Arbeidsmarktplatform PO. Van en voor werkgevers en werknemers
PROJECTPLAN PROGRAMMA MOBILITEITSBEVORDERING Mobiliteit: arbeidsmarkt- en HRM-instrument De mobiliteit van medewerkers in het primair onderwijs is gering. Medewerkers kenmerken zich door een lage mobiliteitsbereidheid; ze werken het liefst zo dicht mogelijk bij huis. Echter door onderwijsontwikkelingen als passend onderwijs, functiemix en de toenemende aandacht voor een leven lang leren,en daarnaast de leerlingendaling in veel regio’s wordt mobiliteitsbereidheid van medewerkers steeds belangrijker. Besturen verwachten steeds meer dat medewerkers flexibel en breed inzetbaar zijn. Medewerkers die (geografisch) breed inzetbaar zijn, zijn ook duurzaam inzetbaar en dat is nodig in een sector waarin de komende jaren verwacht wordt dat de vergrijzing en ontgroening toeneemt. Maar niet alleen vanuit arbeidsmarktoogpunt is mobiliteit belangrijk. Ook, en juist, vanuit een volwaardig HRMbeleid is het belangrijk om medewerkers aan te bieden hun loopbaan elders voort te zetten. Dit biedt medewerkers perspectief om te blijven leren en zich door te ontwikkelen. Mobiliteit betekent beweging en ontwikkeling binnen je loopbaan. Bij mobiliteit denken we niet alleen aan mobiliteit binnen een school (functiemix, specialisatie), maar vooral ook binnen een bestuur, binnen een regio in het primair, of voortgezet onderwijs of zelfs buiten het onderwijs. Mobiliteit vormt een essentieel onderdeel van het HRM- en loopbaanbeleid van elke school- en onderwijsorganisatie en is bovenal een waardevol instrument voor persoonlijke groei en ontwikkeling. Visie en cultuurverandering Mobiliteit komt niet van de ene op de andere dag tot stand, maar vraagt om een bestuursvisie en cultuurverandering bij schoolleiders en medewerkers. Mobiliteit dient verbonden te worden met een gevoel van vrijheid en autonomie van werkenden, met het besef dat je zelf regisseur bent over je werkzaam leven. Een duurzame ontwikkeling van mobiliteit vraagt om een lange adem en inzet van mobiliteitsbevorderende maatregelen op verschillende niveaus. Doordat de sector geconfronteerd wordt met mogelijke ontslagen door de leerlingendaling en de bezuinigingen is het voor besturen noodzakelijk om medewerkers in beweging te krijgen zodat doorstroom van werk naar werk gerealiseerd kan worden. Maar ondanks dat scholen in toenemende mate geconfronteerd worden met RDDF-plaatsingen is het cruciaal mobiliteit vooral in te zetten als HRM-instrument (blijde mobiliteit) en niet –alleen - vanuit dreigend ontslag (gedwongen mobiliteit). Samenwerking landelijk en regionaal onontbeerlijk Mobiliteit is primair de verantwoordelijkheid van de medewerkers zelf. Hen daarin behulpzaam te zijn is de verantwoordelijkheid van besturen. Om uitvoering te geven aan mobiliteitsbeleid hebben besturen elkaar nodig. Het draagvlak bij medewerkers zal aanzienlijk verbreden als de mogelijkheid bestaat om bij een ander bestuur of zelfs buiten het onderwijs hun loopbaan voort te kunnen zetten. Samenwerking tussen besturen onderling is voorwaardelijk voor een succesvol mobiliteitsbeleid, maar ook samenwerking met andere werkgevers in de regio en met regiobestuurders van de bonden (ivm rechtspositie personeel) vergroot de kans op een geslaagd mobiliteitsbeleid aanzienlijk. Niet alleen de besturen in het primair onderwijs hebben belang bij medewerkers die flexibel en breed inzetbaar zijn. Ook het PF/VF heeft belang bij medewerkers die zich binnen hun loopbaan continu blijven ontwikkelen. Medewerkers die de kans krijgen zich te ontwikkelen zijn minder snel ziek, zijn gemotiveerder en bereidwilliger het geleerde elders (binnen of buiten het onderwijs) in de praktijk toe te passen. Daardoor wordt ziekteverzuim teruggedrongen en de inzetbaarheid van medewerkers vergroot, en wordt er minder snel een beroep gedaan op een uitkering. Daarnaast zorgt aandacht voor mobiliteitsbevorderende maatregelen ook op langere termijn voor een lager beroep op werkloosheidsuitkeringen. Derhalve heeft het Participatiefonds ook aangegeven mee te willen werken bij het stimuleren van de mobiliteit in het primair onderwijs. Daarnaast is het voortgezet onderwijs in de regio een mogelijke samenwerkingspartner voor po-besturen. De personele tekorten in het voortgezet onderwijs lopen op. Uit de ervaring blijkt dat de overstap van het primair onderwijs naar het voortgezet
onderwijs (vmbo) vaak succesvol is. Vmbo’s zijn blij met de brede pedagogische kennis van de PABOopgeleiden. Het Arbeidsmarktplatform voor het voortgezet onderwijs, VOION, is bereid om de mogelijkheden voor samenwerking op het terrein van mobiliteit van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs te onderzoeken. In het voorstel zoals hierna beschreven wordt daarom uitgegaan van een samenwerking tussen Arbeidsmarktplatform PO, VF/PF en VOION. Projectbeschrijving Het Arbeidsmarktplatform PO en VF/PF willen een samenhangend programma aanbieden. Een programma gericht op het structureel en duurzaam ontwikkelen van flexibiliteit en mobiliteit van alle functies in de sector po. Doel van het mobiliteitsprogramma is om in de sector primair onderwijs op alle niveaus bewustzijn te creëren van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van de eigen professionaliteit en daarbij behorende inzetbaarheid en mobiliteit. Daarvoor wordt een mobiliteitsprogramma aangeboden dat bestaat uit een samenhangend pakket van maatregelen, waardoor op alle niveaus activiteiten kunnen plaatsvinden die leiden tot een bredere inzetbaarheid van medewerkers. Arbeidsmarktplatform PO en PF/VF zijn opdrachtgever voor het programma ‘Mobiliteitsbevordering Primair Onderwijs’. Het CAOP draagt zorg voor aansturing, advisering en ondersteuning van het programma in de regio’s, de monitoring en verantwoording naar de opdrachtgevers. Het Arbeidsmarktplatform PO draagt, gedurende de driejarige programmaperiode, tevens zorg voor kennisontwikkeling en –verspreiding inzake mobiliteitsontwikkeling binnen de sector po. De schoolbesturen worden daarnaast door middel van kennisdeling van de reeds opgedane ervaringen met behulp van regionale bijeenkomsten, presentaties en informatieverspreiding in ieder geval via de website www.arbeidsmarktplatformpo.nl op de hoogte gesteld van de mogelijkheden, instrumenten en reeds opgedane ervaringen. Het doel van deze aanpak is om schoolbesturen te stimuleren om in gezamenlijkheid te komen tot een regionale aanpak van het mobiliteitsbeleid. Dat betekent dat er geen blauwdruk is; besturen kiezen per regio voor hun eigen aanpak. Een aanpak die geïntegreerd wordt in het eigen HRM-beleid. Kenmerken van de gezamenlijke aanpak van het mobiliteitsprogramma zijn: • Regionale samenwerking tussen schoolbesturen, scholen en opleidingen. • Verzamelen, ordenen en beschikbaar stellen van informatie en instrumenten die de medewerkers faciliteren in hun zoektocht naar ander werk. • Een gezamenlijk programma dat tot doel heeft dat de inzetbaarheid en mobiliteitsbereidheid van medewerkers in het primair onderwijs te vergroten en de juiste randvoorwaarden daarvoor te scheppen. • Het gezamenlijke programma wordt door de deelnemende besturen gedragen en vertaald naar het eigen HRM-beleid. Werkwijze 1. Kennisdeling Inmiddels heeft een aantal schoolbesturen al ervaring opgedaan met mobiliteitsbevorderende maatregelen of is hiermee van start gegaan. Natuurlijk maken we gebruik van deze ervaringen. Deze maatregelen worden beschreven en de kennis hierover wordt ontsloten via de website www.arbeidsmarktplatformpo.nl. Via deze website worden tevens de regionale arbeidsmarktanalyses toegankelijk gemaakt. 2. Regionale bijeenkomsten Binnen het programma wordt een aantal regionale bijeenkomsten georganiseerd. Hierin wordt de verzamelde informatie gepresenteerd en worden op inspirerende wijze ideeën uitgewisseld hoe te komen tot een gezamenlijke regionale aanpak. Doel van deze bijeenkomsten is om draagvlak voor een gezamenlijk aanpak te creëren en een eerste aanzet te maken voor een gezamenlijk mobiliteitstraject. Daarvoor zijn verschillende tools en goede praktijkvoorbeelden beschikbaar (Argumentenkaart, mobiliteitsspel, “open space”-aanpak en de presentatie van goedwerkende mobiliteitscentra) 3. Het ontwikkelen van regionale mobiliteitsplannen Besturen die de keuze maken om gezamenlijk aan de slag te gaan met preventief en proactief beleid worden geadviseerd en ondersteund bij het ontwikkelen van een regionaal mobiliteitsplan. Veelal ontbreekt de capaciteit bij besturen om bij dergelijke bovenbestuurlijke projecten de vinger aan de pols te houden en verder invulling en uitwerking te geven aan de gedeelde ideeën. Daarom wordt vanuit het programma voorzien in advisering en ondersteuning.
In de regionale mobiliteitsplannen wordt invulling gegeven aan de volgende punten: - Wat zijn onze knelpunten en wat zijn onze gezamenlijke doelstellingen? Er zal een meerjarenformatie- en personeelsbeleidsplan door de samenwerkende besturen opgesteld worden waarin inzichtelijk gemaakt wordt welke doelstellingen er zijn op het gebied van het HRM-beleid van de afzonderlijke besturen en op het terrein van de arbeidsmarkt. Dit meerjarenformatie- en personeelsbeleidsplan vormt de basis voor het gezamenlijk op te stellen regionaal mobiliteitsplan. Vanuit het programma wordt aan de besturen ondersteuning geboden door het aanleveren van de cijfers en het opstellen van het meerjarenformatie- en personeelsbeleidsplan. Hierbij kan o.a. gebruik gemaakt worden van het ontwikkelde scenariomodel en het instrument voor Strategische Personeelsplanning. - Wie zijn onze partners? Niet alleen de besturen in het primair onderwijs kunnen partner zijn, maar ook besturen in het voortgezet onderwijs, PABO’s, lerarenopleidingen en instellingen en bedrijven uit andere arbeidsmarktsectoren kunnen participeren in de samenwerking. - Hoe willen we onze doelstellingen bereiken? In het regionaal mobiliteitsplan wordt aangegeven welke activiteiten in de regio ontplooid zullen worden en welke instrumenten daarvoor ingezet worden. Denk daarbij aan loopbaanscans voor alle medewerkers, regionale uitwisselingsprogramma’s binnen en buiten het primair onderwijs, stages en detacheringen bij het voortgezet onderwijs, groepsgesprekken over professionele ontwikkeling en brede inzetbaarheid, en de opzet van een regionaal mobiliteitscentrum dat drempels voor vrijwillige mobiliteit moet wegnemen. - Wanneer willen we onze doelstellingen behaald hebben? In het regionaal mobiliteitsplan wordt een meerjarige tijdsplanning met realistische (tussen)doelen opgenomen. - Wat kosten onze inspanningen en hoe worden die gefinancierd? In het regionaal mobiliteitsplan worden alle activiteiten voorzien van een begroting en wordt aangegeven waar dekking voor de kosten wordt gevonden. - Hoe betrekken en communiceren we met medewerkers, GMR en bondsvertegenwoordigers? In elk regionaal mobiliteitsplan wordt een communicatieplan opgenomen waarin aangegeven wordt op welke manier medewerkers, schoolleiders, P(G)MR en bondsvertegenwoordiging betrokken worden in de planvorming en planuitvoering en hoe de communicatie binnen de verschillende besturen zal plaats vinden. 4. Stimuleringsregeling Regionale Mobiliteits- of personeelscentra Besturen in het primair onderwijs kunnen in aanmerking komen voor een eenmalige stimuleringssubsidie 1 van EUR 50.000 . Uitgangspunt is echter dat het mobiliteitscentrum of regionaal personeelscentrum structureel bekostigd wordt door de deelnemende partners. Voorwaarde om voor een stimuleringssubsidie in aanmerking te komen is dat er een door de samenwerkende partners gedragen regionaal mobiliteitsplan is ontwikkeld. 5. Faciliteren van regionale kwaliteitskringen Medewerkers worden weinig geconfronteerd met de onderwijspraktijk op andere scholen in het primair en voortgezet onderwijs. Onbekend maakt onbemind. Om een bredere inzetbaarheid van medewerkers te bewerkstelligen is het van belang dat de nieuwsgierigheid en interesse in het vak weer opgewekt wordt. Door bij elkaar in de keuken te kijken en ideeën uit te wisselen over onderwijsontwikkelingen en kwaliteitsverbetering kan de belangstelling om zich verder (elders) te ontwikkelen aangewakkerd worden. Regionale kwaliteitskringen kunnen in die behoefte voorzien. Kernbegrippen hierbij zijn: - Regelmatige collegiale consultatie. - Gezamenlijk werken aan een door besturen vooraf geformuleerde opdracht gericht op het verbeteren en versterken van het onderwijs in de regio. - Een blik in elkaars keuken werpen. Het idee is dat medewerkers worden vrijgesteld om deel te nemen aan de kwaliteitskringen en dat talentvolle nieuw afgestudeerde docenten de ruimte vullen die daardoor op school ontstaat in. Zo snijdt het mes aan twee kanten. Medewerkers krijgen de kans om zich verder te professionaliseren en hun blikveld te verruimen en aankomende medewerkers kunnen alvast werkervaring opdoen. Besturen beschikken vaak niet over de capaciteit om dergelijke kwaliteitskringen te faciliteren. De ervaring leert 1
In de begroting is een bedrag van EUR 400.000 opgenomen. Daarbij is uitgegaan van de realisatie van 8 regionale mobiliteitscentra. Wanneer meer samenwerkende besturen een beroep doen op de regeling zullen extra middelen beschikbaar gesteld moeten worden.
dat netwerken moeilijk in stand blijven wanneer deze niet professioneel gefaciliteerd worden. Het Arbeidsmarktplatform PO voorziet hierin. 6. Samenwerking primair onderwijs en voortgezet onderwijs Het voortgezet onderwijs kampt in een groot aantal regio’s met aanzienlijke tekorten aan docenten. Samenwerking tussen primair onderwijs, voortgezet onderwijs en lerarenopleidingen kan op regionaal niveau leiden tot succesvolle mobiliteit van leerkrachten uit het primair naar het voortgezet onderwijs. Een dergelijk traject zou er als volgt uit kunnen zien: Schoolbesturen in het primair onderwijs maken met besturen in het voortgezet onderwijs afspraken over een tweejarige detachering van leerkrachten uit het primair onderwijs. De leerkrachten die hiervan gebruik maken werken minimaal 3 dagen per week in het voortgezet onderwijs en krijgen daarnaast een e tweejarig maatwerk-opleidingstraject aangeboden voor het behalen van een 2 graads bevoegdheid. De ruimte die hierdoor ontstaat binnen het voortgezet onderwijs kan gebruikt worden voor doorscholing van e docenten in het voortgezet onderwijs voor het behalen van een 1 graads bevoegdheid of voor het ontwikkelen van lesmateriaal e.d. binnen de vo-school. Een dergelijk traject kan gefinancierd worden door het inzetten van de lerarenbeurs en een tegemoetkoming die door het Arbeidsmarktplatform PO en het PF beschikbaar wordt gesteld. Mocht de betreffende leerkracht geen gebruik meer kunnen maken van de lerarenbeurs dan wordt eerdergenoemde tegemoetkoming verhoogd met de kosten van de opleiding. Daarnaast wordt er een separate regeling uitgevoerd die gericht is op de inzet van netafgestudeerden van de PABO (zie faciliteren van regionale kwaliteitskringen). De komende maanden zal overleg gearrangeerd worden tussen betrokken landelijke partijen (VOION, PF/VF en het Ministerie van OCW) om verdere invulling te geven aan een programma waarbij op grote schaal leerkrachten uit het primair onderwijs in staat gesteld worden hun loopbaan voort te zetten in het voortgezet onderwijs. 7. Mobiliteitsdesk Ter ondersteuning van de schoolbesturen en P&O-ers wordt er een landelijk steunpunt ingericht: de mobiliteitshelpdesk. Een landelijk steunpunt voor vragen m.b.t. mobiliteit en mobiliteitsontwikkeling. Denk aan vragen op het terrein van het ontwikkelen van mobiliteitsbeleid, instrumenten, onderzoek en ervaringen tot aan concrete individuele vragen van medewerkers over hun positie op de arbeidsmarkt. De kennis en kunde vanuit het totale programma maar ook daarbuiten komt hier samen en wordt ter beschikking gesteld aan de sector. 8. Monitoring en evaluatie Het programma wordt jaarlijks gemonitord en geëvalueerd om te bepalen of het programma tot de gewenste resultaten leidt. Indien nodig zullen in overleg met de opdrachtgevers tussentijds aanpassingen plaatsvinden. Voor aanvang van het programma vindt een nulmeting plaats om tussentijds en na afloop van het programma te meten of de beoogde resultaten behaald zijn. Samenvattend: De bijdrage van het Arbeidsmarktplatform PO en PF/VF aan het Programma Mobiliteitsbevordering bestaat uit het beschikbaar stellen van middelen voor: - Kennisdeling - Organisatie van regionale bijeenkomsten - Advisering en ondersteuning bij het tot stand komen van regionale mobiliteitsplannen - Advisering en ondersteuning bij het ontwikkelen en opzetten van regionale mobiliteitscentra - Ondersteuning bieden bij het ontwikkelen en toepassen van instrumenten die mobiliteitsbeleid bevorderen - Stimuleringsregeling voor het opzetten en inrichten van regionale mobiliteitscentra - Faciliteren van regionale kwaliteitskringen - Bijdrage in de kosten van uitwisselings- en detacheringsprogramma’s tussen besturen in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. - Monitoring en evaluatie Projectresultaat 1. Het aantal besturen dat een gezamenlijk mobiliteitsbeleid ontwikkelt en uitvoert is gestegen met 50 %. 2. Het onderwerp mobiliteitsbevordering staat bij 20 % van de besturen in het primair onderwijs hoog op de agenda. 3. De mobiliteitsbereidheid van medewerkers in het primair onderwijs is met 10% toegenomen
4. 20 Besturen in het primair onderwijs hebben afspraken gemaakt met het scholen in het voortgezet onderwijs over de mogelijkheid om leerkrachten uit het po in te laten stromen in het voortgezet onderwijs. Doelgroep(en) - Schoolbesturen primair onderwijs - Leerkrachten - GMR-en - P&O medewerkers - Scholen en schoolbesturen voortgezet onderwijs - PABO’s en lerarenopleidingen