1
PROJECTHANDLEIDING BOL- MZ ¾ Doe iets! In dit project staan activiteiten centraal. Die activiteiten kunnen zowel werkzaamheden zijn (bijv. de sociale werkplaats of werken in de supermarkt) als dagelijkse of wekelijkse activiteiten, zoals naar een cursus gaan of boodschappen doen. Vroeger bepaalden de instellingen waar cliënten wonen welke activiteiten bewoners moesten doen. Tegenwoordig staat de individuele zorgvraag centraal en beslist de individuele cliënt, als dat mogelijk is, welke activiteiten hij of zij doet. Dit heet: "Zorg op Maat'. Om ‘Zorg op Maat te kunnen bieden moet je goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden en beperkingen die de cliënt heeft. Ook moet je weten wat de hulpvraag van de cliënt is. Je leert in dit project om uit te gaan van de behoefte van de cliënt zelf. Daarvoor heb je kennis en vaardigheden nodig. Kennis over de ‘mogelijkheden en beperkingen van de cliënt’ en de vaardigheid om goed te observeren. We bekijken het aanbod aan werk en activiteiten voor de cliënten in de regio. Wat zijn de vereisten voor de cliënt om hieraan mee te kunnen doen? En hoe worden de cliënten gestimuleerd? Is er een sociaal systeem (= netwerk) om de cliënt heen waar je als medewerker gebruik van kunt maken bij het uitvoeren of organiseren van de activiteiten? Wat is een netwerk en hoe breng je dat in kaart? Ten slotte is het van belang dat jij de cliënt begeleidt bij het gaan naar of bij het uitvoeren van activiteiten. Jouw ondersteuning (ook wel “regie” genoemd) heeft als uitgangspunt dat de cliënt zoveel mogelijk zelf kan bijdragen aan de eigen invulling van een zinvolle dagbesteding. Prestaties: Maak de opdrachten die horen bij Workshop 2, Doelgroepanalyse, nl.: een doelgroepanalyse (2A), een observatieverslag (2B)en een netwerktekening (2C) (alleen voor niv.4 leerlingen). Maak de opdrachten die horen bij Workshop 4, Activiteitenmethodiek, nl.: een activiteiteninventarisatie (4A), een activiteitenevaluatie (4B), een activiteitenplattegrond (4C) een activiteitenplan (4D) (alleen niv.4 leerlingen). Maakt de toets: Mogelijkheden en Beperkingen. Schrijf een evaluatierapport (Bijlage 3) en lever dat in bij je Loopbaanbegeleider aan het eind van de periode. Schrijf een STARR. Voer alle opdrachten van de Praktijkkaart uit. Presenteer opdracht 2C
BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
2 Er wordt een onderscheid gemaakt in niveau 3 en niveau 4. Bovenaan de opdrachten staat vermeld om welk niveau het gaat. • • •
Je werk is geschreven in correct Nederlands. Je werk zit in een snelhechter. Je hebt je doelgroepanalyse, een observatieverslag en je activiteitenmap gepresenteerd in je stamgroep, op een manier die helder, verstaanbaar en boeiend is.
In de presentatie heb je in 10 minuten de opbrengst van opdracht 2C verteld/laten zien: Literatuur: Thiememeulenhoff Ontwikkeling en opvoeding Thiememeulenhoff Zorg bij gezondheid, ziekte en ongeval Thiememeulenhoff Aanbieden van activiteiten in de maatschappelijke zorg
Feedback: Je krijgt feedback op alle onderdelen van je prestatie, van de stamgroep en je loopbaanbegeleider. Van je praktijkbegeleider krijg je feedback op de activiteiten die je op je stage uitvoert. Daarnaast krijg je persoonlijke feedback van je coach op je competenties.
Plaats van prestatie: School en praktijk
WORKSHOP 1: Introductie Om een prestatie te kunnen leveren moet je weten wat je precies moet doen. De volgende vraag staat in deze workshop dan ook centraal: begrijp ik wat er in dit project van mij wordt verwacht? Je krijgt informatie over het project en de prestatie die je moet leveren. Resultaat: • Je bent op de hoogte van de inhoud van het project. • Je bent op de hoogte van de inhouden van de workshops. Duur: 1 x 2 lesuren
BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
3
WORKSHOP 2: Doelgroepanalyse Om je doelgroep te leren kennen ga je informatie verzamelen. Je doet dat door goed te observeren en daarvan een observatieverslag te maken. Je gaat ook andere informatiebronnen raadplegen, zoals bijvoorbeeld begeleidingsplannen, of het POP (persoonlijk ontwikkelingsplan) of verslagen over de cliënten. Verder ga je in gesprek met je collega’s of andere deskundigen die je iets kunnen vertellen over de cliënten. Zo vorm je je een beeld van de situatie en de wensen en mogelijkheden van de cliënten. Je onderzoekt de lichamelijke, de sociaal/emotionele en cognitieve mogelijkheden en beperkingen van de cliënten. Literatuur: Methodiek van Begeleiden, pagina 103 t/m 132 De professionele werker in de maatschappelijke zorg, pagina 148 t/m 150. Inhoud: - Observeren - Observatieverslag schrijven - Hulpvraag inventariseren - Doelgroepanalyse schrijven - Netwerktekening Resultaat: Opdracht 2A, 2B en 2C
WORKSHOP 3: Mogelijkheden en Beperkingen Wat betekent het om dementie te hebben? Wat is autisme? Welke niveaus onderscheid je bij verstandelijk gehandicapten? Dat zijn belangrijke vragen die je verdieping geven in de ziektebeelden van je cliënten. Wanneer je meer weet over de oorzaken, symptomen, prognoses en behandelingen van diverse aandoeningen kun je de cliënten beter begrijpen en begeleiden. Literatuur Thiememeulenhoff Zorg bij gezondheid, ziekte en ongeval p.105-194 p.135-156, Thiememeulenhoff Ontwikkeling en opvoeding p.199-312 Inhoud: • Verstandelijke en lichamelijke beperkingen • Geheugen • Dementie, oorzaken en hoe ermee om te gaan • Autisme, syndroom van Down, ADHD, oorzaken en hoe ermee om te gaan
BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
4 Resultaat: • Je kent de oorzaken van dementie, autisme, syndroom van Down en ADHD en weet hoe je met cliënten met deze aandoeningen/beperkingen om moet gaan. Toets Ziekte en Beperkingen. In de toets zal worden gedifferentieerd naar niveau 3 en 4. De toets moet met een voldoende worden afgesloten.
WORKSHOP 4: Activiteitenmethodiek Wanneer je een idee hebt van de mogelijkheden en de beperkingen van de cliënten kun je leuke en passende activiteiten bedenken. In je werk met cliënten is het belangrijk dat je mee kunt gaan in hun belevingswereld. Sommige ouderen vinden het fijn om over vroeger te praten en je zult merken dat ze zich nog heel veel van vroeger kunnen herinneren, zelfs als ze dement zijn. Door middel van reminiscentie en belevingsgerichte zorg gebruik je de herinneringen van je cliënten om passende activiteiten met ze uit te voeren. Door middel van zintuiglijke prikkels (werken met geuren, voorwerpen van vroeger, muziek) kun je hun herinneringen opwekken. Ook als je werkt met verstandelijk gehandicapten maak je gebruik van zintuigprikkeling. Hoe meer zintuigen er ingeschakeld worden hoe meer plezier deze doelgroep beleeft aan een activiteit. Jij bent degene die de cliënt direct begeleidt in het uitvoeren van activiteiten en/of stimuleert om aan activiteiten mee te doen. Belangrijk is, dat jij weet waarom het doen van deze specifieke activiteiten voor deze cliënt zinvol is. En dat jij weet hoe de activiteit uitgevoerd wordt, wat voor hulpmiddelen jij daarbij kunt gebruiken voor een cliënt en dat je weet hoe je een cliënt erbij kunt betrekken.
Inhoud: • • • • •
Visie op activiteiten Activiteiten Interesselijst Reminiscentie Realiteitsoriëntatie benadering (R.O.B/R.O.T) Belevingsgerichte zorg
Resultaat: • • •
Je hebt opdracht 4A, 4B, 4C en 4D (niv. 4) gemaakt. Je hebt een visie op activiteiten voor je doelgroep. Je kent de inhoud van de begrippen Reminiscentie, R.O.B/R.O.T en belevingsgerichte zorg
Literatuur: Thiememeulenhoff Aanbieden van activiteiten in de maatschappelijke zorg
BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
5
Opdrachten bij Workshop 2 Opdracht 2A: Doelgroepanalyse Niveau 3 en 4: Om met je groep te kunnen werken, is het belangrijk deze goed te kennen. Aan de hand van een doelgroepanalyse ga je heel nauwkeurig je doelgroep beschrijven. Je geeft antwoord op de items die voor jouw doelgroep relevant zijn. Je hoeft dus niet alles te beantwoorden. Als er sprake is van cliënten, dan kunnen dat kinderen, jongeren, volwassenen, ouderen en/of mensen met een verstandelijke beperking zijn. 1. Aantal cliënten. 2. Leeftijd en sekse. 3. Woonplaats/woonwijk 4. Gezins- en leefsituatie van vroeger en nu 5. Normen/waarden/rolpatronen 6. Opleidingsniveau 7. Culturele en/of religieuze achtergronden 8. Specifieke handicaps 9. Economische situatie/functie 10. Interesses/hobby"s/vrije tijd/wensen of behoeften aan activiteiten 11. Toekomstperspectief 12. Reden en duur van verblijf 13. Medicijngebruik/bijzondere voeding 14. Therapieën 15. Waarom bezoeken de cliënten de instelling? 16. Wat zijn de lichamelijke kenmerken van je doelgroep? Denk daarbij aan: lichamelijke groei of achteruitgang, motorische ontwikkeling en zintuiglijke ontwikkeling. Wat kunnen ze? Wat kunnen ze nog niet? Wat kunnen ze niet meer? 17. Wat zijn de cognitieve kenmerken van je doelgroep? Denk daarbij aan hun verstandelijke ontwikkeling, taalontwikkeling, ontwikkeling of achteruitgang van denken en geheugen, magisch en animistisch denken. Wat kunnen ze? Wat kunnen ze nog niet? Wat kunnen ze niet meer? 18. Wat zijn de sociale kenmerken van de leden van je doelgroep. Denk daarbij aan ontwikkeling van de omgang met anderen, ontwikkeling van acceptatie van anderen, de ontwikkeling van het geweten en het sociale gedrag. Wat kunnen ze? Wat kunnen ze nog niet? Wat kunnen ze niet meer? 19. Wat zijn de persoonlijkheidskenmerken van je doelgroep? Denk daarbij aan vorming van eigen identiteit, ontwikkeling van de eigen wil, de eigen opvatting, de ontwikkeling van rolgedrag. Wat kunnen ze? Wat kunnen ze nog niet? Wat kunnen ze niet meer? 20. Wat zijn de emotionele kenmerken van je doelgroep? Denk daarbij aan ontwikkeling van gevoelens, van basisvertrouwen en veiligheid. Wat kunnen ze? Wat kunnen ze nog niet? Wat kunnen ze niet meer? 21. Wat zijn de kenmerken van de seksuele ontwikkeling van je doelgroep? Denk daarbij aan de ontwikkeling van seksueel gedrag. De ontwikkeling van lichaam lustbeleving en de ontwikkeling van waardering voor eigen lichaam. Wat kunnen ze? Wat kunnen ze nog niet? Wat kunnen ze niet meer? 22. Wat zijn de kenmerken van hun spel? Denk daarbij aan individueel spel, parallelspel en samenspel, de voorkeur voor bepaald spel en/of speelgoed, sport/buitenspel, gezelschapsspel. Wat kunnen ze? Wat kunnen ze nog niet? Wat kunnen ze niet meer? BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
6
Opdracht 2B: Observatieverslag Niveau 3 en 4: Kies in overleg met je praktijkbegeleid(st)er één cliënt die je een tijdje gaat observeren. Observeer deze cliënt in minimaal drie verschillende situaties. Je maakt van één cliënt dus drie observatieverslagen, waarvan minimaal 1 beschrijvende observatie. Daarnaast kies je 1 of meer andere methodes. Een observatieverslag maak je volgens de richtlijnen van pagina 115, Methodiek van Begeleiden. -
Formuleer daarna in je eigen woorden wat jou is opgevallen wat betreft wensen en hulpvragen van de cliënt. Formuleer op basis van jouw observatie en op basis van hetgeen je hebt gelezen een (nieuwe) hulpvraag voor de cliënt.
Deze opdracht staat ook beschreven op de praktijkkaart. Jouw praktijkopleider tekent deze af.
Opdracht 2C: Alleen Niveau 4: Netwerktekening maken en interpreteren Voor het maken van een netwerktekening gebruik je de informatie uit: De professionele werker in de maatschappelijke zorg, pagina 148 t/m 150. 1 2
Maak een netwerktekening van een cliënt waar je goed contact mee hebt. Bekijk achteraf de netwerktekening en geef zelf antwoord op de volgende vragen:
-
Welk deel van het netwerk is goed gevuld met contacten? Welk deel vind je ‘mager’ gevuld? Hoe beleeft de cliënt zijn contacten denk je? Weet je of de cliënt wensen heeft t.a.v. zijn contacten? Zo ja, welke? Welke al bestaande contacten zou je kunnen ‘gebruiken’ om uit te breiden? Is er sprake van fysieke, functionele en sociale integratie van de cliënt? Geef van elke soort integratie voorbeelden als die er zijn. Wat voor rol hebben de activiteiten die de cliënt nu doet voor het hebben van contacten? Kun je activiteiten gebruiken voor het bevorderen van contacten? Welke? Heeft de cliënt behoefte aan sociale integratie denk je? Waarom wel, waarom niet? Heeft deze opdracht je zicht op de cliënt verdiept of veranderd? Waarom niet, waarom wel?
-
BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
7
Opdrachten bij Workshop 4 Activiteitenmethodiek: Alle opdrachten verzamel je in een Activiteitenmap.
Opdracht 4A: Inventarisatie. Niveau 3 en 4: Inventariseer de activiteiten van 1 cliënt van je eigen stage-instelling gedurende 1 maand. Vul daarna onderstaand schema in:
Observatieperiode: Soort activiteit (wat)
Doelstelling(en) (waarom)
BBL MZ-project 'Doe iets
Waar en Hoe? Aantal dagdelen Instelling en plaats per Vervoer via: maand
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
8
Opdracht 4B: Activiteiten-evaluatie Niveau 3 en 4: Onderzoek de activiteiten die de cliënt van opdracht 4A gedaan heeft aan de hand van onderstaande punten: Datum laatste begeleidingsplan van de cliënt: 1. Welke afspraken staan er in het begeleidingsplan van de cliënt over activiteiten en met welke doelstelling? Afspraken: Doelstelling: a.
b.
c.
d.
e.
2. Komen alle activiteiten uit de inventarisatie (Opdracht 4A) overeen met de afspraken hierover in het begeleidingsplan? Ja of nee? Zo niet; welke activiteiten dan niet? Geef je mening hierover, met argumenten.
3. Komen de doelen van de activiteiten overeen met de doelen in het begeleidingsplan van de cliënt? Ja, nee of mist er iets? Geef je mening met argumenten.
4.Wat zou jouw inbreng in de volgende bespreking zijn als je belangenbehartiger van deze cliënt was? Voortgaan met dezelfde activiteiten, veranderen? Geef jouw mening met argumenten.
BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
9 Opdracht 4C: Activiteitenplattegrond regio Niveau 3 en 4: Voor dit deel van de verzamelmap maken jullie als klas samen een ‘plattegrond’ van alle initiatieven op het gebied van activiteiten in de regio Gooi en Vechtstreek. Deze plattegrond presenteren jullie vervolgens als klas aan de loopbaanbegeleider. Jullie gaan dus met elkaar overleggen en de presentatie met elkaar organiseren. Iedereen draagt bij aan een goede samenwerking. In de uren LBB kunnen jullie met elkaar overleggen, afspraken maken en de presentatie voorbereiden. Als jullie binnen jullie klas vervolgens ook met subgroepjes willen gaan werken, maakt ieder subgroepje weer een eigen taakverdeling en planning. Deze taakverdeling en planning bespreken jullie met je loopbaanbegeleider. •
Deel de regio in verschillende stukken en verdeel deze stukken over de deelnemers in de klas. Houd rekening met het feit dat bijvoorbeeld in een stad als Hilversum de ‘stukken’ veel kleiner moeten zijn dan in een dunbevolkt gebied.
•
Beschrijf voor jouw stukje regio de instellingen voor (werk)activiteiten die er zijn voor cliënten. Elke instelling wordt beschreven aan de hand van de richtlijnen in Bijlage 1.
•
Bedenk samen met je klas hoe jullie het gezamenlijke overzicht van de activiteiten in de regio gaan presenteren (bijvoorbeeld wandkaart, website). Deze presentatie voldoet aan de richtlijnen van Bijlage 2.
•
Stel vragen aan je loopbaanbegeleider als je iets niet begrijpt.
•
Bereid je voor op de presentatie.
BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
10 Bijlage 1: Activiteitenkaart Ingevuld door: Naam:
Klas:
Datum:
Ruimte om in te vullen. Naam en adres instelling
Activiteiten op het gebied van: Vorming/scholing Werken Vrije tijd
Doelstelling(en); bijv: In stand houden van bestaande mogelijkheden Zelfstandigheid bevorderen Inkomsten verwerven Ontspanning Vorming/ontplooiing Voor wie bedoeld; nl: - leeftijdsindicatie - doelgroep - specifieke kenmerken: bijv. demente mensen niet verder dan 1e fase dementie (voor R.O.B.), of rolstoelrijders (voor rolstoelbalspel) - ….. - …..
Opmerkingen/Bijzonderheden:
BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
11
Bijlage 2. De activiteiten-plattegrond voldoet aan de volgende richtlijnen: 1) De plattegrond bestrijkt het hele gebied Gooi en Vechtstreek; nl. de gemeenten Baarn, Bussum, Hilversum, Huizen en Weesp. 2) De plattegrond is overzichtelijk qua soorten activiteiten. 3) De plattegrond is overzichtelijk qua plek van de activiteiten. 4) De plattegrond is overzichtelijk voor de doelgroep waarvoor de activiteiten bestemd zijn. 5) De plattegrond mag voor de verschillende doelgroepen verschillend zijn, bijv. deel A voor ouderen, B voor jongere mensen met een beperking, C voor …… 6) Het gaat om een overzicht. Details staan in de activiteitenkaarten (Bijlage 1).
BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
12
Opdracht 4D: Activiteitenplan Alleen Niveau 4: Je hebt onderzocht wat er in het Zorgplan/ Begeleidingsplan van één cliënt staat betreffende behoefte en/of hulpvraag van de cliënt. Dat kunnen meerdere doelstellingen zijn, bijvoorbeeld: - Een doelstelling die te maken heeft met zinvolle dagbesteding. - Een doelstelling die te maken heeft met persoonlijke verzorging - Een doelstelling op het gebied van wonen en huishouden Bedenk nu zelf een activiteit die je met de cliënt gaat uitvoeren. Deze activiteit moet aansluiten bij een doel/de doelen uit het Begeleidingsplan. Voer de activiteit uit. 1.
Beschrijf wat voor activiteit je uit gaat voeren.
2.
Beschrijf de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt als het gaat om het uitvoeren van de activiteit. Wat moet de cliënt kunnen om aan deze activiteit mee te kunnen doen? Beschrijf dit punt uitvoerig. wat moet de cliënt lichamelijk kunnen? wat moet de cliënt op cognitie niveau kunnen? wat wordt er van de cliënt verwacht op sociaal/emotioneel niveau?
3.
Wat is het doel/zijn de doelen van de activiteit? Formuleer dit doel volgens de SMART-methode.
4.
Waar ga je de activiteit uitvoeren?
5.
Hoe deel je de ruimte in?
6.
Hoeveel begeleiding heb je nodig bij de activiteit?
7.
Hoe lang duurt de activiteit? Zorg er voor dat de tijdsduur past bij de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt.
8.
Hoe en wanneer ga je de activiteit voorbereiden. Maak een tijdsplanning.
9.
Hoe bereid je de cliënten voor op de activiteit? Denk daarbij weer aan de beperkingen van de cliënt.
10.
Op welk tijdstip ga je de activiteit uitvoeren?
11.
Welke materialen heb je nodig?
12.
Wat zijn de kosten van deze activiteit en wie betaalt het?
13.
Hoe ga je de activiteit begeleiden?
14.
Hoe ga je de activiteit afronden?
15.
Evalueer de activiteit. Wat ging goed? Wat ging niet goed? Wat doe je in het vervolg anders? Verwerk deze punten in een evaluatieverslag.
BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
13
STARR-FORMULIER Niveau 3 en 4: Dit STARR formulier moet worden ondertekend door je praktijkbegeleid(st)er. Je schrijft een STARR over Werkproces 2.3. Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding. Competentie: Begeleiden. Naam: klas: datum: Situatie: Beschrijf een concrete beroepssituatie. Wat was de situatie? Waar vond de situatie plaats? Wanneer vond de situatie plaats? Wat gebeurde er precies? Wie waren er bij? Taak: Beschrijf wat jouw taak was in die situatie. Activiteiten: Beschrijf concreet de activiteiten die je hebt uitgevoerd: Wat heb je gedaan/gedaan Hoe was het gedrag van de anderen? Hoe heb je gereageerd op het gedrag van de anderen? Resultaat: Wat is/zijn de resulta(a)t(en)? Reflectie: Reflecteer op je eigen handelen. Wat voelde je? Wat hielp je? Wat belemmerde je? Wat dacht je? Wat lukte goed? Wat heb je geleerd? Waar ben je (on)tevreden over? Leerdoel: Hoe wil je de competentie: Begeleiden verder ontwikkelen? Welke leerdoelen hierover neem je op in je P.O.P.? Handtekening praktijkbegeleid(st)er: Handtekening loopbaanbegeleider:
BBL MZ-project 'Doe iets
datum: datum:
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
14
Projectformulier BOL MZ 'Doe iets'! Naam:
Klas:
Loopbaanbegeleider:
Product
Competentie Beoordelingscriteria 1.1 Inventariseert de hulpvragen van de cliënt Aandacht en begrip tonen
Onderzoeken
Je toont belangstelling voor, toont betrokkenheid bij, luistert actief, vraagt door bij de cliënt (en het cliëntsysteem). Ze geven je de informatie die je nodig hebt en voelen zich door jou begrepen. Je gebruikt verschillende bronnen om informatie te verzamelen. Je hebt een volledig beeld van de situatie en wensen van de cliënt
2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding Begeleiden Je creëert activiteiten waarbij de cliënt uitdagingen aangaat gericht op zijn ontwikkeling. Je stimuleert de sociale ontwikkeling van de cliënt door regelmatig constructieve feedback over zijn functioneren te geven. Je motiveert de cliënt om moeilijkheden te overwinnen, zodat de cliënt leert omgaan met anderen, met (gedrags)regels en normen en waarden. De zelfredzaamheid van de cliënt ten opzicht van dagbesteding wordt bevorderd of blijft behouden. Aandacht en begrip tonen Je hebt inzicht in de gevoelens van de cliënt, waardoor je hem door moeilijke of lastige periodes heen helpt. De cliënt groeit in zijn ontwikkeling, blijft gemotiveerd om te werken aan zijn ontwikkeling, of accepteert dat ontwikkeling niet (meer) mogelijk is. Materialen en middelen Je kiest geschikte middelen en materialen voor de activiteiten die je gaat uitvoeren. inzetten Je gaat zorgvuldig om met deze materialen en middelen. Je zorgt ervoor dat ze goed onderhouden zijn. De activiteiten passen bij het doel dat je wil bereiken en bij de doelgroep waarmee je werkt. Zo kunnen de gestelde doelen gerealiseerd worden. Plannen en organiseren Je brengt de activiteiten die je uit gaat voeren ruim van tevoren in kaart. Je maakt een planning voor je werkzaamheden. De activiteiten kunnen op de geplande tijd en plaats doorgang vinden. De benodigde middelen en menskracht zijn aanwezig.
BBL MZ-project 'Doe iets
Datum:
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
2A, 2B en 2C
Uitvoering van activiteit
Opdracht 4A, 4B en 4C.
O/V
15 Niv. 4: 1.3 Specificeert het Begeleidingsplan tot een Activiteitenplan Formuleren en Het activiteitenplan is op een logische, gestructureerde wijze opgebouwd. Je formuleert Opdracht 4D Rapporteren vlot en bondig. Je maakt duidelijk onderscheid in hoofd –en bijzaken. het activiteitenplan Activiteiten-plan is begrijpelijk en richtinggevend voor de begeleiding van de cliënt. Vakdeskundigheid Je maakt een keuze voor bepaalde activiteiten en begeleidingsvormen op basis van de toepassen gegevens die je hebt verzameld. Je activiteitenplan is gebaseerd op kennis van de activiteiten begeleiding. Het activiteitenplan draagt bij aan het realiseren van de doelstellingen uit het ondersteuningsplan. Plannen en organiseren Je stelt duidelijke en realistische doelen. Je plant en prioriteert de activiteiten, waarbij je rekening houdt met de tijd. Het Activiteitenplan is uitvoerbaar en sluit aan bij de mogelijkheden van de cliënt en van de organisatie. Op de behoeften en Je vertaalt –zo mogelijk met de cliënt- wensen en mogelijkheden van de cliënt in verwachtingen van de concrete activiteiten. Het Activiteitenplan sluit aan bij de leeftijd, achtergrond, klant richten ontwikkelingsfase van de cliënt. De cliënt kan zich vinden in de ondersteuning die er geboden wordt. 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning Aandacht en begrip tonen Je vraagt de cliënt en andere betrokkenen naar hun ervaringen, ideeën en gevoelens. STARR Je luistert daar aandachtig naar. Je zorgt er voor dat je deze informatie inbrengt bij de evaluaties. Analyseren Je haalt uit alle gegevens die je verzamelt (gesprekken, observaties) de belangrijkste informatie. Je concludeert op basis hiervan of de geboden opvang en begeleiding voldoen. Ook concludeer je of er voldoende voortgang is. Je komt zonodig met haalbare oplossingen. Zo kan de opvang en begeleiding (in overleg), als het nodig is, bijgesteld worden. Formuleren en rapporteren Je verwerkt alle benodigde gegevens en scheidt de hoofd -en bijzaken, zodat je een kernachtig evaluatieverslag kan schrijven.
Projectformulier BOL MZ – versneld, Project 'Doe iets'. Naam:
BBL MZ-project 'Doe iets
Klas:
Loopbaanbegeleider:
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
Datum:
16
Praktijkkaart BOL MZ 'Doe iets'! Naam: Klas: Praktijkbegeleider: Datum: Praktijkopdracht 1 Niv. 3 Kies in overleg met je praktijkbegeleider een cliënt uit met wie je een activiteit gaat uitvoeren. Het gaat hierbij om een activiteit op het gebied van dagbesteding. Evalueer de uitgevoerde activiteit met je praktijkbegeleider en schrijf daarover een STARR (over de competentie: Begeleiden) Niv. 4 Kies in overleg met je praktijkbegeleider een cliënt uit met wie je een activiteit gaat uitvoeren. Het gaat hierbij om een activiteit op het gebied van dagbesteding. Maak een activiteitenplan om de activiteit goed voor te bereiden volgens de richtlijnen van opdracht 4D. Voer de activiteit uit. Evalueer de uitgevoerde activiteit met je praktijkbegeleider en schrijf hierover een STARR. Praktijkopdracht 2 Schrijf een doelgroepanalyse, een observatieverslag en een netwerktekening (zie opdracht 2A, 2B en 2C van de projecthandleiding)
Competentie
Product
Beoordelingscriteria
1.1 Inventariseert de hulpvragen van de cliënt Aandacht en begrip tonen Je toont belangstelling voor, toont betrokkenheid bij, luistert actief, vraagt door bij de cliënt (en het cliëntsysteem). Ze geven je de informatie die je nodig hebt en voelen zich door jou begrepen. Onderzoeken Je gebruikt verschillende bronnen om informatie te verzamelen. Je hebt een volledig beeld van de situatie en wensen van de cliënt 2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding Begeleiden Je creëert activiteiten waarbij de cliënt uitdagingen aangaat gericht op zijn ontwikkeling. Je stimuleert de sociale ontwikkeling van de cliënt door regelmatig constructieve feedback over zijn functioneren te geven. Je motiveert de cliënt om moeilijkheden te overwinnen, zodat de cliënt leert omgaan met anderen, met (gedrags)regels en normen en waarden. De zelfredzaamheid van de cliënt ten opzicht van dagbesteding wordt bevorderd of blijft behouden.
BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
Opdracht 2A, 2B, 2C
Uitvoering activiteit
O/V
17 Aandacht en begrip tonen
Je hebt inzicht in de gevoelens van de cliënt, waardoor je hem door moeilijke of lastige periodes heen helpt. De cliënt groeit in zijn ontwikkeling, blijft gemotiveerd om te werken aan zijn ontwikkeling, of accepteert dat ontwikkeling niet (meer) mogelijk is. Materialen en middelen Je kiest geschikte middelen en materialen voor de activiteiten die je gaat uitvoeren. inzetten Je gaat zorgvuldig om met deze materialen en middelen. Je zorgt ervoor dat ze goed onderhouden zijn. De activiteiten passen bij het doel dat je wil bereiken en bij de doelgroep waarmee je werkt. Zo kunnen de gestelde doelen gerealiseerd worden. Plannen en organiseren Je brengt de activiteiten die je uit gaat voeren ruim van tevoren in kaart. Je maakt een planning voor je werkzaamheden. De activiteiten kunnen op de geplande tijd en plaats doorgang vinden. De benodigde middelen en menskracht zijn aanwezig. Niv. 4: 1.3 Specificeert het Begeleidingsplan tot een Activiteitenplan Formuleren en Het activiteitenplan is op een logische, gestructureerde wijze opgebouwd. Je formuleert Opdracht 4D Rapporteren vlot en bondig. Je maakt duidelijk onderscheid in hoofd –en bijzaken. Het activiteitenplan Activiteitenis begrijpelijk en richtinggevend voor de begeleiding van de cliënt. plan Vakdeskundigheid Je maakt een keuze voor bepaalde activiteiten en begeleidingsvormen op basis van de toepassen gegevens die je hebt verzameld. Je activiteitenplan is gebaseerd op kennis van de activiteiten begeleiding. Het activiteitenplan draagt bij aan het realiseren van de doelstellingen uit het ondersteuningsplan. Plannen en organiseren Je stelt duidelijke en realistische doelen. Je plant en prioriteert de activiteiten, waarbij je rekening houdt met de tijd. Het Activiteitenplan is uitvoerbaar en sluit aan bij de mogelijkheden van de cliënt en van de organisatie. Op de behoeften en Je vertaalt –zo mogelijk met de cliënt- wensen en mogelijkheden van de cliënt in verwachtingen van de concrete activiteiten. Het Activiteitenplan sluit aan bij de leeftijd, achtergrond, klant richten ontwikkelingsfase van de cliënt. De cliënt kan zich vinden in de ondersteuning die er geboden wordt. 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning Aandacht en begrip tonen Je signaleert of de cliënt en andere betrokkenen tevreden zijn over de geboden zorg en STARR begeleiding. Je zorgt er voor dat je deze informatie inbrengt bij de evaluaties. Analyseren Je haalt uit alle gegevens die je verzamelt (gesprekken, observaties) de belangrijkste informatie. Je concludeert op basis hiervan of de geboden opvang en begeleiding voldoen. Ook concludeer je of er voldoende voortgang is. Je komt zonodig met haalbare oplossingen. Formuleren en rapporteren Je verwerkt alle benodigde gegevens en scheidt de hoofd -en bijzaken, zodat je een kernachtig evaluatieverslag kan schrijven. Naam: Klas: Praktijkbegeleider: Datum:
BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
18
STEMPELKAART DOE IETS! Naam: WORKSHOPS
Klas: 1
2
Loopbaanbegeleider: 3
4
5
Loopbaanbegeleiding 8x2
Activiteitenmethodiek 8x2
Doelgroepanalyse 8x2
Mogelijkheden en BBL MZ-project 'Doe iets
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
6
7
8
19 beperkingen 8x2
Nederlands 8x2
Engels 8x 2 uur
Project Doe Iets! Naam:
BBL MZ-project 'Doe iets
Datum:
2011- ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek
EVALUATIEFORMULIER BOL MZ regulier: 'Doe iets'. Naam: Klas: Loopbaanbegeleider: Zet een kruisje in het vakje dat het best aansluit bij je mening 5: helemaal mee eens 4: mee eens 3: gedeeltelijk mee eens 2: gedeeltelijk mee oneens 1: geheel mee oneens 1
2
3
4
5
Prestatie De workshops hebben mij goed voorbereid op het maken van de opdrachten en de toets. De had genoeg tijd om mijn Project zelfstandig te maken. Ik begreep al snel wat er van me verwacht werd in dit project Het kunnen maken van deze opdrachten vind ik nuttig voor mijn taak als Medewerker Gehandicaptenzorg/Volwassenenwerker. De presentaties aan het eind van het project vond ik zinvol. Workshops De workshop Doelgroepanalyse was leerzaam De workshop Mogelijkheden en Beperkingen was leerzaam De workshop Activiteitenmethodiek was leerzaam Ik vond de meeste workshops leuk De projecthandleiding is duidelijk geschreven Projectbegeleider Mijn projectbegeleider kon duidelijke uitleg geven op mijn vragen over het project Mijn projectbegeleider ondersteunde mij goed bij mijn leerproces Rooster De roosters deze periode waren in orde Er was geen of weinig lesuitval Praktijkkaart De opdrachten op de Praktijkkaart vond ik zinvol voor mijn werk
Tips en opmerkingen a.u.b. op achterzijde
BOL Project Doe Iets! 2011-2012
ROC van Amsterdam Gooi en Vechtstreek