PROJECTHANDLEIDING Maatschappelijke Zorg On your site Handleiding Begeleidingsmethodieken Periode 3, 2015-2016 Kerntaak 2: Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg. Werkprocessen: 2.5 Ondersteunt de cliënt in zijn ontwikkeling 2.4 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden 2.6 Ondersteunt de cliënt bij zijn persoonlijke verzorging Als de manier waarop je je gedraagt tegen een cliënt, of de dingen die je doet of zegt tegen een cliënt, een bepaald doel voor ogen hebben, dan heet dat een methode. Ofwel: een begeleidingsmethode. Afhankelijk van het doel, en afhankelijk van de mogelijkheden en beperkingen van een cliënt, kies je een geschikte methode. Dat doe je niet alleen. Meestal wordt er vanuit de instelling, een bepaalde methode gehanteerd. Vraaggericht werken is zo’n methode. De cliënt zoveel mogelijk eigen zeggenschap geven, vraagt veel van jou als begeleider. Het vraagt onder andere dat je heel goed het gedrag van cliënten kunt observeren en interpreteren, maar ook dat je de juiste manier van begeleiden kiest. In deze workshop maak je kennis met een aantal veelvoorkomende begeleidingsmethoden die gehanteerd worden binnen zorginstellingen. Inhoud: Zintuiglijke stimulering Snoezelen Gentle teaching Totale communicatie Hometraining (PPG) Gedragmodificatie Warme zorg Realiteitsoriëntatie training (ROT) Validation Methode Heijkoop Active Support Eigen Initiatief Model Son-rise TEACHH Methode Urlings Methode Vlaskamp Resultaat: Je hebt kennis gemaakt met een aantal begeleidingsmethodieken die momenteel in de Zorg gehanteerd worden.
1
Je bent in staat een bij de cliënt passende begeleidingsmethodiek te kiezen, die aansluit bij de methode die binnen jouw instelling gehanteerd wordt.
Prestatie: De docent bepaalt welke verwerkingsopdrachten gemaakt, ingeleverd en beoordeeld moeten worden. Literatuur: Specifieke doelgroepen Thema 9: Visie en methodiek in de GGZ Thema 11: Begeleidingsmethodieken in de ouderenzorg Gehandicaptenzorg Thema 16: Begeleidingsmethoden Methodisch begeleiden Thema 9: Begeleidingsstijlen Duur: 8 x 1 ½ uren
2
Bijlage 1 Verwerkingsopdrachten Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over begeleidingsmethoden opfrist. Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht. Welke methoden voor het werken met mensen met een verstandelijke beperking gebruik jij op je werk of stage? Ben je goed ingewerkt in die methoden? Wordt er veel aandacht besteed aan het inwerken in de methode? Welke methoden voor dementerenden vind jij belangrijk? Maak je veel gebruik van totale communicatie? Welke methoden gebruik jij om het eigen initiatief van cliënten te stimuleren? Op welke manier besteed je aandacht aan het stimuleren van de zintuigen? Opdracht 2 Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit thema kent. Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door: het begrip in eigen woorden te formuleren; een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast. Zintuiglijke stimulering Snoezelen Gentle teaching Totale communicatie Vroeghulp Hometraining en Praktische Pedagogische Gezinsbegeleiding Gedragsmodificatie basale strategie Warme zorg Realiteitsoriëntatie training Validation Ontwikkelingsdynamische relatietherapie Contacttherapie De ontwikkelingsdynamische benadering van Došen Anders kijken naar …, de methode Heijkoop Sociaal competentiemodel Psychosociale rehabilitatie Verstaanbaar maken Ervaar het maar Active support Eigen-Initiatief Model (EIM) Generaliseren Coachen Stoplicht-methode Son-rise methode of methode Kaufman
3
TEACCH Methode Urlings Methode Vlaskamp Werkdoel Oplossingsgericht werken Probleemgericht denken wondervraag Uitzonderingsvraag Relatievraag Waarderingsvraag of scoringsvraag OTS Ondercuratelestelling Bewind Mentor Opdracht 3 Lees de tekst over de samenvatting van methoden in 16.2 en beantwoord de volgende vragen. Waar is zintuiglijke stimulering op gebaseerd en wat zijn kenmerken? Hoe worden de zintuigen bij snoezelen bijvoorbeeld gestimuleerd? Voor welke doelgroep is gentle teaching belangrijk? Welke delen van het lichaam gebruikt de cliënt om via totale communicatie contact te maken? Wat zijn kenmerken van vroeghulp? Op welke doelgroep is hometraining en PPG gericht? Wat zijn kenmerken van de gedragsmodificatie? Opdracht 4 Lees de tekst over Active Support in 16.3.1 en beantwoord de volgende vragen. Waar is de methode Active Support op gericht en wat is het doel? Hoe stel je je als begeleider op bij de hantering van de methode Acive Support? Uit welke onderdelen bestaat de methode? Op welke manieren bied je ondersteuning en welke uitgangspunten hateer je daarbij? Opdracht 5 Lees de tekst over het Eigen-initiatief Model (EIM) in 16.3.2, beantwoord de vragen en maak de opdracht. Wat is het doel van EIM? Wat is de achterliggende gedachte van waaruit de methode is ontwikkeld? Wat zijn oorzaken van het generalisatieprobleem en wat wordt met elke oorzaak bedoeld? Hoe werkt de methode? Welke algemene vaardigheden worden getraind? Hoe werkt de stoplichtmethode? Wat doet de begeleider? Verzin zelf een voorbeeld in de praktijk waarbij de methode EIM wordt toegepast. (deze opdracht heb je nodig bij onderzoeken en oefenen)
4
Opdracht 6 Lees de tekst over de Son-rise-methode in 16.3.3 en beantwoord de vragen. Voor welke doelgroep in de Son-rise-methode? Hoe komt het dat kinderen die de wereld als bedreigend en verwarrend ervaren zich niet ontwikkelen? Wat is het doel van de methode? Wat leert het kind? Hoe wordt het kind bereikt? Opdracht 7 Lees de tekst over TEACCH in 16.3.4 en beantwoord de volgende vragen. Voor welke doelgroep is TEACCH? Waar wordt TEACCH veel toegepast? Wat is het doel van TEACCH? Wat doet de begeleider in het algemeen? Hoe gaat hij meer specifiek te werk? Opdracht 8 Lees de tekst over de methode Urlings in 16.3.5 en beantwoord de vragen. Voor welk doelgroep is de methode Urlings? Uit welke vier elementen bestaat de methode? Welk doel wordt nagestreefd? Wat wordt bedoeld met het ‘gereedschapskoffertje’? Welke benaderingswijzen worden wel gebruikt? Waarom is het belangrijk om het levensverhaal van de cliënt goed te kennen?
Opdracht 9 Lees de tekst over de methode Vlaskamp in 16.3.6 en beantwoord de vragen. Op welke doelgroep richt de methode Vlaskamp zich en waar wordt die veel gebruikt? Wat biedt het programma aan cliënten en begeleiders? Wat is de centrale gedachte en wat houdt het programma in? Hoe zien de stappen van het programma er in het kort uit? Wat wordt bedoeld met het beschrijven van het perspectief? Wat wordt met hoofddoelen bedoeld? Waarom is samenwerken met andere disciplines belangrijk?
Opdracht 10 Lees de tekst over oplossingsgericht weken in 16.3.7 en beantwoord de vraag. 89. Welke (soort) vraag/vragen zou je stellen in onderstaande case? Leg je antwoord uit. Case Jamie doet haar best positiever over te komen op anderen. Maar dat lukt niet altijd. Als je haar vraagt de tafel op te ruimen, zegt ze: ‘Nee hoor, dat heb ik gisteren ook al gedaan. Nu mag iemand anders’. Ze schrikt van zichzelf.
5
Opdracht 11 Je oefent met de methode EIM. Werkwijze Vorm groepjes van 4 personen en wijs een woordvoerder aan. Neem de voorbeelden uit opdracht 55 erbij. Presenteer de voorbeelden aan elkaar. Bespreek met elkaar of ze goed zijn volgende de methode EIM. Kies er een uit die jullie geschikt vinden om met elkaar te spelen. Rollenspel Voorbereiding 2 spelen en 2 observeren Rollen: 1 begeleider, 1 cliënt, 2 observatoren Verdeel de rollen. Bereid de rollen voor: 1 observator bereid de rol van begeleider samen met de begeleider voor; 1 observator bereid de rol van cliënt samen met de cliënt voor. Leef je in de rol in zoals die in het gekozen voorbeeld staat. Het spel Speel het spel zo natuurlijk mogelijk. Het spel duurt 7 á 10 minuten. Nabespreking: was het spel realistisch; beantwoordde het aan de opdracht en de methode EIM; wat vinden jullie na dit spel van het voorbeeld (toets theorie aan praktijk); wat ging goed bij het spel; op welke punten had het anders of beter kunnen verlopen; hóe had het dan kunnen verlopen; welke conclusies kunnen jullie naar aanleiding van deze opdrachten trekken; welke aandachtspunten en tips voor de methode EIM kunnen jullie naar aanleiding van deze opdracht formuleren? In de groep De woordvoerders doen verslag van de conclusies, tips en aandachtspunten in de groep. Eerst wordt nagepraat over de conclusies. Daarna worden de tips en aandachtspunten met elkaar vergeleken: welke komen overeen; welke verschillen; welke vinden jullie het belangrijkst; formuleer 5 tips en aandachtspunten waarvan jullie zeggen dat die het belangrijkste zijn.
6