ik doe iets in dit hoekje
3
Maarten Bel 1 Else Marijn Kruijswijk 3 Harro van Aalderen 4 Maarten Boekweit 6 Chris Brans 10, 12, 14 Stefan Breuer 11, 24, 38 Niels Goos 13 Machteld Rullens 15 Lisanne Hoogerwerf Los Yoana Buzova 20 Christian Hansen (209) 22 Jan Kruizinga 26 Laura Verhaegh 37
Een werkperiode in Amerika Deze zomer was ik in Amerika. Al heel lang was ik nieuwsgierig naar dit continent. Deze zomer was het zover. Bij transartist.org had ik een residency gevonden die me leuk leek. Namelijk SPARE in Chicago. Aangekomen in Chicago was ik enorm onder de indruk: ik ben gewoon in Amerika! De huizen zien er anders uit, de mensen zien er anders uit, alles is anders, de brede straten, grotere auto’s en lekker warm.
Mijn boekje nog niet gebonden
Lawndale Chicago Kyle and Shannon hadden de week van na mijn residentie een ander adres geregeld via hun kerk en zo kwam ik terecht in Lawndale. Een zwarte wijk in Chicago. Ik mocht daar verblijven bij het Emmahaus Bij nog vier jonge blanke mensen die vanuit christelijke overtuiging goed werk probeerde te verrichten in een wijk met veel drugsverslaafden en dealers. Wat me opviel was dat het voor een slechte wijk wel mooie huizen waren. Greystone huizen en de straat waar ik verbleef was ook heel netjes. Ik werd voorgesteld aan de buren die op hun vernada’s zitten, en ook aan de chief drugsdealer van de straat. Charisse, bewoonster van het Emmahaus zegt dat ik hem niet moet bekijken als een slecht mens, maar dat het in de deze buurten bijna een normale baan is. Ze doen het om zelf te overleven. Hoewel me verteld is dat ik veilig ben in deze straat en zelfs overal in deze buurt gewoon kan rondt lopen voel ik aan de blikken dat het ongewoon is dat hier er een blanke rondt loopt. s’ Avonds wordt er in het Emmahaus voor gelezen uit de bijbel en soms ook gezongen. Er wordt als vanzelfsprekend uitgegaan van de Almighty Lord. Ik probeer me aan te passen en ondertussen verder te gaan met mijn ideeën voor projecten.
Mijn boekje nog niet gebonden
Ik had boerenkool gemaakt
Ik had kleine film scenes bedacht. Geïnspireerd door de Amerikaanse filmische omgeving . Mijn eerste scene was dat ik erg boos zou zijn op een garage medewerker voor het niet goed repareren van mijn auto. Als tweede, dat ik dronken in een bar problemen maakte. Hier was ik mee bezig toen de bewoners van het Emmahaus op pad gingen, een religieuze roadtrip, ik kon daarom niet blijven. Ik wilde echter wel graag in Chicago blijven om verder te gaan met deze projecten, daarom had ik een andere adres gevonden die heel goedkoop was via Air BenB. genaamd “The family” de host heet Annie. De residency waarvoor ik was uitgenodigd is opgezet door Kyle en Shannon Schlie en hun zoontje Theo. Het zijn mensen van mijn leeftijd die gewoon een extra kamer in hun huis hebben en deze drie maal twee weken in de zomer ter beschikking stellen voor een resident. Het is een klein huisje en ik kom aan terwijl het super heet is in Chicago. Te samen met mijn jetlag heb ik de grootste moeite om een beetje bij te komen.
Demonstraties door Kyle met de Risograph printer op Printersbal
Na de residentie was het idee om naar New York te gaan om bij een vriendin te verblijven en daar projecten te doen. Maar die vriendin had haar eigen reis verlengd in Europa en uiteindelijk kwam de email dat ze niet in New York zou zijn als ik daar aankwam. Dat vormde voor mij een groot probleem want ik had op een gratis onderdak gerekend. Nu moest ik iets anders zoeken, iets niet te duur.
De opzet van de residency is een risograph printer en is direct al begonnen bij aankomst. Het is bedoeling dat we een boekje gaan maken. Ik had gedacht een boekje vol met bijvoorbeeld getekende paarden te maken of vol met Chinese getekende gerechten. Maar Kyle, die ervaring heeft met ambitieuze kunstenaars, dacht dat we te weinig tijd zouden hebben om dit te realiseren. We hebben toen gekeken naar wat we konden doen met afbeeldingen van mijn oude projecten. We wilden niet uitkomen bij een portfolio dus we hebben geprobeerd van mijn oude werk een nieuw werk te maken. Dit boekje hebben we gepresenteerd op het Printersbal een evenement waar onafhankelijke uitgevers hun werk presenteren. Het boekje komt ook in een tijdschriftwinkel in Glasgow en je kunt het kopen op de site van SPARE.
6
Emmahaus
7
Englewood Chicago
Er hing een aparte sfeer. Ik denk dat deze ook te maken hadden met de druk vanuit buiten. In de buurt voelde je je niet veilig op straat. Englewood bleek achteraf de hoogste ‘crime rate’ te hebben van heel Chicago. De verhalen die ik te horen kreeg over het niveau van veiligheid op straat waren heel wisselend. Volgens de huisbazin hoefde ik niet bang te zijn als ik maar op de hoofdweg bleef. Maar een keer liep ik op straat (overdag, nooit s’ nachts) en ik werd toen door een vrouw van de straat naar binnen geroepen. Ze zei dat ik echt niet zomaar kon rondlopen. Ze zei ‘je moet direct de bus nemen.’ Ook de politie hield me soms aan met de vraag waarom ik in deze buurt rond liep.
Die stond in de wijk Englewood. Hoewel ik eerst de indruk had dat ik mij in een betere wijk bevond, bleek de wijk eigenlijk nog iets slechter te zijn. Toen ik aankwam in de avond liet een meisje bij het uitstappen van de metro per ongeluk een mes vallen. Ze stopte hem snel weer onder haar jas. Dat mes was natuurlijk om haar zelf te beschermen. Ik schrok me rot.
Hoewel ik me bewust was van de bijzondere situatie waarin ik me bevond maakte het huis, de buurt en mijn eigen project me echt een beetje in de war. Toen ben ik naar New York gegaan om bij die vriendin die terug was gekomen uit Europa uit te rusten.
Ik was nieuwsgierig of het mogelijk was om een positieve ervaring te krijgen in deze buurt. Ik wilde graag in contact komen met deze mensen waar ik bang voor was. Er was er kans dat mijn vraag verkeerd zou worden opgevat in deze stadsjungle omdat ik erg denk vanuit een Nederlandse mentaliteit. Ik dacht veel aan kunstenaars die zonder blikken of blozen grote risico’s namen voor hun werk zoals Jeroen Eisinga met het werk met de bijen op zijn gezicht of misschien aan Bas Jan Ader. Zouden ze de humor begrijpen?
In New York wilde ik proberen toch nog wat betere shots te krijgen maar uiteindelijk kreeg ik die vraag: ‘can I teach you a dance’ mijn mond niet meer uit en heb ik daar vooral een leuke tijd gehad.
Hoewel ik geloofde in mijn idee was het uitvoeren moeilijk. Het was bijvoorbeeld lastig om het op beeld te krijgen. Een cameraman vinden en te overtuigen om dit te doen. Ik kon hem of haar nauwelijks betalen voor zijn of haar diensten en ik moest iemand overtuigen iets te doen van wat ik zelf amper durfde. Daarom heb ik ook in betere wijken gefilmd.
Voor bij Annie
Bij Annie was ik niet de enige gast en het ging er een beetje ongewoon aan toe. Iedereen sliep gewoon door elkaar heen op luchtmatrassen op de grond. Annie sliep zelf de ene keer op de bank en de andere keer op een luchtmatras. In het huis mengde vakantiegangers zich met jongeren die er al langer verbleven. De jongeren die er al wat langer verbleven sliepen in kleine kamertjes waar Annie stapel bedden in had laten timmeren zodat ze een maximaal aantal mensen in huis kwijt kon. Het was net een soort van weeshuis.
Ik ben uiteindelijk 2,5 maand in Amerika geweest. Terugkijkend op mijn reis heeft Amerika een grote indruk achtergelaten. Groetjes, Maarten
Je kreeg je hamburger in snackbar door dit luikje, beschermd voor overvallen en kogels
Ingegeven door mijn angst voor deze buurt kwam ik uiteindelijk met het idee om een dans doen met de bewoners in deze buurt. Deze dans was geïnspireerd op mijn bewegingen die ik maakte tijdens mijn bijbaan als vuilnisman in Nederland.
Succes!
Zoek maar een plekje
8
9
10
11
12
15
hitchhiking with a notebook and pen about to draw the pen touching the paper gazing through the window too long
20
23
24
25
- David Op een van de nat bebladerde takjes van een iele berk zit ter grootte van een samengebalde spons een vinkje te fluiten. Haar schrille geluidjes dringen tegen de windrichting het geboomte uit, de tuinen in. De andere kant op worden dezelfde geluidjes verwaaierd weggedragen tot diep in haar domein; het bos. Iets minder ver en voor het vinkje op ooghoogte, zes á zeven berken en elzen verder, bevindt zich een nog leeg nest. Samengesteld uit wat takjes uit de buurt en plukjes haar uit de vacht van een Barzoi is dit het eerste nest van het seizoen voor de kleine bricoleur. Bigamie vindt voor het vinkje haar voltooiing in de tweede helft van het seizoen waarmee het relatie-technisch in onschuld leeft. Haar kraaloogjes spieden naar beneden en het kopje flitst mee, heen en weer. Ieder zuchtje wind doet de veertjes achter op haar kopje openstaan. Op nog geen tien meter van de boom met het vinkje staat in een kromming van het Studentenpad de oudste els van het bos. Ook rondom de els zingen de opgewonden woordjes van het vinkje in het rond, af- en aangevoerd door de wind, zowel hoog door de takken als laag bij de voet van de boom, tegen het met ochtendnevel bewasemde haarmos. Tot tegen de roze oorschelp aan het helblonde hoofd, liggende op het mos, luiden de kreetjes. Tot tegen het trommelvlies in het oor klinken ze. Tot aan het hamertje raken ze. Tot in het aambeeld en de stijgbeugel trillen ze. Maar ergens achter wat het ovale venster genoemd wordt, in het labyrint misschien, of in het slakkenhuis wellicht, stokt het. De oren en het hoofd waarin het vinkje rechtsomkeert resoneert, maken deel uit van een lichaam dat hoogstens een kwartier voorheen nog een man was. Het lichaam dat half op het mos ligt en hier nog niet gevonden is, stierf kort geleden een natuurlijke, maar onverwachte dood. Zomaar een hartstilstand had het. Na vierendertig en een kleine kwart lentes. ♣ David vraagt: ‘Herinneringen ook?’ ‘Ja, herinneringen ook, maar alleen als ze je aandacht vangen. Realtime dus. Ik bedoel, - niet als een mentaal energieveld, zoals onbewuste herinneringen, die je als een soort nepgod door het leven dirigeren.’ David grijnst. ‘Is de echte niet ook een herinnering? Mozes staat toch niet nog steeds op de berg? Hé, en vissen? Gevogelte? Wild? Stenen?’ ‘Absoluut. Met alles bedoel ik ook alles.’ ‘Oké, al goed, dus ook de herinnering aan een vakantie, de vakantie zelf en bijvoorbeeld de schoenen van de buurman.’ ‘Een kitscherig rijtje, maar correct.’ Sella geeuwt en ze legt zich voldaan languit op de bank, haar hoofd op de armleuning bij het raam en haar benen half opgetrokken, met haar voeten dicht bij zijn rechterbeen. Hij haalt zijn armen achter zijn hoofd weg. Met zijn rechterarm reikt hij nu naar haar linkerhand en houdt die dan vast. Zijn duim drukt voorzichtig één van de aders op de rug van haar hand naar beneden en laat deze vervolgens weer vrij, zodat de ader zichzelf onmiddellijk en elastisch weer in zijn oorspronkelijke vorm drukt. Daarop legt hij lui hun handen weer op haar been. Zelf heeft hij rolvaten volgens menig arts en zuster Hetty. Lastig te prikken, maar niet voor zuster Hetty. In drie keer heb ik hem te pakken, lieverd, had ze gezegd. Twee vlindernaaldjes had ze aan weerszijden van de bloedbaan laten zitten en de derde naald stak ze trefzeker in het bekneld geraakte midden; bullseye. Diezelfde zuster Hetty had Sella aangenomen in het ziekenhuis op basis van weinig meer dan een persoonlijke klik. Ze hield niet van afwezige types had ze Sella toevertrouwd. Om mensen te kunnen helpen moet je mensen kunnen zien en dus waren de mensen bij Sella volgens haar in goede handen.
26
David zit in kleermakerszit in de hoek van de bank met naast hem op de grond een berg overbodige kussens. Haar huis, een huurwoning uit de jaren veertig, is slecht geïsoleerd en tweedehands ingericht. Der eine schert die Schafe, der andere die Säue. In de woonkamer en op de tafel liggen de restanten van een verregend etmaal binnen blijven; vuile borden en glazen, flessen, overgebleven kaasvlinders in een plastic bakje, verschillende boeken en tientallen volgetekende vellen papier. Aan een ruw gestucte muur hangt een uit een studentenflat meegenomen en door Sella zelf ingelijste poster van Mao Tse-tung met roze opgeplakte strikjes in het haar. Op de vloer naast de gaskachel staat een nieuwe, mintgroene pick-up met daarop een heruitgave van St. James Infirmary, uitgevoerd door Artie Shaw and His Orchestra. Haar lifestyle komt auditief overtuigender tot zijn recht dan visueel, maar de naald van de platenspeler is afgebroken en niet vervangen. Het suizen van de gaskachel en de tikkende druppels op het enkel glas klinken als enige achtergrondgeluiden. Een glazen pot met thee staat op een lichtje te wachten tot de ontnuchterende koffie op is en aan Sella’s kant steekt een doorzichtige schoolliniaal van het blad; een A4-tje bestaat dus niet uit hele centimeters. ‘Dat hondenweer buiten dan? Ja? En dus ook het hondenweer van gisteren?’ David aarzelt. – ‘En het weer van afgelopen augustus? Ik weet niet meer wat voor weer het toen was. Jij?’ Haar gezicht verzacht en ze let op het zijne. Hij staart zwijgend naar de tafel. Sella zegt: ‘Nee, ik weet het ook niet. Niet zulk opvallend weer denk ik.’ • Het vloertje van haar toilet is van prachtig donker maar ijzig koud graniet en dwingt David zijn rucanorgesokte voeten op een bedompte wollen mat te plaatsen. De lucht uit zijn mond condenseert tot zijn verbazing in vluchtige wolkjes, maar zin om zich te haasten heeft hij niet. Hij gunt zijn geslacht de frisse lucht en blijft met trillende dijen en zijn gezicht vlak voor een ouderwetse kalender met tekeningen van vossen en herten gedachteloos naar haar handschrift staren. Van alle bedoelde personen herkent hij alleen de naam van Sebastiaan, jarig op twintig januari. Even overweegt hij de juiste maand voor te hangen, maar laat het na. • David drukt zijn halfopgerookte ochtendsigaret uit in de verder lege asbak en hoort haar rommelen in haar keukentje. Even later verschijnt ze voor zijn neus met een opgeruimd gezicht en een bord vol boterhammen wordt hem gepresenteerd. ‘Eet het brood op, Enkidoe, dat is een teken van beschaving.’ Hij ontwaakt uit gemijmer en werpt haar een geamuseerde blik toe. ‘Vond je het mooi?’ Sella maakt plek op de tafel maar zet het bord dan op een stapeltje van twee boeken. Terwijl ze nadenkt pakt ze de liniaal. ‘Ik heb het nog niet uit, maar ik vind het wel tof, hoe ze die dingen zo droog zeggen allemaal. En weet je, ik denk dat het maar één persoon is eigenlijk, Gilgamesh en Enkidoe samen, denk je niet?’ ‘Tsja, het zijn een soort goden toch?’ ‘Nee man, hier, luister.’ Ze vist het epos uit een stapel kleding in de stoel naast de tafel. Ze gaat presentabel op een aangebroken pak printpapier staan en slaat het boek open bij de legger. Haar ogen speuren geconcentreerd over de linkerbladzijde.
27
‘Hier, eet het brood, Enkidoe, dat is een teken van beschaving. Drink bier, dat is het gebruik van het land.’ Ze blikt met een lachje over het boek naar de broodjes en van de broodjes naar David. ‘Enkidoe at zoveel brood als hij kon. Hij dronk zeven kruiken bier. Hij kwam een beetje los en begon vrolijk te zingen; hij was blij, z’n gezicht lichtte op. De barbier schoor zijn harige leden en zalfde hem met olie. Hij begon al op een mens te lijken. Hij trok kleren aan en zag eruit als een echte man.’ Energiek ploft ze weer in de bank, haar benen zijn kant op gestoken en met haar rug tegen de armleuning. ‘Misschien waren het goden, voor tweederde geloof ik, maar nu dus niet meer.’ ‘Oké, en je denkt dat ze samen één figuur voorstellen?’ ‘Ja, ten minste, dat zou kunnen. Hé, ik bedacht me nog iets in de keuken, dat had ik je nog willen vertellen. Kijk je dat programma met die treinen wel eens?’ ‘Rail away? Niet per se, hoezo?’ ‘Zo grappig, ik zapte daar langs laatst, en toen viel ik midden in een soort verhaaltje. Ze vertelden dat er ooit bij één of ander bergdorp een trein op een heuvel stond. Ze waren vergeten die trein op de rem te zetten, en op een gegeven moment ging ie zo van de heuvel af, met alleen één postbeambte aan boord. Dus die trein rijdt een dal in met aan de andere kant weer een heuvel. Ze vertelden dat die trein de hele dag als een soort pendule heen en weer had gereden!’ Sella ziet er ontzettend vrolijk uit en David schiet in de lach. ‘Dat is toch hilarisch! En weet je wat ze ook zeiden? Dat er midden in het dal een stationnetje stond, en dat de man die daar werkte zich verbaasd afvroeg waarom er toch zoveel treinen reden die dag. - Ik geloof echt niet dat het waar was, maar het is een goed verhaal toch? David’s ogen knijpen toe en zoeken dan haar gezicht. ‘Gebruikten zij het woord pendule? Of jij, nu?’ ‘Nee, zij, hoezo?’ ‘Een mooi woord vind ik dat, pendule. - Ik ken het van Drs. P, ken je die? Van: terwijl de kater sliep, en de pendule liep en de kanarie sprak: Tsjiep-tsjiep-tsjiep-tsjiep?’ ‘Ja, volgens mij wel, is dat een man in pak, met een bontmuts?’ ‘Precies, die. Weet je wat ie ook heeft geschreven? Heen en weer, over een veerpont!’ Ze kan een blik van bewondering niet onderdrukken. ‘Echt?’ ‘Echt.’ De ogen van David glimmen. ‘Weet je wie Drs. P ook grappig vond? Mulisch! Die hield van synchroniciteit en van Drs. P.’ Ze lacht hardop. ‘Hoe weet jij dat?’ ‘Dat zei zijn dochter op zijn begrafenis.’ ‘Die zo moest huilen of die andere?’ Hij leunt in zijn boeddha-op-de-bank houding als een stramme tuimelaar naar de tafel en kiest een boterham van het bord. ‘Dat weet ik niet meer hoor. Misschien zijn zij ook één persoon bedoel je? Hé, en dit alles, valt dit ook onder je raadsel?’ Ze kijkt hem ernstig aan. ‘Ja, strikt genomen wel. - Maar dan voor ons uitsluitend op de achtergrond. Alles wat je op tv hebt gezien en gehoord staat namelijk altijd op de achtergrond. Anders maakt de tv het raadsel zo - triviaal. - En dat wil ik niet.’ •
28
Bovenop een lage, volgepropte boekenkast op wieltjes ligt met zijn neus schier in een plant Grijs. De kat zonder kattenstaart van Sella functioneert bij tijd en wijle gewillig als haardvuurtje; schijnbaar gehypnotiseerd staren David en Sella beiden verstild naar zijn onverstoorbare ochtendwake. ‘Wat zou hij nou denken?’ Sella schuift zich een halve meter richting David, verlegt haar hoofd van de leuning op de zitting van de bank en haar voeten op zijn been. ‘Zou hij aanvoelen waarom jij hier zit? Ik bedoel, - zou hij het wel begrijpen?’ David gromt zachtjes. Hij gluurt richting de ogen van Sella die op hun beurt onrustig het plafond afspeuren. ‘Geloof me, als die kat van jou vandaag begint met denken, dan zit hij morgen te masturberen, ik weet absoluut zeker dat katten - ’ Sella bloost onmerkbaar en mikt een niet zachtzinnige trap in waar ze zijn buik vermoedt. ‘Gast. - Als Grijs vandaag begint met denken, dan wil hij morgen een kamer voor zichzelf, neem dat maar van mij aan.’ David grijnst tevreden. ‚Als ik meneer onderhand goed genoeg ken, dan kan jij morgen op zoek gaan naar een kamer voor jezelf.’ Dan grijpt hij plots haar met zwarte, groene, roze, blauwe en grijze streepjes gesokte voet beet. ‘Hé Sella, en deze hier? Valt deze ook onder je raadsel?’ Lachend: ‘Jaaahá, die zeker! Je begint het te snappen!’ In zijn hand beginnen onder het katoen alle vijf tenen te bewegen, haar hak schiet omhoog uit zijn handpalm en valt er trefzeker weer in neer. • Achter haar huis staat het vrouwtje van de barzoi met afhangende armen en gesloten ogen. Alleen op het bordes en haar benen werpen de boomtoppen schaduwfiguren. Ze draagt haar leren laarzen niet dichtgeritst, een lange wollen jas over een dun jurkje en dik blond haar voorlopig opgestoken. Ze voelt de ochtendzon op haar gezicht en handen. In gedachten zeult ze de afgeladen rieten wasmand van haar moeder vast de trap op. In gedachten doet ze veel voor haar moeder. In de werkelijkheid neemt ze verzonken in zichzelf een haaltje van haar sigaret. Marie heet ze, haar moeder. Zelf heet ze Sophia. Ze hoort het vinkje en de wind maar luistert niet. • ‘Ik zeg dat niet voor de grap. Ik wil niet per se dat je me gelooft, ten minste, dat kan me niet schelen.’ Sella maakt een holle rug en vouwt haar rechterarm over haar rechterschouder. Ze prikt met de liniaal in het shirt en krabt het midden van het midden van haar rug. ‘Het is misschien hetzelfde als met die eeuwige verbandjes van jou. Hoe, - zou jij het prettig vinden om wel al die linkjes op te merken, maar ze altijd voor jezelf te houden?’ David haalt diep adem door zijn buik en zakt iets dieper in de bank weg. ‘Dat zou m’n hoofd nogal vol maken denk ik. Misschien mijn geest een tikkeltje onrustig ook.’ Hij kijkt haar aan. ‘Hm, nou ja, het is maar een vergelijking. Maar inderdaad, zoiets is het. Weet je, ik wil het juist niet interessanter maken. Maar als ik dat soort dingen voor mezelf houd word ik gewoon een soort freak. Dan maak ik het veel groter dan het is bedoel ik.’ Ze leunt met haar ellebogen op haar knieën en houdt de liniaal tussen haar vlakke handen. Even wacht ze. ‘Maar je kan toch gewoon zeggen wat je doet dan, op zo’n moment, als dat gebeurt? Juist als het toch niet zo’n big deal is?’ Een klein doorbraakje lonkt en dat maakt zijn toon voorzichtig. Een klein glimlachje geeft het doorbraakje prijs.
29
Dan maak ik het veel groter dan het is bedoel ik.’ Ze leunt met haar ellebogen op haar knieën en houdt de liniaal tussen haar vlakke handen. Even wacht ze. ‘Maar je kan toch gewoon zeggen wat je doet dan, op zo’n moment, als dat gebeurt? Juist als het toch niet zo’n big deal is?’ Een klein doorbraakje lonkt en dat maakt zijn toon voorzichtig. Een klein glimlachje geeft het doorbraakje prijs. ‘Luister. Ik ben gewoon uitgerust met enorm gevoelige zintuigen. Dat je dat maar in je oren knoopt voordat we overgaan tot je inwijding.’ Ze omklemt de liniaal met twee vuisten en buigt hem een beetje. ‘Wanneer ik zeg dat je moet luisteren als je voor een plant staat, of waar dan ook voor, dan bedoel ik natuurlijk niet echt luisteren, met je oren. Wat ik bedoel, of wat ik onbewust doe in zo’n geval, is dat ik me concentreer op alle geluiden die ik op dat moment hoor. Niet dat die plant lawaai maakt, maar door het concentreren stopt mijn denken volgens mij. En als ik me dan ook nog eens concentreer op geluiden, dan stoppen ook mijn ogen met tetteren.’ Met een zucht laat ze haar gezicht naar de grond vallen en als het weer opduikt is het gefronst. ‘Het is veel te subtiel om uit te leggen ofzo. Kijk, wanneer je niet nadenkt en ook niet steeds je ogen beweegt, dan - Als je niet gefocust bent, dan worden de zinnen in je hoofd geboren uit de zinnen ervoor, als een soort maalstroompje. En als je druk bent met kijken, dan benoem je feitelijk alles wat je ziet. Maar, zonder dit alles, ik weet het niet, er ontstaat gewoon ruimte voor andere dingen. Dus dan weet ik gewoon wat die plant kan. Het is precies hetzelfde als alle andere mechanismen volgens mij. Maar dan heel subtiel.’ Een enorme zucht volgt en met haar vrije hand wrijft ze de ellende uit haar gezicht. Ze springt op van de bank en rekt zich uit. ‘Dus je bent helemaal geen kruidenvrouwtje?’ ‘Ha, precies, die vrouwtjes kroppen dit allemaal op, daar gaan ze krom van lopen. En bovendien wilde ik je dus helemaal niet nieuwsgierig maken, vriendje.’ David grinnikt. ‘IJdelheid der ijdelheden, zegt Pre-’ ‘Wil jij nog thee? Ik ga zo douchen, dus...’ ‘Nee, - nee, ik ga zo maar richting thuis denk ik. Minder zal de regen wel niet worden lijkt me’. • Van tussen Sella’s bandjesloze rug en haar shirt stijgt de nog ongewassen geur van haar bed op, zijn onafhankelijke aanwezigheid nadrukkelijk ondermijnend. Een restje verzet schiet omhoog richting zijn nek. Zijn neus is begraven onder haar platgeslapen krullen. In zulk een omhelzing stopt zijn denken en daarmee het officiële bestaan van Sophia. ‘Jezus -’ En in zijn oor; ‘Absoluut. Die ook.’ ‘En maakt het nog uit of ik zijn alomme tegenwoordigheid begrijp of niet?’ ‘Nee hoor, binnen mijn raadsel ben je ontslagen van die martelende plicht. Maar misschien wist hij het antwoord wel -’ Hij maakt zich los. ‘Alles toch Sella? Ik mag dus aannemen dat ik er dan zowel van ontslagen - als ermee opgezadeld ben?’ Ze lacht breeduit. ‘Poeh, meneer heeft zijn jas nog niet aan of hij denkt zelf al weer na.’ ♦
30
De drie treden vanuit de portiek de straat op zingen nog na in David zijn nek. Gebogen en gefronst tegen de lichte regen stapt hij met nog niet volledig doorbloede benen de straat op. Langs de huizen verhoogt hij zijn tempo en in zijn linker binnenzak zoeken zijn natte, koude vingers naar twee oordopjes. Vlug lopen en muziek luisteren als de bewezen remedie tegen onwelgevallig geprakiseer. Voor de tweede keer die ochtend gromt hij zachtjes en diep in zijn keel. In nu zijn rechter binnenzak identificeren de vingers van dus ook zijn andere hand een al te lang bewaard, toentertijd als opsteker bedoeld object en werpen het bruusk in een net geleegde natgeregende kliko langs de kant van de weg; de negatief uitgeslagen predictor van Sella. Zijn hand klauwt opnieuw in de binnenzak en met twee vingers haakt hij nu het snoertje met de oordopjes naar buiten. • - You moved away, from around the corner with somebody new. Now they say that you are up and coming, but i’m not sure what it is you do. David is al snel de straat uit en steekt om de bocht opnieuw de weg over richting het Studentenpad dat hem via het bos naar huis leidt. Aan de rechterkant wordt het pad de eerste meters geflankeerd door een enorm betonnen viaduct dat twintig meter verder langs het bos in de grond verdwijnt, zodat alleen de geluidswal nog uit de aarde steekt. Het beton lijkt vanaf daar uit te groeien tot een oneindig uitgerekte en bevroren golf, zo één als die van Hokusai, zo één, die nu tsunami heet. Maar waar zo’n golf vanuit zijn top in druppels en nevel uiteen zou slaan, daar steken uit dit logge exemplaar kilometers lange, centimeters dikke plexiglazen platen, beplakt met een ordentelijk patroon van witte plastic meeuwenstickers. De geluidswal tegen kabaal en vervuiling ten spijt, zien de bomen er in dit gedeelte van het bos over een baan van tien á vijftien meter breed uit alsof louter een half jaar Veluwe ze nog kan behoeden voor hun voortijdige ondergang en bovendien staat er als kers op deze taart aan de voet van het viaduct een achtergelaten en groen uitgeslagen caravan - type Münsterland Siesta - verborgen tussen verschillende grassen en metershoge brandnetels. Rondom het gietijzeren trapje ligt een verzameling van blikjes, verkoold papier en waarschijnlijk nog vunziger rotzooi tussen het vertrapte onkruid. Na het lezen van de rood opgeschilderde afbladderende letters op de zijkant van de caravan - don’t laugh lady, your daughter might be in here - zou iedere rechtschapen passant hartgrondig wensen dat caravans als deze de festivalweides nooit hadden verlaten. Wie echter deze afstotelijke strook van onheil en lelijkheid kende en doorkruiste, ervaarde hem als de perfecte opmaat voor de kalmerende uitwerking van het eigenlijke bos dat hier begint. • - You’ve changed, so have i, but anyway, i tried to stay and now i wonder why. You’ve changed, and so have i. Opgejaagd is hij, weet hij, door de inhoud van zijn geest die hem dus inderdaad als een soort nepgod van voor naar achter en van links naar rechts door zijn eigen leven dirigeert. Gekke Sella. Sella die stellig vindt dat een religieuze tegenstelling nooit een transcendente zijn kan, omdat iedereen aan dezelfde kant van haar raadsel staat. En dat zijn onduldbare theorieën louter deel uitmaken van de inhoud van zijn eigen geest, die als een met helium gevuld ballonnetje achter hem aan zweeft, waarheen hij ook gaan zou. Mooie Sella. ‘Neem nou herten, David. Herten leven iedere dag met angst, en they’re fine. Maar herten raken panisch bij het idee gedomesticeerd te zullen raken. We zijn omgekeerd evenredige herten, David. Dat is alles. Deal with it. We’ll be fine.’ Hooghartige Sella.
31
Nu de takken met hun ontluikend blad hem enigszins hun beschutting bieden, snuift David de kou gulzig naar binnen die zeker in deze vorm, met de geur van nat zand eraan, zijn geest helder maakt en zijn brein kalmeert. Zich bewust van zijn krankzinnige tempo zoekt hij bedreven de aanknopingspunten in zijn directe omgeving op. De tactiele sensatie van een natte tak in de palm van zijn hand of het bedwelmende en fluoriserende aura van de nieuwe knoppen en felgroene bladeren in de ondergroei op zijn netvlies, maar de aanstaande gedachte die dan manifest dreigt te worden is niet hartelijk welkom. De afgelopen maanden heeft hij al onophoudelijk voor een denkbeeldige en grotesk soort van lachspiegel gebivakkeerd en nu is het hem even genoeg. Het was een goedbedoelde zoektocht naar redenen om het ene dan wel het andere voorgoed buiten te sluiten, maar harde keuzes maken kan hij toch niet. Volgens een tweedehands raadsel stond hij samen met Sella en Sophia op een oever. Eerst zou hij alleen naar de overkant varen. Dan moest het bootje leeg - of onder de bezielende leiding van Charon? - terug om vervolgens met Sella dezelfde overtocht te wagen. Hij zou dan Sella achterlaten en terugvaren richting Sophia, maar daar aangekomen zou hij weer alleen moeten achterblijven om Sophia na te zwaaien. Zoiets? Hij haat de toekomst aan de overkant en hij haat iedere gedachte aan een driepersoonsboot. En dat hij en hij alleen degene is die hun beide levens aan elkaar koppelt zodat ze zomaar met elkaar van doen hebben gekregen. Hij wordt een beetje misselijk. Iedere reflectie van zijn huidige ik doet hem denken aan die zeldzame keren waarbij hij per abuis zijn wachtwoorden in verkeerde vensters had getypt en waardoor ze dus niet als een rij van anonieme bolletjes maar juist als blote letters vanaf het scherm hadden teruggekeken. En nu hij ‘Niet te diep nadenken jongeman, daar is het veel te mooi weer voor!’ Met wat vertraging had de stem van een oudere, zongebruinde man over het geluid van de muziek heen zijn geest bereikt. Vanuit zijn ooghoeken ziet hij hem nog zitten, onder een gele zuidwester nota bene, zodat hij David direct doet denken aan de tuinman op het schilderij van André Bauchant, waarvan een ansichtkaart het bureau in zijn werkkamer siert, en waarvan hij nu niet meer weet of de afgebeelde een strohoed of inderdaad een zuidwester droeg. De man zit schijnbaar oprecht te genieten op een houten bankje voor de gesloten Uitspanning De Woudzoom, waarbij een meegebrachte vuilniszak hem een droog zitvlak garandeert. Zijn met degelijke tassen uitgeruste fiets staat tegen de achterkant van het bankje geleund en aan zijn voeten zit zijn kleine hijgende hond. Zonder oogcontact te maken steekt David een duim omhoog en na een scherpe bocht in het pad mindert hij eindelijk zijn vaart. - De ouwe had gelijk gehad; de regen heeft plaats gemaakt voor een waterig zonnetje, en het bos lijkt nu plotsklaps in één van de meest begeerlijke plekken van deze contreien te transformeren. Boven zijn hoofd schijnen door de nog niet volgegroeide boomkronen knalblauwe hemelvlekken in zijn ogen. Een moment staat David stil en buiten gehoorsafstand van de man groet hij alsnog zachtjes terug en mompelt verbaasd voor zich uit: ‘Heb een gezegende dag, Kilroy.’
En nu, midden op de ochtend van een gewone werkdag, is het hier stil. Op Sophia en een enkele huismoeder na zijn de huizen van de arcadisch gelegen Westerstraat door de bewoners verlaten. Hun auto’s lieten drooggebleven plekken achter tussen verder natte klinkers. De weinige scholieren die er om het halve uur door de bus worden afgezet zijn gekleed op een frisse ochtend en blijven niet lang genoeg talmen om de heilzame rust waar het bos van blaakt te verstoren. • - Holy mary, mother of god, forgive our sins. We never know what it is we’ve got until the cold city wind blows it all in our face, With a humbling disgrace. Buiten het bereik van zijn stem ziet hij in de verte Sophia vanuit de manshoge rododendrons die het einde van hun tuin ofwel het begin van het bos markeren het pad op rijden. Ze herkent wat voor haar zijn silhouet moet lijken en steekt haar hand op. Boven haar fietstassen uit troont door de afstand verkleind, maar nog steeds onmiskenbaar, haar rijzige gestalte. David haalt zijn handen van achter zijn rug weg en hangt zijn oordopjes om zijn nek. Dan steekt ook hij zijn hand op om vervolgens zijn handen in zijn zakken te steken. Hij rilt. Nu gebruikt hij de vingers van zijn linkerhand als een vreemdsoortige barometer door via het katoen aan de binnenzijde van de zak vlug aan zijn door kou en gepieker gekrompen geslacht te raken. Sophia. Hij had haar, eerder nog dan aan Sella, verteld over wat hij toen nog besmuikt zijn blijkbaar vervroegd ingetreden midlifecrises had genoemd. Over Sella dus. Hij had er tegenop gezien zijn eigen zielenroerselen ter berde te brengen, en toch had hij maar mooi geen dag langer gewacht dan strikt noodzakelijk was geweest. Hij bezat niet een scherpe geest als die van Sophia, en ook niet zo’n eigenzinnig exemplaar als dat van Sella, maar een ingebakken matrijs voor eerlijkheid en de hard bevochten wens zijn versie van de werkelijkheid niet te zullen ontheiligen konden hem normaal gesproken vol laten lopen met een zeldzaam gevoel van familietrots. Helaas was toenmaals alles van zijn vaste plek gevallen want met Sophia als zijn enig tegenover stond hij er in hun eigen huis naakt als een van klei verstoken armatuur alleen voor. Stuurs besloten het hoofd nu eens niet koel te houden was hij geschrokken van zijn eigen onvaste stem, en misschien ook daarom had Sophia juist dat moment bevroren geleken. Tijdens zijn spreken had ze naar een onbestemde plek op hun tapijt getuurd om zodra hij uitgesproken was met een zachte stem te zeggen: ‘Als jij het idee hebt voor een keuze te staan, dan moet je onderzoeken wat jouw opties zijn.’ Hij had gezegd God mocht weten waar zulk een metafysische bekentenis ineens vandaan kwam - dat hij zo bang was voor zijn eigen vrijheid. En nog steeds wegkijkend had ze gezegd: ‘Iedereen is daar bang voor, David. Maar de waarheid biedt ons helemaal geen vrijheid. Hoe zou de waarheid vrij kunnen zijn?’ Toen had ze haar hoofd langzaam opgetild en een kwartslag gedraaid. Uit haar ogen sprak een beangstigende kwaliteit van blinde liefde of haat. Ze had hem aangekeken en met trillende stem toegevoegd; ‘Haal het niet in je botte hoofd mij nog om advies te vragen.’ •
• Had de heteluchtballon van gisteravond nog boven het bos gestaan, dan zouden de opvarenden vanuit de rieten mand het zonlicht zien breken in ontelbare druppels op miljarden blaadjes. Even nog. Straks laat thermiek de ochtendlucht stijgen en druppeltjes liften mee. De ballon van gisteravond had een blokjespatroon van regenboogkleuren gehad maar meestal bezat het nylon reclame voor een verzekeringsmaatschappij of een wasmiddelmerk als Persil of Witte Reus. Het overschuivende geluid van zijn gasbrander had Sophia en haar beide buurmannen uit hun huizen gelokt voor een praatje. Een uurtje later werden ze door de eerste dikke druppels van een naderende voorjaarsbui weer naar binnen gejaagd.
32
Eén van twee broeders staat bij de opengeslagen achterdeur van een ambulance met gedempte stem te telefoneren, alsof hij zich bewust is van zoiets als het mechaniek in dode oren. Zijn collega zit neergehurkt bij het hoofdeinde van David zijn mosbed. Beide dragen een fluorgeel jack met blauwgroene mouwen en een blauwgroene broek. Gezien vanaf de bovenkant maakt het lichaam van David een bijna rustgevende indruk. Misschien omdat het zo vanzelfsprekend met zijn omgeving harmonieert en het doorgebroken zonlicht geen onderscheid maakt tussen bijvoorbeeld zijn in een donkergroene ribbroek gestoken benen en het zand waar ze op liggen. Misschien ook omdat hij op zijn rug gelegen is en de indruk wekt ontspannen te zijn. Alleen zijn linkerbeen is door de ongecontroleerde uitwerking van de zwaartekracht op zijn lichaamsgewicht vreemd getordeerd geraakt zodat je die het liefst voorzichtig terugdraaien zou, opdat er inderdaad niet veel bijzonders te zien zou zijn. En opdat zijn Rucanorgesokte voet niet onevenredig om je aandacht vroeg.
33
De gehurkte broeder vat met de voorzichtigheid van een veilingmeester het hoofd van David tussen zijn handen. De doorzichtig en mintgroen gehandschoende vingers van zijn linkerhand duwen de linkerkaak omhoog, terwijl zijn rechterhand op de rechterslaap wat tegendruk geeft. In de bosgrond is nu de afdruk van David’s kaak en jukbeen te zien. Op diezelfde plaatsen zitten aan zijn hoofd wat zand en ragfijne draadjes mos gekleefd. Het is die grens op zijn jukbeen waar, zou hij zich niet dagelijks scheren, na een dag of twee zijn rossige baardgroei begon dan wel eindigde. Zijn jukbeen is door de klap gebroken geraakt en geeft zijn gezicht een misvormde aanblik. De broeder verplaatst nu zijn rechterhand naar de hals en drukt met twee vingers zoekende naar de officiële bevestiging van David zijn halsslagader. Zijn collega werpt een korte blik op zijn polshorloge en tikt dan met een aluminium pennetje het betreffende tijdstip in op het beeldschermpje van een klein soort zakcomputer. Dan knielt ook hij naast het lichaam en fouilleert het op zoek naar identiteit. Terwijl enkele voorbijgangers voor wie zojuist de lunchpauze is aangebroken op voor hun gepaste afstand het tafereel passeren, schuiven de broeders David op een brancard de ambulance in. Als ze de deuren hebben afgesloten voert één van hen buiten de wagen nog een kort telefoongesprek, Waarna hij instapt en de motor start. Met een tempo dat bij een zandweg hoort rijden ze het Studentenpad uit. • Op de zonnige hoek van een overwegend donkerrode pers ligt als een perfecte kopie van de sfinx van Gizeh de Barsoi van Sophia, Tobias geheten. Beurtelings houdt het ranke dier de kop languit over zijn voorpoten gestrekt en dan weer afwachtend opgeheven, gespitst op ieder geluid dat wijst op Sophia’s thuiskomst. Het tapijt met de hond drijft als een vlot in een glimmend opgewreven zee van eikenhouten vloerdelen, waarbij het zonlicht onderbroken door de bomen voor huize Garoeda en het monumentale glas-in-lood ontwerp van de ramen met een geheel eigen patroon over dat van het vloerkleed improviseert. Stijf naast de kamerhoge vensters aan de tuinzijde van de achterkamer staat een origineel antieke empire chiffonière met veertien halve lades. Bovenop dit erfstuk van Davids grootmoeder van vaders kant staat de emaille fruitschaal waarin hij en Sophia als het zo uitkomt handgeschreven briefjes voor elkaar achterlaten. In de eerste week van hun toen nog prille samenzijn had David het eerste briefje hierin neergelegd om daarna met een kop vol ideeën naar zijn studentenkamer terug te fietsen. Later waren de briefjes een haast sacraal ritueel geweest en nog weer later een rustgevende gewoonte geworden. Het eerste briefje had te lezen gegeven; Hee Sophia! Sla jouw geliefde exemplaar van The New Yorker, die van zes juni, 1959 eens open op bladzijde 42... Liefs van David In het collectors item had Sophia een morsig vel papier gevonden met daarop een niet slecht gedicht van David, die haar vooral was bevallen omdat hij het niet over de liefde, maar over vier herten had geschreven. Na tien jaar samenwonen had ze het vel samen met het bijhorende briefje uit de fruitschaal laten inlijsten bij Manowitz’ Lijstenmakerij en het in de keuken opgehangen. Het briefje dat nu in de fruitschaal lag was van Sophia’s hand en luidde:
Een glazen schuifpui vormt de afscheiding tussen de keuken en de serre die David als werkkamer had gediend. Op een modern bureau staan de rekwisieten van zijn persoonlijke interesses en ruim tienjarige content writer-schap bij een reclamebureau; de ingelijste ansichtkaart van Le jardinier met strohoed, vergrotingen van vakantiefoto’s met bergen in Portugal erop, een verzameling romans van Mark Twain, Harbach en tussenliggende Amerikanen en een beker vol pennen met opdruk. Was Davids geest kort geleden immanent aan zijn lichaam geweest, in de zonovergoten serre lijkt hij welhaast te materialiseren als zijnde de missing link tussen zijn afzonderlijke bezittingen; alleen hij bood tot voor kort de context aan een post-it aan de muur die beweerde: De boer vloekt zonder zonder God te hinderen, want het vervloeken van kou is voor grond als een mis. Prominent in het midden van het werkblad staat nog het ouderwetse beeldscherm van zijn pc met het bijhorende toetsenbord ervoor. Wie even de muis over de met reclame voor kattenbakkorrels versierde muismat wiebelt hoort met een gons de monitor aan slaan. Langzaam komt de inbox van zijn mailaccount tot leven met als de bovenste van drie gesloten envelopjes een nog ongelezen schrijven van Sella; David! Ik wilde je direct mailen toen je weg was, maar mama belde op. Sebastiaan heeft zijn arm in het gips. Dat snap je toch niet, mijn broertje loopt minstens tien jaar achter op de rest van de mensheid. Ik was geloof ik negen toen ik een gipsarm had. Maar goed, ik wilde je nog een aanvulling op mijn raadsel mailen. De Overeenkomst tussen Alles, weet je nog? Eigenlijk had ik het al bijna verklapt op het laatst, maar dat was me niet echt opgevallen, en jou al helemaal niet... Het is eigenlijk niet zomaar een raadsel, ik vind het zelfs steeds mooier worden als ik erover nadenk. En weet je, eigenlijk heb je het raadsel zelf gemaakt. In augustus bedoel ik. Alleen dom dat we zijn vergeten wat voor weer het toen was, dat past niet zo goed bij het antwoord... Ik was toen echt niet blij, dat weet je. En het lukte me toen bepaald niet om ahum, het antwoord op het raadsel in de praktijk te brengen. Dus eigenlijk kwam ik er toen achter dat mensen dat ook voor elkaar kunnen doen! Zoals jij voor mij toen. Haha, je weet nog steeds niks. Nouja, zie het maar als een bedankje ofzo, en zie het los van al het gedoe. Of juist niet. kijk maar. Fijn dat je er was! ps Liefste David, wat is De Overeenkomst tussen Alles? Tussen álles? Alles. alleS. AlleS. aLLEs. alles. ALLES. aLles. alLes. allEs... X Sella ♥ •
Aan David, beschermheilige van de goede smaak, kan jij een wandeling met Tobias maken? Hij is er maar heel kort uitgeweest. *regen....* Ik ben voor het avondeten thuis. Tot dan. Kus S. •
34
35
37
38
39
Samengesteld door Harro van Aalderen Maarten Bel Chris Brans Geprint door 145.24.143.144 Digitale opmaak door Maarten Bel Contact Tak van Poortvlietstraat 3a2 Rotterdam