OMNI
Q4’14
Verbindt mensen, meningen en feiten over pensioenen en vermogensbeheer
NEUROMARKETING
‘Pensioenfondsen moeten gouden bergen beloven’
NIEUWE METAALREGELING
Historisch akkoord tussen PME en PMT
MEREL VAN VROONHOVEN Bestuursvoorzitter AFM
‘Iedereen een digitaal kluisje’
BARBARA BAARSMA:
‘Wat mij betreft gaan we terug naar de tekentafel’
VISIE OP 2015
‘Maatschappelijk verantwoord beleggen wordt mainstream’
PENSIOENDROOM
Bis! Bis! Gienus Woldring Accountmanager private banking
Achter de coulissen, op de planken, of toch in de zaal. Gienus Woldring is met regelmaat in het theater te vinden. ‘Mijn pensioendroom? Ik zou ooit wel eens in het Koninklijk Theater Carré willen spelen. Dus als Joop van den Ende me voor een uitvoering vraagt, zeg ik geen nee.’
Beeld: Lars van den Brink
2 | OMNI Q4’14
OMNI Q4’14 | 3
IN H O U D
VOORWOORD
Q4’14
8 Cover Merel van Vroonhoven, bestuursvoorzitter AFM: ‘De pensioensector moet de klant helpen weerbaarder te worden.’
8
30 Interview Barbara Baarsma ‘Er is veel te zeggen voor meer doen in de eerste pijler en minder in de tweede’
Ruud Hagendijk directievoorzitter MN
Marathon Een kwestie van lange adem, zo kun je de herziening van ons pensioenstelsel gerust noemen. Maar het moet nu ook weer geen marathon worden, en daar begint onze nationale pensioendialoog zo langzaam maar zeker wel op te lijken. We kunnen namelijk nog forse aanpassingen verwachten als we kijken naar de ontwikkelingen die de betaalbaarheid van ons stelsel beïnvloeden. We leven langer, de discussie tussen generaties duurt voort en de solidariteit neemt af. Maar het is vooral het gebrek aan draagvlak voor de maatregelen die nu worden geïmplementeerd dat me
34 Analyse Economie Verenigd Koninkrijk ‘Rule Brittannia! Brittania rule the waves!
38 2015 en verder Het is december en de lijstjes vliegen ons weer om de oren.
40 Helder over verantwoord beleggen 13 Nieuwe regeling PMT & PME
Het effect van de richtlijnen van UN PRI
zorgen baart. Ik zie het als de grootste bedreiging voor onze sector dat mensen vertrouwen verliezen in ons huidige stelsel en dan dus ook geen geld meer over hebben voor het pensioen zoals we dat nu kennen. En dat zou het begin van het einde van ons pensioenstelsel kunnen inluiden. We moeten onszelf de vraag stellen wat centraal wordt geregeld en wat mensen zelf kunnen doen. Laten we scherp duidelijk maken wie waarvoor verantwoordelijk is. Ook als het gaat om het toezicht op de pensioensector. De bestuursvoorzitter van de AFM geeft verderop in Omni aan dat we als sector onze deelnemers beter moeten informeren. De AFM gaat informatiesessies organiseren om uit te leggen wat de normen zijn, waarop ze gaat toetsen en waarop ze de sector zal afrekenen. Prima natuurlijk. Maar we moeten ervoor waken dat als gevolg van een teveel aan toezicht het
Het is gelukt: één nieuwe pensioenregeling voor de technische bedrijfstakken
individuele verantwoordelijkheidsgevoel afneemt. Bovendien lijkt me niet wenselijk dat een toezichthouder niet alleen toetst, maar ook nog eens de regels bepaalt. En vervolgens ook nog eens de
16 Neuromarketing in pensioenen ‘Transparantie is het slechtste idee van de laatste twintig jaar’
21 Longread Diversiteit Op zoek naar meer groen tussen het grijs
4 | OMNI Q4’14
effectiviteit van die eigen regelgeving evalueert.
2 5 6 20 29 43
Pensioendroom Voorwoord Kort Column Patrick Janssen Recensie Een ander soort geld Cartoon
Terug naar de tekentafel dus, zoals hoogleraar Barbara Baarsma in dit nummer betoogt. Dat betekent dat de eindstreep, een robuust pensioenstelsel, nog niet in zicht is. Maar beter even stilstaan en bijtanken, dan dat we de finish überhaupt niet meer halen.
Ruud Hagendijk OMNI Q4’14 | 5
KORT
Blik op 2015
Blik op 2015
KORT
6 trends voor 2015 en verder Wat verwachten trendwatchers, futurologen en andere – zelfbenoemde - visionairs van 2015? We zetten een paar opvallende trends op een rij. 1
Zelfbeschikking en zingeving
1 3
De komende tien jaar staan in het teken van de doorontwikkeling naar een fundamenteel andere maatschappij. Er is een aantal factoren dat daaraan kan gaan bijdragen: mensen die gemiddeld 120 jaar oud kunnen worden; grote bedrijven met een centrale rol in de publieke omgeving en voorzieningen; goedkope
Consumenten hebben het idee dat ze werkelijk alles zelf moeten controleren. Het gebrek aan vertrouwen is de werkelijke crisis, omdat het zand strooit in een draaiende motor. Gelukkig bouwt het maatschappelijk vertrouwen zich van onderop opnieuw op, door kleine ondernemingen die dichtbij ons staan. Geld wordt opnieuw de overbrugger van verschillen, in plaats van de motor van de economie. Er is gewoon sprake van vooruitgang en groei, alleen is die groei niet per definitie financieel. De nadruk ligt eerder op zelfbeschikking, authenticiteit en zingeving.
1 2
Generation Exit We zien in 2015 nog geen solide economisch herstel voor Nederland. Een verder oplopende werkloosheid. Onder druk van de vergrijzing zal de volgende (werkende) generatie van met name hoger opgeleide professionals Nederland verlaten. Fysiek of fiscaal. De samenleving zal door het relatief hoge aantal ouderen behoudend van aard worden. Dat uit zich via het stemgedrag ook in de politieke verhoudingen. Onder andere het ondernemersklimaat zal daardoor minder goed worden. De vertrekkende generatie kan worden aangeduid als de ‘Generation Exit’.
6 | OMNI Q4’14
Bronnen: Trendrede 2015, trendwatcher Richard Lamb , Dutch Network Group, futuroloog Wim de Ridder.
Fundamenteel andere maatschappij
1 5
1 4
Geen schaarste meer De nieuwe werkelijkheid: 7 miljard mensen waarvan 3 miljard verbonden via internet. En tegelijkertijd een schaarste aan grondstoffen. Maar als je op een andere manier denkt, zie je overvloed in plaats van schaarste. Van vast personeel naar een wereldwijde flexibele schil aan kennis en personeel, van papier van hout naar papier van steen, van katoen naar bamboe, van distels naar plastic, van afval naar grondstof.
en compacte opslag van elektriciteit, weer- en klimaatextremen in Nederland. Dat kan, door de vele onvermijdelijke doorbraakinnovaties die op de rol staan, zoals Graphene en Human Brain Project. Die zullen een even grote invloed op de samenleving hebben als de ontwikkeling van ICT in de laatste 50 jaar.
Pioniers bepalen de koers Of het nu om economie (Thomas Piketty), bedrijfsleven (Ricardo Semler) of landbouw (Joel Salatin) gaat, overal staan de pioniers en nieuwe iconen op - en weten ze de aandacht te vangen. Startups worden koersbepalers, die voorbijgaan aan verouderde principes en denkbeelden. Ze geven een nieuwe werkelijkheid vorm. AirBnB en Couchsurfing zijn nu al de grootste hotelketens ter wereld maar bezitten geen hotels. Thuisafgehaald wordt de grootste maaltijdenverstrekker van Nederland maar bezit zelf geen enkel restaurant. Er is geen bedrijfstak die door deze ontwikkeling niet geraakt gaat worden.
1 6
Makerrevolutie Peer to peer-lenen is een wereldwijde groeimarkt. Ouders die spaargeld hebben en daar nauwelijks rente over krijgen, lossen er de hypotheek van hun kinderen mee af. Via Kickstarter is ondertussen een half miljard geïnvesteerd. Er is behoefte aan goedkoop geld, uitgeleend in vertrouwen, geïnvesteerd vanuit realistisch optimisme. Internet vormt het voertuig. De virtuele sociale netwerken vormen de beweging. Samen leiden ze tot een makerrevolutie. Productie, communicatie en distributie vallen vrij en worden door middel van technologie (de 3D-printer bijvoorbeeld) in eigen hand gehouden. 25 miljoen mensen verhandelen hun creatieve producten via Etsy. Dat is geen klein winkeltje meer.
OMNI Q4’14 | 7
INTERVIEW
Merel van Vroonhoven
Merel van Vroonhoven
INTERVIEW
‘WIJ KIEZEN VOOR HET PERSPECTIEF VAN DE DEELNEMER’ Merel van Vroonhoven is sinds 1 april 2014 bestuursvoorzitter van de Autoriteit Financiële Markten. Wat verwacht ze in haar nieuwe rol van de pensioensector? En hoe kan de AFM eraan bijdragen dat de ambities ook worden waargemaakt? ‘De pensioensector moet de klant helpen weerbaarder te worden.’ Tekst Gerhard Sluiter Beeld Linelle Deunk
8 | OMNI Q4’14
OMNI Q4’14 | 9
INTERVIEW
H Merel van Vroonhoven
oe bepaalt AFM haar prioriteiten in het toezicht op de financiële markten? ‘De AFM houdt risicogestuurd toezicht. Dat betekent dat we in de eerste plaats vooral daar aanwezig zijn waar de risico’s het grootst zijn. En verder hebben we een aantal hoofdthema’s vastgesteld, die zijn terug te vinden in onze concept agenda voor 2015. Natuurlijk is de pensioensector een van die hoofdthema’s. In de agenda noemen we dat: ‘Pensioenuitvoerders geven overzicht en inzicht in de hoogte en risico’s van pensioen’. De toezichtthema’s zijn in 2015 dezelfde als dit jaar, maar we verleggen wel de accenten. Bij alle thema’s leggen we de nadruk op gedrag en cultuur, inzicht in consumentengedrag en technologische ontwikkelingen.’ Hoe kan de AFM bijdragen aan een beter functionerende pensioensector? ‘Er verandert veel in deze sector, het stelsel staat onder druk. De samenleving
Merel van Vroonhoven
vergrijst en economisch staan we er niet heel geweldig voor, dus dat heeft gevolgen voor het werkgeverspensioen. Het zal soberder worden en ik ben bang dat risico’s meer bij deelnemers zelf komen te liggen. De pensioensector moet de deelnemers beter in staat stellen daarvoor ook de verantwoordelijkheid te kunnen nemen. Pensioenuitvoerders moeten hun deelnemers voorzien van die informatie die hen helpt om een goede financiële planning te maken. AFM ziet erop toe dat dit gebeurt.’ Waarom is inzicht in het consumentengedrag voor AFM belangrijk? ‘Wij willen eraan bijdragen dat consumenten de juiste financiële keuzes kunnen maken en weerbaarder worden. Consumenten moeten de verantwoordelijkheid kunnen nemen over hun financiële situatie van vandaag, maar ook van morgen. Dan gaat het er natuurlijk in de eerste plaats om dat ze voldoende en juist geïnformeerd zijn. Maar dat is nog niet genoeg. Lang hebben we gedacht dat klanten die voldoende geïnformeerd zijn, vanzelf rationele besluiten nemen. Maar inmiddels weten we dat consumenten niet altijd even rationeel zijn in hun handelen. Daarom is inzicht in het gedrag van beleggers en consumenten voor ons heel belangrijk. We willen dus meer medewerkers aantrekken die een achtergrond hebben in gedragswetenschappen. Door ons toezicht beïnvloeden wij instellingen, zodat ze informatie, dienstverlening en producten aanbieden die echt aansluiten op de behoeften van beleggers en consumenten.’ En als we dat toespitsen op de pensioensector? ‘Het probleem van deelnemers aan pensioenfondsen is dat ze niet goed weten wat ze kunnen verwachten. Veel mensen denken dat het bedrag dat op hun pensioenoverzicht staat ook de werkelijke uitkering zal zijn. Er staat natuurlijk wel in het overzicht dat dat helemaal niet zeker is, maar dat dringt niet voldoende tot de mensen door. AFM wil dat mensen een goed inzicht krijgen in wat ze kunnen verwachten. Ze moeten begrijpen wat de risico’s en onzekerheden zijn. Dan kunnen ze daar ook rekening mee houden
10 | OMNI Q4’14
INTERVIEW
bij de planning van hun financiële toekomst. De nieuwe Wet Pensioencommunicatie is stap één. Maar de manier waarop die communicatie verbeterd moet worden, moeten de pensioenfondsen en –uitvoerders nog uitwerken. De AFM wil daar zoveel mogelijk bij helpen. Daarom houden we informatiesessies om uit te leggen wat de normen zijn, waarop we gaan toetsen en waarop we de sector zullen afrekenen.’ En de vervolgstap? Het bieden van handelingsperspectief. Na stap één weet je hoe je ervoor staat, maar dan is de vervolgvraag: kun je ook kiezen? En hoe dan? Je zou in de premieopbouw bijvoorbeeld meer flexibiliteit kunnen hebben. Dat kan in het belang zijn van de deelnemer. Over de mate waarin moeten we met elkaar nadenken; keuzevrijheid moet wel op een verstandige manier worden ingevuld.’ Deels loop je daarbij tegen de beperkingen van ons pensioenstelsel aan… ‘Ons pensioenstelsel is opgebouwd in een maatschappij die er totaal anders uitzag dan de tegenwoordige. Mensen bleven vaak heel lang bij dezelfde werkgever, er waren minder zelfstandigen en de pensioenopbouw was anders. Inmiddels is het stelsel een nogal complex bouwwerk geworden. Daaraan is wel noodzakelijk onderhoud gepleegd, maar het is de vraag of de fundamenten voor de toekomst nog houdbaar zijn. Daarom is het goed dat staatssecretaris Klijnsma met het idee is gekomen van een Nationale Pensioendialoog. Wij willen daaraan graag een bijdrage leveren, vanuit het perspectief van de deelnemer. Voor ons staat voorop dat het stelsel eerlijk en uitlegbaar moet zijn, bijvoorbeeld in de verdeling van premies tussen jong en oud. Het moet enige keuzevrijheid bieden, maar we onderzoeken nog hoe ver die zou moeten gaan. Binnenkort zullen we de staatssecretaris ons standpunt kenbaar maken.’ Het derde speerpunt voor komend jaar is technologische ontwikkelingen. ‘Ja, daar liggen nog zoveel mogelijkheden! Technologie kan zeker bijdragen aan een grotere weerbaarheid van de deelnemer. Het kan ons helpen financië-
le informatie die nu nog in een administratieve schoenendoos zit, zichtbaar te maken. Het lijkt ons bijvoorbeeld een goed idee als iedereen een eigen ‘digitaal kluisje’ krijgt met daarin je eigen financiële gegevens zoals spaartegoeden, opgebouwd vermogen in de eigen woning en pensioen - ook pensioen dat is opgebouwd in de derde pijler. Technisch is dat al een uitdaging, maar het vraagt bovendien de wil van de betrokken financiële partijen, om breder te kijken dan alleen hun eigen ‘mijn’ pensioenomgeving. De
Rationeel
‘We weten dat consumenten niet altijd even rationeel zijn in hun handelen’
AFM wil kijken wat de mogelijkheden zijn en hoe wij als toezichthouder hierin een stimulerende rol kunnen spelen.’ Stel: op al deze punten wordt naar tevredenheid vooruitgang geboekt. Dan nog kan het zijn dat de deelnemer niet betrokken wenst te raken. ‘Natuurlijk zullen we nooit iedereen bereiken, hoezeer we ook ons best doen. Maar we móéten de deelnemer helpen te emanciperen en weerbaarder te worden. Kijk hoe de samenleving zich ontwik-
OMNI Q4’14 | 11
INTERVIEW
Merel van Vroonhoven
Regeling PME & PMT
NS
‘Het credo van de NS werd: gemiddeld goed is niet goed genoeg. Daar zie ik een parallel met de pensioenwereld’
kelt: de stand van de economie, ontwikkelingen in de politiek, de vergrijzing. De pensioenopbouw wordt beperkter en deelnemers zullen bewuster financieel moeten plannen voor hun oude dag. Die kentering is al begonnen. De risico’s liggen steeds meer bij de deelnemer. Als het gaat om een strategie om deelnemers echt te bereiken, staan we samen – samenleving, pensioensector en AFM – nog aan het begin van de ontdekkingsreis.’ U bent vanaf 1 april bestuursvoorzitter van AFM. Hoe bevalt díé ontdekkingsreis? ‘Prima! Mijn nieuwe baan biedt een brede scope op de financiële wereld, ook internationaal. En de fase waarin we nu zitten is erg belangrijk! Alle instellingen waarop wij toezicht houden - financiële on-
Cv Merel van Vroonhoven Merel van Vroonhoven is sinds 1 april 2014 voorzitter van het bestuur van de AFM. Daarvoor was Van Vroonhoven lid van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Spoorwegen en directeur van het collectief pensioenbedrijf van Nationale Nederlanden. Ze werd in 2012 uitgeroepen tot topvrouw van het jaar.
12 | OMNI Q4’14
dernemingen, pensioenfondsen, accountantsorganisaties – opereren in tur bulente tijden. Er bestaat een breed gedeelde overtuiging dat het anders moet in de financiële sector – en daar ben ik blij om. We ontkomen niet aan een fundamentele verandering van gedrag en cultuur. Maar nu komen we op een kruispunt: gaan de bedrijven de ingezette veranderingen echt verankeren in de organisaties of vallen ze terug in oud gedrag als het economisch weer beter gaat? Ik wil er graag aan bijdragen dat dat laatste niet gebeurt. Mijn werkervaring kan ik daarbij goed inzetten. Bij ING heb ik gewerkt in de sector van het collectieve pensioen en in het beleggingsbedrijf en bij de NS zat ik in een semipublieke omgeving, waarin ik ervaring op heb gedaan met de politieke en maatschappelijke kant.’ Wat heeft u meegenomen vanuit uw vorige functie bij de NS? ‘Treinreizigers geven onverbloemd hun mening, ook via sociale media. Dat is niet altijd prettig, maar wel heel nuttig. De pensioensector gun ik diezelfde betrokkenheid en directheid van de klanten. Dat is natuurlijk niet helemaal haalbaar, want de gevolgen van een kapotte trein ervaar je meteen en bij een pensioengat duurt dat jaren. Maar door evenementen als de Pensioen3daagse worden mensen wel getriggerd om er meer over na te denken. En dus moeten we actief blijven, de discussie aangaan, met de deelnemers praten en niet alleen over hen. Ik vind het vanuit mijn rol bij AFM ook belangrijk zelf te ervaren wat leeft onder mensen. Ik ga daarom veel in gesprek met zowel de pensioenfondsen, uitvoerders als met de deelnemers en consumenten. Zo heb ik een tijdje geleden achter de telefoon gezeten bij onze afdeling Consumentenvoorlichting, zodat ik recht-
ACHTERGROND
streeks in contact kwam met de mensen waar het in ons werk om gaat. Dat wil ik met enige regelmaat blijven doen. De NS heeft ook de slag gemaakt van de techniek van het laten rijden van treinen, naar het diepere idee: we brengen mensen naar mensen. Voor pensioenen geldt dezelfde uitdaging: hoe komen we van de techniek van de actuariële tafels en het FTK naar een goed inkomen voor mensen die gestopt zijn met werken?’ Kan de pensioenwereld nog meer leren van de NS? ‘Het gekke is dat de NS wereldwijd een top 3-speler is in dienstverlening. Uit onderzoek bleek dat de NS het gemiddeld prima doet, maar als je inzoomt op sommige steden of lijnen dan waren de prestaties een stuk minder. En zo werd het credo van de NS: gemiddeld goed is niet goed genoeg. Daar zie ik een parallel met de pensioenwereld. Laat je niet in slaap sussen door de grote getallen. Laat kwetsbare groepen niet in het gemiddelde wegvallen, maar kijk daar juist met extra aandacht naar. Naar jongeren bijvoorbeeld, of mensen die net gescheiden zijn of die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt. AFM zal de komende jaren toetsen of de aandacht voor die kwetsbare groepen er voldoende is.’ U maakt zich hard voor diversiteit in het bedrijfsleven. Hoe zit dat in de pensioensector en bij AFM? ‘In de pensioensector zie ik voornamelijk een monocultuur van middelbare, autochtone mannen. Niet meer dan twaalf procent van de leden van pensioenfondsbesturen is vrouw. En jongeren zie je nog maar zelden in een bestuur. En dat terwijl de deelnemers in de fondsen toch echt een afspiegeling zijn van de hele samenleving. Als we de deelnemer werkelijk centraal willen stellen, dan moeten we hier ook iets aan doen. Als je als sector echt wilt veranderen, dan moet je de deuren openzetten voor andere mensen. Bij AFM is de verdeling tussen mannen en vrouwen in orde, maar voor ons als jonge organisatie is de uitdaging juist om wat meer ‘grijze haren’ binnen te halen en mensen met een multiculturele achtergrond. En daar werken we nu dus aan!’ |
Eén nieuwe pensioenregeling voor de technische bedrijfstakken Het is gelukt. Werknemers en werkgevers in de sectoren Metaal & Techniek en Metalektro zijn eruit. Vanaf 2015 krijgen de pensioenfondsen van beide bedrijfstakken een en dezelfde pensioenregeling. Tekst José de Vreede
OMNI Q4’14 | 13
ACHTERGROND
Regeling PME & PMT
Regeling PME & PMT
chise konden financieren, en omgekeerd hoe we de voor ons werkgevers zo belangrijke premiestabiliteit konden bereiken.’
De belangrijkste wijzigingen op een rij
Betere arbeidsmobiliteit Eén pensioenregeling voor beide technieksectoren biedt veel voordelen. Wie in de techniek van baan wisselt, gaat vaak over van de ene naar de andere sector. Een terechte vraag is dan waarom het pensioen daarbij verschillend geregeld zou moeten zijn. Follon: ‘Bij het harmoniseren van arbeidsvoorwaarden is pensioen een belangrijke factor. Een betere arbeidsmobiliteit, makkelijk overstappen van de ene naar de andere werkgever, dat is een voordeel voor werknemers én werkgevers. En daarbij betekent één gezamenlijke regeling natuurlijk ook lagere uitvoeringskosten.’
D
e pensioenfondsen PMT en PME, in grootte het derde en vijfde pensioenfonds van Nederland, krijgen een gezamenlijke regeling. Een historische akkoord waar lang over gesproken is. De nieuwe pensioenregeling gaat gelden voor 540.000 werknemers bij 34.000 bedrijven. Het in september gesloten akkoord is het resultaat van een lang traject. Ruim twee jaar duurde het voordat er een nieuwe regeling op tafel lag. Waarom een nieuwe gezamenlijke regeling nodig was, hoe die tot stand kwam, en wat er concreet gaat veranderen voor de deelnemers, vertellen twee vertegenwoordigers van beide onderhandelingspartijen. Ron Follon (Federatie Werkgeversorganisaties Techniek) zat aan tafel namens de werkgevers. Jos Brocken (FNV Bondgenoten) onderhandelde namens de vakbonden FNV Metaal, CNV Vakmensen, De Unie en VHP2. Stevig onderhandeld Een goed verzorgde, maar ook betaalbare oude dag. Dat was voor zowel werkgevers als werknemers het startpunt van de gesprekken. Door alle wijzigingen in wet- en regelgeving wordt de ruimte om een goed pensioen op te bouwen steeds beperkter. Die wettelijke wijzigingen waren dan ook de belangrijkste aanleiding voor de nieuwe, gezamenlijke regeling. Binnen de beperkte speelruimte van de wettelijke kaders hebben werkgevers en werknemers in de sectoren Metaal & Techniek en Metalektro de afgelopen periode onderhandeld over een nieuwe, geza-
14 | OMNI Q4’14
‘Voor beide partijen stond voorop dat we een betaalbare regeling met een stabiele premie wilden bereiken’
menlijke pensioenregeling. Er is lang gepraat. Al in 2011 en 2012 vonden de eerste gesprekken plaats, maar de politiek was lange tijd een onzekere factor. Doordat de wettelijke kaders lang onduidelijk bleven, duurde het uiteindelijk tot september dit jaar voor er witte rook uit de onderhandelingsschoorsteen kwam. Maar terwijl de politiek steggelde over pensioenregels, kabinetten vielen en kwamen, onderhandelden werkgevers en werknemers in de techniek gewoon door. Dat kon op een constructieve manier, vertelt Brocken. ‘Eén van de redenen daarvan is dat we een heldere, gezamenlijke visie op pensioen hadden. We deelden de visie dat we een duurzame regeling wilden, waarin afspraken voor meerdere jaren vastlagen. Zodat we niet elk jaar een nieuwe discussie hoeven te starten. Voor beide partijen stond voorop dat we een betaalbare regeling met een stabiele premie wilden bereiken. Dat neemt niet weg dat er regelmatig stevig is onderhandeld. We waren het niet meteen eens over elk punt, maar zijn er met ons gezamenlijk doel voor ogen altijd uitgekomen.’ Hoogst haalbare resultaat Beide partijen zijn het erover eens: binnen de steeds beperktere mogelijkheden is de nieuwe regeling het hoogst haalbare resultaat voor werknemers, gepensioneerden én werkgevers. Follon: ‘Het was een puzzel om er binnen de beperkte ruimte samen uit te komen. Daarvoor moesten we over en weer met elkaar meedenken. Bijvoorbeeld over hoe we de door de vakbonden gewenste lagere fran-
De nieuwe pensioenregeling gaat in op 1 januari 2015 en loopt 5 jaar, tot en met 31 december 2019. • Standaardpensioenleeftijd verhoogd De pensioenrichtleeftijd gaat omhoog naar 67 jaar. Maar eerder stoppen is nog steeds mogelijk tegen een lagere uitkering. • Jaarlijks opbouwpercentage iets lager Het percentage komt op het wettelijk maximum: 1,875%, een minimale daling ten opzichte van de huidige 1,9%. • Premiedepot met bufferfunctie De premie wordt de komende 5 jaar niet verhoogd of verlaagd. Als de opgebouwde premie het kostenniveau overstijgt, gaat het overschot in een premie-egalisatiedepot. Blijkt het afgesproken premiepercentage niet kostendekkend te zijn, dan wordt de eventueel opgebouwde buffer aangesproken. • Lagere franchise In 5 jaarlijkse stappen wordt de franchise € 1.000 lager. Uiteindelijk bouwen werknemers pensioen op vanaf € 14.554. • Versoberd nabestaandenpensioen De opbouw van het nabestaandenpensioen is voortaan nog 50% van het ouderdomspensioen. Daarnaast komt er een verzekerd nabestaandenpensioen van 20%. • Vrijwillige excedentregeling De nieuwe regeling is verplicht voor inkomens tot € 70.000. Tussen € 70.000 en € 100.000 is pensioenopbouw vrijwillig. Daarbij geldt voor de Metaal & Techniek een overgangsregeling in 2015. Voor het inkomensdeel boven € 100.000 bieden de fondsen geen regeling aan.
Geen onverwachte kosten Daarnaast kwam elk van de partijen aan hun trekken op punten die specifiek voor hen van belang zijn. Met name voor werkgevers was het belangrijk om niet voor onverwachte pensioenkosten te komen staan. Afgesproken is de pensioenpremie voor ten minste vijf jaar stabiel te houden. ‘Werkgevers weten hierdoor waar ze aan toe zijn. De komende jaren hoeven ze zich geen zorgen te maken over een stijging van de pensioenlasten. In deze onzekere economische omstandigheden is dat een goed resultaat’, aldus Follon. Bescherming van lagere en middeninkomens Daartegenover hielden de onderhandelaars aan de andere kant van de tafel de belangen van hun achterban nauwlettend in de gaten. FNV Metaal zette met name in op bescherming van lagere en middeninkomens. Ook daarin is de regeling geslaagd, vertelt Brocken namens de vakbonden: ‘De franchise gaat stapsgewijs omlaag: in vijf jaar tijd totaal met 1.000 euro. Dat is goed nieuws voor de lagere en middeninkomens. Vooral voor jongeren, die aan het begin van hun loopbaan een lager inkomen hebben, en mensen met zware beroepen, die niet zo makkelijk langer doorwerken. Zij bouwen straks over een flink groter deel van hun salaris pensioen op.’ 1 januari 2015 Het eindresultaat van de onderhandelingen is een principeakkoord op hoofdlijnen. Dat is in november door zowel de leden van de FWT als de vakbonden met een positief advies voorgelegd aan hun leden. Ondertussen praten beide partijen verder over de exacte invulling van de nieuwe regeling. Ook dat verloopt voortvarend. Als de achterbannen zich kunnen vinden in de nieuwe afspraken, kan het akkoord eind dit jaar definitief
ACHTERGROND
zijn en wordt de gezamenlijke pensioenregeling per 1 januari 2015 een feit. Vervolgens worden de nieuwe afspraken geïmplementeerd in de uitvoering. In de loop van 2015 worden dan nog de laatste, kleinere zaken ingeregeld die per 1 januari 2016 ingaan.
‘Werkgevers weten hierdoor waar ze aan toe zijn’
Wat verandert er niet? De indexatie van pensioenuitkeringen en opgebouwde pensioenen blijft net als nu voorwaardelijk. Alleen bij voldoende reserves gaan de pensioenen omhoog. De ambitie van de nieuwe pensioenregeling is de pensioenen van zowel actieve deelnemers als van gepensioneerden mee te laten groeien met de prijsindex. Behoud van koopkracht is dus het doel, maar dit zal door de nieuwe wettelijke kaders voor de buffervorming de komende jaren moeilijk in de praktijk te brengen zijn. |
OMNI Q4’14 | 15
NEUROMARKETING
Victor Lamme
Victor Lamme
NEUROMARKETING
‘TRANSPARANTIE IS HET SLECHTSTE IDEE VAN DE LAATSTE TWINTIG JAAR’
De manier waarop de sector over pensioenen communiceert is volstrekt contraproductief, vindt Victor Lamme. ‘Informatie en transparantie leiden alleen maar tot angst.’ Tekst André de Vos Beeld Luis Mendo
16 | OMNI Q4’14
OMNI Q4’14 | 17
O
NEUROMARKETING
Victor Lamme
p de gang wachten bij neurowetenschapper Victor Lamme is geen straf. Het prikbord van de afdeling psychologie geeft een boeiend overzicht van komende onderzoeksactiviteiten. Gezocht: proefpersonen voor alcoholtraining (18-21 jaar), enthousiaste lezers (mét en zonder dyslexie), cannabisgebruikers, traumaslachtoffers en goede slapers. Ook gezonde ouderen worden gevraagd, met onbekend doel. Pensioenonderzoek? Eenmaal binnen in het kantoor van Lamme – interieur met kopieën van designstoelen van Eames en Mies van der Rohe - is er weinig nodig om de hoogleraar met de uitgesproken meningen aan de praat te krijgen over pensioenen. De financiële sector is voor hem een dankbaar onderzoeksgebied.
Gouden bergen
‘Pensioenfondsen moeten gouden bergen beloven, nou ja, een beetje gouden bergen’
18 | OMNI Q4’14
Pensioen roept negatieve emoties op, zo blijkt uit onderzoek van Lamme. Ons onderbewuste associeert pensioen met ziekte, dood en armoe. En de pensioensector doet er weinig aan dat beeld ten positieve te beïnvloeden, vindt Lamme. ‘De sector communiceert laf. De burger wordt bedolven onder informatie. Alles over de schutting gooien bij de deelnemer, die het vervolgens zelf mag uitzoeken. Dat is toch niets anders dan het eigen straatje schoonvegen?’ Argwaan Het brein is populair, ook in de financiële sector. Inzichten uit de neurowetenschap, waarbij MRI-scanners in de hersenen de reacties op bepaalde stimuli meten, vinden breed ingang. Neurofinance en neuromarketing onderzoeken het financiële gedrag van de consument aan de hand van oplichtende hersenkwabben. Nieuwe inzichten maken het moge-
Victor Lamme
NEUROMARKETING
Je bereikt het omgekeerde van wat je wil. Transparantie over hoge inkomens doet de inkomens stijgen in plaats van dalen. Transparantie over pensioenen geeft geen vertrouwen, maar ondermijnt het vertrouwen.’
lijk het (koop)gedrag te voorspellen. De onvermijdelijk lijkende conclusie: mensen handelen niet rationeel en modellen die van de ratio uitgaan moeten dus met argwaan worden bekeken. Het probleem is dat ook de pensioensector, daartoe aangespoord door toezichthouders AFM en DNB, de ratio aanspreekt. Niet bepaald de manier om mensen enthousiast te maken. Pensioen ís al zo’n lastig onderwerp. Rationeel weten we dat sparen voor je pensioen goed is, maar ons instinct is gericht op directe bevrediging, niet op verstandige beslissingen voor een prettige oude dag. En het instinct wint. ‘De pensioensector bereikt met de huidige manier van communicatie het tegenovergestelde van ze beoogt. Transparantie en informatie voorzien pensioen van een extra angstprikkel. En angst leidt zelden tot gewenste reacties. De sector vertelt ons dat je niet weet wanneer je je pensioen krijgt en dat de hoogte ervan onzeker is. We moeten zelf iets doen, maar wat is onduidelijk. Vrijwillig bijsparen? Doet niemand. Gevolg is dat mensen steeds minder vertrouwen in het stelsel krijgen. Het draagvlak brokkelt af, terwijl we dat juist willen behouden. Want pensioen is in essentie een goede voorziening en we hebben in Nederland nog altijd het beste stelsel van de wereld.’ Verkeerd spoor Toezichthouders AFM en DNB zitten met hun roep om transparantie volstrekt op het verkeerde spoor, volgens Lamme. ‘Belachelijk. Toezichthouders moet verboden worden zich met communicatie bezig te houden. Transparantie is het slechtste idee van de laatste twintig jaar.
Waar pensioenbestuurders de afgelopen jaren riepen dat pensioen niet met het Zwitserlevengevoel moet worden geassocieerd, beweert Lamme het tegendeel. Als we aan de emotionele burger willen appelleren in plaats van aan de rationele, moeten pensioenfondsen zekerheid bieden, geborgenheid, het gevoel van controle, zelfs als je de boel een beetje bedondert. ‘Je kunt mensen alleen maar zo gek krijgen dat ze sparen voor later door ze iets te beloven. Precies wat die Zwitserleven-reclames doen. Pensioenfondsen moeten gouden bergen beloven, nou ja, een beetje gouden bergen. Daar vallen mensen voor, al weten ze dat het beeld niet helemaal klopt. De les die je zou kunnen leren is dat pensioenfondsen garanties moeten bieden. Dat wíllen mensen. Die 70 procent is niet haalbaar, laten we er dan 40 procent van maken. Dat moet toch kunnen. Pensioenfondsen moeten niet zeggen dat alles onzeker is, maar dat het geld bij hun in vertrouwde handen is. Neem een voorbeeld aan dokters. Die zijn niet zo bang. Die verklaren een patiënt na vijf jaar kankervrij, ook al kan dat formeel niet. En dat weten dokter én patiënt. Maar de patiënt heeft dat perspectief nodig. De pensioensector durft niets meer te beloven, terwijl de onzekerheden daar echt niet groter zijn.’ Keuzevrijheid Lamme is voorstander van een zekere mate van keuzevrijheid bij pensioenen, omdat mensen nu eenmaal graag aan de knoppen draaien. Letterlijk. Hij haalt een onderzoek aan waarbij bewoners van een verzorgingstehuis allemaal een eigen thermostaat kregen. Het aantal klachten over de temperatuur in het huis daalde met tachtig procent. Frappant, want de thermostaat was nergens op aangesloten. ‘Het gaat om de illusie van keuze. Echte keuzevrijheid moet in de pensioensector beperkt blijven. Ik ben er voorstander van dat mensen een eigen pensioenpotje krijgen. Dat is duidelijker dan
vloeden van deelnemers. ‘Het is dezelfde fout die Sire maakt. Die willen mensen ergens ‘bewust’ van maken. En ze zijn nog trots ook als dat lukt. Maar als je zinloos gewild laat zien in tv-spotjes, neemt niet alleen het bewustzijn toe, het zinloos geweld neemt ook toe. De spiegel die je mensen voorhoudt leidt tot kopieergedrag, niet tot minder zinloos geweld. Bij het pensioen zijn we nu vooral bezig mensen bewust te maken van de onzekerheden. We bieden geen enkel perspectief. Als mensen al in actie komen, is er maar een logische beweging. Op weg naar de uitgang, weg bij die pensioenen.’ |
die grote pot van wie niemand weet van wie het is. Verder blijft paternalisme noodzakelijk. Als we vrijwillig voor ons pensioen moeten sparen, doen we het niet. Als we zelf mogen beleggen, gaat het helemaal mis. Daar heb je pensioenfondsen voor nodig. Dat vind ik dan weer zo verwonderlijk. Pensioenfondsen zijn keigoede beleggers. Dat zouden ze van de daken moeten schreeuwen, maar daar hoor je ze amper over.’ Om pensioenen aantrekkelijker te maken, moeten pensioenfondsen aansluiten bij wat de deelnemer nu belangrijk vindt. Kinderen die zich geen zorgen hoeven maken over hun ouders, de geborgenheid van een eigen huis, ook in de toekomst. ‘Maar nee, we gaan met de Wet Pensioencommunicatie communiceren in koopkracht. Dan lijkt het alsof we nog minder overhouden. En het blijft onzeker, want wie kan de inflatie voorspellen?’ De pensioensector is volgens Lamme te veel bezig met het managen van verwachtingen en te weinig met het beïn-
Cv Victor Lamme Victor Lamme (1959) studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde aan het Interuniversitair Oogheelkundig Instituut. Hij was postdoc op MIT in de VS en onderzoeker aan het Nederlands Instituut voor Neurowetenschap. Sinds 2002 is Lamme hoogleraar cognitieve neurowetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn oratie ‘Weg met de psychologie’ had de vorm van een dialoog met God. Lamme is partner van het neuro-onderzoeksbedrijf Neurensics, dat commercieel onderzoek verricht. Hij schrijft artikelen voor wetenschappelijke toptijdschriften (Nature, Science) en het grote publiek (NRCnext). Hij schreef de bestseller ‘De vrije wil bestaat niet’. Af en toe verschijnt Lamme in praatprogramma’s.
OMNI Q4’14 | 19
COLUMN
Diversiteit
Patrick Janssen
LONGREAD
Column Diversiteit in de pensioensector
LIJSTJES
Herenclub zoekt leden
Patrick Janssen Manager Public Affairs MN
A
We zullen moeten afwachten of en hoe beide plannen an het eind van het jaar zien we overal lijstjes verschijnen waarin we even terugblikken op het worden gerealiseerd, maar we volgen ze met veel belangvoorbije jaar, vooruitblikken op 2015 en nieuwe stelling. De initiatieven sluiten namelijk aan op de discusontwikkelingen duiden. Ook in deze Omni zijn de traditiesie over investeren in ons eigen land. Een discussie waargetrouwe lijstjes te vinden. Bij Public Affairs stellen we aan onze opdrachtgevers volop deelnemen. Sterker nog, ze ook op, deze lijstjes, maar wat gedegener en het hele er lopen al diverse initiatieven waar wij bij betrokken zijn. jaar door. Welke politieke ontwikkelingen zijn er gaande Maar als het gaat om investeren van pensioengeld - in die van invloed zijn op de Nederlandse pensioensector? Nederland, in Europa of waar dan ook ter wereld - is het Welke veranderingen in wet- en regelgeving kunnen onze altijd van belang dat helder voor ogen wordt gehouden opdrachtgevers raken? En wat is het effect voor wie pensioenfondsen beleggen, hoe van financiële regulering op ons als vermoze willen beleggen en wat de belangrijkste ‘We moeten al in gensbeheerder? Zo lanceerde Jean-Claude voorwaarden zijn. We moeten dus al in een een vroeg stadium vroeg stadium weten wat plannen zoals die Juncker, voorzitter van de Europese Commissie, onlangs een ambitieus plan om het invesweten wat plannen van Juncker en Hill betekenen, zodat we teringsklimaat in Europa te verbeteren. Dat onze opdrachtgevers goed kunnen inforbetekenen’ plan behelst een nieuw Europees Fonds voor meren. Idealiter zijn we in gesprek met de Strategische Investeringen (EFSI) met daarin beleidsmakers bij de Europese Commissie 315 miljard euro. De Europese Commissie steekt 21 miljard voordat de plannen geschreven zijn, zodat we ze maximaal euro in het fonds, de rest moet van private investeerders kunnen beïnvloeden. Omdat we veel gedeelde belangen komen, zoals pensioenfondsen. Of neem het plan om te kohebben, trekken we in Europa samen op met de Pensioenmen tot een European Capital Markets Union. Dit initiatief federatie en met onze collega’s in de markt. En hoe zitmoet volgens eurocommissaris Jonathan Hill (portefeuille ten onze (Europese) toezichthouders erin, het Europees Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en KapitaalParlement, maar ook andere belangenbehartigers in de marktenunie) ertoe leiden ‘dat onze kapitaalmarkt dieper, Europese Unie? We moeten alle verschillende belangen in veiliger, meer liquide en geïntegreerd is en de economie kaart brengen en tegen elkaar afwegen en dat kan alleen beter ten dienste kan zijn, zodat we minder afhankelijk maar als je goed weet wat er speelt. Lijstjes maken dus, worden van financiering via banken.’ vooruitblikken en ontwikkelingen duiden, het gehele jaar door. Zodat we niet voor verrassingen komen te staan en we goed op de hoogte zijn én blijven.
20 | OMNI Q4’14
De Gouden Pump Award, voor de pensioenorganisatie die het meeste werk maakt van het benoemen van vrouwen. De Pensioen Masterclass, waarin jongeren kennis kunnen opdoen over het pensioenstelsel. ‘Visionaire vrouwen’, een lunchbijeenkomst met een vrouwelijke kijk op het pensioendossier. Het zijn zomaar drie initiatieven die allen tot doel hebben de diversiteit in de pensioensector te vergroten.
(vrouw/jong)
De initiatieven, van respectievelijk Vrouwen in institutioneel Pensioen (ViiP), de jongerenorganisaties van CNV, MHP en FNV, en pensioenuitvoerder MN, staan niet op zichzelf. Van verschillende kanten is de roep om meer diversiteit de laatste jaren luider geworden: vanuit de politiek, vanuit de belangenorganisaties van de groepen die zich ondervertegenwoordigd voelen, maar ook vanuit de pensioensector zelf. Wat is er de laatste tijd verbeterd, wat kunnen we nog verwachten en waar zou het heen moeten? Een politica, een voorzitter van een vrouwenorganisatie, een jongerenvoorman en een onderzoeker aan het woord. Tekst Hans-Maarten Dagelet
OMNI Q4’14 | 21
LONGREAD
Diversiteit
Diversiteit
LONGREAD
Michiel Hietkamp voorzitter CNV Jongeren men dat er binnen pensioenfondsen sprake moet zijn van een evenwichtige vertegenwoordiging. Dat betekent in de praktijk: meer vrouwen en jongeren in de verantwoordingsorganen en besturen, die van oudsher veelal door oudere heren worden bemand. ‘Zeker in deze turbulente tijden moet iedereen die deelneemt in een pensioenfonds zich vertegenwoordigd kunnen voelen’, zegt Koşer Kaya. ‘Je kan niet van gepensioneerden vragen om in te leveren en ondertussen zeggen dat ze niet mogen meepraten. Dat geldt ook voor andere groepen, uiteindelijk moet je met z’n allen de beslissingen kunnen dragen.’
Fatma Koşer Kaya voormalig Kamerlid D66
Waar een wet is, is een weg
‘D
e vlag kan uit!’, schreef oud-D66-Kamerlid Erwin Nypels op 1 juli vorig jaar op zijn website. Die dag trad de initiatiefwet Koşer Kaya-Blok in werking, een wet die gepensioneerden het recht geeft zitting te nemen in het bestuur van een pensioenfonds. Nypels, de man die 45 jaar daarvoor de eerste Kamervragen had gesteld over de wens van gepensioneerden om vertegenwoordigd te worden in een pensioenfonds, zag ‘een langdurig gevecht beloond’. ‘Machten doorbreken die er al zo lang zijn, is erg ingewikkeld’, zegt zijn partijgenoot en één van de initiatiefnemers van de wet Fatma Koşer Kaya nu. ‘Maar het is gelukt en met deze wet staat niets een verbetering van de diversiteit nog in de weg.’ Koşer Kaya doelt niet alleen op het aandeel van gepensioneerden; in haar initiatiefwet is ook opgeno-
22 | OMNI Q4’14
Nadat de Tweede Kamer de wet Koşer Kaya-Blok had aangenomen, sloten de sociale partners en een aantal maatschappelijke organisaties eind 2010 het Convenant Bevordering Diversiteit Pensioenfondsen. Daarin werd uitgewerkt hoe pensioenfondsen tot een evenwichtigere vertegenwoordiging konden komen. Vervolgens trad begin dit jaar de door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid opgestelde Code Pensioenfondsen in werking. Daarin staat onder meer dat verantwoordingsorganen en fondsbesturen uit ten minste één vrouw, één man, één lid boven en één onder de 40 jaar moeten bestaan. Hiervoor geldt het zogenoemde pas-toe-of-leg-uit-beginsel: als een pensioenfonds de streefcijfers niet haalt, moet in het jaarverslag worden verklaard waarom dat niet is gelukt. ‘Alle steun dus voor groepen die zich slecht vertegenwoordigd voelen om zo snel mogelijk bij de pensioenfondsen binnen te komen’, zegt Koşer Kaya. ‘Fondsen moeten op hun beurt kijken wat er in hun bestand zit en waar zij de mensen kunnen vinden die ontbreken. Dat hoeft niet moeilijk te zijn: er zijn allerlei verbanden waarin jongeren, vrouwen en gepensioneerden samenkomen en die makkelijk te benaderen zijn. Als je voortdurend in dezelfde vijver vist, kom je niet ver, dus je zult je netwerk moeten vergroten. Aan het begin zal dat langzaam gaan, maar als de eersten eenmaal hun weg hebben gevonden, gaat dat steeds sneller. Toen ik in de advocatuur begon, was ik de eerste vrouwelijke TurksNederlandse advocaat. Nu kan ik ze niet eens tellen. Je zult altijd een voorhoede moeten hebben.’ Bij diversiteit gaat het ook over mensen met buitenlandse wortels. Daar is volgens de D66-politica nog een lange weg te gaan. ‘Ik ben tegen positieve discriminatie: je moet mensen altijd in de eerste plaats beoordelen op hun kwaliteiten. Om een
fonds goed te besturen moet je voldoende kennis van zaken hebben, iets waar DNB terecht eisen aan stelt. Maar dat wil niet zeggen dat je altijd in je eigen netwerk moet zoeken. Soms moet je durven je nek uit te steken en niet altijd voor veilige keuzes gaan.’
Meer groen tussen het grijs
Ook voor wat betreft vrouwen en jongeren zal het nog wel even duren tot die evenwichtige vertegenwoordiging er is, zegt Koşer Kaya. ‘Maar ik zie in deze korte periode al veel meer discussie en veel meer streven naar diversiteit. Ik hoor om mij heen ook al veel vraag naar vrouwelijke talenten in de pensioenfondsen. Dat is geweldig.’ |
‘Zo’n 2 procent van de leden van pensioenfondsbesturen is onder de 35 jaar’ Michiel Hietkamp, voorzitter CNV Jongeren
V
raag aan Michiel Hietkamp hoe het staat met de diversiteit in de pensioensector en hij laat de cijfers spreken: zo’n 2 procent van de leden van pensioenfondsbesturen is onder de 35 jaar, zegt hij. Bij de verantwoordingsorganen is sprake van een lichte stijging, maar dan gaat het nog steeds over 6 à 7 procent van de mensen in die organen jonger dan 35 jaar. De voorzitter van CNV Jongeren kan er duidelijk over zijn: met die diversiteit is het slecht gesteld.
Pensioenbestuurders ≥35 jaar Pensioenbestuurders <35 jaar
Dat terwijl het voor de toekomst van het pensioenstelsel volgens hem juist van cruciaal belang is dat jongeren meedoen. ‘Als je echt langetermijndenkers in je bestuur wilt, heb je jongeren nodig. Zij gaan pas over 40 jaar met pensioen en hebben dus het grootste belang bij een duurzaam pensioenstelsel.’ Het gebrek aan jongeren op sleutelposities in de pensioensector leidt er volgens de vakbondsvoorzitter toe dat belangrijke discussies niet plaatsvinden op de plek waar de beslissingen worden genomen. Simpelweg omdat er te veel mensen met dezelfde invalshoek zitten.
LONGREAD
Diversiteit
Een mooi voorbeeld, vindt Hietkamp, is de inhaalindexatie die plaatsvindt terwijl de dekkingsgraad eigenlijk nog te laag is. ‘Peter Borgdorff, directeur Pensioenfonds Zorg en Welzijn, zei dat vorig jaar nog simpel: we zijn geen spaarpot. Maar zo eenvoudig is het niet. Deze beslissingen kunnen misschien nog steeds wel genomen worden, maar daar moet altijd een goed en fundamenteel debat aan ten grondslag liggen. Ik denk dat een jongere in het bestuur voor die noodzakelijke discussie kan zorgen.’
Diversiteit
De verdeling tussen mannen en vrouwen verandert nauwelijks Mannen Vrouwen 12%
CNV Jongeren kijkt met spanning uit naar de eerste bevindingen van de monitoringscommissie die gaat toezien op de naleving van de Code Pensioenfondsen. Hietkamp: ‘De urgentie zal door hun cijfers alleen maar groter worden. Volgens de pas-toe-of-leg-uit-regel zal er straks veel uitgelegd moeten worden door de fondsen. En ik ben dan heel benieuwd naar de redeneringen.’
Vrouwen steeds meer in beeld at de Code Pensioenfondsen iets heeft aangezwengeld, merkt Marijke Colly de laatste tijd geregeld. De voorzitter van Vrouwen in institutioneel Pensioen (ViiP) ziet, nu pensioenfondsen moeten streven naar ten minste één vrouw in hun bestuur en verantwoordingsorgaan, veel beweging. Steeds vaker kloppen fondsen aan bij ViiP, een (kennis)netwerk van vrouwen die op academisch niveau werkzaam zijn in de pensioensector. ‘Fondsen vragen of we mensen kennen, of we vacatures willen uitzetten en of ze ons netwerk mogen gebruiken’, zegt Colly. ‘We zien echt een omslag naar een actievere benadering van vrouwen.’
88%
Huidige stand van bestuurders
13%
Het argument dat er niet voldoende gekwalificeerde jongeren beschikbaar zijn, gaat volgens Hietkamp niet op. ‘Te vaak wordt nog gedacht dat jongeren geen expertise hebben of ervaring missen. Maar DNB heeft aangegeven dat dat niet vereist is. Het pensioenfondsbestuur is als een voetbalteam en daarin kan een jongere niet ontbreken. We hebben met ons Pensioenlab en onze pensioenmasterclass een kweekvijver met jongeren die we opleiden voor besturen en verantwoordingsorganen. Er loopt echt genoeg talent rond van intrinsiek gemotiveerde jongeren die graag in zo’n fonds willen. Fondsen die op zoek zijn naar jongeren, kunnen altijd contact met ons opnemen.’
87%
Instroom afgelopen 2 jaar
Veel vertrouwen dat het met de huidige afspraken goed komt met de diversiteit in de pensioensector heeft Hietkamp niet. ‘Ik denk dat er op de lange termijn cohorten moeten komen. Wil je een goede afspiegeling hebben van je deelnemers, dan zal je per deelnemersgroep een belangenvertegenwoordiger in het bestuur moeten hebben. Maar laten we de komende jaren eerst kijken hoe de Code uitwerkt. Als blijkt dat fondsen alleen maar blijven uitleggen in plaats van toepassen, dan wordt het tijd voor cohorten.’
Marijke Colly voorzitter Vrouwen in institutioneel Pensioen (ViiP)
D
Het streven naar minimaal één lid van onder de 40 jaar in het verantwoordingsorgaan en in het bestuur van een pensioenfonds, zoals is vastgelegd in de Code Pensioenfondsen, is een mooie stap, zegt Hietkamp. ‘Maar wat mij betreft is het geen ambitieus doel, maar een minimum.’ Wat een mooie ambitie zou zijn? ‘Van alle deelnemers is ongeveer een vijfde jong, dus als een bestuur of verantwoordingsorgaan uit acht mensen bestaat mag je wel richting de twee jongeren gaan. En dan hebben we het hier nog over mensen onder de 40 – niet eens echt jong. Dus dat moet goed te doen zijn.’
‘Vrouwen moeten pensioenbestuurfuncties gaan invullen, maar vooral ook opeisen.’
LONGREAD
Samen met de ruim tweehonderd ViiP-leden is Colly graag bereid die steun te bieden. Doel van ViiP is immers het vergroten van de diversiteit op het gebied van sekse in de pensioenwereld. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar besturen en verantwoordingsorganen, maar ook breder, naar de wereld eromheen. ‘Ook bij de bedieners van de pensioenfondsen zie je dat weinig vrouwen doordringen tot sleutelposities’, zegt Colly, die zelf werkzaam is bij APG. Dat is een groot gemis, vervolgt ze. ‘Wij geloven dat wanneer je werkt met een divers samengesteld team je tot betere oplossingen komt, dat je een completer beeld krijgt van de problemen die er spelen. Mensen met verschillende invalshoeken zullen elkaar meer uitdagen. Het is altijd goed om op het scherpst van de snede te sparren.’ Daarnaast is het volgens Colly puur vanuit arbeidsmarktbeleid goed om ook naar vrouwen te kijken. ‘Als je de helft van je arbeidspotentieel niet gebruikt, loop je een hoop kennis mis’, zegt ze. ‘In plaats van telkens in dezelfde cirkel te kijken, moet je je ogen openen voor wat er nog meer in de markt is. En dan kom je soms verrassend goede mensen tegen, die je anders had gemist. Bij pensioenen is het op het moment alle hens aan dek, dus je kunt het je niet veroorloven om potentieel te laten liggen.’ Een groter aandeel voor vrouwen in de pensioensector zal bovendien nodig zijn om het draagvlak te vergroten, zegt Colly. ‘Het is absoluut essentieel dat deelnemers in pensioenfondsen zichzelf meer gaan herkennen in het bestuur en in andere organen. We zien nu met name in de toezichtorganen
‘Actief zoeken naar diversiteit, betekent dat je bij het werven soms andere wegen moet bewandelen dan je gewend bent.’ Marijke Colly, voorzitter ViiP
Olaf Smits van Waesberghe, directeur Nationaal Register
24 | OMNI Q4’14
OMNI Q4’14 | 25
LONGREAD
Diversiteit
Diversiteit
dat er meer vrouwen binnenkomen. Bij de besturen gaat het minder snel, maar ook daar is beweging.’ Aan kennis en ervaring geen gebrek, benadrukt Colly. ‘We hebben binnen ons netwerk veel capabele vrouwen met interesse rondlopen. Bijscholing is dus niet nodig, maar wat we wel doen is informatie uitwisselen. Daarnaast ondersteunen we elkaar in het voor het voetlicht brengen van onze capaciteiten. Vrouwen zijn van nature bescheidener dan mannen. Een man kijkt anders naar een vacaturetekst dan een vrouw: anders dan mannen willen vrouwen vaak volledig aan alle eisen voldoen voor ze reageren. We proberen ze daarin te ontwikkelen.’
‘Waarom vrouwen in pensioenbesturen moeten? Het is maatschappelijk relevant, intellectueel uitdagend, het is pionieren en een kans om bestuurlijke ervaring op te doen.’ Joanne Kellermann, voormalig directeur DNB
26 | OMNI Q4’14
80+
7,6%
70-79 60-69 50-59 26,1%
40-49 30-39 20-29
25,0%
Daarbij zoekt ViiP ook het contact met de traditionele netwerken en de samenwerking met andere organisaties. Bijvoorbeeld met de Kring van Pensioenspecialisten en met het Nationaal Register. ‘Op die manier proberen we ook mannen bij onze zaak te betrekken, want veel mannen dragen dit een warm hart toe en steunen ons.’ Het sterven naar zeker één vrouw is volgens Colly een goed begin, maar het kan beter. ‘Voor grote bedrijven geldt nu een streefcijfer van 30 procent. We hadden graag gezien dat dat percentage ook voor pensioenfondsen zou gelden. De ervaring leert dat je pas bij 30 procent echt het verschil kan maken. Hoewel we op dit moment veel zien veranderen, moet het de komende tijd nog wel doorzetten. En wat ons betreft dus richting die 30 procent.’
0,3% 0,3%
7,2%
LONGREAD
33,6% Huidige stand van bestuurders Gemiddeld: 54,8 jaar
Dennis Veltrop universitair docent RUG
Diverser is niet altijd beter
0,8%
0,0%
2,3%
12,8% 20,9%
H
et is een veelgehoord argument: diversiteit leidt tot meer perspectieven en daardoor tot een zorgvuldigere afweging van belangen. Maar uit onderzoek van Dennis Veltrop, verbonden aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen, blijkt dat die redenatie lang niet altijd opgaat. Meer diversiteit, zo luidt één van de conclusies van een omvangrijke studie naar Nederlandse pensioenfondsen, kan de besluitvorming zelfs schaden. De verklaring is als volgt: meer variatie in het bestuur kan ertoe leiden dat subgroepen verder uit elkaar komen te staan. Daardoor verslechteren de verhoudingen en dat heeft weer negatieve gevolgen voor de besluitvorming. Dat effect is juist bij pensioenfondsen goed te meten omdat daar, grof gezegd, van nature al twee subgroepen bestaan: werkgevers en deelnemers. Veltrop: ‘Formeel is het zo dat alle bestuurders verantwoordelijk zijn voor evenwichtige belangenbehartiging. Maar als je in de praktijk vanuit de vakbond bent aangesteld, ben
31,5%
31,7%
Instroom afgelopen 2 jaar Gemiddeld: 52,1 jaar
OMNI Q4’14 | 27
LONGREAD
Diversiteit
‘Het belang van een goed en divers bestuur is groot. Wrijving geeft glans. Je moet challengen, creatief en vernieuwd durven zijn. Groupthink is een gevaar.’ Else Bos, CEO PPGM
je toch meer geneigd vanuit de werknemer te denken. Datzelfde geldt natuurlijk voor werkgevers.’ In jaarverslagen zochten Veltrop en zijn medeonderzoekers voor verschillende jaren de samenstelling van pensioenfondsen. ‘Daarnaast hebben we alle pensioenfondsbestuurders vragenlijsten gestuurd, waarin we onder meer vroegen in hoeverre de bestuurders ervoeren dat er sprake is van subgroepen binnen het bestuur. Daarvan hebben we er ongeveer 750 teruggekregen, waardoor we van ruim driehonderd fondsen analyses konden maken.’ Daaruit bleek dat naarmate de werkgeversgroep qua leeftijd en geslacht meer verschilde van de werknemersgroep er meer subgroepsvorming werd ervaren. Veltrop: ‘Vervolgens hebben we ook kunnen aantonen dat die subgroepsvorming een negatief effect heeft op de besluitvorming en op het rendement van een pensioenfonds. Dat hebben we gemeten door te vragen naar de zelfgepercipieerde effectiviteit van de bestuursleden en door te kijken naar de beleggingsrendementen.’ Meer diversiteit kan dus tot slechtere resultaten leiden. Maar zijn er ook positieve effecten mogelijk? Jawel, zegt Veltrop. Maar alleen als sprake is van verschillen in informatieachtergrond. ‘Diversiteit heeft voor de besluitvorming alleen nut als mensen kennis meenemen die ze vanuit verschillende opleidingen of ervaringen hebben opgedaan. Niet omdat ze man, vrouw, jong, oud of allochtoon zijn. Mensen benoemen met verschillende perspectieven is dus wel goed, maar dat verschil moet er niet zijn op basis van geslacht of leeftijd, want dat
28 | OMNI Q4’14
Loremipsum Een ander soort geld
heeft geen zin. Je kunt beter juristen, ingenieurs en economen mixen terwijl het allemaal mannen zijn, dan mannen en vrouwen bij elkaar brengen die allemaal accountancy hebben gestudeerd. Die achtergrond bepaalt namelijk veel meer dan het geslacht het perspectief.’ Dit neemt niet weg dat het om andere redenen wel goed is de diversiteit te bevorderen, benadrukt Veltrop. ‘Emancipatie is een goed argument om bijvoorbeeld meer vrouwen en mensen met buitenlandse wortels in die fondsbesturen en verantwoordingsorganen te willen hebben’, zegt hij. ‘Een ander goed argument is het vergroten van het draagvlak: door ervoor te zorgen dat je een goede afspiegeling krijgt van het deelnemersbestand, zullen meer mensen zich vertegenwoordigd voelen en het draagvlak groter worden.’ Van groot belang bij het benoemen van jongeren en vrouwen in de besturen en verantwoordingorganen van pensioenfondsen is volgens Veltrop dat dit op een slimme manier gebeurt. ‘Stel dat je twee jonge vrouwen wil benoemen, benoem die dan niet allebei in het werkgeversgroep van het bestuur, want dan versterk je de subgroepsvorming met alle negatieve gevolgen voor de besluitvorming van dien. Als je zorgt dat beide subgroepen gelijktijdig diverser worden, kun je zonder negatieve effecten die afspiegeling verbeteren.’ |
‘Diversiteit is een werkwoord. Toevoegen van vrouwen leidt niet vanzelfsprekend tot beter bestuur. Je moet daar hard voor werken.’ Joanne Kellermann, voormalig directeur DNB
Een ander soort geld
Helen Toxopeus in gesprek met Henk van Arkel
LOREMIPSUM BOEKRECENSIE
Zet twee dwarse denkers bij elkaar en je weet dat het gaat knetteren! Helen Toxopeus is econome en verdiepte zich in geld en hoe je dat in kunt zetten om een duurzame en sociale wereld dichterbij te brengen. Henk van Arkel wil hetzelfde bereiken en heeft daartoe STRO opgezet, Social Trade Organisation. STRO is een internationale organisatie die lokale gemeenschappen helpt bij het opzetten van een complementaire muntsoort. Daarmee wordt het milieu minder belast en mensen krijgen de kans zich optimaal te ontplooien. Geld is voor ons allemaal iets vanzelfsprekends, maar tegelijk is het heel lastig om uit te leggen hoe het geldsysteem in onze maatschappij functioneert. Het boek begint met een heldere uitleg over geld en de functies die het heeft in de maatschappij. Van Arkel betoogt dat geldschepping ‘uit niets’ door banken tegen rente leidt tot een systeem waarbij niet-duurzame economische groei noodzakelijk is. Het huidige geldsysteem is in de visie van Van Arkel behalve niet duurzaam ook nog eens inefficiënt, het werkt ongelijkheid in de hand en het ontneemt mensen de mogelijkheid zich te ontplooien. Daar zet Van Arkel een alternatief soort geld tegenover: eerlijker en duurzamer. Op diverse plekken zijn proefprojecten gestart om te laten zien dat het kan werken. Keer je het boek om dan staat aan de achterkant meer informatie over Stro, haar ‘geld’ en haar projecten. Het boek heeft de vorm van een interview, waarbij Toxopeus de lezer ‘onderweg’ ook laat delen in haar gedachten en tegenwerpingen. Daardoor, en door ter zake doende flashbacks uit haar eigen leven, voorkomt ze dat het een onemanshow van Van Arkel wordt. Het boek is levendig geschreven en prettig leesbaar. De vragen die Toxopeus stelt, zijn soms voor een econome die zich verdiept heeft in het fenomeen geld, wat simpel. Waarschijnlijk zijn ze vooral bedoeld om niet-economen, de meerderheid van de lezers tenslotte, mee te kunnen nemen in het complexe verhaal. Van Arkel en Toxopeus weten hun argumenten overtuigend neer te zetten, waarbij alleen de overdaad aan loftuitingen op STRO op speciale pagina’s in het boek vagelijk irriteert.
OMNI Q4’14 | 29
INTERVIEW
Barbara Baarsma
Loremipsum
LOREMIPSUM
‘HET STELSEL ZAL INDIVIDUELER WORDEN’ ‘Er is veel te zeggen voor meer doen in de eerste pijler en minder in de tweede’, zegt Barbara Baarsma. ‘Dan krijg je meer zekerheid en je gevoeligheid voor de kapitaalmarkt neemt af. Bovendien zitten aan de fiscale versimpeling van pensioenen ook nadelen.’ Baarsma bepleit verandering, in negen stellingen. Tekst Wilma van Hoeflaken Beeld Linelle Deunk
De nationale pensioendiscussie duurt te lang. ‘Die discussie moet je zorgvuldig voeren, dus dat duurt lang. Het probleem is dat we er veel te laat mee begonnen zijn. Eind jaren tachtig was al bekend dat ons stelsel onder druk zou komen te staan. Piet Hein Donner werkte destijds bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Het WRR-rapport uit 1992 ‘Ouderen voor ouderen’ beschrijft de gevolgen en reikt oplossingen aan: verhoging van de AOW-leeftijd en fiscalisering van de AOW zodat gepensioneerden aan
30 | OMNI Q4’14
de AOW meebetalen. Donner merkt in zijn aanbiedingsbrief fijntjes op dat ‘in het algemeen geldt dat de keuzen minder pijnlijk zullen zijn naarmate zij vroeger worden gemaakt’. Toch werd toen helemaal niets ondernomen. Ook andere publicaties uit die tijd beschrijven deze problemen. Maar we dachten: het zal wel loslopen. En toen kwam de financiële crisis en verdween er in één klap een enorm deel van het pensioenvermogen. Omdat we zo’n vergrijsd bestand hadden, was dat gat heel moeilijk aan te vullen met premie-inkomsten.’
OMNI Q4’14 | 31
INTERVIEW
Barbara Baarsma
De overheid heeft de kans voorbij laten gaan om knopen door te hakken. ‘Zeker. De demografische ontwikkelingen zag je aankomen. De overheid had veel eerder de AOW-leeftijd kunnen verhogen. Maar ook sociale partners en pensioenfondsen hebben een rol. En kiezers hadden meer kunnen afdwingen. We hadden eerder moeten nadenken over wat langer doorwerken betekent voor de arbeidsmarkt en het onderwijs. Nog niet eens zo lang geleden stonden in cao’s structurele afspraken over korter werken. We hadden de discussie over herverdeling tussen groepen eerder moeten voeren. Dat komt onder druk te staan als de koek kleiner wordt, want dan wordt duidelijker hoe de herverdeling tussen groepen precies loopt. Het stelsel staat onder druk door de vergrijzing. Ook zonder de financiële crisis had je kunnen weten dat jongeren op een goed moment zouden gaan protesteren. De crisis heeft dat nog eens verergerd. Toen werd voor iedereen duidelijk wat daarvoor te weinig mensen wilden erkennen. Verder hadden we het pensioen kunnen versimpelen. Doordat pensioenen fiscaal gesubsidieerd worden, neemt de doorzichtigheid af. Het gaat van bruto naar netto naar bruto. Toen er een overschot was, hadden we het stelsel sterk kunnen
Cv Barbara Baarsma Barbara Baarsma (1969) is directeur van SEO Economisch Onderzoek en hoogleraar marktwerking- en mededingingseconomie aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast is ze kroonlid van de SER en lid van de SER-commissie Sociaal-Economische Aangelegenheden.
32 | OMNI Q4’14
Barbara Baarsma
INTERVIEW
Te laat
‘We zijn veel te laat begonnen met de pensioendiscussie’
vereenvoudigen. Nu is dat lastiger, omdat vereenvoudiging waarschijnlijk ten koste gaat van bepaalde groepen. Daar is smeerolie voor nodig, geld dat er nu niet meer is.’ Een snellere verhoging van de AOW-leeftijd is nodig om de vergrijzing het hoofd te bieden. ‘Twee keer zo snel. Zelf blijf ik werken tot ik erbij neer val, maar ik ga er sowieso vanuit dat mijn generatie doorwerkt tot hun 71e. Met één carrière komen we er niet meer. Het betekent dat je in je leven minimaal drie carrières hebt, of dat je in drie verschillende sectoren werkt, of dat je werknemer bent en daarna zzp’er, of andersom. Het pensioenstelsel zal dat moeten faciliteren, of in elk geval niet in de weg staan. Nu is het pensioenstelsel geënt op het vaste contract en de loopbaan die je hebt binnen dat vaste contract.’ We moeten toe naar een DC-stelsel (Defined Contribution). ‘Daar ben ik voor. Als je een transparant stelsel wilt, moet je duidelijk maken waar de onzekerheden zitten. Die zitten bij de deelnemers. Er zijn werkgevers die bijstorten om Defined Benefit te betalen, maar dan wordt pensioen een ontzettend dure arbeidsvoorwaarde, die ten koste kan gaan van andere arbeidsvoorwaarden. Ook vanwege de consolidatie is een DC-stelsel beter. Er komen minder fondsen, dus de kans is groot dat je met je regeling bij een ander fonds terechtkomt. Met DC-regelingen geef je deelnemers een duidelijk signaal. De inleg is zeker, we maken gebruik van de collectiviteit en we doen ons stinkende best om zoveel mogelijk rendement te halen. Maar we kunnen het niet garanderen, dus zorg ook voor een appeltje voor de dorst.’
…maar de echte keuzes moeten nog worden gemaakt. ‘Wat mij betreft gaan we terug naar de tekentafel. Wat is de rol van de overheid en wat laat je aan mensen zelf over? We moeten nadenken over de balans tussen de eerste pijler met het omslagstelsel en de tweede pijler met het kapitaalgedekte stelsel. Dat gaat over herverdeling tussen generaties, dus daar moet je wel goed over praten. Er is veel te zeggen voor meer doen in de eerste pijler en minder in de tweede. Je krijgt meer zekerheid en je gevoeligheid voor de kapitaalmarkt neemt af. Tegelijkertijd ben je gevoeliger voor politieke besluitvorming over de hoogte van de AOW. Ik denk dat de tweede pijler beperkter wordt. De verplichtstelling zal in omvang afnemen. En het stelsel zal individueler worden, met generatierekeningen of zelfs individuele rekeningen die collectief belegd worden. Dat betekent ook dat er meer mensen in de derde pijler terechtkomen.’
Lagere pensioenpremies zijn een goed middel om de Nederlandse economie een impuls te geven. ‘Misschien een beetje, maar dat geld gaat nooit één op één de economie in. Als mensen het geld dat ze overhouden gebruiken om hun schulden af te lossen, gaat dat onze economie op de korte termijn niet helpen. En als de overheid tegelijkertijd de lasten verzwaart, helpen lagere pensioenpremies de economie ook niet. Dat de premies omlaag gaan, begrijp ik overigens wel. We werken immers langer.’ Het voorstel voor het nieuwe financieel toetsingskader is een stap in de goede richting… ‘Ik kan me voorstellen dat de overheid wil dat mensen verplicht mee doen aan een pensioenregeling, omdat je armoede wilt voorkomen. Absolute armoede voorkom je door de AOW. Ik kan begrijpen dat de overheid ook relatieve armoede wil voorkomen en eraan mee werkt dat mensen na hun pensionering niet enorm in hun inkomen achteruit gaan. Maar hoe ver moet de overheid gaan? Je ziet nu al een maximering. Misschien wordt dat ooit bijvoorbeeld twee keer modaal. Daar kan ik me in vinden, al moeten de transitieproblemen wel goed doordacht worden. Aan de fiscale versimpeling van pensioenen zitten namelijk ook nadelen. De overheid financiert de belastingheffing. Als ons pensioenvermogen 1.200 miljard euro is, gaat dat om zo’n 400 miljard latente belastinginkomsten. Je kunt dat niet in een keer aftikken, maar als dat wel zou kunnen is de staatsschuld grotendeels verdwenen. De financiële crisis heeft ons geleerd dat wij met die grote tweede pijler veel gevoeliger zijn dan we dachten voor bewegingen op de kapitaalmarkt.’
Pensioengeld moet meer in Nederland worden ingezet. ‘Pensioenfondsen moeten zoveel mogelijk rendement halen voor de deelnemers. Als die kansen in Nederland liggen is dat prima, maar ik vind niet dat fondsen per se meer in Nederland moeten beleggen. Als er barrières zijn die je kunt wegnemen, bijvoorbeeld met de Nationale Hypotheekinstelling, dan vind ik dat best. Maar het maximaliseren van vermogensopbrengsten is het uitgangspunt, niet het ondersteunen van de Nederlandse economie.’
Mijn generatie
‘Ik ga ervan uit dat mijn generatie doorwerkt tot zijn 71e’
De consolidatie in de pensioensector gaat niet snel genoeg. ‘Dat tempo wordt door de markt bepaald. Ik vind niet dat de overheid fondsen moet dwingen om te fuseren. Mijn eindbeeld is dat deelnemers zelf kiezen bij welk fonds zij zich aansluiten. Als je de concurrentie geïntroduceerd hebt, volgt de consolidatie vanzelf, omdat er schaalvoordelen en dus kostenvoordelen te behalen zijn.’ |
OMNI Q4’14 | 33
ANALYSE
Verenigd Koninkrijk
Verenigd Koninkrijk
ANALYSE
Britten eindelijk weer op kop Rule Brittannia! Brittania rule the waves! Het onofficiële volkslied van de Britten stamt uit de eerste helft van de 18e eeuw, een tijdperk waarin Groot-Brittannië inderdaad wereldwijd de lakens uitdeelde – politiek en economisch. Ondanks de neergang die ze vooral na de Tweede Wereldoorlog hebben moeten slikken, zijn de Britten nog steeds overtuigd van hun unieke positie in de wereld. In dat plaatje past wel dat het Verenigd Koninkrijk nu redelijk voorop loopt in het economisch herstel. Ook al zijn er nog genoeg beren op de weg. Tekst Gerhard Sluiter Beeld ANP
34 | OMNI Q4’14
OMNI Q4’14 | 35
ANALYSE
Verenigd Koninkrijk
T
ot en met de 19e eeuw liepen de Britten politiek en economisch voorop. Groot-Brittannië nam het voortouw in de industriële revolutie en wist haar positie lang vast te houden. Maar de Eerste en Tweede Wereldoorlog hakten er flink in en sindsdien is er objectief gezien weinig reden meer om de grootheid van het Verenigd Koninkrijk te bezingen. Tot de jaren 70 bleef de groei achter bij landen als Duitsland en Frankrijk en na de oliecrisis in 1973 liep het helemaal uit de hand, met gierende inflatie en werkloosheid. Pas toen de Conservatieven van Labour het stokje overnamen, kwam er verandering. Onder premier Margaret Thatcher werd de macht van de vakbonden ingeperkt, staatsbedrijven werden geprivatiseerd, verouderde bedrijven moesten sluiten en belastingen gingen omlaag. De markt mocht zijn werk doen, en dat leverde succes op. Na eerst een flinke economische crisis ging de economie fors groeien, ook onder de nieuwe Labour-premier Tony Blair, die doorging op de ingeslagen weg. Tussen 1992 en 2007 groeide de Britse economie gemiddeld met zo’n 2,7 procent per jaar; hoger dan welk EU-land ook. Hoge pieken, diepe dalen Brittannia the dread and envy of them all? Voor een tijdje misschien, maar als we kijken naar de moderne economische geschiedenis, dan zien we dat de in
36 | OMNI Q4’14
Verenigd Koninkrijk
het Verenigd Koninkrijk de pieken hoog zijn, maar dat in tijden van economische neergang de Britten het extra zwaar hebben. Achteraf kun je zeggen dat een deel van de welvaart op lucht was gebouwd. Net als in Nederland gebruikten de Britten de snelle stijging van de huizenprijzen om hypotheken over te sluiten en op de pof uitgaven te doen. Dat ging goed tot 2007, toen de Britse huizenmarkt in elkaar klapte. De Britse consument zat met de brokken in de vorm van een enorme schuldenlast. Banken waren weinig geneigd te hulp te schieten, want die hadden zelf genoeg problemen. Al sinds het bewind van Margaret Thatcher werden banken en andere financiële instellingen in de watten gelegd. De regulering bleef beperkt tot een minimum, waardoor de sector snel kon groeien. Maar juist de financiële sector werd tijdens de kredietcrisis hard geraakt. De nieuwe Britse Labourregering onder Gordon Brown (aangetreden in 2007; hoeveel pech kun je hebben?) moest alle zeilen bijzetten om de sector voor totale ineenstorting te behoeden. Sommige banken werden genationaliseerd, andere konden het doen met een forse kapitaalinjectie. Recessie Door de kredietcrisis belandde Groot-Brittannië in een recessie die anderhalf jaar aanhield. Een mooie uitdaging voor weer een nieuwe premier, David Cameron, die het begrotingstekort in recordtempo zag oplopen naar meer dan elf procent van het BBP in 2010. De nieuwe regering van Conservatieven en Sociaal-Democraten ging de crisis te lijf met een cocktail van bezuinigingen en het ruimhartig laten draaien van de geldpersen. Helpen deed het maar mondjesmaat: het tekort daalde geleidelijk tot ongeveer 5,8 procent dit jaar. De totale overheidsschuld is gestegen naar zo’n 90 procent van het BBP en daarnaast kampen de Britse huishoudens ook nog steeds met zware schulden. Gelukkig komt nu toch – eindelijk – economische groei de veelgeplaagde Britten te hulp. Dit jaar gaat die naar ongeveer 3 procent en voor volgend jaar wordt niet veel minder verwacht. De werkloosheid maakt een mooie duikeling naar 6 procent, waar eerder al sprake was van meer dan zeven procent. En bij dat alles blijft de inflatie laag op ongeveer 1,5 procent. Brexit Met die mooie cijfers wordt de EU – the nations not so blest as thee – ver achtergelaten. Waar het BBP van de Britten inmiddels weer groter is dan vóór de kredietcrisis, daar heeft de EU nog een hele slag te
ANALYSE
De Engelse premier David Cameron verlaat de persconferentie tijdens de tweede dag van de Europese top in Brussel
maken. Maar voor Cameron is het nog te vroeg om opgelucht adem te halen. De economische prestaties van het Verenigd Koninkrijk voeden de discussie over een Brexit: een afscheid van de EU. Volgend jaar zijn er weer verkiezingen en Cameron voelt de hete adem van de eurosceptische UKIP al in de nek. ‘Deze cijfers maken duidelijk dat ons land meer dan toegerust is om zijn eigen weg te zoeken’, aldus hun triomfantelijke leider Nigel Farage. ‘Denk je eens in hoeveel beter die cijfers zouden zijn als we niet beperkt werden door Europese wetten en regels.’ De achterban van de Conservatieven is voor een groot deel zeer gevoelig voor dit soort influisteringen. Wint Cameron de verkiezingen, dan mogen de Britten in een referendum uitmaken of ze onderdeel willen blijven van de EU. Bezuinigingen ‘Na het zuur komt het zoet’, had Cameron in navolging van onze eigen Balkenende gehoopt mee te nemen als boodschap in de verkiezingen. De economische crisis zou overwonnen moeten zijn en eindelijk zou er misschien wat uit te delen zijn voor de kiezer, in de vorm van belastingverlaging bijvoorbeeld. Maar onlangs kwam de Financial Times met berekeningen die aan die illusie snel een eind maakten. Nog maar de helft van de geplande bezuinigingen tot 2018 -2019 is gerealiseerd. De vraag is
Brexit
De economische prestaties van het Verenigd Koninkrijk voeden de discussie over een Brexit
hoe die nieuwe bezuinigingen gaan doorwerken op het nog fragiele Britse herstel. Hetzelfde geldt voor een verhoging van de nu nog superlage rente. De inflatie is ook laag, dus voorlopig ontbreekt de urgentie, maar vroeg of laat zal de Bank of England toch wat in de rentesfeer moeten doen. De verwachting is dat het volgend jaar, net als in de Verenigde Staten, zover zal zijn. Voeg daarbij de wereldwijd tegenvallende economische groei, de geopolitieke spanningen en in het Verenigd Koninkrijk de nieuwe bubbel op de huizenmarkt die zich aan het vormen is, en duidelijk wordt dat er nog genoeg beren op de weg zijn. Still more majestic shalt thou rise? Ze zijn wel aardig op weg, de Britten. |
OMNI Q4’14 | 37
ACHTERGROND
Stelselwijziging
Stelselwijziging
2015 EN VERDER
Het is december en de lijstjes vliegen ons weer om de oren. En wij doen daar vrolijk aan mee. Wat verwachten we in 2015? Tekst Ruben Langenhuizen, Riejanne Wolswinkel
Solidariteit
Vermogensbeheer
Casper van Ewijk directeur Netspar
Anne Gram, econoom en onafhankelijk adviseur van pensioenfondsen
S
olidariteit in ons pensioenstelsel betekent voor Casper van Ewijk drie dingen. ‘Ervoor zorgen dat iedereen een goed pensioen heeft, ook de zwakkeren in de samenleving. Ten tweede: samen optrekken met beleggen, wat schaalvoordeel oplevert. En als laatste: je indekken tegen langlevenrisico door risico’s te bundelen. Solidariteit zorgt voor een fatsoenlijk inkomen, ook als je honderd jaar oud wordt. Ik verwacht dat de zoektocht naar balans tussen verplichting en keuzevrijheid de komende jaren wordt voortgezet. Dat past in de tijdgeest. Als gevolg van de toenemende arbeidsmobiliteit zit er druk op het systeem en dat maakt het kwetsbaar. De angst onder jongeren dat ze nauwelijks iets terugkrijgen voor hun premie is toegenomen. Dat is niet terecht, maar pensioenfondsen moeten wel transparant maken wat er met hun geld gebeurt. Ze moeten helder communiceren wat er aan waarde is. En mensen willen iets meer regie over hun geld. Je hebt verschillende systemen die daarbij kunnen helpen, waarbij mensen nog steeds verplicht zijn om te sparen. Een voorbeeld is het aanbieden van een standaard beleggingsoptie, maar dat iemand de mogelijkheid heeft om een ander profiel te kiezen. Wat je vooral niet moet doen is te veel keuzemogelijkheid bieden. Dan zien mensen door de bomen het bos niet meer. We kennen in Nederland intussen al wat meer keuzevrijheid. Zo hebben we een flexibele pensioenleeftijd en kunnen mensen kiezen voor een hoog/laag-constructie. Wat we hier nog niet kennen en wat je in het buitenland al wat vaker ziet, is dat mensen een deel van hun opgebouwde pensioenvermogen bij pensionering in één keer op kunnen nemen. Bijvoorbeeld om te investeren in een woning, of om een restschuld van de hypotheek af te lossen. Daarmee neem je meteen een deel van de problematiek van de herverdeling weg. Het helpt namelijk de mensen die minder oud worden. Samengevat denk ik dat de komende jaren meer transparantie in de pensioensector en regelingen die aansluiten bij de toenemende arbeidsmobiliteit.’
38 | OMNI Q4’14
‘Als gevolg van de toenemende arbeids mobiliteit zit er druk op het systeem en dat maakt het kwetsbaar’ Casper van Ewijk is sinds oktober 2013 verbonden aan Tilburg University en is directeur van Netspar. Van 1998 tot oktober 2013 was hij onderdirecteur van het Centraal Planbureau (CPB). Naast deze functie is hij als hoogleraar macro-economie verbonden aan de economische faculteit van de Universiteit van Amsterdam.
‘Maatschappelijk verantwoord beleggen wordt veel meer mainstream’ Anne Gram is zelfstandig econoom, columnist voor de Financiële Telegraaf en adviseur van verschillende pensioenfondsen. Ook is ze als docent verbonden aan het pension executive programme van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
‘D
e belangrijkste grote trend is dat pensioenfondsen niet meer uitsluitend kunnen focussen op beleggingen. De eerste prioriteit is om verplichtingen te managen – ofwel balansmanagement. Beleggingen worden opgesplitst in een matching- en een rendementsportefeuille. De meeste fondsen doen daarom ook geen toezeggingen meer over indexatie, maar spreken over ambitie. Daarbij komt nog dat de buffervereisten zijn toegenomen. Fondsen gaan zekerheden op zekerheden stapelen en risico’s afdekken met langlopende rente-instrumenten. Door minder risico te nemen is er dus ook minder rendement. Er zal dus per saldo minder geindexeerd worden. Het raakt dus ook de evenwichtige belangenafweging. Maatschappelijk verantwoord beleggen wordt veel meer mainstream. Een paar jaar geleden ging nog het geluid dat het meer geld zou kosten. Het blijkt dat het niet per se veel meer oplevert, maar in ieder geval ook niet meer kost. Daarom gaan veel fondsen dat gewoon doen, ook omdat het werkelijk zinvol lijkt te zijn: als een bedrijf zich goed gedraagt kan het leiden tot een betere concurrentiepositie. Bovendien hebben fondsen steeds meer oog voor de uitlegbaarheid van de producten en de aandacht voor kosten. Daardoor beleggen ze steeds meer in passief beheerde producten. Dat is heel goed, want de dure producten gingen ten koste van het rendement en wat er werd uitgekeerd aan pensioenen. Tot slot zien we dat de pensioenfondsen al lang niet meer een sterke home bias hebben in hun beleggingsbeleid. Er wordt volop belegd in het buitenland, om de risico’s goed te spreiden. Om de Nederlandse economie wat te helpen zijn er wel een aantal initiatieven in infrastructuur en hypotheken. Het aantal aanbieders is echter nog laag, en de beleggingen moeten simpelweg ook gewoon rendement opleveren.’
ACHTERGROND
Consolidatie
Europa
Christian Sandee, Senior Consultant Strategie MN
Falco Valkenburg, Chairperson of the Pensions Committee of the Actuarial Association of Europe
‘D
e Nederlandse pensioensector gaat nog verder samenklonteren. Zowel op het niveau van uitvoeringsorganisaties als van pensioenfondsen. Sinds 1997 is het aantal fondsen gedaald van meer dan 1000 naar ongeveer 350. Ik denk dat het binnen enkele jaren verder daalt naar 200. Dat heeft te maken met nieuwe en aangescherpte wet- en regelgeving (zoals het FTK), strengere eisen aan bestuurders, toenemende complexiteit en druk op kosten. Bovendien groeien regelingen door de nieuwe fiscale en toezichtskaders steeds verder naar elkaar toe, waardoor fondsen makkelijker kunnen consolideren. Verdere consolidatie is meestal een goede zaak, omdat de uitvoerings- en vermogensbeheerkosten per deelnemer daardoor dalen. De toegenomen transparantie vormt daarin een belangrijke aanjager. Kleine pensioenfondsen kunnen bijvoorbeeld niet meer verantwoorden waarom de uitvoeringskosten veel hoger zijn dan bij een groter fonds. Verder zullen de grenzen tussen sectoren vervagen. Nu was er nog veel consolidatie binnen de sector. Die stroom is aan het opdrogen. Ondernemingspensioenfondsen en kleinere bedrijfstakpensioenfondsen die buiten een georganiseerde sector vallen, gaan kijken waar ze terechtkunnen. Een voorbeeld is de mogelijke toetreding van baggerbedrijf Boskalis tot het pensioenfonds voor de grafische bedrijven. Daarover zijn overigens wel Kamervragen gesteld, want verzekeraars zien het als oneigenlijke concurrentie. De verzekeraars zullen het zelf op de pensioenmarkt nog moeilijk blijven houden vanwege de lage rente. Premiepensioeninstellingen (PPI’s) blijven in veel gevallen onaantrekkelijk omdat ze alleen zuivere Defined Contribution-regelingen uitvoeren. Tot slot komt er de mogelijkheid om een Algemeen Pensioenfonds (APF) op te richten. Die mag meerdere regelingen gaan uitvoeren en de vermogens scheiden (ringfencen). Dat is interessant voor pensioenfondsen die willen opgaan in een groter geheel, maar ook enige zelfstandigheid willen behouden. Een beperking is dat het APF waarschijnlijk geen verplichtgestelde bedrijfstakregelingen mag uitvoeren. Wanneer je een groot deel van de markt uitsluit, blijven er weinig partijen die iets met de APF kunnen. We weten pas meer als het APF-wetsvoorstel aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Dan zullen we zien of de APF een game changer in de consolidatie kan worden.’
‘Het aantal fondsen zal verder dalen’ Christian Sandee is sinds 2007 werkzaam als strategieconsultant bij MN. Na een opleiding Commerciële Economie behaalde hij een MSc in Strategic Management aan Tilburg University en een MSc in Management Consultancy aan RSM Erasmus University. Onlangs schreef hij een hoofdstuk over consolidatie van de Nederlandse pensioensector, in een bundel van Pensioen Bestuur en Management.
‘Ik denk dat we ons de komende jaren moeten richten op de mogelijkheden om langer door te werken’ Falco Valkenburg is sinds 1999 namens het Koninklijk Actuarieel Genootschap afgevaardigd in de ‘Actuarial Association of Europe’. Van 2006 tot 2011 was hij ‘Chairman of the Investment and Financial Risk Committee’. Sinds 2011 bekleedt hij de functie van Chairperson of the Pensions Committee of the Actuarial Association of Europe. Meer info op www.falcovalkenburg.eu
‘I
n heel Europa zie je dat de eerste en tweede pijler soberder wordt. Zo wordt in Nederland de pensioenleeftijd verhoogd, gaan de opbouwpercentages omlaag en is er een aftoppingsgrens. Daarom vindt Brussel dat de derde pijler in Europa belangrijker moet worden. Mensen moeten in staat worden gesteld om individueel bij te sparen. Ik heb daar mijn twijfels over. Is het dan ineens wel betaalbaar? Ik kan me niet voorstellen dat de gemiddelde Europeaan kan sparen om toch op 65-jarige leeftijd met pensioen te gaan. We leven langer en over het algemeen blijven we langer gezond. De enige echte consequentie daarvan is langer doorwerken om dat te bekostigen. Het wordt nu als een versobering gezien dat je niet op je 65ste met pensioen kunt, maar is dat wel zo? De waarde van het pensioen blijft gelijk, net als de totale uitkeringsduur. Deze start alleen later. Ik denk dat we ons de komende jaren moeten richten op de mogelijkheden om langer door te werken. En dat we ervoor zorgen dat mensen doen wat ze ook echt wíllen doen. Waarom stoppen met doen wat je leuk vindt? Ik zou graag zien dat daar meer aandacht voor komt. Eerder dit jaar is er een voorstel vanuit toezichthouder EIOPA gekomen om het toezicht aan te passen. Daarin staat consumer protection centraal, het beschermen van werknemers. De komende jaren wordt dat thema belangrijker. Nederland zit wat dat betreft al in de voorhoede van Europa. Er is veel transparantie over regelingen en deelnemers worden goed geïnformeerd in vergelijking met andere Europese landen. Maar ik hoor ook tegengeluiden. Dat de tweede pijler een sociale overeenkomst is en er niet in dezelfde mate over gecommuniceerd hoeft te worden als bij een verzekeringsproduct. Ik denk dat het júíst belangrijk is om over de regelingen in de tweede pijler te communiceren, omdat mensen geen keuze hebben. In Nederland gaat het heel aardig, maar in de rest van Europa kan het beter. Ik hoop dat Nederland zich de komende jaren in de discussie mengt en het goede voorbeeld geeft.’
OMNI Q4’14 | 39
MVB
PRI-richtlijnen
PRI-richtlijnen
MVB
Verantwoord beleggen naar VN-maatstaven Het is alweer zo’n zeven jaar geleden dat maatschappelijk verantwoord beleggen in een stroomversnelling raakte. Dit gebeurde als gevolg van een uitzending van het televisieprogramma Zembla over beleggen in de wapenindustrie. Sindsdien zijn de Principles for Responsible Investment (PRI) van de Verenigde Naties onlosmakelijk verbonden met het beleggingsbeleid van institutionele beleggers. Tekst Joost Bijlsma Beeld Corbis
D
e zes Principles of Responsible Investment (PRI) zijn uitgangspunten voor verantwoord beleggen. Deze zijn ontwikkeld door de VN-organisatie UN PRI. Ondertekenaars van de PRI, zoals MN, houden zich hieraan en rapporteren hierover. Het eerste principe is dat issues rond milieu, sociale omstandigheden en ondernemingsbestuur (ESG-issues) onderdeel moeten uitmaken van beleggingsanalyse en besluitvorming. Verder worden de ondertekenaars geacht zich op te stellen als actieve aandeelhouders (het tweede principe). Beleggers hebben zelf de ruimte om invulling te geven aan dat actieve aandeelhouderschap. MN vult dit onder meer in via tien leidende beginselen (zie kader). ‘Internationale verdragen dienen vaak als toets’, vertelt director Responsible Investment Karlijn van Lierop van MN.
40 | OMNI Q4’14
Global Compact PVoor veel institutionele beleggers waaronder ook MN is het verdrag van de United Nations Global Compact een belangrijke kader voor het toetsen van beleggingen. Dit verdrag bindt bedrijven aan internationale principes op het gebied van mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu en anti-corruptie. Het verdrag is gestoeld op de Universele verklaring van de rechten van de mens en de verklaringen van de International Labour Organisation als het gaat om arbeidsomstandigheden. Van Lierop legt uit hoe dit in de praktijk uitpakt. ‘Als ondernemingen waarin wij beleggen zich niet houden aan principes van UN Global Compact, gaan wij direct met ze in dialoog. We maken onze zorgen kenbaar, bespreken deze en vragen de onderneming om hun beleid aan te passen. Het doel is natuurlijk gedragsverandering om zo de risico’s te mitigeren.’
Actief aandeelhouderschap ‘Als bedrijven mensenrechten schenden, spreken wij hen daar op aan. Oliemaatschappij Total is een voorbeeld van een bedrijf dat grote stappen heeft gezet en heeft inmiddels beleid en instrumenten voor handen om ook in landen zoals Angola en Burma mensenrechten te kunnen waarborgen. ’ Arbeidsomstandigheden zijn ook een belangrijk aandachtspunt voor actief aandeelhouderschap. ‘Zo zijn we in het verleden met het Amerikaanse winkelbedrijf Walmart in dialoog gegaan over arbeidsomstandigheden en vakbonden. Uit gesprekken bleek dat ze niet open stonden voor zorgen en hun beleid niet wilde veranderen. We hebben daarom onze aandelen verkocht. Alle opdrachtgevers gingen akkoord met dit besluit tot uitsluiting.’ Niet voor alles bestaat overigens één vast internationaal toetsingskader. Dat geldt bij het beoor
OMNI Q4’14 | 41
CARTOON
PRI-richtlijnen
delen van bedrijven op hun impact op milieu, natuur en biodiversiteit. Van Lierop. ‘Daarbij kijken wij bijvoorbeeld naar emissies en of ze in schone bronnen en technologie investeren.’ En ondernemingsbestuur? Van Lierop: ‘We kijken of beloningen in lijn zijn met performance, lange termijn doelen en nationaal beleid. Wij verwachten van bedrijven dat zij een beleid hebben dat voorschrijft hoe zij zorgen voor het respecteren van mensenrechten.’ Openheid Volgens Van Lierop is het overigens onmogelijk om met alle 3.000 bedrijven waarin MN via indexen belegt een dialoog te starten. ‘Daarom kiezen we voor ondernemingen waar wij de grootste ESG-risico’s zien.’ Steeds volgens de bekende procedure van aanspreken op gedrag, vragen om beleid en toepassing ervan. Transparantie is daarbij een belangrijke sleutel. Het derde principle van de PRI luidt niet voor niets: wij vragen van de bedrijven waarin we beleggen openheid over ESG-aspecten. Ook het uitsluiten van bedrijven en landen is gebaseerd op internationale sancties of verdragen die door Nederland zijn ondertekend. Zo belegt MN niet in landen en bedrijven die producten maken die in strijd zijn met door Nederland ondertekende internationale verdragen. Van Lierop geeft als voorbeeld producenten van antipersoonsmijnen en clustermunitie. Die sluiten we altijd uit, ook al staan ze in de reguliere aandelenindex.’ Krachten bundelen Actief aandeelhouderschap neemt in de Principles een prominente plaats in. Hetzelfde geldt voor samenwerking. Het vierde principe moedigt ondertekenaars hiertoe aan, evenals het vijfde. Wat Van Lierop een sterk punt van UN PRI vindt is dat de organisatie de krachten bundelt van grote en gerenommeerde internationale beleggers. Zij komen samen in stuurgroepen rond bepaalde thema’s. MN zit ook in deze commissies, vertelt ze: ‘Ik maak zelf bijvoorbeeld deel uit van de Water Steering committee en de Palm Oil Working group. Met die laatste proberen we te bereiken dat palmolie-
42 | OMNI Q4’14
Balans
‘De kunst is om een goede balans te vinden tussen rendement en je maatschappelijke verantwoordelijkheid’ bedrijven hun beleid veranderen. Zo willen we dat ze ontbossing voorkomen en geen plantages meer starten op veengrond. Onder meer door onze druk heeft palmoliegigant Wilmar vorig jaar een statement met die strekking naar buiten gebracht. Daaraan zie je dat we samen echt iets kunnen veranderen.’ Volgens Van Lierop is samenwerking en elkaar aanspreken de kern bij maatschappelijk verantwoord beleggen. Dat geldt ook bij het thema ketenverantwoordelijkheid, waarbij producenten leveranciers aanspreken op bijvoorbeeld kinderarbeid. Dit vergt overigens wel dat je zelf je zaakjes op orde hebt. Want wie anderen aanspreekt, moet zichzelf ook verbinden aan normen, stelt Van Lierop. ‘Hier geldt: practice, what you preach.’ En om goed aangesproken te kunnen worden, moet je verslaggeving in orde zijn. Dit is dan ook het zesde principle van de PRI. Eigen ruimte De focus bij de Principles en de beginselen van MN ligt vooral bij het voorkomen van bepaalde excessen. De opdrachtgevers van MN geven een eigen invulling aan maatschappelijk verantwoord
beleggen en verstrekken het mandaat daarvoor aan MN. Volgens Van Lierop draait het steeds om het vinden van de juiste balans tussen rendement en risico. Bedrijven die te veel maatschappelijke problemen veroorzaken, worden door MN uitgesloten. ‘We zouden daar het liefst niet in beleggen ook omdat we dan meer risico lopen. Aan de andere kant van het spectrum heb je bedrijven die maatschappelijk geweldig presteren, maar onvoldoende rendement maken.’ Tussen die twee uitersten zijn oneindig veel tinten grijs. Opdrachtgevers kunnen met eigen keuzes hun beleid aanscherpen. Een keuze kan bijvoorbeeld zijn dat ze de tien procent slechtst presterende bedrijven uit een aandelenindex laten halen (negative screening). Een andere keuze is om juist de goede bedrijven te belonen. Dat kan met een ‘geconcentreerde portefeuille’. Daarin kiest een opdrachtgever louter voor ondernemingen die in hun sectoren maatschappelijk gezien de beste prestaties leveren. Dat is een mogelijkheid die MN nog verkent. Van Lierop: ‘De kunst is om een goede balans te vinden tussen rendement en je maatschappelijke verantwoordelijkheid.’ |
ILLUSTRATIE AD KOLKMAN
MVB
10 beginselen De zes PRI-richtlijnen zijn door MN vertaald in tien leidende beginselen voor het beleggingsbeleid. Deze luiden als volgt:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
MN streeft naar een goed én verantwoord rendement MN draagt bij aan duurzame economische groei MN gaat corruptie tegen MN respecteert internationale verdragen MN eerbiedigt de mensenrechten MN eerbiedigt arbeidsnormen MN gaat voor een beter milieu MN streeft naar ketenverantwoordelijkheid MN let op deugdelijk bedrijfsbestuur MN legt verantwoording af
Colofon Nummer 4 | december 2014 OMNI is het relatiemagazine van MN dat vier keer per jaar verschijnt. Uitgever MN, Prinses Beatrixlaan 15, 2595 AK Den Haag, Postbus 30025, 2500 GA Den Haag, tel. +31(0)70 316 01 60 Hoofdredactie: Hester IJgosse
Eindredactie Ruben Langenhuizen, Riejanne Wolswinkel Redactie Joost Bijlsma, Michiel Cleij, Hans-Maarten Dagelet, Sander van Ginkel, Tom Gordijn, Wilma van Hoeflaken, Jacques van der Horst, Henk Jacobs, Patrick Janssen, Gerhard Sluiter, José de Vreede, André de Vos, Riejanne Wolswinkel Concept & realisatie Scripta Communicatie
Art direction Patk/Patrick Keeler Beeld ANP Photo, Corbis, Lars van den Brink, Linelle Deunk (cover), Patrick Keeler, Luis Mendo Cartoon Ad Kolkman Traffic Jacqueline Konermann Lithografie Grafimedia Amsterdam Drukwerk Kampert-Nauta
OMNI Q4’14 | 43
LOREMIPSUM
Loremipsum
‘DE KENTERING IS AL BEGONNEN’ Merel van Vroonhoven, bestuursvoorzitter AFM Pagina 8
44 | OMNI Q4’14