Promotoren: Peter Van Petegem, Sven De Maeyer, Jan Vanhoof
Inhoud Voor u aan de slag gaat ........................................................................................ 3
Een klein beetje theorie ........................................................................................ 4
Aandachtspunten ................................................................................................. 5
Verwerking van de resultaten................................................................................. 6
Interpretatie van de items na verwerking ................................................................ 7
Materiaal............................................................................................................. 8
Instructieleidraad ................................................................................................. 9
Voor te lezen vragen........................................................................................... 11
Antwoordvoorbeeld............................................................................................. 12
Welbevinden: vragenlijst leerling .......................................................................... 13
Samenvatting onderzoek ..................................................................................... 15
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
2
Voor u aan de slag gaat Hartelijk dank voor uw interesse in het zelfevaluatiepakket Welbevinden Leerlingen Bovenbouw Basisonderwijs. Ons initieel opzet is altijd geweest om een handzaam en praktisch bruikbaar pakket voor scholen te ontwikkelen. Vandaar dat wij u geen mappen vol papier bezorgen, maar enkel een beknopt, allesomvattend en doelgericht pakket dat uit twee delen bestaat: (1) de informatiebrochure (2) de verwerkingsapplicatie. Over de informatiebrochure De informatiebrochure bevat essentiële theoretische en praktische achtergrondinformatie over het instrument. We hopen dat u (en elk ander teamlid dat de vragenlijst welbevinden zal afnemen) de moeite doet om de brochure grondig door te nemen. Achteraan in de brochure vindt u een samenvatting van ons onderzoek dat aan de basis ligt van de vragenlijst. De brochure is tegelijkertijd ook de handleiding bij de afname van de vragenlijst. Ze bevat o.a. de instructieleidraad en de vragenlijst. U mag de vragenlijst voor intern gebruik vrij kopiëren in het gewenste aantal exemplaren.
Over de verwerkingsapplicatie U kunt de verwerkingsapplicatie gratis aanvragen via
[email protected]. We hebben de verwerkingsapplicatie bewust eenvoudig van opzet gehouden, zonder toeters en bellen, om alle technische problemen te vermijden. We gebruikten hiervoor Microsoft Excel 2003 onder Windows XP. De applicatie kan enkel worden gebruikt op een pc waarop Microsoft Excel is geïnstalleerd. Uit de try-out blijkt de dataverwerking onder Excel 2007 niet zonder problemen te verlopen. Wij raden u dan ook sterk aan de verwerkingsapplicatie te gebruiken binnen Excel 2003! Lees, eens de applicatie is opgestart, op elk scherm telkens aandachtig de instructies. Om het feedbackrapport af te drukken is het belangrijk dat u in het betreffende scherm eerst op de knop "Gegevens ophalen of vernieuwen alvorens af te drukken" klikt. Pas dan zal uw werk én het werk van uw leerlingen resulteren in een bruikbaar overzicht dat u van dienste kan zijn bij de concretisering van de zelfevaluatiepraktijk en het outputbeleid van uw school. Het feedbackrapport genereert een overzicht op schoolniveau. Indien u een overzicht per klasgroep wilt, moet u de data van elke klas apart invoeren en hiervan een rapport afdrukken. Wij zijn dagelijks bezig met onderwijs en onderwijsonderzoek, maar wij zijn geen softwarebedrijf. Om die redenen bieden wij geen technische ondersteuning bij mogelijke problemen die u zou ondervinden met de applicatie. U dient hiervoor een beroep te doen op bijv. uw ICT-coördinator.
Wij wensen u en uw leerlingen een hoog welbevinden toe. Ludo De Lee & Ilse De Volder MSc. OOW - Onderwijswetenschappers
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
3
Een klein beetje theorie DE ONTWIKKELING VAN DE VRAGENLIJST 1 De vragenlijst Welbevinden leerlingen bovenbouw lager onderwijs is het resultaat van een wetenschappelijk onderzoek dat werd uitgevoerd aan de universiteit van Antwerpen als masterproef voor de opleiding Opleidings- en Onderwijswetenschappen. De masterproef draagt als titel: Bevraging van het welbevinden van leerlingen in het basisonderwijs. Het onderzoek verliep onder de supervisie van prof. dr. Peter Van Petegem, dr. Sven De Maeyer en dr. Jan Vanhoof en is gebaseerd op de antwoorden van meer dan 4500 leerlingen uit de bovenbouw van het Vlaamse lager onderwijs tijdens het schooljaar 2008-2009. De vragenlijst peilt naar de perceptie van leerlingen over verschillende aspecten van hun welbevinden en is in oorspong ontwikkeld ten gunste van de Vlaamse onderwijsinspectie. Met dit bevragingsinstrument kunnen onderwijsinspecteurs tijdens een schooldoorlichting ook leerlingen een stem geven en hun mening mee in overweging nemen bij de beoordeling van de onderwijskwaliteit van een school. Dit initiële uitgangspunt neemt niet weg dat ook scholen het instrument kunnen gebruiken binnen de concretisering van hun outputbeleid. Om die reden werd de vragenlijst herwerkt tot een instrument voor zelfevaluatie waarmee scholen zich een duidelijk beeld kunnen vormen van het welbevinden van hun leerlingen. Met de resultaten kunnen scholen borgen wat goed is en via doelgerichte acties die zaken bijsturen die het welbevinden van (individuele) leerlingen kunnen verhogen.
HET CONCEPT WELBEVINDEN Een uitgebreide literatuurstudie die aan het onderzoek voorafging, toont aan dat welbevinden een containerbegrip is dat
Figuur 1 Dimensies welbevinden in schoolse context.
onderwijsonderzoekers op een zeer diverse wijze invullen. Voor de ontwikkeling
© De Lee & De Volder
van de vragenlijst werd welbevinden van-
uit vijf dimensies benaderd: (1) tevredenheid, (2) betrokkenheid, (3) academisch zelfconcept, (4) sociale relaties en (5) pedagogisch klimaat. Op basis van deze benadering luidt de definitie van welbevinden: Het welbevinden van een kind in de bovenbouw van de basisschool is de mate waarin het kind de school beleeft vanuit zijn actuele en duurzame schoolervaringen en is multidimensioneel. Het is het resultaat van zijn perceptie op de dimensies (1) tevredenheid, (2) betrokkenheid, (3) academisch zelfconcept, (4) sociale relaties en (5) pedagogisch klimaat (zie figuur 1). 1
Het
volledige
onderzoeksrapport
is
te
bekomen
bij
de
Ilse
De
Volder
en
Ludo
De
Lee
via
[email protected]. Een samenvatting van het onderzoek vind je achteraan deze brochure. © Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
4
Aandachtspunten Om met de vragenlijst valide en betrouwbare resultaten te verkrijgen, willen we volgende aandachtspunten beklemtonen. Tijdens het oorspronkelijke onderzoek gebeurde de afname volledig anoniem. Om die reden is op de vragenlijst geen specifieke ruimte voorzien waar leerlingen hun naam kunnen noteren. Vanuit het standpunt van zelfevaluatie heb je als school op dit vlak twee mogelijkheden. Je kan ervoor opteren om de afname eveneens anoniem te laten verlopen om zo een onderzoekssetting te creëren die nauw aansluit bij het oorspronkelijke onderzoek. De resultaten van de bevraging focussen dan op klas- en schoolniveau. Je kan ervoor opteren om met behulp van de vragenlijst problemen van individuele leerlingen op te sporen en vervolgens hiervoor gerichte acties op te zetten. De resultaten focussen dan op het leerlingenniveau. Als dit het doel van de bevraging is dan vraag je aan elke deelnemende leerling zijn/haar naam op de vragenlijst te noteren. Je moet hierbij wel in gedachte houden dat deze werkwijze een invloed kan hebben op de resultaten. Het is in dit geval bijzonder belangrijk een klimaat van vertrouwen te creëren en te benadrukken dat de antwoorden nooit aanleiding kunnen zijn tot sancties, maar dat ze zijn bedoeld om rekening te houden met de mening van de kinderen! De afname van de vragenlijst neemt ± 20 minuten in beslag. Elk kind krijgt een schriftelijke vragenlijst, maar een volwassen persoon (die we verder de begeleider noemen) ondersteunt mondeling de afname door de stellingen voor te lezen. Dit is vooral belangrijk voor zwakke lezers, zodat zij de stelling ook kunnen horen en geen tijd verliezen met het decoderen van de geschreven taal. Bovendien voorkomt deze aanpak tempoverschillen. Uit het onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van de klasleerkracht tijdens de afname van de vragenlijst een invloed heeft op het antwoordgedrag van de leerlingen. De begeleider is daarom best niet de klasleerkracht,
maar
een
persoon
die
niet
rechtstreeks betrokken is bij het dagelijkse klasleven. De verschillende en opeenvolgende stappen bij de afname werkten we ondubbelzinnig uit in een instructieleidraad die eveneens in dit informatiepakket is opgenomen (p. 9). Het is belangrijk deze leidraad consequent toe te passen en bij de afname strikt te volgen. Enkel op deze wijze verzamel je gegevens die betrouwbaar en vergelijkbaar zijn.
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
5
Verwerking van de resultaten Naast een kwalitatieve verwerking van de resultaten is ook een kwantitatieve verwerking mogelijk om over meerdere schooljaren heen tendensen in kaart te brengen. Welbevinden binnen een schoolse context is een begrip dat uit vijf dimensies bestaat (zie figuur 1, p. 4). Elk van deze dimensies heeft een impact op het welbevinden van kinderen, maar het welbevinden van een kind is niet gelijk aan de som van deze vijf dimensies! Het is dus niet correct om een gemiddelde te berekenen over alle dimensies heen om zo met behulp van één cijfer een uitspraak te doen over “het welbevinden” van een kind, een klas of de schoolpopulatie. Het is enkel verantwoord om per dimensie een gemiddelde te berekenen en per dimensie uitspraken te doen. Dit kan dan zowel op leerlingniveau, als op klas- en schoolniveau. Bij het samenstellen van de vragenlijst formuleerden we een aantal stellingen negatief om geautomatiseerd antwoordgedrag van respondenten te voorkomen en om voldoende variatie in de antwoorden te brengen. Een negatief item moet je niet begrijpen als zou er een negatie in moeten voorkomen, maar wel als een item dat een negatieve invloed kan uitoefenen op het welbevinden. Bij de statistische verwerking en de interpretatie van de resultaten moet met deze formulering rekening worden gehouden, omdat de resultaten van de negatief geformuleerde stellingen tegengesteld moeten worden gelezen. Op het overzicht Interpretatie van de items na verwerking (p. 7) zijn de negatief geformuleerde items (i.c. de stellingen 6, 7, 10, 12, 16, 17, 19 en 20) aangegeven met een minteken (-). Tegelijkertijd vind je op dit overzicht de formulering hoe je, na verwerking, deze stellingen moet lezen om ze correct te interpreteren. Het gebruik van negatief geformuleerde items maakt het bijzonder complex om de resultaten manueel te verwerken. Om deze reden ontwikkelden we een eenvoudige tool 2 om je zowel bij de berekening als bij de interpretatie van de resultaten te ondersteunen en de resultaten in een oogwenk te verwerken met de computer. Je kan deze applicatie bekomen via
[email protected].
2
De verwerkingstool is ontwikkeld op basis van Microsoft® Office Excel 2003.
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
6
Interpretatie van de items na verwerking Item vragenlijst leerlingen
Interpretatie na verwerking
Tevredenheid
1 Ik kom graag naar school. 2 Ik zit graag in de klas. 3 Ik vind het leuk om op school te blijven eten. 4 Ik vind alles wat ik op school leer boeiend en interessant. Betrokkenheid
5 Ik let goed op tijdens de lessen. Ik babbel niet tijdens de lessen. (+) Ik zwijg tijdens de lessen. (+) Ik zit in de les niet te dromen. (+) of Ik let op in de les. (+)
6 Ik babbel tijdens de lessen. (-)
of
7 Ik zit in de les te dromen. (-) 8 Er zijn duidelijke regels, zodat ik weet wat mag of niet mag.
Academisch zelfconcept
9 Ik kan in de lessen goed volgen. 10 Mijn klasgenoten halen betere punten dan ik. (-)
of
Mijn klasgenoten halen slechtere punten dan ik. (+) Ik haal betere punten dan mijn klasgenoten. (+)
11 Als ik een toets moet maken, dan heb ik het gevoel dat ik het wel kan. 12 Ik werk trager dan de anderen van mijn klas. (-)
of
Ik werk sneller dan de anderen van mijn klas. (+) of De anderen van mijn klas werken trager dan ik. (+)
13 Ik denk dat ik goed kan leren. 14 Het huiswerk vind ik gemakkelijk.
Sociale relaties
15 Ik speel graag op de speelplaats. 16 Ik voel me alleen op school. (-)
Ik voel me niet alleen op school. (+)
17 Ik word gepest op school. (-)
Ik word niet gepest op school. (+)
18 Ik heb veel vrienden op school. 19 De kinderen maken ruzie op de speelplaats. (-)
De kinderen maken geen ruzie op de speelplaats. (+)
20 Op onze school worden kinderen gepest of uitgelachen. (-) Op onze school worden kinderen niet gepest of uitgelachen. (+) 21 De leerkrachten zeggen me wanneer ik mijn best doe.
Pedagogisch klimaat
22 De leerkrachten letten erop dat de kinderen zich aan de regels houden. 23 De leerkrachten geven op een goede en leuke manier les. 24 De leerkrachten zijn vriendelijk tegen de leerlingen. 25 De leerkrachten luisteren naar de leerlingen als er iets gebeurd is. 26 De leerkrachten vragen naar de mening van de kinderen. 27 De leerkrachten houden rekening met ideeën van de kinderen. 28 De kinderen mogen tegen de leerkrachten hun eigen mening zeggen.
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
7
Materiaal Voor de begeleider de handleiding de instructieleidraad (p. 9) het antwoordvoorbeeld (p. 12) de interpretatie van de items na verwerking (p. 7) met weergave van de stellingen per dimensie met aanduiding van de negatief geformuleerde items magneten of kleefband om het antwoordvoorbeeld aan het bord op te hangen de verwerkingsapplicatie (aanvragen via
[email protected]) Voor elke deelnemende leerling de vragenlijst voor de leerling (p. 13) een balpen een leesaanwijzer (stuk papier, meetlat, …) om te volgen tijdens het voorlezen om foutief aanduiden van antwoorden bij een verkeerde stelling te voorkomen om leerlingen met aandachtsproblemen te ondersteunen
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
8
Instructieleidraad3 De instructies voor de eigenlijke afname lichten we in deze leidraad systematisch toe. Voer ze consequent in de opgegeven volgorde uit! De tekst tussen aanhalingstekens deel je letterlijk mee aan de kinderen zoals die is neergeschreven. De tekst waaraan een vooraf gaat, bevat bijkomende aanwijzingen, verduidelijkingen, enz. en wordt niet aan de kinderen meegedeeld. Blijf gedurende heel de afname vooraan in de klas staan. Rondlopen tijdens de afname komt voor kinderen bedreigend en controlerend over en beïnvloedt mogelijk zo hun antwoordgedrag.
1.
Begeleider: “Ik wil wel eens weten hoe jullie je in de klas en op onze school voelen. Daarom mogen jullie zo dadelijk een lijst invullen met allemaal vragen over dingen hier in de klas en op onze school.” BIJ EEN ANONIEME AFNAME Begeleider: “Het is belangrijk dat je weet dat de vragenlijst anoniem is. Dit betekent dat niemand (ik niet, de juf/meester niet, de directeur niet) zal weten wat je hebt geantwoord. Want… het is de bedoeling dat je eerlijk je eigen mening geeft over een aantal zaken en dingen die in de klas of op de school kunnen gebeuren." BIJ EEN NIET-ANONIEME AFNAME Begeleider: “Het is de bedoeling dat je eerlijk je eigen mening geeft over een aantal zaken en dingen die in de klas of op de school gebeuren. Wat je ook antwoord, je antwoorden zijn altijd juist. Het zijn jouw antwoorden op vragen over de klas en de school, zoals jij die beleeft en ervaart.” Het is bijzonder belangrijk een klimaat van vertrouwen te creëren en te benadrukken dat de antwoorden nooit aanleiding kunnen zijn tot sancties, maar dat ze zijn bedoeld om rekening te houden met de mening van de kinderen!
2.
Begeleider: "Je krijgt nu van mij een blad, maar je mag er nog niets opschrijven. Laat het nog even omgekeerd voor je liggen tot ik zeg wat je moet doen." Geef elke leerling een vragenlijst of laat ze uitdelen door de "uitdeler(s)" van dienst.
3.
Begeleider: "Draai allemaal het blad om. Bovenaan moeten we eerst een aantal gegevens invullen." Leid het invullen van de gegevens (juiste bolletje kleuren!) stap voor stap. NIET-ANONIEME AFNAME: Laat de leerlingen op het blad hun naam noteren
4.
3
Begeleider: "Ik vraag je dus nog eens om eerlijk te antwoorden. Het doet er ook niet toe wat je klasgenoten invullen, want ik ben erg geïnteresseerd in jouw mening. Je kan dus geen verkeerde antwoorden geven. En als je er nog aan twijfelt… dit is ook geen toets."
U doet er goed aan deze leidraad in kleur af te drukken.
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
9
5.
Begeleider: "Ik lees straks elke zin eerst luidop en daarna mag jij je mening aanduiden over wat ik heb voorgelezen. Kijk nu eens even hoe je jouw mening aanduidt.” Hang het antwoordvoorbeeld aan het bord en wijs tijdens de uitleg (zie punt 6) aan.
6.
Begeleider: "Je hebt de keuze uit vier mogelijke antwoorden: 1 betekent nooit, 2 wil zeggen meestal niet, het cijfer 3 duid je aan als het voor jou meestal wel geldt en als wat ik lees volgens jou altijd geldt, duid je het cijfer 4 aan. Je duidt het cijfer van je mening aan door er een cirkeltje rond te trekken, zoals je kan zien op het voorbeeld aan het bord hier.”
7.
Begeleider: “Stel dat ik straks lees: Ik voetbal graag. Wie voetbalt er altijd graag?” Vraag aan een kind welk cijfer hij/zij dan moet omcirkelen. Wijs deze antwoordmogelijkheid aan op het voorbeeld. Stel vervolgens de vragen wie meestal niet, meestal wel en nooit graag voetbalt. Vraag telkens welk cijfer er dan moet worden omcirkeld en duid de verschillende antwoordmogelijkheden aan. Wijs de kinderen er aan het einde van het gesprek op dat iedereen een antwoord heeft gegeven, maar dat niemand een fout antwoord gaf. Beklemtoon nog eens dat alle antwoorden juist zijn, omdat het over ieders eigen mening gaat.
8.
Verduidelijk aan de kinderen hoe je bij een vergissing een fout kan verbeteren. Zie onderaan op het antwoordvoorbeeld.
9.
Begeleider: “Heeft iemand nog een vraag? Is het voor iedereen duidelijk hoe we te werk gaan?” Geef kort toelichting bij eventuele vragen.
10. Begeleider: “Het is heel handig om je meetlat net onder de zin te leggen die ik voorlees, zo maak je geen vergissingen bij het omcirkelen van het juiste cijfer. Als ik klaar ben met voorlezen van de zin, duid je jouw mening aan. Daarna schuif je de meetlat naar de volgende zin en wacht je tot ik die voorlees."
11. Begeleider: "Oké, dan kunnen we beginnen. Ik zeg eerst het nummer van de zin, daarna lees ik de zin voor en jij volgt in stilte mee.” Geef de leerlingen kort bedenktijd om hun antwoord aan te duiden. Lees dan de volgende stelling. Indien het tijdens het afnemen van de vragenlijst nodig is bijkomende uitleg te geven, geef dan geen suggestieve voorbeelden die de mening van de leerling kan beïnvloeden. Bij enkele stellingen staan suggesties om te verduidelijken. Zeg ze onmiddellijk nadat je de stelling voorlas.
12. Lees vraag per vraag voor. Zie p. 11 (Voor te lezen vragen)
13. Begeleider: "Zo, je hebt alle stellingen beantwoord. Dat hebben jullie heel goed gedaan!" Haal de vragenlijsten op of laat ze ophalen door de "ophaler(s)" van dienst.
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
10
Voor te lezen vragen 1
Ik kom graag naar school.
2
Ik zit graag in de klas.
3
Ik vind het leuk om op school te blijven eten. Wie nooit blijft eten, duidt niets aan.
4
Ik vind alles wat ik op school leer boeiend en interessant.
5
Ik let goed op tijdens de lessen.
6
Ik babbel tijdens de lessen.
7
Ik zit in de les te dromen.
8
Er zijn duidelijke regels, zodat ik weet wat mag of niet mag.
9
Ik kan in de lessen goed volgen. Je begrijpt alles wat juf/meester uitlegt.
10
Mijn klasgenoten halen betere punten dan ik.
11
Als ik een toets moet maken, dan heb ik het gevoel dat ik het wel kan.
12
Ik werk trager dan de anderen van mijn klas.
13
Ik denk dat ik goed kan leren.
14
Het huiswerk vind ik gemakkelijk.
15
Ik speel graag op de speelplaats.
16
Ik voel me alleen op school.
17
Ik word gepest op school.
18
Ik heb veel vrienden op school.
“Met de zinnen die nu nog volgen, wil ik jullie mening weten over de dingen die in alle klassen en voor alle kinderen belangrijk zijn, dus niet alleen voor jezelf.”
19
De kinderen maken ruzie op de speelplaats.
20
Op onze school worden kinderen gepest of uitgelachen.
21
De leerkrachten zeggen me wanneer ik mijn best doe.
22
De leerkrachten letten erop dat de kinderen zich aan de regels houden.
23
De leerkrachten geven op een goede en leuke manier les.
24
De leerkrachten zijn vriendelijk tegen de leerlingen.
25
De leerkrachten luisteren naar de leerlingen als er iets gebeurd is.
26
De leerkrachten vragen naar de mening van de kinderen.
27
De leerkrachten houden rekening met ideeën van de kinderen.
28
De kinderen mogen tegen de leerkrachten hun eigen mening zeggen.
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
11
Antwoordvoorbeeld
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
12
Welbevinden: vragenlijst leerling jongen
meisje
Geboortejaar
Leerjaar
NOOIT
4de
5de
6de
MEESTAL MEESTAL ALTIJD NIET WEL
1 Ik kom graag naar school.
1
2
3
4
2 Ik zit graag in de klas.
1
2
3
4
3 Ik vind het leuk om op school te blijven eten.
1
2
3
4
4 Ik vind alles wat ik op school leer boeiend en interessant.
1
2
3
4
5 Ik let goed op tijdens de lessen.
1
2
3
4
6 Ik babbel tijdens de lessen.
1
2
3
4
7 Ik zit in de les te dromen.
1
2
3
4
8 Er zijn duidelijke regels, zodat ik weet wat mag of niet mag.
1
2
3
4
9 Ik kan in de lessen goed volgen.
1
2
3
4
10 Mijn klasgenoten halen betere punten dan ik.
1
2
3
4
11 Als ik een toets moet maken, dan heb ik het gevoel dat ik het wel kan.
1
2
3
4
12 Ik werk trager dan de anderen van mijn klas.
1
2
3
4
13 Ik denk dat ik goed kan leren.
1
2
3
4
14 Het huiswerk vind ik gemakkelijk.
1
2
3
4
15 Ik speel graag op de speelplaats.
1
2
3
4
16 Ik voel me alleen op school.
1
2
3
4
17 Ik word gepest op school.
1
2
3
4
18 Ik heb veel vrienden op school.
1
2
3
4
19 De kinderen maken ruzie op de speelplaats.
1
2
3
4
20 Op onze school worden kinderen gepest of uitgelachen.
1
2
3
4
21 De leerkrachten zeggen me wanneer ik mijn best doe.
1
2
3
4
22 De leerkrachten letten erop dat de kinderen zich aan de regels houden.
1
2
3
4
23 De leerkrachten geven op een goede en leuke manier les.
1
2
3
4
24 De leerkrachten zijn vriendelijk tegen de leerlingen.
1
2
3
4
25 De leerkrachten luisteren naar de leerlingen als er iets gebeurd is.
1
2
3
4
26 De leerkrachten vragen naar de mening van de kinderen.
1
2
3
4
27 De leerkrachten houden rekening met ideeën van de kinderen.
1
2
3
4
28 De kinderen mogen tegen de leerkrachten hun eigen mening zeggen.
1
2
3
4
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
13
De praktische toepasbaarheid en bruikbaarheid van het zelfevaluatiepakket Welbevinden Leerlingen Bovenbouw Basisonderwijs voor de scholen werd tijdens een try-outperiode uitgetest door leerkrachten uit de bovenbouw van het basisonderwijs. Zij reikten ons waardevolle suggesties aan om het pakket te verbeteren en toegankelijker te maken.
Een welgemeend woord van dank aan de leerlingen, de leerkrachten en de directeurs van
Basisschool van het Gemeenschapsschool Het Laar in Zwijndrecht
Vrije Basisschool Sint-Jozef in Heide-Kalmthout
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
14
Samenvatting onderzoek
BEVRAGING VAN HET WELBEVINDEN BIJ LEERLINGEN IN HET BASISONDERWIJS
SAMENVATTING WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK LUDO DE LEE & ILSE DE VOLDER, M.SC. OOW ACADEMIEJAAR 2008-2009 Ludo De Lee en Ilse De Volder zijn beiden ervaren onderwijsinspecteurs die hun blik op onderwijs verruimden via het volgen van een masteropleiding Opleidings- en Onderwijswetenschappen (OOW) aan het Instituut voor Onderwijs- en Informatiewetenschappen (IOIW) van de universiteit van Antwerpen. Het wetenschappelijk onderzoek van De Lee en De Volder peilt naar het welbevinden van leerlingen in het basisonderwijs. Hun masterproef beschreven ze in een onderzoeksrapport met als hoofdtitel: “Bevraging van het welbevinden bij leerlingen in het basisonderwijs.” Het onderzoek zelf verliep onder toezicht van prof. dr. Peter Van Petegem, dr. Sven De Maeyer en dr. Jan Vanhoof tijdens het academiejaar 2008-2009. Het rapport vormt het sluitstuk van de opleiding die ze ondertussen met succes beëindigden.
De aanleiding van het onderzoek is de vaststelling dat de Vlaamse Onderwijsinspectie, onder meer vanuit het perspectief van participatie, leerlingen in het basisonderwijs niet structureel betrekt bij schooldoorlichtingen, dit in tegenstelling tot directies en leerkrachten. Het systematisch bevragen van leerlingen in het basisonderwijs, over wat zij vinden van hun school en hun klas, is een lacune in het onderzoeksrepertorium van de onderwijsinspectie. De studie van internationale en Vlaamse onderwijswetenschappelijke literatuur toont aan dat er voor leerlingen van het basisonderwijs nauwelijks een valide en betrouwbaar bevragingsinstrumentarium bestaat dat hun welbevinden in een schoolse context voorop stelt. In functie van de gehanteerde kwaliteitsindicatoren tijdens een doorlichting mist ook het Vlaamse inspectiekorps een wetenschappelijk en statistisch onderbouwd instrument om de voornoemde leerlingen gericht te bevragen over hun welbevinden in de klas en op de school. Door het ontbreken van een geschikt instrument is het voor de Vlaamse onderwijsinspecteurs niet mogelijk om het welbevinden van de leerlingen in het basisonderwijs te bevragen en de resultaten ervan mee in rekening te nemen bij hun oordeel over de onderwijskwaliteit van een basisschool. Het onderzoek is in drie fasen verlopen: (1) een voorstudie van de wijzen waarop Europese inspectiekorpsen tijdens schooldoorlichtingen leerlingen bevragen, (2) de ontwikkeling van een schriftelijk bevragingsinstrument voor de onderwijsinspectie en (3) het effectief meten van het welbevinden van de leerlingen tijdens schooldoorlichtingen.
Deel I:
Voorstudie van de wijzen waarop Europese inspectiekorpsen tijdens schooldoorlichtingen leerlingen bevragen
De voorstudie gaat na of andere inspectiekorpsen in Europa leerlingen bij schooldoorlichtingen betrekken en of ze, indien dit zo is, een specifiek instrumentarium hanteren om leerlingen over hun welbevinden te bevragen. Het doel van de voorstudie is onderzoeken of de gehanteerde werkwijzen en beschikbare instrumenten bruikbaar zijn voor en te vertalen zijn naar de Vlaamse context. De externe
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
15
controle van de onderwijskwaliteit door de onderwijsinspectie in Vlaanderen vormt hierbij het uitgangspunt. De voorstudie werd opgevat als een terreinverkenning. Via een deskresearch en een internetenquête bij Europese inspectiekorpsen peilde ze naar de mate waarin onderwijsinspecteurs leerlingen van het basisonderwijs tijdens schooldoorlichtingen betrekken door hen te bevragen, wat zij in voorkomend geval bij deze kinderen bevragen en welke leerlingen ze hiervoor precies selecteren. In het licht van de ontwikkeling van een Vlaams bevragingsinstrument werd ook onderzocht welke tools de inspectiekorpsen hanteren om leerlingen te bevragen. De conclusie van de voorstudie is dat het merendeel van de bevraagde inspectiekorpsen op de één of andere manier tijdens schooldoorlichtingen in het basisonderwijs leerlingen betrekken. De wijze waarop de inspecteurs de leerlingen bevragen, varieert echter sterk tussen de verschillende korpsen. Daartegenover staat dat de inhoud van wat inspecteurs aan leerlingen vragen dan weer vrij gelijklopend is. Op deze manier vormen de inhoudelijke gelijkenissen één van de aanknopingspunten om een Vlaams bevragingsinstrument te ontwikkelen.
Deel II:
De ontwikkeling van een schriftelijk bevragingsinstrument
De keuze om bij dit onderzoek specifiek te focussen op het welbevinden van de leerlingen is ingegeven vanuit het toezichtskader dat de onderwijsinspectie hanteert. Welbevinden, door de onderwijsinspectie vertaald als tevredenheid van leerlingen, personeelsleden en partners, is immers één van de kwaliteitsindicatoren die de inspecteurs mee in rekening kunnen nemen tijdens de controle van de onderwijskwaliteit van een school. Aangezien de inspecteurs niet beschikken over een instrument om het oordeel van leerlingen op een wetenschappelijk gefundeerde wijze mee in rekening te betrekken, is de ontwikkeling van een dergelijk instrument het uiteindelijke doel van dit onderzoek. Daarbij maken de onderzoekers, op basis van de resultaten van de voorstudie en hun ervaring als onderwijsinspecteurs, een aantal fundamenteel onderbouwde keuzes om van het bevragen van leerlingen tijdens schooldoorlichtingen een haalbare kaart te maken. Deze keuzes komen erop neer dat het instrument de oudste leerlingen van het basisonderwijs op een schriftelijke wijze bevraagt. Uit een uitgebreide literatuurstudie blijkt dat welbevinden een containerbegrip is dat onderwijsonderzoekers op een zeer diverse wijze invullen. Het uitgangspunt van elk onderzoek vormt als het ware de basis om welbevinden telkens opnieuw te definiëren. In het licht van het te ontwikkelen instrument voor de onderwijsinspectie benaderen de onderzoekers welbevinden vanuit vijf dimensies: (1) tevredenheid, (2) betrokkenheid, (3) academisch zelfconcept, (4) sociale relaties en (5) pedagogisch klimaat, waarbij ze welbevinden als volgt definiëren: Het welbevinden
van een kind in de bovenbouw van de basisschool is de mate waarin het kind de school beleeft vanuit zijn Componenten van het concept welbevinden actuele en duurzame schoolervaringen en is multidibinnen een schoolse context. mensioneel. Het is het resultaat van zijn perceptie op de dimensies (1) tevredenheid, (2) betrokkenheid, (3) academisch zelfconcept, (4) sociale relaties en (5) pedagogisch klimaat (zie ook figuur).
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
16
Het instrument dat de onderzoekers uiteindelijk ontwikkelden, is bedoeld om kinderen van de bovenbouw van het basisonderwijs (i.c. de kinderen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar) aan de hand van een vragenlijst te bevragen over uiteenlopende aspecten van de school en de klas. De operationalisering van de vragenlijst resulteert in 28 items die de leerlingen schriftelijk beoordelen op een vierpuntenschaal. Het concept van de vragenlijst werd bij een uitgebreide steekproef van meer dan 4500 leerlingen afgenomen en de constructvaliditeit ervan werd nagegaan op basis van een principale componentenanalyse. De onderzoeksresultaten tonen aan dat de vijf gedefinieerde dimensies 47 % van de totale variantie verklaren. Rekening houdend met het feit dat leerlingen van het basisonderwijs maar weinig ervaring hebben met het invullen van schriftelijke vragenlijsten die peilen naar hun percepties, toont het onderzoek aan dat het bevragingsinstrument valide en voldoende betrouwbaar is. De Cronbach’s Alphawaarden variëren tussen .70 en .90. De onderwijsinspectie kan dit instrument gebruiken bij de externe kwaliteitscontrole van scholen om niet-cognitieve output te meten, maar ook de scholen zelf kunnen het aanwenden binnen het kader van hun outputbeleid.
Deel III:
Het welbevinden gemeten tijdens schooldoorlichtingen
Welbevinden is een belangrijke outputindicator bij externe kwaliteitscontrole door de onderwijsinspectie. Onderwijs is immers meer dan enkel het bereiken van cognitieve leeropbrengsten. Kwantitatief onderzoek naar het welbevinden van leerlingen van 8 tot 13 jaar uit het basisonderwijs via een directe bevraging is tot op heden veeleer zelden. Internationaal groeit echter de aandacht om kinderen actief bij onderzoek te betrekken. In dit onderzoek wordt welbevinden als niet-cognitieve output multidimensioneel onderzocht met behulp van de ontwikkelde vragenlijst. Dit gebeurde tijdens de schooldoorlichtingen van september tot december 2008. Aan de bevraging namen 4519 leerlingen deel uit het vierde, vijfde en zesde leerjaar van 243 klassen uit 81 Vlaamse basisscholen. Hoewel er verschillen zijn tussen de dimensies blijkt uit de statistische analyse van de onderzoeksresultaten dat 83 % van de Vlaamse leerlingen zich gemiddeld goed tot zeer goed voelen op school en dat hun welbevinden hoog is. Dit neemt niet weg dat een kleine minderheid van de leerlingen voor bepaalde aspecten getuigt van een laag welbevinden. Zo geeft 5 tot 10 % van de leerlingen aan nooit of bijna nooit graag naar school te komen of in de klas te zitten. Voor de vijf dimensies liggen de scores per item soms sterk uiteen. Tevens blijkt uit de relatief hoge standaarddeviaties dat de meningen van de leerlingen verschillen. De beschrijvende statistieken verklaren niet of er een samenhang bestaat met bepaalde kenmerken van de onderzoeksgroep. De onderzoekers gingen met een multilevelanalyse na of de verschillen in welbevinden toe te schrijven zijn aan de leerlingkenmerken (1) geslacht, (2) leeftijd of (3) schoolvorderingen en aan de schoolkenmerken (1) grootte, (2) doelgroepleerlingen, (3) structuur, (4) onderwijsnet en (5) provincie. Uit de analyse blijkt dat 97 tot 99 % van de variantie zich situeert op leerlingniveau en slechts 2,8 % van de variantie toe te schrijven is aan het schoolniveau. De onderzochte school- en leerlingkenmerken verklaren deze verschillen echter niet. Op basis van de onderzoeksresultaten kan met andere woorden worden gesteld dat het welbevinden van 83 % van de leerlingen goed is, ongeacht de onderzochte school- en leerlingenkenmerken. Ilse De Volder & Ludo De Lee Antwerpen, juni 2009
© Ludo De Lee, MSc OOW & Ilse De Volder, MSc OOW
17