PROJECTHANDLEIDING Zorg voor wonen Kerntaak 1: Opstellen van een begeleidingsplan. Werkprocessen: Inventariseert hulpvragen van een cliënt, schrijft het begeleidingsplan (niveau 4), Specificeert het begeleidingsplan tot een actieplan (niveau 4). Kerntaak 2: Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg. Werkprocessen: Stimuleert de cliënt in zijn ontwikkeling en ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden. Evalueert de geboden ondersteuning Evalueert de coördinatie van de begeleiding en zorg (niveau 4) Kerntaak 3: Uitvoeren van coördinerende taken (niveau 4). Werkprocessen: Coördineert de begeleiding en zorg aan de cliënt (niveau 4).
‘Ik woon in een mooi huis’, zegt Maartje. ‘Een huis met een mooi blauw tapijt en een fijne rode bank. In de huiskamer staat een grote kooi met twee cavia’s. Er staat altijd mooie muziek op. Ik heb ook een plekje waar ik alleen kan zijn. Ik wil ook graag alleen zijn als ik verdrietig ben. Daar kan ik mijn eigen muziek luisteren en mijn spulletjes hebben er ook een plekje. Ik ben blij dat er zo goed voor mij gezorgd wordt’, zegt Maartje met een stralend gezicht. ‘Ik ben niet blij met de plek waar ik nu woon’, zegt mevrouw Dekker. ‘De woonkamer is niet gezellig, de muren zijn kaal en het is er altijd druk. Er wordt veel gekletst en geklaagd. Er is voor ons ook weinig te doen. Ik zet de t.v. dan maar weer aan maar daar is ook niet veel aan.Ik zou zo graag weer eens willen koken maar niemand heeft tijd om mij daarbij te helpen’. In dit project staat de woonsituatie van cliënten centraal. Zijn ze tevreden? Waarom wel of waarom niet? In welke mate zijn ze zelfredzaam? Bepalen de instelling en de begeleiders veel voor hen of stimuleren ze de cliënten zoveel mogelijk zelf te doen? Wat betekent de woonsituatie voor iemands welzijn en wat kun je als medewerker maatschappelijke zorg hierin betekenen? Om goed te weten wat de wensen en behoeften zijn van een cliënt op het gebied van wonen en huishouden, ga je informatie verzamelen. Dit kun je op veel verschillende manieren doen. Je kunt de cliënt in verschillende situaties observeren maar ook – indien de cliënt hiertoe in staat is - met hem of haar gesprekken voeren. Ook familie, deskundigen en jouw directe collega’s, kunnen belangrijke informatie verstrekken. Hiernaast kun je ook schriftelijke bronnen raadplegen. Je kunt het bestaande dossier van de cliënt gebruiken en bijvoorbeeld een medisch dossier of psychologisch rapport doornemen.
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
1
In dit project ga je van één cliënt de hulpvragen op het gebied van wonen en huishouden in kaart brengen. Je gaat hiertoe verschillende gesprekken voeren: met de cliënt zelf en met een deskundige binnen de eigen organisatie. Van deze gesprekken maak je gespreksverslagen. Om het ondersteuningsaanbod zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de hulpvraag, is het belangrijk te weten hoe de instelling allerlei zaken op het gebied van wonen en huishouden geregeld heeft. Wat zijn de grenzen van het beleid en met welke protocollen wordt er gewerkt? Hoe wordt gecontroleerd of de regels en de afspraken worden nageleefd? Is het toegestaan dat cliënten op hun eigen kamer roken en in de gemeenschappelijke woonkamer mobiel bellen? Mag een cliënt een huisdier op haar kamer te houden en wie zorgt daar dan voor? Wat is het beleid op het gebied van relaties en seksualiteit? Wat kan een cliënt doen als hij het hier niet mee eens is? Bij wie moet hij zijn als hij een klacht heeft? In dit project komt aan de orde hoe beleid tot stand komt, wie erbij betrokken zijn en wanneer beleid wordt herzien. Verder komt het onderwerp budgetteren aan bod. Het is belangrijk te weten hoe de geldzaken van de cliënten zijn geregeld. De cliënten waar je mee werkt zijn meestal niet in staat hun eigen geld te beheren. Wanneer dit het geval is, regelt een zogenoemde curator de geldzaken. Een curator regelt overigens niet alleen de geldzaken van de cliënt, maar is verantwoordelijk voor alles wat de cliënt aangaat. Tenslotte is het van belang dat je de cliënt ondersteunt bij activiteiten die gericht zijn op wonen en huishouden. Jouw ondersteuning heeft als uitgangspunt dat de cliënt zoveel mogelijk moet leren bijdragen aan een optimaal woon- en leefklimaat. Daarnaast ben je zelf ook verantwoordelijk voor het huishouden en het scheppen van een gezellig en prettig leefklimaat. Een belangrijke voorwaarde voor een goede leefsfeer is veiligheid. De veiligheid van de cliënten, maar ook van jezelf en je collega’s. Het is de bedoeling dat je niet alleen onveilige situaties in de dagelijkse leefsfeer probeert te voorkomen, maar dat je ook je cliënten leert omgaan met gevaar. Verdieping niveau 4: Deelnemers die afstuderen op niveau 4 hebben extra taken en verantwoordelijkheden. Al het werk dat je inlevert, moet voldoende diepgang hebben, overeenkomstig niveau 4. Als medewerker gehandicaptenzorg/ouderenzorg ben je persoonlijk ondersteuner van één of meerdere cliënten. Je coördineert alle begeleiding en zorg rondom een individuele cliënt en houdt overzicht over alle activiteiten met en rondom de cliënt. Je stemt de verschillende vormen van begeleiding en zorg aan de cliënt op elkaar af, wijst taken toe aan collega’s/hulpverleners en onderhoudt contacten met hen. Deelnemers die afstuderen op niveau 4 moeten in staat zijn coördinerende taken uit te voeren. Wat hier allemaal bij komt kijken, behandelen we in een extra workshop. Daarnaast stellen we meer eisen aan de prestatie die je moet leveren: je schrijft een begeleidingsplan voor een cliënt. Op basis van de wensen van deze cliënt; zijn/haar
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
2
begeleidingsplan en de aandachtspunten van je collega’s (en evt. van familie en/of wettelijke vertegenwoordigers van de cliënt), werk je het begeleidingsplan uit tot een actieplan en een activiteitenplan. Tenslotte: bij de schriftelijke toets stellen we hogere eisen aan niveau 4 -deelnemers.
Prestatie niveau 3: 1. Maak een beschrijving van de cliënt (persoonlijke gegevens, ontwikkelingsaspecten en woonsituatie) 2. Schrijf een gespreksverslag met de cliënt (of observatieverslag; zie bijlage 3) 3. Schrijf een gespreksverslag met een deskundige. 4. Geef de hulpvragen op het gebied van wonen en huishouden aan. 5. Voer een activiteit uit op het gebied van wonen ÓF huishouden (liefst meerdere keren) 6. Schrijf een evaluatierapport. 7. Verzamel opdrachten en documenten in een werkmap. 8. Maak de schriftelijke toets Prestatie-eisen niveau 3: • De twee gespreksverslagen zijn geschreven volgens de richtlijnen in bijlage 3. • De tekst is in goed Nederlands geschreven. • In je map zitten alle onderdelen van de twee gespreksverslagen en alles wat je tijdens dit project verzamelt (zoals protocollen). Verder voeg je de uitgewerkte (huiswerk)opdrachten toe die je tijdens dit project maakt. • De map met alle in te leveren onderdelen ziet er verzorgd uit. • De map bevat een ingevuld en ondertekend feedbackformulier (zie bijlage 4) van je praktijkbegeleider. • Je voert een activiteit op het gebied van wonen OF huishouden uit (liefst meerdere keren). Zie bijlage 5A • De map bevat een evaluatierapport. Zie bijlage 6A. • Je hebt de formatieve toets gemaakt: deze toets dient als diagnostisch middel en is een indicatie voor je kennisniveau.
Prestatie niveau 4: 1. Schrijf een gespreksverslag met de cliënt (of observatieverslag: zie bijlage 3). 2. Schrijf een gespreksverslag met een deskundige. 3. Schrijf een begeleidingsplan. 4. Schrijf twee actieplannen 5. Beschrijf één activiteit met de cliënt op het gebied van wonen ÓF huishouden en voer deze uit (liefst meerdere keren) 6. Schrijf een evaluatierapport 7. Verzamel de uitgewerkte verslagen en opdrachten in een werkmap. 8. Maak de schriftelijke toets
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
3
Prestatie-eisen niveau 4: • Het begeleidingsplan is opgesteld volgens bijlage 1 van deze projecthandleiding. • De twee actieplannen zijn opgesteld volgens de richtlijnen in bijlage 2. • De twee gespreksverslagen zijn geschreven volgens de richtlijnen in bijlage 3. • De tekst is in goed Nederlands geschreven. • De map bevat alle onderdelen van het begeleidingsplan, de twee actieplannen, de twee gespreksverslagen en alles wat je tijdens dit project verzamelt (zoals protocollen). Daarnaast bevat de map uitgewerkte (huiswerk)opdrachten toe die je tijdens dit project maakt. • De map met alle in te leveren onderdelen ziet er verzorgd uit. • De map bevat een ingevuld en ondertekend feedbackformulier van je praktijkbegeleider (zie bijlage 4). • De map bevat een activiteitenplan voor één activiteit (zie bijlage 5B). • De map bevat een evaluatierapport (zie bijlage 6B). • Je hebt de formatieve toets gemaakt: deze toets dient als diagnostisch middel en is een indicatie voor je kennisniveau. Feedback De coach beoordeelt of je aan de prestatie-eisen hebt voldaan. Samen met je coach en je stamgroep beoordeel je aan welke competenties je hebt gewerkt. Je krijgt ook feedback van je praktijkbegeleider. Plan van aanpak Deze handleiding bevat 6 bijlagen: - Voor studenten niveau 3: de bijlagen 3, 4, 5A, 6A - Voor studenten niveau 4: de bijlagen 1, 2, 3, 4, 5B, 6B Bijlagen 1 en 2 De bijlagen 1 en 2 gaan over het begeleidingsplan. Deze zijn bestemd voor studenten niveau 4. In de eerste bijlage staat uitgebreid beschreven volgens welke stappen je een begeleidingsplan schrijft en in de tweede hoe je een actieplan opstelt. Je krijgt in de extra workshop informatie in welke stappen je dit kunt doen en hoe je deze verder moet uitwerken. Bijlagen 3 en 4 In bijlage 3 staan de richtlijnen voor de gespreksverslagen. Bijlage 4 is het feedback-formulier, bestemd voor je praktijkbegeleider. Het is de bedoeling dat je praktijkbegeleider in ieder geval aanwezig is bij het gesprek met de cliënt. In het feedbackformulier staan de punten waar je praktijkbegeleider op let tijdens de gesprekken die je voert. Wanneer het feedbackformulier is ingevuld en ondertekend door je praktijkbegeleider, kun je het toevoegen aan je map. Bijlagen 5 en 6 Studenten niveau 3 en 4 voeren een activiteit uit op het gebied van wonen OF huishouden (liefst meerdere keren). Richt je hierbij op de criteria die werden gehanteerd in de proeve van bekwaamheid MZ 2010-2011. Deze staan vermeld in bijlage 5A en 5B.
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
4
Studenten niveau 4 maken eerst een activiteitenplan voor deze activiteit op het gebied van wonen ÓF huishouden (bijlage 5B). Ook bij bijlage 6 is onderscheid gemaakt in niveau 3 en 4. De bijlagen betreffen het opstellen van een evaluatierapport. Voor niveau 4 betreft dit meerdere werkprocessen (bijlage 6B)
Het is raadzaam aantekeningen te maken tijdens de workshops. De prestatie van dit project lever je individueel. Je klasgenoten kunnen je wel helpen met vragen of jou inspiratie geven. Je kunt natuurlijk ook vragen stellen aan je docenten of coach.
Het is interessant een bezoek te brengen aan een instelling gebaseerd op de Rudolf Steiner filosofie. Deze filosoof is de grondlegger van de antroposofische filosofie. Deze levensvisie is in alles terug te vinden. In de aankleding van de ruimte; het gebruik van natuurlijke materialen; in de voeding en de manier van met elkaar omgaan. * Verpleegtehuis: Het Leendert Meeshuis in Bilthoven * Instelling voor gehandicapten: De Amerpoort in Baarn Samen met de loopbaanbegeleider wordt bekeken of en wanneer en aan welke instelling een jullie als klas een bezoek brengen.
Literatuur • Gehandicaptenzorg SAW • Methodisch begeleiden MZ en PW SAW3 • Communicatie en organisatie MZ en PW SAW3
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
5
WORKSHOP 1: Methodisch handelen Module A: Hulpvraagverduidelijking Als je werkt met mensen die begeleiding nodig hebben, is het belangrijk te weten wat zij nodig hebben en in welke mate. Cliëntgericht werken betekent dat je aansluit bij de hulpvraag van de persoon: zijn/haar persoonlijke vraag om hulp, begeleiding of ondersteuning. Zo kan het voorkomen dat de ene cliënt zo lang mogelijk haar eten wil blijven bereiden en een andere cliënt zelfstandig wil gaan wonen maar de vaardigheden mist om dit te bereiken. Bij planmatig en methodisch werken wordt uitgegaan van een hulpvraag. Hoe krijg je zicht op de hulpbehoefte van een cliënt en hoe vertaal je deze in een realistische hulpvraag en concrete doelen? Denk hierbij vooral ook aan mensen die hun eigen hulpvraag niet duidelijk kunnen maken omdat ze bijvoorbeeld verbaal niet vaardig genoeg zijn. Inhoud: • Onderzoeksmethoden en –technieken, o.a. observatiemethoden en andere informatiebronnen • Methodische cyclus hulpvraagverduidelijking Resultaat: • Je hebt een volledig en juist beeld van de mogelijkheden, beperkingen, hulpvragen, wensen en verwachtingen van de cliënt en/of van de wensen en verwachtingen van zijn wettelijke vertegenwoordigers. • Je kunt onderzoekstechnieken toepassen om voldoende en betrouwbare gegevens over de cliënt en de hulpvraag te verzamelen. • Je weet welke informatiebronnen je moet raadplegen om vanuit verschillende invalshoeken gegevens te verzamelen. Je bent hierbij alert op nieuwe informatie, signaleert veranderingen en weet hoe je deze moet interpreteren. Duur: 4 x 2 uur
Module B: Evalueren Als beroepskracht evalueer je periodiek en aan het eind van elk traject, de geboden ondersteuning. Je verzamelt relevante gegevens voor de evaluatie en analyseert deze. Op basis daarvan schrijf je een evaluatieverslag. Je bespreekt de gegevens uit de evaluatie met de cliënt en het team. Als daar aanleiding toe is, voer je gewenste veranderingen in de zorg en begeleiding door. De persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg of specifieke doelgroepen evalueert ook de coördinerende taken.
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
6
Inhoud • Informatie verzamelen in relatie tot evaluatiecriteria • Feedback vragen en reflecteren • Gegevens ordenen • Conclusies en aanbevelingen • Evaluatierapport Resultaat: • Je kunt regelmatig reflecteren op je eigen handelen • Je weet hoe je evaluatiegegevens kunt verzamelen • Je kunt conclusies trekken uit de evaluatiegegevens • Je kunt een evaluatierapport schrijven Duur: 4 x 2 uur
WORKSHOP 2: Woonbegeleiding en communicatie Module A
Woonbegeleiding
Tegenwoordig bestaan er voor verschillende doelgroepen, diverse woonvoorzieningen. Denk aan woon-zorgcomplexen maar ook aan begeleid wonen en zorgboerderijen. De hulpverlening is doorgaans intramuraal of semi-muraal, maar in toenemende mate wordt ambulante zorg geboden. Als medewerker maatschappelijke zorg ondersteun je de cliënt bij wonen en huishouden zoals in het begeleidingsplan is beschreven. Je stimuleert hierbij de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de cliënt door (leer)situaties te creëren waarin de cliënt kan oefenen met nieuwe vaardigheden. Je signaleert veranderingen in het gedrag van de cliënt en rapporteert hierover aan de zorgcoördinator, het team, de ouders of wettelijke vertegenwoordigers en mantelzorgers. Afhankelijk van de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt, voer je zelf taken uit op het gebied van wonen en huishouden. Je doet dit op een professionele en methodische wijze. Ook zorg je voor een prettige leefsituatie door de woon- of leefruimte - in overleg met de cliënten - aangenaam in te richten en aan te kleden. Van belang is dat het wonen en huishouden van de cliënt voldoet aan algemeen maatschappelijke normen, onder andere ten aanzien van orde, netheid en hygiëne.
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
7
Inhoud: • Woonvormen in relatie tot doelgroepen • Woonbegeleiding bij - de organisatie van het huishouden; - het uitvoeren van lichte huishoudelijke schoonmaakwerkzaamheden; - het doen van inkopen en het beheren van voorraden; - het bereiden van maaltijden; - het opmaken van bedden en - het wassen en strijken van kleding en textiel • Voorraadbeheer • Leefstijl en woon- of leefruimte • Motiveren en bevorderen van zelfstandigheid • Overleggen met collega’s en afstemmen van activiteiten
Resultaat: • Je weet welke woonvormen er zijn voor verschillende doelgroepen ouderen, psychiatrische cliënten en mensen met een verstandelijke beperking. • Je kunt de cliënt motiveren om uitdagingen aan te gaan, zodat doelen uit het begeleidingsplan gerealiseerd kunnen worden. • Je kunt de cliënt helpen bij het uitvoeren van activiteiten in het kader van wonen en huishouden. • Je bent in staat bij activiteiten waarbij anderen betrokken zijn, met hen te overleggen over de uitvoering van de activiteiten, zodat de ondersteuning op het gebied van wonen en huishouden professioneel wordt uitgevoerd. Duur: 5 x 2uur
Module B: Communiceren en beïnvloeden Luisteren, praten, lezen en schrijven: het gebeurt allemaal in de instelling waar je werkt. Nu hebben de meeste mensen geen moeite met deze ‘vaardigheden’, maar als medewerker in een instelling komt daar méér bij kijken. Om informatie te verkrijgen over de wensen en verwachtingen van de cliënt en zijn/haar naaste betrokkenen, ga je als medewerker maatschappelijke zorg enthousiast in gesprek met het cliëntsysteem. Je toont interesse in de cliënt als persoon, luistert en kijkt aandachtig naar de cliënt. Bovendien vraag je door, zodat de cliënt alle ruimte krijgt om zichzelf, zijn mogelijkheden, wensen en verwachtingen kenbaar te maken. Tevens overleg je met collega’s over de aanpak. Als medewerker maatschappelijke zorg leid je gesprekken in duidelijke banen en oefen je actief invloed uit op het verloop van een gesprek of discussie. Je brengt verschillende benaderingen tot elkaar en past onderhandelingstechnieken toe, zodat je draagvlak en betrokkenheid creëert voor je handelen.
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
8
Als persoonlijk ondersteuner (niveau 4) coördineer je alle zorg en begeleiding die een cliënt nodig heeft. Om de zorgdoelen te bereiken werk je samen met collega’s, andere disciplines en betrokken uit het sociale netwerk van de cliënt. Soms moet je hiertoe onderhandelen en/of gebruik maken van beïnvloedings-strategieën.
Inhoud: • Communiceren met cliënt(en), de groep, familie/wettelijke vertegenwoordigers en deskundigen. • Gespreksdoel (informatief, probleemoplossend, meningvormend, ondersteunend of besluitvormend) . • Overtuigen en beïnvloeden; richting geven aan een gesprek, onderhandelen en overeenstemming nastreven. • Oefenen op basis van casuïstiek uit de eigen praktijk. Resultaat: • Je bent in staat diverse gesprekken te voeren en daarbij verschillende communicatietechnieken te hanteren. Duur: 3 x 2 uur
WORKSHOP 3: Beleid, financiën en veiligheid Module A
Beleid bij wonen en leven
Een medewerker maatschappelijke zorg stemt zijn/haar handelen voortdurend af op de wensen en mogelijkheden van de cliënt, de doelstellingen uit het begeleidingsplan en de richtlijnen van de instelling. In je werk volg je de instructies en aanwijzingen op van je leidinggevende en/of het multidisciplinair team. Hiermee is eenduidigheid in de ondersteuning van de cliënt zo goed mogelijk gewaarborgd en worden onnodige risico’s vermeden. Het is daarbij van belang dat je goed op de hoogte bent van bestaande protocollen, werkprocedures en voorschriften en dat je deze nauwgezet opvolgt. Deze protocollen, werkprocedures en (veiligheid)voorschriften vormen samen een belangrijk onderdeel van het totale het beleid van een instelling. Het zijn afspraken waaraan iedereen zich moet houden; omdat de wet dat zo voorschrijft; omdat het management dat zo besloten heeft of omdat jouw collega’s dat hebben afgesproken.
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
9
Zo zijn er voorschriften over hoe te handelen bij brand. Of wat je wel en niet moet doen wanneer een bewoner agressief wordt. Denk ook aan hoe het opname- en doorstroombeleid geregeld is. Hoe ziet de klachtenprocedure eruit? Hoe gaat men in de instelling om met bezoek? Behalve dat je goed op de hoogte moet zijn van dergelijke procedures en je ze netjes moet uitvoeren, is het belangrijk erover mee te denken. Welke mensen in de instelling maken deze afspraken, wat is hun functie en kan of mag jij meedenken en beslissen? Inhoud: • Wetgeving en regelgeving: - Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). - Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) - Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ). - Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ) - Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ) • Beleid schrijven en bijstellen • Uitzoeken van bestaande protocollen, werkprocedures en voorschriften t.a.v.: - opname - media; huisdieren; roken en alcohol - (seksuele) relaties van de cliënt(en) - klachten - (besmettelijke) ziektes - bezetting van het personeel op een groep bewoners Resultaat: • Je bent op de hoogte van de bestaande protocollen, werkprocedures en voorschriften van jouw praktijkorganisatie. • Je bent in staat instructies op te volgen. • Je bent in staat te werken conform voorgeschreven procedures. • Je kunt hiervoor de nodige discipline tonen. Duur: 4 x 2 uur
Module B
Administratie en financiën
Vooral bij het zelfstandig leren wonen (maar ook blíjven wonen) kun je de cliënt ondersteunen bij het oefenen van vaardigheden op het gebied van administratie en financiën. Het gaat er vooral om cliënten leren omgaan met het budget dat ze te besteden hebben. Wat betekent het als een cliënt een Persoongebonden Budget heeft, onder de AWBZ valt of een uitkering krijgt? En wie beheert deze financiën? De cliënt zelf, de curator of de instelling?
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
10
Inhoud: • Beheer financiën • Zorgzwaartepakket (ZZP), AWBZ , Persoonsgebonden budget (PGB), soorten uitkeringen • Administratie • Budgetteren Resultaat: • Je kent de regelingen op het gebied van bijdragen en uitkeringen vanuit de overheid. • Je kunt cliënten ondersteunen bij vaardigheden op het gebied van administratie en financiën. • Je kent de werkwijze van de instelling op het gebied van het beheer van financiën en cliënten en de werkwijze rondom hun budget en jaarlijkse individuele begroting. Duur: 2 x 2 uur
Module C
Veiligheid en milieu
Als medewerker maatschappelijke zorg heb je niet alleen de zorg voor de veiligheid van de cliënten met wie je werkt, maar ook de zorg voor de veiligheid van jezelf en je collega’s. Het is de bedoeling dat je niet alleen onveilige situaties in de dagelijkse leefsfeer probeert te voorkomen, maar dat je ook je cliënten leert omgaan met gevaar. Zorg voor veiligheid heeft onder meer te maken met ondeugdelijke materialen en apparaten, met brandveiligheid, schoonmaakmiddelen, voedingsvoorschriften, natte vloeren en warme leidingen in de badsituatie, voedingsvoorschriften en zeker ook met beperkte mobiliteit van cliënten en een verhoogd risico op verslikken. Bovendien houdt de zorg voor veiligheid in: het voorkomen en bestrijden van ziekten. Inhoud: • Voorwaarden voor een veilige werkomgeving (protocollen, werkprocedures, instructies, voorschriften) • Preventie • EHBO • Gezondheidsvoorlichting • Bedrijfshulpverlening (BHV) • Milieuvoorschriften • Wetgeving arbeidsomstandigheden (ARBO) • Ergonomie
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
11
Resultaat: • Je kunt uitleggen wat wordt verstaan onder een veilige leefsituatie. • Je bent in staat je nauwgezet te houden aan bestaande protocollen, werkprocedures en voorschriften zodat geen onnodige risico’s ontstaan. • In je handelen kun je laten zien dat je de kans op onveilige situaties beperkt. • Je kunt onveilige situaties zoveel mogelijk voorkomen. • Je ondersteunt cliënten bij het verminderen van veiligheidsrisico’s. • Je kunt mede zorgdragen voor veilige arbeidsomstandigheden. Duur: 2 x 2 uur
WORKSHOP 4 (niveau 4): Begeleidingsplan & Coördinatie van zorg en begeleiding Als medewerker maatschappelijke zorg ben je zorgcoördinator van één of meerdere cliënten. Je coördineert alle begeleiding en zorg rondom een individuele cliënt en houdt overzicht over alle activiteiten met en rondom deze cliënt. Je stemt de verschillende vormen van begeleiding en zorg op elkaar af, wijst taken toe aan collega’s/hulpverleners en onderhoudt contacten met hen. Dit betekent dat je een actief netwerk onderhoudt en met alle betrokkenen samenwerkt. Dat zijn niet alleen de cliënt en je directe collega’s, maar ook de ouders, familie of wettelijke vertegenwoordigers en hulpverleners. Vaak zijn er meerdere hulpverleners bij de zorg en begeleiding betrokken. Denk hierbij aan een arts, psycholoog, psychiater, orthopedagoog, logopedist en/of fysiotherapeut. Het is jouw taak om samen met de cliënt de hulpvraag te vertalen naar concrete, haalbare doelen op de korte en langere termijn. Vervolgens stippel je in een begeleidingsplan het pad uit voor de manier waarop je de cliënt kunt ondersteunen om deze doelen te bereiken. Dit begeleidingsplan leg je ter instemming voor aan de cliënt en je stelt het daarna eventueel bij. Hierna leg je je plan voor aan het multidisciplinair team. In beide situaties licht je het plan toe en motiveer je de keuzes die je hebt gemaakt. Op basis van het begeleidingsplan beschrijf je in een actieplan (een plan van aanpak) hoe jij, je collega’s en andere professionals in de dagelijkse situatie de cliënt gaan begeleiden: wie doet wat, wanneer en op welke manier. Je schrijft een actieplan voor het behalen van het zorgdoel op het gebied van wonen. Je schrijft ook een actieplan voor het behalen van het zorgdoel op het gebied van huishouden.
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
12
Voorbeeld: Zorgvraag: Zorgdoel:
Thijs heeft de wens om meer zelfstandig te wonen. Thijs groeit binnen een half jaar toe naar een situatie waarin aanmelding voor een sociowoning mogelijk is. Zorgacties: Onder meer: Tijdens de cliëntbespreking met de ouders bespreekt de zorgcoördinator hoe zij en haar collega’s hier tegenover staan. De zorgcoördinator wint binnen 2 weken informatie in over de voorwaarden en mogelijkheden voor Thijs om in een sociowoning te gaan wonen. Inhoud: • Eisen aan begeleidings- en actieplannen • Doelgroepen • Methodisch handelen bij het coördineren van de begeleiding met en rondom de individuele cliënt • Sociaal en professioneel netwerk rondom de cliënt • Conflicthantering • Plannen en organiseren • Begeleidingsmethodieken (evt.) Resultaat: • Je bent in staat een begeleidingsplan en actieplan op te stellen. • Je bent in staat de invulling van het begeleidings- en actieplan te overleggen met de cliënt en alle betrokkenen. • Je bent in staat beslissingen te nemen en actie te ondernemen zodat initiatieven ten behoeve van de cliënt van de grond komen. • Je kunt taken delegeren aan anderen en checken of zij functioneren volgens de gemaakte afspraken. • Je bent in staat samen te werken met betrokkenen: informeren, overleggen, kennis en ervaring delen, werkrelaties opbouwen. • Je kunt bemiddelen bij problemen of onenigheid. • Je bent in staat prioriteiten te stellen en de benodigde mensen en middelen te regelen zodat de cliënt de gewenste ondersteuning krijgt. Duur: 8 x 2 uur
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
13
BIJLAGEN
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
14
BIJLAGE I: Begeleidingsplan
ALLEEN NIVEAU 4
Plan van aanpak BEGELEIDINGSPLAN MET ACCENT OP WONEN EN HUISHOUDEN
Bij het maken van een begeleidingsplan ga je doelgericht, systematisch en planmatig te werk. Concreet betekent dit dat je de volgende stappen neemt: STAP 1: Gegevens verzamelen Om een begeleidingsplan te kunnen schrijven, begin je met het verzamelen van informatie uit verschillende bronnen. In je begeleidingsplan vermeld je waar je de informatie vandaan hebt!!! Je kunt informatie vragen bij de cliënt zelf, maar ook bij familieleden, vrienden of bekenden van de cliënt. Je leest het dossier en kunt aan collega’s informatie vragen over de desbetreffende cliënt. Vervolgens beschrijf je de volgende punten:
Voorblad
Naam schrijver begeleidingsplan : Datum : Datum vorige plan/laatste wijzigingen : Woonvorm : Naam zorgcoördinator : Datum plaatsing van de cliënt in de instelling :
I.1
Persoonlijke gegevens a. Naam van de cliënt, bijvoorbeeld Meneer X of Mevrouw Y (de naam blijft onbekend) b. Geslacht; geboortedatum; nationaliteit; burgerlijke staat c. Levensbeschouwing of godsdienstachtergrond d. Behandelend (huis)arts en specialisten e. Indien van toepassing: WAO, AAW. AOW, AWBZ, ZZP, PGB f. Zorg Zwaartepakket (ZZP):
I.2.
Sociaal netwerk a. Beschrijf kort uit wat voor een familie de cliënt komt. Ouder(s), broer(s) en zus(sen). Hoe was dit in het verleden en hoe is de huidige familiesituatie? Hoe is de betrokkenheid van familieleden bij het leven van de cliënt? b. Beschrijf het sociale netwerk van de cliënt. Vertel iets over vrienden en de betrokkenheid daarvan bij het leven van de cliënt
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
15
I.3.
Voorgeschiedenis Belangrijke gebeurtenissen in het verleden t.a.v. a. Levensloop b. Familieomstandigheden c. Gezondheid/medische situatie; diagnostiek d. Eerder geboden begeleiding/behandeling e. Wonen en/of dagbesteding f. Werk en/of opleiding
I.4.
Algemeen functioneren (huidige situatie) a. Medisch/paramedisch en gezondheid b. Lichamelijk functioneren en welbevinden c. Verstandelijk/cognitief functioneren d. Emotioneel functioneren e. Taakgerichtheid f. Communicatie en contacten leggen (sociaal functioneren) g. Maatschappelijk functioneren h. Opvallende persoonlijkheidskenmerken en uiterlijk
I.5.
Woonsituatie a. Beschrijf uitgebreid de huidige woonsituatie van de cliënt. Hoe ziet de ruimte eruit die de cliënt heeft voor zichzelf (indien van toepassing) en hoe ziet de ruimte eruit die de cliënt deelt met anderen? b. Vergelijk de woonsituatie uit het verleden met de huidige woonsituatie. Wanneer is deze veranderd? Wat is er veranderd? Hoe ziet de toekomst eruit betreffende de (woon)situatie? c. Beschrijf het welbevinden van de cliënt op het gebied van wonen en huishouden
STAP 2:
Hulpvraag formuleren
Bij deze stap beschrijf je waar de cliënt mee geholpen moet worden en/of wat de behoeften of de wensen van de cliënt zijn. Je kunt deze vraag op verschillende manieren formuleren. Hieronder vind je voorbeelden: Meneer X heeft hulp nodig bij…………………….. Meneer X heeft behoefte aan……………………. Meneer X wil graag…………………………….. Meneer X moet begeleid worden bij……………..
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
16
II.1
Beschrijf de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt a. ADL Mogelijkheden en beperkingen op het gebied van ADL-zelfredzaamheid van de cliënt. b. Sociaal-emotioneel functioneren Mogelijkheden en beperkingen op het gebied van de sociaal-emotionele zelfredzaamheid van de cliënt. c.
II.2
Maatschappelijke redzaamheid Mogelijkheden en beperkingen op het gebied van de maatschappelijke zelfredzaamheid van de cliënt
Hulpvraag wonen en huishouden Beschrijf uitgebreid wat de WENSEN EN BEHOEFTEN zijn van de cliënt op het gebied van wonen ÉN huishouden. Je gaat dit bij de cliënt uitzoeken,maar je voert hierover ook een gesprek met een deskundige die de client begeleidt en hem/haar goed kent.(zie richtlijnen voor de gespreksverslagen).
STAP 3: Zorgdoel beschrijven Ondersteuningsaanbod wonen en huishouden Bij deze stap beschrijf je hoe de toekomst van de cliënt er op het gebied van wonen en huishouden uit zou kunnen zien. Wat betreft het vaststellen van de zorgdoelen geldt dat deze HAALBAAR , REALISTISCH EN CONCREET moeten zijn. Je beschrijft wat je met de hulp aan deze cliënt wilt bereiken. Dit zegt nog niets over de tijd die daarvoor nodig is, je hebt korte en lange termijn doelen. Je weet ook niet altijd zeker of een bepaald doel gehaald zal worden, maar je beschrijft wat het streven is. Een doel kan ook zijn het in stand houden van een bepaald niveau van zelfredzaamheid om verdere achteruitgang te voorkomen. De zorgdoelen voor wonen en huishouden beschrijf je zorgvuldig en uitgebreid en zijn direct gerelateerd aan de hulpvraag van de cliënt. III
Zorgdoelen wonen en huishouden
1.
Hulpvraag wonen: ………………………………………………………… Zorgdoel a. Korte termijn: …………………………………………… b. Lange termijn: …………………………………………..
2.
Hulpvraag huishouden: Zorgdoel a. Korte termijn: …………………………………………… b. Lange termijn: …………………………………………..
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
17
STAP 4: Begeleidingsprogramma Nu heb je een beeld van de cliënt, wie is het, wat is er aan de hand, welke hulp is nodig en wat de cliënt en jij willen bereiken. Je moet beslissen op welke wijze het zorgdoel bereikt gaat worden. Wat is de begeleidingsmethodiek? Wat is de rol van verschillende disciplines/hulpverleners? Heb je bijvoorbeeld hulp nodig van een fysiotherapeut? Of van een psycholoog, een remedial teacher, een verpleegkundige of een groepsbegeleider? Welke zorgdoelen hebben prioriteit? Wat is de inbreng van de cliënt/ouders/verwanten/wettelijk vertegenwoordigers? Hoe ga je samenwerken met alle betrokkenen rondom de cliënt om de zorgdoelen te bereiken? Begeleidingsprogramma Beschrijf in grote lijnen de manier waarop je de cliënt gaat ondersteunen om zijn/haar doelen op het gebied van wonen en huishouden te bereiken. Beschrijf welke begeleidingsmethodiek je hanteert en geef duidelijk, uitgebreid en concreet aan hoe je deze methodiek inzet bij de begeleiding.
STAP 5: Plan van aanpak (zie bijlage 2) In een actieplan (een concreet plan van aanpak) beschrijf je hoe jij, je collega’s en andere professionals in de dagelijkse situatie de cliënt gaan begeleiden: wie doet wat om de zorgdoelen te bereiken; op welke manier en op welk moment. Wanneer je in de praktijk met een begeleidingsplan werkt, volgen er nog twee stappen: STAP 6: De zorg en begeleiding uitvoeren: Je gaat één activiteit op het gebied van wonen OF huishouden uitvoeren (liefst meerdere keren uitvoeren). De criteria waaraan dit moet voldoen, staan in bijlage 5 (werkproces 2.4). STAP 7: De zorg evalueren: Je evalueert de zorg en begeleiding die je aan de client geboden hebt (werkproces 2.4). Ook evalueer je je coördinerende taken (werkproces 3.3). Je schrijft hierover een evaluatierapport (bijlage 6B)
Toevoegen aan begeleidingsplan a.
b. c.
Motivatie van de keuzes die je hebt gemaakt bij - de zorgdoelen (stap 3) - het begeleidingsprogramma (stap 4) Bronvermelding gegevens begeleidingsplan Voeg aan je werkmap een blanco exemplaar toe van een begeleidings/ondersteuningsplan dat bij jou in de organisatie wordt gebruikt.
Project Zorg voor wonen 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
18
BIJLAGE 2 Format Plan van aanpak wonen EN huishouden (actieplan). ALLEEN NIVEAU 4 Actieplan WONEN Naam cliënt Naam Zorgcoördinator
Hulpvraag WONEN Zorgdoel WONEN: Betreft 0 korte termijndoel 0 lange termijndoel Betrokken disciplines:
Begindatum
ACTIE
Project Zorg voor wonen 2011-2012
Wie
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
Evaluatiedatum
19
Actieplan HUISHOUDEN Naam cliënt Naam Zorgcoördinator
Hulpvraag HUISHOUDEN: Zorgdoel HUISHOUDEN: Betreft 0 korte termijndoel 0 lange termijndoel Betrokken disciplines:
Begindatum
ACTIE
Project Zorg voor wonen 2011-2012
Wie
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
Evaluatiedatum
20
BIJLAGE 3: Gespreksverslag De bedoeling is dat je van één cliënt in kaart brengt wat de hulpvraag is op het gebied van wonen. Je voert hiertoe (tenminste) twee gesprekken waarin je zoveel mogelijk informatie verzamelt. Je voert: 1. een gesprek met de cliënt zelf (zo mogelijk)_ 2. een gesprek met een andere deskundige. Bijvoorbeeld de persoonlijk ondersteuner van de cliënt, de orthopedagoog, psycholoog of revalidatiearts. Indien het niet mogelijk is een (verbaal) gesprek te voeren met de cliënt, ga je door middel van observaties van mimiek, lichaamtaal en andere vormen van nonverbale communicatie, informatie achterhalen over de hulpvraag van de cliënt. Je schrijft een observatieverslag en voegt dit toe aan je map. Van deze twee gesprekken schrijf je een gespreksverslag. In elk gespreksverslag laat je de volgende punten terug komen: • Doel van het gesprek • Tijd en duur van het gesprek • Motivatie gesprekspartner; waarom heb je voor deze gesprekspartner gekozen? • Aanwezigen • Keuze en opstelling van de gespreksruimte • Voorbereiding. Hoe heb je dit gesprek voorbereid? Hoe heb je degene waar je een gesprek mee voert benaderd? Hoe heeft deze persoon op jouw verzoek om een gesprek gereageerd? Welke verschillende gespreksonderwerpen komen er aan de orde? Wat voor een soort gesprek is het? Is het een probleemoplossend gesprek, een informatief gesprek, vraag je alleen iemand zijn mening of moeten er ook besluiten worden genomen? • Welke vragen heb je gesteld? • Wat waren de antwoorden? • Hoe verliep het gesprek? • Wanneer heb je: doorgevraagd – gespiegeld – gereflecteerd • Wat zijn gemaakte afspraken en/of conclusies • Wat zijn de vervolgacties? • ……..etc De twee verschillende gespreksverslagen voeg je toe aan je verzamelmap.. Het de bedoeling dat jouw praktijkbegeleider in ieder geval aanwezig is bij het gesprek met de client. Het kan ook zo zijn dat de praktijkbegeleider bij meerdere gesprekken aanwezig wil zijn. Jouw praktijkbegeleider vult na het gesprek een feedbackformulier in (zie bijlage 4). Deze voeg je toe aan je map!
Project Zorg voor wonen 2011-2012 Vechtstreek
ROC van Amsterdam Gooi en
21
BIJLAGE 4: Feedbackformulier voor de praktijkbegeleider Beste praktijkbegeleider, uw stagiaire heeft van één cliënt een inventarisatie gemaakt van de hulpvraag. De stagiaire voert hiervoor twee verschillende gesprekken. In dit project heeft de stagiaire een workshop gehad over communicatie. Om een beeld te krijgen van hoe de stagiaire deze informatie gebruikt, is het voor ons van belang hierover van u feedback te krijgen. De bedoeling is dat u aanwezig bent bij het gesprek met de cliënt. Indien het niet mogelijk is een (verbaal) gesprek te voeren met de cliënt, gaat de stagiaire door middel van observaties van mimiek, lichaamtaal en andere vormen van non-verbale communicatie, informatie achterhalen over de hulpvraag van de cliënt. De student schrijft hierover een observatieverslag. Indien dit het geval is, is het de bedoeling dat u aanwezig bent bij een gesprek met een deskundige die de cliënt begeleidt en goed kent. De stagiaire heeft: 1. een gesprek met de cliënt zelf (indien mogelijk). 2. een gesprek met een andere deskundige. Bijvoorbeeld de persoonlijk ondersteuner van de cliënt, de orthopedagoog, psycholoog of revalidatiearts. Wilt u feedback geven op de volgende punten: 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7. 8.
Hoe zag de gespreksruimte eruit? Tijd en duur van het gesprek Hoe was de ontvangst van de gesprekspartner? Hoe verliep het gesprek? Heeft de stagiaire voldoende doorgevraagd, rust genomen, antwoorden samengevat, emoties benoemd etc? Hoe was de houding van de stagiaire ten opzichte van de gesprekspartner? Denk hierbij aan: • Echtheid • Vertrouwen geven • Empathisch begrijpen • Stimuleren Waren de vragen zinvol en duidelijk voor de gesprekspartner? Hoe heeft de stagiaire het gesprek afgerond? Zijn er aan het eind van het gesprek afspraken gemaakt of vervolgacties besproken?
Datum:
Project Zorg voor wonen 2011-2012 Vechtstreek
Handtekening praktijkbegeleider:
ROC van Amsterdam Gooi en
22
Bijlage 5A: Activiteit uitvoeren In de proeve van bekwaamheid 2010-2011werden onderstaande criteria gehanteerd bij het beoordelen van het uitvoeren van werkproces 2.4 Probeer je hier bij de uitvoering van je activiteit op het gebied van wonen en huishouden, zoveel mogelijk op te richten. Deze criteria gebruik je later ook om de uitvoering van deze activiteit te evalueren (bijlage 6A)
Werkproces 2.4
Competenties C, D, E, L, T.
Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden
Beoordelingscriteria NIVEAU 3 en 4 •
•
• •
• •
Je bespreekt met de cliënt de activiteiten in het kader van wonen en huishouden en je stemt af welke activiteiten de cliënt zelf kan uitvoeren en bij welke activiteiten jij helpt. Je helpt de cliënt bij de uitvoering van lichte huishoudelijke werkzaamheden als dit past binnen de begeleidingsdoelen van het Begeleidingsplan. Je geeft de cliënt heldere adviezen zodat deze wordt aangezet tot meer zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Je maakt regelmatig positieve opmerkingen tegen de cliënt zodat deze gemotiveerd wordt om door te gaan met activiteiten op het gebied van wonen en huishouden. Je gebruikt materialen en hulpmiddelen op een effectieve en efficiënte manier. Je handelt volgens de instructies en de voorgeschreven procedures die de instelling gebruikt.
Bron: Proeve van bekwaamheid opleiding Medewerker Maatschappelijke Zorg, niveau 3. SAW ROCvA – Gooi en Vechtstreek 2010-2011
Project Zorg voor wonen 2011-2012 Vechtstreek
ROC van Amsterdam Gooi en
23
Project Zorg voor wonen 2011-2012 Vechtstreek
ROC van Amsterdam Gooi en
24
Bijlage 5B: Activiteitenplan opstellen (niveau 4) en activiteit uitvoeren Aktiviteitenplan Opstellen voor één activiteit. Lees eerst de beooordelingscriteria van deze opdracht, zodat je weet waar je aan moet voldoen (zie volgende blz.) 1
Wat is het doel van deze activiteit? Lange termijn doel: Korte termijn doel: Leg hierbij de koppeling met de hulpvraag van de cliënt
2
Welke activiteit ga je aanbieden?
3
Beschrijf zo mogelijk WAT en WANNEER je deze activiteit gaat doen.
4
In welke ruimte ga je de activiteit uitvoeren?
5
Hoeveel cliënten doen er mee aan de activiteit?
6
Hoe deel je de ruimte in? Denk daarbij aan hoe je de cliënt(en) positioneert, hoe je de tafels en stoelen neerzet, waar je de materialen neerzet. Denk daarbij ook aan de veiligheid van de cliënt(en) en van jezelf.
7
Welke assistentie heb je nodig?
8
Hoe lang duurt de activiteit?
9
Hoe en wanneer ga je de activiteit voorbereiden (moet je van tevoren spullen kopen of dingen maken of vrijwilligers inschakelen?). Maak een tijdsplanning.
10
Hoe bereid je de cliënt(en) voor op de activiteit?
11
Op welk tijdstip/tijdstippen ga je de activiteit uitvoeren?
12
Welke materialen heb je nodig?
13
Wat zijn de kosten van de activiteit en wie betaalt deze?
14
Hoe ga je de activiteit inleiden bij de cliënt?
15
Hoe ga je de activiteit begeleiden?
Project Zorg voor wonen 2011-2012 Vechtstreek
ROC van Amsterdam Gooi en
25
16
Hoe ga je de activiteit afronden?
17
Indien van toepassing: wat doe je met de gemaakte producten?
18
Hoe pas je de activiteit aan aan de beperkingen en mogelijkheden van je cliënt?
19
Hoe is je benaderingswijze? Hoe is je taalgebruik? Welke begeleidingsmethodiek(en) pas je toe ?
20
Beschrijf welke aanvullingen, tips en andere bijdragen je hebt gekregen van de cliënt, Van betrokkenen uit de sociale omgeving van de cliënt en van collega’s.
Activiteit uitvoeren In de proeve van bekwaamheid 2010-2011 werden onderstaande criteria gehanteerd bij het beoordelen van het uitvoeren van werkproces 2.4 Probeer je hier bij de uitvoering van je activiteit op het gebied van wonen en huishouden, zoveel mogelijk op te richten. Deze criteria gebruik je later ook om de uitvoering van deze activiteit te evalueren (bijlage 6A)
Werkproces 2.4
Competenties C, D, E, L, T.
Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden
Beoordelingscriteria NIVEAU 3 en 4 •
•
• •
• •
Je bespreekt met de cliënt de activiteiten in het kader van wonen en huishouden en je stemt af welke activiteiten de cliënt zelf kan uitvoeren en bij welke activiteiten jij helpt. Je helpt de cliënt bij de uitvoering van lichte huishoudelijke werkzaamheden als dit past binnen de begeleidingsdoelen van het Begeleidingsplan. Je geeft de cliënt heldere adviezen zodat deze wordt aangezet tot meer zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Je maakt regelmatig positieve opmerkingen tegen de cliënt zodat deze gemotiveerd wordt om door te gaan met activiteiten op het gebied van wonen en huishouden. Je gebruikt materialen en hulpmiddelen op een effectieve en efficiënte manier. Je handelt volgens de instructies en de voorgeschreven procedures die de instelling gebruikt.
Bron: Proeve van bekwaamheid opleiding Medewerker Gehandicaptenzorg niveau 4 en Medewerker Volwassenenwerk niveau 4. SAW ROCvA – Gooi en Vechtstreek 2010-2011
Project Zorg voor wonen 2011-2012 Vechtstreek
ROC van Amsterdam Gooi en
26
Bijlage 6A: Evaluatierapport opstellen (niveau 3) Lees eerst de beoordelingscriteria onderaan deze bladzijde. 1
2
3
4 5
6
Je evalueert iedere keer dat je de activiteit uitvoert; met de cliënt en (indien mogelijk) met betrokkenen uit sociale systeem van de cliënt werkproces 2.4 (zie bijlage 5A). Het doel hiervan is jouw begeleiding en ondersteuning zo nodig bij te stellen. Noteer de data van de gesprekken, maak een kort verslag en verwerk dit in je evaluatierapport. Laat zien dat je beoordelingscriteria uit werkprocessen 2.4 er bij betrekt. Je evalueert iedere keer dat je de activiteit uitvoert; met het team, collega’s/begeleiders werkproces 2,4. Het doel hiervan is jouw begeleiding en ondersteuning zo nodig bij te stellen. Beschrijf ook hoe jouw manier van begeleiden is. Lees de beoordelingscriteria goed door. Daarin staat wat er van jouw manier van begeleiden verwacht wordt. Waar ben je goed in? Op welk gebied heb je nog leerdoelen? Noteer de data van de gesprekken, maak een kort verslag en verwerk dit in je evaluatierapport. Na afloop van de begeleidingsperiode stel je een evaluatierapport op aan de hand van de punten: a Reflecteer op de hulpvraag, het zorgdoel, en de activiteit. Reflecteer ook op de uitvoering daarvan. Beschrijf wat goed was en beschrijf wat niet goed was. Wat had je achteraf gezien anders gedaan? Wat heb je achteraf gezien goed gedaan? b Beschrijf feedback van collega's, op de hulpvraag, het zorgdoel, de activiteit en op de uitvoering daarvan. Je verwerkt ‘toevallig’ verkregen informatie in je evaluatierapport.
WerkProces 2.7 Evalueert de geboden ondersteuning
Competenties J, K, M, N, P
Beoordelingscriteria • • • •
•
•
Project Zorg voor wonen 2011-2012 Vechtstreek
Uit het evaluatierapport […] blijkt dat je regelmatig reflecteert op je eigen handelen. Uit het evaluatierapport […] blijkt dat je conclusies hebt getrokken uit de evaluatiegegevens. Uit het evaluatierapport […] blijkt dat je jouw toekomstig beroepsmatig handelen kunt bijstellen. Uit het evaluatierapport blijkt dat je op een logische, systematische Wijze structuur hebt aangebracht en kernachtig formuleert zodat het verslagbegrijpelijk en helder is. Uit het evaluatierapport blijkt dat je het rapport na afloop van de begeleidingsperiode met de cliënt hebt besproken en het Begeleidingsplan en/of Activiteitenplan zo nodig hebt bijgewerkt. Uit het evaluatierapport blijkt dat je het rapport na afloop van de begeleidingsperiode met collega’s /het team hebt besproken en het Begeleidingsplan en/of Activiteitenplan zo nodig hebt bijgewerkt.
ROC van Amsterdam Gooi en
27
•
Je hebt op doelgerichte wijze de evaluatiegegevens zelfstandig verzameld. Je hebt ’toevallige’ gegevens en signalen verwerkt in je evaluatierapport
Bron: Proeve van bekwaamheid opleiding Medewerker Maatschappelijke Zorg, niveau 3. SAW ROCvA – Gooi en Vechtstreek 2010-2011
Project Zorg voor wonen 2011-2012 Vechtstreek
ROC van Amsterdam Gooi en
28
Bijlage 6B: Evaluatierapport opstellen (niveau 4) Lees eerst de beoordelingscriteria onderaan deze bladzijde. 1
2
3
4 5
6
Je evalueert iedere keer dat je de activiteit uitvoert; met de cliënt en (indien mogelijk) met betrokkenen uit sociale systeem van de cliënt werkproces 2.4 (zie bijlage 5B). Het doel hiervan is jouw begeleiding en ondersteuning zo nodig bij te stellen. Je evalueert ook de werkprocessen 3.1 en werkproces 3.2 (zie bijlage 5B). Noteer de data van de gesprekken, maak een kort verslag en verwerk dit in je evaluatierapport. Laat zien dat je beoordelingscriteria uit werkproces 2.4, 3.1 en 3.2 er bij betrekt. Je evalueert iedere keer dat je de activiteit uitvoert; met het team, collega’s/begeleiders werkproces 2.4. Het doel hiervan is jouw begeleiding en ondersteuning zo nodig bij te stellen. Beschrijf ook hoe jouw manier van begeleiden is. Lees de beoordelingscriteria goed door. Daarin staat wat er van jouw manier van begeleiden verwacht wordt. Waar ben je goed in? Op welk gebied heb je nog leerdoelen? Noteer de data van de gesprekken, maak een kort verslag en verwerk dit in je evaluatierapport. Na afloop van de begeleidingsperiode stel je een evaluatierapport op a.h.v.de punten: c Reflecteer op de hulpvraag, het zorgdoel, en de activiteit. Reflecteer ook op de uitvoering daarvan. Beschrijf wat goed was en beschrijf wat niet goed was. Wat had je achteraf gezien anders gedaan? Wat heb je achteraf gezien goed gedaan? d Beschrijf feedback van collega's, op de hulpvraag, het zorgdoel, de activiteit en op de uitvoering daarvan. Je verwerkt ‘toevallig’ verkregen informatie in je evaluatierapport.
Werkproces 2.7
Competenties J, K, M, N, P
Beoordelingscriteria NIVEAU 4 •
Evalueert de geboden ondersteuning
•
3.3
•
Evalueert de coördinatie van de begeleiding en zorg
•
•
•
Project Zorg voor wonen 2011-2012 Vechtstreek
Uit het evaluatierapport […] blijkt dat je regelmatig reflecteert op je eigen handelen. Uit het evaluatierapport […] blijkt dat je conclusies hebt getrokken uit de evaluatiegegevens. Uit het evaluatierapport […] blijkt dat je jouw toekomstig beroepsmatig handelen kunt bijstellen. Uit het evaluatierapport blijkt dat je op een logische, systematische wijze structuur hebt aangebracht en kernachtig formuleert zodat het verslag begrijpelijk en helder is. Uit het evaluatierapport blijkt dat je het rapport na afloop van de begeleidingsperiode met de cliënt hebt besproken en het Begeleidingsplan en/of Activiteitenplan zo nodig hebt bijgewerkt. Uit het evaluatierapport blijkt dat je het rapport na afloop van
ROC van Amsterdam Gooi en
29
• •
de begeleidingsperiode met collega’s /het team hebt besproken en het Begeleidingsplan en/of Activiteitenplan zo nodig hebt bijgewerkt. Je hebt op doelgerichte wijze de evaluatiegegevens zelfstandig verzameld. Je hebt ’toevallige’ gegevens en signalen verwerkt in je evaluatierapport
Bron: Proeve van bekwaamheid opleiding Medewerker Gehandicaptenzorg niveau 4 en Medewerker Volwassenenwerk niveau 4. SAW ROCvA – Gooi en Vechtstreek 2010-2011
Project Zorg voor wonen 2011-2012 Vechtstreek
ROC van Amsterdam Gooi en
30