Katern ...OVER WONEN MET ZORG EN ZORG VOOR WONEN...
woonzorg
Wat lees je in deze katern? Het oorspronkelijke idee was om een katern te wijden aan de lokale dienstencentra. Wil je echter de lokale dienstencentra kaderen dan kom je gauw uit bij alle facetten van woonzorg. Het was dan ook logisch om een katern te schrijven over woonzorg in Brussel, of ‘over wonen met zorg en zorg voor wonen’. In het eerste deel lees je hoe woonzorg evolueert in Brussel. Een beeld van wat zich allemaal heeft ontwikkeld in het kader van woonzorg krijg je in het tweede deel. Het derde en laatste deel geeft een reeks reflecties omtrent woonzorg weer. Veel leesplezier!
NR 194
juli– sept 2011
Woonzorg in ontwikkeling
foto Herwig Teugels
B
russel verjongt, zo leren ons de demografische gegevens. En de recente beleidskeuzes spelen daar op in. De vergroening van het gewest doet echter niets af aan de vergrijzing die eveneens verder gaat. Brussel is het gewest met procentueel het meest aantal ouderen boven de tachtig jaar.
Een nieuwe generatie ouderen
De oudere van vandaag is nog vrij mobiel. Hij rijdt ook op hoge leeftijd nog met de wagen of maakt gebruik van het openbaar vervoer. Hij kan zich verplaatsen om bepaalde diensten te bereiken. Het is slechts in de laatste drie jaar van zijn leven, dat de mobiliteit beperkter wordt. De oudere heeft noties van de digitale wereld, kan met IT-tools overweg, en is zelfs actief op sociale netwerksites. De hedendaagse oudere is veeleisend en weet wat hij wil. Hij wil kwaliteit, ook in de dienstverlening en de zorg. Hij is niet tevreden met middelmatigheid. En wanneer hij die middelmatigheid zelf nog zou accepteren, maakt de familie of directe omgeving duidelijk dat dit onaanvaardbaar is.
foto gemaakt door
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Viriginie Schreyen - Kenniscentrum Woonzorg Brussel
Die 80-jarigen en zeker de 65-plussers van vandaag zijn uit een heel ander hout gesneden dan deze van de vorige generaties. Veel ouderen houden er nog een drukke agenda op na. Ze zijn actief in het verenigingsleven, doen vrijwilligerswerk, worden ingeschakeld om op de kleinkinderen te letten, hebben heel wat hobby’s, gaan nu en dan met vakantie… Ze zijn uit het arbeidscircuit gestapt maar participeren nog volop aan het dagelijkse leven. De hedendaagse oudere wenst zelf vorm te geven aan zijn leven en de beslissingen te nemen. Hij zal het advies en de inmenging van anderen vragen als hij dat wenst.
• 2 • juli – sept 2011
De oudere van vandaag is zelf partner in de zorg. Hij springt bij in de zorg voor de kleinkinderen, is de mantelzorger van de partner of de buur. Daardoor leert hij ook omgaan met afhankelijkheid en zoekt hij hulpmiddelen om zijn eigen beperkingen te compenseren. De hedendaagse oudere is voor een aanzienlijk percentage van niet-Belgische origine. Hij wenst dat de basis van zijn cultuurgevoelige eigenheden (religie, riten, gebruiken) gerespecteerd wordt, ook in de zorgverlening. Deze generatie ouderen is niet meer tevreden met de aanpak, de dienstverlening en de zorgmogelijkheden die aan haar ouders werden geboden. De zienswijze van weleer voldoet niet meer. Een nieuw concept is noodzakelijk. Daarom werd het concept van woonzorgzones uitgewerkt. Het heeft in enkele ons omringende landen zijn nut bewezen. Een woonzorgzone kan omschreven worden als
Het sterke aan het concept van de woonzorgzones is dat het vertrekt vanuit de woon- en leefsituatie van de oudere. De oudere wordt dus niet allereerst gezien als een probleem, maar als een bewoner die zo lang mogelijk zijn eigen autonomie en zelfstandigheid moet kunnen behouden. Het stimuleren van de zelfredzaamheid en empowerment staat hierbij centraal. Dit is een grote ommekeer met het verleden, dat gestoeld was op een voorzieningenlogica, waarbij ouder worden onmiddellijk gelinkt werd aan zorg. Bij het concept woonzorgzones blijft de oudere volop deel uitmaken van de samenleving. En dat is maar goed ook.
33 woonzorgzones De uitwerking van het woonzorgconcept werd neergeschreven in het Masterplan Woonzorgzones Brussel, dat op 23 november 2007 door de Vlaamse regering werd goedgekeurd. Daarin wordt Brussel opgedeeld in 33 woonzorgzones. Bij de indeling van de woonzorgzones wordt rekening gehouden met de gemeente- en deelgemeentegrenzen (in de hoop op termijn met de lokale besturen te kunnen samenwerken) en met de kansindicatoren.
De 33 woonzorgzones zijn tegelijk afgestemd op de acht zones van het lokaal sociaal beleid, zij vormen er subzones van. Op basis van verschillende parameters worden 22 woonzorgzones als prioritair te ontwikkelen aangeduid. In die woonzorgzones bestaan de grootste noden, wonen het meest aantal Nederlandstaligen, worden de meeste dossiers inzake inkomensvervangende tegemoetkoming of tegemoetkoming van hulp aan bejaarden geregistreerd, is de maatschappelijke achterstelling van ouderen het grootst… Voor deze prioritaire zones wordt 70% van de door Vlaanderen voorziene programmatie voorbehouden. Het betreft voornamelijk de gemeenten in de noordrand van Brussel, van Anderlecht tot Evere.
Ondermaatse invulling van de programmatie Een van de suggesties in het Masterplan is de oprichting van een Kenniscentrum Woonzorg Brussel. Het Kenniscentrum dient de ontwikkeling van de woonzorgzones verder uit te tekenen, te stimuleren en te faciliteren. Het centrum legt daarbij het accent op het zo lang mogelijk thuis laten wonen van ouderen. Om hen te ondersteunen is een goed uitgebouwde thuiszorg noodzakelijk. En wanneer de ouderen echt zorgbehoevend worden en niet meer voor zichzelf kunnen instaan, moet de nodige residentiële ouderenzorg voorhanden zijn. Maar zowel de Vlaams erkende thuiszorg als de residentiële ouderenzorg zijn ondermaats uitgebouwd. Zij hebben een grote achterstand in te halen. Zo blijkt uit onderstaande tabel, die de invulling van de programmatiecijfers weergeeft.
overzicht van de 33 woonzorgzones met aanduiding van de prioritaire zones
juli – sept 2011 • 3 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
een wijk waarin het welzijn van de bewoners wordt bevorderd opdat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. In elke woonzorgzone is er een zorgknooppunt aanwezig waar bewoners terecht kunnen met hun vragen. Er wordt zorg en hulp geboden aan mensen die het nodig hebben. Verder kenmerkt een woonzorgzone zich door obstakelvrije straten en pleinen en heeft het een aanbod aan woningen en voorzieningen die toegankelijk zijn voor iedereen.
Werkvorm
Programmatie Vlaamse overheid
Invulling programmatie 1 juni 2011
% invulling 2011
104
1254
100%
Woonzorgcentra/RVT
1254 woongelegenheden
Serviceflats
1274 wooneenheden
32
196
15%
Dagverzorgingscentra
113 verblijfseenheden
0
55
48%
Centra voor kortverblijf
113 woongelegenheden
0
19
17%
Lokale dienstencentra
24 dienstencentra
12
16
66%
Regionale dienstencentra
3 dienstencentra
1
2
66%
Gezinszorg
837.850 uren
137.558
138.250 (’09)
17%
Dat de programmatie van de woonzorgcentra eind mei 2011 volledig is opgevraagd, heeft onder andere te maken met de grote commerciële groepen die in Brussel 60% van de beschikbare woongelegenheden (rusthuisbedden) hebben opgevraagd. De andere niet zo rendabele werkvormen – zoals kortverblijf of dagverzorging –zijn voor hen minder interessant en dat toont zich ook in de opvraging van de programmatie. Toch is er één commerciële groep die mee op de kar springt en op hun website ook een dagverzorgingscentrum en een lokaal dienstencentrum uitbaat. Het is de verdienste van het Kenniscentrum dat zij niet-commerciële partners heeft weten aan te trekken om deels de resterende plaatsen in de programmatie op te vullen.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Invulling programmatie 01/01/2008
Aanvankelijk wordt de programmatie vooral opgevraagd voor initiatieven in de begoede gemeenten of in de gemeenten met de nodige bouwruimte (Neder-Over-Heembeek). Om die evolutie tegen te gaan, en om een evenwichtige spreiding van de woonzorginitiatieven mogelijk te maken, wordt voor de goedkeuring van een initiatief als voorwaarde gesteld dat er in eenzelfde woonzorgzone van elke werkvorm slechts één voorziening mag bestaan en dat tussen de voorzieningen van dezelfde werkvorm minstens 1 kilometer afstand in vogelvlucht moet zijn. Bij de diensten die aan huis komen, ligt dat anders. Die zijn niet plaatsgebonden en kunnen met meerdere in eenzelfde woonzorgzone actief zijn, graag zelfs. Het opvragen van een deel van de programmatie op basis van een omgevingsanalyse is de eerste stap naar de concretisering van een initiatief. Nadien
• 4 • juli – sept 2011
volgt het uitwerken van het inhoudelijk concept, het opstellen van de bouwplannen, het doorlopen van de procedure voor stedenbouwkundige vergunning, de start van de bouwwerken en de opstartfase. Tussen de toekenning van de programmatie en de start van een residentieel initiatief verlopen minimum vijf jaar, maar vaak zijn het er zeven en soms zelfs tien. Hoe ingewikkelder de (financiële) constructie, hoe langer de looptijd. Ook de goodwill van de beleidsverantwoordelijken voor het project, bepaalt in zeer grote mate de realisatieperiode. Dit maakt dat pas vanaf 2014 de eerste echte resultaten van de uitbouw van de residentiële woonzorgvoorzieningen merkbaar zullen zijn. Intussen wordt door de opstart van ‘Zorgfamilie Bellevue’ het aantal woongelegenheden in de Vlaams erkende woonzorgcentra bijna verdubbeld. De inspanningen van de thuiszorg, waarbij men niet afhankelijk is van de infrastructurele aspecten, zullen de komende jaren al voelbaar zijn. Het aantal uren gezinszorg vertoont sinds 2010 weer een stijgende trend.
Ook voor personen met een handicap Een specifiek accent dat in de hoofdstad aan de uitbouw van woonzorg wordt gegeven, is de opentrekking ervan naar andere sectoren, met als geprivilegieerde partner de sector voor personen met een handicap. In Brussel is er voor de personen met een handicap die erkend zijn door het Vlaams Agentschap een tekort aan nursing voor volwassenen, er is onvoldoende plaats voor zelfstandig wonen, er
is geen aanbod voor personen met een zware fysieke beperking en er is nood aan dagcentra. Deze tekorten worden meegenomen tijdens de ontwikkeling van de woonzorgzones. Zo is er in de Begijnenstraat te Molenbeek al een eerste project begeleid zelfstandig wonen gestart waarbij een aanbod wordt voorzien voor zowel ouderen als voor personen met een handicap. De ouderen worden er begeleid door lokaal dienstencentrum De Vaartkapoen en de personen met een handicap door De Lork. Beide doelgroepen kunnen elkaar ondersteunen, zoveel is duidelijk. Dat bewijst dit pilootproject. Het krijgt zeker navolging op andere plekken in de stad. In Neder-Over-Heembeek is de uitbouw van een ADL(Activiteiten van het Dagelijks Leven)-centrale gepland. Deze werking zal personen met een zwaar fysieke handicap ondersteunen die nog zelfstandig wonen, maar soms hulp nodig hebben. Zij kunnen deze krijgen op afroep.
foto gemaakt door Kenniscentrum Woonzorg Brussel in Begijnenstraat
juli – sept 2011 • 5 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
foto geeft aan welke initiatieven er tot eind mei in de verschillende woonzorgzones worden genomen:
Stabiliseer het wonen, mobiliseer de zorg Verschillende studies hebben het uitgewezen: ouderen willen het liefst thuis oud worden, in hun vertrouwde omgeving, omringd door hun familie, vrienden, kennissen en buren. De thuisomgeving is belangrijk als de actieradius van de oudere beperkter wordt. Hij is vertrouwd met de buurt, hij kent de bakker, de postbode, de bankbediende, de winkeljuffrouw, de buurtwerker; hij weet waar en met wie hij een kaartje kan leggen, aan welke activiteiten hij kan deelnemen, op wie hij beroep kan doen voor een klusje. Vermindert de zelfredzaamheid, dan wordt getracht om de oudere in zijn thuissituatie bij te staan met de nodige zorg- en dienstverlening. Dat realiseren is de taak van de thuiszorg. Voor een goede thuiszorgverlening is een sterke afstemming tussen de verschillende eerstelijnszorgverleners noodzakelijk: huisartsen, kinesitherapeuten, verpleegkundigen, zorgkundigen, polyvalent verzorgenden, huishoudhulp, maaltijden aan huis, klusdiensten, sociaal vervoer…
tegenkomen, stimuleert wijkgericht werken onderlinge relaties in het woonzorgnetwerk.
de
Daarom wordt er in elke woonzorgzone een zorgknooppunt opgericht, dat bij voorkeur wordt ingebed in het lokaal dienstencentrum. De ouderen kunnen er beroep doen op de geboden diensten: maaltijden, activiteitenaanbod, pedicure, hoog-laagbad… In het zorgknooppunt kunnen de ouderen en zorgbehoevenden terecht met hun zorgbehoeften of hulpvragen. Zij treffen er ook de woonzorgcoach en worden er geïnformeerd aangaande woningaanpassing.
Aangepaste huisvesting en woonomgeving Een woning aanpassen vraagt niet altijd grote ingrepen, soms volstaat het meubels te verplaatsen, tapijten te verwijderen, of zich enkele hulpmiddelen aan te schaffen. Grotere werken zijn de ombouw van een badkamer, de verbreding van de deuren, de installatie van een traplift of dergelijke. Wie vandaag in een onaangepaste woning woont, begint maar best op tijd met de aanpassingswerken, want het is bekend dat woningaanpassingswerken die niet zijn aangevat voor de persoon in kwestie zijn zeventigste verjaardag viert, er meestal nooit meer komen. Om deze woningaanpassing te faciliteren, wordt gestart met een Steunpunt Woningaanpassing. Daarin engageren alle relevante partners zich om van advisering tot realisatie de woningaanpassing op te volgen. Een aangepaste woning vergemakkelijkt ook sterk het werk van de thuiszorg.
foto gemaakt door Kenniscentrum Woonzorg Brussel
Die afstemming wordt bereikt via het woonzorgnetwerk, waartoe alle belangrijke partijen worden uitgenodigd tot participatie. De oudere bepaalt in samenspraak met de zorgverleners wat het meest geschikt is voor hem. De woonzorgcoach zorgt voor de opvolging van de zorgregie, zodat het op maat gemaakt pakket op zeer korte tijd bij de oudere terecht komt.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Zolang de oudere het zelf kan, wordt hij gestimuleerd om de zorgen of dienstverlening zelf te gaan halen, want… rust roest. Indien de oudere zelf niet meer in staat is zich te verplaatsen, wordt de dienstverlening aan huis gebracht. Om dit op een vlotte wijze te kunnen uitbouwen, is het aangewezen wijkgebonden te werken, per woonzorgzone. Dat vermindert de verplaatsingsduur. Het maakt dat zorgverleners een vertrouwd gezicht worden in de buurt, dat ze vlugger worden aangesproken en dat ouderen niet met hun vragen blijven rondlopen tot het te laat is. Daar de zorgverleners elkaar meer
• 6 • juli – sept 2011
Niet alleen de woning maar ook de woonomgeving dient aangepast te worden. Sociaal isolement ontstaat onder andere wanneer mensen letterlijk de deur niet meer uitdurven. De buurt is niet toegankelijk voor hun rollator, rolstoel of scootmobiel. De stoepen zijn te smal, er is een gebrek aan zitbanken waar even kan worden uitgerust, er zijn geen veilige oversteekplaatsen. De woonomgeving aanpassen en toegankelijk maken is belangrijk, niet alleen voor de ouderen of personen met een handicap, maar ook voor de moeder met buggy of voor de man die tijdens het sporten een beenbreuk opliep en tijdelijk op krukken is aangewezen. Een aangepaste woonomgeving vraagt ook een goed nabuurschap en sensibilisering van eenieder. Sommige burgers zwieren zeer nonchalant hun vuilniszakken op de stoep, waardoor passage moeilijk wordt, des te meer voor minder mobiele mensen. Preventie moet hier een antwoord op kunnen bieden. Er is hierbij een belangrijke rol weggelegd voor de stadswachten.
Betaalbaarheid van de zorg Een van de aandachtspunten in de ontwikkeling van woonzorg is de betaalbaarheid van de zorg. Je kan wel diensten en voorzieningen aanbieden, maar hoe houd je ze betaalbaar? Wat de thuiszorg betreft, is dat vrij goed geregeld. De betaling per uur is afhankelijk van de sociale situatie van de cliënt.
zorgkundigen. Daar het knelpuntberoepen betreft, wordt vooral gefocust om laaggeschoolden en mensen met een andere culturele achtergrond te stimuleren een opleiding te volgen. Er is daarbij een belangrijke rol weggelegd voor het Huis van het Nederlands. De verzorgenden kunnen aan de slag in de thuiszorg of in de GGC (Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie)-rusthuizen. Het is namelijk een streefdoel om het personeel in de GGC-rusthuizen beter Nederlandskundig te maken. De Nederlandstalige cliënten moeten er in hun taal terecht kunnen. Alleen met de Vlaams erkende voorzieningen gaat er onvoldoende capaciteit zijn om alle zorgbehoeftigen een opvang te bieden. Naarmate de Vlaams erkende woonzorgvoorzieningen startklaar geraken, zal de aandacht ook gaan naar de invulling van andere functies: logistiek personeel, klusjesmannen, keukenpersoneel…
Bij de residentiële voorzieningen ligt dat anders. Daarom werd van de Vlaamse Gemeenschap bekomen dat alvorens een voorafgaande vergunning aan een voorziening kan worden gegeven de Vlaamse Gemeenschapscommissie een advies moet verlenen. Een van de elementen van dat advies betreft de betaalbaarheid voor de cliënt. Daar moeten door de initiatiefnemers dus engagementen in worden genomen. Voor aanleunwoningen is het een streefdoel om in het gebouw procentueel minstens evenveel aanleunwoningen aan geconventioneerde huurprijzen te verhuren als het armoedepercentage in de woonzorgzone.
Geschikt personeel vinden wordt de grote uitdaging Zorgvoorzieningen en diensten uitbouwen is één, het geschikte personeel vinden om ze te bemannen is een ander paar mouwen. Daarom start het Kenniscentrum Woonzorg Brussel overleg op met Tracé Brussel, de VDAB en Actiris om een strategie uit te werken om dit personeelstekort op te vangen. Hopen dat mensen uit de Vlaamse Rand Brusselwaarts trekken, heeft weinig zin. De realiteit spreekt dat tegen. Er zal vooral moeten worden ingezet op de omscholing van Brusselaars. De klemtoon ligt de eerste jaren op de vorming en toeleiding van polyvalent verzorgenden en
Geschikt personeel vinden blijft de achilleshiel van de uitbouw van de woonzorg. Extra inspanningen zijn de volgende jaren zeker nodig, wil de ontwikkeling van de woonzorgzones geen lege doos blijven.
Andere visie, andere benadering De grootste uitdaging in heel dit woonzorgverhaal is de mentaliteitsverandering die moet worden teweeggebracht. Teveel nog zijn de nieuwe voorzieningen die zullen worden gebouwd modernere rusthuizen, met alles erop en eraan. Ze zijn nog niet geëvolueerd naar woonzorgcentra, bieden nog totaalpakketten aan die voor iedereen gelden, voeren nog teveel de zorgregie van hun cliënten, missen de directe link naar de buurt en schrijven zich te weinig in in netwerking met de ambulante dienstverlening. Veeleer dan de medische benadering, moet het woonaspect, de sociale cohesie en de onderlinge samenwerking voorop staan. Als mensen goed wonen en ingebed zijn in een sociaal netwerk, voelen ze zich psychisch beter en is de zorgvraag minder groot. Door goed nabuurschap komt al vlug enige vorm van informele zorg tot stand, zonder dat er professionele zorgverleners aan te pas komen. De toekomst van woonzorg ligt voor het grootste aandeel ouderen niet zozeer in de zorgdimensie die door de voorzieningen wordt geleverd, maar in een goede, veilige en kwaliteitsvolle woonomgeving waar zorgbehoevenden en ouderen ondersteuning vinden bij vitalere burgers en waar de noodzakelijke
juli – sept 2011 • 7 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
foto gemaakt door Kenniscentrum Woonzorg Brussel
Voor wat de verpleegkundigen betreft, wordt erop gerekend dat de inspanningen die het Huis voor Gezondheid daaromtrent doet, hun vruchten zullen afwerpen.
dienstverlening in de directe omgeving wordt geboden, in haal- en brengfuncties. De inzet moet daarom vooral gaan naar de versterking van de niet-professionele zorg en de thuiszorg. Het is een trend die ook merkbaar is in de noordelijke landen: de institutionalisering wordt verlaten, tenzij voor de zwaar zorgbehoeftigen die echt nood hebben aan de ondersteuning. Daarin ligt de toekomst en een mogelijke betaalbare oplossing voor de vergrijzingsthematiek. Het zal burgerzin en engagement van ons allen vragen, maar een andere weg is er niet.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
foto gemaakt door Kenniscentrum Woonzorg Brussel
• 8 • juli – sept 2011
Voor meer informatie: Kenniscentrum Woonzorg Brussel vzw Lakensestraat 76, bus 2 – 1000 Brussel Tel.: 02/ 513 53 48
[email protected] www.woonzorgbrussel.be
Herwig Teugels
Daarheen met de lokale diensten centra!
D
e uitbouw van de lokale dienstencentra (LDC) behoort tot de prioriteit van Brussels Minister van Welzijn, Gezondheid en Gezin Brigitte Grouwels. In het Brusselse welzijnslandschap wordt immers aan de LDC’s een scharnierfunctie toegewezen. Dat vertaalt zich ook in de uitwerking van woonzorg in Brussel.
De sector van de lokale dienstencentra weet waar hij heen wil gaan met zijn dienstencentra en maakt er dan ook werk van. Na maandenlang regelmatig overleggen met elkaar schreven de centrumleiders met de hulp van de Brusselse Ondersteuning Dienstencentra (BOD) een conceptnota over het toekomstig Brussels lokaal dienstencentrum. Ze overhandigden op 1 april 2009 hun concept aan de minister.
Op basis van deze tekst schreef minister Grouwels op haar beurt een eigen nota over het organisatiemodel voor de LDC’s. Het VGC-college keurde kort daarna deze nota goed. Meteen was het startsein gegeven om tijdens de volgende legislatuur de LDC’s in Brussel verder uit te bouwen. …daarheen dus met de dienstencentra!
BOD •• Actief vanaf 1 mei 2008 •• Ontstaan en logisch vervolg van het vroegere informele ‘Brusselse Overleg Dienstencentra’, al actief in 1984, waarin alle centrumleiders vertegenwoordigd waren en getrokken door Riso Brussel. •• Twee voltijdse werknemers tewerkgesteld binnen de BWR met middelen vanuit het Stedenfonds. •• Aangestuurd door de centrumleiders zelf. •• Opdrachten:
juli – sept 2011 • 9 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
• Overleg en afstemming tussen de dienstencentra stimuleren en organiseren • Vertegenwoordiger en spreekbuis zijn van de lokale dienstencentra • Inhoudelijke steun verlenen aan de centrumleiders met extra aandacht voor nieuwe en startende centrumleiders
Van buurtgerichte bejaardenwerking naar woonzorg Dertig jaar geleden al startte het voormalige RISO Brussel (nu Samenlevingsopbouw Brussel) met een buurtgerichte bejaardenwerking ten behoeve van de vele ouderen die in veelal precaire omstandigheden en groot isolement in de Brusselse binnenstad woonden. Het was Buurtwerk Noordwijk die toen als eerste vzw een dienstencentrum uitwerkte in de Noordwijk. In 1984 volgde vzw De Kat in Ukkel dit voorbeeld. Vanaf 1987 werden LDC Het Anker in Brussel-Vijfhoek en De Vaartkapoen in Molenbeek opgericht. Verder kwamen er in de jaren `90 ook nog LDC Het Forum in BrusselVijfhoek en Chambéry in Etterbeek bij. Al deze pioniers ontstonden dus uit buurtgericht werken met ouderen vanuit emancipatorisch gedachtengoed en hadden een vrij gelijklopende werking. De tijd van het thuiszorgdecreet ( 1998) brak aan en de term ‘lokaal’ dienstencentrum werd gemunt. In die veranderde sfeer met veel meer nadruk op ‘zorg’ rezen achtereenvolgens LDC De Kaai (Anderlecht) en Randstad (Molenbeek) uit de grond. Ook LDC Parkresidentie te Jette en Cosmos te Anderlecht werden boven de doopvont gehouden. Vanuit vzw Eva werd LDC Aksent in Schaarbeek geboren en kreeg er in 2009 nog een broertje bij. LDC De Zeyp te Ganshoren sloot dit rijtje. Toen waaide ook doorheen het Brusselsewelzijnslandschap al volop de wind van het nieuwe Woonzorgdecreet (WZD) en van Lokaal Sociaal Beleid. Bovendien ging op 1 januari 2010 het nieuwe Woonzorgdecreet, waar de LDC’s als thuiszorgvoorzieningen onder resulteren, van kracht.
Naar het Woonzorgdecreet
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Het WZD voegt het Thuiszorgdecreet en het Ouderendecreet samen. Het creëren van een kwaliteitsvol zorgcontinuüm voor de zorgbehoevende is de prioritaire doelstelling van de decreetgever. Het start als het ware met de preventieve functie van de lokale dienstencentra en eindigt bij de zorg voor de zwaar zorgbehoevenden, bijvoorbeeld in het woonzorgcentrum. In het WZD heeft het lokaal dienstencentrum duidelijk de rol van een echte basisvoorziening. Het WZD legt de LDC’s dus op om vooral preventief te gaan werken naar personen in een beginnende zorgsituatie. Lokale dienstencentra moeten ook maximaal de
• 10 • juli – sept 2011
laagdrempeligheid waarborgen en bijzondere aandacht besteden aan de vereenzaming. Ze krijgen ook de opdracht de toegankelijkheid van het zorgaanbod voor nieuwkomers en etnisch-culturele minderheden te bewaken.
Alain Storme vroegere voorzitter BOD
De schrijver van het WZD had duidelijk oog voor de moeilijkere situatie van de Brusselse dienstencentra waardoor voor hen specifieke erkenningsvoorwaarden gelden: een kleiner aantal activiteiten en een kleinere infrastructuur.
Specifieke erkenningsvoorwaarden voor Brusselse LDC’s •• Hulp- en dienstverleningsvoorwaarden: • Jaarlijks groepsactivteiten, minstens: àà8 info, 5 in eigen gebouw + op 3 andere wijzen informatie aanbieden àà65 recreatieve, 5 soorten, 45 in eigen gebouw àà70 vormende, 5 soorten, 50 in eigen gebouw • Organiseren van multidisciplinair overleg •• Infrastructuurvoorwaarden: • voldoende grote ontmoetingsruimte • activiteitenruimte voor min. 15 personen • aparte gespreksruimte met privacygarantie • echt volledig rolstoeltoegankelijk
Naar een woonzorgaanbod Het lokaal dienstencentrum richt zich vanuit zijn Woonzorgopdracht vooral naar de kwetsbare inwoner van zijn buurt. Het wil die buurtbewoner maximaal ondersteunen zodat hij zo lang mogelijk thuis een kwaliteitsvol leven kan leiden. Het centrum vertrekt daarbij vanuit een holistische kijk op de gebruiker. Daarom doet het een ruim aanbod van diensten en activiteiten.
Deze laatste neemt samen met de gebruiker de tijd voor meer vraagverheldering en verwijst hem door naar de juiste dienst of voorziening. Gaat het om een gebruiker met grotere thuiszorgnoden dan brengt hij die in contact met de ‘zorgregisseur’ die de thuiszorgregie onmiddellijk in handen neemt.
Onthaal, activiteiten, dienstverlening, ontmoeting en participatie zijn vijf sleutelwoorden die nodig zijn als je het aanbod van een lokaal dienstencentrum wil beschrijven.
Tijdens de openingsuren staat altijd een medewerker klaar om aangesproken te worden. Tegen 1 januari 2012 zal in elk Brussels dienstencentrum daarvoor een heus onthaalpunt opgezet worden ( zie kadertje) In dat onthaalpunt kan de gebruiker terecht met al zijn vragen omtrent zijn zorgen, problemen en behoeftes aan woonzorg maar ook in verband met zijn talenten, interesses en inzet. Die onthaalmedewerker beantwoordt zoveel mogelijk de vragen, zorgt voor de nodige info, geeft uitleg en regelt zelfs inschrijvingen en betalingen. Krijgt die medewerker te maken met vragen of problemen waar hij zelf geen antwoord op weet dan regelt hij een afspraak met de centrumleider of een andere geschoolde of ervaren medewerker van het LDC.
juli – sept 2011 • 11 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Het aanbod vertrekt van een laagdrempelig, uitnodigend en warm ‘onthaal’.
Onthaalpunten LDC’s kregen van de VGC in kader van de uitwerking van Lokaal Sociaal Beleid een extra opdracht: uitwerking van een onthaalpunt in elk LDC tegen 1 januari 2012. De centrumleiders werken momenteel olv BOD aan een onthaalpuntconcept. •• De belangrijkste basisprincipes: • Past volledig in het kader van de WZD-opdracht van permanent aanspreekpunt • Voor woonzorgdoelgroep en rond woonzorgthema’s • Is deel van een lokaal onthaalpuntnetwerk • Haalbaar voor elk LDC • Het LDC-engagement: inzetten geschikte medewerkers en registratie • Voldoen aan de randvoorwaarden •• De belangrijkste randvoorwaarden: • In elke subzone is een lokaal onthaalpuntnetwerk • Voor backoffice beroep doen op CAW, ICAW en CGGZ • CAW en BWR zorgen voor vorming ( onthaalkoffer) • BWR maakt onthaalpuntinstrumenten aan op maat • Het LDC beschikt over voldoende medewerkers
VGC zorgt voor de financiering van de kosten
Het WZD eist dat een dienstencentrum in Brussel elk jaar minstens 143 groepsactiviteiten op zijn programma zet. De meeste Brusselse dienstencentra bieden er veel meer. Het gaat onder andere om informatieve activiteiten. Die geven informatie die relevant is voor het behoud of de verhoging van de zelfstandigheid of de emancipatie van de buurtbewoner. Ook recreatie komt in het activiteitenprogramma aan bod. Naast ontmoeting en ontspanning zorgt zulk een activiteit voor een zinvolle tijdsbesteding.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Bij een derde soort activiteiten gaat het vooral over vorming die gericht is op persoonlijke ontwikkeling en verrijking van kennis en vaardigheden. In een dienstencentrum wordt dagelijks gedanst, gespeeld, geturnd, gewandeld, gezongen. Gebruikers gaan in het centrum taallessen volgen, leren schilderen op doek, discussiëren in de gespreksgroepen, luisteren
• 12 • juli – sept 2011
naar een professor, een dokter of een gids en nemen het advies van de wijkagent mee naar huis...
Elke dag kan de gebruiker in het dienstencentrum terecht voor een lekkere betaalbare maaltijd. Als het echt nodig is kan het dienstencentrum een maaltijd geleverd aan huis voor zijn gebruiker regelen. Een centrum biedt hulp bij boodschappen aan gebruikers die niet meer in staat zijn om zelf hun persoonlijke en administratieve boodschappen te doen. Daarnaast doen de medewerkers van het LDC al wat ze kunnen om te voldoen aan de mobiliteitsbehoeften van de gebruikers. Sommige LDC’s beschikken over een eigen minibus waarmee ze gebruikers thuis kunnen ophalen om hen naar de gewenste bestemming te brengen. Andere centra moeten
daarvoor doorverwijzen naar de Brusselse diensten voor sociaal vervoer. Een lokaal dienstencentrum is ingebed in zijn buurt. Het wordt daarom ook ‘lokaal’ dienstencentrum genoemd. Het wil het sociale netwerk, de communicatie en het veiligheidsgevoel van de lokale bewoners versterken. Alle activiteiten en initiatieven uit de buurt die daarvoor kunnen zorgen zal het LDC ondersteunen en opvolgen. Het centrum werkt concreet mee aan het jaarlijkse wijkfeest, bemant een standje op de jaarmarkt, nodigt regelmatig de wijkagent uit, gaat helpen op het schoolfeestje… Brusselse dienstencentra zijn niet meer verplicht om hulp bij activiteiten van het dagelijkse leven aan te bieden. Vanuit hun holistische visie kiezen de meeste centra er toch voor om ook hygiënische zorg in hun aanbod te voorzien. Pedicure, kapsalon, was en strijk… ook daarvoor kan de buurtbewoner in een Brussels dienstencentrum terecht.
juli – sept 2011 • 13 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Het WZD wil dat het lokaal dienstencentrum een preventieve functie vervult voor personen met een beginnende zorgsituatie die erop gericht is hen te handhaven in hun natuurlijk thuismilieu. Het verwacht daarom van een lokaal dienstencentrum dat het welbepaalde ‘diensten’ opzet.
‘Ontmoeting’ loopt als het ware als een rode draad doorheen de hele dienstencentrumwerking. Sociale netwerken bouwen, herstellen en verstevigen is dan ook iets waar een dienstencentrum voortdurend mee bezig is. Tijdens elke activiteit, dat trouwens altijd een groepsactiviteit is, kan de deelnemer altijd andere buurtbewoners ontmoeten. Ook bij de dienstverlening stimuleert het LDC de gebruiker om sociale contacten te leggen. Centrumleiders hebben oog voor een gezellige inrichting van hun ontmoetingsruimte. De tafeltjes in het restaurant worden zo geschikt dat gebruikers worden uitgenodigd om een gesprek te voeren met hun tafelgenoten. Sociale netwerken bouwen rond gebruikers biedt niet enkel een oplossing om eenzaamheid te voorkomen, het stimuleert zelfzorg en zorg voor elkaar en het voorkomt afhankelijkheid van de woonzorgdienstverlening. ‘Participatie’ is een begrip dat niet weg te denken is uit de dienstencentrumwerking. Een dienstencentrum is er voor maar zeker ook ‘van’ de gebruikers. Al wie in het dienstencentrum komt wordt dan ook uitgenodigd om maximaal te participeren aan de werking. Zo is er om te beginnen de centrumraad die een bij wet verplichte adviesraad is voor de gebruikers. Daarnaast is er de vrijwilligerswerking die absoluut nodig is om een degelijke werking te kunnen uitbouwen. Vrijwilligers worden afhankelijk van hun
LDC-aanbod van breng- en haalfuncties: •• Registratie, coördinatie en organisatie van lokale haalfuncties:
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Al dan niet in samenwerking met een partner
• Ontmoeting en preventie • Permanent onthaalpunt • Informatie • Recreatie • Vorming • Boodschappenondersteuning • Restaurant • Ondersteuning bij mobiliteit • Ondersteuning bij hygiënische verzorging • Buurthulp • Kleine hulp en zorg: verzorging, miniklusjes, • Hulp bij administratie •• Minstens doorverwijzen met opvolging van brengfuncties:
• 14 • juli – sept 2011
competenties en hun wensen ingezet in alle functies en op alle niveaus. Ook de leden van de Raden van Bestuur zijn vrijwilligers die vaak in de buurt wonen.
Naar een echt Brussels aanbod In hun conceptnota ‘Waarheen met de Brusselse dienstencentra’ van 1 april 2009 namen de centrumleiders de nodige tijd om na te gaan welk aanbod ze voor de Brusselse ouderen concreet zouden moeten aanbieden. Ze baseerden zich hiervoor op vijf pijlers: •• Hun eigen bestaand aanbod •• De noden die centrumleiders zelf aanvoelden in hun werking •• De verplichte werkzaamheden die het nieuwe Woonzorgdecreet aan de lokale dienstencentra oplegt cfr de vijf bovengenoemde sleutelwoorden •• De VGC-opdracht van de Brusselse Ondersteuning Dienstencentra om afstemming te zoeken met het Lokaal Sociaal Beleid en met de uitvoering van de Woonzorgzones •• De bevindingen geformuleerd in de ‘Atlas van de behoeften en de actoren in Brussel. Thuis wonen na je 65ste.’ van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel.
Het lokaal dienstencentrum kan een deel van deze brengdiensten zelf organiseren. • Maaltijden aan huis • Gezinszorg • Retouchedienst • Poetsdienst • Klusdienst, kleine verhuis en ramen wassen • Ergonomische woningaanpassing • Medische en paramedische verzorging aan huis • Lenen en leveren van hulpmiddelen • Toezicht: personenalarm en oppasdienst • Dag-, nacht- en kortopvang • Mantelzorgondersteuning • Geestelijke gezondheid • Tijdelijke verzorging en/of oppas voor huisdieren • Vakantieaanbod • Multidisciplinair overleg en zorgenplanwerking • LDC als zorgbemiddelaar
Dit aanbod is ruim en omvangrijk. In die mate zelfs dat het al een basis vormt van het aanbod van een zorgknooppunt. Dat is dan ook de reden waarom in Brussel de lokale dienstencentra de meest geschikte voorzieningen zijn om die zorgknooppuntfunctie in onder te brengen.
Naar een territoriaal dekkend netwerk van lokale dienstencentra De uitbouw van de dienstencentra wordt niet zomaar aan het toeval overgelaten. De spreiding komt volledig overeen met het spreidingsplan uit de conceptnota ‘Waarheen met de Brusselse dienstencentra’ van 1 april 2009. Enkele belangrijke feiten en principes liggen aan de basis van het spreidingsplan: •• Het plan hanteert de regionale indeling van de woonzorgzones van Brussel in 8 zones en 33 subzones. Streefdoel is om in elke subzone een LDC in te planten.
•• Op dit moment zijn 12 door Vlaanderen erkende lokale dienstencentra in Brussel werkzaam. In het plan blijven al deze centra actief. In twee subzones liggen echter twee dienstencentra. De Vaartkapoen verhuist daarom naar Hoog-Molenbeek en het Forum mogelijk naar het Brutopiaproject in Vorst. •• De uitbouw van nieuwe dienstencentra kost de VGC handenvol geld (jaarlijkse subsidie en investeringen in de infrastructuur). De VGC beslist daarom noodgedwongen om de dienstencentrumuitbouw te laten verlopen in twee fases. •• Brusselse lokale dienstencentra worden deels door Vlaanderen gesubsidieerd en moeten daarom voldoen aan de voorwaarden van het WZD. Vlaanderen voorziet in dat decreet om in Brussel maximum 24 lokale dienstencentra te subsidiëren. In een eerste fase is het de bedoeling die volledig Vlaamse programmatienorm in te vullen. Dat zijn dus nog een tiental dienstencentra te weinig om het streefaantal van 33 te bereiken. •• In een tweede fase zullen dan die resterende lokale dienstencentra worden opgestart. Of het volwaardige dienstencentra of eerder centra met een beperkte werking zullen zijn (= sublokale dienstencentra) zal afhangen van de bereidheid van Vlaanderen om nog meer dienstencentra in Brussel te subsidiëren. Natuurlijk speelt ook de
Dit kaartje geeft een overzicht van de spreiding weer van de huidige werkingen en projecten.
juli – sept 2011 • 15 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Dit resulteerde in een lijst van activiteiten en diensten waarvoor elke Brusselse gebruiker in elk dienstencentrum terecht kan( haalfuncties) of die het centrum bij zijn gebruiker thuis aanbieden ( brengfuncties) .
beschikbaarheid van budget en middelen van de VGC voor de lokale dienstencentra een rol. •• In de subzones met de grootste nood (zie Masterplan Woonzorgzones Brussel) aan een dienstencentrumwerking zal in de eerste fase een lokaal dienstencentrumwerking worden ingeplant. •• Tot slot hangt het opstarten van een lokaal dienstencentrum volledig af van opportuniteiten die zich voor doen. Zonder initiatiefnemers komen er geen nieuwe lokale dienstencentra. Maar, op dit moment is er aan initiatiefnemers geen tekort.
Naar kwaliteitsvolle dienstverlening Dat Brussels dienstencentra het niet gemakkelijk hebben omwille van hun beperkte middelen is algemeen geweten. De huidige stop voor het bekomen van nieuwe gesco’s en de onmogelijkheid om nieuwe PIOW (Plaatselijk Initiatief voor de Ontwikkeling van Werkgelegenheid)initiatieven op te zetten betekent dat in de toekomst de helft van de lokale dienstencentra ( 12 van de 24) een werking zullen moeten uitbouwen met slechts één personeelslid. Nochtans geven de centrumleiders voortdurend aan dat de voorwaarde om een kwaliteitsvolle dienstverlening te kunnen aanbieden is dat een centrumleider kan rekenen op minstens twee voltijdse, bijkomende en gekwalificeerde personeelsleden.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Medewerkers van LDC De Harmonie op de nieuwjaarsreceptie van de lokale dienstencentra
Op 1 januari 2012 moeten de huidige 12 erkende dienstencentra volledig voldoen aan alle voorwaarden van het nieuwe WZD. De kans zit erin dat zij zullen slagen in de proef. Dat echter de nieuwe centra met slechts één medewerker ook zullen slagen blijft een open vraag. De sector houdt zijn adem in.
• 16 • juli – sept 2011
Is Brussel bezig met het creëren van twee soorten dienstencentra: de kwaliteitsvolle centra van vóór het Woonzorgdecreet en de papieren dienstencentra van erna? …gaat Brussel daarheen met zijn dienstencentra? De sector is zich meer en meer bewust van deze problematiek en zoekt zelf ook naar oplossingen. Tijdens het maandelijks BOD-werkoverleg met de centrumleiders gaan daarom meer en meer stemmen op om werk te maken van een gemeenschappelijke efficiëntieoefening. Je hoort daar zeker nog van!
Kop-’zorgen ‘om ‘zorg’? Thuiszorg, ouderenzorg, woonzorg, woonzorgcoach, zorgregisseur, zorgbemiddelaar, zorgcoördinator, zorgplan, zorgactieplan, zorgknooppunt, zorgnetwerk, zorgknooppuntoverleg, zorgtraject, zorgverzekering
wat is wat? Maak je geen ‘zorgen’ meer en surf na één augustus naar de website van de lokale dienstencentra. De dienstencentra be‘zorgen’ je daar een verklarende woordenlijst.
www.ldcbrussel.be
Brusselse Ondersteuning Dienstcentra Lakensestraat 76 bus 5 – 1000 Brussel tel.: 02/413 01 56 www.ldcbrussel.be www.bwr.be
Els Pauwels
Dagverzorgingcentrum Terranova werkt samen en op maat
H
et dagverzorgingscentrum (DVC) Terranva is ondertussen een tijdje open. Dit woonzorginitiatief is ontstaan in 2009. Het richt zich specifiek op mensen met een niet aangeboren hersenletsel. Kathy Huybrechts is centrumleider van het dagverzorgingscentrum. Hier lees je haar verhaal.
BWN: We beginnen bij het begin: hoe zijn jullie ontstaan?
te verhogen. We geven ook advies aan de mensen of aan de mantelzorgers.
In de Conceptnota ‘Een Vlaams Woon –en Zorgcentrum in Brussel’ werd aangegeven dat er in de Brusselse Vijfhoek best een dagverzorgingscentrum werd gecreëerd. Vzw Sint – Vincentius toonde interesse in een dagverzorgingscentrum. Deze vzw had al jaren expertise in een dagverzorgingscentrum, een rusthuis. Op 12 februari 2010 werd door de Hoge School Universiteit Brussel (HUB-EHSAL) een overeenkomst afgesloten. Uiteindelijk startten we op 13 september 2010. BWN: Mensen met een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) zijn jullie doelpubliek. Wat moeten we daaronder begrijpen?
BWN:Het uiteindelijke doel is om mensen langer thuis te houden? Dit is onze initiële doelstelling. Dit heeft als gevolg dat we de mantelzorgers kunnen ontlasten. Dikwijls zijn zij blij als ze tijd voor hen zelf hebben. Onze tweede doelstelling is om de zelfstandigheid van de mensen
BWN: Komen jullie ook bij de mensen thuis? Ja, eigenlijk wel. Wij merken dat meer mensen zich aangesproken voelen. Een organisatie of de mensen zelf bellen naar ons. Tijdens dit eerste gesprek proberen we een afspraak te maken om tot bij hun te komen. We hebben hiervoor verschillende redenen. Ten eerste zien we zo de mensen in hun leefomgeving. We kunnen hier vaak zien of we wel hulp kunnen bieden. Mensen met heel zware dementie kunnen wij als dagverzorgingscentrum bijvoorbeeld niet helpen. Mensen voelen zich tijdens een gesprekje met ons veel sneller op hun gemak, als ze thuis zijn. Ze vertellen sneller iets. Dit is de tweede reden. Tijdens ons eerste gesprek, maar ook gaandeweg de begeleiding zien we dat mensen administratieve hulp nodig hebben. Dan verwijzen wij de mensen door. Natuurlijk volgen we dit op.
juli – sept 2011 • 17 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Uit onderzoek bleek dat er weinig dagcentra zijn die dit doelpubliek beogen. De groep met NAH is een brede en heterogene groep van personen. Het zijn mensen die na een oorspronkelijke normale levensloop, geconfronteerd worden met een hersenletsel. Verschillende oorzaken kunnen aan de basis liggen zoals een hersentrauma, een cerebrovasculair accident, een neurologische aandoening. Mensen met NAH zijn soms jonge mensen die je niet zomaar in een rust- en verzorgingstehuis kan onderbrengen. Ook oudere mensen hebben een specifieke behoefte die een rusthuis niet kan aanbieden. Onze bedoeling is om ons vooral te richten op mensen die al lang thuis zijn of nog maar net uit het ziekenhuis zijn.
Ik ben er dan ook van overtuigd dat een persoonlijke aanpak werkt. Ondertussen bereiken we immers acht mensen op een drukke dag. In het dagverzorgingscentrum is er plaats voor vijftien mensen. BWN: Ik hoor je vertellen over de zelfstandigheid van mensen. Hoe verhoog je die? In het terranova gebouw zitten wij samen met de HUB – EHSAL. Met hun hebben wij een intense samenwerking. We proberen zorg en opleiding uit te wisselen met elkaar. Dit heeft een rechtstreeks positief gevolg voor onze mensen. Verder is het de bedoeling dat wij alle dagen kinesitherapie aanbieden. Op dit moment is het maar twee keer per week. Dit komt doordat er te weinig mensen zijn. Ook geven we iedere dag ergotherapie. Eerst individueel, daarna in groep. BWN: Hoe ziet een dag op het dagverzorgingscentrum eruit?
BWN: een drukke dag. Ik kan mij inbeelden dat niet alles vlot loopt tijdens zo’n dag.
Eigenlijk is het een drukke dag. We proberen wel zoveel mogelijk rustmomenten in te bouwen. Het begint al ’s ochtends vroeg. Mensen hebben al een serieuze inspanning moeten leveren om naar boven te komen. Er is een lift aanwezig, maar in- en uitstappen vraagt veel energie. Dus voorzien we eerst een halfuurtje rust, zodat de mensen op adem kunnen komen.
Absoluut. In het begin stond ik alleen en diende ik alles zelf in het oog te houden. Hierdoor is er al heel wat gebeurd, zo is er een keertje iets gestolen. Ondertussen is dit gelukkig verbeterd en kan ik rekenen op de hulp van een verpleegkundige en een animatrice. Als er ernstige dingen zijn, proberen we zoveel mogelijk in groep te bespreken. Zo is iedereen mee betrokken.
Aangezien iedereen van verschillende plaatsen komt is er ’s ochtends niet direct een gemeenschappelijke activiteit. Op maandag en dinsdag is er een kinesitherapeut aanwezig. Zij behandelt de mensen individueel. Tijdens de ochtend is er ook individuele ergotherapie. Rond half twaalf, twaalf uur is er dan een groepssessie ergotherapie gepland.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Iedere dag geven we kooktherapie. Dit houdt in dat we naar de winkel gaan, samen eten koken en gezellig eten. Ook hier letten we erop dat we iedere gebruiker zoveel mogelijk individueel begeleiden. Een voorbeeldje om dit duidelijk te maken: aan een iemand die geheugenproblemen heeft, vragen we: “geef jij het zout?” Na de middag bouwen we opnieuw een rustmoment in. De mensen die moe zijn, kunnen een dutje doen. Ik probeer dan nog de klanten te zien die nog geen individuele ergotherapie hebben gehad. Na het rustmoment is er een klein beetje animatie. We proberen iedere middag wat actualiteit te geven. we laten ze zelf nieuws of informatie opzoeken. Of we werken aan de motorische vaardigheden met knippen en plakken van een krant. Zo wordt het al snel 16u of later. Iedereen kan dan rustig naar huis.
• 18 • juli – sept 2011
We werken ook met een ‘heen en weer schriftje’ voor de familie, mantelzorgers en vrienden. In dit schriftje schreven wij of de gebruiker, verhalen over de dag. Als zij dan een dagje thuis blijven, kunnen zij dan hetzelfde doen. Zo blijft iedereen van elkaar op de hoogte. BWN: Ik stel me voor dat jullie verschillende partnerschappen hebben om jullie doelgroep te ondersteunen? Dit klopt. Het dagverzorgingscentrum is geopend op 13 september. Sindsdien ben ik volop bezig om verschillende partnerschappen aan te gaan. Ondertussen heb ik al een aantal afspraken met verschillende ziekenhuis in Brussel, revalidatiecentra en met mutualiteiten. Uiteraard is dit niet altijd even vanzelfsprekend. Toch merk ik dat Terranova als dagverzorgingscentrum meer bekend begint te raken bij de mensen, wat heel positief is. BWN: In het terranova gebouw is er een kinderdagverblijf. Hebben jullie daar een samenwerking mee? Ja, we hebben met de kindercrèche ‘De Ketjes’ een nauwe samenwerking opgestart. Twee keer in de week komen de kinderen langs. We merken dat dit iedereen deugd doet. De ene keer passen onze gebruikers gewoon op de kinderen en spelen ze er mee. Een andere keer proberen we echt iets gericht te doen. Zo hebben we al eens samen pannenkoeken gebakken.
Dit is belangrijk geworden voor de gebruikers, zowel psychologisch en emotioneel. BWN: Om de mensen tot bij het dagverzorgingscentrum te laten komen, rekenen jullie op het sociaal vervoer van De Vaartkapoen – het dienstencentrum. Hoe verloopt dit? Sinds een aantal maanden hebben we een samenwerking met het Welvaartvervoer opgestart. Als ik heel eerlijk ben, verliep dit in het begin een beetje stroef. Voor onze mensen is het belangrijk dat zij begeleidt worden tot binnen. Ondertussen is dit opgeklaard en moet ik zeggen dat alles heel vlot verloopt. Wij zijn blij en tevreden dat we gebruik kunnen maken van het welvaartvervoer.
tijd in kruipt. Mensen met NAH moeten sterk begeleid worden na een doorverwijzing uit een organisatie. Een ziekenhuis heeft maatschappelijk assistenten die dit opvolgen. Een dienstencentrum heeft niet altijd deze tijd. Toch zie ik de toekomst rooskleurig en kunnen we zeker beginnende stappen ondernemen. BWN: Bedankt!
Dagcentrum Terranova Centrumleider Kathy Huybrechts Blekerijstraat 25 – bus 3 Tel.: 0496 39 06 11 E-mail:
[email protected]
BWN: Jullie koken veel zelf. Wat als je niet zelf kookt? Dat is eigenlijk heel gemakkelijk, wij werken met lokaal dienstencentrum De Harmonie. De Harmonie was voor ons een evidente keuze. Het is dichtbij, lekker eten en je hoeft niet dagen op voorhand te bestellen. Voor ons heel gemakkelijk, aangezien we nooit weten hoeveel mensen er juist zullen zijn. Kortom, een bijzondere goede samenwerking.
Sofie Croenen
BWN: Hoe zie je de samenwerking met dienstencentra evolueren?
juli –sept 2011 • 19 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Ik ben ervan overtuigd dat er zeker samenwerking mogelijk is. Een groot knelpunt is echter dat er veel
Zorgfamilie Bellevue: een woonzorgomgeving van de toekomst
D B
russel verjongt, zo 500 leren ons de demografische gegevens. En de recente beleidskeuzes it gloednieuwe gebouw, gelegen op meter van het Park van Vorst, is een spelen daar op in. De vergroening van het gewest doet echter mooi voorbeeld van de jongste generatie rusthuizen voor ouderen waarbij de niets af aan de vergrijzing die eveneens verder gaat. Brussel is hetaandacht gewest met procentueel het nadruk verschuift van rust naar verzorging & levenskwaliteit, met meest aantal ouderen boven de tachtig jaar. voor het familiale aspect. Het woonzorgcentrum kreeg dan ook de toepasselijke naam “Zorgfamilie Bellevue”
Zorgfamilie Bellevue ontstond uit de nood aan extra plaatsen en een verhoging van het comfort voor zorgbehoevende senioren in het Brusselse. Toen Senior Assist de kans kreeg dit gebouw om te bouwen tot een woonzorgcentrum van de nieuwe generatie, kon het twee van haar andere Brusselse vestigingen, Home Ingendael en Résidence l’Espoir, een nieuwer onderkomen geven. Tegelijk creëerde men 40 extra plaatsen wat de totale capaciteit van Zorgfamilie Bellevue op 150 residenten brengt. De verbouwingen zijn een mooi staaltje van ‘new urban thinking’ waarbij bestaande gebouwen in een stad een nieuwe invulling krijgen. Op de vierde verdieping heb je vanuit het cafetaria met dakterras een uniek panoramisch zicht over Brussel. Ook beschikt Zorgfamilie Bellevue over twee mooie binnentuinen die toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers. Bij mooi weer is het er aangenaam vertoeven. Opvallend is dat er in het hele gebouw gelet is op veel licht. Want, licht doet leven. Bij de verbouwing werd rekening gehouden met de comforteisen van de toekomst: knusse zithoekjes en ruime kamers voorzien van modern comfort zoals frigo, tv, telefoon en internet vullen de gespecialiseerde zorgen uitstekend aan. Elk verdieping heeft zijn eigen restaurant zodat bewoners in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Bewoners die permanent toezicht nodig hebben, beschikken over een eigen afdeling met tuin.
Een volwaardig team van ergotherapeuten, kinesisten en animatoren staat samen met gekwalificeerd verpleegkundig en verzorgend personeel 24/24u klaar voor alle bewoners. Een uitgebreid animatiepakket zorgt ervoor dat bewoners zich echt goed voelen. In de zorgfamilie wordt bovendien bijzondere aandacht geschonken aan de zorg voor dementerenden door hen in elk stadium als volwaardige individuen te benaderen. De kracht van al die goede zorgen schuilt in de jarenlange expertise van senior Assist. De maaltijden die bereid worden in gecentraliseerde keuken staan bij de bewoners zonder uitzondering gemarkeerd als dagelijkse hoogtepunten. Er wordt dan ook veel aandacht besteed aan de regionale en individuele voedingsgewoonten, de inbreng van bewonersraden en familie. Alle maaltijden worden trouwens samengesteld met de hulp van een diëtiste. Ook aan de mobiliteit van de bezoekers en de werknemers werd gedacht. Niet toevallig ligt Bellevue op een knooppunt van trein, tram en buslijnen. Voor wie met de wagen komt, is een ondergrondse parking voorzien.
Wie een kijkje wil gaan nemen in deze woonzorgomgeving van de toekomst neemt best contact op met manager Peter Herremans. Koningslaan 157, 1190 Vorst (Brussel) T 02 533 01 00
[email protected]
Peter Herreman
• 20 • juli juli––sept sept201 201 11
Woonzorgcentrum Arcus verzorgt totaalplaatje in woonzorg
W
oonzorgcentrum Arcus in Sint-Agatha Berchem, maakt deel uit van de Senior Living Group. De groep is op dezelfde site tevens initiatiefnemer van een Vlaams erkend dagverzorgingscentrum en bouwt momenteel in een samenwerkingsverband met andere partners het lokaal dienstencentrum Ellips mee uit. Daarnaast is Arcus actief in verschillende projecten rond zorgvernieuwing. De moeite waard om een bezoek te brengen en directeur Paul Matton te bevragen over zijn visie.
Je vindt er verschillende diensten en we nemen deel aan enkele projecten. Oorspronkelijk hadden we het woonzorgcentrum (WZC) Arcus met 223 woongelegenheden, dat erkend is door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Op dit ogenblik hebben we 200 bewoners. Vervolgens opende het dagverzorgingscentrum (DVC) Tram 82 vorig jaar zijn deuren. Het DVC wordt uitgebaat door Zonneweelde uit Rijmenam en is erkend door de Vlaamse Gemeenschap. Dit jaar zag het lokaal dienstencentrum (LDC) Ellips het daglicht. Het LDC wordt uitgebaat door de vzw Ellips. Deze vzw is een samenwerking tussen Arcus en schepen Riga en is erkend door de Vlaamse Gemeenschap. Daarnaast bieden we crisisopvang aan en nemen we deel aan het project Zonar, in samenwerking met Zonnelied. BWN: Is er samenwerking tussen alle verschillende diensten op de site? Tussen Tram 82 en het woonzorgcentrum bestaat een nauwe samenwerking. Ze zijn onderdeel van dezelfde groep. Dat zorgt voor een doorstroom van het DVC naar het WZC. Een voorbeeld hiervan is een vrouw die onlangs werd opgenomen in het WZC, nadat ze naar het DVC ging. Ze gaat nog steeds naar DVC omdat ze de omgeving gewoon is. De samenwerking met het LDC verloopt iets moeizamer omdat twee aparte instanties het centrum runnen.. Het personeel van Arcus doet het onthaal van het lokaal dienstencentrum en verhuurt de infrastructuur. Ze zijn opgeleid om mensen op te vangen die het woonzorgcentrum betreden. Op termijn moet er eenheid groeien, waardoor we evolueren naar één centrum dat zorg aanbiedt., met een laagdrempelig infoloket waar ouderen uit de buurt
naar toe komen met allerlei vragen. In dit centrum willen we de bestaande instanties respecteren en adequaat doorverwijzen. Op termijn willen we misschien ook haal- en brengfuncties organiseren, zonder het bestaande aanbod te negeren. We willen vooral de leemtes opvullen, door samen te werken met andere partners en zelf te organiseren wat nog niet bestaat. We willen een knooppunt vormen voor de organisatie van dienstverlening aan huis en zo de hulp mee helpen organiseren. Als mensen aangeven dat het thuis niet meer gaat, kunnen we met hen bekijken wat nodig is en de geschikte organisaties aanspreken om hulp in te schakelen. We doen dit nu al bij de crisisopvang. Binnen de tien dagen gaan de ouderen naar huis en vragen wij Dyonisos om alles in orde te brengen. We trachten zo op elke vraag een antwoord te bieden. Het LDC zit in een opstartfase, maar je kan er momenteel al terecht voor een maaltijd, de pedicure of de kapper. Deze diensten werken voor de drie actoren op de site. We willen een centrum voor de derde leeftijd worden, waar je diensten kan halen. Sommige mensen blijven hier en anderen gaan terug naar huis. Het is echt onze bedoeling om een WZC te worden. Een centrum waar zowel wonen als zorg aangeboden wordt. Mensen zo lang mogelijk thuis laten wonen is het achterliggende doel. Als het echt niet meer gaat, kunnen ze naar het rusthuis verhuizen. BWN: Zou je gemeenschappelijke activiteiten organiseren met het DVC, het LDC en het WZC? We zullen zeker gezamenlijke activiteiten organiseren. Deze samenwerking willen we niet beperken tot diensten op de site, maar ook uitbereiden naar externe actoren. We hebben bijvoorbeeld een samenwerking met het seniorencentrum van de gemeente. Activiteiten die georganiseerd worden door het LDC, zullen toegankelijk zijn voor de bewoners van het rusthuis.
juli – sept 2011 • 21 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
BWN: Welke diensten zijn erop deze site aanwezig?
Alle activiteiten in het LDC zijn namelijk toegankelijk voor de bewoners van Sint-Agatha-Berchem en onze bewoners zijn daar een onderdeel van. Onze bewoners zullen ernaar toegaan als ze ertoe in staat zijn en als ze dat wensen. Bezoekers van het LDC of DVC kunnen deelnemen aan sommige activiteiten van het rusthuis. Wij zullen deze wisselwerking alleszins stimuleren. BWN: Hoe is het idee ontstaan om een LDC op te starten in samenwerking met de gemeente?
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
We wilden het rusthuis naar de buitenwereld brengen, ons openen naar de buurtbewoners en hen iets aanbeiden. Toen we onze ideeën kenbaar maakten bij het Brusselse Ondersteuning Dienstencentra (BOD), hoorden we dat er in Sint-Agatha-Berchem al een project in aanmaak was op slechts enkele meters van onze site.
foto gemaakt door het Kenniscentrum Woonzorg Brussel
Onze visie is dat we in de gezondheidszorg onze krachten moeten bundelen in functie van de ouderen in plaats van concurrenten van elkaar te zijn. Wij zijn samen met het BOD en de gemeente rond de tafel gaan zitten. Dit resulteerde in een samenwerking in de vzw Ellips. Zoals bij elke samenwerking, vonden we het moeilijk om overeen te komen over wie wat doet, als het moeilijkste. De raad van bestuur helpt ons hierbij, waardoor we nog geen onoverkomelijke moeilijkheden ondervonden.
Toch ben ik ervan overtuigd dat alle haalbare en realistische keuzes die niet levensbedreigend of onrustverstorend zijn, kunnen ingewilligd worden. We zijn echter een rusthuis, gebonden aan verschillende regels. We zijn geen hotel. Hotels werken ook met veel minder personeel en verlenen geen hygiënische zorg. Toch moeten we hierover veel meer nadenken.
BWN: Heb je tips voor iedereen die hetzelfde wil ondernemen? De grootste moeilijkheid voor zowel het LDC als het DVC, is de bekendheid bij de ouderen en in het werkveld. Hoe gaan we mensen bereiken en aanzetten hierheen te komen? Het voordeel van de samenwerking is dat iedereen zijn capaciteiten kan inzetten. Iedereen kan genieten van het goede van de andere. Elk zijn expertise, elk zijn omgeving, elk zijn kennis en kunde.
Het gaat perfect. Iedere werking heeft zijn eigen regels die hij volgt en tot nog toe heb ik nergens tegenstrijdigheden of spanningen ontdekt. Het enige nadeel is dat het een beetje moeilijker is. Je moet op de hoogte zijn van beide reglementeringen. Deze zijn vrij gelijklopend. Maar er zijn toch verschillen. Ik denk ook dat we niet vakjes gericht moeten denken. We werken samen, we doen alles samen, het is één grote pot.
BWN: Welke veranderingen zijn wenselijk in het woonzorgcentrum?
BWN: Naast deze dienstverlening hebben jullie nog crisisopvang en nachtopvang? Hoe verloopt dit?
In ons rusthuis moeten we veel flexibeler werken. De stap naar een rusthuis, is een grote en moeilijke beslissing, doordat je bijna alles moet achterlaten. Als we flexibeler zijn, dan nemen we minder eigenheid (identiteit) van de bewoners af. We kunnen zorg op maat verlenen en respecteren hun wensen en privacy. We kunnen ervoor zorgen dat we het hen zo goed mogelijk thuis maken. Als we flexibelere omgaan met het personeel, dan hebben bewoners bijvoorbeeld de mogelijkheid om tot 10u te slapen of hun toilet ’s avonds te ontvangen. We moeten naar een hotelfunctie evolueren waar mensen krijgen waar ze zin in hebben en het nodige hebben, of ze er nu zin in hebben of niet. Sommige dingen moeten nu eenmaal, zoals medicatie op tijd geven. Of sommige aandoeningen zorgen ervoor dat mensen moeilijker zelf kunnen beslissen.
Crisisopvang doen we samen met WZC Arcadia en Nazareth in een protocol 3 project. Ouderen kunnen in een crisissituatie tien dagen in het WZC verblijven. Ons project heeft echter niet zoveel succes. We krijgen wel meer aanvragen, maar het vergt een mentaliteitsverandering om ouderen naar crisisopvang door te verwijzen en niet op te nemen in het ziekenhuis. Als iemand van een koppel wordt opgenomen in het ziekenhuis, dan wordt de andere die moeilijk alleen kan blijven, ook vaak opgenomen en voeren ze op de gezonde partner ook een paar testen uit. Dit heeft als voordeel dat het de oudere bijna niets kost. De maatschappelijke kost is echter groot, maar daar wordt geen rekening mee gehouden. We
• 22 • juli – sept 2011
BWN: Hoe ga je om met de verschillende erkenninginstanties? Zijn er moeilijkheden? Wat zijn de voordelen?
studies bezig, die daarna vervolgd worden met concrete acties. BWN: Wat kunnen we ons voorstellen bij de acties die jullie willen ondernemen voor ouderen met een andere culturele achtergrond?
zouden naar een systeem moeten evolueren waarbij crisisbedden ook gedeeltelijk terugbetaald worden, wat de maatschappelijke kost zou doen dalen. De ouderen komen dan misschien sneller naar crisisopvang en kunnen dan weer huiswaarts. De maatschappelijke kost is er lager door de inzet van mantelzorgers. Ook de nog vaak automatische doorverwijzing van het ziekenhuis naar een rusthuis, zonder rekening te houden met alternatieven, zou moeten veranderen. De ziekenhuizen kennen nog veel te weinig de huidige mogelijkheden tussen het thuis wonen en het rusthuis. Er is dringend nood aan mentaliteitsveranderingen en meer promotie. Waarom zou je bijvoorbeeld iemand in een rusthuis onderbrengen als een DVC voldoende is? In ons rusthuis mogen de mensen hun eigen meubels meebrengen, het moet een beetje van hen blijven. Als ze na een paar weken echt niet kunnen aarden en terug naar huis willen, dan proberen wij vaak samen met de familie een haalbare oplossing te zoeken. Als het kan, dan gaan mensen terug naar huis. Het welbevinden van de oudere is bij ons belangrijker dan bedden te vullen. BWN: Wat houdt het project Zonar in? Zonar is een samenwerking tussen Zonnelied, een organisatie voor personen met een handicap, en Arcus. We zorgen er voor dat het leven voor personen met een handicap die in een rusthuis verblijven meer op maat is. In Arcus is 17% van de bewoners jonger dan 65 jaar. Dit is historisch gegroeid. Al deze bewoners worden gescreend. Vervolgens bekijken we hoe deze mensen anders begeleid kunnen worden. Het personeel zal een opleiding volgen om hen een waardiger leven te geven. Sommige mensen gaan werken, anderen worden georiënteerd naar beschut wonen in plaats van het rusthuis. Momenteel zijn
BWN: Welke invloed heeft jullie eigenheid als commerciële partner op het geheel? Dat wij een commerciële instelling zijn, wil zeggen dat we voor onze aandeelhouders moeten opbrengen. Ik denk dat als je goed beheer nastreeft, je dat in alle omstandigheden zou moeten doen, ook als je geen commerciële instelling bent. Wij moeten meer opletten om niet over de schreef te gaan, omdat we geen vangnet hebben zoals openbare instellingen. We maken deel uit van een grote groep, de Senior Living Group en die bieden wel een soort vangnet. Het is zo dat Arcus, performant is en dat het niet veel opbracht aan de aandeelhouders. We hebben immers een groot nieuw gebouw dat nog niet volzet is. Wij krijgen de tijd die we nodig hebben om goed te kunnen werken. Niet alle grote groepen redeneren op deze manier, maar de Senior Living Group houdt daar rekening mee. De Groep weet bijvoorbeeld dat een DVC niet veel winst genereert en toch willen ze er een openen. Ze trekken de kaart van een woonzorgzone. Op termijn zullen ze deze investering op een andere manier terugkrijgen. Het feit dat je meestapt in een trend, zorgt voor de instellingen op lange termijn voor een voordeel. De oudere moet in een woonzorgzone centraal staan. Ze moeten er op elke vraag een antwoord krijgen, van wonen over zorg tot activiteiten. BWN: Wat wil je meegeven aan mensen die zelf een geheel van zo’n aanbod willen verwezenlijken? Geloof in verschillende projecten tegelijkertijd en steek er veel energie in. Als je geduld hebt, dan lonen alle inspanningen. Geduld voor subsidies, maar ook om bekendheid te verwerven en alles op de rails te krijgen.
juli – sept 2011 • 23 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
foto gemaakt door het Kenniscentrum Woonzorg Brussel
Ik ben ervan overtuigd dat wij binnen enkele jaren meer allochtone bewoners zullen hebben. We kunnen hier beter op voorbereid zijn en nagaan hoe we dit kunnen aanpakken, zodat we ook op maat van deze bewoners kunnen werken. Enkele projecten uitproberen kan onze kennis vergroten en ervoor zorgen dat iedereen zich op termijn thuis voelt in ons rusthuis. Zullen we ze gemengd of niet gemengd laten wonen? Gaan we proberen ze te clusteren door ze bijvoorbeeld op een gang samen te brengen? Dit is organisatorisch veel moeilijker maar biedt meer mogelijkheden naar activiteiten, maaltijden na zonsondergang. We willen er over nadenken door enkele concrete projecten te starten en kennis te vergaren.
BWN: Hoe zou je kort de meerwaarde van het geheel omschrijven? Ik vind dat wij een volledig aanbod geven, om de mensen te bieden waar ze recht op hebben. Woon- en zorgcentrum Arcus Genstesteenweg 1050 – 1082 Sint – Agatha – Berchem Tel.: 02/482 34 00
[email protected] www.arcusbru.be
Sophie De Meere
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
foto gemaakt door Virigine Schreyen - Kenniscentrum Woonzorg Brussel
• 24 • juli – sept 2011
Brusselse organisaties promoten zo lang mogelijk thuiswonen
V
eel senioren wensen zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Ze weten echter niet wat woningaanpassing inhoudt. Ze zijn niet op de hoogte dat ze door kleinere en grotere aanpassingen in hun woning uit te voeren, hun woning comfortabel, veilig en toegankelijk kunnen maken en er zo langer kunnen in wonen.
Steunpunt Woningaanpassing creëren Je kan jouw woning op drie manieren aanpassen. •• hulpmiddelen aanschaffen. Bijvoorbeeld een hoge keukenstoel om zittend te koken, een handgreep aan het bad, een kookmandje, een kousenaantrekker, een rollator. •• kleine aanpassingen doen. De vloeren in de keuken en de badkamer slipvrij maken, kamers en gangen goed verlichten, de meubels herschikken, tapijten vastleggen of wegnemen, deuren verbreden, een automatische rolluik installeren..
aan het steunpunt, voeren het advies uit. Door de kennis en kunde van de verschillende diensten te bundelen, heeft de aanpassing meer kans op slagen en worden ouderen beter geholpen . Het concept is uitgewerkt, de afspraken gemaakt, nu nog de opstartcenten. Daarvoor is er een subsidiedossier bij de VGC ingediend om de oprichting van het Steunpunt Woningaanpassing Brussel mogelijk te maken en te promoten. We geloven dat de minister dit dossier zal ondersteunen.
•• grote aanpassingen doen. Een traplift installeren, drempels wegwerken, het bad vervangen door een inrijdbare douche, een aanrecht installeren waar je met een rolstoel onder kan. In Brussel zijn er verschillende organisaties die elk op hun manier met woningaanpassing bezig zijn. Sommige geven advies, andere voeren klussen uit bij senioren om hun woning veiliger te maken. Door de veelheid aan organisaties, is het vaak niet duidelijk waar je terecht kan als je de stap wilt zetten om je woning aan te passen aan eigen noden en behoeften. foto gemaakt door het Kenniscentrum Woonzorg Brussel
Pleiten voor premies voor woningaanpassing Je eigen woning aanpassen op oudere leeftijd vraag moed;, doorzettingsvermogen en financiële middelen, zeker als het om grotere aanpassingen gaat. Om te stimuleren dat ouderen de stap zetten, is het belangrijk dat er een premie woningaanpassing gecreëerd wordt in het Brussels gewest. In West-Vlaanderen, Oost-
juli – sept 2011 • 25 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Vandaar dat de verschillende organisaties die met woningaanpassing van ouderen te maken hebben, besloten hebben om een steunpunt woningaanpassing op te richten. Dit gebeurt door datgene wat al bestaat, samen te brengen onder één noemer. Het voordeel van een steunpunt is dat er een centraal telefoonnummer is waar ouderen met hun vragen terechtkunnen. De verschillende diensten die elk op hun manier met woningaanpassing bezig zijn, kunnen elkaar versterken in hun werking. Zo geven mutualiteiten woningaanpassing advies. Klusjesdiensten verbonden
Vlaanderen, Antwerpen en Vlaams-Brabant bestaan er al dergelijke premies. Een premie woningaanpassing voor Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) is zeker geen overbodige luxe, het is de eerste stap tot valpreventie! Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel oefent op verschillende wijze druk uit opdat er zo snel mogelijk een politiek initiatief kan genomen worden om de premie woningaanpassing voor Brussel in het leven te roepen. Zo brengt het alle bestaande premies woningaanpassing in kaart en maakt het een advies op betreffende de Brusselse situatie.
Wetgeving maken voor alternatieve woonvormen In Brussel worden er eindelijk politieke initiatieven genomen om een wettelijk kader te creëren voor alternatieve woonvormen. Bij de bevolking leeft er interesse voor alternatieve woonvormen. De meest gekende alternatieve woonvorm is wellicht het kangoeroewonen. Velen durven echter de stap niet te zetten omdat er in Brussel niets wettelijk geregeld is. In Vlaanderen is kangoeroewonen al wettelijk geregeld onder de naam zorgwonen. Hieronder verstaan we ‘een ondergeschikte wooneenheid creëren binnen een bestaande woning voor de huisvesting van maximaal twee oudere of hulpbehoevende personen”. Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel is ervan overtuigd dat niet alleen kangoeroewonen maar alle vormen van wonen waar sprake is van wederzijdse hulp, zoals vormen van groepswonen: centraal wonen, cohousing, gestippeld wonen, meergeneratiewoningen, gestimuleerd moeten worden door er een wettelijk kader rond te maken. Voornamelijk op vlak van inkomensgarantie moeten er veel zaken geregeld worden. Op dit moment vermindert de uitkering van een alleenstaande oudere met een inkomensgarantie voor alleenstaande, als hij in een kangoeroewoning of een groepswoning stapt.. Dit is contraproductief. We moeten als samenleving juist stimuleren dat ouderen de stap naar een groepswoning zetten. Het is een voor sommige ouderen waar voor alleen wonen in de eigen woning geen optie meer is, een alternatief voor een woonzorgcentrum.
Woonzorgzones toegankelijk maken voor iedereen Een woning kan perfect toegankelijk zijn, maar daar heb je weinig aan als de omgeving rond dat gebouw ontoegankelijk is. Voorbeelden van een ontoegankelijk omgeving zijn voetpaden die te smal zijn, te hoge drempels van straat naar voetpad, onvoldoende straatverlichting, parkeergeldautomaten die in het midden van het voetpad staan zodat er niet langs gereden kan worden met een rolstoel of kinderwagen. Hoe de omgeving vorm krijgt en het straatmeubilair geplaatst wordt, bepaalt in grote maten de fysieke toegankelijkheid van de publieke ruimte. Vandaar dat het Kenniscentrum Woonzorg Brussel aan de gemeente Sint-Jans-Molenbeek en aan het Toegankelijkheidsbureau van Hasselt gevraagd heeft om samen de omgeving rond het zorgknooppunt Hoog-Molenbeek door te lichten en te kijken op welke manier de omgeving georganiseerd kan worden op maat van iedereen. Daarbij wordt er aandacht gegeven aan straten die de gemeente op korte termijn van plan is opnieuw aan te leggen. Omdat deze straten in ieder geval een ‘make-over’ krijgen, is het maar een kleine moeite om ervoor te zorgen dat die veranderingen ten goede komen van de toegankelijkheid. Op die manier kunnen fouten uit het verleden worden rechtgezet. Er werden in de buurt van de Begijnenstraat een honderdtal knelpunten opgelijst. Daarvan zijn er al ongeveer de helft opgelost. De gemeente Molenbeek maakt op die manier mogelijk dat alle bewoners, en dus ook de mensen met een beperking, zich vlot kunnen verplaatsen in hun buurt. Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel heeft als streefdoel om met alle gemeenten samen te werken en op die manier te streven dat de publieke ruimte, en zeker de woonzorgzones, toegankelijk worden voor iedereen.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Isabelle Makay -
foto gemaakt door Kenniscentrum Woonzorg Brussel
• 26 • juli – sept 2011
Steunpunt woningaanpassingen – de klusdiensten
E
en van de centrale doelstellingen van het concept woonzorg is om de levensloopbestendig wonen van ouderen en fysisch en mentaal zorgbehoeven te bevorderen. Om dit te bewerkstelligen worden de thuiszorg en het aanbod van haal- en brengdiensten versterkt. Ook door woningaanpassing wil men het langer thuis wonen bevorderen door tijdig informatie te verstrekken, kleine of grote aanpassingen aan de woning uit te voeren. Voor deze woonaanpassingen kan je beroep doen op gespecialiseerde diensten zoals de klusdiensten.
Het Bricoteam, vzw Seniorencentrum (buurtconciërges), buurtwerk Chambéry en buurthuis Bonnevie zijn bestaande klusdiensten die gesubsidieerd worden door de VGC. Daarnaast zijn Iris thuiszorg, klusdienst van LDC De Harmonie, klusdienst van de Buurtwinkel gekende partners. Thuiszorg Brabant,de klusdiensten van OCMW’s, PWA’s zijn andere klusdiensten. Elke klusdienst heeft zijn eigen werking, doelgroep en regionale verankering. Bonnevie en Chambéry zijn sterk lokaal verankerd. Het Seniorencentrum en de klusdienst van Iris Thuiszorg CM zijn overal in het Brusselse hoofdstedelijke gewest actief. De
klusdienst van de Buurtwinkel heeft de kansarmen in de Anneessenswijk als doelgroep. Het Bricoteam richt zich op ouderen en zorgbehoevenden in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Om onderlinge afstemming te bereiken en een zo eenvormig mogelijk aanbod over het gehele Brusselse hoofdstedelijke gewest na te streven, zijn de klusdiensten in samenwerking met de-)àç!è§(‘”é&”VGC directie Welzijn, Gezondheid en Gezin en het Kabinet Grouwels gestart met een structureel onderling overleg. Tijdens dit overleg worden afspraken gemaakt hoe een maximale territoriale dekking van elke klusdienst en een mogelijke doorverwijzing van cliënten kan bereikt worden. Om de doorverwijzing naar andere klusdiensten te vergemakkelijken, streven we naar een eenvormig systeem in het gehanteerde prijzenbeleid. Dit beleid houdt bij voorkeur rekening met de doelgroep en is zo uitgebouwd dat de minst kapitaalkrachtige het minst betaalt. De klusdiensten maken ook gebruik van een eenvormig registratiesysteem om vraag en aanbod te beoordelen, hun eigen werking te evalueren, gericht door te verwijzen en lacunes in het aanbod aan te tonen.
Algemene directie Welzijn, Gezondheid en Gezin Lombardstraat 41 (3de verdieping) – 1000 Brussel Tel.: 02/ 548 05 90 e-mail:
[email protected] website: www.vgc.be
Kamiel Hofmans en Isabelle Quinten
juli – sept 2011 • 27 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Een klusdienst wil binnen het kader van woonzorg middelen inzetten om via aanpassingen aan woningen de personen uit de doelgroep toe te laten om hun woning veiliger, gezonder, toegankelijker en comfortabeler te maken. Hierdoor kunnen mensen langer in hun vertrouwde omgeving blijven wonen. We noemen dit ‘een woning levensloopbestendig maken’. Een klusdienst is een initiatief dat ook kadert in de sociale economie als doorstromings-, opleidings- en tewerkstellingsproject voor laaggeschoolden. Art. 60, DSP of Geco-statuut zijn verschillende werkstatuten waarmee gewerkt wordt binnen een klusjesdienst.
Zorg aan huis in Brussel Een zorgplan voor iedereen die daar nood aan heeft…
D B
it gloednieuwe gebouw, gelegen op 500 meter van het Park van Vorst, is een Overleggeneratie Thuiszorgrusthuizen (BOT) is een koepelorganisatie mooi voorbeeld russels van de jongste voor ouderen waarbijmet de een uitgebreid ledenbestand binnen de sector. Met diverse partners wordt in menig opzicht zeer nadruk verschuift van rust naar verzorging & levenskwaliteit, met aandacht nauw samengewerkt. Precies daarom is BOT goed geplaatst om elke zorgvraag voor het familiale aspect. Het woonzorgcentrum kreeg dan ook de toepasselijke naam naar de juiste persoon of organisatie te leiden. “Zorgfamilie Bellevue”
Heel vaak is een behoefte aan zorg te omvangrijk voor één persoon om op te vangen. Het volstaat dan om contact op te nemen met BOT dat verder alles regelt via de zorg- en hulpverleners die voor elke specifieke situatie het meest aangewezen zijn. Deze tussenkomst van BOT is gratis en bedoeld om alle zorg en hulp perfect op elkaar af te stemmen, zodat de patiënt in kwestie de best mogelijke opvang krijgt.
Eenvoudige procedure in 5 stappen 1. De aanmelder kan de patiënt zelf zijn, een familielid of een andere zorg- of hulpverlener die al aan huis komt of reeds betrokken is. Zo kan de vraag komen van de sociale dienst van een ziekenhuis om een ontslagen patiënt thuis van bijkomende hulp te voorzien. De aanmelder bezorgt de gegevens van de patiënt (naam, adres, telefoon, ziekenfonds, geboortedatum, zorgvraag) en zijn eigen gegevens en signaleert indien mogelijk welke andere hulpverleners er al zijn. En verder hoeft die persoon niets te doen. BOT doet al de rest.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
2. Er wordt zo snel mogelijk een hulpverlenende instantie ingeschakeld die de situatie van de patiënt ter plaatse gaat inschatten. Vaak is de sociale dienst van het eigen ziekenfonds het meest voor de hand liggend. Maar het kan ook om een particulier gaan of bij 60-plussers om de zorgregisseurs van het ZorgActiePlan. Er wordt bekeken wie het best de bemiddelende rol op zich kan nemen om er de nodige zorg- en hulpverleners bij te halen. Een vertrouwensrelatie met de patiënt hebben, is daar uiteraard een zeer belangrijke factor in. 3. BOT blijft de gang van zaken opvolgen en gaat op korte termijn na of alle vereiste hulp is opgestart en of een overleg tussen alle betrokkenen wenselijk is. 4. Is dat het geval, dan contacteert BOT één van zijn vaste overlegcoördinatoren die regelt dat alle zorg-
• 28 • juli – sept 2011
en hulpverleners kunnen samenkomen om onderling afspraken te maken. Deze worden ook genoteerd en zijn altijd voor iedereen ter inzage. Dit is het zogenaamde zorgplan. Het omvat naast specifieke taakafspraken en relevante informatie over de patiënt onder meer een weekplanning (Wie doet wat wanneer?), een medicatieschema en mededelingen voor elkaar. Meerwaarde is dat de kwaliteit van de zorg hierdoor verhoogd wordt en de patiënt meer zekerheid heeft,en zich dus geruster kan voelen. 5. BOT registreert alle stappen en informeert de aanmelder waar nodig over de ingeschakelde zorg.
Een dergelijk multidisciplinair overleg kan voor eenzelfde patiënt tot twee maal per jaar georganiseerd worden. De deelnemers aan het overleg worden voor hun inspanningen vergoed via BOT. Dit gebeurt op basis van bedragen die door het RIZIV zijn vastgelegd.
Voor wie kan er een aanmelding komen? Eenvoudigweg voor iedereen die hulp of zorg aan huis nodig heeft. Er is geen leeftijdsbeperking. Het kan gaan om bejaarden, maar evenzeer om chronisch zieken, volwassenen, kinderen (kankerpatiënten, diabetespatiënten,…), personen met een handicap, en vrouwen die langdurig kraamzorg nodig hebben.
Wens je meer informatie? •• Nina Van Roosbroek, stafmedewerker,
[email protected], 02 412 31 64 •• Dorrit Moortgat, coördinator,
[email protected], 02 412 31 62
Dorrit Moortgat
Het ZorgKnooppuntOverleg (ZKP-Overleg) Met velen weet je meer dan alleen…
B
asiswerkers uit de welzijns- en de gezondheidssector hebben met elkaar gemeen dat ze de best mogelijke zorg willen bieden aan hun ‘cliënteel’. Alle tips, info, suggesties, voorbeelden of welke gegevens dan ook die hun werking kunnen verfijnen, zijn derhalve welkom. Het ZKP-Overleg biedt een platform voor dergelijke uitwisseling.
Momenteel zijn er vijf regio’s waar het overleg plaatsvindt: Noordwijk (1000 Brussel, Haren, buurt Noordstation, Neder-Over-Heembeek), Sint-Jans-Molenbeek, Evere, Brussel Zuid-Oost (Sint-Lambrechts-Woluwe, SintPieters-Woluwe, Oudergem, Watermaal-Bosvoorde) en Brussel Zuid (Sint-Gillis, Ukkel, Vorst). Nog vier andere zijn in voorbereiding: Schaarbeek-Sint-Joostten-Node, Etterbeek-Elsene, Anderlecht en Brussel West (Jette, Ganshoren, Koekelberg, Sint-AgathaBerchem). Bedoeling is om op een redelijke termijn
het volledig Brussels Hoofdstedelijk Gewest te overbruggen.
Wat doen we precies? Bedoeling is om alle zorg- en hulpverleners samen te brengen die er toe bijdragen dat een zorgbehoevende in zijn eigen huis of omgeving kan blijven. Het ZKPOverleg is vooral een ontmoetingsmoment waar deze zorg- en hulpverleners elkaar en elkaars organisatie (beter) kunnen leren kennen. Het is een ideale gelegenheid om een netwerk uit te bouwen en te onderhouden, zodat iedereen ook direct weet waar naartoe met welke vraag.
juli – sept 2011 • 29 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Deze overlegformule werd door Brussels Overleg Thuiszorg in samenwerking met het werkveld opgestart in 2010 en is gebaseerd op enkele vroegere initiatieven, de zogenaamde ThuisGeZondheidskernen (TGZ-kernen).
Concreet komt het er op neer dat iedereen vanuit zijn werkervaring informatie aanbrengt, die voor de aanwezigen nuttig is, en knelpunten vermeldt waar samen met de andere deelnemers over nagedacht wordt. Dit leidt vaak tot nieuwe inzichten die naar ieders werking kunnen worden vertaald. In die context kunnen ook afspraken worden gemaakt rond een gemeenschappelijke vraag naar expertise en kunnen vormingen of bezoeken worden georganiseerd. Ook nieuwe lokale voorzieningen of projecten kunnen worden voorgesteld.
Hoe gaat het er in de praktijk aan toe? De bijeenkomsten vinden plaats op regelmatige basis, idealiter minstens om de 2 maanden, om de contacten niet te laten verwateren. Het is een informele ontmoeting, opgevat als een rondetafelgesprek en sterk lokaal verankerd. Gezien de diversiteit binnen de zorg- en hulpverlening, is het waar nodig een tweetalig overleg en kunnen de deelnemers hun eigen taal spreken. Als locatie wordt steeds geopteerd voor een vaste en voor iedereen herkenbare en toegankelijke plaats. De lokale dienstencentra zijn hier naar de toekomst toe meer en meer een bevoorrechte partner. Tenzij uitzonderlijk anders wordt afgesproken in functie van een vormingsmoment of werkbezoek. Op termijn kunnen in het verlengde van dit overleg ook initiatieven worden genomen om op een efficiënte manier samen te werken rond gezamenlijke cliënten (bv. voor het opmaken van een zorgplan). In elk geval heeft het ZorgKnooppunt-Overleg steeds een interactief karakter en is het er niet alleen voor de zorg- en hulpverleners, maar wordt het initiatief ook sterk door hen bepaald, overeenkomstig de behoeften.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Enkele reacties uit het werkveld Brigitte Ackermans (CM): “Ik vind het overleg nuttig, anders zou ik er niet altijd naartoe gaan. Alle deelnemers bekijken de zaken vanuit een andere invalshoek en je doet er ideeën op om een bepaalde situatie eens op een andere manier te bekijken. De thema’s kunnen zeer verschillend zijn, maar interesseren mij doorgaans wel. Ook de extra informatie over andere diensten
• 30 • juli – sept 2011
is meegenomen om onze cliënten zo goed mogelijk te kunnen doorverwijzen.”
Philippe Baudot (Medisch Huis Evere): “Voor mij is het vooral belangrijk om contact te hebben met andere organisaties en mensen om samen naar mogelijke oplossingen te zoeken voor specifieke knelpunten.” Anneke Malhaise (Familiehulp): “Het ZorgKnooppuntOverleg is goed voor je netwerking: je kunt zo veel rapper contacten leggen en op een informele manier iets vragen. Het gaat er gemoedelijk aan toe en je kunt dan achteraf tenminste een gezicht plakken op al je contactpersonen.”
Wil je meer informatie over het ZKP-Overleg in jouw buurt? Heb je suggesties die nuttig kunnen zijn? Contacteer dan Brussels Overleg Thuiszorg (BOT vzw), de organisator van het ZKP-Overleg: •• Nina Van Roosbroek, stafmedewerker,
[email protected] 02 412 31 64 •• Dorrit Moortgat, coördinator,
[email protected] 02 412 31 62
Dorrit Moortgat
Hulpbehoevende 60-plussers krijgen “Zorgregisseur”
B
innen het project “ZorgActiePlan” brengen de zorgregisseurs de problemen van hulpbehoevende senioren in kaart, om zo een rusthuis- of ziekenhuisopname uit te stellen of te voorkomen. Senioren kunnen via verschillende kanalen aangemeld worden in het project: huisarts, ziekenhuis, lokaal dienstencentrum, organisatie voor gezinszorg, thuisverpleegkundigen, mantelzorgers, …
De aanmelding De cliënten worden aangemeld om verschillende redenen: ze hebben nood aan ondersteuning van de mantelzorg of een thuisverpleegkundige , ze zijn geïsoleerd, ze hebben kleine woningaanpassingen nodig, … Eens de cliënt kenbaar is gemaakt komt er binnen de 72 uur een zorgregisseur langs. In een eerste gesprek detecteren ze samen een aantal wensen, behoeften en noden. Zo komen ze gezamenlijk tot een zorgactieplan. Het is de zorgregisseur die dan de volledige organisatie van de zorgen op zich neemt en de centrale contactpersoon blijft voor de 60-plusser. Hij is het vaste aanspreekpunt voor de senior waarop hij een beroep kan doen als er wat nodig is of wat verandert aan de thuissituatie. De zorgregisseur begeleidt de cliënt van A tot Z. Bij elke vraag, opmerking, …neemt de zorgregisseur deze op en zorgt ervoor dat de stappen gezet worden om dit te realiseren voor de cliënt.
isolement krijgen, … Kleine zaken die een wereld van verschil kunnen maken.
Partners binnen het project Mederi, thuisverpleegkunde, Brussels Overleg Thuiszorg, Kenniscentrum Woonzorg Brussel, CGGZ Brussel, Solidariteit voor het Gezin, Familiehulp, Huis voor Gezondheid, APB, Axxon, LDC aksent, LDC Vaartkapoen, Brusselse Ondersteuning Dienstencentra, ROB Susanna Maria, Kenniscentrum Mantelzorg, Vlaams Artsensyndicaat, Brusselse Huisartsenkring, FVIB-UNIZO
Getuigenis Thérèse Sonck (86): Zo ben ik op mijn gemak’ Om senioren langer thuis te laten blijven, zijn zopas de eerste twee zorgregisseurs aan de slag gegaan. In overleg met hulpbehoevende zestigplussers pakken ze problemen aan. Thérèse Sonck krijgt na een verblijf van vierenhalve maand in een revalidatiecentrum extra thuisverpleging.
De meerwaarde van de zorgregisseur
Een absolute meerwaarde is dat we vertrekken vanuit wat de cliënt vraag en niet vanuit het aanbod. Vaak gaat het niet alleen om medische of verpleegkundige hulp, maar wel om zingeving: activiteiten organiseren, mensen terug uit hun
D at ze met haar gezicht tegen de grond smakte, dat herinnert ze zich nog. Hoe ze ten val kwam, niet meer. De 86-jarige Thérèse Sonck, die al 46 jaar in hetzelfde rijhuis in de Oostendestraat woont, raakte begin mei plots bewusteloos. De reflex om het alarmsysteem dat ze op haar borst draagt, in te schakelen, had ze niet. In de plaats daarvan belde de weduwe het noodnummer 101. Door haar ongeluk verbleef de zorgbehoevende senior eerst drie maanden in een ziekenhuis, daarna vierenhalve maand in een revalidatiecentrum.
juli – sept 2011 • 31 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Als zorgregisseur speel je een centrale rol. Het is niet alleen een meerwaarde voor de 60-plusser maar ook voor alle zorgverleners/disciplines/organisaties die bij de zorg betrokken zijn. In feite proberen wij deze te ondersteunen en beter te laten samenwerken.
Toen Thérèse terug thuis was, stelde Emmanuel Ryckaert, de thuisverpleegkundige die al anderhalf jaar bij haar over de vloer komt, voor om haar zorgsituatie eens onder de loep te nemen. Dat deed hij niet als thuisverpleegkundige, maar vanuit zijn functie als zorgregisseur. In samenspraak met Thérèse bracht hij in kaart welke hulp ze kreeg, en welke ze nodig had. Uit die screening bleek dat de hulp aan huis beter over verschillende dagen verspreid kon worden. Sinds kort krijgt Thérèse elke maandag, woensdag en vrijdag telkens drie uur thuishulp: poetsen, koken,... Ook diende ze meer thuisverpleging te krijgen. Daarom komt Emmanuel op dinsdag en donderdag langs om haar onder andere te helpen wassen. Thérèse: “Het gaat alleen om mijn rug en voeten, want daar kan ik niet meer bij.” Tegelijk laat ze door het dienstencentrum van De Vaartkapoen boodschappen doen. Dat gebeurt buiten de allochtone buurt waar ze woont, omdat daar onder andere geen varkensvlees meer verkocht wordt. Op dit ogenblik bekijkt Emmanuel of de hulpbehoevende oudere een goedkoper alarmsysteem kan krijgen en of iemand tijdens het weekeinde langs moet komen. Tekort
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Emmanuel Ryckaert is een van de zorgregisseurs in het Brusselse gewest - de komende weken komen er nog drie bij. Wat houdt die functie in? Wanneer iemand - dat kan een arts of verpleegkundige zijn, maar evengoed een werknemer van een klusjesdienst of dienstencentrum - opmerkt dat een 60-plusser extra hulp nodig heeft, dan kan die aan de senior voorstellen om er een zorgregisseur bij te halen. Gaat de oudere akkoord, dan komt die regisseur bij de senior langs en stelt hij een zorgactieplan op. Dat kost de oudere niets. In het zorgactieplan staan alle nodige acties, zoals meer poetshulp, of de installatie van een hendel aan het toilet. Uiteindelijk wordt alles in een zorgcontract gegoten, mét een timing erop. Het contract is een sterke engagementsverklaring, maar niet juridisch bindend. Toch zal volgens projectverantwoordelijke Marc Glorieux alles in het werk gesteld worden om het zorgactieplan uit te voeren. “Lukt het niet, dan zoeken we een alternatief.” Thuisverpleegkundige Emmanuel Ryckaert treedt hem bij: “Door het zorgactieplan is er meer contact onder de hulpverleners en wordt de opvolging minder vrijblijvend. Nu wordt de thuisverpleegkundige meestal per prestatie betaald, ook al zou hij of zij graag meer doen. Dankzij dit project gaat het om meer dan een spuitje geven, wat de voldoening doet toenemen.”
• 32 • juli – sept 2011
Het feit dat zorgverstrekkers zich vaak tot hun (betaalde) prestaties beperken, heeft ook te maken met het tekort aan thuisverpleegkundigen. Volgens Glorieux zijn er in Brussel “2000 thuisverpleegkundigen nodig, maar lopen er maar 600 rond.” Zorgverstrekkers zouden Brussel snel verlaten door “een onveiligheidsgevoel en de mobiliteitsproblemen”. Daar kan Thérèse Sonck over meespreken. Sinds haar val gaat ze niet meer alleen de straat op. “De mini¬bus die me naar De Vaartkapoen brengt, pikt me voor de deur op. Zo ben ik op mijn gemak.”
Wenst u meer informatie? Mederi Nelle Van Langenhof Driesleutelstraat 74 9300 Aalst Email:
[email protected] website: www.mederi.be
Nelle Van Langenhof
Mariëlla Maes vertelt…
BWN: U werkt zo’n 10 jaar bij het team ouderenzorg van de afdeling residentiële zorg en gespecialiseerde zorg. (Vlaams agentschap voor Zorg en Gezondheid). Hoe ziet u de oudere van vandaag ten opzichte van Vlaanderen en Brussel? Vlaanderen is de meest vergrijs(zen)de regio in België, d.w.z. met het hoogste aandeel vijfenzestigplussers in zijn bevolking. In Brussel-Hoofdstad is de situatie enigszins anders: het aandeel Brusselaars ouder dan 65 jaar daalt zowel in absoute als in relatieve cijfers. Zowel in Vlaanderen als in Brussel-Hoofdstad is er ook sprake van “vergrijzing van de vergrijzing” namelijk van een veroudering binnen de oudere populatie. Het aandeel 65-plussers ligt duidelijk hoger onder de vrouwen dan onder de mannen. In Brussel-Hoofdstad noteren we, vooral voor personen met dementie en voor personen met een niet – aangeboren – hersenletsel, een verhoogde vraag naar zorg in de moedertaal. Genoemde groep zorgbehoevende personen verliezen immers (alle) aangeleerde vaardigheden en vallen terug op hun moedertaal. De zorgvraag, de zorgbehoefte en het zorggebruik hangt echter niet alleen af van demografische gegevens maar wordt sterk beïnvloed door allerlei andere factoren. Zo ontstaat een bijkomende druk door de toegenomen individualisering van de maatschappij met nadruk op autonomie en privacy. De wijziging van familiestructuren en huishoudens leidde tot een toenemend aantal alleenwonende ouderen en een mindere beschikbaarheid van mantelzorg en vrijwilligers zodat er meer nood ontstond aan georganiseerde zorgvormen. Verder spelen de persoonlijkheid van de zorgbehoevende en de mantelzorger, de draagkracht van de betrokkenen en de relaties onderling spelen een niet te onderschatten rol in het stellen van zorgvragen.
Opmerkelijk is de toename van de geografische mobiliteit van de senioren. Senioren zijn duidelijk actief op zoek naar aanpassing van de woning en naar ondersteuning door nieuwe technologie en technische hulpmiddelen. De toenemende financiële kost van de zorg in het algemeen en woonzorg in het bijzonder kan leiden tot een gebrekkige realisatie van zorg op maat. Wat betreft de vergrijzing binnen de vergrijzing stelt zich de vraag naar de kwaliteit van de toegenomen levensverwachting. Uit onderzoek blijkt dat de senioren zowel in Vlaanderen als in Brussel-Hoofdstad tegengestelde signalen geven over hun verwachtingen van een gezonde oude dag. Er kan niet rechtlijnig worden vastgesteld dat ouder worden gelijk staat met meer beperkingen, maar er kan wel geconcludeerd worden dat een substantieel deel van de oudere bevolking (van 75 jaar of meer) aangeeft fysiek beperkt te zijn: 16% van de 75-plussers is beperkt in mobiliteit tot het eigen huis of tuin en 15% onder hen kan nauwelijks zelfstandig uit een zetel komen. Samengeteld maakt dat één derde van de senioren – in minder of meerdere mate – nood aan hulp heeft.
foto gemaakt door Virginie Schreyen Kenniscentrum Woonzorg Brussel
juli – sept 2011 • 33 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
M
ariëlle Maes werkt reeds tien jaar bij het team ouderenzorg van de afdeling residentiële zorg en gespecialiseerde zorg bij het Vlaams agentschap voor Zorg en Gezondheid. Zij vertelt graag over haar ervaringen in Brussel en Vlaanderen
BWN: In hoeverre speelt de situatie rond Brussel een rol in beslissingen?
voor kortverblijf, groep van assistentiewoningen en het woonzorgcentrum.
Zowel de Vlaamse Gemeenschap als de Vlaamse Gemeenschapscommissie gaven in hun respectieve regeerakkoorden aan nog sterker te willen samenwerken en te komen tot een efficiënte(re) taakverhouding tussen beide overheden.
Op dit moment is de Vlaamse overheid nog bezig aan het uitschrijven van de uitvoeringsbesluiten voor de nieuwe woonzorgvormen.
Vanuit het subsidiariteitprincipe en behoorlijk bestuur zal de rolverdeling en positionering van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie in onderling overleg worden uitgeklaard. In de tweede helft van 2011 zal hiervoor een kerntakendebat worden gevoerd over de materies onderwijs en Vorming; Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Cultuur, Jeugd, Sport en Media en het Stedenbeleid. Het kerntakendebat wordt momenteel voorbereid door een ambtelijke Task Force Brussel. Tegen 30 juni 2011 zal deze ambtelijke werkgroep een omstandig rapport afleveren met een grondige analyse van de huidige beleidslijnen en -output, met voorstellen tot verbetering en voorstellen voor een globaal actieplan.
Conform het nieuwe woonzorgdecreet kunnen, indien nodig, specifieke bepalingen kunnen uitgeschreven worden voor Brussel-Hoofdstad. Op dit moment zijn er vergevorderde plannen om in Evere een klein Vlaams woonzorgcentrum te bouwen dat aansluit bij een rusthuis dat erkend is door de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie. Met dit experiment wordt gezocht in hoeverre de Vlaamse regelgeving kan aansluiten bij de Brusselse regelgeving
Uiteindelijk moet dit globaal actieplan kunnen leiden tot een sterk geïntegreerd Nederlandstalig welzijnsaanbod in Brussel, dat complementair is aan de Franstalige, de bicommunautiare en de gemeentelijke sociale initiatieven. BWN: Wat is de rol van het woonzorgdecreet voor Vlaanderen en Brussel? De Vlaams overheid heeft in het Woonzorgdecreet van 2009 een integraal beleid uitgestippeld voor de thuiszorg en de residentiële zorg. Met het woonzorgdecreet is de basis gelegd voor de toekomstige organisatie van de (woon)zorg. Het woonzorgdecreet vertrekt van de uniciteit van elke mens en draagt bij aan een levensloopbenadering van wonen en zorg zodat een persoon doorheen de fasen van het leven zijn zelfstandigheid en zelfredzaamheid kan behouden.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Het woonzorgbeleid zet in op drie vlakken: ondersteuning van de zelfzorg en de mantelzorg, een gedifferentieerd en gespecialiseerd aanbod van verschillende woonzorgvormen en een betere samenwerking en afstemming van thuiszorg en ouderenzorg. In het woonzorgdecreet worden volgende woonzorgvormen gereguleerd: dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg, dienst voor logistieke hulp, dienst voor oppashulp, dienst voor thuisverpleging, dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds, lokaal en regionaal dienstencentrum, dienst voor gastopvang, centrum voor herstelverblijf, dagverzorgingscentrum, centrum
• 34 • juli – sept 2011
gemaakt door Virginie Schreyen – Kenniscentrum Woonzorg Brussel
BWN: Hoe ver staat de residentiële zorg? Alhoewel de Vlaamse overheid reeds vanaf de jaren 80 een programma voorzag voor residentiële zorgvoorzieningen in Brussel-Hoofdstad, waren er tot 2007 amper 3 initiatieven die erkend werden door de Vlaamse Gemeenschap: namelijk “De Overbron” in Neder-over-Heembeek, “Home Ingendael” in Laken, en een serviceflatgebouw “Parkresidentie” in Jette. In 2007 heeft de door de Vlaamse regering aangestelde woonzorgplanner een masterplan Woonzorg Brussel opgesteld. Het nieuw opgerichte “Kenniscentrum Woonzorg Brussel” heeft dit Masterplan, voor wat de residentiële voorzieningen betreft, een concrete
BWN: Hoe krijgt allochtone ouderenzorg daar een plaats in? De Vlaamse overheid ziet het diversiteitsbeleid als een hefboom om tot een samenleving te komen met voldoende sociale samenhang. Zij engageert zich daarom te werken aan een Vlaanderen waarin alle mensen kunnen samenleven in diversiteit, ongeacht hun achtergrond, op grond van gelijkwaardigheid en een actief, gedeeld burgerschap. Wat betreft de woonzorgcentra is het opnamebeleid voornamelijk gefocust op de opname van zwaar zorgbehoevende senioren, wat er toe leidt dat de gemiddelde leeftijd waarop een zwaar zorgbehoevende bejaarde nood heeft aan de opname in een woonzorgvoorziening zich situeert rond de 85 jaar. Er zijn relatief weinig allochtonen in deze leeftijdscategorie. Voorzieningen die nu reeds geconfronteerd worden met diversiteit, verwerken dit gegeven in hun kwaliteitshandboek. De huidige wettelijke instrumenten zouden voldoende moeten zijn om het respect voor de diverse culturele minderheden te garanderen. Een strikt categorale benadering van de allochtone ouderen in voorzieningen kan mijns inziens enkel negatieve effecten genereren. In een moderne visie op ouderenzorg wordt elke oudere individueel benaderd en wordt het mogelijke gedaan
om zijn zorgvraag te kaderen. Voorzieningen “werken bewonersgericht” en hebben zich een “animatieve grondhouding” eigen gemaakt. In de andere woonzorgvoorzieningen is het gesprek met zorgbehoevende personen van allochtone origine duidelijk opgestart. Hierbij mag je “allochtonen” zeker niet zien als een aparte coherente bevolkingsgroep. Integendeel, de diversiteit tussen de diverse groepen allochtonen of Belgen met roots in niet Europese landen, vertonen meer verschillen dan de verschillen tussen de autochtone en de niet westerse allochtone bevolking.
gemaakt door Virginie Schreyen – Kenniscentrum Woonzorg Brussel
BWN: één van de knelpunten is een personeelstekort. Hoe wil de Vlaamse overheid dit oplossen? De woonzorgcentra en de gezinszorg kampen met een ernstig imagoprobleem: het beroep is vooral een beroep voor vrouwen, er is een beperkte verloning en er zijn quasi geen carrièremogelijkheden. Dit imagoprobleem beperkt inderdaad de instroom van personeel en leidt tot een grotere uitstroom. Er is dus nood aan de creatie van een gepaste beroepstrots en een overkoepelende herkenbaarheid van “look en feel”. Allochtonen zijn nog te afwezig in de zorgberoepen. Dit zou voornamelijk te maken met het imago van de gestructureerde zorgverlening, en inzonderheid ouderenzorg, in het land van herkomst. In dat land van herkomst wordt de gestructureerde zorg veelal opgenomen door mannen en niet door vrouwen. De Vlaamse minister van Welzijn, de heer Vandeurzen, lanceerde in mei 2011 een communicatieplan om de beroepskeuze tot verpleegkundige, zorgkundige en verzorgende aantrekkelijk te maken. Hij stelde Lon Holtzer aan als zorgambassadeur en als de trekker van de nieuwe campagne “word zorgverlener .. en beteken echt iets voor mensen!”. De campagne focust op wervende wijze op de diversiteit in de tewerkstellingen. BWN: Hoe verloopt de intrede van de commerciële sector binnen de zorg? In Vlaanderen wordt ongeveer 30% van de woonzorgcentra uitgebaat door een OCMW, 30% door
juli – sept 2011 • 35 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
vertaling gegeven in het Algemeen Zorgstrategisch Koepelplan. Dit heeft een aantal initiatiefnemers (vnl uit de commerciële sector) ertoe aangezet een deel van de programmatie op te vragen. Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel ging zelf op zoek naar Brusselse opportuniteiten om voorzieningen uit te bouwen en naar initiatiefnemers uit de niet-commerciële sector. De rol van het Kenniscentrum is dus zeer belangrijk geweest voor de ontwikkeling van gedifferentieerde woonzorg te Brussel. De combinatie tussen enerzijds kennisverwerving en stimulator zijn en anderzijds aanzetten geven tot het opzetten van concrete initiatieven is een formule die blijkbaar werkt. Let wel, het Kenniscentrum is hierbij nooit eindactor, het heeft enkel een katalyserende en ondersteunende functie. Het Kenniscentrum richt zich tot bestaande actoren in het werkveld maar moet hen soms overtuigen om in Brussel te investeren. De programma’s voor woonzorgvoorzieningen in Brussel-Hoofdstd werden opgedeeld in prioritaire (70%) en niet-prioritaire (30%) zones in Brussel. Indien dat niet was gebeurd lagen bijna alle voorzieningen nu in de rijkste en voornamelijk Franstalige gemeenten van Brussel. Op vandaag is het volledige programma (1254 woongelegenheden) van woonzorgcentra opgevraagd. De aanleunende zorgvormen “dagverzorgingscentrum” en “centrum voor kortverblijf” werden in mindere mate opgevraagd. Er is in Brussel-Hoofdstad nog een behoorlijke ruimte op het programma serviceflatgebouwen
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
een vzw en 30 % door een organisatie met commerciële handelsvorm. De laatste jaren zien we een sterke toename van potentiele initiatiefnemers. Dikwijls gaat het om bouwpromotoren die de infrastructuur willen realiseren en die de zorgverlening dan willen overlaten aan een zorgpartner. Ook is er een uitgesproken tendens dat private initiatieven opgeslorpt worden door een groepering van organisaties met een commerciële handelsvorm. Uit de verslagen van de inspectie blijkt dat de werking van deze voorzieningen voldoet aan de erkenningsnormen. We stellen wel vast dat de andere woonzorgvormen zoals “dagverzorgingscentra” en “centra voor kortverblijf” quasi niet gerealiseerd worden door deze initiatiefnemers. Dit zal leiden tot problemen in de organisatie van de naadloze zorg vermits residentiële zorgvoorzieningen een sluitstuk zijn, de kers op de taart van de organisatie van de zorg. Wanneer enkel gefocust wordt op de residentiële woonzorgvormen zal de keten van zorg zoals uitgewerkt in het woonzorgdecreet niet gerealiseerd worden en zullen er hiaten zijn in de organisatie van een toereikende, betaalbare, toegankelijke en kwaliteitsvolle zorgverlening. Zoals reeds gezegd tonen de valide en semi-valide senioren een toegenomen bereidheid om te verhuizen naar collectieve woonvormen. Senioren zoeken de geborgenheid van een residentiële setting, omdat ze hopen dat ze in zo’n leefomgeving hun zelfstandigheid en zelfredzaamheid langer kunnen behouden en de opname in een woonzorgcentrum kunnen uitstellen en eventueel zelfs voorkomen. In Vlaanderen zien we dat de commerciële sector zich geroepen acht om een aanbod te creëren voor die bejaarden en massaal vergunningen heeft aangevraagd om serviceflatgebouwen te realiseren. In het woonzorgdecreet wordt het begrip “serviceflatgebouw” echter verlaten en wordt een nieuwe woonzorgvorm “asistentiewoningen” geïntroduceerd. Momenteel worden voor deze nieuwe zorgvorm de uitvoeringsbesluiten uitgeschreven, maar het is de bedoeling dat de serviceflatgebouwen evolueren naar “assistentiewoningen”. Een assistentiewoning moet niet alleen voorzien in aangepaste huisvesting, maar moet op verzoek van de gebruiker ook ouderenzorg aanbieden, al dan niet in een samenwerkingsverband. Ook moeten die woningen voorwaarden creëren tot sociale netwerkvorming en onmiddellijke hulp in noodsituaties. In een groep van assistentiewoningen is een woonassistent aanwezig. De begrippen “Samenwerkingsverband, sociale netwerking, woonassistent”, zijn nog niet uitgeklaard maar er kan verwacht worden dat de definitieve teksten van de uitvoeringsbesluiten toch eerstkomend zullen gepubliceerd worden. Wat betreft de realisatie van assistentiewoningen in Brussel-Hoofdstad kan er inderdaad gevreesd worden dat de beheerders
• 36 • juli – sept 2011
van de woonzorgcentra geen initiatieven zullen nemen om ook assistentiewoningen uit te baten. Wel zijn er opportuniteiten dat lokale dienstencentra, welzijnsorganisaties e.d. kleinschalige initiatieven zouden willen ontwikkelen voor valide en semi-valide bewoners die kiezen voor een vorm van “groepswonen” maar die verder zelf de dagdagelijkse werking van hun groepswoning (deels) zullen aansturen. Inzake infrastructuur is rolstoeltoegankelijkheid eigen sanitair en een afzonderlijke slaapruimte een absolute must, maar andere infrastructuurnormen zoals individuele dagruimte en voldoende brede gangen worden niet als noodzakelijk ervaren. Omwille van de betaalbaarheid zou groepswonen gerealiseerd worden in “kleine”, in de wijk ingebouwde woningen. In een stedelijke context hebben woningen vaak een structuur waar de gevelbreedte beperkt is en er vnl. in de hoogte wordt gebouwd. De gangbreedte is dus beperkt zijn tot gewone rolstoeltoegankelijkheid. Ik hoor ook veel tegenkanting tegen het fenomeen “dagprijs”. Brusselse senioren willen veeleer een maandelijkse huurprijs betalen (zoals voor een normale woning) en een dagvergoeding voor de basiszorg- en dienstverlening en voor het gebruik van de ontmoetingsruimte.
foto gemaakt door Virginie Schreyen – Kenniscentrum Woonzorg Brussel
Teneinde de dagprijs in dergelijke voorzieningen te normaliseren zal het waarschijnlijk nodig zijn om de programmatie voldoende ruim vast te stellen zodat een gediversifieerd aanbod inzake beschermd wonen kan gerealiseerd worden. Op basis van het woonzorgdecreet is het mogelijk dat er voor Brussel-Hoofdstad afwijkende bepalingen worden opgenomen. BWN: de niet – commerciële partners? Het is belangrijk dat ook de niet commerciële partners aangemoedigd worden om aanwezig te zijn op het werkveld zodat eenieder een keuze heeft inzake zorgorganisatie. Daarin heeft het Kenniscentrum Woonzorg Brussel een belangrijke rol gespeeld en heeft in Brussel-Hoofdstad de weg vrijgemaakt voor een aantal woonzorgprojecten. De meerwaarde van het kenniscentrum is zeker en vast heel groot. Misschien moeten we ook elders in Vlaanderen structuren als het Kenniscentrum in het leven roepen om een
BWN: Welke meerwaarde biedt het begrip “woonzorgzone” binnen de stedelijke context. Niet iedereen in Vlaanderen draagt de idee van een woonzorgzone. In Vlaanderen zijn de senioren bijzonder gehecht aan de vrije keuze inzake zorgverlening. De idee “woonzorgzone” doet denken aan het Nederlandse model, waarbij de zorgzones afgebakend zijn en waarbij er voor de zorgzoekende senior weinig keuzevrijheid is. In het Vlaams Koepelplan Woonzorg Brussel wordt gesproken over “woonzorgzones” als geografische indeling van Brussel-Hoofstad. De Vlaamse overheid kan immers niet regulerend optreden op het bestuursniveau van gemeenten en OCMW’s. Trouwens, ook in Vlaanderen wordt gezocht om te komen tot zogenaamde “zorgregio’s” in plaats van de spreiding van de zorgvoorzieningen af te bakenen per gemeente. Bij de uitwerking van een lokaal sociaal beleidsplan voor Brussel werd gesproken over 33 subregio’s. Het Masterplan Woonzorg Brussel hanteert dezelfde indeling en definieerde prioritaire en niet-prioritaire zones. BWN: Wat betekenen lokale dienstencentra voor woonzorg in de toekomst? In Brussel staan de lokale dienstencentra duidelijk omschreven bij de woonzorgnetwerken. Hoe komt dit? In Vlaanderen wordt een lokaal dienstencentrum georganiseerd door een OCMW. Veel taken van een dienstencentrum sluiten immers goed aan bij de opdracht van een OCMW. In Brussel-Hoofdstad zijn de lokale dienstencentra opgericht door vzw en veelal gegroeid uit het welzijnswerk. De meeste dienstencentra zijn ontmoetingsplaatsen voor buurtbewoners, waar men terecht kan voor informatie, recreatievorming en dienstverlening. Het decreet eerstelijnsgezondheidszorg en het woonzorgdecreet zorgen voor heel wat wijzigingen voor de lokale dienstencentra, ook al werden voor de Brusselse centra enige afwijkingen voorzien. Het nieuwe woonzorgdecreet introduceert nieuwe werkingsprincipes waarbij de lokale dienstencentra bijzondere aandacht moeten besteden aan specifieke doelgroepen; aan het voorkomen van vereenzaming door te werken aan het behoud en herstel van het sociale netwerk en aan de toegankelijkheid van het zorgaanbod voor nieuwkomers en etnisch-culturele minderheden. In het Masterplan Woonzorg Brussel zijn de lokale dienstencentra een onmisbare schakel voor
de uitbouw van de Woonzorgzones. De lokale dienstencentra fungeren dan als onderdeel van, of complementair aan de centrale “zorgknooppunten” van elke woonzorgzone. BWN: Is het een goed idee om sectoroverschrijdend te werken? We zijn er van overtuigd van wel. In Brussel-Hoofdstad ga je automatisch sectoroverschrijdend werken. Ook het woonzorgdecreet opent de deur voor de vermaatschappelijking van de zorg. Zorg moet zoveel mogelijk geïntegreerd in de samenleving gebeuren. Zorg kan verleend worden in de thuissituatie in samenwerking met iedereen die een rol heeft in de zorgen hulpverlening. Er moet een samenspel zijn tussen de mantelzorgers, de professionele zorgverstrekkers, welzijns- en gezondheidsvoorzieningen, lokale besturen, vrijwilligers enz. Dit wil niet zeggen dat nu meteen elk onderscheid tussen de sectoren opgeheven wordt. Waar mogelijk moet er samenwerking komen tussen ouderenzorg, thuiszorg, personen met een handicap en algemeen welzijnswerk. De integrale aanpak zoals bij Tram 82, een voorziening die ingebouwd wordt bij het woonzorgcentrum in Sint Agatha Berchem is daarvan een goed voorbeeld. We zijn er ook van overtuigd dat je niets mag overhaasten. Er kan ook nagedacht worden of bvb de infrastructuur van gemeenschapscentra kunnen gebruikt worden voor de doelstellingen van CAW, van lokale dienstencentra enz BWN: Dit was de laatste vraag, bedankt voor dit interview
foto gemaakt door Virginie Schreyen – Kenniscentrum Woonzorg Brussel
Team Ouderenzorg Afdeling Residentiële en Gespecialiseerde Zorg Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Ellipsgebouw- Koning Albert II-laan 35, bus 33 1030 Brussel Tel. 02 553 34 00 Fax 02 553 36 05 E-mail:
[email protected] Webstek: www.zorg-en-gezondheid.be/ouderenzorg. aspx
Sofie Croenen
juli – sept 2011 • 37 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
evenwichtige invulling van de programmatie en een toegankelijke, betaalbare en kwalitatief hoogstaande zorg te kunnen garanderen.
Centrumleiders vertellen
L
DC Aksent-Evere vind je terug op de site waar ook woonzorgcentrum Sint -Jozef ligt. Daisy Scholtz, coördinator van Aksent vertelt: Aksent Evere ligt naast het woonzorgcentrum. Binnenkort komen op deze campus nog aanleunwoningen bij. Als vzw zien wij het geheel van deze drie voorzieningen als een grote meerwaarde voor het dienstencentrum.
De kans bestaat dat mensen dergelijke woonzorgcampus bekijken als een getto voor ouderen. Wij zien dat niet zo, integendeel. Een campus creëert mogelijkheden door nauwere samenwerking. Dankzij samenwerken krijg je immers mooie synergie. Voorwaarde daarvoor is het maken van duidelijke zakelijke, formele maar ook informele afspraken. We zaten hiervoor samen met alle betrokken partners. We zochten naar wat ons bindt. Met de steun van het Kenniscentrum maakten we een visietekst die het uitgangspunt van alle betrokken organisaties is geworden. Belangrijk is dat dit alles constant kan evolueren. Een woonzorgvoorziening is geen statisch gegeven.
LDC Aksent Evere – 02/245 77 90 het team van LDC Aksent Evere
I
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
n de Schaarbeekse Brabantwijk is er ook een LDC Aksent. In het LDC werken hoofdzakelijk doelgroepmedewerkers. Isabelle Heurckmans, centrumleidster doet haar verhaal: De vzw Aksent is ontstaan vanuit EVA vzw. EVA staat voor ‘Emancipatie Via Arbeid’. De naam van de vzw spreekt dus voor zich: zorgen voor mensen die minder kans maken op de arbeidsmarkt. Dit kan door opleiding te geven of door zelf tewerkstelling te creëren. Het LDC Aksent trok volop de kaart van trajecten met doelgroepmedewerkers. Het traject is zodanig opgebouwd dat na één à twee jaar de medewerkers de stap kunnen zetten naar het normaal economisch circuit. Doelgroepmedewerkers laten meewerken zorgt voor een win-winsituatie voor de medewerker én voor het centrum. De medewerker ontdekt zijn capaciteiten en krijgt zelfvertrouwen. Terwijl de medewerker zijn talenten verder ontwikkelt, maakt het dienstencentrum
• 38 • juli – sept 2011
hier al gebruik van. Het kan extra dienstverlening opzetten, bijvoorbeeld een extra activiteit organiseren.
LDC Aksent Schaarbeek – 02/240 71 90
activiteit bij LDC Aksent Schaarbeek
In het wijkhuis Chambéry komen mensen van alle lagen van de bevolking. Als LDC dat een deelwerking is van dat wijkhuis willen we er dan ook voor zorgen dat de dienstverlening betaalbaar is voor iedereen. Dat doen we eerst en vooral door de prijs van onze activiteiten bewust laag te houden. Alles wat we gratis kunnen doen, bieden we gratis aan. Een tweede actie betreft ons restaurant dat het kloppend hart is, maar tevens ook de toegangspoort bij uitstek van onze werking. Enkele jaren geleden viel het ons op dat in ons restaurant veel mensen kwamen eten voor wie deze dienstverlening eigenlijk niet was bedoeld. Daarom beslisten we om een prijsdifferentiatie in te voeren voor de doelgroep: lagere tarieven voor inwoners van Etterbeek en voor personen met een OMNIO-statuut. Deze laatste groep krijgt maaltijden aan de voordeligste prijs: 3 euro.
L
DC Cosmos vind je terug in hartje Kuregem. Mark D’hondt, de coördinator, leert ons: Een LDC moet laagdrempelig en in de wijk ingebed zijn, en moet dichtbij de mensenstaan. In Kuregem is het natuurlijk evident om met het LDC ‘mensen met kleur’ te bereiken. Drie jaar geleden leerde een onderzoek ons dat een aparte dienstencentrumwerking voor elke andere groep van mensen de beste garantie is om die mensen te bereiken. Dit is uiteraard niet mogelijk, maar toch proberen we een specifieke doelgroepenwerking op te zetten.
LDC Chambéry – 02/646 20 57
Centrumleider Liesbet Polspoels
gemeenschappen. Net met die groep mama’s gingen we experimenteren. We boden hen eerst maandelijks, nu zelfs al wekelijks, interessante activiteiten aan in hun eigen taal. Gevolg is dat die mama’s nu zelfs vragen om te participeren aan het dagelijks aanbod van het LDC. Intussen betrokken we ook de bestaande gebruikersgroep bij het experiment door met hen regelmatig activiteiten op te zetten rond interculturalteit. Ook het personeel nam deel aan het experiment doordat de keukenploeg maandelijks een maaltijd bereidde uit het land van herkomst van één van de medewerkers die daar dan ook telkens wat meer wist over te vertellen. Dank zij de positieve resultaten van dit experiment stelden wij sinds september 2010 een medewerker ‘specifieke doelgroepen’ aan om dit proces verder uit te werken. Omdat wij dergelijke manier van aanpak niet aan elke groep kunnen aanbieden, gaan we partnerschappen aan met andere organisaties en stellen daarbij onze kennis en ervaring ter beschikking .
LDC Cosmos – 02/527 89 73 centrumleider Mark D’hondt samen met Afrikaanse Mama’s
In Cosmos werken er heel wat Afrikanen. Verschillende Afrikaanse mama’s hadden banden met de parochiale
juli – sept 2011 • 39 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
L
iesbet Polspoel is centrumleidster van het LDC Chambéry te Etterbeek. Ze zegt dat de betaalbaarheid van de zorg voor het LDC een belangrijk gegeven is:
I
n de Brusselse Noordwijk vind je LDC De Harmonie, Veerle De la Ruelle staat daar aan het roer. Zij zegt ons: Dienstencentrum De Harmonie is in 1975 ontstaan vanuit de buurtwerking. Toen draaiden de meeste activiteiten al dankzij het harde werk van vrijwilligers. Momenteel heeft LDC De Harmonie ongeveer 16 mensen als vrijwilliger.
Centrumleider Veerle De La Ruelle
reageren. Daarnaast is het valoriserend voor ons team en voor de vrijwilliger zelf. “We zien dat een vrijwilliger iets wil doen, maar ook iets komt zoeken: sociaal netwerk, dagbesteding,
Het mag gezegd dat het een verdienste is van mijn team dat vrijwilligers hier kunnen vinden wat ze zoeken. Zij staan heel open tegenover nieuwe mensen. Zij betrekken hun onmiddellijk bijde werking van het dienstencentrum.” In de toekomst wil LDC De Harmonie nog bewuster omgaan met hun vrijwilligerswerking., Ze zijn overtuigd van de empowerende werking voor de vrijwilligers en van de verhoogde betrokkenheid van verschillende mensen bij de algemene werking van LDC De Harmonie. Vrijwilligers behouden is moeilijk, maar dankzij mijn team lukt het toch. In de toekomst zullen we zeker nog meer inzetten op vrijwilligers.
LDC De Harmonie – 02/203 28 48
Voor LDC De Harmonie is vrijwilligerswerk erg belangrijk omdat je ziet hoe positief onze klanten erop
M
arcel Claes leidt al twee jaar LDC De Kaai te Anderlecht. Hij heeft zijn ‘leeftijd mee’ zegt hij:
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Toen ik in het dienstencentrum kwam, waren er praktisch geen gebruikers meer. Daar is zo stilaan verandering in gekomen. Ik ben ervan overtuigd dat het goede contact met de mensen die over de vloer komen aan de basis ligt van die verandering. Iedere keer als ik tijd investeer in gesprekken met gebruikers , merk ik hoeveel ik over hen te weten kom. Daardoor kan ik beter inspelen op hun wensen en verwachtingen. Ik heb ook het geluk dat ik mijn leeftijd mee heb. Als mensen spreken over hun kleinkinderen dan kan ik daar over meespreken. Dat schept een vertrouwelijke band.Samen met mijn team probeer ik onze gebruikers in de eerste plaats een goed gevoel te geven. Ik geloof ook dat dit aan het lukken is.
• 40 • juli – sept 2011
LDC De Kaai – 02/555 08 43
Centrumleider Marcel Claes
I
ngrid Verhoeven is al jaren centrumleidster bij Dienstencentrum De Vaartkapoen. Het dienstencentrum ligt in Sint – Jans – Molenbeek, één van de armste gemeenten in België. Ze leert ons:
De personeelsploeg van een dienstencentrum moet een weerspiegeling zijn van de eigen wijk . De Vaartkapoen maakte hier werk van en vandaag is meer dan de helft van het personeel van allochtone origine. Begin 2000 onderzochten we hoe het zat met het ouder worden in Molenbeek. Omdat we zoveel allochtonen in eigen huis hadden, konden wij rechtstreeks met hen hierover praten. We leerden uit die gesprekken dat er wederzijds heel wat vooroordelen waren. Maar ook vernamen we dat grote groepen van allochtone ouderen wat thuiszorg betreft in de kou bleven staan en geen of weinig zorg kregen. Bovendien werd het duidelijk dat hierover durven praten gelijk stond met het doorbreken van een taboe ! Eén van de Marokkaanse vrouwen die in dit kader voor ons interviews afnam, slaagde erin jonge vrouwelijke allochtone mantelzorgers te bereiken. Deze vrouwen kwamen verschillende keren samen en we legden telkens een ander deel van de Brussels thuiszorg uit.
D
ienstencentrum De Zeyp, in Ganshoren is intens bezig om doordachte voordrachtenreeksen aan te bieden. Centrumleidster Maria Nicolas licht dit toe: Het woonzorgdecreet geeft ons de opdracht informatie aan te bieden. Wij besloten in dat kader voordrachtenreeksen aan te bieden. We vinden het belangrijk lokale verenigingen hierbij te betrekken en we slagen hierin. Zo kunnen we nieuwe mensen kennis laten maken met ons LDC. Op termijn zullen dat dan misschien wel echte LDC-gebruikers worden.
Centrumleider Ingrid Verhoeven
Dit was een fantastisch succesvolle ervaring. We konden spijtig genoeg geen middelen vinden om dit experiment te doen landen.Gelukkig kon deze allochtone vrouwenwerking opgevangen worden in de deelwerking Caleidoscoop dat ook vandaag nog werkzaam is binnen de Vaartkapoen. Zo blijven we in ons dienstencentrum elke dag nog werken aan een maatschappelijk model waarin verschillen de regel zijn.
LDC De Vaartkapoen – 02/414 29 07
opvragen. We houden daarvoor alles netjes bij in een map. We proberen alle vragen rond dat thema te beantwoorden. Vier jaar doen we dit al. We merken dat dit voor ons centrum een goede manier is om mensen te bereiken. Mensen vinden zo de weg voor antwoorden op hun vragen en oplossingen voor hun problemen.
LDC De Zeyp – 02/422 00 10
Om onze voordrachtenreeks bekendheid te geven, gebruiken we de communicatiekanalen van het gemeenschapscentrum. Hierdoor bereiken we de volledige bevolking van Ganshoren. We proberen een grote variatie aan thema’s in de reeksen te steken. Sommige voordrachten zijn informatief, andere vormend, nog andere hebben te maken met de lokale verenigingen.
We trachten de voordrachten maximaal te laten doorgaan in ons LDC. Hoeveel mensen deelnemen is voor ons niet zo belangrijk. En, als ze een keertje niet kunnen deelnemen dan mogen ze achteraf in het dienstencentrum toch nog de informatie
Centrumleider Maria Nicolas samen met gebruikers
juli – sept 2011 • 41 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Om thema’s te kiezen leggen we met het team ons oor te luister bij de gebruikers.
M
ark Peters is kersvers centrumleider in LDC Ellips te Sint – Agatha –Berchem. Hij kan je al het volgende over zijn werk vertellen:
Centrumleider Mark Peters
LDC Ellips is gevestigd binnen het gebouw van het Woonzorgcentrum Arcus – Tram 82. Momenteel zitten we nog in de opstartfase, maar we hebben toch al een behoorlijk aanbod. We werken samen met Arcus voor
A
l 17 jaar lang werkt LDC-Forum vanuit zijn wijk aan de Papenvest in Brussel. Erwin Abbeloos, centrumleider, legt uit. In de vijf appartementsblokken in dit hartje van Brussel wonen heel wat ouderen. Het Forum probeert voor hen een thuishaven te zijn. Van zodra je binnenstapt in Het Forum merk je de huiselijke sfeer. Hierdoor kunnen we heel laagdrempelig werken. De gebruikers voelen zich daardoor onmiddellijk thuis.
het aanbod kapster, pedicure en het nemen van een bad. Daarnaast komt elke dag al een klein groepje ouderen uit de buurt middagmalen in ons sociaal restaurant. Het wordt daar een gezellige bedoening. Voor de dinsdagen staan al recreatieve activiteiten, enkele vormingen en uitstapjes op het programma. Tegen het najaar kunnen we in onze eigen lokalen trekken waardoor we een meer eigen karakter zullen krijgen. De afgelopen maanden ben ik ook bezig geweest met de bekendmaking van het lokaal dienstencentrum. Zo heeft iedere inwoner in Sint Agatha Berchem over onze opstart kunnen lezen het lokale blaadje “Berchem News” en in SKRAB, het magazine van Gemeenschapscentrum De Kroon. Het is nu wachten op de druk van onze eerste infofolder!
LDC Ellips – 0497 91 66 59
dat ons dienstencentrum heel positief inspeelt op de lokale behoeften en noden van de wijk. Ook in deze wijk komen meer en meer allochtone mensen wonen. Het Forum zal er werk moeten van maken om ervoor te zorgen dat ook deze mensen zich hier thuis voelen en hun vragen kunnen stellen aan het LDC. Een hele uitdaging! LDC Het Forum – 02/512 52 69
LDC-Forum bereikt geen grote groep gebruikers maar daardoor kan het veel meer de persoonlijke toer van de gebruikers op gaan. Onze gebruikers weten dat. Met al hun vragen komen ze naar het LDC.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Met zijn infosessies probeert het Forum antwoorden te geven op een deel van die vragen. Vooral onderwerpen als gezonde voeding en gezondheid komen aan bod. We geven ook info over wat er allemaal bestaat in de wijk. Het Forum treedt ook zoveel mogelijk in interactie met zijn gebruikers. Het stimuleert de buurtbewoners zelf met voorstellen en ideeën te komen. Dat maakt
• 42 • juli – sept 2011
Centrumleider Erwin Abbeloos en zijn team.
In ons LDC komen allerlei soorten mensen over de vloer. In de eerste plaats zijn dat de ouderen uit de buurt. Meestal gaat het om ouderen in een precaire situatie.
Centrumleider Bart Vanderstraeten
N
et als LDC Lotus is Marijke Oscé helemaal nieuw in Ukkel. Het LDC zit momenteel nog samen met het gemeenschapscentrum. Marijke vertelt hoe dit komt: In december sloot LDC De Kat zijn deuren. Daardoor hadden heel wat mensen vragen rond wat nu, waar moeten we naar toe? Het GC Het Candelaershuys nam daarom de beslissing om voorlopig een aantal van de vroegere LDC-activiteiten in hun centrum te laten doorgaan: middagmaal en pedicure. Gezien het succes van dit aanbod groeide in het GC het idee om voor iets structureels te zorgen en om een LDC- vzw op te starten. Ondertussen organiseerde het Candelaershuys een open moment voor alle Ukkelaars over de eventuele plannen van het GC. De meer dan zestig aanwezige ouderen toonden dat de nood aan een dienstencentrumwerking in Ukkel groot is. Daarom werd toen definitief besloten om een nieuwe vzw op te starten. Zo werd ons LDC Lotus een feit. Hoewel we nu een eigen vzw hebben, huizen we op dit moment samen met het GC. Onze twee vzw’s
Toen vzw Pigment ook in het Anker zijn thuishaven vond, ontdekten meer en meer thuislozen de weg naar het dienstencentrum. Door het leven op straat riskeert deze groep mensen op relatief jonge leeftijd al ouderdomsverschijnselen te vertonen. Deze mensen hebben meer dan anderen nood aan extra ondersteuning van een LDC. Ook een grote groep van mensen die geen wettig verblijf hebben richten zich vaak naar het Anker. Al die mensen samen zorgen voor een grote verscheidenheid aan gebruikers. Samen met het hele Ankerteam proberen wij verschillende acties en activiteiten voor al die groepen uit te bouwen. In de toekomst moet er nog een andere doelgroep bijkomen. Ook het Anker wil werk maken van interculturalisatie van zijn zorg. Ik droom er daarom van om boven het dienstencentrum een vierde verdieping te bouwen waar vijf allochtone zelforganisaties hun eigen culturele werking verder kunnen ontplooien en tegelijkertijd een deel worden van de Ankerwerking.
LDC Het Anker – 02/217 52 91
zoeken samen naar een nieuw ruim dak boven onze twee hoofden. Ik werk nu enkel weken voor LDC Lotus en ik droom ervan een echte ontmoetingsplek te kunnen creëren waar iedere persoon uit Ukkel een eigen stekje vindt voor zichzelf.
LDC Lotus – 02/ 343 46 58
Centrumleider Marijke Oscé
juli – sept 2011 • 43 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
I
n het verleden heeft LDC Het Anker in het centrum van Brussel altijd al extra aandacht besteedt aan de zwakste buurtbewoners. Bart Van Der Straeten is er centrumleider en zegt dat dat vandaag nog altijd zo is:
D
e samenwerking tussen LDC Parkresidentie en de plaatselijke Nederlandstalige bibliotheek van Jette startte in 2009 op initiatief van de Vlaamse schepen van Jette, Mevrouw Brigitte De Pauw. Zo weet Martine Lemmens, de centrumleider ons te vertellen:
dienstencentrum met de bedoeling haar lezerspubliek uit te breiden en te diversifiëren. LDC Parkresidentie vond dit een prachtig initiatief en was onmiddellijk bereid om hieraan mee te werken. Sindsdien is er tweemaal per maand op donderdag een bijeenkomst van de leeskring. De ene donderdag komt de educatieve medewerker van de Bib naar het dienstencentrum met een selectie boeken, tijdschriften, cd’s en dvd’s waaruit de geïnteresseerden kunnen kiezen. De andere donderdag gaan de leden van de leeskring samen met de onthaalbediende van het dienstencentrum naar de bibliotheek die dan speciaal open is voor senioren. Ze kunnen in alle rust tussen de boeken snuisteren en kiezen . In de bib is er dan ook de mogelijkheid om gebruik te maken van het internet. De ouderen worden zowel in de bibliotheek als in het dienstencentrum prima onthaald en kunnen bij een kopje koffie van gedachten te wisselen. Onze gebruikers kijken er telkens naar uit!
Centrumleider Martine Lemmens
De bibliothecaresse van de gemeentelijke bibliotheek nam contact op met rusthuizen, serviceflats en ons
E
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
en beetje verstopt achter de bibliotheek van Molenbeek vindt je LDC Randstad. Sven Houben is er centrumleider en hij verklapt graag hoe hij samenwerkt met de ouderenorganisaties. Randstad heeft een lange traditie om samen te werken met ouderenorganisaties. Oorspronkelijk was het LDC een ontmoetingscentrum. Toen al waren de ouderenorganisaties hier actief. Toen in 1999 LDC Randstad startte, werd besloten verder samen te werken met deze organisaties. Door de jaren heen hebben we de samenwerking verder kunnen uitbouwen. Voor mij is het belangrijk dat er een win-win situatie ontstaat voor alle organisaties, voor de gebruikers en voor ons. Als dienstencentrum bieden wij de organisaties logistieke ondersteuning aan, bijvoorbeeld de ouderenorganisaties krijgen een lokaal voor hun activiteiten. Maar de samenwerking reikt nog veel verder. Er is zelfs een uitwisseling in de besturen. Zo zitten wij als dienstencentrum in het bestuur van enkele van die ouderenorganisaties. Hierdoor kunnen wij hun activiteiten mee sturen. Omgekeerd zijn zij vertegenwoordigd in onze raad van bestuur en doen zo hun inbreng in het dienstencentrum.
• 44 • juli – sept 2011
LDC Parkresidentie – 02/426 92 32
Iedere dinsdag organiseert de ouderenorganisatie een activiteit in ons dienstencentrum. Gevolg is dat deze mensen ook naar het LDC komen om te genieten van onze diensten. Er zijn zeker en vast mogelijkheden in Brussel om verder de samenwerking met de ouderenorganisaties uit te bouwen. Natuurlijk moet bewaakt worden dat de organisaties hun eigen identiteit kunnen behouden.
LDC Randstad – 02/414 08 52
Centrumleider Sven Houben.
Als centrumleider werk je volgens de principes van het woonzorgdecreet. Daarin lees je dat er aan heel wat voorwaarden moet voldaan worden om erkend te worden als dienstencentrum. Activiteiten uitvinden, plannen en begeleiden, vrijwilligers aanwerven, inschrijvingen bijhouden, bestellingen doen voor de maaltijden, subsidiedossiers invullen, hulpvragen beantwoorden, personeelszaken behandelen, naar vergaderingen gaan, bekendmaking bij mensen en organisaties… Voor ons centrum komt daar nog bij dat we geen eigen infrastructuur hebben. Op zoek gaan naar een geschikt gebouw, een architect zoeken, bouwaanvragen, middelen vinden… komt er dus nog bij in ons takenpakket. Dit alles is werk voor één personeelslid: de centrumleider. Dit wordt op den duur onhoudbaar. Daarom pleit ik volop voor een uitbreiding van het personeelsbestand in de dienstencentra. Als startende vzw blijven we wél volop pleiten voor een uitbreiding van het aantal dienstencentra in Brussel. Bepaalde wijken en gemeenten in Brussel
E
lise Desplanque werkt voor Zoniënzorg–Zuid in Oudergem en Watermaal-Bosvoorde. U merkt het al: de rand van Brussel. Zij brengt het volgende verhaal: Toen ik hier begon te werken, merkte ik dat in deze regio bijna geen sociale voorzieningen zijn. De mensen die hier wonen hadden wel behoefte aan een aantal basisvoorzieningen. De vzw Zoniënzorg is gestart met lokale dienstencentra in de gemeenten WatermaalBosvoorde, Oudergem , Sint-Pieters-Woluwe en SintLambrechts-Woluwe. Een tijdje terug vroeg de Vlaamse Diabetesvereniging wie er lid wou worden en een verdeelpunt wou opstarten voor verzorgingsmateriaal. Zoniënzorg is onmiddellijk op dit aanbod ingegaan. Enerzijds omdat dit een mooi project is, anderzijds biedt dit de kans om nieuwe mensen aan te trekken binnen je lokaal dienstencentrum. Gebruikers kunnen bij het dienstencentrum terecht voor materiaal aan een voordeliger tarief.
zijn op gebied van sociale voorzieningen volledig blinde vlekken. Ook daar moeten aanspreekpunten komen. Kortom, het beleid moet blijven inzetten op de dienstencentra, maar om te voorkomen dat het “lege dozen” worden, is meer personeel noodzakelijk. We blijven zeker niet bij de pakken zitten.
Centrumleider Saskia Glorieux
Onze droom is om een mooi, ingebed dienstencentrum te realiseren, met alle aandacht voor de noden van de verouderende wijkbewoners, volgens de principes van woonzorg.
LDC Zoniënzorg Noord – 0471/ 79 119 77
Dit verdeelpunt zit momenteel nog in een opstartfase. Er zijn jammer genoeg nog geen gebruikers. Voor de toekomst hoop ik dat dit verdeelpunt uitgroeit tot een vaste plaats in het dienstencentrum. LDC Zoniënzorg – Zuid – 0479/81 64 12
Centrumleider Elise Desplanque
Sofie Croenen
juli – sept 2011 • 45 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
I
n Sint – Pieters – Woluwe en Sint – Lambrechts – Woluwe vind je een LDCwerking met de naam Zoniënzorg-Noord. Saskia Glorieux is er centrumleider en zij getuigt dat het niet evident is om een dienstencentrum uit de grond te stampen.
Nederlands installeren invoeren in zorgopleidingen en -werkvloer.
H
et Kenniscentrum Woonzorg Brussel stimuleerde de samenwerking tussen VDAB en Tracé Brussel om het bestaande opleidingsaanbod in de zorg uit te breiden en nieuwe projecten op te zetten opdat meer werknemers met een voldoende kennis Nederlands naar de zorgberoepen in Brussel toegeleid worden. De samenwerking tussen VDAB en Tracé had vooral betrekking op verzorgenden. Het doel was om personeel beter voor te bereiden om hun zorgtaken ook in het Nederlands uit te voeren. De acties rond taalvaardigheid hadden niet als doel om tweetalig personeel ‘af te leveren’. Uit deze samenwerking kwamen meerdere acties naar voor. Enkelen daarvan lichten we hier toe. Deze acties zijn ook voorgesteld op de studiedag “Talige Zorg voor Brusselse ouderen” van 25 maart 2011.
Actie: Zorgverhaal – taalverhaal De laatste twee jaren werden in Brussel belangrijke inspanningen geleverd om de taalvaardigheid Nederlands van medewerkers bij thuiszorgdiensten én bij woon- en zorgcentra te versterken.
We wensen in Brussel een coherent zorg- en taalverhaal op te maken. De instapeisen voor de opleiding, de einddoelen Nederlands in een opleiding en instapvoorwaarden bij tewerkstelling sluiten in dit verhaal best op elkaar aan, zoals in het schema is voorgesteld.
Ideale aansluiting van de doelen Nederlands in een zorgtraject
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
met aandacht voor Nederlands: Instapeisen Nederlands in de vooropleiding (bv. vooropleiding Social Profit VDAB en Nederlands gericht op de zorgsector) Einddoelen Nederlands in de vooropleiding Instapeisen Nederlands bij de opleidingen in de zorgsector Einddoelen Nederlands bij de opleidingen in de zorgsector Minimaal taaleisen Nederlands voor werkgevers in de zorg (in Brussel) Ideaal taalprofiel Nederlands voor werkgevers in de zorg in Brussel
• 46 • juli – sept 2011
Het is van belang om de taalvaardigheid Nederlands in de opleidingen zo in te bedden, dat de werkzoekenden op het einde van de opleiding praktisch Nederlands kennen. De taalvereisten in de beroepsopleidingen mogen niet hoger liggen dan de eisen op de werkplek. Voor werknemers die al aan de slag zijn in een woonzorgcentrum of een thuiszorgdienst, wordt gezocht naar wegen om hun taalvaardigheid Nederlands verder te ontwikkelen.
Nederlands kunnen uitvoeren. De cursisten leren Nederlands door een basiscursus en praktijklessen in het Nederlands en door een stage in een rusthuis in Vlaanderen. Nederlands leren binnen deze opleiding is gericht op tewerkstelling in de Brusselse regio. In deze regio zijn de eisen voor de taalvaardigheid Nederlands bij aanwerving lager dan in Vlaanderen.
Actie: (Beroeps)opleiding als verzorgende. In Vlaanderen kan je een verzorgende worden door de opleiding te volgen in het leerplicht– en het volwassenenonderwijs en bij een VDAB-erkende beroepsopleiding. In Brussel kan je lessen volgen bij het Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO) Brussel of bij CVO Meise – Jette, bij Familiehulp of bij Solidariteit voor het Gezin.
Familiehulp werkt ook samen met VDAB en het Huis van Nederlands om de opleiding voor anderstaligen meer toegankelijk te maken, zonder afbreuk te doen aan de professionele einddoelen. Het tewerkstellingspercentage van deze opleidingen varieert tussen de 75% en 82%, mee dankzij de uitstroombegeleider, betoelaagd door de VGC.
Actie: Franstalige en Nederlandstalige opleidingsaanbieder werken samen De Franstalige opleidingsorganisatie (Cobeff) bouwde met een Nederlandstalige opleidingsorganisatie (Groep Intro) een samenwerking uit om in de beroepsopleiding tot ‘aide soignante’ Nederlands in te bouwen. Deze opleiding zorgt er voor dat de werkzoekenden op het einde van de opleiding de zorgtaken ook in het
Actie: taalbeleid voor Brusselse Woonzorgcentra Sommige medewerkers in Brusselse woonzorgcentra hebben niet voldoende kennis van het Nederlands om hun job in het Nederlands uit te voeren. Op vraag van enkele woonzorgcentra voerde een medewerkster van het Huis van het Nederlands gesprekken met enkele centra om tot een model voor taalbeleid te komen voor Brusselse woonzorgcentra. Het huis voor het Nederlands ontwikkelde de volgende instrumenten: •• een model om een omgevingsanalyse te maken aan de hand van interviews, screenings, observatie en enquêtes. •• talenprofielen van verpleegkundige en verzorgende. Een overzicht van taken die een verzorgende/ verpleegkundige in het Nederlands moeten kunnen uitvoeren en het niveau Nederlands dat hiervoor gewenst is. •• een model voor een woonzorgcentrum om op basis van deze omgevingsanalyse stappen te zetten naar een taalbeleid voor de organisatie, onder begeleiding van een adviseur van het Huis van het Nederlands.
juli – sept 2011 • 47 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Het overgrote deel van de werkzoekenden die bij Solidariteit voor het Gezin opleiding volgt, heeft het Nederlands niet als moedertaal. Dat vraagt een specifieke aanpak. Na een intensief voortraject met praktijkgericht Nederlands en een kennismaking met de zorgsector, volgen de cursisten de opleiding tot verzorgende van een 11-tal maanden, met een stage van 600u. Instructies tijdens de opleiding worden aangepast aan het taalniveau van de cursisten. De VDAB zet tijdens de opleiding een taalcoach in die instructeurs en cursisten verder ondersteunt.
De partners zijn vragende partij om deze samenwerking over de taalgemeenschappen heen verder te zetten, mits hiervoor de nodige middelen en steun worden gevonden bij het beleid.
De aandacht gaat in eerste instantie naar verzorgenden en verpleegkundigen, omdat zij veel contact hebben met de bewoners. De belangrijkste contacten met bewoners vinden plaats tijdens de dagelijkse verzorging. In het geval van een verpleegkundige hoort hier ook nog het toedienen van de medicatie bij. Voor beide beroepscategorieën werd instapniveau 2.1 taalvaardigheidsniveau vastgelegd als minimaal streefdoel. Dit is het taalniveau dat nodig is om deze dagelijkse verzorging uit te voeren. Voor verpleegkundigen kan dit nog aangevuld worden met extra taalacties om tot een instapniveau 2.2 te komen. Dankzij dit instrumentarium kan een woonzorgcentrum veel sneller een taalbeleid voor zijn voorziening uitwerken.
Actie: Taalondersteuning op de werkvloer bij Familiehulp Familiehulp ontwikkelde een taalbeleid samen met het Huis van het Nederlands. De thuiszorgdienst heeft in 2010 extra acties opgezet om poetshulpen en verzorgenden de kans te geven om hun taalvaardigheid Nederlands te verhogen.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Voor huishoudhulpen en verzorgenden met een instapniveau Nederlands lager dan 2.1 werd tijdens de werkuren Nederlands op de Werkvloer (NODW) gegeven door VDAB (32 x 3u). Parallel met de taallessen Nederlands organiseerde Familiehulp conversatielessen. Werknemers met een zeker niveau Nederlands kregen de kans om meer Nederlands te oefenen. Het Huis van het Nederlands ondersteunde het personeel van Familiehulp bij de start van deze conversatietafels, opdat zij deze tafels zelf konden begeleiden. Bovendien gaf het huis van het Nederlands 2 halve dagen training aan personeel, opdat zij beter konden omgaan met werknemers met een beperktere taalvaardigheid. Niet enkel het taalvaardigheidsniveau is verhoogd, maar de moed en de motivatie om te praten zijn toegenomen. Nederlands blijvend mogen oefenen, is een kritisch punt voor de medewerkers van Familiehulp binnen de reguliere werking. Bovendien is het belangrijk om de aandacht voor Nederlands te verankeren in de hele organisatie.
• 48 • juli – sept 2011
Wil je meer weten over deze acties? Tracé Brussel Luc De Witte,
[email protected] Groep Intro Brussel: Ann de Ron,
[email protected] Familiehulp: Sien de Mey,
[email protected], of Veerle de Vylder,
[email protected] VDAB: Katrijn Hillewaere *
[email protected] Huis van het Nederlands: Els Deslé,
[email protected] of Marianne Wals,
[email protected]
Luc Dewitte
Ervaringen van een thuisverpleger: een interview met Emmanuel Ryckaert
E
mmanuel Ryckaert is een zelfstandige thuisverpleegkundige en coördinator van de praktijk Brussel – West. Emmanuel is als geen ander geplaatst om het te hebben over ervaringen met ouderen in Brussel.
BWN: Een thuisverpleegkundige in Brussel, het moet een bijzondere job zijn? Deze job is eerst en vooral een heel gevarieerde job is, wat betreft zorgaanbod én patiëntenpopulatie. We werken als Brusselse thuisverpleegkundigen in een multiculturele context, wat enige flexibiliteit vergt. We komen in aanraking met verschillende culturen, gewoonten en visies op thuiszorg. Dit in verschillende talen, soms behelpen we ons met gebarentaal maar zorg is toch een universele taal. De zorg die we geven is ruim: wassen en aankleden van mensen, wondverzorging, toedienen van medicatie en inspuitingen, … Ook de eerste fase van chemotherapie behoort tot ons takenpakket. Tot slot geven wij palliatieve verzorging en ondersteuning. BWN: U werkt met een team van zelfstandige thuisverpleegkundigen. Hoe moet ik me dat voorstellen? Binnen een team van zelfstandig thuisverpleegkundigen is er geen hiërarchie. Iedereen heeft een eigen specialisatie. Zo wordt het team rijker aan ervaring en kennis, want met hoe meer collega’s je bent, hoe meer verschillende invalshoeken er zijn. We werken met een roterend systeem in die zin dat alle patiënten ons kennen. Toch proberen we er voor te zorgen dat een patiënt niet meer dan drie verschillende verzorgers over de vloer krijgt. De bedoeling van dit systeem is dat er ook een vertrouwensrelatie wordt opgebouwd.
op en sta ik in voor de verdeling.. Tot slot volg ik nog verschillende projecten op zoals het zorgactieplan, zorgplannen, zorgtrajecten enzoverder. Natuurlijk geef ik deze informatie door aan mijn collega’s. Deze lijst is zeker niet volledig… BWN: Hoe ziet u de oudere van vandaag in Brussel? Van de oudere in Brussel is zeker al geen sprake, he profiel van de Brusselse oudere is heel uiteenlopend. Niet alleen op vlak van van origine, maar ook van levenstandaard. Mijn gevoel is dat de autochtone mensen meer alleen wonen dan de allochtone mensen. Ik weet niet of dit te maken heeft met cultuur. Verder merk ik vooral dat de oudere van vandaag zolang mogelijk thuis wil blijven wonen. Met kleine zaken - iemand die een uurtje met je mee gaat winkelen bijvoorbeeld - los je dikwijls al heel wat op. Gelukkig heb je tegenwoordig projecten als zorgactieplan en okale dienstencentra die op deze vraag inspelen. Ik ben van mening dat de oudere van Brussel zich nog goed uit de slag trekt. Hij/zij is heel fier en wil eigenlijk zo lang mogelijk onafhankelijk zijn. Hierdoor is het soms net iets te laat vooraleer er aan de alarmbel wordt getrokken, maar krijg je ook mooie situaties van creativiteit en vindingrijkheid.
Mijn functie in dit geheel is, naast mijn werk als thuisverpleegkundige, dit systeem wat te coördineren. Dit doe ik door te zorgen voor de administratieve opvolging, werkplanningen op te stellen, netwerken uit te bouwen in Brussel. Dit laatste doen alle collega’s. Verder stel ik in samenspraak met collega’s de rondes
juli – sept 2011 • 49 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
We organiseren de zorg zodat dat we een goede balans kunnen bewerkstelligen tussen privé en werk.
BWN: Is deze oudere en de aanpak van de zorg de afgelopen vijf jaren geëvolueerd? Mijn persoonlijke overtuiging is dat er sinds vijf jaar al heel wat is veranderd. Een eerste evolutie is dat werk gemaakt is van centralisatie van gegevens van zorgverleners. Ik denk hierbij aan zorgzoeker, het Huis van Gezondheid, enzoverder. Zorgverleners vinden hierdoor sneller hun weg in het zorgaanbod en leggen vlotter contacten met elkaar. Verder merk ik op dat er in Brussel steeds minder Nederlandstalige ouderen zijn en dat de context multicultureler is. Dit is meteen de tweede evolutie, waar wij ook op dienen in te spelen.
auto rijden in Brussel is niet evident en tijdsintensief. Voeg daar de parkeerproblemen en bijhorende parkeerboetes aan toe. Dit alles maakt verplaatsingen en huisbezoeken bij cliënten erg stresserend. Het ‘Parking plus’ project is alvast een een goede aanzet, maar aan appartementsgebouwen is dit systeem niet haalbaar. Een oplossing voor mij is om vaste “hulpverlenersparkingplaatsen” te voorzien waarvoor je als thuisverpleger een gewestelijke registratie kan aanvragen. BWN: Hoe verloopt de samenwerkingen met organisaties als de lokale dienstencentra, dagverzorgingscentra,…? De samenwerking verloopt wat onze praktijk betreft zeer goed. We hebben heel wat contacten met wijkgezondheidscentra, lokale dienstencentra enzoverder. Het blijft wel een altijd durend en tijdsintensief proces om dit netwerk te onderhouden, ondermeer omwille van personeelswissels. Maar deze investering loont en na een tijdje ken je wel de weg in het kluwen. BWN: Hoe ziet u de toekomst in Brussel? Volgens mij is een wijkgerichte aanpak de enige manier om patiënten in Brussel te kunnen blijven verzorgen. Dit neemt het mobiliteitsprobleem een deel weg en kan het veiligheidsgevoel positief beïnvloeden. Om te zorgen dat mensen langer kunnen thuisblijven is het nodig dat er een goede zorgregie is. Enkel zo weten hulpverleners van elkaar en kunnen we patiënt optimaal omringen en verzorgen.
BWN: Merkt u dat ouderen sneller naar een rusthuis gaan? Hoewel ik gezegd heb dat ouderen onafhankelijker willen zijn, heb ik toch de indruk dat ouderen in Brussel sneller naar een rusthuis gaan. Meestal komt dit door dat ze alleen wonen en er niet direct een oplossing voor hun situatie is. Wat we ook veelvaststellen is dat mensen, na een ziekenhuisopname, direct naar een rusthuis gaan. Mijn ervaring is dat mensen dikwijls bang zijn en gezelschap willen. Een gebrek aan kennis over de mogelijkheden om langer thuis te blijven ligt hiervan meestal aan de basis. Mensen kunnen heel lang thuis wonen en veel is mogelijk. Als oudere moet je de mogelijkheden kennen en zien zoals maaltijden aan huis, poetsdienst, thuisverpleging, familiehulp, enzoverder. Ik ben dan ook grote voorstander van een goede zorgregie , dat is echt wel nodig.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
BWN: Welke knelpunten ziet u hier in Brussel als thuisverpleegkundige? De knelpunten hebben niet zozeer te maken met de zorgverstrekking zelf, wel met de minder fraaie kanten van een grootstad : het onveiligheidsgevoel dat leeft bij de thuisverplegers, , de mobiliteit zelf. Met de
• 50 • juli – sept 2011
Er is nog veel werk aan de winkel maar we zijn op de goede weg… BWN: Dat is een hele positieve noot om te einden, alvast bedankt voor dit interview.
Sofie Croenen
Home Info haalt ouderenmis(be)handeling uit de taboesfeer
T
wee jaar na de officiële start en naar aanleiding van de internationale dag ter bestrijding van ouderenmis(be)handeling op 15 juni, maakt het ‘Brussels Meldpunt Ouderenmis(be)handeling/Service d’Ecoute de Personnes Agées Maltraitées (SEPAM) de balans op van zijn werking.
Ouderenmis(be)handeling mag niet zonder meer gelijkgesteld worden met opzettelijke mishandeling. De “be” wijst er op dat het evenzeer kan gaan om niet bewuste handelingen of nalaten van handelingen die de oudere verdriet, pijn of kwaad berokkenen. Daarbij is er steeds sprake van een persoonlijke en/of professionele relatie tussen slachtoffer en diegene die mis(be)handelt. Gelukkig is er zelden sprake van zware of ernstige feiten. In de meeste gevallen gaat het over psychische mis(be)handeling en financiële mis(be)handeling. Niet elke melding vraagt om een interventie. De melders hebben vooral nood om te praten over de situaties die ze als ouderenmis(be)handeling ervaren. Luisteren vormt dan ook de eerste en belangrijkste opdracht van het meldpunt. De oproepen betreffen zowel ouderen in een residentiële voorziening als ouderen die thuis wonen. Mis(be)handeling in de thuissituatie speelt zich binnenskamers af. Het taboe is hier groter dan in een residentiële woonvorm waar er een grotere sociale controle is. Bij mis(be)handeling in de rusthuizen is de pleger een professionele hulpverlener, in de thuissituatie zijn het hoofdzakelijk de kinderen. Het slachtoffer is meestal een vrouw, tussen de 70 en 90 jaar.
verzorgende, een moeilijke familiale context, de toenemende afhankelijkheid en kwetsbaarheid van de oudere, beslissingen die – ook goed bedoeld - over het hoofd van de betrokkene worden genomen. Dit kan relaties tussen ouderen en de verzorgende of mantelzorgers onder druk zetten en ouderenmis(be) handeling in de hand werken. Ouderenmis(be) handeling duidt vooral op een relatie die ontspoort, veel minder op een opzettelijk en kwaadwillig kwetsen of mis(be)handelen van de oudere. Het meldpunt ijvert voor een verder doorbreken van het taboe rond ouderenmis(be)handeling aan de hand van een sensibiliseringsclip op You Tube.(http:// www.youtube.com/watch?v=pDhi70cogqw) De clip ‘de verjaardag’ begint met het eigen gedrag en de omgang met de oudere in vraag te durven stellen. Een boodschap die de clip, zelfs zonder woorden, sprekend brengt.
Wenst u meer informatie? Jaklien Vandermeulen Brussels Meldpunt Ouderenmis(be)handeling Lakensestraat 76 bus 1 1000 Brussel 02/220.30.80
[email protected] www.home-info.be
Olivia Vanmechelen Jaklien Vandermeulen
Een aantal factoren verhoogt het risico op ouderenmis(be)handeling: de overbelasting van de
juli – sept 2011 • 51 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
De evolutie in het aantal meldingen is opmerkelijk In 2009 waren er 548 meldingen. In 2010 steeg dit tot 857, waarvan 157 Nederlandstalige aanmeldingen. Deze forse stijging wijst op de ernst van de problematiek. Het maakt ook duidelijk dat het meldpunt steeds beter gekend is en er een grote bereidheid en alertheid is om problemen van ouderenmis(be)handeling te melden.
De regionale dienstencentra stellen zich voor
N
aast de lokale dienstencentra spelen de regionale dienstencentra (RDC) een belangrijke rol in het Brussels woonzorgverhaal. Een RDC heeft de volgende opdrachten:
•• Aan gebruikers, mantelzorgers en vrijwilligers van de regio informatieve en vormende groepsactiviteiten aanbieden, objectief advies verlenen over het volledige dienstenaanbod, dienstverlening binnen het bereik brengen. •• Organiseren en ondersteunen van vrijwilligerszorg •• Coördineren van het multidisciplinair overleg •• Begeleiden van gebruikers bij de aanpassing van hun woningen. •• In Brussel zijn er drie regionale dienstencentra actief. Hieronder stellen zij zich voor.
CM, thuis in zorg Woon je in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en ben je minstens 65 jaar of heb je een beperking? Dan kan je beroep doen op de klusjesdienst van de CMThuiszorgcentrale. Voor een democratische prijs kan je een klusjesman inhuren voor kleine klussen in huis en tuin. De CM-Thuiszorgcentrale heeft een uitgebreid aanbod.
op maat en kan jij zo lang mogelijk in de beste omstandigheden thuis blijven wonen.
Wil je meer info over de CM-Thuiszorgcentrale en haar diensten?
Je kan er ook terecht voor: •• verpleegkundige zorg aan huis •• poetshulp •• thuisoppas •• gezinszorg •• nachtzorg •• personenalarm •• woningadvies •• …
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Woningadvies? Onze ergotherapeuten staan klaar om je gratis advies te geven over hulpmiddelen die de dagelijkse activiteiten vergemakkelijken en over mogelijke woningaanpassingen. Voor een goede afstemming van de zorg organiseert de CM-Thuiszorgcentrale het overleg tussen de zorgafhankelijke persoon en zijn mantelzorgers en zorgverstrekkers. Zo realiseren wij de beste zorg
• 52 • juli – sept 2011
02 251 28 20
[email protected]
Thuiszorgcentrum van de socialistische mutualiteit
Regionaal dienstencentrum van de Liberale Mutualiteit
Het Thuiszorgcentrum van de Socialistische Mutualiteit van Brabant heeft per arrondissement een regionaal dienstencentrum (RDC), erkend door het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.
Het regionaal dienstencentrum van de Liberale Mutualiteit van Brabant is een centraal aanspreekpunt binnen de thuiszorg. Van hieruit wordt de thuiszorg georganiseerd rekening houdend met de behoeften, wensen, mogelijkheden en de steeds veranderende noden van de hulpvrager. Zowel gebruikers van thuiszorg, mantelzorgers, professionelen als vrijwilligers kunnen gratis bij het regionaal dienstencentrum terecht voor informatie, advies, begeleiding en vorming inzake thuiszorg.
Een regionaal dienstencentrum heeft drie grote opdrachten: •• verstrekken van advies: de centrumleider van het RDC kan een huisbezoek plannen, advies geven inzake dienstverlening in de thuiszorg, hulpmiddelen en woningaanpassing en hiervoor de nodige contacten uitvoeren •• coördineren van zorg aan huis: de centrumleider is verantwoordelijk voor het organiseren van een individueel patiëntgebonden multidisciplinair overleg, hetgeen de communicatie tussen de verschillende hulpverleners aan huis bevordert •• informatiesessies en vorming organiseren: het, al dan niet op vraag, organiseren van informatieve of vormende activiteiten voor gebruikers, mantelzorgers en vrijwilligers omtrent de thuiszorg relevante onderwerpen
Wil je meer informatie? Voor Brussel: Mussenstraat 17-19 Tel.: 078/15 60 30 Email:
[email protected]
Er wordt extra aandacht besteed aan zwaar zorgbehoevende personen. Ons concreet thuiszorgaanbod: verpleegkundige zorgen, kinesitherapie, pedicure, gezinszorg en poetsdienst, kraamzorg, maaltijden aan huis, dienst maatschappelijk werk, uitleendienst, noodoproepsysteem, incontinentiemateriaal, ziekenoppas en oppas zieke kinderen, vervoer met vrijwilligers, ergotherapie, woningaanpassing en hulpmiddelen, zorgcoördinatie, vormingsactiviteiten...
Voor meer info: Diest Thuiszorg Liberale Mutualiteit van Brabant Koninginnelein 51-52 1030 Brussel 02/209.49.75
[email protected] of RDC Halle Vondel 23 1500 Halle 02/356.85.88
juli – sept 2011 • 53 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Een regionaal dienstencentrum richt zich tot iedereen die problemen ondervindt of dreigt te ondervinden binnen de thuiszorgsituatie. Aan de hand van een huisbezoek wordt samen met de hulpbehoevende en zijn omgeving een oplossing gezocht om de thuiszorgsituatie een vlot verloop te laten kennen.
De thuiszorg onder de loep … werk aan de winkel
D
e woonzorgfilosofie vertrekt vanuit de idee dat ouderen en zorgbehoevenden zolang mogelijk thuis moeten kunnen blijven wonen. Zolang de ouderen nog voldoende zelfredzaam zijn, stelt er zich geen probleem. Is dat niet het geval, dan dienen ze de nodige ondersteuning te krijgen zodat ze alsnog thuis kunnen blijven wonen. Deze ondersteuning kan verschillende vormen aannemen: mantelzorg, medische zorg aan huis, huishoudelijke hulp, dienstverlening als maaltijden aan huis, klusjes, sociaal vervoer...
kwaliteitsvolle woonzorg… Geen kwaliteitsvolle woonzorg zonder mantelzorg en/ of een goed werkende thuiszorg. En bij dat laatste knelt het schoentje stevig. In Brussel zijn drie overheden bevoegd voor de thuiszorg: de GGC, de COCOF en de Vlaamse Gemeenschap. Vooral de Vlaams erkende thuiszorg is ondermaats uitgebouwd. Daar dient verandering in te worden gebracht. Daarom nam het Kenniscentrum Woonzorg Brussel de thuiszorg in de Brussel onder de loep. Het maakte een vergelijking tussen de thuiszorgdiensten die door de verschillende overheden worden gefinancierd, dit zowel inzake de programmatie als inzake het aanbod.
Het thuiszorglandschap in Brussel… Het Brussels thuiszorglandschap is erg versnipperd. Er valt weinig onderlinge afstemming te bespeuren.
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
De Vlaams erkende initiatieven zijn regionaal en werksoortgericht georganiseerd. Er bestaan elf verschillende werkvormen, die elk op zich kunnen bestaan: gezinszorg, thuisverpleging, lokale en regionale dienstencentra, oppashulp, logistieke hulp, dagverzorging … Er worden stimulansen gegeven voor een goede samenwerking tussen de verschillende diensten. Daarvoor zullen woonzorgnetwerken worden gecreëerd. De GGC erkende thuiszorg vertrekt vanuit een lokale benadering, waarbij de diensten bijna allemaal zijn ingebed in of gelinkt aan het OCMW of de gemeente. De COCOF hanteert een geïntegreerde en geclusterde dienstverlening, die vnl. wordt aangeboden door sterk uitgebouwde organisaties. Een voordeel van deze twee
• 54 • juli – sept 2011
werkwijzen is dat de onderlinge verbanden sterker zijn en dat de doorverwijzing vlotter verloopt. Deze aanpak neemt een aantal drempels naar extra ondersteuning weg. Tegelijkertijd komt de mogelijkheid van overconsumptie om de hoek loeren. Waar de gezinszorginitiatieven van de GGC en de COCOF zo goed als 100% van hun programmatie opgebruiken, komen de Vlaamse diensten niet eens aan 20% van de vooropgestelde norm. Nochtans zijn er bij de GGC en de COCOF wachtenden, maar ze raken niet tot bij de Vlaamse erkende diensten.
Afstemming met verschillende actoren Er is tussen deze verschillende organisaties haast geen samenwerking. Daar dient dringend aan gewerkt te worden. Er dient een strategie uitgewerkt te worden om de samenwerking met de OCMW’s en de gemeenten te optimaliseren. Ook een afstemming met de residentiële ouderenzorg is noodzakelijk. Het samenbrengen van verschillende organisaties die vanuit een van wijkgerichte werking gezamenlijk een gevarieerd aanbod bieden, kan hierbij een hulpmiddel zijn en een samenwerking faciliteren.
Gekend of niet gekend? Het aanbod van de Vlaams erkende thuiszorgdiensten is niet gekend, noch bij de gebruiker, noch bij de eerstelijnsgezondheidszorg of andere mogelijke doorverwijzers. Nochtans wordt er heel wat publiciteit gemaakt. Ze gebeurt echter niet gericht genoeg. De communicatie is pas efficiënt wanneer deze bij de doorverwijzer, de mantelzorger of de gebruiker toekomt op het moment deze een dienst nodig heeft. Daarom
is het belangrijk dat de eerstelijnsgezondheidswerkers de thuiszorgdiensten beter leren kennen. Zij zijn de vertrouwensfiguren van de gebruikers en kunnen hen naar de dienstverlening toeleiden.
ondermaats uitgebouwd. Een groot contrast met de briljante cijfers waarmee de MIVB enige tijd geleden nog uitpakte. Welke beleidsverantwoordelijke is bereid hier terdege werk van te maken?
Zorgcontinuiïteit en zorggarantie
Kleine dingen maken grote zaken Belendende actoren als klusdiensten of sociaal vervoer zijn ontzettend belangrijk. Al dan niet een lamp vervangen kan het verschil maken tussen een veilige of een onveilige woning. Nu en dan afgehaald worden en naar het dagverzorgingscentrum worden gebracht, maakt dat iemand niet de stap naar een woonzorgcentrum hoeft te zetten. Betaalbaar sociaal vervoer is in Brussel een heikel punt. Voor gebruikers die niet meer op eigen kracht tot aan een halte kunnen, maar thuis moeten worden opgehaald, is het aanbod
Wie interesse heeft in de studie De thuiszorg onder de loep. Hoe de ontwikkeling van de woonzorgzones een meerwaarde kan bieden?, kan deze bestellen via
[email protected].
Het is de bedoeling dat de vragen en noden van de gebruiker van woonzorg verder in kaart worden gebracht en dat er nagedacht wordt hoe de verschillende woonzorgactoren tegen 2020 hierop een kwalitatief en performant antwoord kunnen bieden. Woonzorgactoren, gebruikers, werkers en specialisten zullen worden uitgenodigd om de beleidsverantwoordelijken verder richting te geven over de aanpak van het vergrijzingsthema in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. De voorbereidingen zijn gestart. Je hoort er nog van. Herwig Teugels
juli – sept 2011 • 55 •
BRUSSELS WELZIJNSNIEUWS
Wanneer de cliënt de nodige zorgen krijgt, ontbreekt het vaak aan zorgcontinuïteit en zorggarantie. De zorgverstrekker of dienstverlener daagt niet op, en zijn organisatie kan niet instaan voor een vervanger. Voor gebruikers die de ondersteuning nodig hebben om zich te kunnen handhaven in hun thuissituatie is dit nefast. Een kwalitatieve thuiszorg veronderstelt dat de gebruiker centraal staat en de hem toegezegde dienstverlening krijgt. Een degelijke monitoring kan hier een wezenlijk verschil maken, evenals het aanbieden van hulpmiddelen en innovatieve zorgtechnologieën. Domotica, zorg op afstand of digitale communicatiemiddelen kunnen bijdragen aan een betere zorg voor mensen. Hier ligt in Brussel nog een groot braakliggend terrein.
Om de evoluties in de ontwikkeling van de woonzorgzones op de voet te volgen en verdere lijnen naar de toekomst uit te tekenen, plannen de ministers Vandeurzen, Smet en Grouwels einde 2012 een statengeneraal woonzorg Brussel. Het is de bedoeling dat de vragen en noden van de gebruiker van woonzorg verder in kaart worden gebracht en dat er nagedacht wordt hoe de verschillende woonzorgactoren tegen 2020 hierop een kwalitatief en performant antwoord kunnen bieden. Woonzorgactoren, gebruikers, werkers en specialisten zullen worden uitgenodigd om de beleidsverantwoordelijken verder richting te geven over de aanpak van het vergrijzingsthema in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
… over wonen met zorg en zorg voor wonen…
De voorbereidingen zijn gestart. Je hoort er nog van.
Herwig Teugels
Met dank aan… Herwig, Isabelle, Sophie, Dorrit, Nelle, Mariëlla, Emmanuel, Kathy, Paul, Jaklien, Mark, Erika, Joeri, Isabelle,Peter, Kamiel, An, Conny, Ingeborg, Chris, Olivia, Freddy en de zestien centrumleiders Els en Sofie