering van het risicobeleid. Van den Berg: ‘De afgelopen tijd is de sector heel broksgewijs bezig geweest met risicomanagement. Het is logisch dat daar één plan voor in de plaats komt.’ Fondsen hebben nu vaak bedrijfstechnische nota’s, beleggingsbeginselen, ALM-studies en FIRM-documenten. Die papierbrij kan met Risk Appetite geïntegreerd worden en met elkaar in verband worden gebracht. De handelwijze is dan als volgt: het bestuur maakt het plan, al dan niet met ondersteuning van een externe specialist. Vervolgens wordt de Risk Appetite gedeeld met de uitvoerder. Het tactische operationele niveau zal bij de uitvoerder liggen, die weer rapporteert aan het bestuur. Om te voorkomen dat de Risk Appetite een papieren tijger wordt, moet het plan periodiek worden herzien. De wereld verandert en er duiken altijd nieuwe risico’s en kansen op. Een keer per jaar zou het bestuur volgens Van den Berg moeten nadenken wat er allemaal voor nieuwe gevaren en kansen op korte en lange termijn opdoemen. ‘Daar moet je scenario’s voor ontwikkelen. Stel dat mensen die nu geboren worden echt gemiddeld 150 jaar oud worden: wat betekent dat voor mijn fonds over pakweg 50 jaar? En wat als er een einde komt aan de verplichtstelling of als de AOW wordt afgeschaft? Het lijkt ondenkbaar, maar wie zich voorbereid op het ondenkbare, staat in de toekomst sterker.’ |
OMNI Q4 ’13
| 29
INTERVIEW
Ewald Engelen
Ewald Engelen
INTERVIEW
‘P OLITIEKE BESLUITELOOSHEID WORDT ALLEEN MAAR ERGER’ Weg met de rare solidariteit en iedereen een DC-regeling. Ook over pensioenen heeft Ewald Engelen een uitgesproken mening. Maar hij maakt zich vooral zorgen over de aanpak van de crisis. Tekst André de Vos Beeld Linelle Deunk
I
n april had Ewald Engelen het in het Financieele Dagblad nog over ‘De pensioenmaffia’. Een sector die in de toekomstvisie van de hoogleraar financiële geografie door eigen onkunde de dekkingsgraden laat dalen tot onder de tien procent. ‘De boel op scherp zetten’, verklaart hij een half jaar later in zijn werkkamer aan de Amsterdamse Muidergracht. Engelen leeft bij de confrontatie. Op tv, als columnist en via twitter rekent hij af met economen die de crisis niet zagen aankomen, met eurofielen, met elitaire bankiers die geen ‘mea culpa’ willen uitspreken én met de pensioensector die zich koestert in besluiteloosheid. Maar vraag even door en dan blijkt Engelen niet alleen maar negatief over het Nederlandse
30
| OMNI Q4 ’13
pensioenstelsel. ‘We hebben anders dan veel andere landen een enorme spaarpot opgebouwd en dat geld wordt redelijk efficiënt beheerd, is mijn indruk. Maar we zijn geen ‘pensioenkampioen’, zoals we onszelf voor de crisis kroonden. Een teken van zelfoverschatting. Het pensioenstelsel blijkt niet robuust, en we moeten af van die rare solidariteit.’ Waarom kunnen we niet verder met het huidige stelsel? ‘Vanwege de grote demografische transitie waar we middenin zitten. We worden steeds ouder, we hebben door de naoorlogse geboortegolf een enorme prop in de bevolkingsopbouw en het geboortecijfer is structureel te laag. Dat kunnen we niet allemaal ondervangen door langer door te werken. De verhouding werkenden-inac-
tieven wordt steeds schever. Voor omslagsystemen zoals in het buitenland of de AOW is dat desastreus, maar ook in ons pensioenstelsel zitten omslagelementen. De pensioenen worden betaald uit de premies én de beleggingsopbrengsten. Als de rendementen tegenvallen, moeten de premies omhoog, of de pensioenen omlaag.’ De pensioenfondsen zijn best optimistisch over toekomstige rendementen. ‘De rendementen worden grotendeels bepaald door het macro-economisch beleid. Dat is gericht op bezuinigen en lastenverzwaring. We gaan in Europa een lange periode van zeer lage economische groei tegemoet. Dus de beleggingsrendementen zullen laag zijn. Het aantal gepensioneerden neemt sterk toe. Daar is eenvoudig niet genoeg geld voor.’
OMNI Q4 ’13
| 31
INTERVIEW
Ewald Engelen
Daar noemt u in ieder geval één reden om niet méér pensioengeld in Nederland te beleggen. ‘Daar ben ik als deelnemer heel huiverig voor. Nederland is te klein voor die enorme hoeveelheid pensioengeld. Het grijze Europa kan een deel van de pensioenen financieren in de opkomende markten, waar de economische groei wel hoog blijft. In Azië en sommige Afrikaanse landen kunnen pensioenfondsen mooie rendementen maken. Maar het aantal liquide en betrouwbare financiële beleggingsproducten is daar beperkt. De financiële infrastructuur is onvoldoende. Pensioenfondsen hadden veel meer geld en energie moeten stoppen in die opkomende markten, in plaats van alles maar beleggen in standaard-beleggingsproducten op de westerse beurzen.’ Hogere premies of lagere pensioenen? ‘Wie nuchter nadenkt komt tot de conclusie dat de pensioenen omlaag moeten. De jongere werkende generaties worden al het zwaarst getroffen door de crisis. Ze hebben restschuld op hun koophuizen, terwijl de vijftigplussers overwaarde hebben. Er is al gekort op de pensioenen en het is opmerkelijk rustig gebleven. Maar verdere kortingen gaan tot groot verzet leiden, daar ben ik van overtuigd. Kijk naar 50Plus. Een ‘one issue’ partij die haar bestaan dankt aan de pensioendiscussie. Politiek zijn lagere pensioenen onhaalbaar. En toch moet het.’ In de pensioenwereld is er een conflict tussen jong en oud, als gevolg van de crisis. U maakt zich zorgen over het effect van de crisis op de hele samenleving. ‘Ik bestudeer hoe kapitaal over de wereld is verdeeld. De economische winsten zijn sterk geconcentreerd bij een kleine groep. Een stad als Londen heeft amper last van de crisis. De kosten van de crisis daarentegen slaan heel diffuus neer, vooral bij de belastingbetaler. De middengroepen en alles daaronder lijden inkomensverlies; de internationale economi-
32
| OMNI Q4 ’13
Ewald Engelen
INTERVIEW
Utopie
‘Zeventig procent van het middelloon is hoe dan ook een utopie’
sche elite profiteert. Dat ondermijnt de kapitalistische economische orde. Kapitalisme werkt alleen als het voor iedereen werkt. Dat is nu niet het geval. Politieke besluiteloosheid is het gevolg. Dat wordt alleen maar erger. Door het politieke mismanagement van de economische crisis groeit de aanhang van partijen met een antikapitalistische houding. SP, PVV, 50Plus. In het buitenland zie je hetzelfde gebeuren. Nu zijn al die partijen nog verdeeld, maar wat als straks één oratorisch begaafd populist al die stemmen verenigt? Mijn angst is dezelfde als die van John Maynard Keynes, die zich in de jaren dertig zorgen maakte over de wijze waarop de toenmalige crisis werd aangepakt. De politiek speelt met vuur. De hoogstopgeleide generatie ooit staat voor een groot deel al drie jaar aan de zijlijn. Dat is kapitaalvernietiging en het geeft enorme onvrede. Het is een wonder dat die nog niet veel brisanter tot uiting komt.’ De crisis wordt verkeerd bestreden. ‘In Nederland zit het probleem bij de huishoudens. Daar is de balans veel slechter dan die van de overheid. Netto staan we er goed voor, want tegenover de hypotheekschulden staan ook enorme pensioenvermogens én overwaarde. Maar dat vermogen zit vast. Huishoudens proberen nu hun balans te verkorten door af te lossen op de hypotheek. Doordat de overheid zwaar op de rem trapt, komt de consump-
tie tot stilstand. De overheid zou juist een ruimer beleid moeten voeren, zodat we kunnen aflossen én consumeren.’ Nu wordt er begerig gekeken naar de pensioengelden. ‘De beste oplossing is dat we stoppen met bezuinigen, maar we hebben ons nu eenmaal verbonden aan die drie procent van Brussel. ‘Second best’ is dat we de pensioenen inzetten om de hypotheekschuld af te lossen. Niet via een Nationaal Hypotheek Instituut; dan ben je alleen de banken aan het helpen. Nee, mensen moeten zelf bij hun pensioengeld kunnen om hun hypotheek af te lossen. Of jongeren moeten minder premie betalen, zodat ze meer overhouden om hun hypotheek af te lossen. Maar de woningschuld wegwerken is nu belangrijker dan sparen voor de oude dag.’ En wat doen we met het pensioenstelsel? ‘Het is onvermijdelijk dat we naar individuele pensioenpotten gaan. Beschikbare premie dus. Weg met die rare solidariteit van jong met oud, arm met rijk en laagopgeleid met hoogopgeleid. Iedereen bouwt zijn eigen pensioen op en krijgt de keuze tussen een handjevol beleggingsmogelijkheden. Groene beleggingen, risicovol of risico-arm, een ‘zondeportefeuille’ met wapens, tabak en porno, en waarschijnlijk hoge rendementen. Geen volledige keuzevrijheid, dat gaat mis. Libertair paterna-
OMNI Q4 ’13
| 33
INTERVIEW
Ewald Engelen
lisme. Iedereen moet verplicht een deel van zijn salaris sparen en er is scherpe controle om ons tegen onze eigen inhaligheid te beschermen. We moeten niet te bang zijn om te experimenteren. Ons pensioenstelsel stort echt niet in één keer in.’ Gaat de discussie over het pensioenstelsel nu de goede kant op? ‘Geen idee. Ik ben het overzicht volledig kwijt. De sociale partners komen met een akkoord dat gedeeltelijk door de politiek wordt overgenomen. Vervolgens worden de politieke voorstellen afgeschoten in de Eerste Kamer. De discussie kenmerkt zich door intransparantie en een overdaad aan technische details. Dat maakt politieke controle vrijwel onmogelijk, laat staan democratische pressie op de poli-
Stephen D. King
When the money runs out Individuele pensioenpotten
‘Het is onvermijdelijk dat we naar individuele pensioenpotten gaan’
tiek. Dat zie je in de hele financiële sector: de discussie is onbegrijpelijk technisch geworden. We begonnen voor de banken met Bazel I, een redelijk overzichtelijk stelsel van kapitaaleisen. Bazel II schoot al door in complexiteit omdat er zogenaamd een level playing field moest worden gecreëerd, dwars door allerlei natio-
Curriculum Vitae Ewald Engelen (50) studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij promo veerde als politiek filosoof. Hij werkte onder meer voor de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid en de Universiteit Wageningen. Inmiddels is Engelen hoogleraar financiële geografie aan de UvA. Hij onderzoekt de wijze waarop kapitaal zich over de wereld verplaatst. Hij is daarnaast columnist voor de Groene Amsterdammer, de Correspondent en Follow the Money. Bij het SER-magazine vertrok hij na drie columns omdat een kritisch stukje over de vakbond werd geweigerd. Vorig jaar verscheen zijn boek ‘Een ongeluk in slow motion’ over de financiële crisis. Engelen woont samen en heeft een dochter.
34
| OMNI Q4 ’13
nale wetgeving heen. Bazel III is voor niemand meer te bevatten.’ De financiële sector is te ingewikkeld geworden. ‘Ja. Maar veel erger is dat financiële instellingen te groot zijn geworden. Schaalvergroting is de heilige graal, van onderwijs tot banken. Niemand die zich afvraagt of er geen grens is aan de voordelen van grotere instellingen. Dat ‘tipping point’ is er namelijk. Boven een bepaalde omvang zijn er geen voordelen meer. Eerder nadelen. Probleem is alleen dat de nadelen soms op een andere plaats neerslaan. De belastingbetaler draait op voor banken die te groot zijn geworden. Misschien is een pensioenfonds als ABP ook al te groot. Ik begrijp dat ze vanwege hun omvang niet in bepaalde beleggingen kunnen.’ Heeft u er vertrouwen in dat uw eigen pensioen straks wordt uitbetaald? ‘Ik ben 50, maar ik voel me meer verwant met de jongere cohorten dan met de ouderen. Ik verwacht niet dat het bedrag dat nu op mijn pensioenoverzicht staat ooit daadwerkelijk wordt uitgekeerd. Die zeventig procent van het middelloon is hoe dan ook een utopie. Maar zo druk ik me kan maken over macro-economische verdelingseffecten, zo weinig houd ik me bezig met mijn eigen situatie. Ik heb een eigen huis waar overwaarde op zit en ik heb geen extravagant uitgavenpatroon. Ach, als ik straks maar gewoon mijn boekjes kan blijven kopen, ben ik gelukkig.’ |
Stephen D. King
BOEKRECENSIE
‘Glooming’, oftewel somber, is het woord dat het meest van toepassing is op de visie van econoom Stephen D. King in zijn boek ‘When the money runs out’. Het leest als de trailer van een film, waarbij King grossiert in onheilspellende cliffhangers. Meestal gepaard met Britse humor, waardoor zijn visie toegankelijk blijft. De sombere boodschap – er lijkt een einde gekomen aan onze welvaartsgroei – komt daardoor niet confronte rend over. Maar als zijn verhaal eenmaal is bezonken, blijf je achter met de illusie van een betere toekomst. Glooming indeed. King baseert zijn gedachte dat onze welvaart niet ongebreideld kan groeien op een aantal ontwikkelingen. Zo acht hij het hoogst onwaarschijnlijk dat de explosieve groei van de wereldhandel na de Tweede Wereldoorlog zich opnieuw zal voordoen. Een andere ontwikkeling is met name interessant voor Nederland. De sociale voorzieningen zijn in veel westerse landen zo uitgebreid dat ze onbetaalbaar zijn geworden. We zullen er met z’n allen aan moeten wennen dat we er zelf meer aan gaan bijdragen. Dat terwijl we er door met name de vergrijzing een groter beroep op zullen moeten doen. Lichtpuntje Toch kan één argument voor een misschien wel decennialange economische stagnatie voor de Nederlanders een lichtpuntje in de duisternis zijn. King concludeert dat er op het gebied van arbeidsparticipatie niet veel meer te winnen is: het aandeel vrouwen op de arbeidsmarkt kan nauwelijks groter worden. Dat geldt weliswaar voor de VS, maar niet voor Nederland. Daartegenover staat dat we nog nooit zoveel onderwijsmogelijkheden hebben gehad, maar of het volgen van een opleiding zich ook uitbetaalt op de arbeidsmarkt, is niet zo zeker meer. Grote voet King schetst in zijn boek de oorzaken van de stagnatie van de westerse economieën en hij ziet op dagbasis dat zijn theorie wordt gestaafd door de vruchteloze pogingen van centrale banken om met monetair gereedschap de economie aan te jagen. Bezuinigen of stimuleren, het doet er volgens King niet zoveel toe. We hebben jarenlang op grote voet geleefd in de veronderstelling dat er altijd sprake zal zijn van economische groei. Al onze systemen zijn daarop ingesteld. Maar de rek is eruit en daar zullen we mee moeten leren omgaan. Hoe pijnlijk dat de komende jaren ook gaat worden. Stephen D. King is Group Chief Economist en Global Head of Economics and Asset Allocation research bij HSBC. Hij maakt als adviseur deel uit van het economisch forum van MN, dat wordt geraadpleegd bij het opstellen van economische scenario’s.
OMNI Q4 ’13
| 35
MVO
Textielindustrie
Textielindustrie
MVO
Textielfonds investeert in betere arbeidsomstandigheden kledingindustrie
MVO op maat gesneden De meeste grote pensioenfondsen hebben een toegesneden beleid voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Dat ook kleinere fondsen belangrijke, eigen accenten kunnen leggen in het streven naar betere arbeidsomstandigheden en een schoner milieu, bewijst het dialoogprogramma van het pensioenfonds voor Mode, Interieur, Tapijt- en Textielindustrie (MITT). Tekst Hans-Maarten Dagelet Beeld Hollandse Hoogte
A
ls je anderen wilt aanspreken op hun MVO-beleid, moet je eerst zorgen dat je eigen huis op orde is’, zegt MITT-bestuurder Jan Hasselman. Zo’n drie jaar geleden tekende zijn fonds de Principles for Responsible Investment (PRI), een aantal internationale uitgangspunten voor verantwoord investeren. ‘Maar die zijn erg algemeen en we wilden meer doen’, zegt Hasselman. ‘Om te beginnen in onze eigen sector.’ MITT liet vermogensbeheerder MN in kaart brengen in welke ondernemingen in de eigen sector het fonds belegt en wat die bedrijven doen aan MVO. Verwacht werd dat in de kledingbranche de grootste slagen te halen vielen, iets wat gedurende het onderzoek tragisch werd bevestigd door het instorten van een textielfabriek in Bangladesh. Eind april kwamen daarbij meer dan 1.100 mensen om het leven.
36
| OMNI Q4 ’13
OMNI Q4 ’13
| 37
MVO
Willem Noordman
Textielindustrie
Risicocheck Nu de contacten zijn gelegd, is het de komende tijd zaak de bedrijven verder in beweging te krijgen. Enkele successen zijn al geboekt. Zo hebben de luxemerken Coach en Burberry hun transparantie flink vergroot. Daarnaast is Coach bezig om zijn toeleveringsketen te verbeteren, waardoor het bedrijf meer controle over de arbeidsomstandigheden krijgt. Lindeman: ‘Wat daarbij helpt is dat in het bestuur van Coach iemand wordt aangesteld die zich specifiek met MVO-zaken gaat bezighouden.’
De ramp geeft aan waar zich de grootste problemen in de textielsector voordoen: bij de toeleveringsketen. ‘Door te produceren in goedkope arbeidslanden zoals Bangladesh, is het moeilijk goed zicht te houden op de arbeidsomstandigheden’, zegt MVB-adviseur Faryda Lindeman, die vanuit MN het onderzoek voor MITT uitvoerde. ‘Daarnaast is het gebruik van chemicaliën een heikel punt. En de grondstoffen, denk aan de herkomst van katoen of het gebruik van bont.’ Transparantie Wat ook aan het licht kwam tijdens het onderzoek, was dat ondernemingen lang niet altijd even transparant zijn over hun MVO-inspanningen. Dat gold met name voor de luxere merken. Lindeman: ‘Hoe duurder het merk, hoe slechter de transparantie, zo ontdekten wij. Dat komt omdat de luxemerken tot dan toe weinig informatieverzoeken kregen over dit soort kwesties, niet van klanten en niet van andere investeerders. Dit in tegenstelling tot de goedkopere merken als H&M en Inditex, die veel vaker vragen kregen naar aanleiding van misstanden in de kledingindustrie. Zij waren er dus al aan gewend om openheid van zaken te geven.’ Het onderzoek resulteerde in een voorstel aan MITT voor een dialoogprogramma, specifiek gericht op de bedrijven in de mode-, interieur, tapijt- en textielindustrie waar het pensioenfonds in investeert. Door in gesprek te gaan, kunnen ondernemingen ertoe worden aangezet hun MVO-beleid te verbeteren of meer actie te ondernemen. Dit soort gesprekken vormen, naast de uitsluitingen en het stembeleid, een belangrijk middel in de strijd voor meer maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hoe zo’n dialoogprogramma er in de praktijk uitziet? Lindeman: ‘Bedrijven aanschrijven, vragen of je langs mag komen en praten. Om de druk op te voeren kan je daarbij samenwerken met andere investeerders of verwijzen naar concurrenten die het beter doen. We merkten overigens ook dat veel ondermeningen uit zichzelf al heel benieuwd zijn hoe andere bedrijven het doen. Daarnaast zagen we dat de ramp in Bangladesh het bewustzijn flink heeft vergroot.’ Hoewel het niet bij alle bedrijven even makkelijk is binnen te komen, zijn de meeste bereid in gesprek te gaan. ‘Het aardige aan deze lijst is dat het bedrijven zijn die vaak niet zoveel aandacht krijgen van investeerders’, zegt Kris Douma, hoofd verantwoord beleggen bij MN. ‘Anders dan de grote oliebedrijven of mijnbouwondernemingen. En dus vallen dit soort verzoeken meer op. Zeker als het ook nog een aan hun sector gerelateerd pensioenfonds is. Uiteindelijk gaat de deur dan wel open.’
38
| OMNI Q4 ’13
Luxemerken als Coach en Burberry hebben hun transpa rantie flink vergroot
Een ander voorbeeld van een succesvolle dialoog is die met het Afrikaanse kledingconcern Truworths. Tijdens een bezoek in Zuid-Afrika ontdekte Douma dat het bedrijf weinig zicht heeft op de arbeidsomstandigheden bij de toeleveranciers, maar wel mensen bij al die bedrijfjes langs laat gaan om de kwaliteit te controleren. Douma: ‘Het advies was toen: breng die kwaliteitscontroleurs de basisbeginselen van MVO bij zodat je in ieder geval een eerste risicocheck kunt doen. Dat model ken ik van een ander bedrijf en Truworths had daar wel oren naar.’ Wijzen op dit soort mogelijkheden doen Douma en zijn team uit maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar ook vanuit de overtuiging dat het voor de bedrijfsresultaten niet goed is om laag te scoren op MVO. ‘De risico’s zijn niet alleen voor je reputatie, maar ook direct financieel’, zegt Douma. ‘Dat zie je bijvoorbeeld met Bangladesh, waar nu schadevergoedingen betaald moeten gaan worden. Uiteindelijk heeft dat onverantwoorde gedrag dus een financiële consequentie, ook voor ons als aandeelhouder.’ Ook bij MITT klinkt dat argument. Mede daarom, zegt Hasselman, ‘moet je ook in een tijd waarin veel pensioenfondsen het financieel moeilijk hebben, blijven investeren in MVO. Daar komt ons pensioenfonds, maar ook de sector mee vooruit.’ |
Exclusief boevenlanden
ESSAY
CONSOLIDATIE IN PENSIOENSECTOR BIEDT KANSEN In het woud aan pensioenfondsen wordt flink gekapt. Soms veroorzaakt een storm het vallen van enkele bomen. De reusachtige eiken en beuken blijven wel staan, maar de wat schrielere dennetjes en essen, de kleinere pensioenfondsen, zien we hier en daar omvallen. Niet erg, want voor deelnemers en gepensioneerden kan het prettig toeven zijn in de schaduw van de reuzen. Tekst Willem Noordman Beeld ssck
Dat een kleiner pensioenfonds bovenop de standaardinspanningen eigen wensen heeft op MVO-gebied is uitzonderlijk. Behalve MITT is er binnen MN één ander kleiner fonds dat specifieke voorkeuren had. Dat was het pensioenfonds voor de Koopvaardij. MN raadde dat fonds aan te beleggen in staatsobligaties van opkomende landen. Koop vaardij was niet meteen enthousiast: de eigen ervaringen in sommige van die landen waren, op zijn zachts gezegd, niet altijd even positief. MN heeft vervolgens een product gemaakt waarin wel wordt belegd in staatsobligaties van opkomende landen, maar niet in de zogenoemde ‘boevenlanden’. Uiteindelijk is dat product door alle klanten van MN overgenomen.
OMNI Q4 ’13
| 39
ESSAY
Willem Noordman
Willem Noordman
D
e trend is al veel langer zichtbaar: het aantal pen sioenfondsen daalt gestaag. Eerst maar wat cijfers op een rijtje. Vanaf 1992 zijn er zo’n 1000 pensioenfondsen opgeheven, vooral veel kleine ondernemingspensioenfondsen, met minder dan 1000 actieve deelnemers. De 300 fondsen die in die tijd zijn opgericht, kunnen dat lang niet compenseren. Ook het aantal bedrijfstakpensioenfondsen is in die tijd, zij het licht, gedaald. Er zijn geen signalen dat de bodem in het aantal pen sioenfondsen is bereikt. Wijzigingen in het pensioenlandschap Iedere wijziging die optreedt in of rond het pensioenlandschap is een impuls voor een volgende stap in de trend: minder pensioenfondsen. Die wijzigingen kunnen allerlei vormen aannemen. IFRS bijvoorbeeld, waardoor ondernemingen verplicht worden gedane pensioentoezeggingen tegen marktwaarde vast te leggen op de balans. Of internationalisering van de toppen van de Nederlandse bedrijven, waarbij buitenlandse – niet zelden Angelsaksische – collega’s in de Raad van Bestuur veel minder affiniteit met het pensioenfonds hebben. Verscherpte regelgeving door de overheid, sterkere governance, hogere eisen aan bestuursleden en ga zo maar door. Allemaal zaken die voor pensioenfondsbesturen aanleiding kunnen zijn zich af te vragen of hun pensioenfonds nog bestaansrecht heeft. Naast dergelijke algemene verschuivingen in het pensioenlandschap zijn er ook andere overwegingen voor besturen om kritisch naar het karakter en de toekomst van het eigen fonds te kijken. De dekkingsgraad kan onder druk staan of de kosten die het fonds maakt kunnen in vergelijking met andere fondsen hoog liggen. Er zijn ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteit in de loop van de tijd van karakter is veranderd. Bijvoorbeeld doordat veel productie naar het buitenland is verdwenen, zijn vooral marketing en distributiewerkzaamheden in de onderne-
40
| OMNI Q4 ’13
ESSAY
ming overgebleven. De samenstelling van het personeelsbestand is gewijzigd en vaak zijn er minder mensen in dienst. Zulke fondsen hebben dus relatief weinig actieven, maar wel een groot aantal gepensioneerden. In een economische crisis zoals we die nu meemaken, worden zwaktes in pensioenfondsen sneller zichtbaar. In veel gevallen zijn ze amper nog te besturen, omdat de premiebijdrage snel daalt of duidelijk ontoereikend is, en er veel druk komt te staan op de onderneming om bij te storten; het gaat dan vaak om bijstortingen die een grote omvang hebben ten opzichte van de bedrijfsactiviteit. Onderscheidend vermogen Consolidatie van pensioenfondsen is dus al een bestaand feit. En daar is niks mis mee, als je daar weloverwogen mee omgaat. Een belangrijk criterium voor het bestaansrecht van een pensioenfonds is het onderscheidend vermogen. Stel: in een sector met een prima functionerend bedrijfstakpensioenfonds bestaat ook een ondernemingspensioenfonds dat qua regelingen niet veel verschilt van het bedrijfstakpensioenfonds. Dan heeft dat fonds maar weinig onderscheidend vermogen. Veel besturen van een dergelijk ondernemingspensioenfonds stellen zich in dat geval de vraag of ze niet beter op kunnen gaan in het bedrijfstakpensioenfonds. Maar in bijvoorbeeld de chemische sector bestaat zo’n bedrijfstakpensioenfonds niet. Fusie tussen ondernemingspen sioenfondsen kan, maar is complex. In dat
Consolidatie is al een bestaand feit OMNI Q4 ’13
| 41
ESSAY
Willem Noordman
soort situaties heeft een ondernemingspensioenfonds juist veel onderscheidend vermogen voor de werknemers van dat bedrijf, namelijk: er is wel een pensioenfonds of niet. Daarmee samenhangend vind ik dat we pensioenen bij voorkeur sectorgewijs moeten blijven organiseren. Arbeidsvoorwaarden vertonen binnen een sector vaak veel overeenkomsten. Een en hetzelfde pensioenfonds past daar goed bij. Het is wel belangrijk om verbinding te houden met de plek waar uiteindelijk de arbeidsvoorwaarden worden gemaakt, namelijk aan de onderhandelingstafel van de sociale partners. Kostenbeheersing Die sectoren moeten wel grote blokken zijn, zodat iedereen in ongeveer gelijke mate kan profiteren van schaalgrootte. De kosten van de pensioenuitvoering zijn grosso modo omgekeerd evenredig met de omvang van het fonds wat betreft aantallen deelnemers en gepensioneerden. Dus hoe groter het pensioenfonds, hoe goedkoper per deelnemer. Dat geldt voor de administratieve uitvoeringskosten, maar ook voor het vermogensbeheer. Grotere vermogens zijn relatief goedkoper te beheren dan kleine, die ook breed gespreid moeten worden met het oog op risicobeheersing. Deskundigheid van bestuurders Naast het voordeel van kostenbeheersing zijn er door consolidatie minder deskundige bestuurders nodig. In plaats van twee besturen kun je nu toe met één. Terwijl het kleinere fonds voorheen bijna evenveel bestuursaandacht vroeg als het (veel) grotere fonds. Opnieuw een besparing van kosten dus, maar ook een betere benutting van schaarse menskracht. De kwaliteitseisen aan bestuurders zijn hoog en worden steeds hoger. Het is dus verstandig om de mensen met de capaciteiten om dit werk te doen, zo efficiënt mogelijk in te zetten.
42
| OMNI Q4 ’13
Omni & cetera
Pensioenen sectorgewijs organiseren Pensioenopbouw Een derde voordeel van consolidatie – binnen een sector – is voor de werknemers. Als zij binnen de sector van werk gever veranderen, hoeven ze niet van pensioenfonds te veranderen; ze blijven binnen één pensioenfonds hun pensioen opbouwen. Een mooi voorbeeld is de detailhandel. Je hebt nu een fonds voor detailhandel en een fonds voor de supermarkten. Tussen die twee is veel overloop. Eén fonds zou voor werknemers overzichtelijker zijn, maar voorkomt ook dat een klein pensioen door het fonds wordt afgekocht; de deelnemer gaat immers door met opbouwen. Daarmee voorkomt één fonds dat je door afkoop pensioenopbouw mist. Verzekeraars Minder rooskleurig voor deelnemers is de situatie waarin de deelnemers van pen sioenfondsen terechtkomen bij verzekeraars. ‘Gewone’ pensioenfondsen zorgen voor indexatie van de uitkeringen, ook van zogenaamde slapers: mensen die pensioen hebben opgebouwd in een sector, maar daar niet meer actief zijn en ook nog geen pensioen ontvangen. Dat is nu een tijdje niet gebeurd door de crisis, maar het is wel een serieuze doelstelling. Bij een verzekeraar is indexatie van slapers niet of nauwelijks aan de orde. Verzekeraars kennen overrentedeling, maar die is in de regel veel minder gunstig dan indexatie-
door een pensioenfonds. Een fors nadeel. De kostenopbrengsten van een pensioen bij een verzekeraar zijn bovendien over het algemeen slechter dan bij een pen sioenfonds. Een verzekeraar werkt over het algemeen op basis van een contract met één werkgever: een kleine populatie zonder schaalvoordelen. Bovendien moet de winstopslag voor de verzekeraar ook nog worden betaald. Het kan zijn dat de werkgever de extra kosten bij overgang naar een verzekeraar voor zijn rekening neemt. Maar op het moment dat de deelnemer slapend wordt, moet hij zich realiseren dat zijn situatie minder gunstig wordt. Bovendien gaat het de werkgever om de totale kosten voor het personeel. Zijn hogere kosten zullen gefinancierd moeten worden. Die discussie komt altijd weer terug op een cao- tafel. Maar als er geen pensioenfonds meer is in een branche of in een bedrijf, dan is voor werknemers een pensioen verzekering bij een verzekeraar altijd nog beter dan niets. We willen als vakbeweging uiteindelijk toch dat iedereen pen sioen krijgt. Conclusie Ieder bestuur van een pensioenfonds moet nadenken over de toekomst van het fonds. Is dat zelfstandig blijven of biedt consolidatie voordelen? Met welk fonds ligt consolidatie voor de hand? Regel vervolgens het hele proces van consolidatie efficiënt en goed. Soms biedt consolidatie geen oplossing. Maak in dat geval een goede afweging tussen zelfstandig voortzetten en het onderbrengen bij een verzekeraar. Maar kijk in dat laatste geval vooral ook naar de langetermijnconsequenties voor de deelnemers en focus niet alleen op de korte termijn. |
Willem Noordman is bestuurslid van de Pensioenfederatie en is lange tijd lid van het hoofdbestuur van FNV Bondgenoten ge weest. Daar had hij onder meer financiën en pensioenen in portefeuille. Momenteel is hij bij die vakbond programmamanager. Daarnaast is hij voorzitter van het bestuur van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en bestuurs lid van het Pensioenfonds van de Metalektro (PME).
COLOFON
Omni & cetera
Omni magazine op de iPad! Omni is gratis te downloaden als app. Ga naar de AppStore en dowload het laatste nummer! Colofon Nummer 4 | december 2013 OMNI is het relatiemagazine van MN dat vier keer per jaar verschijnt. Uitgever MN, Prinses Beatrixlaan 15, 2595 AK Den Haag, Postbus 30025, 2500 GA Den Haag, tel. +31(0)70 316 01 60 Hoofdredactie: Hester IJgosse
indredactie Ruben Langenhuizen E Redactie Hans-Maarten Dagelet, Jacques van der Horst, Henk Jacobs, Patrick Janssen, Karen Jochems, Gwen van Loon, Willem Noordman, Mieke van Poll, Daniëlle Ponjé, Gerhard Sluiter, Rutger Vahl, Natasja Verheij, André de Vos, Oene van der Wal, Marjolein Zaal
Concept & realisatie: Scripta Communicatie Art direction Patk/Patrick Keeler Beeld Leonie Bos, Lars van den Brink, Linelle Deunk (cover), Sophie Eekman, Patrick Keeler Traffic Jacqueline Konermann Lithografie Grafimedia Amsterdam Drukwerk Kampert-Nauta
OMNI Q4’13
| 43
‘NIET ALLES HARMONISEREN EN STANDAARDISEREN’ Steve Webb, Britse minister voor Pensioenen Pagina 8