5
Feit of mening? cultureel
socio-economisch
politiek
Les 4 heeft je geleerd dat er verschillende soorten bronnen zijn. Vertellen de bronnen de waarheid? Hoe weet een geschiedkundige of een bron betrouwbaar is? Gebruikt hij onbetrouwbare bronnen?
1 Bronnen bevatten feiten en meningen prehistorie
3500 v.C.
Een feit is gewoon een gebeurtenis. Bij een mening geeft de maker van de bron zijn versie van de gebeurtenissen. Hij gaat dus zijn eigen mening in de bron verwerken. Daardoor stelt hij feiten soms anders voor dan ze in werkelijkheid gebeurd zijn. Gevoelens en vooroordelen spelen daarbij een belangrijke rol. Opdracht 1
stroomculturen
Napoleon a Napoleon te paard. Schilderij van
800 v.C.
David (1748-1825). De schilder is een aanhanger van Napoleon en wordt in 1804 diens hofschilder.
klassieke oudheid
500
- Welke stelling is juist? Kruis aan. Het schilderij geeft een beeld van de feiten.
middeleeuwen 1450
nieuwe tijd
Het schilderij geeft de mening
1750
nieuwste tijd 1945
eigen tijd
22
LES 5 | Feit of mening?
weer van de schilder of van de opdrachtgever.
b Keizer Napoleon Bonaparte regeert van 1799 tot 1815 over Frankrijk en een groot deel van Europa. In 1814 wordt hij tijdelijk afgezet en verbannen naar het eiland Elba. In februari 1815 ontsnapt Napoleon naar Zuid-Frankrijk. Hij trekt vervolgens met een leger naar Parijs. Op twintig maart gaat hij de stad binnen. Hieronder lees je samenvattingen uit een Parijse krant over de opmars van de keizer. Napoleon wordt op 18 juni bij Waterloo verslagen door een leger van Britten, Duitsers, Vlamingen, Walen en Nederlanders. (Napoleon ontsnapt en landt in Zuid-Frankrijk.) 28 februari:
De Menseneter heeft zijn hol verlaten.
7 maart:
De veelvraat is geland.
(Napoleon trekt naar Parijs.) 9 maart:
De tijger is in de stad Gap aangekomen.
11 maart:
Het monster rust bij de stad Grenoble.
16 maart:
De tiran is door de stad Lyon getrokken.
17 maart:
De valse heerser bevindt zich al op 60 mijl van de hoofdstad.
18 maart: 19 maart:
Bonaparte nadert met rasse schreden, maar zal Parijs nooit binnentrekken. Napoleon zal morgen voor onze wallen staan.
(Napoleon trekt Parijs binnen.) 20 maart:
De keizer is in het Parijse paleis van Fontainebleau aangekomen.
21 maart:
Zijne majesteit de Keizer is gisteravond bij het park en paleis van de Tuilerieën door zijn trouwe onderdanen toegejuicht.
- Haal uit elke samenvatting van de gebeurtenissen feit en mening. Wat stel je vast?
Feit Mening
28 februari:
Napoleon is ontsnapt
7 maart:
Napoleon in Frankrijk
menseneter, hol
9 maart:
11 maart:
16 maart:
17 maart:
18 maart:
19 maart:
(geen mening weergegeven)
20 maart:
Napoleon in Parijs
De krant erkent hem opnieuw als keizer.
21 maart:
Napoleon toegejuicht
Zijne majesteit, trouwe onderdanen
A | Vaardig in geschiedenis
23
2 Bronnen worden kritisch ontleed en vergeleken Een geschiedkundige onderzoekt een bron alvorens ze te gebruiken. Hij probeert meer informatie te verkrijgen over de maker en kijkt of er in de bron meningen staan. De onderzoeker gaat daarbij kritisch te werk. Hij ontleedt de bron en bestudeert bijna elk woord of teken. De geschiedkundige vergelijkt de bron met andere bronnen over hetzelfde onderwerp. Zo probeert hij te achterhalen wat er in het verleden gebeurd is. Soms zijn er geen andere bronnen en moet hij wel werken met één bron. Je wordt nu even een historicus en probeert de onderstaande bronnen te onderzoeken zoals een geschiedkundige dat zou doen. Om je te helpen, krijg je een reeks vragen die je moet proberen te beantwoorden. Opdracht 2 De vragen van de geschiedenis a Basaltzuil met daarop het wetboek van koning Hammoerabi b Ik, Hammoerabi, koning van Sumer en Akkad, de volmaakte koning.
De grote goden hebben mij uitverkoren. Ik ben de herder die heil brengt, wiens staf recht is en die mijn weldoende bescherming uitspreid over mijn stad, tegen mijn borst hou ik de mensen van Sumer en Akkad; onder mijn hoede heb ik ze laten leven in vrede, in mijn wijsheid heb ik ze beschut. Ik heb mijn kostbare wil op een gedenksteen geschreven voor mijn beeld als koning der rechtvaardigen opdat de machtige de zwakke niet zou verdrukken (...) Mijn woorden zijn uitverkoren, mijn wijsheid vindt haar gelijke niet.
Uit: Hammoerabi, Wetboek De Babylonische koning Hammoerabi (1728-1686 v.C.) stelt tijdens zijn regeerperiode een strenge geschreven wetgeving op. Babylon ligt in Mesopotamië, het huidige Irak.
24
LES 5 | Feit of mening?
Welke vragen stel ik aan een geschiedkundige bron? A Identiteitskaart van de bron - Soort bron: geschreven bron / ongeschreven bron (1)
Indien ongeschreven: mondelinge / materiële bron (1)
- Inlichtingen over de maker:
Naam:
Geboortedatum:
Beroep of functie:
Nationaliteit:
Sterfdatum:
- De datum waarop de bron werd gemaakt: - Er is een / geen (1) groot tijdsverschil tussen het maken en de feiten die verhaald worden
(een groot tijdsverschil werkt verdraaiing in de hand.)
- De maker was een / geen (1) ooggetuige. - De maker heeft andere bronnen gebruikt. Ja / nee (1). Voorlopig besluit: vind je in de bovenstaande gegevens zaken terug die de maker minder betrouwbaar gemaakt kunnen hebben? Ja / nee. Zo ja, motiveer je antwoord.
B Inhoud van de bron Staan er meningen in de bron? Ja / nee. (1) Zo ja, onderstreep dan in de bron een voorbeeld. Je mag niet meer dan één zin onderstrepen.
C Beoordeling van de bron - De bron is eerder betrouwbaar / eerder onbetrouwbaar. (1) - Een betrouwbare bron leert ons feiten. Geef een voorbeeld.
- Een onbetrouwbare bron leert ons meningen. Geef een voorbeeld.
(1) Omcirkel het juiste antwoord. A | Vaardig in geschiedenis
25
2 De vruchtbare sikkel Opdracht 3
spi Ka
Zwarte Zee
e e Ze sch
Middellandse Zee
r Pe
z is
1000 km
Go lf
Ro
0
ch e
de Zee
Vruchtbare Sikkel wilde korenrassen in de Vruchtbare Sikkel wilde korenrassen
Omcirkel het juiste antwoord. -
Welke vorm heeft het vruchtbare gebied?
cirkel / ovaal / sikkel / vierkant
-
De mensen in de Vruchtbare Sikkel eten …
alleen planten / planten en dieren / alleen dieren.
- Welke vier hedendaagse landen liggen in de Vruchtbare Sikkel? Gebruik hiervoor de wereldkaart
achteraan in je leerwerkboek.
Turkije – Groenland – Marokko – Rusland – Syrië – Iran – Irak – Vlaanderen
3 De mens ontdekt de landbouw en de veeteelt in de Vruchtbare Sikkel 10 000 jaar geleden beginnen de mensen ter plaatse de vruchtbare gronden te bewerken: zij zaaien en oogsten zelf granen. Dit is het begin van de landbouw. Opdracht 4 De groei van de wereldbevolking De wetenschappelijke wereld gaat hoe langer hoe meer akkoord met de stelling dat de wereldbevolking tegen 2100 8,5 miljard mensen zal bereiken. De schatting is aangepast. Nog maar vijf jaar geleden dachten de Verenigde Naties inderdaad nog aan een wereldbevolking van 10 miljard inwoners tegen circa 2100. Volgens de nieuwe schatting komt er pas tegen 2150 een einde aan de bevolkingsgroei. Bewerking informatiebron van: Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel, november 2002
56
LES 9 | De Nieuwe Steentijd of het ‘Neolithicum’
- Hoeveel mensen leven er omstreeks 10 000 v.C., omstreeks 5000 v.C. en omstreeks de geboorte van
Christus? Omcirkel.
10 000 v.C.:
4 miljoen
5 miljoen
6 miljoen
5000 v.C.:
5 miljoen
7 miljoen
9 miljoen
het jaar 1:
100 miljoen
200 miljoen
250 miljoen
- Hoe zou je die opmerkelijke stijging kunnen uitleggen? Omcirkel de vier juiste antwoorden.
Gunstiger klimaat
Beter voedsel
Betere geneeskunde
Betere hygiëne
Betere landbouw en veeteelt
Minder voorbehoedsmiddelen
- Welk dubbel verband is er tussen landbouwproductie en bevolkingsgroei? Omcirkel het juiste antwoord.
Hoe meer landbouwproductie er is, hoe meer bevolkingsgroei noodzakelijk / mogelijk is.
Hoe meer bevolkingsgroei, hoe meer landbouwproductie noodzakelijk / mogelijk is.
- Welk aantal voorspelt men voor 2100? Omcirkel.
7 miljard – 8,5 miljard – 10 miljard
B | Prehistorie
57
Opdracht 5 De verspreiding van de landbouw in Europa - In welk gedeelte van Europa
raakt de landbouw voor het
eerst bekend?
Kies uit:
Noord-Europa
West-Europa
Zuidwest-Europa
Zuidoost-Europa
Oost-Europa.
0
500 km
Noordzee
Oostzee
Atlantische Oceaan
Zee arte Zw
vroege nederzettingen van landbouwers late nederzettingen van jagers/verzamelaars 7000-5400 v.C.
5300-5000 v.C.
6500-5200 v.C.
na 5000 v.C.
Middellandse Zee
Het ontstaan van de landbouw Noordelijke IJszee
Rijn
Hoa n
gho
r is Tig f Eu
at
Stille Oceaan
Nij
l
ra
Indische Oceaan
landbouw voor 6000 v.C. 0
5000 km
- Vul in: oorzaak of gevolg.
58
De bevolkingsgroei betekent: meer monden om te vullen.
Men gaat op zoek naar nog meer vruchtbare gronden.
LES 9 | De Nieuwe Steentijd of het ‘Neolithicum’
Opdracht 6
Huisdier
Tijd
Wilde voorouder
Plaats
dromedaris
3000 v.C.
wilde kameel
Zuid-Arabië
ezel
3500 v.C.
wilde ezel
Noordoost-Afrika
gans
3000 v.C.
grijze gans
Zuidoost-Europa, Noordoost-Afrika
geit
8000 v.C.
bezoar (wilde geit)
Zagrosgebergte, Irak
hond
≥ 11 000 v.C.
wolf
veel plaatsen?
honingbij
≥ 2400 v.C.
wilde bijen
Zuidwest-Azië, Europa, Afrika?
kameel
2500 v.C.
wilde kameel
Turkmenistan/Iran
kat
7000 v.C.
wilde kat
Zuidwest-Azië
kip
2000 v.C.
Bankiva-hoen
Indusdal
lama
4000 v.C.
guanaco
Andesgebergte
paard
4000 v.C.
wild paard
Zuid-Oekraïne
rundvee
8000 v.C.
oeros
Zuidwest-Azië en mogelijk Europa
schaap
8000 v.C.
wild schaap
Irak, Iran, Levantkust
varken
7000 v.C.
wild zwijn
Zuidwest-Azië (Anatolië)
-
Zoek in de lijst de vijf dieren die het eerst werden gedomesticeerd. Geef ook hun wilde voorouder.
-
Kun je verklaren waarom de hond het oudste huisdier is?
Tip: De hond werd gedomesticeerd vóór het ontstaan van de landbouw.
B | Prehistorie
59
Opdracht 7 “De mens selecteert in eerste instantie dieren die hem in meer dan één opzicht nuttig zijn. Hoewel de behoefte aan vlees misschien primeert (van het eerste belang is), hoedt en kweekt hij de dieren om de melk voor diverse zuivelproducten. Al vroeg zal hij schapen houden voor de wol. Grotere diersoorten gebruikt hij als trekkracht, last- of rijdier. Uitwerpselen worden als mest of brandstof aangewend. Een geslacht dier levert niet alleen vlees maar ook huid voor vellen en leder, been en hoorn voor werktuigen, pezen voor touwen, hoeven voor lijm ...” Uit: J.Capenberghs (red.), Gisteren voorbij - Dieren bewijzen de mens heel veel nut. Geef vijf voorbeelden uit de tekst.
4 De hele samenleving verandert Mensen blijven in de vruchtbare gebieden op een vaste plaats wonen. Ze geven hun nomadenbestaan op en worden sedentair. In plaats van rond te trekken op zoek naar voedsel, beginnen ze aan landbouw te doen en domesticeren ze dieren. Het leven van die mensen verandert spectaculair. We noemen dit de Neolithische Revolutie.
Opdracht 8
- Leg uit:
60
• sedentair worden:
• domesticeren:
LES 9 | De Nieuwe Steentijd of het ‘Neolithicum’
Opdracht 9 Vul de mindmap over de gevolgen van de sedentarisatie aan met deze woorden: houten sikkels met ingezette scherpe steentjes / veel of weinig / stevige lemen hutten / maalstenen / rijk of arm / oorlog om het bezit ervan / houten graaf- en plantstokken / offers om gunstig te stemmen.
Goden
Voorraden
Bevolkingsgroei SEDENTAIR
Nieuwe beroepen en taken
Werktuigen Woningen
Onwaarschijnlijk! Hoe kunnen archeologen oude dingen zo nauwkeurig dateren? Er zijn vandaag verschillende methoden om de ouderdom van een voorwerp te bepalen. De eerste doorbraak in het onderzoek kwam er pas rond het jaar 1950. Toen kwam een Amerikaanse wetenschapper op het briljante idee dat alle overblijfselen van planten en dieren een precieze klok in zich dragen, namelijk radioactieve koolstofdeeltjes: C-14. Het systeem kun je vergelijken met dat van een batterij. Rond de aarde zit een laagje ‘lucht’, de atmosfeer. De atmosfeer bestaat uit gassen zoals zuurstof en stikstof. Zonder die gassen zou het leven op aarde niet mogelijk zijn. Net zoals vaste stoffen en vloeistoffen, bestaan gassen uit zeer kleine deeltjes die wetenschappers atomen noemen. De stralen van de zon, maar ook andere stralen uit de ruimte, komen door de atmosfeer naar het aardoppervlak. Wanneer stralen uit de ruimte met de gasatomen botsen, kunnen ze samensmelten. Zo ontstaan in de atmosfeer na een tijdje nieuwe gassen zoals bijvoorbeeld koolzuurgas. Dat gas ken je ongetwijfeld van de bubbels in frisdrank. In koolzuurgas zit een stof die wetenschappers koolstof-14 of C-14 noemen.
B | Prehistorie
61
Planten nemen die stof uit de lucht op. Vermits dieren en mensen ook planten eten, komt C-14 ook in hun lichaam terecht. Een kenmerk van radioactieve deeltjes is dat ze aan een constante snelheid verdwijnen. C-14 kun je het best vergelijken met een ‘batterij’. De batterij loopt stilaan leeg, maar door telkens opnieuw te eten blijft het C14-batterijtje van mensen en dieren vol. Wanneer een plant, dier of mens sterft, bevat die een bepaalde hoeveelheid C-14. Omdat de ‘batterij’ daarna niet meer wordt ‘opgeladen’, loopt ze stilaan leeg. Het gaat een aardig stuk trager dan bij een echte batterij! Pas na 5730 jaar is ze halfleeg. Wanneer archeologen dierlijke, plantaardige of menselijke overblijfselen vinden, meten ze hoeveel C-14 er nog in zit. Om de ouderdom te bepalen, controleren ze m.a.w. hoe ver het C-14-’batterijtje’ is leeggelopen!
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KEnnen
KUnnen
1 de begrippen ‘nomade’, ‘Neolithicum’, ‘sedentair’ en ‘domesticatie’ verklaren
2 uitlegen waarom sommige mensen op een vaste plaats blijven wonen
3 het ontstaan van ‘echte’ landbouw beschrijven 4 het nut van huisdieren voor de mens uitleggen
5 de verandering van de samenleving uitleggen
1 het proces van nomadisch tot sedentair bestaan chronologisch rangschikken 2 de Vruchtbare Sikkel op een kaart aanduiden
3 een historische kaart met een hedendaagse kaart vergelijken
4 een oorzaak en een gevolg van de bevolkingsgroei geven
5 een mindmap over de gevolgen van sedentarisatie aanvullen
Al die onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je via www.storia.be verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, dan zet je daar een kruisje voor. 62
LES 9 | De Nieuwe Steentijd of het ‘Neolithicum’
18
De Egyptische kunst cultureel
socio-economisch
politiek
Het sterke geloof van de Egyptenaar in een godenwereld en in een leven na de dood is duidelijk terug te vinden in de verschillende kunstvormen (de bouw, beeldhouw- en schilderkunst). Ook in de geschriften van de Egyptenaren (hiërogliefen) wordt voortdurend verwezen naar de godsdienst. Wat weten we over de Egyptische kunst?
3100 v.C.
-
Situeer deze les in de tijd, de ruimte en het domein.
Duid telkens het juiste antwoord aan. a Ruimte: Stroomculturen – domein: cultureel – tijd: Egypte
2640 v.C.
het oude rijk 2134 v.C. 2040 v.C.
het middenrijk 1650 v.C. 1540 v.C.
het nieuwe rijk 1070 v.C.
b Tijd: Stroomculturen – ruimte: Egypte – domein: cultureel c Ruimte: Stroomculturen – domein: Egypte – tijd: Prehistorie GROEPSWERK 1 We verdelen de klas in zes groepjes. Elk groepje gaat op archeologisch onderzoek in de Egyptische woestijn. 2 Twee groepjes starten met lesonderdeel 1 op de volgende bladzijde, twee groepjes met onderdeel 2 en twee groepjes met onderdeel 3. 3 Jullie kunnen sporen van Egyptische kunst vinden door de rebus op te lossen. Een goede oplossing is een reeks kaartjes waard; die krijg je van je leraar.
712 v.C.
vreemde heersers 332 v.C.
ptolemaeën
4 Op de kaartjes vind je informatie over de Egyptische kunst. Met die informatie los je de vragen bij elk lesonderdeel op. 5 Als je klaar bent met een onderdeel, bezorg je de kaartjes terug aan je leraar en begin je met de volgende rebus.
30 v.C. 1
romeinse provincie
Succes!
D | De Stroomculturen / Het Oude Nabije Oosten (3500 - 800 v.C.)
123
Naam:
Nr.:
Klas:
Groepsleden:
Score:
1 Grote tempels Opdracht 1 Rebus
z = h
v +
l = z
o = e
d=g
a De tempel van Luxor
- Met welk doel werd deze tempel gebouwd? - Welke figuren staan langs de laan? - Hoe noem je de spitse steen aan de ingang van de tempel? - Voor de pyloon of het poortgebouw staan twee beelden. Wie of wat beelden ze uit? - Uit welke drie delen bestaat een Egyptische zuil? - Vergelijk de grootte van de tempel met de mensen op de foto. Wat kun je besluiten?
124
LES 18 | De Egyptische kunst
- Benoem afbeeldingen b en c.
b
c
2 De piramides en de Vallei der Koningen
Opdracht 2 Rebus
- b
- i
ee = oo
-l
D | De Stroomculturen / Het Oude Nabije Oosten (3500 - 800 v.C.)
125
Van mastaba tot piramide
3 2 1
- De afbeeldingen geven de evolutie van mastaba tot piramide weer. Benoem elke fase. 1
2
3
4
5 - Zoek de nieuwe elementen bij de evolutie van de piramidebouw. - Een trappenpiramide bestaat in feite uit: - Een piramide is een trappenpiramide met: - Omcirkel telkens de juiste antwoorden. • Welk doel hadden deze bouwwerken? a Het zijn heilige plaatsen ter ere van de goden. b Het zijn graven van rijke personen. c De bedoeling is de overledene de beste kansen te geven voor zijn reis naar het hiernamaals. De goede bewaring van de mummie is daarvoor volgens de Egyptenaren noodzakelijk.
126
LES 18 | De Egyptische kunst
• De piramide van Cheops is hoger dan a de basiliek van Koekelberg
(die is 100 meter hoog).
b de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen (die is 123 meter hoog). c de WTC-torens
(die waren 415 en 417 meter hoog).
4
5
Luchtfoto van de Vallei der Koningen
- Waar worden de farao’s van het Nieuwe Rijk begraven? - Welke farao is wereldberoemd geworden door de ontdekking van zijn ongeschonden graf?
D | De Stroomculturen / Het Oude Nabije Oosten (3500 - 800 v.C.)
127
3 Egyptische kunst
Opdracht 3 Rebus
e = o
t = r
- d
d=g
- Hoe zie je dat dit Egyptische kunst is? • De typische houding: • De typische kleuren zijn ontleend aan de Egyptische natuur.
Verbind:
goudgeel
de zon
groen
het vruchtbare land
rood
de woestijn
blauw
de planten
zwart
de Nijl en de hemel
- De figuren worden geïdealiseerd afgebeeld. Leg uit. - Hoe noemen we kunst die de werkelijkheid weergeeft? - Het belang van de personages wordt weergegeven door hun grootte. Leg uit. - Wat zijn de tekens rond de figuren op de afbeelding?
128
LES 18 | De Egyptische kunst
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KEnnen
KUnnen
1 de begrippen ‘mastaba’, ‘sfinx’ en ‘obelisk’ uitleggen
2 uitleggen waarom de Egyptenaren hun bouw- en beeldhouwwerken vaak zo groot maken
3 de evolutie van mastaba tot de grote piramide van Cheops uitleggen
4 de nood aan een andere grafsoort dan de piramides verklaren
5 de typische houding van afgebeelde figuren verwoorden
6 de betekenis van idealiseren in de kunst uitleggen
7 de betekenis van realisme in de kunst uitleggen
1 informatie opzoeken in documenten 2 de grootte van sommige Egyptische bouwwerken inschatten door ze te vergelijken met andere gebouwen
Al die onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je via www.storia.be verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, dan zet je daar een kruisje voor.
D | De Stroomculturen / Het Oude Nabije Oosten (3500 - 800 v.C.)
129
b ord s ch e m a LES 18 : De Egyptische kunst cultureel
socio-economisch
politiek
De schoonheid van de kunst is voor de Egyptenaren ondergeschikt aan de functie, die religieus is en/of verband houdt met het hiernamaals.
1 Grote tempels uit eerbied voor de goden monumentaal
bouwkunst
= uitdrukking van macht
(zeer groot)
tempel
woning van godheid
piramide graf van overleden farao
2 Piramides en rotsgraven moeten de macht en het leven van de farao vereeuwigen Piramides: wanneer? Oude Rijk In de piramidebouw zien we een evolutie 1 mastaba 2 trappenpiramide 3 knikpiramide 4 grote piramide
bv. farao Djoser in Sakkara bv. farao Snofroe in Meidoem bv. farao Cheops in Gizeh
Vanaf 1500 v.C. ander soort graven: rotsgraven reden: plunderingen van piramides waar: Vallei of Dal der Koningen nabij Thebe bekendste: graf van Toetanchamon Tempel:
- sfinxen, pyloon of poortgebouw, obelisken, kolossen - zuil: voetstuk, schacht, kapiteel (plantenmotieven)
3 De Egyptische kunst geeft veel informatie over het leven van toen Beeldhouwkunst: - sterk beïnvloed door de godsdienst - kleine grafbeeldjes of oesjebti’s - manier van afbeelden: - hoe belangrijker, hoe groter - geïdealiseerd: mooier dan in werkelijkheid - ook realistisch: zoals in werkelijkheid Afbeeldingen: typische houding: frontale opstelling van schouders en bovenlichaam, gezicht en benen in zijaanzicht Literatuur: 130
hiërogliefenteksten
LES 18 | De Egyptische kunst
E
Je weg vinden in het verleden cultureel
socio-economisch
politiek
Dit onderdeel bestaat uit een reeks van herhalingsoefeningen die je kennis opfrissen en je vaardigheden verder trainen. Verschillende elementen uit alle voorgaande lessen komen aan bod. Veel succes!
prehistorie
3500 v.C.
stroomculturen
800 v.C.
klassieke oudheid
500
middeleeuwen 1450
nieuwe tijd 1750
nieuwste tijd 1945
eigen tijd
152
Je weet al dat een geschiedkundige het verleden indeelt in zeven tijden. Gebeurtenissen en ontwikkelingen brengt hij onder in drie domeinen: politiek, socio-economisch en cultureel. Nieuwe feiten of gebeurtenissen deelt een historicus altijd in bij een tijd of domein. Die zaken werken dus als een soort kapstok of kader. Zo behoudt hij een overzicht over de vele dingen die in het verleden gebeurd zijn. Van jou wordt een soortgelijke vaardigheid verwacht. Je moet bepaalde bronnen, feiten, evoluties enz. kunnen plaatsen bij een bepaalde tijd en een domein. De plaats waar iets gebeurt, is ook belangrijk. De geschiedenis is immers niet overal hetzelfde. De Europeanen hebben bijvoorbeeld grotendeels een andere geschiedenis dan de Chinezen. Je kunt dus ook belangstelling hebben voor het verleden van een bepaald gebied. De grootte daarvan verschilt weleens: een continent of werelddeel (Europa, Azië ...), een deel van een continent (Mesopotamië, Oost-Afrika ...), een land (België, Spanje ...), een streek (de Kempen, de Westhoek ...), een gemeente (Antwerpen, Parijs ...) enz. Van jou wordt verwacht dat je weet welk gebied je aan het bestuderen bent.
E | Je weg vinden in het verleden
23
Herhalingsoefeningen cultureel
socio-economisch
politiek
Naam:
Nr.:
Klas:
Groepsleden:
Score:
Opdracht 1 prehistorie
Je vindt hieronder zeven bronnen. Bij elke bron moet je de juiste tijd en het juiste logo voor het domein kleven. Je vindt de stickers terug op je stickervel. Bij bron 4 kleef je
3500 v.C.
twee domeinen. Omcirkel in het rood de bronnen die over Europa gaan.
stroomculturen
1
Tekening van ridders uit de 12e eeuw
2
Een mozaïek uit het ‘Huis van de Faun’ in Pompeji
800 v.C.
klassieke oudheid
Een vulkaanuitbarsting bedekt deze Ro500
middeleeuwen 1450
nieuwe tijd
meinse stad in 79 n.C. onder een dikke laag as. De figuur die wordt afgebeeld, is waarschijnlijk Alexander de Grote (336-323 v.C.). Hij is een Macedonische koning en legeraanvoerder die een groot rijk verovert.
1750
nieuwste tijd 1945
eigen tijd
E | Je weg vinden in het verleden
153
3
Vlaamse studenten betogen in 1968 tegen een Franstalige universiteit in Leuven. Ze vrezen dat Leuven zal verfransen en dat de Vlamingen net zoals in Brussel niet meer mee zullen tellen.
5 4
Dodenmasker van Toetanchamon, een farao uit de 14e eeuw v.C.
Adolf Hitler is van 1933 tot 1945 de dictator van Duitsland. Hij laat miljoenen mensen vermoorden en start de Tweede Wereldoorlog.
7
6
154
De ‘Venus van Willendorf’. Het 10,5 cm hoge kalkstenen beeldje is ongeveer 30 000 jaar oud. Het werd in het Oostenrijkse Willendorf opgegraven.
LES 23 | Herhalingsoefeningen
Keizer Karel V (1500-1558) geschilderd door Pieter Paul Rubens (1577-1640). De keizer regeert over onze gewesten, Spanje, Zuid-Italië en het Duitse Rijk. Tijdens zijn bewind starten de Spanjaarden met de verovering van Amerika.
Opdracht 2 Observeren Beschrijf bron 6 met behulp van dit observatieschema. - Soort voorwerp: gebruiksvoorwerp, schildering, beeld, gebouw, sieraad, reconstructie, andere (1) . - Materiaal dat is gebruikt: steen, hout, metaal, verf, doek, klei, leem, marmer, andere (1). - Toestand waarin het verkeert: zeer slecht / slecht / redelijk / goed / zeer goed (1). - Maten en gewichten:
hoogte:
gewicht:
lengte:
breedte:
andere:
- Waarvoor heeft het voorwerp gediend? - Geef twee zaken die aan het voorwerp opvallen. Omcirkel het juiste antwoord. Soms moet je meer dan één antwoord geven. (1)
Opdracht 3 Vragen van de geschiedkundige Strabo over de Galliërs Ze houden ervan zich vol goud te hangen. Ze paraderen met gouden halssnoeren en gouden ringen rond armen en polsen. De leiders dragen regelmatig bontgeverfde klederen die met goud geborduurd zijn (…) Bij hun onnadenkendheid voegt zich een barbaarsheid en een onstuimigheid die zeer dikwijls voorkomt bij de stammen uit het Noorden. Uit: Strabo, Geographica, dl IV. De Griekse geleerde Strabo leeft in de 1e eeuw voor Christus. Bestudeer de bron aan de hand van de vragen op de volgende bladzijde.
E | Je weg vinden in het verleden
155
A Identiteitskaart van de bron - Soort bron: geschreven bron / ongeschreven bron (1)
Indien ongeschreven: mondelinge / materiële bron (1)
- Inlichtingen over de maker:
Naam:
Nationaliteit:
Geboortedatum:
Sterfdatum:
Beroep of functie:
- De datum waarop de bron werd gemaakt: - Er is een / geen (1) groot tijdsverschil tussen het maken en de feiten die verhaald worden
(een groot tijdsverschil werkt verdraaiing in de hand).
- De maker was een / geen (1) ooggetuige. - De maker heeft andere bronnen gebruikt. Ja / nee (1). Voorlopig besluit: vind je in de bovenstaande gegevens zaken terug die de maker minder betrouwbaar gemaakt kunnen hebben? Ja / nee. Zo ja, motiveer je antwoord.
B Inhoud van de bron Staan er meningen in de bron? Ja / nee. (1) Zo ja, onderstreep dan in de bron een voorbeeld. Je mag niet meer dan één zin onderstrepen.
C Beoordeling van de bron - De bron is eerder betrouwbaar / eerder onbetrouwbaar. (1) - Een betrouwbare bron leert ons feiten. Geef een voorbeeld. - Een onbetrouwbare bron leert ons meningen. Geef een voorbeeld.
(1) Omcirkel het juiste antwoord.
156
LES 23 | Herhalingsoefeningen
Opdracht 4 Herlees de bron in opdracht 3 en beantwoord de vragen. - Uit welke tijd stamt de bron?
- Over welk volk gaat de bron?
- Welke domeinen komen in de bron aan bod?
Wat je na deze les moet kunnen:
KUnnen
1 bronnen en gebeurtenissen in de juiste tijd en het juiste domein plaatsen
2 bronnen en gebeurtenissen uit Europa aanduiden
3 een reeks bronnen volgens soort sorteren 4 een voorwerp met behulp van een observatieschema beschrijven 5 informatie opzoeken 6 de vragen van de geschiedkundige op een bron toepassen
- Al die onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je via www.storia.be verder inoefenen.
Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, dan zet je daar een kruisje voor.
- Via www.storia.be vind je een ICT-les met nog meer herhalingsoefeningen. E | Je weg vinden in het verleden
157
HET VERLEDEN INGEDEELD IN SAMENLEVINGEN Je weet dat het verleden ook op een andere manier ingedeeld kan worden dan in de zeven tijden. Een van die andere indelingen deelt het verleden in vier samenlevingen in. Om het onderscheid te maken, kijkt men vooral naar het soort techniek die men heeft gebruikt. Op deze bladzijde maak je kennis met die indeling. Volgend jaar zul je ze wat uitvoeriger bestuderen. Omdat we vertrekken vanuit de samenleving waarin jij leeft, gaan we van jong naar oud. Omcirkel telkens het juiste antwoord of vul de zin verder aan. Eventueel zoek je het juiste antwoord op.
POST-INDUSTRIËLE SAMENLEVING (vanaf 1945-1965): VSA belangrijk
- Belangrijke vernieuwingen:
- Geen steden / kleine steden / steden groeien / grote steden - Verplaatsingen gebeuren traag / sneller / snel. - Onze gewesten zijn wel / niet belangrijk binnen de Europese samenwerking (o.a. Europese Unie).
INDUSTRIËLE SAMENLEVING (vanaf 1750-1850): GB belangrijk
- Belangrijke vernieuwingen:
- Geen steden / kleine steden / steden groeien / grote steden - Verplaatsingen gebeuren traag / sneller / snel. - België is het de wereld.
158
LES 23 | Herhalingsoefeningen
geïndustrialiseerde land in
LANDBOUWSAMENLEVING (vanaf 10 000 v.C.): Het eerst in de Vruchtbare Sikkel (Nabije Oosten)
- Belangrijke vernieuwingen:
- Geen steden / kleine steden / steden groeien / grote steden - Verplaatsingen gebeuren traag / sneller / snel. - Onze gewesten spelen pas een belangrijke rol in Europa vanaf de
.
AASETERS / JAGERS / VOEDSELVERZAMELAARS EERSTE MENSEN (ca. 2,3 miljoen v. C.): Afrika
- Geen steden / kleine steden / steden groeien / grote steden - Verplaatsingen gebeuren traag / sneller / snel. - Onze gewesten spelen een / geen belangrijke rol.
E | Je weg vinden in het verleden
159