PROJECTHANDLEIDING Zorgeloos Zorgen
Onderwijsassistent Kerntaak 1: Assisteren bij het uitvoeren van onderdelen van het primaire proces. Werkprocessen: Observeert de werkwijze van leerlingen, deelnemers en rapporteert de bevindingen. 1.2 Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor. 1.3 Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen. 1.4 Begeleidt leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen. Kerntaak 2: Uitvoeren van taken rondom het primaire proces. Werkprocessen 2.4 Houdt toezicht en begeleidt buiten het primaire proces. 2.5 Voert in het primair onderwijs en in het speciale onderwijs zorgtaken uit. Kerntaak 3: Uitvoeren van organisatie en professiegebonden taken. Werkprocessen: 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep. 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg. 3.3 Stemt de werkzaamheden af. Steeds meer ouders van kinderen met een beperking kiezen ervoor hun kind het 3.4 Evalueert en rapporteert ervaringen en bevindingen. ‘gewone’ basisonderwijs te laten volgen. Het beleid van de overheid is er op dit moment dan ook op gericht de deelname van deze zogenoemde zorgleerlingen aan het reguliere onderwijs te bevorderen. Een belangrijke politieke maatregel die een aantal jaren geleden werd genomen is het project ‘Weer Samen Naar School’ (WSNS). Dit project heeft als doel leerlingen die extra zorg nodig hebben niet naar het speciaal onderwijs te laten gaan, maar hen deze extra zorg aan te bieden in het reguliere onderwijs. Een belangrijke visie achter dit project is, dat er moet worden voorkomen dat kinderen met een beperking al op jonge leeftijd worden buitengesloten. Daarnaast blijken kinderen zonder een beperking profijt te hebben van de omgang met de zogeheten rugzakleerlingen. Zij blijken eigenschappen als tolerantie, verantwoordelijkheid voor elkaar en onderling respect meer te ontwikkelen. De ontwikkeling van kinderen met een beperking verloopt vaak langzamer en moeizamer dan bij andere kinderen. Leerkrachten en onderwijsassistenten in het basisonderwijs hebben vaak een te hoge verwachting van wat een kind met een beperking kan leren. Dat leidt vaak tot teleurstelling. De ontwikkeling die het kind wel doormaakt, wordt dan vaak niet opgemerkt. Leerkrachten en onderwijsassistenten moeten daarom leren om in kleinere stapjes te denken om het resultaat van het onderwijs op de ontwikkeling van het kind te kunnen zien. Hierbij past onderwijs op maat: de leerkracht ontwikkelt, al dan niet in overleg met de ambulante begeleider/remedial teacher, een programma dat past bij het leertempo en de leermogelijkheden van het kind.
1 OAS ZZ 2015-2016
Naast informatie over het project Weer Samen Naar School, krijg je tijdens het project Zorgeloos zorgen inzicht in de veranderende positie van de zorgleerling binnen het onderwijs. We gaan in op de verschillende visies die er zijn ten aanzien van dit ‘geïntegreerde onderwijs’ en je gaat onderzoeken wat je eigen mening is over het WSNS- project. Verder vergaar je kennis over kinderen met zeer diverse stoornissen/handicaps die in het reguliere basisonderwijs zitten en de invloed die deze beperkingen op het gezinsleven en op de schoolsituatie hebben.
Schoolprestatie: A: Maak per tweetal een reader met informatie over alle zorgleerlingen die aan bod komen in dit project. Daarbij voeg je de opdrachten die gemaakt moeten worden naar aanleiding van de excursie. De reader bevat informatie over de volgende stoornissen: Auditief geretardeerde kinderen. Visueel geretardeerde kinderen. Kinderen met motorische stoornissen. Kinderen met eetstoornissen Kinderen met stoornissen van de begaafdheid, onder te verdelen in: - Hoogbegaafdheid. - Kinderen met een verstandelijke beperking bijvoorbeeld Syndroom van Down. Langdurig zieke kinderen. Kinderen met aandachtsstoornissen. Kinderen met gedragsstoornissen. Kinderen met contact stoornissen. In je reader beschrijf je per stoornis: 1: Wat houdt de stoornis in? 2: Wat het hebben van de stoornis voor het kind betekent. 3: Wat het hebben van de stoornis voor het gezin betekent. 4: Wat het hebben van de stoornis voor het onderwijs betekent. 5: Welke interne en externe begeleidingsmogelijkheden er zijn voor het gezin en voor het onderwijs. 6: Welke adviezen voor de omgang met het desbetreffende kind, zou jij als Onderwijsassistent op pedagogisch en didactisch gebied geven? Je hebt in de reader aangegeven uit welk(e) boek(en) je de informatie hebt gehaald en van welke internetsite. Daarnaast heb je aangegeven wat je hebt geleerd van de gastspreker/dvd over dit onderwerp/ workshops. Tijdens de verschillende workshops maak je aantekeningen, die je weer kunt verwerken in je reader en handelingsplan. B: Neem deel aan de diagnostische toets, jargon en ziektebeelden.(minimale score 60%) In de diagnostische toets krijg je een combinatie voorgelegd van kennis - en inzicht vragen over de behandelde lesstof/lessamenvattingen en ben jij in staat een eigen mening te formuleren.
2 OAS ZZ 2015-2016
Je bereidt je voor op de toets door de behandelde stof, die door docenten en gastsprekers is aangereikt door te nemen en de stof uit het boek. (zie daarvoor literatuur en materialen)(minimale score is 60%) C: Ontwikkel twee aangepaste of zelfontworpen onderwijsleermiddelen, een voor rekenen en een voor taal (zie ook de praktijkkaart kerntaak 2 opdracht 2) .( Voor de eisen zie workshop 4: Spelenderwijs) Je krijgt theorie lessen over het ontwikkelen en zelf maken van leermiddelen: zie thema 9 uit Didactiek voor de onderwijsassistent. Praktijkprestatie: D: Maak een handelingsplan, voor een “ zorgen” kind op je stage, volgens de richtlijnen in bijlage 1. (zie ook praktijkkaart kerntaak 2 opdracht 15) E: Presenteer je handelingsplan en je zelfontworpen leermiddelen op je Stage. Schrijf een reflectie over je handelingsplan en het werken met je zelfontworpen leermiddelen en laat deze aftekenen en van commentaar voorzien door je stagebegeleidster. Presenteer je handelingsplan en je leermiddelen op een ludieke wijze in de klas op het ROC, binnen je stamgroep.
Groepsgrootte: Prestatie A: in tweetallen. Prestatie B, C en D en E: individueel.
Literatuur en materialen: Om de workshops te kunnen volgen moet je in het bezit zijn van: * Pedagogiek voor de onderwijsassistent: Hoofdstuk 25, 26, 27, 28, 37, 39, 40, 41. * Didactiek voor de onderwijsassistent: Hoofdstuk 9. * Reader over hst. 10 en 11 uit Communicatie voor de onderwijsassistent.
3 OAS ZZ 2015-2016
Workshop 1: Introductie. Inhoud: Oriëntatie op het project. Zorgeloos Zorgen: hoe gevuld is het rugzakje? Handleiding wordt besproken. Tweetallen voor het maken van reader worden samengesteld.
Resultaat: Je hebt zicht op de ontwikkelingen binnen het onderwijs, met als invalshoek: het zorgenkind. Je bent op de hoogte van de inhoud en eisen van het project. De samenwerkingsgroepen zijn geformeerd. Je bent in staat een werkplanning te maken van de acties die ondernomen moeten worden. Je hebt een start gemaakt met het vormen van een mening rond Zorg- en begeleiding van ‘het zorgenkind”.
Duur: 1x2 uur
4 OAS ZZ 2015-2016
Workshop 2: Van top tot teen. Inhoud: In deze workshop staat elke week een lichamelijke stoornis centraal. Er wordt aandacht besteed aan: * De stoornis zelf. * De invloed van deze stoornis op het kind. * De invloed van deze stoornis op de omgeving van het kind. * De gevolgen van deze stoornis voor het onderwijs. Achtereenvolgens komen de volgende stoornissen aan de orde: Auditieve stoornissen: Wat betekent doof zijn het kind en voor het onderwijs. Je buigt je over de communicatie mogelijkheden met deze kinderen en je leert het alfabet in gebarentaal, van een doventolk. Visuele stoornissen: Welke hulpmiddelen zijn er voor kinderen met een visuele beperking? Motorische stoornissen: Om te ervaren wat het betekent om een beperkende lichamelijke stoornis te hebben, gaan we in een rolstoel op pad en we bespreken daarna jullie ervaringen, mede aan de hand van een getoonde dvd. De langdurig zieken: Door middel van diverse materialen zal een beeld geschapen worden wat het betekent met een chronische aandoening te moeten leven. Kinderen met eetstoornissen: Steeds vaker krijg je binnen het onderwijs te maken met kinderen die ongezond of te veel of te weinig eten. Resultaat: * Je kent de inhoud van bovenstaande stoornissen. * Je weet wat deze stoornis betekent voor hem of haar, zijn/haar ouders en omgeving. * Je kent de gevolgen voor het onderwijs. * Je bent in staat om een handelingsplan op te stellen voor een kind met een speciale stoornis. Duur: 7x 2 lesuren
5 OAS ZZ 2015-2016
Workshop 3: Tussen de oren. Inhoud: In deze workshop staat elke week een geestelijke stoornis centraal. Er wordt aandacht besteed aan: * De stoornis zelf. * De invloed van deze stoornis op het kind. * De invloed van deze stoornis op de omgeving van het kind. * De gevolgen van deze stoornis voor het onderwijs. Hierin komen de volgende stoornissen aan de orde: Stoornissen in de begaafdheid: Diverse vormen binnen de begaafdheid komen aan bod. Van Down tot hoogbegaafd. Aandachtstoornissen: In deze workshop komen ADHD en ADD aanbod. Jullie gaan zelf aan de slag. Aan de hand van artikelen wordt er informatie uitgewisseld en gepresenteerd, zodat iedereen over dezelfde kennis beschikt. Contactstoornissen: Door middel van beeldmateriaal verdiepen wij ons in de leefwereld mensen met een contactstoornis, zoals autisme. Wat houdt het bijvoorbeeld in om een bepaalde vorm van autisme te hebben ,en hoe ervaren autisten de wereld om zich heen. Gedragsstoornissen: ODD is een gedragsstoornis waarbij het kind onverwacht heel agressief kan optreden. Hoe ga je daarmee om? Algemene stoornissen: DCD en NLD De informatie over deze stoornissen is te vinden in jullie pedagogiekboek thema 41. Handelingsplan: Aangezien je voor dit project een handelingsplan moet schrijven, krijg je bij de workshop “Tussen de oren “uitleg over, en begeleiding bij het schrijven van je handelingspan. Resultaat: * Je kent de inhoud van bovenstaande stoornissen. * Je weet wat dit betekent voor hem of haar, zijn/haar ouders en omgeving. * Je kent de gevolgen voor het onderwijs * Je bent in staat om een handelingsplan op te stellen voor een kind met een speciale stoornis.
Duur: 7x 2 lesuren 6 OAS ZZ 2015-2016
Workshop 4: Spelenderwijs. Inhoud: In deze workshop staat ook een stuk theorie centraal over het ontwikkelen en/of aanpassen van leermiddelen, aan de hand van hoofdstuk 9 uit didactiek voor de onderwijsassistent Daarmee heb jij kennis verworven over het zelf ontwikkelen en of aanpassen van leermiddelen. Je weet ook welke leermiddelen voor de vakken rekenen en taal geschikt zijn voor jouw “zorgen”kind. Tijdens deze workshop heb je twee zelfgemaakte leermiddelen gemaakt, voor de vakgebieden rekenen en taal, die geschikt zijn voor jouw “zorgen”kind.
Resultaat: * Kennis over het ontwikkelen en/of aanpassen van leermiddelen. * Twee zelfgemaakte leermiddelen. De eisen waaraan de leermiddelen moeten voldoen: 1: Geplastificeerde handleiding, met daarin: Doel van het spel. Duur van het spel Spelregels. 2: De leermiddelen zijn van duurzaam materiaal gemaakt. De leermiddelen zijn verpakt in opbergdozen, die passen bij de leermiddelen. 3: Een leermiddel is na 5 weken klaar voor gebruik, zodat je tijdens je handelingsplan, twee weken lang (4 tot 6x ) met je leermiddel kunt werken. Duur: 7 x 2 lesuren
7 OAS ZZ 2015-2016
Bijlage 1. Fase 1: Voorbereiding: Stap 1: Informatie verzamelen en analyseren 1.1: Persoonlijke gegevens: A:Naam. B:Geslacht, geboortedatum, nationaliteit. C:Behandelend (huis)arts en specialisten. 1.2: Sociaal netwerk A: Beschrijf kort uit wat voor gezin de “zorg” leerling komt. (samenstelling) B: Beschrijf iets over vrienden/vriendinnen van de “zorg”leerling en hun betrokkenheid bij de “zorg”leerling C: Beschrijf de mogelijkheden en beperkingen van de “zorg”leerling op het gebied van sociaal-emotioneel functioneren. 1.3: Voorgeschiedenis A: Levensloop. B: Gezondheid/medische situatie;diagnostiek. C: Eerder geboden begeleiding/behandeling. 1.4: Algemeen huidige functioneren. A: Achtergrondinformatie over de beperking van de “zorg”leerling. B: Lichamelijk functioneren en welbevinden, mogelijkheden en beperkingen C: Verstandelijk/cognitief functioneren, mogelijkheden en beperkingen. D: Emotioneel functioneren, mogelijkheden en beperkingen. E: Taakgerichtheid, mogelijkheden en beperking. F: Communicatie en contacten leggen (sociaal functioneren), mogelijkheden en beperkingen: G:Opvallende persoonlijkheidskenmerken en uiterlijk H: Welke voorzieningen zijn er voor het kind met deze beperking (algemeen) Fase 1stap 1, verkrijg je door: het lezen van het dossier van het kind, het kind 3x te observeren en te toetsen, door 4 verschillende interviews af te nemen.( Deze interviews dienen te worden afgenomen bij mensen die op verschillende manieren betrokken zijn bij het kind. Je kunt denken aan een interview met de ouder(s), intern begeleider, remedial teacher, schoolbegeleidingsdienst, leerkracht. Minimaal 2 interviews dienen afgenomen te worden bij professionals) De 3 observaties werk je uit volgens de richtlijnen van bijlage 2 en voeg je toe in de bijlage van jouw handelingsplan. Evenals de uitgewerkte interviews.
8 OAS ZZ 2015-2016
Stap 2: Opstellen van een handelingsplan. Vanaf week 37 start je met het opstellen van een handelingsplan 2.1: Formuleer een Smart doel voor 4 weken. 2.2: Beschrijf per week 2 lessen om je doel te behalen.(de uitwerking van de lessen beschrijf je door middel van het format handelingsplan, dat tijdens workshop 3 uitgereikt wordt. Fase 2: Uitvoering: Voer je plan uit en maak van elke week een reflectie waarin je beschrijft hoe de lessen gingen. (dus 4 reflecties) De laatste 2 weken van het project, ga je met je zelfgemaakte leermiddel aan de slag.(weken 41 en 42) Fase 3: Evaluatie en bijstelling: Je gaat kijken of jij je doel hebt bereikt. Dit kan weer door een toets af te nemen, of door weer te observeren. Heb jij je doel niet behaald, Stel je doel dan bij.
9 OAS ZZ 2015-2016
Bijlage 2 Observatieplan: Je kiest een gedragsprobleem of ontwikkelingsstoornis/-achterstand waarover je meer te weten wilt komen op basis van gerichte observaties. Alle informatie verwerk je tot een verslag. Het observatieverslag. 1. Maak 1 observatieplan door onderstaande vragen te beantwoorden. Het observatieplan: A. Wie is het kind? (Noteer de algemene gegevens van het kind dat je gaat observeren, gezinssamenstelling/ leefsituatie, levensloop, thuissituatie, omgeving, cultuur, lichamelijke, psychische en sociale kenmerken) B. Waarom heb je dit kind gekozen, wat is er aan de hand? C. Wat is je observatiedoel? (Wat wil je onderzoeken?) D. Welk specifieke gedrag ga je observeren? (Benoem minimaal 3 gedragsaspecten die je gaat observeren) E. Wanneer ga je observeren, hoe vaak en hoe lang? (Datum of data waarop je gaat observeren.
2. Nu ga je minstens drie keer observeren. Elke keer doe je dat volgens een andere observatiemethode; -
Observeer en maak een beschrijvende observatie Observeer met behulp van een observatieschema Observeer met behulp van een beoordelingsschema
Je kunt hierbij gebruik maken van de observatie- en beoordelingsschema’s die worden gebruikt op je instelling, maar je kunt ze ook zelf maken met behulp van de theorie uit je boek. 3. Maak na elke observatie een schriftelijk observatieverslag (dus van alle informatie die je hebt verzameld). Dit is een samenvattend verslag met conclusies naar aanleiding van je observaties. Formuleer een duidelijk en concreet antwoord op vraag C en D uit het observatieplan. 4. Sluit af met voorzichtige interpretaties en aanbevelingen. 5. Zet bovenstaande onderdelen allemaal in je hoofdstuk.
10 OAS ZZ 2015-2016
Bijlage 1 b– Beoordelingsformulier observatieplan en Er is een heldere beschrijving over de aanleiding van de observatie. Het observatiedoel (de vraagstelling) is smart geformuleerd: Specifiek; meetbaar; acceptabel; realistisch en tijdgebonden. Er staat genoteerd welk concreet gedrag (minstens 3) geobserveerd gaat worden. Er staat genoteerd volgens welke observatiemethoden geobserveerd gaat worden. Plaats, situatie, datum, tijdstip, staan beschreven. De observatieverslagen zijn objectief. De conclusies bevatten uitvoerige interpretaties en geven antwoord op het observatiedoel, de vraagstelling. De conclusies worden beargumenteerd Er worden minstens 3 verschillende observatiemethoden deskundig gebruikt: -beschrijvende observatie -observatieschema -beoordelingsschema -turfsysteem -intervalsysteem Eindoordeel:
observaties 1.
2.
3.
11 OAS ZZ 2015-2016
EVALUATIEFORMULIER Naam: Klas: Projectbegeleider: Coach:
PROJECT: Zorgeloos Zorgen
Zet een kruisje in het vakje dat het best aansluit bij je mening 5: helemaal mee eens 4: mee eens 3: gedeeltelijk mee eens 2: gedeeltelijk mee oneens 1: geheel mee oneens 1 2 Prestatie De workshops hebben mij goed voorbereid op het maken van de reader De workshops hebben mij goed voorbereid op het maken van het handelingsplan De workshops hebben mij goed voorbereid op het maken van de leermiddelen voor rekenen en taal Het kunnen maken van een handelingsplan vind ik nuttig voor mijn taak als onderwijsassistent. Het kunnen maken van een leermiddel vind ik nuttig voor mijn taak als onderwijsassistent. Door de toets weet ik nu meer over de verschillende stoornissen, waarmee ik te maken kan krijgen binnen het basisonderwijs. Workshops Workshop 2 Van top tot teen was leerzaam Workshop 3 Tussen de oren was leerzaam Workshop 4 Spelenderwijs was leerzaam. De rolstoelrit was leerzaam Ik had genoeg tijd om de reader te maken. Ik had genoeg tijd om het handelingsplan op te stellen en uit te voeren in de praktijk De projecthandleiding is duidelijk geschreven Ik was tevreden over mijn roosters Zelfstandig werken Ik kreeg voldoende begeleiding bij de workshopopdrachten Ik kreeg voldoende begeleiding bij de overige workshops Er waren voldoende lokalen waar ik zelfstandig kon werken
3
4
5
12 OAS ZZ 2015-2016
Naam:
Klas:
Loopbaanbegeleider:
Alle onderdelen ter beoordeling inleveren bij workshopdocent in laatste lesweek! (week)
Opdracht
Wanneer, wat, bij O wie inleveren? k e ?
Reader per tweetal Verslag rolstoelrit en verslag excursie Muzieum Nijmegen
Week 24 Docent ws 2
Handelingsplan Individueel
Observaties behorend bij handelingsplan Uitgewerkte interviews behorend bij handelingsplan
Leermiddelen 1: taal en 2: rekenen Individueel
Werken met leermiddel 1 en 2 4 Reflecties naar aanleiding van uitvoering handelingsplan Diagnostische toets ziektebeelden
Week 24 Docent ws 3 Week 24 Docent ws. 3
Week 24 Docent ws. 3 Week 24 Docent ws. 3 Week 22 Docent ws. 4 Weken 22 en 23 Week 44 Docent ws. 3 Toetsweek 24
13 OAS ZZ 2015-2016
14 OAS ZZ 2015-2016