Provincie Groningen, Afdeling Beton en Waterbouw De heer L. Thoma Postbus 610 9700 AP GRONINGEN
Geachte heer Thoma, Op 18 april 2013 heeft u ons verzocht om vergunning op grond van art. 16 en 19d de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998),voor het uitvoeren van het project Kiek over Diek. Het project omvat het aanpassen van bestaande fietsroutes, deels het aanleggen van nieuwe fietspaden, transecten (aansluitingen op fietsroutes in het achterland) en aanleg van TOP's (toeristische overstappunten met parkeerplaats en informatievoorziening), tussen Lauwersoog en Nieuwe Statenzijl. De aan te leggen fietsroute wordt met meerdere 'kortsluitroutes' verbonden met dorpen in het achterland. Deze combinatie van fietsen op de grens van Waddenzee met een aantrekkelijk achterland waarbij voorzieningen kwalitatief en functioneel verbeterd zullen worden zal een impuls geven aan de recreatieve beleving van het noordelijke kustgebied. Het fietspad volgt grotendeels een bestaande route langs de dijk. Hier en daar zijn aanpassingen en wijzigingen van het bestaande fietspad of de aanleg van een voorziening nodig. Het traject ligt op de grens van het Natura 2000 gebied Waddenzee (inclusief Dollard) en gaat daarmee langs kwetsbaar gebied. Hoewel de ontwikkeling plaatsvindt buiten de begrenzing van Natura 2000 gebied, kan er nog steeds sprake zijn van externe werking en een mogelijk negatieve invloed op natuurwaarden. In de passende beoordeling die bij de aanvraag is gevoegd is nagegaan in hoeverre natuurwaarden verstoord of aangetast kunnen worden. Bij deze beoordeling is uitgegaan van mogelijke effecten op de beschermde waarden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Ook binnendijks gelegen gebieden kunnen van betekenis zijn voor soorten waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen, indien deze soorten deze gebieden periodiek gebruiken. De effecten op deze gebieden zijn bij de beoordeling betrokken. Over uw verzoek om een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 berichten wij u als volgt.
Procedureel Wij hebben uw aanvraag op 18 april 2013 ontvangen. Wij hebben de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. Voor een korte weergave van de inhoud van de aanvraag, de relevante wet- en regelgeving en het van toepassing zijnde beleid verwijzen wij naar bijlage 1 van het onderhavige besluit, welke integraal onderdeel uitmaakt van dit besluit. Hierin zijn tevens de inhoudelijke overwegingen opgenomen die aan dit besluit ten grondslag liggen en de bespreking van de inspraak. Reikwijdte vergunning Deze vergunning wordt verleend voor zover en overeenkomstig de in de aanvraag en de bijbehorende passende beoordeling beschreven wijze en uitvoering van de aanpassing van bestaande fietspaden, het deels aanleggen van nieuwe fietspaden, transecten (aansluitingen op fietsroutes in het achterland) en aanleg van TOP's (toeristische overstappunten met parkeerplaats en informatievoorziening) tussen Lauwersoog en Nieuwe Statenzijl en het gebruik ervan.
Besluit
Gelet op de aanvraag, de bepalingen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de in bijlage 1 van het onderhavige besluit vermelde overwegingen VERLENEN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GRONINGEN HIERBIJ VERGUNNING EX ARTIKEL 19D AAN: De Afdeling Weg en Waterbouw van de provincie Groningen t.a.v. de heer L. Thoma, voor de uitvoering van het project zoals beschreven in de aanvraag en de bijbehorende passende beoordeling, onderde navolgende voorschriften ter bescherming van het Natura 2000-gebied Waddenzee en de SBZ Dollard. Voor een korte weergave van de inhoud van de aanvraag, de relevante wet- en regelgeving en het van toepassing zijnde beleid verwijzen wij naar bijlage 1 van het onderhavige besluit, waarin tevens de inhoudelijke overwegingen zijn opgenomen die aan dit besluit ten grondslag liggen en de bespreking van de inspraak.
Bijlage 2 bevat de aanvraag voor dit besluit met de bijbehorende passende beoordeling en bij de aanvraag overgelegde topografische- en situatiekaarten. Genoemde bijlagen maken integraal onderdeel uit van deze vergunning. Voor zover de vergunningaanvraag niet in overeenstemming is met de gestelde voorschriften, zijn de voorschriften bepalend. Bij strijdigheid tussen de voorschriften en bijlagen bij dit besluit prevaleren deze als volgt: 1. De voorschriften. 2. Bijlage 1 (overwegingen). 3. Bijlage 2 (aanvraag met bijlagen). Gedeputeerde Staten van Groningen: , voorzitter.
, secretaris.
Aan de vergunning verbinden wij de navolgende voorschriften.
Voorschriften en beperkingen Algemeen 1. Als houder van deze vergunning wordt aangemerkt de afdeling weg en waterbouw van de provincie Groningen vertegenwoordigt door de heer L. Thoma, projectleider van het project Kiek over Diek, dan wel diens plaatsvervanger. 2. Deze vergunning mag uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de vergunninghouder of in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts) personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning. 3. Tijdens de uitvoering van de vergunde werkzaamheden dient een afschrift van deze vergunning op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn. Deze vergunning dient op eerste verzoek te worden getoond aan voor handhaving van deze vergunning bevoegde ambtenaren.
4. Van opgetreden incidenten dient onverwijld melding te worden gedaan aan Gedeputeerde Staten van Groningen onder overlegging van alle relevante gegevens, voor zover bekend. Onder een incident wordt in dit verband verstaan: 'een onvoorziene gebeurtenis, waarbij onbedoeld schadelijke stoffen en/of andere emissies vrijkomen, dan wel waardoor anderszins schade aan de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Waddenzee kan worden toegebracht, rekening houdend met de instandhoudingsdoelen'. Alle door of namens Gedeputeerde Staten van Groningen gegeven aanwijzingen dienen onverwijld te worden opgevolgd. Reikwijdte en geldigheidsduur van de vergunning 5. Deze vergunning wordt verteend voor onbepaalde tijd. 6.1 Deze vergunning wordt verleend voor werkzaamheden in verband met de uitvoering van het aanpassen en aanleggen van de volgende trajecten fietspaden (van west naar oost: zie voor de ligging de in bijlage 2 toegevoegde topografische- en situatiekaarten): Traject 1 Lauwersoog -Westpolder: binnendijks en buitendijks; Traject 2 Westpolder - Pieterburen aan zee: binnendijks; Traject 3 Pieterburen aan zee - Noordpolderzijl: Binnendijks. Traject 4 Noordpolderzijl - Noordkaap: Binnendijks; Traject 5 Noordkaap - Eemshaven: Binnendijks en kort gedeelte op kruin dijk; •
Traject 6 Eemshaven - Hoogwatum: op kruin dijk;
•
Traject 7 Hoogwatum - Delfzijl: Binnendijks en in Delfzijl op kruin;
•
Traject 8 Delfzijl - Termunterzijl: Binnendijks;
•
Traject 9 Termunterzijl - Dollard Sud: Binnendijks;
•
Traject 10 Dollard Sud - Nieuwe Statenzijl: Binnen- en buitendijks; voor zover het ontwerp en de uitvoering overeenkomen met hetgeen daaromtrent in de tot bijlage 2 behorende documenten is beschreven.
6.2 De in het eerste lid bedoelde werkzaamheden dienen uiterlijk 1 oktober 2015 te zijn uitgevoerd. 7.1 Tevens wordt vergunning verleend voor het realiseren op tien plaatsen langs het traject van overstapvoorzieningen met informatievoorzieningen op locaties bij Lauwersoog, Westpolder (Hoek Groninger noordkust-Lauwersmeer), Dijksterweg, bij Wierhuizen (bij beheergebouw Waterschap) Noordpolderzijl, Eemshaven (bij molen Goliath, Goliathspad 1/3), Delfzijl, nabij zeemuseum/zwembad, Termunterzijl bij de haven, Ambonezenbosje
bij de dijk in de Carel Coenraadpolder, Nieuwe Statenzijl nabij de sluis voor zover het ontwerp en de uitvoering overeenkomen met hetgeen daaromtrent in de tot bijlage 2 behorende documenten is beschreven. 7.2 De in het eerste lid bedoelde aanlegwerkzaamheden dienen uiterlijk 1 oktober 2015 te zijn uitgevoerd. Aanlegwerkzaamheden 8. De start van de werkzaamheden waarop deze vergunning betrekking heeft, dient 14 dagen voorafgaand te worden gemeld middels het in bijlage 3 opgenomen meldingsformulier. 9. De vergunde werkzaamheden dienen overeenkomstig de in de bijlage 1 onder hoofdstuk 14 Overzicht van mitigerende maatregelen (aanlegfase) opgenomen en beschreven wijzen en perioden van uitvoering te worden verricht. 10. Indien de vergunde werkzaamheden of onderdelen daarvan in een andere periode of op een andere wijze worden uitgevoerd dan die beschreven in bijlage 1 onder hoofdstuk 14 Overzicht van mitigerende maatregelen {aanlegfase) of anderszins in afwijking van deze vergunning plaats zullen vinden, dient: a. vergunninghouder ervoor zorg te dragen dat de gevolgen van deze qua planning of uitvoering gewijzigde uitvoering voor de in de passende beoordeling beschouwde soorten en habitats niet anders of nadeliger zijn dan de in de passende beoordeling ten aanzien van de beschouwde soorten en habitats gehanteerde gevolgen; b. vergunninghouder, ten minste vier weken voor aanvang van de qua planning gewijzigde uitvoering. Gedeputeerde Staten schriftelijk te verzoeken hiermee in te stemmen. Dit verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop vergunninghouder aan het onder a. voorgeschrevene zal voldoen. Gebruik na aanleg 11. Het openstellen en gebruiken van de aangelegde voorzieningen dient overeenkomstig de in de bijlage 1 onder hoofdstuk 14 Overzicht van mitigerende maatregelen (gebruiksfase) opgenomen en beschreven mitigerende maatregelen te geschieden. 12. Indien verlichting ten behoeve van de gebruiksfase wordt aangebracht dan dient deze te worden uitgevoerd door middel van groene verlichting, tenzij dit vanwege veiligheidsredenen niet mogelijk is.
Slotbepalingen 13. De vergunninghouder is redelijkenwijs verplicht alle door Gedeputeerde Staten te geven aanwijzingen onverwijld op te volgen. 14. Onverlet het bepaalde in artikel 43, lid 2, van de Nb-wet 1998 kunnen de voorschriften en beperkingen waaronder deze vergunning is verleend worden gewijzigd of aangevuld indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten van Groningen blijkt dat de vergunde activiteiten gevolgen hebben die anders of nadeliger voor het Natura 2000-gebied Waddenzee zijn dan uit de bij dit besluit gebruikte informatie blijkt. 15. Onverlet het bepaalde in artikel 43, lid 2 van de Nb-wet 1998 kan, indien op enig moment mocht blijken dat de vergunde activiteiten, rekening houdend met de betrokken instandhoudingsdoelen, schade aan de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Waddenzee dreigen toe te brengen die niet door het treffen van maatregelen kan worden voorkomen, deze vergunning door ons worden ingetrokken. Intrekkingsbevoegdheid 16. Het niet naleven van de voorschriften van deze vergunning kan, naast eventuele strafvervolging, intrekking van de vergunning tot gevolg hebben.
Afschrift van deze vergunning wordt gezonden aan het Ministerie van EZ en aan partijen die vooreen zienswijze op de vergunningaanvraag zijn benaderd; Burgemeesteren wethouders gemeente Delfzijl Burgemeesteren wethouders gemeente de Marne Burgemeester en wethouders gemeente Oldambt Burgemeesteren wethouders gemeente Eemsmond Waterschap Hunze en Aa's Waterschap Noorderzijlvest Groningen Seaports Vereniging van oevereigenaren en gebruikers Avifauna Groningen Waddenvereniging
Bezwaar
Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan tegen dit besluit binnen zes (6) weken na de kennisgeving van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten, Postbus 610, 9700 AP Groningen. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en tenminste bevatten: Naam en adres van de indiener Dagtekening Omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht De gronden van het bezwaar
Kennisgeving Van dit besluit zal door ons kennis worden gegeven door publicatie het Dagblad van het Noorden
Bijlagen Bijlage 1: Motivering van het besluit Bijlage 2: De aanvraag en de bijbehorende documenten (passende beoordeling en toegevoegde topografische- en situatiekaarten) Bijlage 3: Meldingsformulier
Bijlage 1: Overwegingen bi] vergunning Kiek over Diek 1.
Project Kiek over Diek
Op 24 april 2013 hebben wij een aanvraag ontvangen van de provincie Groningen (Afdeling Beton en Waterbouw) voor een vergunning op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) voor het project Kiek over Diek. Het te vergunnen project omvat het aanpassen van bestaande fietsroutes, deels het aanleggen van nieuwe fietspaden, transecten (aansluitingen op fietsroutes in het achterland) en aanleg van TOP's (toeristische overstappunten met parkeerplaats en informatievoorziening), tussen Lauwersoog en Nieuwe Statenzijl. De aan te leggen fietsroute wordt met meerdere 'kortsluitroutes' verbonden met dorpen in het achterland. Deze combinatie van fietsen op de grens van Waddenzee met een aantrekkelijk achterland waarbij voorzieningen kwalitatief en functioneel verbeterd zullen worden zal een impuls geven aan de recreatieve beleving van het noordelijke kustgebied. Het fietspad volgt grotendeels een bestaande route langs de dijk. Hier en daar zijn aanpassingen en wijzigingen van het bestaande fietspad of de aanleg van een voorziening nodig. Het traject ligt op de grens van het Natura 2000 gebied Waddenzee (inclusief Dollard) en gaat daarmee langs kwetsbaar gebied. Hoewel de ontwikkeling plaatsvindt buiten de begrenzing van Natura 2000 gebied, kan er nog steeds sprake zijn van externe werking en een mogelijk negatieve invloed op natuurwaarden. In de passende beoordeling die bij de aanvraag is gevoegd is nagegaan in hoeverre natuurwaarden verstoord of aangetast kunnen worden. Bij deze beoordeling is uitgegaan van gebiedsbeschermde waarden in het kader van de Nb-wet 1998. Ook binnendijks gelegen gebieden kunnen van betekenis zijn voor soorten waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen, indien deze soorten deze gebieden periodiek gebruiken. De effecten op deze gebieden zijn bij de beoordeling betrokken. 2.
Huidige situatie
Er wordt in de huidige situatie binnendijks gefietst. Plaatselijk is het mogelijk om de dijk over te steken en buitendijks te fietsen of te wandelen. Het betreden van de kwelder is alleen mogelijk bij de laarzenpaden. Deze zijn in het kader van het kwelderherstel project voorzien in de Westpolder (hoek Groningse noordkust met Lauwersmeer) en bij Noordpolderzijl (oostzijde havenkanaal). Bij Nieuwe Statenzijl, bij de Kiekkaaste is de hele route uitgevoerd als vlonderpad. Deze laarzenpaden zijn onderdeel van het kwelderherstel project. Het is plaatselijk mogelijk over de kruin van de dijk te wandelen, waarbij dwarshekken met behulp van een opstap gepasseerd kunnen worden. 3. Aanleg en gebruik Volgens de aanvraag betreft het project Kiek over Diek het in gebruik nemen en deels aanleggen van de volgende trajecten (van west naar oost (zie voor de ligging de als bijlage toegevoegde topografische- en situatiekaarten): Traject 1 Lauwersoog - Westpolder: binnendijks en buitendijks; Traject 2 Westpolder - Pieterburen aan zee: binnendijks; Traject 3 Pieterburen aan zee - Noordpolderzijl: Binnendijks. Twee gedeelten buitendijks van okt t/m mei gesloten; Traject 4 Noordpolderzijl - Noordkaap: Binnendijks; Traject 5 Noordkaap - Eemshaven: Binnendijks en kort gedeelte op kruin dijk; • Traject 6 Eemshaven - Hoogwatum: op kruin dijk; o Traject 7 Hoogwatum - Delfzijl: Binnendijks en in Delfzijl op kruin; • Traject 8 Delfzijl - Termunterzijl: Binnendijks; o Traject 9 Termunterzijl - Dollard Sud: Binnendijks; • Traject 10 Dollard Sud - Nieuwe Statenzijl: Binnen- en buitendijks. Buitendijks van okt t/m mei gesloten. Op tien plaatsen langs het traject worden overstapvoorzieningen gerealiseerd, toeristische overstappunten (TOP's), met basale recreatieve voorzieningen (locaties Lauwersoog, Westpolder (Hoek Groninger noordkust-Lauwersmeer), Dijksterweg, bij Wierhuizen (bij beheergebouw
Waterschap) Noordpolderzijl, Eemshaven (bij molen Goliath, Goliathspad 1/3), Delfzijl, nabij zeemuseum/zwembad, Termunterzijl bij de haven, Ambonezenbosje bij de dijk in de Carel Coenraadpolder, Nieuwe Statenzijl nabij de sluis). 4. Wettelijk kader Artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan een dergelijke vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteitvan de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Artikel 19e, sub a, sub b en sub c, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat Gedeputeerde Staten van Groningen bij het verlenen van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998 rekening houden met: - de mogelijke gevolgen van een project of andere handeling, waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingdoelstelling kan hebben voor een Natura 2000-gebied; - een op grond van artikel 19a of artikel 19b, van de Nb-wet 1998, vastgesteld beheerplan; - vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede regionale en lokale bijzonderheden. Artikel 19f, eerste lid, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat voor projecten waarover Gedeputeerde Staten van Groningen een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, nemen, en die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000gebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, de initiatiefnemer alvorens Gedeputeerde Staten van Groningen een besluit nemen, een Passende Beoordeling maakt van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied. Artikel 19f, derde lid, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat de verplichting tot het maken van een Passende Beoordeling bij de voorbereiding van een besluit op grond van artikel 19d, lid 1, niet geldt in gevallen waarin degene die een project, waarop dat besluit betrekking heeft, onderneemt, daarmee een project ten aanzien waarvan reeds eerder een Passende Beoordeling is gemaakt, herhaalt of voortzet, voor zover de Passende Beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren omtrent de significante gevolgen van dat project. 5.
Beschermde natuurmonumenten
Artikel 60 van de Nb-wet 1998 bepaalt onder andere dat besluiten welke genomen zijn op basis van de Nb-wet uit 1968 (waaronder de besluiten tot aanwijzing van het natuurmonument 'Waddenzee'), gelden als besluiten welke genomen zijn op basis van artikel 10 van de Nb-wet 1998 (besluiten ter aanwijzing van beschermde natuurmonumenten). Artikel 10, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat de Minister van EZ bij besluit een natuurmonument kan aanwijzen als beschermd natuurmonument. Artikel 10a, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat de Minister van EZ gebieden aanwijst ter uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Lid 3 van dit artikel stelt dat de instandhoudingsdoelstelling van deze gebieden mede betrekking kan hebben op doelstellingen ten aanzien van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied, anders dan vereist ingevolge de Vogel- en Habitatrichtlijn. Artikel 15a, lid 2, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat een besluit houdende aanwijzing van een natuurmonument als beschermd natuurmonument onder de Nb-wet 1998 vervalt met ingang van het tijdstip waarop dat beschermd natuurmonument deel uitmaakt van een Natura 2000-gebied. Indien met toepassing van het tweede lid van artikel 15a een besluit houdende de aanwijzing van een natuurmonument als beschermd natuurmonument geheel of gedeeltelijk is vervallen, heeft de instandhoudingsdoelstelling voor het op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied, voor het gedeelte van het gebied waarop de aanwijzing als beschermd natuurmonument betrekking had, mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals was bepaald in het vervallen besluit (art. 15a, derde lid).
In het kader van de Crisis- en Herstelwet is de Nb-wet 1998 per 1 maart 2010 zodanig gewijzigd door toevoeging van art. 19ia, dat voor handelingen die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuunwetenschappelijke betekenis van het Natura 2000 gebied anders dan vereist ingevolge de Vogel- en habitatrichtlijnen, of het gebied ontsieren, het (lichtere) beschermingsregime van art. 16 Nbwet 1998 van toepassing is. In gevolge de Wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht (Staatsblad 2013, nr. 144, gedeeltelijk in werking getreden op 25 april 2013, Staatsblad 2013, 145) is artikel 19ia gewijzigd in de zin dat door toevoeging van een vierde lid aan dit artikel is bepaald dat artikel 65 van de wet niet van overeenkomstige toepassing is op handelingen als bedoeld in het eerste lid van artikel 19ia. Dit betekent dat de zogenaamde 'externe werking' ten aanzien van de 'oude natuurmonumenten' is komen te vervallen. Nu van het project louter dergelijke externe effecten zijn te verwachten is er geen aanleiding een vergunningplicht op grond van artikel 16 van de Natuurbeschermingswet aan te nemen. 6. Aanwijzingsbesluiten Natura 2000 De Nb-wet 1998 regelt onder andere de aanwijzing van natuurgebieden. Natura 2000-gebieden worden aangewezen middels een aanwijzingsbesluit van de Ministervan EZ. De inhoud van de aanwijzingsbesluiten is voor Natura 2000-gebieden van groot belang, omdat het onder meer het referentiekader biedt voor het beheerplan, de beoordeling van projecten en de vergunningverlening. Op 25 februari 2009 heeft de Minister van EZ zeven gebieden (Waddenzee, Duinen en Lage land Texel, Duinen Vlieland, Duinen Terschelling, Duinen Ameland, Duinen Schiermonnikoog en Noordzeekustzone) aangewezen als Natura 2000-gebied. De Eems-Dollard valt voor zover het de aanwijzing als Vogelrichtlijngebied betreft binnen de begrenzing van de Waddenzee. De Eems-Dollard is voor het Habitatrichtlijngebied op 14 september 2007 aangemeld als Natura 2000-gebied en op 12 december 2008 door de Europese Commissie op de communautaire lijst geplaatst. Op 15 maart 2011 heeft de Staatssecretaris van EZ het Lauwersmeer aangewezen als Natura 2000gebied. 7.
Beheerplan
De Nb-wet 1998 bepaalt in artikel 19a dat voor Natura 2000-gebieden het opstellen van een beheerplan verplicht is. Een beheerplan beschrijft wat er nodig is om de duurzame staat van instandhouding van natuurwaarden te behouden of te ontwikkelen en aan de instandhoudingsdoelen te voldoen. Het beheerplan moet een belangrijke bijdrage leveren aan het streven om de natuur te behouden in de Natura 2000-gebieden (Ministerie van EZ; handreiking beheerplan Natura 2000gebieden; september 2005). Bij de voorbereiding van en besluitvorming over de aanvraag was nog geen beheerplan voor een van de gebieden, waarop dit besluit betrekking heeft, van kracht. 8.
Geen beheer, nieuw project
De aangevraagde activiteiten zijn niet nodig voor en houden geen verband met het beheer van onder de Nb-wet 1998 aangewezen gebieden. Het onderhavige initiatief is niet eerder passend beoordeeld in het kader van de Nb-wet 1998. De onderhavige aanvraag heeft betrekking op een project zoals benoemd in artikel 19d Nb-wet 1998. 9.
Mogelijk significante gevolgen
Uit artikel 19f, lid 1, van de Nb-wet 1998 volgt dat voor projecten die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende
gebied, door de initiatiefnemer een Passende Beoordeling wordt opgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen. Artikel 19g, lid 1, van de Nb-wet 1998 stelt dat een vergunning slechts verleend kan worden indien het bevoegd gezag zich ervan verzekerd heeft dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied niet aangetast zullen worden. Het Europese Hof van Justitie heeft in zijn uitspraak van 7 september 2004 aangegeven dat een Passende Beoordeling slechts dan achterwege kan worden gelaten, indien op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het voorgenomen project afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor het betrokken gebied. Een plan of project heeft significante gevolgen wanneer het de instandhoudingsdoelstellingen van een gebied in gevaar dreigt te brengen. Dat wil zeggen: in het geval het onmogelijk of onwaarschijnlijk wordt om de doelen van het in stand houden van een gebied te realiseren, en/of als er sprake is van een onherstelbare vernietiging van een vitale component van het natuurlijke systeem dat van essentieel belang is voor het gebied (art.19d, lid 1; Nb-wet 1998).^ Bij het voorgenomen project kunnen dergelijke gevolgen niet bij voorbaat uitgesloten worden. Derhalve concluderen wij dat een Passende Beoordeling conform artikel 19f van de Nb-wet 1998 vereist is. In opdracht van de initiatiefnemer is daarom een Passende Beoordeling uitgevoerd door Grontmij. De rapportage van deze Passende Beoordeling inclusief bijlagen zijn bij de aanvraag gevoegd. Uit art. 19iajoart. 16Nbwet1998 volgt dat handelingen die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis van het Natura 2000 gebied anders dan vereist volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn, verboden zijn zonder vergunning. De Passende Beoordeling bevat voldoende informatie om te kunnen beoordelen of sprake is van een dergelijke handeling. 10. Bevoegdheid tot vergunningverlening Op grond van artikel 2 eerste lid gelezen in samenhang met artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen het bevoegd gezag. Op 30 november 2005 is het Besluit vergunningen Nb-wet 1998 (hierna: het Vergunningenbesluit) (Staatsblad 2005, nr. 594) in werking getreden. De in dit Vergunningenbesluit specifiek opgesomde activiteiten worden aangemerkt als projecten of andere handelingen of categorieën van gebieden als bedoeld in artikel 19d, lid 3, van de Nb-wet 1998. Voor deze specifieke activiteiten geldt de minister van Economische Zaken (i.e. de Staatssecretaris) als bevoegd gezag. Van dergelijke activiteiten is in dit geval geen sprake. 11. Vergunningplichten procedure De aangevraagde activiteiten kunnen effecten hebben op de volgende Natura 2000-gebieden: Waddenzee De Waddenzee is op 25 februari 2009 aangewezen als Natura 2000-gebied (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied) en was een beschermd natuurmonument. Eems-Dollard estuarium Het Eems-Dollard Estuarium maakt, voor zover het de Vogelrichtlijn betreft, onderdeel uit van de aanwijzing Natura 2000-gebied Waddenzee. Het gebied zal voor het Habitatrichtlijngebied te zijner tijd onder de Nb-wet 1998 onderdeel uitmaken van het Natura 2000-gebied Waddenzee. Het EemsDollard estuarium is voor het Habitatrichtlijngebied op 14 september 2007 aangemeld als Natura 2000-gebied en op 12 december 2008 door de Europese Commissie op de communautaire lijst geplaatst. Gelet op artikel 1, onder n, van de Nb-wet 1998 vallen onder het begrip 'Natura 2000gebied' niet alleen de op grond van artikel 10a van de wet aangewezen gebieden, maar ook de
HvJEG 7 september 2004, zaak C-127/02 (Kokkelvisserij)
gebieden die door de Europese Commissie op de lijst van gebieden van communautair belang, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, derde volzin, van richtlijn 92/43/EEG zijn geplaatst. Gelet op de systematiek van de Habitatrichtlijn, zoals die volgt uit artikel 4, tweede lid, in samenhang met artikel 4, vijfde lid, moet worden geoordeeld dat artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn uitsluitend geldt voor gebieden die zijn vermeld op de vastgestelde communautaire lijst als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. Uit hoofde van de Habitatrichtlijn is er geen grondslag om rekening te houden met het voornemen tot een andere, ruimere begrenzing van het gebied dan zoals het is vermeld op de communautaire lijst 1. Naar analogie achten wij evenmin grondslag aanwezig om rekening te houden met het voornemen tot aanwijzing van andere natuurlijke habitattypen en -soorten dan vermeld op de communautaire lijst. Zienswiize ingevolge artikel 44 Nb-wet 1998 De volgende instanties zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen: B&W van de gemeenten Eemsmond, Oldambt, de Marne, Delfzijl; De Waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's; De Waddenvereniging; Avifauna De Ver. Van oevereigenaren en gebruikers Alleen van deze laatste is een reactie gekomen. De Vereniging van Oevereigenaren en gebruikers geeft aan kennis te hebben genomen van de aanvraag en wenst verder geen zienswijze in te dienen. 12. Selectie van relevante natuurwaarden N2000 en SBZ (Vogel- en habitatrichtlijngebied) Dollard 12.1 Habitattypen De zones met open water langs de kust kunnen gerekend worden tot Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken (Hl 110) zoals langs de dijk met het Lauwersmeer en grote delen van de kust tussen Eemshaven en Delfzijl waar kwelders grotendeels ontbreken. Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten (Hl 140) worden plaatselijk langs het Lauwersmeer aangetroffen, ten westen van de Eemshaven, ten zuidoosten van de Eemshaven (Voolhok), tussen Delfzijl en Nansum (NW van Delfzijl) en tussen Termunterzijl en Punt van Reide. Meest voorkomend zijn de begroeide kwelders met de habitattypen Eenjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia spp. en andere zoutminnende soorten ( Hl 310), Schorren met slijkgrasvegetatie {Spartinion maritimae) (Hl320) en Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae; H1330) (RWS 2002. Kwelderatlas, kaart habitattypen). 12.2 Broedvogels De kwelders langs de noordkust (met een lage begroeiing) zijn van belang voor meerdere kustbroedvogels zoals bergeend, scholekster, kluut, kievit, tureluur, kokmeeuwen noordse stern. Van de broedvogels langs de vastelandskust (Noordkust, Eems, Dollard incl. polder Breebaart, en de Lauwersmeer) is tussen 1987 en 2008 geen enkele soort in aantal toegenomen, is bijna de helft van de soorten stabiel gebleven en ruim de helft in aantal afgenomen. Kluten, plevieren, meeuwen en sterns zijn na 2005 sterk afgenomen en van vaste concentraties is nauwelijks meer sprake. Het aantal soorten broedvogels op de Dollardkwelders is groter dan langs de noordkust, vooral ook door een groter aantal soorten van hogere gras- of rietvegetaties. De ontwikkelingen in de Dollard lijken ook iets gunstiger, met een groter aantal stabiele soorten (provincie Groningen 2011; Bos 2011). Belangrijke oorzaken voor de achteruitgang zijn onder andere de toename van door zeekweek gedomineerde kwelders (Bos 2011), het overstromingsrisico door stormvloeden en predatie, en plaatselijk ook voedselschaarste (van Kleunen et al 2010; Bos 2011). Van de doortrekkende en pleisterende steltlopers (zoals scholekster, zilverplevier, bonte strandloper), eenden, ganzen, meeuwen en sterns zijn van de steltlopers de wormeneters (bijv. de tureluur) in het algemeen toegenomen, maar de schelpdiereters (bijv. scholekster) sterk afgenomen, vooral in de
westelijke Waddenzee. In de oostelijke Waddenzee zijn de aantallen van de schelpdiereters weinig veranderd (Provincie Groningen 2011). Polder Breebaart (73 ha) is een binnendijkse polder met een brak karakter door de aanwezigheid van een regelbare duikeropening in de zeedijk, waardoor bij vloed zeewater binnenstroomt en bij eb uitstroomt. Dit brakwatergebied functioneert niet alleen als rustplaats voor overtijende vogels van de Dollard (zie verder), maar is ook een belangrijke broedplaats voor Kluten (2001-2004 154- 824 broedparen) en andere watervogels waarvoor de Waddenzee is aangewezen. Grenzend aan de Dollard vormt het gebied één van de belangrijkste broedterreinen van de soort in dit deel van het Waddengebied (Nota van toelichting Natura 2000-gebied Waddenzee; Ministerie van EZ 2012). Buiten de begrenzing van Natura 2000 ligt Ruidhorn met aangrenzende natuurontwikkelingsgebieden (circa 70 ha). Dit gebied omvat tussen 1997 en 2011 aangelegde binnendijks gelegen natuur met deels brakke plassen en enkele eilandjes, grazige vegetaties en rietvegetaties langs de plassen en tochtsloten. Dit brakwatergebied functioneert niet alleen als rustplaats voor overtijende vogels van de Waddenzee (zie verder), maar is voor 23 broedvogelsoorten van belang. Van deze soorten is de kwalificerende broedvogelsoort kluut met 251 broedparen in 2011 waargenomen (Brenninkmeijer et al 2012). In de buurt, op enkele kilometers ten westen van De Ruidhorn hebben in 2012 langs het fietspad twee paar velduil (binnen- en buitendijks) en één paar blauwe kiekendief (buitendijks) gebroed (med. A. Brenninkmeijer 2013). 12.3 Niet-broedvogels De kwelders in het Waddengebied zijn vanouds belangrijke foerageergebieden voor doortrekkende en overwinterende brand- en rotganzen. De aantalsontwikkeling van overwinterende brandganzen langs de noordkust en de rest van Groningen schommelt sterk. In strenge winters ontbreken ze, maar in sommige jaren lopen de aantallen op tot 30.000 exemplaren in heel Groningen. Op de kwelders nemen de aantallen de laatste jaren af, maar het totaal voor de provincie neemt toe (Provincie Groningen 2011). De buitenranden van de kwelders en droogvallende platen op enige afstand van de kust worden gebruikt als hoogwatervluchtplaats (HVP) en dienen voor sommige soorten ook als slaapplaats. Belangrijke HVP's liggen langs de hele Waddenkust op dijken, kwelders en in havens. Voor het gebied tussen Eemshaven en Punt van Reide zijn er HVP's op de kuststrook ten zuidoosten van de Eemshaven (o.a. Voolhok) en op wat grotere afstand uit de kust ook op eiland Hond en Paap, in de haven van Delfzijl en Termunterzijl, op Punt van Reide en in Polder Breebaart. Een slaapplaats voor wilde eend is aanwezig tussen Eemshaven en Holwierde en aan de kust tussen Termunterzijl en Piemel. Wulp heeft een slaapplaats nabij Eemshaven en Voolhok en aalscholver slaapt onder andere op het eiland Hond. De meeste ganzen- en eendensoorten slapen ook op het water van de Dollard (Bakker 2012). 12.4 Zeehonden Gewone zeehond wordt aangetroffen ten zuidoosten van de Eemshaven (Hond en Paap) en bij de uitmonding van de Polder Breebaart / Punt van Reide. Voor Polder Breebaart is in verband met de buitendijkse aanwezigheid van zeehonden (gewone zeehond) op grond van artikel 20 van de Nbw 1998 de toegankelijkheid beperkt. Dit geeft met name beperkingen aan het uitvoeren van buitendijkse maatregelen en activiteiten.
13 Effectenanalyse Wij hebben beoordeeld of tijdens de werkzaamheden effecten kunnen optreden op de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Waddenzee en de SBZ Dollard. De volgende effecttypen zijn mogelijk aan de orde voor het project Kiek over Diek: o Vernietiging natuurlijke habitats en/of habitats van soorten door ruimtebeslag; o Verstoring door geluid (en trillingen); o Verstoring door licht;
• Optische verstoring (aanwezigheid en beweging door mensen); o Verandering kwaliteit (leef)milieus door stikstofdepositie. Aan deze aspecten is ruim aandacht besteed binnen de door de Grontmij BV uitgevoerde Passende beoordeling d.d. 11 april 2013 (projectnummer: 316548), die door ons ten grondslag is gelegd aan de beoordeling in deze vergunning. 13.1 Aantasting habitattypen Verslechtering van de kwaliteitvan een habitat treedt op wanneer in een bepaald gebied de door dit habitat ingenomen oppervlakte afneemt, of wanneer het met de specifieke structuur en functies die voor de staat van instandhouding van de met dit habitat geassocieerde typische soorten, in dalende lijn gaat in vergelijking met de begintoestand. Onder verslechtering wordt de fysieke aantasting van een habitat verstaan. Beoordeling Uit de Passende beoordeling blijkt dat deze effecten kunnen worden uitgesloten, omdat geen sprake is van het uitvoeren van werkzaamheden binnen het N2000 gebied, waardoor oppervlakteverlies is uitgesloten. Effecten van vermesting tgv de aanlegwerkzaamheden worden in de passende beoordeling uitgesloten (zie onder 3.4 van dit besluit). Effecten op met dit habitat geassocieerde typische soorten zullen tijdelijk zijn (zie ook onder vogels en zeezoogdieren) en kunnen worden gemitigeerd. De natuurlijke kenmerken zullen niet worden aangetast. Wij delen de analyse uit de Passende beoordeling. Conclusie: Wij zijn van mening dat op basis van de objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het project Kiek over Diek kan leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Waddenzee of de SBZ Dollard (Habitattypen). 13.2 Broedvogels en Niet-broedvogels In de Passende beoordeling is uitgebreid ingegaan op de mogelijk effecten van het project Kiek over Diek op broedvogels en niet-broedvogels waarvoor instandhoudingsdoelstellingen gelden in het kader van Natura2000. Naar aanleiding van de uitkomsten van de Passende beoordeling kan worden geconcludeerd dat indien de voorgestelde mitigerende maatregelen in acht worden genomen, geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura2000 gebied Waddenzee of de SBZ Dollard zal plaatsvinden. Een andere beschrijving van de effectbeoordeling met de mogelijkheden tot mitigatie voor de soortgroepen broedvogels en niet-broedvogels is in de Passende beoordeling opgenomen. Wij delen de analyse uit de Passende beoordeling. Beoordeling In de aanlegfase zullen de werkzaamheden voor de aanleg van nieuwe fietsroutes en nieuwe en aan te passen TOP's zo veel mogelijk plaats vinden buiten de gevoelige periode van kwalificerende soorten. De mitigerende maatregelen betreffen aangepaste werktijden voor broedvogels en/of nietbroedvogels. Effecten van geluid kunnen daarmee voorkomen worden. Omdat overdag gewerkt wordt, zijn effecten van licht niet aan de orde. De uitvoeringsmaatregelen zijn tijdelijk van aard. In de gebruiksfase kunnen effecten optreden als gevolg van de aanwezigheid van mensen (optische verstoring). Uit de effectbeoordeling in de Passende beoordeling blijkt dat op de trajecten 1,2,3, 6, 7, 8, 9 en 10 een significante verstoring op broedvogels, niet-broedvogels en de Habitatrichtlijnsoort gewone zeehond kan worden uitgesloten. Bij traject 2 zijn in een voortoetsfase drie mogelijk gevoelige gebieden aangegeven. In de voortoetsfase zijn deze benoemd en aan het bevoegd gezag voorgelegd. Het westelijke deel van traject 2 is gevoelig vanwege de voorkomende broed- en niet-broedvogels en de aanwezige reliëfsprong tussen de hoge en lage kwelder, het oostelijke deel vanwege de smalle kwelders en de gevoeligheid voor verstoring van broedvogels en voor niet-broedvogels vanwege de HVP-functie, en het tussenliggende binnendijks gelegen plasje vanwege de relaties die vogels onderhouden tussen buiten- en binnendijkse natuur. Omdat de fietsroute bij traject 2 geheel binnendijks op het bestaande traject wordt gehandhaafd, is er geen sprake van verstoring van de twee grotere gevoelige gebieden. Bij het
binnendijkse plasje zal de mate van verstoring niet wezenlijk veranderen ten opzichte van de huidige situatie. In het winterhalfjaar is sprake van een zeer beperkte toename, en in het zomerhalfjaar is er enige toename tussen circa 10.00 en 18.00 uur waardoor een groot deel van de daglichtperiode min of meer ongestoord blijft. De verandering in gebruiksintensiteit leidt niet tot negatieve effecten. Ter plaatse van traject 2 kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Traject 2 is hierdoor in de Passende beoordeling niet verder beoordeeld. Bij traject 4 met het fietspad binnendijks kan een significante verstoring op broedvogels buitendijks worden uitgesloten. De binnendijkse gebieden liggen buiten de begrenzing van Natura 2000-gebied Waddenzee, maar zijn er ecologisch gezien een onlosmakelijk onderdeel van. Er vindt uitwisseling plaats van kwalificerende broedvogels binnen- en buitendijks. De beperkte toename van het recreatieve gebruik op de bestaande binnendijkse route leidt niet tot een significante verstoring op de kwalificerende broedvogel kluut die binnendijks in De Ruidhorn en het natuurcompensatiegebied wordt aangetroffen. De afstand tot de kolonies van kluut is daarvoor groot genoeg. Het fietsgebruik zal tevens niet tot een significante verstoring van de potentiële broedvogels blauwe kiekendief en velduil leiden. Het potentiële broedgebied ligt geheel of grotendeels buiten de effectafstand en er is geen wezenlijke toename van het aantal fietsers. Bij traject 5 kan een significante verstoring van de kwalificerende broedvogels bontbekplevier, strandplevier en kluut in een zone van 700 m ten westen van de Eemshaven niet worden uitgesloten bij een tracé over de kruin van de dijk. Bontbekplevier en kluut hebben een ongunstige en strandplevier een zeer ongunstige staat van instandhouding. Voor bontbekplevier geldt een behoudsdoel en voor kluut en strandplevier een verbeter- of uitbreidingsdoel. Een significante verstoring van de genoemde soorten kan echter voorkomen worden door over de lengte van deze zone geen fietspad op de kruin aan te leggen en de bestaande route binnendijks te handhaven. Tijdens hoogwater kan langs traject 5 het gedeelte van 1-2 km ten westen van Eemshaven buitendijks een significante verstoring van jaarrond aanwezige kwalificerende vogels niet worden uitgesloten door het gebruik van een fietspad op de kruin van de dijk. Dit geldt in het bijzonder de kwalificerende nietbroedvogels bergeend en scholekster, die met name tijdens hoogwater op het dijktalud pleisteren. De scholekster heeft een concentratie in een zone ten oosten van de gaslocatie. Van scholekster wordt 2,5 % en van bergeend ruim 2 % van het instandhoudingsdoel bij traject 4 en 5 aangetroffen. De staat van instandhouding van scholekster is zeer ongunstig en er geldt ook een verbeterdoel. De staat van instandhouding van bergeend is gunstig en er geldt een behoudsdoel. Een significante verstoring van de genoemde soorten kan echter voorkomen worden door over de lengte van deze zones geen fietspad op de kruin aan te leggen en de bestaande route binnendijks te handhaven. Voor traject 4 is alleen de binnendijkse route aangevraagd. Voor traject 5 geldt een zeer kort traject op de kruin, waarbij rekening is gehouden met voor verstoring gevoelige soorten. Pleisterende en doortrekkende niet-broedvogels kunnen bij de trajecten 3, 4, 5 en 10 in najaar, winter en vroege voorjaar verstoord worden. Bij traject 3 kan een significante verstoring van ganzen, in het bijzonder brandgans en rotgans niet worden uitgesloten bij een buitendijks tracé. Van brandgans wordt hier tot ruim 3 % en van rotgans bijna 2 % van het instandhoudingsdoel aangetroffen. De staat van instandhouding van brandgans is gunstig en van rotgans ongunstig. Er geldt voor beide soorten een behoudsdoel. Een significante verstoring van de genoemde soorten kan echter voorkomen worden door in de periode oktober t/m mei binnendijks te fietsen. Bij traject 4 kunnen pleisterende en doortrekkende vogels vooral op de meest westelijk kwelder aangetroffen (fietspad blijft binnendijks) en in een zone van 1-2 km ten westen van de Eemhaven van traject 5 verstoord worden. Een significante verstoring in de zone van 1-2 km ten westen van de Eemshaven kan bij een fietspad op de kruin van de dijk niet worden uitgesloten. Een substantieel deel van het instandhoudigsdoel (1-6 %) van soorten zoals bontbekplevier, wulp, tureluur, scholekster, slobeend, bergeend, wilde eend en groenpootruiter wordt hier aangetroffen. Een significante verstoring van de genoemde soorten kan echter voorkomen worden door voor het gedeelte van 1-2 km westelijk van de Eemshaven geen fietspad op de kruin aan te leggen en het fietspad binnendijks te handhaven. Bij traject 10 worden ganzen, in het bijzonder brandganzen, op de kwelders en in maart-mei ook op het dijktalud aangetroffen. Bij een buitendijks tracé kan een significante verstoring op ganzen niet worden uitgesloten. Een significante verstoring van de genoemde soorten kan echter voorkomen
worden door in de periode oktober t/m mei binnendijks te fietsen. Wij delen de analyse uit deze passende beoordeling. Conclusie: Wij zijn van mening dat op basis van de objectieve gegevens voldoende kan worden uitgesloten dat het project Kiek over Diek kan leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Waddenzee of de SBZ Dollard (broedvogels en niet-broedvogels). 13.3 Zeehonden In de Passende beoordeling is ingegaan op de mogelijke effecten op de gewone zeehond. De kuststrook is plaatselijk van belang voor Grijze zeehond (Hl 364) en Gewone zeehond(H1365). Tussen Eemshaven en Delfzijl op de plaat Hond en ter hoogte van de duiker naar Polder Breebaart zijn ligplaatsen van gewone zeehond aanwezig. Grijze zeehond wordt hier niet waargenomen (Bakker 2012; Waarneming.nl 2011-2012). Wij delen de analyse uit de Passende beoordeling. Beoordeling In de aanlegfase zullen de werkzaamheden voor de aanleg van nieuwe fietsroutes en nieuwe en aan te passen TOP's vinden plaats buiten de verstoringsafstand voor zeehonden. Van een significante verstoring van de Habitatrichtlijnsoort gewone zeehond is geen sprake, omdat de afstand tussen de uitvoering van de werkzaamheden en de ligplaatsen daarvoor te groot is. In de gebruiksfase kunnen effecten optreden als gevolg van de aanwezigheid van mensen (optische verstoring). Uit de effectbeoordeling in de Passende beoordeling blijkt dat op de trajecten 1, 2, 3, 6, 7, 8, 9 en 10 een significante verstoring op broedvogels, niet-broedvogels en de Habitatrichtlijnsoort gewone zeehond kan worden uitgesloten. Bij traject 6 bevinden belangrijk ligplaatsen van gewone zeehond zich zijn zandplaat Voolhok en achter de Bocht van Watum op De Hond. De dieren bevinden zich nabij het open water, op grotere afstand van de dijk. De dichtstbijzijnde rand van De Hond bevindt zich op circa 500 - 600 m vanaf de dijk. Dit is op grotere afstand dan de mogelijke effectafstand van 150-500 m voor wandelaars. Voor fietsers is deze effectafstand bovendien nog kleiner. Van een significante verstoring van de Habitatrichtlijnsoort gewone zeehond is derhalve met zekerheid geen sprake. Bij traject 9 ter hoogte van de Punt van Reide en Polder Breebaart zijn buitendijks ligplaatsen aanwezig van gewone zeehond. De bestaande fietsroute blijft hier binnendijks. Recreanten die de dijk oversteken kunnen de zeehonden waarnemen vanuit de momenteel reeds aanwezige kijkvoorziening. Deze voorziening voorkomt verstoring van gewone zeehond. Er treedt geen wezenlijke verandering op ten opzichte van de huidige situatie. Van een significante verstoring van de Habitatrichtlijnsoort gewone zeehond is derhalve met zekerheid geen sprake. Wij delen de analyse uit deze passende beoordeling. Conclusie: Wij zijn van mening dat op basis van de objectieve gegevens voldoende kan worden uitgesloten dat het project Kiek over Diek kan leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Waddenzee of de SBZ Dollard (zeehonden). 13.4 Stikstofdepositie Stikstofuitstoot is aan de orde in de aanlegfase van de nog te realiseren fietspadtracé's, aanpassingen aan bestaande trace's, de aanleg van toeristisch recreatieve opstappunten (TOP's) en door het gebruik van de TOP's door gemotoriseerd verkeer. Gemotoriseerd verkeer op de fietspaden is niet toegestaan en derhalve niet aan de orde. In de Passende beoordeling is voldoende uitgebreid ingegaan op mogelijke effecten ten gevolge van stikstofdepositie. Wij delen de analyse uit de Passende beoordeling. Uit de Passende beoordeling blijkt dat in de aanlegiase van de fietsvoorzieningen en de TOP's werkzaamheden plaatsvinden die gepaard gaan met stikstofuitstoot. In de gebruiksfase zal naar verwachting vooral een verschuiving plaats vinden van het autogebruik in en rond de dorpen naar TOP's langs de kust. Ook wordt verwacht dat er een beperkte toename van gemotoriseerd verkeer bij de TOP's zal kunnen optreden. De drie huidige TOP's in de stedelijke
gebieden zullen naar verwachting hun huidige functie behouden, evenals de bestaande parkeervoorzieningen die kwalitatief verbeterd zullen worden. Beoordeling Het huidige niveau van de stikstofdepositie ligt ver onder de kritische depositiewaarde van kwalificerende habitattypen langs de kust. De beschreven veranderingen als gevolg van tijdelijke werkzaamheden en een verschuiving c.q. beperkte toename in het gebruik van de TOP's zal niet leiden tot overschrijding van de kritische depositiewaarden van de habitattypen. Van een verslechtering van de kwaliteitvan habitattypen of habitats van soorten binnen deze habitattypen is derhalve geen sprake. Wij delen de analyse uit de passende beoordeling. Conclusie: Wij zijn van mening dat op basis van de objectieve gegevens voldoende kan worden uitgesloten dat het project Kiek over Diek kan leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Waddenzee of de SBZ Dollard. 13.5
Cumulatie
Op basis van artikel 19f van de Nb-wet 1998 dient bij vergunningverlening voor nieuwe projecten of andere handelingen een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve effecten indien deze projecten of handelingen, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied. In de Passende beoordeling is rekening gehouden met mogelijke cumulatie van effecten. In het kader van het kwelderherstelproject worden twee laarzenpaden gemaakt, één in de Westpolder en één in de Noordpolder. Beide paden hebben hun start- en eindpunt bij een bestaande TOP en liggen buitendijks ten opzichte van de te realiseren fietsroute. De route volgt zoveel mogelijk of nagenoeg geheel de bestaande schapenpaden of reeds aanwezige ongemarkeerde wandelpaden. Door het aanbrengen van enkele bruggen (ook ten behoeve van de beweiding) wordt water gekruist. Het gebruik van de paden is extensief (alleen tijdens de zomer) en het is een doorgaande route waarbij recreanten niet op de route kunnen verpozen. De paden blijven onverhard en zullen met enkele paaltjes worden gemarkeerd. Beoordeling In het kader van het kwelderherstelproject zijn de mogelijke ecologische effecten onderzocht (Bos 2011). De stuurgroep kwelderherstel heeft op basis een gedetailleerde analyse over de periode 2006 t/m 2012 van broedvogels, waaronder de kwalificerende soorten visdief, noordse stern, kluut en bontbekplevier, en van de functie als HVP voor niet-broedvogels geconcludeerd dat het vooral om soorten gaat die als relatief ongevoelig voor verstoring worden aangemerkt, en dat het gebruik bij het gekozen tracé van de laarzenpaden geen negatief effect heeft op het instandhoudingsdoel van de betreffende soorten. De aanleg van de fietsroute in het kader van Kiek over Diek zal kunnen leiden tot een toename van het aantal gebruikers op het laarzenpad. Naar verwachting is deze toename echter zeer beperkt omdat fietsers veelal een bepaalde route rijden, en niet gekleed zijn voor een wandeling op een kleipad op natte / vochtige kwelders. De cumulatie van gebruik vanwege een beperkte toename in het gebruik van de laarzenpaden door fietsers leidt op basis van genoemde overwegingen en de weinig gevoelige situatie niet tot een wezenlijke verandering in verstoring. Ook de kwaliteitsverbetering van het TOP leidt niet of nauwelijks tot een toename in het gebruik. Wij delen de analyse uit de passende beoordeling. Conclusie: Wij zijn van mening dat op basis van de objectieve gegevens voldoende kan worden uitgesloten dat het project Kiek over Diek kan leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Waddenzee of de SBZ Dollard.
14. Overzicht van mitigerende maatregelen Uit de door de aanvrager middels de passende beoordeling aangeleverde informatie blijkt dat een aantal mitigerende maatregelen kunnen worden genomen. Deze vallen uiteen in mitigerende maatregelen betreffende de aanlegfase en voorschriften betreffende de gebruiksfase. De mitigerende maatregelen gedurende de aanlegfase betreffen: Effecten als gevolg van verstoring door geluid en licht (aanlegfase) n.b.: bij traject 4 wordt onderscheid gemaakt tussen effecten buitendijks en binnendijks
i
i
IVlitigatie nodig?
Signif cant effect?
TOSjen
n.v.t.
n.v.t.
gewone ze e hond
nee
nee
grijze zeehond
n.v.t.
n.v.t.
4-buitendijks
ja, werken buiten broedseizoen
nee
4-binnendijks
ja, werken buiten broedseizoen
nee
5
ja, in zone va n 700 m west va n Eemshaven buiten broedseizoen werken
nee
6 en 7
ja, werken buiten broedseizoen
nee
nee
nee
4-buitendijks
ja, werken tijdens laagwater
nee
4-binnendijks
ja, werken tijdens laagwater
nee
5
ja, werken tijdens laagwater in zone van 1-2 km west van Eemshaven
nee
1 tm/3 en 5 t / m 10
nee
nee
Habitatrichtlijnsoorten
Broedvogels
'
j
traject
i l t / m 3 en 8 t / m 10
'
Niet-broedvogels steltlopers (HVP-functie) traject
Niet-broedvogels - pleisteraars en doortrekkers
_ traject
3
ja, werken buiten oktober t / m mei
nee
4-buitendijks
ja, werken buiten oktober t/m mei
nee
4-binnendijks
ja, werken buiten oktober t/m mei
nee
5
ja, werken buiten oktober t/m mei in zone van 1-2 km west van Eemshaven
nee
6 en 7
ja, werken buiten oktober t/m mei
nee
10
ja, werken buiten oktober t / m mei
nee
1,2 en 8 en 9
nee
nee
De mitigerende maatregelen gedurende de gebruiksfase betreffen: Effecten als gevolg van optische verstoring (gebruiksfase) en stikstofdepositie (aanleg en gebruik) n.b.: bij traject 4 w/ordt onderscheid gemaakt tussen effecten buitendijks en binnendijks
!
i
Mitigatie nodig?
Significant effect?
n.v.t.
n.v.t.
gewone ze e hond
nee
nee
grijze zeeh ond
n.v.t.
n.v.t.
4-buitendijk5
ja, fietspad binnendijks handhaven
nee
4-binnendijks
nee
nee
5
ja, fietspad binnendijks handhaven in zone van 700 m vanaf Eemshaven
nee
1 t / m 3 en 6 t / m 10
nee
nee
4-buitendijk5
ja, fietspad binnendijks handhaven Qaarrond)
nee
4-binnendijks
ja, fietspad binnendijks handhaven (jaarrond)
nee
5
ja, fietspad binnendijks handhaven in zone van 1-2 km west van Eemshaven
nee
1 tm/3 en 6 t / m 10
nee
nee
Habitatrichtlijnsoorten vissen
Broedvogels traject
!
-;
|
Niet-broedvogels steltlopers (HVP-functie) traject
-
~ —
Niet-broedvogels - pleisteraars en doortrekkers traject
.- - — ^
3
ja, fietspad binnendijks van oktober t/m mei
nee
4-buitendijk5
ja, fietspad binnendijks Qaarrond)
nee
4-binnendijk5
ja, fietspad binnendijks (jaarrond)
nee
ja, zone van 1-2 km west van Eemshaven van oktober t / m mei binnendijks
nee
10
ja, fietspad binnendijks van oktober t / m mei
nee
1,2 en 6 t / m 9
riee _^
nee
_
__
_
-
Habitattypen (stikstofdepositie) 1 traject
11 t / m 10
nee
nee
Wij zijn van mening dat het treffen van deze maatregelen deels noodzakelijk is en deels mogelijk en wenselijk is en de aanvrager niet onnodig belasten. Wij verbinden aan deze vergunning dan ook
voorschriften, teneinde zeker te stellen dat bovenstaande mitigerende maatregelen zullen worden uitgevoerd door vergunninghouder. 15. Nadere onderzoeken Wij zijn van mening dat de aanvraag voldoende informatie bevat om op alle te beoordelen effecten en waarden een afgewogen beslissing te kunnen nemen. Verdere onderzoeken zijn ons inziens dan ook niet nodig. 16. Eindconclusie Uit de bij de aanvraag gevoegde Passende beoordeling en onderliggende documenten, alsmede de overwegingen bij dit besluit volgt dat, rekening houdend met de relevante aanwijzingsgrondslagen en instandhoudingdoelstellingen en mogelijke cumulatie met effecten van andere activiteiten, er door de aan Gedeputeerde Staten van Groningen, (Afdeling Beton en Waterbouw) onder het stellen van voorschriften te vergunnen activiteiten, geen aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000 zullen plaatsvinden. Wij zijn daarom van mening dat de gevraagde vergunning kan worden verleend, onder de in de voorschriften gestelde voorwaarden.