Project Zand en Ze(e)ker (de “zandmotor” bij Ter Heijde)
ValQuest
afbeelding bron: Provincie ZH / D+N+S
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
rapportage verkenningsfase
Project Zand en Ze(e)ker (de “zandmotor” bij Ter Heijde) Interne verkenning in opdracht van: Rijkswaterstaat [WaterINNovatiebron] projectleider: Ed Berendsen [RWS/BD/WIS] projectteamleden: Jelmer Cleveringa [RWS/RIKZ] Peter de Grave [RWS/WINN] Johan de Kok [RWS/RIKZ] Erik Mählman – plv. PL [RWS/BD/WIS] Jan Mulder [RWS/RIKZ] met bijdragen aan diverse werkbesprekingen door: Petra Damsma [RWS/RIKZ] Tom van der Wekken [RWS/RIKZ] Krystyna Robaczewska [RWS/RIKZ] met tekstbijdragen voor dit eindrapport van: Jelmer Cleveringa Petra Damsma Peter de Grave Johan de Kok Jan Mulder procesbegeleiding L. van Oyen prof. dr. ir. F. Janszen ValQuest B.V. Technische en economische data, schattingen en aannames zijn door de projectgroep Zand en Zeker o.b.v. informatie vanuit RWS en externe bronnen (zie betreffende referenties) ingebracht. De gebruikte en genoemde getallen zijn indicatief.
Den Haag, 22 november 2005
2
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Inhoud 1. SAMENVATTING................................................................................................................................. 4 2. ACHTERGROND, PROJECTOPDRACHT EN HET BASISIDEE ............................................ 6 2.1 2.2 2.3 2.4
ACHTERGROND.................................................................................................................................... 6 DE OPDRACHT VAN HET PROJECTTEAM ‘ZAND EN ZE(E)KER .............................................................. 6 HET BASISIDEE: DE “ZANDMOTOR“ ................................................................................................... 7 SAMENVATTEND .................................................................................................................................. 9
3. METHODE VAN AANPAK ............................................................................................................... 11 4. OMGEVINGS- (CONTEXT-) ANALYSE ..................................................................................... 13 4.1 BELEIDSKADERS ................................................................................................................................. 13 4.2 JURIDISCHE ASPECTEN EN WETTELIJKE KADERS ................................................................................ 15 4.3 ECOLOGISCHE ASPECTEN ................................................................................................................... 18 4.4 MAATSCHAPPELIJKE OPVATTINGEN .................................................................................................... 19 4.5 HET POLITIEKE SPECTRUM ................................................................................................................. 20 4.6 BELANGRIJKSTE CONCLUSIES VAN DE OMGEVINGSANALYSE ............................................................. 21 5. BELANGHEBBENDEN (‘STAKEHOLDERS’): EEN ANALYSE ............................................ 22 5.1 HET SPECTRUM VAN BELANGHEBBENDEN........................................................................................... 22 5.2 DE BELANGRIJKSTE INTERNE BELANGHEBBENDEN EN HUN WAARDEN ............................................... 23 5.3 DE BELANGRIJKSTE EXTERNE BELANGHEBBENDEN EN HUN WAARDEN .............................................. 25 5.4 VERGELIJKING VAN IN- EN EXTERNE WAARDEN EN ATTRIBUTEN ....................................................... 26 6. DE BEOORDELING VAN HET BELEIDSIDEE ‘ZANDMOTOR’.......................................... 29 6.1 DE ZANDMOTOR ‘ONDER INSPECTIE’ ................................................................................................. 29 6.2 CONCLUSIES ...................................................................................................................................... 32 7. ECONOMISCHE KOSTEN/BATEN ANALYSE ......................................................................... 34 7.1 UITGANGSPUNTEN.............................................................................................................................. 34 7.2 FASERING ........................................................................................................................................... 35 7.3 INPUTS – DE VERSCHILLENDE BELEIDSOPTIES .................................................................................. 36 7.4 KOSTEN .............................................................................................................................................. 38 7.5 OPBRENGSTEN ................................................................................................................................... 38 7.6 RESULTATEN ...................................................................................................................................... 39 7.7 GEVOELIGHEIDSANALYSES ................................................................................................................ 40 7.8 CONCLUSIES ...................................................................................................................................... 43 8. RISICO- EN ONZEKERHEIDSANALYSE .................................................................................. 44 9. NIET-ECONOMISCHE KOSTEN/BATEN ANALYSE ............................................................. 47 10. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...................................................................................... 49 10.1 CONCLUSIES .................................................................................................................................... 49 10.2 AANBEVELINGEN M.B.T. VERVOLG PLAN VAN AANPAK..................................................................... 51 BIJLAGE 1 : TOELICHTING OP ‘NETTO CONTANTE WAARDE METHODE’................... 53 BIJLAGE 2 : FINANCIEEL-ECONOMISCHE ASPECTEN VAN BAGGERZAND............... 57 BIJLAGE 3 : SAMENVATTING VAN HET ERGO ONDERZOEK ............................................. 60 BIJLAGE 4 : BETROKKEN PERSONEN......................................................................................... 68 BIJLAGE 5 : GERAADPLEEGDE BRONNEN ................................................................................... 2 BIJLAGE 6 : PLANNING ZWAKKE SCHAKELS............................................................................. 3
3
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
1. Samenvatting Het project Zand en Ze(e)ker onderzoekt in het kader van het programma WaterINNovatiebron van Rijkswaterstaat de mogelijkheden om anders om te gaan met zand (en ruimte) in de kustzone, dit o.a ter bescherming van de Nederlandse kust – in een risicodragende samenwerking met andere ‘stakeholders’ (zoals marktpartijen, andere overheden, maatschappelijke organisaties, wetenschappelijke onderzoeksinstellingen, etc.), en wel zodanig dat naast het waarborgen van de veiligheid tegen overstromingen vanuit zee meerdere functies worden vervuld. De ‘zandmotor’ bij Ter Heijde kan wellicht aan die ambities voldoen, en is de focus geweest van het WINN project Zand en Ze(e)ker. Deze rapportage is het eindproduct van de eerste verkennende fase. De’zandmotor’ bouwt voort op de visie die de Noordzeekust ziet als een dynamisch, samenhangend geheel: de kust als ‘zandrivier’. In deze visie is een duurzame en intergrale ontwikkeling van de kust mogelijk wanneer optimaal wordt ingespeeld op de dynamische eigenschappen van de zandrivier en wel op een zodanige wijze dat met de natuur kan worden gebouwd. Deze verkenning is toegespitst op de ‘zandrivier’ tussen Hoek van Holland en Scheveningen (Delflandse kust). Ter ondersteuning van deze visie kunnen de volgende argumenten naar voren worden gebracht): Van “buiten naar binnen” redenerend, is duidelijk dat er in de komende 30 jaar vele soorten behoeften zijn aan zand in het kustvak tussen Hoek van Holland en Scheveningen: voor aanpak van de zwakke schakels, verbetering ruimtelijke kwaliteit, natuurcompensatie Maasvlakte 2, motie Geluk, uitvoering van het beleid o.b.v. het advies van de Commissie Poelmann, kustlijnzorg, onderhoud kustfundament, ruimte voor recreatie-ontspanning-woningbouw, etc. De zandmotor voorziet met één systeemaanpak in deze verschillende behoeften , waarbij meerdere belanghebbende partijen vanuit eenzelfde visie meerdere doelen bereiken – met minder moeite (dus een effectievere en efficiëntere inzet van mensen, financiën, technische hulpmiddelen en tijd). Alhoewel de verkregen resultaten nog als indicatief beoordeeld moeten worden, kan worden vastgesteld dat het concept van de zandmotor economisch en maatschappelijk gezien interessante perspectieven biedt. Elk van de zandbehoeften kan met ieder zijn eigen oplossing/methodiek worden aangepakt; dat komt dan neer op uitvoering van het huidige beleid, waarbij verschillende partijen op verschillende tijden op verschillende manieren en met verschillende partners het werk uitvoeren. Inclusief de kans dat verschillende partijen elkaar (onbewust) tegenwerken om hun doelen te bereiken. Naast eerdergenoemde “harde” economische voordelen moet de systeemaanpak middels de zandmotor ook kunnen leiden tot het creëren van “zachte” (maar zeker niet minder belangrijke) toegevoegde waarden voor Rijkswaterstaat en de waterbouwsector: publieksgericht en innovatief inhoud geven aan de zorg voor de kust en de bescherming tegen overstromingen. De inzet van de zandmotor impliceert dat op een duurzame manier gebruik wordt gemaakt (“meegedanst wordt met”) de dynamische krachten van de natuur. Waarborgen van de veiligheid van de kustzone wordt door een ruime meerderheid van de politieke organisaties als een ‘must’ gezien. De tijd is zeker rijp voor innovatieve ideëen waarmee de problemen kunnen worden opgelost. De thans afgeronde verkennende fase van het project heeft als resultaat opgeleverd dat er naar de overtuiging van het projectteam in de kustzone bij Delfland goede mogelijkheden bestaan om anders om te gaan met zandig materiaal en wel zodanig dat er meerdere functies op innovatieve wijze worden vervuld. De systeemaanpak van de zandmotor levert meer op dan de som der delen, door het intrinsieke integrale karakter ervan. Het concept zandmotor kan
4
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ overigens ook elders aan de Noordzeekust worden ingezet, bijvoorbeeld bij de Hondsbossche Zeewering. De verkregen resultaten zijn weliswaar indicatief , maar nu al kan worden vastgesteld dat het concept van de zandmotor economisch gezien interessante perspectieven biedt. De geïnventariseerde risico’s m.b.t. het project zijn naar onze opvatting goed te beheersen middels een professioneel programmamanagement en effectieve communicatie, zowel in- als extern. De zandmotor kan ‘trapsgewijs’ ingeschakeld worden, waardoor risico’s in de eerste fase worden beperkt. Er zijn bij de belangrijkste interne belanghebbenden binnen de RWS organisatie ook duidelijke, markante vraagtekens en/of voorwaarden die bij het project worden gesteld: zo wordt er bijvoorbeeld een goede afweging verlangd bij de besluitvorming tot het eventueel overgaan tot verdere stappen (pilot in 2006?) t.o.v. het vigerend beleid, alsook t.o.v. mogelijk andere innovatieve beleidsconcepten die een bijdrage zouden kunnen leveren aan dezelfde functies die de zandmotor vervult. Het in het kader van WaterINNoovatiebron verder werken aan dit idee voldoet naar ons oordeel duidelijk aan een maatschappelijke behoefte, en biedt o.a. de kans om op duurzame wijze een bijdrage te leveren aan het robuuster maken van de (ook gepercipieerde) veiligheid van de inwoners achter de Noordzeeduinen; tegelijkertijd een bijdrage te leveren aan een hogere ruimtelijke kwaliteit; als organisatie met verschillende diensten te leren hoe een integrale aanpak kan worden ontworpen en uitgevoerd, waarbij men te maken heeft met een grote complexiteit van verschillende partijen en belangen; de reputatie van Rijkswaterstaat als professionele, innovatieve organisatie te versterken die op effectieve, intelligente wijze zijn expertise inzet voor de kustlijnzorg en de handhaving van de veiligheid , en een katalyserende rol kan vervullen in het politieke besluitvormingsproces. In deze eerste verkennende fase zijn de stakeholders en risico’s in kaart gebracht en is een eerste indicatie gegeven van de economische en maatschappelijke kosten en baten. De ‘Zandmotor’ mag zich verheugen in een brede belangstelling, met op zijn minst geïnteresseerde reacties van de belangrijke in- en externe belanghebbenden die in deze verkennende fase van het Zand en Ze(e)ker project werden benaderd en hun bijdrage leverden aan workshops en/of interviews. Het idee van de zandmotor resoneert duidelijk met de behoeften, visies en opvattingen van belangrijke stakeholders binnen en buiten de RWS organisatie. Deze afgeronde, eerste verkennende fase behoeft naar onze mening nog een ‘uitwerkingsslag’ , waarbij het draagvlak bij de externe partijen (belanghebbende overheden, uitvoerders, financiers) centraal staat. Om de aansluiting bij de lopende projecten (natuurcompensatie Maasvlakte 2 , Zwakke Schakels en Poelmann) niet te missen dient dit snel te gebeuren, vóór 1 februari 2006.
5
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
2. Achtergrond, projectopdracht en het basisidee 2.1 Achtergrond Het WINN project ‘Zand en Ze(e)ker’ wil de mogelijkheden onderzoeken om anders om te gaan met zandig materiaal – in een risicodragende samenwerking met andere ‘stakeholders’ (zoals marktpartijen, andere overheden, maatschappelijke organisaties, wetenschappelijke onderzoeksinstellingen, etc.), en wel zodanig dat er meerdere functies op innovatieve wijze worden vervuld. In deze risicodragende samenwerking met deze andere ‘stakeholders’ schrijft Rijkswaterstaat niet “van binnen uit” de oplossingsrichting voor, maar zoekt samen met andere partijen naar creatieve oplossingen.
2.2 De opdracht van het projectteam ‘Zand en Ze(e)ker In het definitieve projectplan d.d. 24 juni 2005 worden de volgende doelstellingen door het projectteam geformuleerd: Technische doelstelling: “Het zoeken naar oplossingrichtingen en oplossingen om op een slimme manier om te gaan met zandig materiaal (suppletie zanden, baggerspecie) en ruimte in de kustzone op zodanige wijze dat de ruimtelijke kwaliteit toeneemt. De oplossing moet gericht zijn op het multifunctioneel inzetten van materiaal in de kustzone ten behoeve van suppletie in de kustzone en baggerwerkzaamheden in de Maasgeul. Hieraan gekoppeld: het vinden van partijen die hieraan mee willen werken en er in willen investeren. Als op de beslismomenten positieve besluiten vallen, willen we ook daadwerkelijk de volgende stap zetten (iets gaan realiseren). Dit valt vooralsnog buiten de scope van dit projectplan”. Proces doelstelling: “Een werkwijze uitvinden waarbij Rijkswaterstaat risicodragend kan samenwerken met (markt)partijen (een innovatieve samenwerking met de markt)”. De opdracht aan ValQuest b.v. was gericht op de ondersteuning van de voorbereiding en besluitvorming naar de volgende stap in het project, waarbij met name het in kaart brengen van de hieraan verbonden eerste versie van de ‘business case’ (kosten/baten-, gevoeligheids- en risicoanalyse) een hoofdbestanddeel vormde. Bij de werkzaamheden diende speciale aandacht te worden besteed aan de opmerkingen uit het rapport Evaluatie en gebruik IMCM in het pilotproject E-loods (2004), zoals opgesteld door WINN Forum Ervarum en RISMAN d.d. 25 augustus 2004.
6
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
2.3 Het basisidee: de “Zandmotor“ Algemeen Het idee van de “zandmotor” bouwt voort op de visie die (bijvoorbeeld) de Noordzeekust tussen Hoek van Holland en de haven van Scheveningen ziet als een dynamisch, samenhangend geheel: de kust als zandrivier. In deze visie is een duurzame ontwikkeling van de kust mogelijk wanneer optimaal wordt ingespeeld op de dynamische eigenschappen van de zandrivier die er voor langs loopt. De zandmotor staat voor een systeem waarbij kunstmatig zand in het kustsysteem wordt gebracht ten dienste van meerdere, nauw omschreven doelen tegelijkertijd.
Van “buiten naar binnen” redenerend, kan men duidelijk constateren dat er in de komende 30 jaar vele soorten behoeften zijn aan zand in het kustvak tussen bijvoorbeeld Hoek van Holland en Scheveningen: aanpak van de zwakke schakels, verbetering ruimtelijke kwaliteit, natuurcompensatie Maasvlakte 2, antwoord geven op de motie Geluk, uitvoering geven aan het beleid dat gekozen is o.b.v. het advies van de Commissie Poelmann, kustlijnzorg, onderhoud kustfundament, ruimte voor extra recreatie-ontspanning-woningbouw, etc. Elk van deze behoeften zou men met ieder zijn eigen oplossing/methodiek kunnen aanpakken; dat komt dan neer op uitvoering van het huidige beleid, waarbij verschillende partijen op verschillende tijden op verschillende manieren en met verschillende partners het werk uitvoeren. Het idee van de zandmotor is nu om met één systeemaanpak in deze verschillende behoeften te voorzien, waarbij meerdere belanghebbende partijen vanuit eenzelfde visie meerdere doelen tegelijkertijd bereiken – met minder moeite (dus een effectievere en efficiëntere inzet van mensen, financiën, technische hulpmiddelen en tijd). Naast deze “harde” economische voordelen moet deze aanpak ook kunnen leiden tot het creëren van “zachte” (maar zeker niet minder belangrijke) toegevoegde waarden voor Rijkswaterstaat: (beroeps)trots op de innovatieve en professionele wijze waarop inhoud wordt gegeven aan het publieksgericht uitvoeren van haar kerntaken. Daarnaast impliceert de inzet van de zandmotor dat op een duurzame manier gebruik wordt gemaakt (“meegedanst wordt met”) de dynamische krachten van de natuur.
Inzetbaarheid van de zandmotor Alhoewel wij ons in dit project beperkt hebben tot de mogelijkheden van het inzetten van de zandmotor bij de Delflandse kust, willen we vooral benadrukken dat het concept op meer plaatsen langs de Noordzeekust zijn dienst kan bewijzen, bijvoorbeeld bij de Hondsbossche Zeewering.
7
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ Marktbenadering Optimale marktbenutting voor kennis, uitvoering en financiering is een belangrijk aspect van de Zandmotor. Wij zien de beste kansen voor een optimale inzet in een meerjarige commerciële verbintenis met één of meerdere partijen, bijvoorbeeld in de vorm van een alliantiecontract. ‘Optimaal’ betekent hier: een op lange termijn bedrijfszeker resultaat bereiken, waarbij op slimme, intelligente wijze de kansen en risico’s over opdrachtgever en opdrachtnemer(s) worden verdeeld. Voor de Zandmotor betekent dit dat een heldere resultaatafspraak moet worden gemaakt, zowel voor het eindresultaat, als eventuele tussenresultaten. Morfologische aspecten De Zandmotor draait op wind, golven, getij en zand. De natuurlijke zandtransportprocessen verplaatsen zand langs de kust vanaf de locatie waar het is aangebracht. Het zand vormt zo nieuwe duinen en een uitbouw van strand en de onderwateroever. Waar het zand wordt aangebracht bepaalt ten dele waar het zand naar toe wordt getransporteerd. Zand hoog op het strand, in de vorm van een strandsuppletie levert zand voor nieuwe en bestaande duinen. Zand op de onderwateroever levert zand voor het strand. Ook de vorm van de suppleties kan zandtoevoer langs de kust en naar de kust stimuleren. Veel mogelijkheden in vorm en in combinaties van strand- en onderwatersuppleties zijn nog niet verkend, maar bieden mogelijkheden om de zandmotor te ‘tunen’. Technische aspecten Bij de uitvoering van zandsuppleties gelden geen beperkingen vanuit de techniek. De aanleg van de ‘Palmbomen’ en ‘The World’ in Dubai laten zien dat alles mogelijk is. In plaats van een voorgeschreven ontwerp, in de vorm van een bestek, of een aantal kubieke meter zand per jaar in een bepaalde zone, moet het resultaat na een afgesproken aantal jaren duidelijk worden afgesproken. Het resultaat is afhankelijk van het doel of de doelen van de zandmotor. In plaats een nadere uitwerking voldoen enkele voorbeelden: A. Veiligheid: bescherming tegen overstromen. Om de duinen en het strand te laten fungeren als waterkering moet er voldoende zand in duinen en strand (in het zogenaamde ‘rekenprofiel’, zie de illustraties op pag. 10) zitten. Afhankelijk van de veranderingen in de randvoorwaarden, bijvoorbeeld door de stijging van de zeespiegel of veranderende inzichten moet dat zand vandaag, over enkele jaren, of over tientallen jaren in het rekenprofiel aanwezig zijn. Wanneer het zand vandaag in het rekenprofiel aanwezig moet zijn, dan betekent dat resultaat dat er direct ter plekke gesuppleerd moet worden, in de vorm van een zandsuppletie en duinverzwaring. Wanneer het zand over tien jaar in het rekenprofiel aanwezig moet zijn kan de Zandmotor worden ingezet. Als het zand vandaag op de vooroever wordt aangebracht heeft de natuur tien jaar de tijd om het zand in de duinvoet te brengen. Mocht het er dan niet liggen, dan kan alsnog een strandsuppletie en duinverzwaring worden aangebracht. B. Natuur Resultaten voor de natuur kunnen worden uitgedrukt in areaalveranderingen, bijvoorbeeld een toename van het duinareaal, of het areaal ‘permanent door zeewater overstroomde banken’. En ook hier worden door het tijdpad mogelijkheden gegeven, of beperkingen gesteld aan de wijze van uitvoering. Meer tijd betekent dat natuurlijke processen het zand daar kunnen brengen waar het nodig is. Op basis van kennis en ervaring kan dan worden besloten tot het aanbrengen op het strand of juist of de onderwateroever. Aanvullende eisen kunnen voortkomen uit de verstoring tijdens aanleg, bijvoorbeeld zo in mogelijk verstoord gebied, of zo min mogelijk werken in de winterperiode.
8
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ C. Recreatie Belangrijk aspect voor de recreatie is een breed en droog strand, waarbij het zand niet over de strandtenten en parkeerterreinen stuift. En ook hier geldt dat afhankelijk van wanneer dat strand breed en droog moet zijn verschillende strategieën gevolgd kunnen worden. D. Wonen en werken De behoefte aan woon- en werkruimte in de drukke zuidwesthoek van Zuidholland neemt nog steeds toe. De zandmotor kan worden ingezet om aan deze behoefte voor een (bescheiden) deel te voldoen, bijvoorbeeld door in de Van Dixhoorndriehoek extra land te creëren voor wonen en/of bijvoorbeeld een zeiljachthaven. E. Combinaties Bovenstaande voorbeelden zijn allemaal één op één, dat wil zeggen: bij de functie hoort een strategie. Het mooie van de zandmotor is dat deze verschillende functies na elkaar en naast elkaar kan dienen. Naast elkaar is het makkelijkst uit leggen aan de hand van een voorbeeld waarbij een breed strand wordt aangelegd en onderhouden voor een badplaats met een waterkering die versterkt dient te worden. Het zand van het brede strand biedt directe voordelen voor de recreatie en is leverancier van zand voor de opbouw van duinen direct voor de badplaats (toename van het zandvolume in de waterkering en daarmee toename veiligheid) en in de omgeving (toename duinareal ten bate van de natuur). Afhankelijk van de functie ziet het resultaat van de Zandmotor er anders uit. Voor de veiligheid van het achterland is een breed duinmassief met voldoende zand in de ‘rekenschijf’ gewenst, voor recreatie een breed strand en voor de natuur een ongestoord strand en duin. In de uitvoering zijn allerhande variaties mogelijk. Deze flexibiliteit van toepassingsmogelijkheden vormt daarmee één van de sterke elementen van het concept.
2.4 Samenvattend Het project Zand en Ze(e)ker onderzoekt de mogelijkheden om anders om te gaan met zandig materiaal – in een risicodragende samenwerking met andere ‘stakeholders’ (zoals marktpartijen, andere overheden, maatschappelijke organisaties, wetenschappelijke onderzoeksinstellingen, etc.), en wel zodanig dat er meerdere functies op innovatieve wijze worden vervuld. Het idee van een ‘zandmotor’ bij Ter Heijde zou wellicht aan die ambities kunnen voldoen, en is de focus geweest van de verkenning waar deze rapportage het eindproduct is. Primair stond daarbij vanzelfsprekend het voldoen aan de basisopdrachten van RWS m.b.t. de Noordzeekust: • • • •
Handhaven van de BKL (basiskustlijn) Handhaven van het kustfundament Bijdrage leveren aan het handhaven van de kustveiligheid door de provincie Handhaven van de zeewater- en zeebodemkwaliteit
Onderstaande schematische afbeelding van een dwarsdoorsnede van de kust illustreert de plekken waar het dan om draait:
9
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
diepte (m)
_______________________________________________________________________
veiligheid
Basis Kust
restprofiel
Lijn / BKL
15 10 5 0 -5 -10 -15 -20 -25
Schematische kustdoorsnede
kustfundament
Het idee van de “zandmotor” bouwt voort op de visie die bijvoorbeeld de Noordzeekust tussen Hoek van Holland en de haven van Scheveningen ziet als een dynamisch, samenhangend geheel: de kust als zandrivier. In deze visie is een duurzame ontwikkeling van de kust mogelijk wanneer optimaal wordt ingespeeld op de dynamische eigenschappen van de ‘zandrivier’ die er voor langs loopt:
ValQuest
10
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
3. Methode van aanpak In het voortraject van het project Zand en Zeker is voornamelijk gezocht naar mogelijke ideëen danwel oplossingsrichtingen om de doelstelling(en) van het project te verwezenlijken. Daartoe zijn vanaf juni 2005 t/m augustus 2005 de volgende activiteiten ondernomen: Deelname en bijdrage aan de Kust Innovatie Kring (inventarisatie van ideeen/oplossingen); Inventarisatie van overige bestaande ideëen/oplossingsrichtingen binnen de RWS/RIKZ organisatie; Eerste verkennende gesprekken met omgeving (scan): DGW, RIKZ, RWS Kust RD, Provincies; Selectie van de kansrijke ideeen/oplossingrichtingen o versterking Delflandse kust bij Ter Heijde (semi continue suppleties middels een ‘zandmotor’). o versterking Hondsbosche Zeewering (mega-suppleties: zandbank/rif). o (natuur)eilanden voor kust bij Callantsoog. o versterking natuur-recreatie bij Oostvoorne. Selectie van 2 ideeen t.b.v. uitwerking globale bussinesscase (zandmotor Delflandse kust Ter Heijde en de megasuppletie Hondsbosche Zeewering) Aanvankelijk was het dus de bedoeling om een tweetal oplossingrichtingen verder tot een globale businesscase uit werken. Gezien de beschikbare tijd is uiteindelijke gekozen om één oplossingsrichting en wel de zandmotor bij de Delflandse Kust verder uit werken. De zandmotor kan worden ingezet om: huidige functies te beheren en te onderhouden, huidige functies te versterken en uit te bouwen, nieuwe (gebruiks)functies in de kust te creeeren, combinaties daarvan. Bij het verkennend onderzoek dat daarop volgde, is gebruik gemaakt van het ‘Innovatie Management Cyclus Model’. Dit is een methodiek van aanpak die door software wordt ondersteund. Deze software is ontwikkeld door prof. dr. ir. Felix Janszen van Inpaqt B.V. Deze aanpak leidt onder meer tot een effectieve structurering van innovatieprocessen en de ondersteuning van de besluitvorming daarbinnen. De activiteiten die daarbij door het projectteam samen met ValQuest en Inpaqt zijn uitvoerd, waren de volgende: a. Het organiseren van twee (interne RWS) workshops om de stakeholders bij het Zand en Ze(e)ker project (Delfland) duidelijk in kaart te brengen en naar volgorde van prioriteit te ordenen. Daarbij werd tevens vastgesteld welke belangen (alsook de prioriteit daarvan) er voor de belangrijkste stakeholders spelen. In dezelfde workshops werd vastgesteld welke ‘attributen’ (kenmerken van, cq. te stellen eisen aan het projekt) inhoud geven aan deze belangen. Ook hier werden de attributen voorzien van het relatief belang ervan bij het inhoud geven aan het spectrum van belangen (en belangenconflicten). Deze workshops werden logistiek door RWS georganiseerd (deelnemers uitnodigen, faciliteiten beschikbaar stellen, etc.) en bestond uit functionarissen met kennis van, ervaring met en visie op zandsuppleties in de kustzone en/of alle belangrijke aspecten die daarbij een rol kunnen spelen. Het projectteam heeft zelf – in nauw overleg met de themaleider kust, de heer P. Schoeman van WINN – geconcludeerd dat het houden van een workshop met externe belanghebbenden in dit stadium van het project niet in het belang was van Rijkswaterstaat.
11
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ b. De volgende stap bestond uit het zoveel mogelijk valideren van de uitkomsten van de interne workshops door een aantal geselecteerde, belangrijke stakeholders (in- en extern) nader te interviewen. Hierbij werden als het ware de resultaten van de eerste stap nader getoetst op hetgeen er ‘in de werkelijkheid’ bij de belangrijkste stakeholders leeft. Dit gebeurde in bijna alle gevallen tezamen met een lid van het projectteam, meestal de projectleider. c. De resultaten van deze “belanghebbenden (stakeholders) waarde analyse” worden besproken in hoofdstuk 5 en 6. d. Het voeren van grondig en frequent werkoverleg door het projektteam van ‘Zand en Ze(e)ker’ teneinde de haalbaarheid en de benodigde competenties (technisch, juridisch, organisatorisch, etc.) ten behoeve van het project duidelijk en scherp te inventariseren en in kaart te brengen: welke kennis (ook in i.d.v.v. noodzakelijke technische en financiële data), ervaring, bedrijfsmiddelen, beslissingskracht/bevoegdheden zijn er nodig en waar zijn deze aanwezig om het project tot een goed einde te brengen? Zijn deze intern beschikbaar en – zo niet – kunnen deze dan anderszins worden verkregen, cq. ingeschakeld? e. Het maken van een omgevingsanalyse (het in kaart brengen van het beleidsen wettelijk kader, ecologische aspecten, maatschappelijke opvattingen en het politiek spectrum op hoofdlijnen); de input hiervoor werd door het projectteam geleverd en de weergave daarvan is te vinden in hoofdstuk 4. f. Het opstellen van een ‘model’ van het innovatieproces, mede gebaseerd op de voorgaande drie stappen, dat dient als middel om de business case te vervaardigen. Daarbij werden – in nauwe samenwerking met en d.m.v. data input door het projectteam de onderdelen en beoogde fasering van het project vastgesteld, alsook een inschatting van de daaraan verbonden investeringen, kosten en baten. g. Het opstellen van een eerste versie van de businesscase, waarbij er scenario’s, kosten/baten-, gevoeligheids- en risicoanalyses werden gemaakt. Hierbij dient uitdrukkelijk te worden opgemerkt dat de gevoeligheids- en risicoanalyses hierbij betrekking hebben op de organisatorische en economische dimensie van het project en niet de veiligheidsaspecten betreffen. h. Het verzorgen van deze eindrapportage, nader toegelicht in de vorm van een uitgebreide powerpoint-presentatie. De werkzaamheden werden met energie en enthousiasme door het projectteam verricht, in relatief korte tijd is veel tot stand gebracht, maar de bijdragen aan de projectvoortgang stonden voor een aantal teamleden regelmatig onder spanning doordat uiteraard de werkzaamheden in het kader van de dagelijkse verantwoordelijkheden prioriteit hadden.
12
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
4. Omgevings- (context-) analyse 4.1 Beleidskaders De Zandmotor moet vanuit verschillende beleidsperspectieven (veiligheid, bereikbaarheid, leefbaarheid – ruimtelijke kwaliteit) benaderd worden, waarbij steeds geldt dat de raakvlakken afhankelijk zijn van de doelen die de zandmotor moet dienen. De Zandmotor die draait voor de bescherming tegen overstromingen van het achterland (Beleidsterrein ‘Veiligheid tegen overstromingen’, exclusief de beleidsdiscussie over buitendijkse gebieden) heeft een andere scope dan de Zandmotor die zowel de veiligheid van het achterland, als de veiligheid van de duingebieden, als de natuur, als de recreatie dient. In alle gevallen raakt de Zandmotor aan het Kustbeleid, vastgelegd in de 3e Kustnota en de Nota Ruimte. Kustbeleid De Zandmotor past bij uitstek in het kustbeleid, omdat een bijdrage wordt geleverd aan de doelstellingen om de kustlijn en de zandvoorraad van het kustfundament te handhaven. Het Nederlandse kustbeleid is gericht op het duurzaam handhaven van de veiligheid en duurzaam behoud van de functies en waarden in het duingebied (1e, 2e en 3e kustnota, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1990,1996 en 2000). Duurzaam betekent in dit geval: met behoud van de karakteristieken van de zandige kust. De beheermaatregelen moeten zó worden ingericht dat functies en waarden kunnen worden behouden. Voortkomend uit deze wens zijn de twee operationele doelstellingen voor beheermaatregelen geformuleerd:
In de Wet op de Waterkering (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1996) is vastgelegd dat de kustlijn wordt gehandhaafd op zijn positie. In de praktijk wordt uitgegaan van de kustlijnligging van 1990, zoals bepaald met de MKL/BKL methode (Hillen e.a.,1991). De korte termijn operationele doelstelling van het beheer van de kust is het handhaven van de kustlijn.
In de 3e kustnota (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2000) is vastgesteld dat de zandverliezen van de gehele Nederlandse kust worden gecompenseerd. De begrenzingen van kust en dieper water, het kustfundament, zijn nader gedefinieerd in de Nota Ruimte. De gehele Nederlandse kust begint bij de dieptelijn van –20 m NAP op de Noordzee. De lange termijn doelstelling voor het beheer van de kustlijn is daarmee het compenseren van de zandverliezen van de gehele kust, oftewel het handhaven van de zandvoorraad van het kustfundament.
13
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ Het zand van het zanddelende systeem is constant in beweging en deze dynamiek is een kenmerkend onderdeel van de Nederlandse kust. Uitgaande van de dynamiek van de Nederlandse kust èn van de twee operationele doelstellingen is een drietrapsstrategie benoemd voor kustbeheermaatregelen, die is vastgelegd in de Nota Ruimte:
1. Zand zoveel mogelijk laten bewegen: Ruimte voor dynamiek. 2. Zandtekorten aanvullen waar functies bedreigd worden, door zandsuppleties en het aanleggen van zandbuffers. 3. Zand vasthouden door het aanleggen van harde constructies.
Wanneer moet worden ingegrepen zijn zandsuppleties en zandbuffers, zoals de zandmotor, de aangewezen maatregelen. Harde ingrepen zijn een laatste middel, vanwege de hoge aanlegkosten, negatieve omgevingseffecten en het feit dat harde kustverdedigingen geen bijdrage leveren aan de zandvoorraad van de Nederlandse kust. Veiligheid tegen overstromen De Zandmotor kan een bijdrage leveren aan de veiligheid door een extra robuuste bescherming te bieden tegen tegen overstromingen. Belangrijk is daarbij te onderkennen dat zowel een bijdrage kan worden geleverd aan de veiligheid van het achterland (het gebied dat door de duinen, dijken en stormvloedkeringen wordt beschermd tegen overstromingen – de dijkring) als aan de veiligheid van de duinen zèlf (die in de discussie worden aangeduid met “buitendijks”, omdat ze niet beschermd worden door de dijkring). De veiligheid tegen overstromingen van het achterland is vastgelegd in de Wet op de Waterkering, in de vorm van een veiligheidsnorm. Het gebeid achter de duinen van ZuidHolland heeft een wettelijke kans op overstromen van 1 maal in de tienduizend jaar. Door veranderende omstandigheden op de Noordzee en door veranderende inzichten in de kracht van de golven, de hoogte van stormvloeden en de sterkte van dijken en duinen kan worden geconstateerd dat de waterkeringen niet meer aan de norm voldoen en verstrekt dienen te worden. Bij de Zwakke Schakels is geconstateerd dat de veiligheid niet voldoende was, nadat de was gebleken dat de golven op de Noordzee zwaarder zijn dan eerder was vastgesteld. M.b.t. de veiligheid van bewoners van buitendijkse gebieden zijn zeer recentelijk nog door de staatssecretaris van MinV&W duidelijke beleidsuitspraken gedaan n.a.v. de publikatie van het rapport van de Commissie Poelmann. Ruimtelijke Ordening beleid Quotes uit de Nota Ruimte Nota Ruimte (Nr. 154 DEEL 3A: AANGEPAST KABINETSSTANDPUNT NAAR AANLEIDING VAN BEHANDELING IN DE TWEEDE KAMER) ‘De komende tijd zullen nut en noodzaak van de kustuitbreiding Zuid-Holland worden onderzocht. De mogelijkheden die deze kustuitbreiding biedt, zullen moeten worden bezien als onderdeel van een integrale visie op de Zuidvleugel’ ‘Om primair een duurzame veiligheid te realiseren, wordt een zeewaartse kustverbreding, globaal tussen Hoek van Holland en Scheveningen planologisch gereserveerd, zorgvuldig afgewogen en uitgewerkt, mede gericht op een integrale, multifunctionele kustzoneontwikkeling ten dienste van met name natuur, recreatie en wonen. Deze ontwikkeling moet aansluiten op bestaande landschappelijke en natuurwaarden en op
14
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ bestaande infrastructuur. Tevens dient daarbij de ruimtelijke kwaliteit van de gehele kustzone versterkt te worden.’ Wanneer uit de integrale visie op de Zuidvleugel blijkt dat zeewaartse kustverbreding bij de kust van Zuid-Holland een logische en noodzalijke ontwikkeling is, dan kan de Zandmotor deze verbreding invullen. In het beheerplan Noordzee worden de randvoorwaarden neergelegd waaraan de ruimtegebruik op de Noordzee dient te voldoen. En net als bij de SMB / MER en passende beoordeling geldt in het algemeen dat sprake moet zijn van het beste alternatief.
4.2 Juridische aspecten en wettelijke kaders De teneur is, dat er in Nederland niks meer mag, door de Europese regels en de manier waarop die in Nederland worden uitgelegd. En inderdaad is bij grote projecten, zoals de Zandmotor, sprake van een woud aan wetten en regels, waar terdege rekening mee moet worden gehouden. Van de wet- en regelgeving waar in ieder geval rekening moet worden gehouden volgt hieronder een opsomming. De belangrijkste frustratie rond de regels geldt echter de onduidelijkheid over de toepassing: wie heeft wat wanneer te zeggen. En dat betekent dat in de komende tijd de reeds lopende projecten, zoals Maasvlakte II, Gaswinning in de Waddenzee en Zwakke Schakels goed in de gaten moeten worden gehouden. Relevante wetgeving Veiligheid
Wet op de Waterkering
Ruimtelijke Ordening
Wet op de Ruimtelijke Ordening Wijzigingswet Wet op de Ruimtelijke Ordening (invoering rijksprojectenprocedure)
Natuurbescherming
Natuurbeschermingswet (Nb wet) Flora en Fauna Wet (FF wet) Europese Vogel en Habitatrichtlijn (onderdeel van FF wet)
Verkeer
Scheepvaartverkeerswet Scheepvaartreglement territoriale zee (STZ)
Milieu
Wet milieubeheer (WM) Wet verontreiniging zeewater (WVZ) Wet bodembescherming (WBB) Wet belastingen op milieugrondslag (WBM) Wet op de waterhuishouding (WWH) Bouwstoffenbesluit (BsB)
Beheer
Wet beheer rijkswaterstaatswerken (WBR) Waterstaatswet 1900 Organiek besluit Rijkswaterstaat Wrakkenwet Ontgrondingenwet Rijksreglement Ontgrondingen
15
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Natuurbeschermingswetgeving (Nederlands en Europees) De Nederlandse natuurbeschermingswetgeving is in verandering als gevolg van de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarbij bestaat nog veel onduidelijkheid over de wijze waarop wetgeving geïnterpreteerd en geïmplementeerd dient te worden. Implementatie van de natuurbeschermingswetgeving Gebiedsbescherming uit de Vogel- en Habitatrichtlijn is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet (Nb-wet). Op grond van deze wet is een vergunning nodig voor activiteiten die plaatsvinden in de beschermde gebieden. Relevante gebieden voor de zandmotor zijn de beschermde duingebieden aan de Zuid-Hollandse Kust en de Voordelta gebieden, ten zuiden van de Maasgeul, waaronder de Noordzeekustzone en de Voordelta. Voor nieuwe plannen of projecten vindt deze passende beoordeling plaats in de vergunningverleningprocedure.
Figuur: Beschermde Natuurgebieden in de omgeving van de Zuid-Hollandse kust, die door Nederland zijn aangemeld bij Brussel, vanwege de Vogel- en Habitatrichtlijnen.
Soortbescherming uit de Vogel- en Habitatrichtlijn is vastgelegd in de Flora- en Faunawet (FF-wet). In deze wet worden handelingen die effecten hebben op beschermde soorten verboden. In tegenstelling tot de Nb-wet, gelden de verboden uit de FF-wet overal en altijd, ook buiten beschermde gebieden. Belangrijk begrippen in de natuurbeschermingswetgeving zijn de ‘significante effecten’ , die moeten worden vermeden, en ‘dwingende redenen van groot openbaar belang’, om een plan alsnog doorgang te laten vinden. In de ‘passende beoordeling’ alternatieven goed worden uitgezocht, moeten mitigerende maatregelen worden voorgesteld en/of de compensatie voor de aangetaste natuurwaarden worden beschreven.
16
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ Wet op de Ruimtelijke Ordening De Wet op de Ruimtelijke Ordening is de wettelijke basis voor streekplannen, structuurschema’s en planologische kernbeslissingen (PKB’s), die raakvlakken hebben met zandwinning en vaargeulen. De streekplannen, structuurschema’s en PKB’s werken door in het wel of niet verlenen van ontgrondingsvergunning. Voor de Zandmotor zijn de consequenties die voortvloeien uit de r.o.-wetten en regels belangrijk, vanwege de inspraak mogelijkheden, bijvoorbeeld bij het wijzigen van een streekplan of bestemmingsplan. Wet Milieubeheer Vanuit de Wet Milieubeheer komt de m.e.r.-plicht voort. Welke ingrepen m.e.r.-plichtig zijn is vastgelegd in het Besluit Mileu-effectrapportage 1994. Voor zandwinning gelden grenzen van 100 ha voor Nederland en de kustwateren en 500 ha voor het Continentale Plat, waarboven een m.e.r.-plicht geldt. Ook de uitbreiding van een vaarweg met meer dan 20% in termen van ruimtebeslag of grondverzet boven de 5 Mm3 is m.e.r.-plichtig. Ontgrondingenwet Voor de zandwinning op de Noordzee ten bate van de zandmotor moet op grond van de ontgrondingenwet voor elke ontgronding een vergunning worden aangevraagd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Wet Beheer Waterstaatwerken Op grond van de Wet beheer waterstaatswerken is een vergunning noodzakelijk voor alle activiteiten op en in de rijkswateren en dit zal daarom ook het geval zijn voor de Zandmotor. Wet Verontreiniging Zeewater Wanneer sprake is van het storten van materiaal op zee, dan moet daarvoor een ontheffing inzake de WVZ verleend zijn. In een dergelijke vergunning/ontheffing worden eisen gesteld aan de hoeveelheid en de kwaliteit van het te storten materiaal en aan de locatie waar dit gebeurt. SMB / MER en passende beoordeling De Zandmotor zou MER-plichtig kunnen zijn met betrekking tot verschillende doelen en uitvoeringsapecten. Uit de waslijst van activiteiten waarvoor een MER dient te worden opgesteld een kleine greep: Het ophogen van de zeebodem, inclusief het aanleggen van een eiland (in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 500 hectare of meer De aanleg van een primaire waterkering. Landaanwinning, droogmakerij of indijking (in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 200 hectare of meer) Landinrichting. Vanaf 2004 moeten overheden in Nederland rekening houden met de richtlijn voor strategische milieubeoordeling wanneer zij plannen willen vaststellen. Het gaat om departementen, provincies en gemeenten. Het gaat bijvoorbeeld om ruimtelijke plannen, plannen voor verkeer en vervoer of waterhuishoudingsplannen. De richtlijn stelt dat voor deze plannen de milieu-effecten in kaart moeten worden gebracht. Omdat voor de richtlijn nog geen wettelijke voorziening bestaat, zullen overheden, om te kunnen bepalen wat ze moeten doen in de praktijk, moeten werken met de richtlijn zelf. De SMB is ook de procedure waarin de ‘passende beoordeling’ van de ecologische effecten moet plaatsvinden.
17
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
4.3 Ecologische aspecten Kennis van de ecologische effecten van de Zandmotor is gewenst vanwege de natuurbeschermingswetgeving en zodra een natuurdoel wordt gediend. De ecologie van de ondiepe kustzone kan omschreven worden als het ‘terra incognita’ van Nederland. In tegenstelling tot de ecologie van de duinen en de Noordzeebodem is van de dieren die in het het strand en de brandingszone leven weinig bekend en van het gebied tussen de –5 m (vanaf het strand te bereiken met de WESP) en de –12 m (vanaf de Noordzee me grotere schepen te bemonsteren). Van vissen, vogels en zeezoogdieren is meer kennis beschikbaar. De beperkte basiskennis betekent dat het ook moeilijk vast is te stellen wat de effecten van de Zandmotor op de ecologie zullen zijn. Hieronder een aantal aspecten: Arealen Als de Zandmotor draait veranderen de arealen van verschillende ecotopen. Afhankelijk van het beoogde resultaat en de gekozen uitvoering verandert het areaal duinen, strand, onderwateroever en Noordzeebodem. Indirect verandert het karakter van bestaande arealen, bijvoorbeeld omdat bij de aanleg van nieuwe duinregel de verstuiving van zand en de ‘salt spray’ (de zoute nevel die vanaf zee naar het land waait) naar de bestaande duinen afneemt. Dynamiek De Zandmotor gebruikt natuurlijke sedimenttransportprocessen om het zand daar te krijgen waar het nodig is. Dit betekent dat niet alleen ruimte wordt gelaten voor natuurlijke dynamiek, maar dat dit zelfs een vereiste is voor de werking. Dit betekent ook dat door de natuurlijke processen het goede zand op de goede manier op de goede plek terecht komt: relatief fijn zand verstuift naar de duinen en vormt nieuwe duinen, grover zand komt in de breker banken op het strand terecht. In de duinen kan op deze wijze ook een natuurlijk bodemprofiel opbouwen, met positieve effecten voor de vegetatie en de waterhuishouding. Bedekking Het directe effect van zandsuppletie is de bedekking van bodemdieren die in het strand en op de vooroever leven. Veel van deze dieren zullen de bedekking niet overleven. Indirect betekent dit dat minder voedsel beschikbaar is voor vogels die op het strand en de vooroever foerageren. De bedekking blijft beperkt blijft tot de locatie waar het zand wordt aangebracht. De effecten van de natuurlijke zandtransporten naar de omgeving zijn niet anders dan de natuurlijke dynamische processen die sowieso optreden. Daarmee heeft de Zandmotor heeft een voordeel boven regulier kustbeheer en kust uitbreidingen Vertroebeling Tijdens de uitvoering van onderwatersuppleties en, in mindere mate, tijdens de uitvoering van strandsuppleties, treedt vertroebeling van de waterkolom op. Ook bij zandwinning op de Noordzee treedt verhoogde troebelheid van de waterkolom op. Dieren die ‘op zicht’ jagen, zoals sterns en bepaalde vissoorten, kunnen hierdoor moeilijker aan eten komen. Ook de productie van algen en daarmee de productiviteit en voedselketen van de zee wordt beïnvloedt door de vertroebeling. Grootte en impact van dit effect is onder andere afhankelijk van het slibgehalte van het suppletiemateriaal, maar ook van het seizoen waarin zandwinning en suppletie plaatsvinden.
18
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
4.4 Maatschappelijke opvattingen1 In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de standpunten van een aantal maatschappelijke organisaties en burgers over kustuitbreiding en kustveiligheid. Op dit moment vindt er een uitgebreide studie plaats naar maatschappelijk nut en noodzaak (MKBA) van grootschalige kustuitbreiding langs de zuid-Hollandse kust (m.b.t. de motie Geluk2), in een later stadium kunnen we de resultaten van deze studie ook gebruiken voor het project Zand en Zeker. Uit een publieksonderzoek kustzorg (strandenquete) blijkt dat van de strandbezoekers in Zuid-Holland 30% de gehele Nederlandse kust op dit moment onvoldoende veilig vindt. Vooral op de Zuid-Hollandse stranden (Scheveningen, Katwijk) hebben bezoekers het idee dat het ter plaatse onvoldoende veilig is tegen overstromingen. Mensen hebben in het algemeen een positief beeld over strandsuppleties. Hoewel het erkend wordt dat de suppleties zo nu en dan grote overlast veroorzaken, neemt 83% van de mensen die wel eens een strandsuppletie gezien heeft, deze voor lief; 86% van de bezoekers van het strand hebben er vertrouwen in dat de kust op de juiste manier onderhouden wordt. Een ruime meerderheid (66%) is het eens met de stelling dat Rijkswaterstaat het geld voor zandsuppleties alleen moet aanwenden voor de bescherming van het land tegen de zee. Zij hebben wellicht niet altijd stilgestaan bij de mogelijkheid van suppleties met een recreatief doel. Er is ook gevraagd wie de kosten voor het mooi breed houden van het strand zou moeten dragen. Een meerderheid antwoordt Rijkswaterstaat of een of andere overheidsinstelling; 20% wil de ondernemers aan de kust ervoor laten opdraaien en 10% wil het zelf wel betalen (bezoekers van het strand). Op grond van deze standpunten kunnen we concluderen dat een zandmotor bij het grootste deel van het publiek niet op noemenswaardige bezwaren zal stuiten. Risico blijft echter de invloed van het individu. Een aantal maatschappelijke organisaties hebben een uitgesproken mening over het kustbeleid. Stichting Duinbehoud wil tussen Scheveningen en Hoek van Holland alleen maar zware zandbanken, geen dure huizen op kunstmatige eilanden. De kust zal moeten veranderen in een gebied met zeer brede stranden, en evt. een nieuwe duinenrij door opstuiving. Een superduin, een berg zand van 40 meter hoog voor de kust van Hoek van Holland zou ook mooi in dit plan passen. Naast recreatieve waarden kan dit ook een belangrijke bijdrage leveren aan bescherming van de kust. Het plan van een zandmotor zou in dit plan een positieve bijdrage kunnen leveren. Het comite Deining aan Zee heeft aangegeven alles in het werk te zullen stellen om eventuele woningbouwplannen in de kustzone van tafel te krijgen en te houden. In 1996 verzamelden zij al eerder 38000 handtekeningen van bewoners en andere actiegroepen. Het Comité Duindorp heeft slechts 6 woorden nodig om hun standpunt duidelijk te maken: “Veiligheid? JA! Bouwen in zee? NEE!” De Stichting Rust aan de Kust wil kustbescherming in de toekomst eveneens door middel van zandbanken. Zij menen dat kustuitbreiding niet meer veiligheid oplevert tegen de stijgende zeespiegel. Tevens willen ze pertinent niet dat er een harde kustlijn een km buitendijks wordt aangelegd, zodat de huidige zee verandert in een binnenmeer, en de mooie stranden en duinen verdwijnen.
1
Bron: Standpuntenoverzicht Kustveiligheid, Min. V&W, Directie Communicatie, mei 2005; alsmede de conceptrapportage ‘Publieksonderzoek Kustzorg’, ERGO – bureau voor markt- en beleidsonderzoek. 2 ‘Is Geluk haalbaar’, Ecorys.
19
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
4.5 Het politieke spectrum3 Inleiding Om te kunnen inschatten of een Zandmotor politiek haalbaar is, wordt gekeken naar de standpunten van de diverse politieke partijen, zowel landelijk als regionaal, op eerder gelanceerde plannen voor de uitbreiding van de Zuid-Hollandse kust. Deze plannen hebben evenals de Zandmotor een dubbele functie, namelijk het vergroten van de veiligheid van het achterliggende gebied, en bijdragen aan de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit. Standpunten politieke partijen In 2003 heeft J. Geluk (VVD) bij de begrotingsbehandeling een zeer breed aangenomen motie ingediend over de kustuitbreidingsplannen tussen Hoek van Holland en Scheveningen. Omdat het plan in de Nota Ruimte die op 17 januari 2005 werd besproken niet voor kwam, is het op diezelfde datum wederom ingediend, met ditmaal de zwakte van de kust (veiligheid) als hét argument. Van Lith (CDA) wil in 2006 in de Tweede Kamer debatteren over een samenhangend pakket maatregelen voor de totale Nederlandse Kust. De vraag wat we er financieel voor over hebben om langs de kust een acceptabel veiligheidsniveau te bereiken staat daarbij centraal. Samsom (PVDA) pleit voor de instelling van een klimaatfonds. We moeten ons voorbereiden op grote uitgaven in de toekomst. Volgens Geluk (VVD) past het niet om op voorhand veel geld vrij te maken voor versterking van de kust, omdat niemand op dit moment weet hoe de klimaatsverandering zal uitpakken de komende eeuw4. Veiligheid, natuur, tegengaan van verzilting, recreatie, maar ook woningbouw kunnen door middel van een pps-constructie worden gediend. Ook de CDA-fractie Westland vind het met het oog op ruimtenood, m.n. in de regio Westland, voorbarig om nu al tegen woningbouw te zijn, en ziet hier ook een mogelijke financieringsbron. GroenLinks meent dat er meer aan versterking van de zeedijken moet worden gedaan dan tot nu toe is ingeschat. Zij zien meer in binnendijkse oplossingen. “De Regering legt hooguit noodverbanden aan door het opspuiten van zand!”. Zij willen een parlementair onderzoek naar de vraag hoe Nederland zich het beste kan weren tegen de stijgende zeespiegel. Progressief Westland (combinatie van PVDA, GroenLinks en D66) ziet het liefst dat de kust voor het Westland en Den Haag als één van de eerste Zwakke Schakels in 2007 wordt aangepakt. De huidige discussie over de investering in de Zwakke Schakels in de kust van Zuid-Holland mag niet vervuild worden door nieuwe megalomane én onuitvoerbare plannen die opnieuw tot nader uitstel van investeren in veiligheid zouden kunnen leiden. Standpunten overige overheden Om de Zwakke Schakel-problematiek het hoofd te bieden heeft Provincie Zuid-Holland de voorkeur de kust op korte termijn met zand te versterken. Het plan van aanpak is eerst een natuurgebied met zandbanken aan te leggen5, en daarna in de toekomst in te haken met verstedelijking. De beveiligingsmaatregelen moeten de kust in eerste instantie aantrekkelijk maken, en kunnen de katalysator vormen voor ruimtelijke ontwikkeling. Ook het Hoogheemraadschap Delfland heeft de voorkeur voor een zachte zeewaartse versterking van de kust. 3
Bron: Standpuntenoverzicht Kustveiligheid, Min. V&W, Directie Communicatie, mei 2005. Deze onzekerheid is een sterk argument pro zandmotor; immers daarmee kan flexibel worden ingespeeld op veranderende omstandigheden. 5 Argument pro zandmotor. 4
20
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ Een meerderheid van de leden van Provinciale Staten Zuid-Holland wil een serieuze studie naar kustuitbreiding. De VVD, LPF en SGP-ChristenUnie vinden dat de prioriteit veiligheid niet afhankelijk gemaakt moet worden van woningbehoefte. GroenLinks en de SP zijn bang dat studies naar kustuitbreiding zoveel aandacht kost, dat op korte termijn niets aan de zwakke schakels wordt gedaan. Stolte, CDA-wethouder gemeente Den Haag, is voor kustuitbreiding, en ook voor woningbouw in het gebied. Hij ontkent echter dat woningbouw zijn voornaamste drijfveer is, het gaat hem in de eerste plaats om een toename van de veiligheid. De gemeente Westland is bang dat door alle verschillende plannen die er bestaan voor de Zuid-Hollandse kust er uiteindelijk niets gebeurt. Het element kustveiligheid moet leidend zijn in de discussie, dat blijft op dit moment echter onderbelicht. Ook de Unie van Waterschappen vindt dat de veiligheid van burgers niet ondergeschikt gemaakt moet worden aan de financiën, en vindt de opstelling van het Rijk op dit moment volstrekt onverantwoord. Het gereserveerde bedrag voor versterken van de primaire waterkeringen is bij lange na niet toereikend. Conclusie Vergroten van de veiligheid van de kustzone wordt door een ruime meerderheid van de politieke organisaties als zeer noodzakelijk beoordeeld. Iedereen lijkt het erover eens dat de Zwakke Schakels op korte termijn versterkt moeten worden. Ook het gebruik van zand hiervoor lijkt niet ter discussie te staan. Over de invulling van de functie “ruimtelijke kwaliteit” en de financiering van de kustuitbreiding wordt tot op heden nog niet eenduidig gedacht. Er wordt gesproken over woningbouw, infrastuctuur, glastuinbouw, recreatie, maar aan de andere kant ook over natuurontwikkeling. Grote vraagpunten rijzen bij de gevolgen voor de infrastructuur (toename van verkeer), huizenprijzen, de badplaatsfunctie van de huidige kustgemeenten, etc. Van diverse kanten wordt er gepleit voor grote allesomvattende studies naar kustuitbreiding, echter het risico wordt door veel partijen onderkend dat dit (te) lang gaat duren. Omwille van de tijd gaan er daarom stemmen op om de oplossing van de Zwakke Schakel-problematiek los te knippen van de grootschalige kustuitbreidingsplannen.
4.6 Belangrijkste conclusies van de omgevingsanalyse Het onderwerp ‘veiligheid aan de kust’ staat volop en languit in het middelpunt van de publieke en politieke belangstelling. Vergroten van de veiligheid van de kustzone wordt door een ruime meerderheid van de politieke organisaties als zeer noodzakelijk beoordeeld. Tegelijkertijd spelen er vraagstukken omtrent de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het beleidskader m.b.t. kustveiligheid (en daarmee ook m.b.t. het noodzakelijke onderhoud van de basiskustlijn en het kustfundament) wordt op verschillende plaatsen binnen de V&W organisatie thans grondig geëvalueerd (o.a. SLA, VNK). Het onderwerp speelt zich af binnen een ingewikkeld juridisch kader en een complex spectrum van overheden (Rijk, provincie, gemeenten). De tijd is zeker rijp voor innovatieve ideëen omtrent de conceptuele aanpak waarmee de problemen kunnen worden opgelost.
21
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
5. Belanghebbenden (‘stakeholders’): een analyse Voor het scherp in beeld krijgen van de kansen en bedreigingen, sterkten en zwakten van een innovatief beleidsidee, is het essentieel dat er inzicht wordt verworven in het totale veld van (potentiële) belanghebbenden die daarbij een rol moeten en kunnen spelen. Gedurende verschillende werkbijeenkomsten van het projectteam en tijdens twee interne workshops, aangevuld met een tiental interviews is daartoe een inventarisatie gemaakt.
5.1 Het spectrum van belanghebbenden Het totale spectrum van belanghebbenden is hieronder weergegeven, gegroepeerd naar type organisatie en voorzien van een prioriteit (1 = laag, 5 = hoog) i.v.m. hun mogelijke betrokkenheid bij het project. Voor de relaties met de hoogste prioriteiten (4 en 5) heeft gegolden dat zij in dit (verkennende) stadium van het project geconsulteerd zouden moeten worden.
22
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
5.2 De belangrijkste interne belanghebbenden en hun waarden Al vrij snel werd duidelijk dat er prioriteit diende te worden gegeven aan het overleg met interne belanghebbenden, en dan met name aan DGW zwakke schakels, de voorzitter van de Werkgroep Kustlijnzorg, RWS Noordzee, RWS Zuidholland, RWS Interne Kwaliteit. Op basis van twee interne workshops en een aantal aanvullende interviews zijn vervolgens de waarden en attributen (dat zijn de kenmerken waarmee aan de waarden concreet inhoud wordt gegeven) in kaart gebracht en van prioriteiten voorzien:
1 5
Handhaven basis kust lijn 1
Suppleren van 12 milj zand
5 5 VZ Werkgroep kustlijn zorg
3 5
1 Externe orientatie zand en zeker 1 2 1
RWS Noordzee 1
1 3
Zand en Zeeker 1
Kernteam Winn 5
1
5 4 Zwakke schakels (DGW)
1
4
Interne Kwaliteit RWS
2
4
Handhaven kustfundament
5 3 1 4 5 3 5 53 5 53 5 3 5 54 5 5 5 5 555 51 45 55 53 55 5 1555 5 53 52
Afweging belangen
1 Integrale aanpak Transparantie-uitlegbaar aan organisatie en publie
Effectieve bagger cyclus 1 Chemische biologische kwaliteit Handhaven van water en bodemkwaliteit
Maatschappelijke urgentie
1 Verbetering ruimtelijke kwaliteit
Sediment als grondstof 5515 5 Publieksgerichte dienstverlening1 54 5 5 55 5 Imago van RWS 55 3 55
2
1
Innovatie vermogen
1 KustVeiligheid
35
Zachte aanpak
4 5
4
Win-Win kosteneffectief
RWS ZH
1 Natuur compensatie MV2
Marktbenadering
Duinen aanleggen Delfland
Bovenstaand netwerk van relaties tussen interne belanghebbenden, hun waarden, attributen (beiden voorzien van scores t.a.v. het relatief belang) werd vervolgens overgezet in een matrixoverzicht dat duidelijk inzicht geeft in de zaken die voor RWS in het algemeen en m.b.t. dit beleidsidee in het bijzonder van belang zijn. De waarden die de interne belanghebbenden koesterden, bleken de volgende te zijn: 1. Handhaven BKL 2. Handhaven kustfundament 3. Handhaven water- en bodemkwaliteit 4. Handhaven kustveiligheid 5. Effectieve aanpak zwakke schakels 6. Natuurcompensatie MV2 7. Motie Geluk 8. Integrale aanpak 9. Win-win kosteneffectief 10. Maatschappelijke urgentie
23
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ 11. Imago RWS De waarden 1 t/m 7 zijn een logische weerspiegeling van de kerntaken van RWS/RIKZ; met de waarden 8 t/m 11 hebben de interne belanghebbenden aangegeven wat voor RWS van belang is bij de wijze waarop beleid wordt uitgevoerd. Ondanks de diversiteit van diensten die de verschillende interne belanghebbenden vertegenwoordigden, bestond daarover duidelijk overeenstemming. De ‘attributen’ zijn de kenmerken, eigenschappen, criteria die concreet inhoud geven aan de genoemde waarden en uit de inventarisatie en prioritering ervan kwam het volgende beeld naar voren – geclusterd naar ‘voorbereidend proces’, ‘uitvoerend proces’, ‘eindresultaat’ en ‘wettelijk kader’ (tussen haakjes erachter de respectievelijke scores; 1 = laag, 10 = hoog – van groot belang): a. kenmerken voorbereidend proces 1. duidelijkheid omtrent lange termijn visie overheid (9) 2. heldere doelstellingen overheid (9) 3. transparantie; uitlegbaar aan eigen organisatie en externe partijen (9) 4. objektiviteit; feiten verzamelen, evalueren(9) 5. alle belanghebbenden in kaart brengen (7) 6. afweging belangen (in- en extern) (expliciet: financiers) (7) 7. gemeenschappelijke belangen definiëren (7) 8. marktbenadering (4) 9. publiekgerichte dienstverlening (alle belangrijke externe belanghebbenden) (2) 10. passen in projektplanning zwakke schakels (2) b. kenmerken uitvoerend proces 1. overtuigende, inspirerende communicatie overheid (10) 2. “zachte aanpak”, “dansen met de natuur” (9) 3. sediment als grondstof gebruiken (9) 4. aansluiten bij aanpak kustontwikkeling (7) 5. innovatief, andere manier van suppleren toepassen (6) 6. suppleren 12 mln. m3 zand (6) 7. effectieve baggercyclus (4) 8. duinen aanleggen bij Delfland (4) c. kenmerken eindresultaat 1. natuur als bondgenoot gebruiken (9) 2. effectiviteit als oplossing zwakke schakel (7) 3. verbetering van ruimtelijke kwaliteit (7) 4. aansprekend initiatief (7) 5. “no regret oplossing” (7) 6. slimme financiële oplossing (7) 7. adequate reactie op klimaatverandering (6) 8. nieuwe funkties in kust toestaan bevorderen (6) 9. aardkundige waarden (4) 10. beperking fysische effecten (4) 11. chemische biologische kwaliteit (4) 12. cultuurhistorische waarden (4) d. wettelijk kader 1. VHR richtlijnen 2. Ospar Ices guidelines 3. wet op waterkering 4. leidraad zandige kust 5. Wet Milieubeheer
24
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
5.3 De belangrijkste externe belanghebbenden en hun waarden Op basis van interviews werd op dezelfde wijze een beeld verkregen van de waarden en attributen van een aantal (in dit verkennende stadium van het project) belangrijke externe stakeholders; deze gesprekken (soms meerdere per geïnterviewde) vonden plaats met: ir. R. Ammerlaan drs. J. Fiselier ir. A.W. van Hattum S. de Kluizenaar ir. G.J.A. Lohman prof.dr.ir. M. Stive F. Tielrooij ing. J.J. Wentink drs. J.H.J. Zegering Hadders
-
Hoogheemraadschap van Delfland DHV, adviseur HH Delfland Provincie ZH – B&C Van Oord Nederland bv Boskalis bv T.U. Delft Commissie Tielrooij – B&C Geodelft Nieuw Holland - ING
Hieruit kwam het volgende beeld m.b.t. de genoemde waarden en attributen naar voren, waarbij gezegd moet worden dat in dit stadium van onze verkenning nog geen prioriteiten konden worden aangebracht:
Ook dit netwerk van relaties tussen interne belanghebbenden, hun waarden, attributen werd vervolgens overgezet in een matrixoverzicht dat duidelijk inzicht geeft in de zaken die voor hen van belang zijn. De genoemde waarden waren: 1. Veiligheid 2. Ruimtelijke kwaliteit
25
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Tijdigheid Financierbaarheid Snelle besluitvorming overheid Voorspelbaarheid overheidsbeleid Innovatie Maakbaarheid Interessant onderzoek Maatschappelijk relevant Flexibiliteit
Evenals bij de interne belanghebbenden werden de ‘attributen’ – de kenmerken, eigenschappen, criteria die concreet inhoud geven aan de genoemde waarden geclusterd naar ‘voorbereidend proces’, ‘uitvoerend proces’, ‘eindresultaat’ en ‘wettelijk kader’: a. kenmerken voorbereidend proces 1. lange termijn visie overheid 2. heldere doelstellingen overheid 3. ondersteunend beleid overheid 4. integrale, duurzame benadering 5. RWS zand en ze(e)ker project is “vliegwiel” besluitvorming 6. kostprijsvergelijking verschillende soorten suppleties 7. alliantiecontract – pps 8. passen in projectplan zwakke schakels b. kenmerken uitvoerend proces 1. overtuigende, inspirerende communicatie overheid c. kenmerken eindresultaat 1. innovatieve zandsuppletie 2. natuur als bondgenoot gebruiken 3. “no regret” oplossing 4. effectiviteit m.b.t. oplossing zwakke schakels 5. slimme financiële oplossing 6. sediment als grondstof gebruiken 7. voorbeeldproject op thuismarkt 8. toename natuurgebied d. wettelijk kader 1. (ingewikkelde en overvloedige regelgeving)
5.4 Vergelijking van in- en externe waarden en attributen Het is van belang om vervolgens een analyse te maken van de waarden en de daaraan inhoud gevende attributen van de in- en externe belanghebbenden t.o.v. elkaar; waar zitten de overeenkomsten, waarover bestaat overeenstemming, waar zitten de verschillen, c.q. de tegenstellingen, de mogelijk conflicterende belangen? In onderstaande tabel worden allereerst de genoemde waarden met elkaar vergeleken:
26
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
waarden interne belanghebbenden • • • • • • •
Handhaven BKL Handhaven kustfundament Handhaven water- en bodemkwaliteit Handhaven kustveiligheid Effektieve aanpak zwakke schakels Natuurcompensatie MV2 Beantwoording motie Geluk
• • • •
Integrale aanpak Win-win kosteneffectief Maatschappelijke urgentie Imago , reputatie V&W / RWS
externe belanghebbenden • •
Veiligheid Ruimtelijke kwaliteit
• • • • • • •
Voorspelbaarheid overheidsbeleid Snelle besluitvorming overheid Tijdigheid Maakbaarheid Innovatief Flexibiliteit Financierbaarheid
• •
Interessant onderzoek Maatschappelijk relevant
In de kolom van de externe belanghebbenden staan de waarden onderstreept die overeenkomen met die van de interne stakeholders. Op het eerste gezicht lijkt er niet al te veel overeenstemming te bestaan, externe partijen lijken m.n. meer waarden te benoemen m.b.t. de wijze waarop de overheid (RWS) haar beleid moet uitvoeren. Dit is echter niet het geval, wanneer we dieper gaan analyseren en kijken naar de onderliggende attributen, kenmerken, die de waarden concreet inhoud geven. Dan wordt duidelijk dat er m.b.t. de opvattingen van in- en externe belanghebbenden eigenlijk veel overeenstemming (zie de onderstrepingen) bestaat: attributen: kenmerken voorbereidend proces interne belanghebbenden externe belanghebbenden • • • • • • • • • •
duidelijkheid omtrent lange termijn visie overheid (9) heldere doelstellingen overheid (9) transparantie; uitlegbaar aan eigen organisatie en externe partijen (9) objektiviteit; feiten verzamelen, evalueren (9) alle belanghebbenden in kaart brengen (7) afweging belangen (in- en extern) (expliciet: financiers) (7) gemeenschappelijke belangen definiëren (7) samenwerking met markt (4) publiekgerichte dienstverlening (alle belangrijke externe belanghebbenden) (2) passen in projektplanning zwakke schakels (2)
• • • • • • • •
lange termijn visie overheid heldere doelstellingen overheid ondersteunend beleid overheid integrale, duurzame benadering RWS zand en ze(e)ker project is “vliegwiel” besluitvorming kostprijsvergelijking verschillende soorten suppleties alliantiecontract – pps passen in projectplan zwakke schakels
Het is interessant om te constateren dat door een aantal externe belanghebbenden naar voren wordt gebracht dat het project van Zand en
27
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ Ze(e)ker als ‘vliegwiel’, als ‘richtinggevende katalysator’ kan fungeren t.a.v. de ingewikkelde politieke besluitvorming omtrent de aanpak van de zwakke schakel bij Delfland. attributen: kenmerken uitvoerend proces interne belanghebbenden externe belanghebbenden • • • • • • • •
overtuigende, inspirerende communicatie overheid (10) “zachte aanpak”, “dansen met de natuur” (9) sediment als grondstof gebruiken (9) aansluiten bij aanpak kustontwikkeling (7) innovatief, andere manier toepassen van suppleren (6) suppleren 12 mln. m3 zand (6) effectieve baggercyclus (4) duinen aanleggen bij Delfland (4)
•
overtuigende, inspirerende communicatie overheid
attributen: kenmerken eindresultaat interne belanghebbenden externe belanghebbenden • • • • • • • • • • • •
natuur als bondgenoot gebruiken (9) effectiviteit als oplossing zwakke schakel (7) verbetering van ruimtelijke kwaliteit (7) aansprekend initiatief (7) “no regret oplossing” (7) slimme financiële oplossing (7) adequate reactie op klimaatverandering (6) nieuwe funkties in kust toestaan bevorderen (6) aardkundige waarden (4) beperking fysische effecten (4) chemische biologische kwaliteit (4) cultuurhistorische waarden (4)
• • • • • • • •
innovatieve zandsuppletie natuur als bondgenoot gebruiken “no regret” oplossing effectiviteit m.b.t. oplossing zwakke schakels slimme financiële oplossing sediment als grondstof gebruiken voorbeeldproject op thuismarkt toename natuurgebied
attributen: kenmerken wettelijk kader interne belanghebbenden externe belanghebbenden • • • •
VHR richtlijnen wet op waterkering leidraad zandige kust Wet Milieubeheer
•
Negatief : ingewikkelde en overvloedige regelgeving
28
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
6. De beoordeling van het beleidsidee ‘zandmotor’ In het vorige hoofdstuk is veel aandacht besteed aan het in kaart brengen van de in- en externe belanghebbenden, hun ‘waarden’, de ‘attributen’ die deze waarden concreet inhoud geven, de relaties en prioriteiten daarbij. In dit hoofdstuk wordt getracht om tot een oordeel te komen in hoeverre het beleidsidee ‘zandmotor’ daadwerkelijk in staat is om aan de eisen die gesteld worden te voldoen.
6.1 De zandmotor ‘onder inspectie’ In onderstaand overzicht kan deze balans worden opgemaakt. Dezelfde indeling van attributen/criteria m.b.t. het voorbereidend en uitvoerend proces, het eindproduct en het wettelijk kader worden daarbij ook hier gehanteerd. Nogmaals wordt er op gewezen dat deze ‘compartimentering’ van attributen naar verschillende processen, eindproduct en wettelijk kader in de werkelijkheid niet zo strikt te maken is – ze vloeien tenminste deels inelkaar over. Voor het verkrijgen van een eerste duidelijk inzicht omtrent de potentie van de zandmotor als beleidsinstrument is dit in dit stadium echter minder van belang. = aan deze vereiste zal het beleidsidee ‘zandmotor’ moeten voldoen, en kan dat ook. = aan deze vereiste voldoet het beleidsidee ‘zandmotor’ reeds op inherente wijze, het zit a.h.w. in het idee ‘ingebakken’. = negatieve beoordeling of bedreiging Waarde-attributen [criteria] (met daarachter de score o.b.v. de waarde analyse interne belanghebbenden)
m.b.t. het voorbereidend proces: duidelijkheid omtrent lange termijn visie overheid (9) heldere doelstellingen overheid (9) transparantie; uitlegbaar aan eigen organisatie en externe partijen (9) objektiviteit; feiten verzamelen, evalueren (9); voor de externe belanghebbenden: bijvoorbeeld een reële kostprijsvergelijking van de verschillende soorten suppleties
alle belanghebbenden in kaart brengen (7)
score Z&Z
opmerkingen/toelichting
het beleidsidee ‘de zandmotor’ nodigt V&W/RWS a.h.w. extra uit, stimuleert, tot het formuleren van een lange termijn visie. idem idem, zij het dat dit duidelijk een dwingende eis is. belangrijke eis die door interne belanghebbenden wordt gesteld; er wordt een goede afweging verlangd bij de besluitvorming tot het eventueel overgaan tot verdere stappen (pilot in 2006) t.o.v. het vigerend beleid alsook t.o.v. mogelijk andere innovatieve beleidsconcepten die een bijdrage leveren aan dezelfde functies die de zandmotor vervult. Marktpartijen dringen aan op een integrale kostprijsvergelijking van de verschillende soorten suppleties. het beleidsidee ‘de zandmotor’ nodigt V&W/RWS a.h.w. extra uit, stimuleert, tot het in kaart brengen van alle belanghebbenden.
29
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Waarde-attributen [criteria]
(met daarachter de score o.b.v. de waarde analyse interne belanghebbenden)
afweging belangen (in- en extern) (expliciet: financiers) (7); voor de externe belanghebbenden: integrale, duurzame benadering
gemeenschappelijke belangen definiëren (7) samenwerking met markt (4); voor de externe belanghebbenden: alliantie contract – pps constructie publiekgerichte dienstverlening (alle belangrijke externe belanghebbenden) (2) ; voor de externe belanghebbenden: ondersteunend beleid. voor de externe belanghebbenden: project Z&Z kan als ‘vliegwiel’ van de politieke besluitvorming op gemeentelijk-, provinciaal- en rijksnivo fungeren.
passen in projektplanning zwakke schakels (2)
m.b.t. het uitvoerend proces: overtuigende, inspirerende communicatie overheid (10)
“zachte aanpak”, “dansen met de natuur” (9) sediment als grondstof gebruiken (9)
score Z&Z
opmerkingen/toelichting belangrijke eis die door interne belanghebbenden wordt gesteld; er wordt een goede afweging verlangd bij de besluitvorming tot het eventueel overgaan tot verdere stappen (pilot in 2006) t.o.v. het vigerend beleid alsook t.o.v. mogelijk andere innovatieve beleidsconcepten die een bijdrage leveren aan dezelfde functies die de zandmotor vervult. voorwaarde voor een effectieve, geïntegreerde aanpak. dit is een wens vanuit zowel de interne belanghebbenden, waarbij door marktpartijen specifiek gewezen wordt op de mogelijkheden van een alliantiecontract.
het is interessant om te constateren dat veel externe belanghebbenden het beleidsidee ‘de zandmotor’ bij Ter Heijde als duidelijke, stimulerende, inspirerende en praktische kans zagen om de politieke besluitvorming van een positieve visie en een heldere focus van handelen te voorzien. het tijdschema biedt daartoe alle mogelijkheden, mits er door V&W/RWS snel wordt gehandeld.
dit is de belangrijkste eis die door interne belanghebbenden is genoemd, de enige met een score 10; indien besloten wordt tot een voortzetting van het project dient aan dit aspect met de grootste aandacht en professionaliteit te worden gewerkt; dit betekent zeker niet alleen het beschikbaar stellen van geldmiddelen voor in- en externe communicatie, maar juist ook aandacht voor het benoemen van die personen die de kennis, ervaring en competenties bezitten om ‘communicatie’ als tweerichtingsverkeer inhoud te geven: inspireren, overtuigen, informeren, onderhandelen. één van de essenties van de zandmotor. idem.
30
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Waarde-attributen [criteria]
(met daarachter de score o.b.v. de waarde analyse interne belanghebbenden)
aansluiten bij aanpak kustontwikkeling (7)
innovatief, andere manier toepassen van suppleren (6) suppleren 12 mln. m3 zand (6)
score Z&Z
opmerkingen/toelichting zie eerder geformuleerde toelichtingen onder “eisen van het voorbereidend proces”; daarnaast moet er echter uitdrukkelijk op worden gewezen dat het beleidsidee ‘de zandmotor’ mede inhoud kan geven aan de ‘aanpak kustontwikkeling’ en daartoe als inspiratiebron en katalysator kan fungeren. één van de essenties van de zandmotor. één van de essenties van de zandmotor.
effectieve baggercyclus (4) duinen aanleggen bij Delfland (4) m.b.t. het eindproduct: natuur als bondgenoot gebruiken (9)
effectiviteit als oplossing zwakke schakel (7) verbetering van ruimtelijke kwaliteit (7) aansprekend initiatief (7) “no regret oplossing” (7) slimme financiële oplossing (7) adequate reactie op klimaatverandering (6) nieuwe funkties in kust toestaan bevorderen (6) aardkundige waarden (4) beperking fysische effecten (4) chemische biologische kwaliteit (4) cultuurhistorische waarden (4)
één van de essenties van de zandmotor; het is een voortreffelijk voorbeeld van een oplossing die past in het verlangen van burgers en de politiek naar het vinden van intelligente, duurzame, ecologisch verantwoorde oplossingen voor problemen die ontstaan als gevolg van onze – huidige en groeiende – behoeften aan veiligheid en ruimtelijke kwaliteit. de zandmotor biedt daartoe alle mogelijkheden. idem. idem. één van de essenties van de zandmotor. de zandmotor biedt daartoe alle mogelijkheden. idem. één van de essenties van de zandmotor.
31
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Waarde-attributen [criteria]
(met daarachter de score o.b.v. de waarde analyse interne belanghebbenden)
m.b.t. het wetgevend kader: VHR richtlijnen
Ospar Ices guidelines wet op waterkering leidraad zandige kust Wet Milieubeheer
score Z&Z
opmerkingen/toelichting
het is duidelijk dat overheden strikt gehouden zijn aan de regelgeving; door een aantal externe partijen (en trouwens niet door hen alleen!) wordt met nadruk gewezen op het verstikkende karakter dat regelgeving hebben kan op de aard en mogelijkheden van innovatieve bestuursconcepten, en het tempo waarmee deze zouden moeten worden uitgevoerd. idem idem idem idem
6.2 Conclusies Het beleidsidee ‘Zandmotor’ mag zich verheugen in een brede belangstelling, met op zijn minst geïnteresseerde reacties van de belangrijke in- en externe belanghebbenden die in deze verkennende fase van het Zand en Ze(e)ker project werden benaderd en hun bijdrage leverden aan workshops en/of interviews. Bij de meesten waren de reacties zelfs duidelijk positief: “dit gaat echt ergens over”, dit biedt mooie en duidelijke kansen aan RWS om de waarden die het koestert helder en duidelijk inhoud te geven. Het idee van de zandmotor resoneert duidelijk met de behoeften, visies en opvattingen van belangrijke stakeholders binnen en buiten de RWS organisatie. Daarbij wordt door allen het grote belang onderkend van een noodzakelijke systeembenadering bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken waarbij meerdere doelen moeten worden bereikt met een complex spectrum van belanghebbenden. De zandmotor is duidelijk zo’n systeembenadering. Bij bestudering van het recent gepubliceerde advies van de Raad voor Verkeer en Waterstaat – “Innoveren een kwestie van doen”6 – kunnen we concluderen dat het concept van de zandmotor naadloos aansluit bij hetgeen daar in ‘les 2’ wordt gesteld: ….”de focus moet meer gelegd worden op de economische waarde van innovaties via de gehele trits van kennisontwikkeling – implementeerbaarheid – exploiteerbaarheid – exporteerbaarheid. Voor die focusverschuiving is het belangrijk dat de versnippering van gelden wordt verminderd door reductie van vaak onnodige en complexe overlegstructuren. Na ontsnippering kunnen de dikke geldstromen vervolgens veel beter worden gericht op kansrijke en grootschaliger innovaties. Zo kunnen kennisinstellingen en bedrijven de kennis en innovatie breder benutten en te gelde maken dan alleen voor de oplossing van een specifiek maatschappelijk probleem. Innovatiestimulering gaat dus niet per se om méér geld. Bij de focusverschuiving van kennisontwikkeling naar innovatiebevordering in de sfeer van Verkeer en Waterstaat is een belangrijke rol weggelegd voor de Specialistische Diensten van Rijkswaterstaat. Diensten zoals RIKZ en RIZA zijn in hun sector op het terrein van kennisontwikkeling dominante partijen. Hun rol zal echter moeten veranderen. Zij zullen nadrukkelijker moeten toetsen of kennisontwikkeling tot exploiteerbare en exporteerbare innovaties zal leiden. Een betere 6
“Innoveren, een kwestie van doen”, Raad voor Verkeer en Waterstaat – 1 november 2005 gepresenteerd tijdens de ‘Club van Maarssen’ bijeenkomst.
32
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ interactie tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen moet leiden tot een betere articulatie van de kennisvraag”. En in hetzelfde advies over de overheid als ‘inkoper’: “Met deze aanbestedingen creëert het departement de ruimte voor creativiteit in de markt (bijvoorbeeld door te veranderen van technisch- naar functioneel specificeren en innovatief aanbesteden, een ontwikkeling die bij RWS al in gang is gezet). Een rol die hierop voortborduurt is de publiek-private partner: de overheid zorgt in gezamenlijkheid met het bedrijfsleven voor de aanpak van een probleem. De zogenaamde ‘DBFM’contracten (design, build, finance, maintain; vormen van publiek-private samenwerking) die het departement voor de aanleg en het onderhoud van infrastructuur wil aangaan met het bedrijfsleven, zijn hier voorbeelden van”. Einde citaat. Voor de zandmotor bepleiten ook wìj een aanbestedingsvorm met een rol van RWS in een publiek-privaat partnerschap en wel in de vorm van een ‘alliantiecontract’. Maar er zijn ook duidelijke, markante vraagtekens en/of voorwaarden die door de belangrijke interne belanghebbenden worden aangereikt: zo wordt er bijvoorbeeld een goede afweging verlangd bij de besluitvorming tot het eventueel overgaan tot verdere stappen (pilot in 2006?) t.o.v. het vigerend beleid, alsook t.o.v. mogelijk andere innovatieve beleidsconcepten die een bijdrage zouden kunnen leveren aan dezelfde functies die de zandmotor vervult. Door een aantal externe partijen (en trouwens niet door hen alleen!) wordt met nadruk gewezen op het verstikkende karakter dat regelgeving hebben kan op de aard en mogelijkheden van innovatieve bestuursconcepten, en het tempo waarmee deze zouden moeten worden uitgevoerd. Uit hoofdstuk 4, paragraaf 4.2, blijkt overigens dat de inventarisatie van het wetgevend kader in bovenstaand overzicht uiterst beperkt is en dat de situatie nog aanmerkelijk complexer ligt.
33
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
7. Economische kosten/baten analyse In deze paragraaf wordt een eerste verkennende versie van de business case van het project Zand en Ze(e)ker beschreven en heeft in dit stadium van het project vooral de bedoeling gehad om gevoel te krijgen voor de verschillende vragen die beantwoord moeten worden om tot het maken van het rekenmodel te komen: welke uitgangspunten kunnen worden gekozen, wat zijn de verschillende beleidsopties, hoe kunnen deze het beste worden gedefinieerd, wat voor faseringen moeten er worden gehanteerd, welke gegevens zijn er nodig, welke parameters zijn (extra) belangrijk, etc.? Het zal duidelijk zijn dat de getoonde resultaten nog als indicatief beoordeeld moeten worden. We gaan hierbij uit van de kosten en baten die verschillende maatschappelijke groeperingen dragen dan wel toevallen. De gedachte hierachter is dat de business case positief is wanneer de maatschappelijke baten hoger uitvallen dan de maatschappelijke kosten. In dit deel van de business case beperken we ons tot die kosten en baten die in geld uitgedrukt kunnen worden (inclusief ‘veiligheid’ en ‘natuurwaarde’). Andere, niet in geld uit te drukken kosten en baten zullen in de eindafweging van de besluitvorming omtrent het al dan niet voortzetten van het project – met welke concrete doelstellingen en op welke wijze – afzonderlijk moeten worden meegewogen. In hoofdstuk 9 zal nader worden ingegaan op een aantal niet in geld uit te drukken kosten en baten die uit de stakeholderwaarde- en risicoanalyses komen. Uit dit onderdeel van de business case kan men dus halen of het project voor de maatschappij economische waarde zou kunnen creëren, men haalt er niet uit of de afzonderlijke partijen er voordeel uit halen en zich daarom aan het project zullen committteren. Daarvoor is het nodig dat men voor deze afzonderlijke partijen een eigen business case maakt. In dit stadium van het project kan hieraan nog geen aandacht worden geschonken. In deze kosten en baten analyse hebben we eenzelfde aanpak gevolgd als de “Maatschappelijke kosten en baten analyse van windenergie op de noordzee7” van het CPB en ECN (september 2005).
7.1 Uitgangspunten Om te berekenen of de uitkomst van de business case, de kosten baten analyse positief is, gebruiken we de ‘Netto Kontante Waarde methode’. Dit komt erop neer dat per tijdsperiode de ‘kasstromen’ berekend worden en dat deze tegen een bepaalde rentevoet ‘kontant worden gemaakt’. Geld heeft een bepaalde tijdswaarde. Een euro nu is meer waard dan een euro over een jaar. Zou men deze euro namelijk nu ontvangen en op de bank zetten dan zou men over een jaar 1 euro plus rente bezitten. Om een euro die men over x jaar uitgeeft of ontvangt te vergelijken met een euro die men over y jaar ontvangt of uitgeeft, moeten beide tegen een bepaalde rentevoet contant worden gemaakt. De formule hiervoor is euro’s/(1+jaarlijkse rentevoet) x jaar. De rentevoet waartegen de kasstromen kontant gemaakt worden bestaan uit een risico vrij gedeelte en een risico gedeelte. Volgens de commissie Risico Waardering zou men voor het risico vrije reële gedeelte uit moeten gaan van 4% en voor de marktrisico beta*3 %, waarin beta de mate is waarin de kasstroom gevoelig is voor macroeconomische risico’s. De beta geeft de mate van onzekerheid in een markt aan die kasstromen in de toekomst hoger of lager kan doen uitvallen. Naarmate we over een 7
Deze studie is gebaseerd op een model, Powers, van de prijsvorming in een gedereguleerde electriciteitsmarkt, waar een van de auteurs (Prof.dr.Felix Janszen) aan de oorsprong van gestaan heeft.
34
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ langere periode vooruit voorspellen wordt de mate van onzekerheid groter. De beta wordt over het algemeen berekend uit de standaarddeviatie van verwachte kasstromen na 2 jaar. In onze business case dragen verschillende markten bij aan de kasstromen zoals de baggermarkt, de vastgoedmarkt, de verzekeringsmarkt en de toeristenmarkt. Feitelijk zouden voor de verschillende marktpartijen aangepaste beta’s gehanteerd moeten worden. Aswath Damodaran8 publiceert een webpagina waarop de beta’s voor de verschillende industriëen te vinden zijn. Hij geeft voor toerisme een beta van 2 en voor de bouwsector een beta van 1.5. Wij hebben het gevoel dat in dit stadium een gemiddelde van 1.75 voor de beta het meest aannemelijk is. Wij komen dan op een verdisconteringsvoet van 4+ 1.75*3% = 9.2% Een volgend belangrijk punt is de keuze van de tijdshorizon. Wij hebben voor deze kosten baten analyse een tijdshorizon van 30 jaar (tot 2035) gekozen. Dit is de planningshorizon van het project. Tevens is het zo dat kosten en opbrengsten na deze periode een steeds marginalere rol gaan spelen door de grote verdisconteringsfactor. In onze kosten baten analyse hebben we 4 opties (beleidsalternatieven) met elkaar vergeleken. Hieronder geven we een beknopte beschrijving van deze respectievelijke opties: 0. 1. 2.
3.
Het huidige beleid, waarbij er niets nieuws gebeurt en de huidige situatie wordt gecontinueerd. Het alternatief “robuuste bescherming en natuur” – optie I. Dit beleidsalternatief betreft het aanbrengen van een robuustere bescherming bij Ter Heijde – een kuststrook van ca. 1.5 à 2 km. Het alternatief “robuuste bescherming, natuur en recreatie” – optie II. Dit alternatief zorgt ervoor dat naast de robuustere bescherming bij Ter Heijde de ruimtelijke kwaliteit langs de Delflandse kust toeneemt. Dit kan door langs de gehele kust de duinen met ongeveer 250 m te verbreden (inclusief duinvalei). Het kan ook door de robuustere bescherming bij Ter Heide met behulp van grote continue suppleties verder uit te bouwen. De zandrivier transporteert het zand noordwaarts richting Scheveningen en zorgt op natuurlijke wijze voor het onderhoud van de BKL en zuidwaarts naar de Van Dixhoorn driehoek. Het alternatief “robuuste bescherming, natuur, recreatie en woningbouwalternatief” – optie III. In dit beleidsalternatief wordt naast verbetering van de veiligheid en de natuurwaarden de ruimtelijke kwaliteit door beperkte landaanwinning in de Van Dixhoorn driehoek verder verbeterd; met daarop (beperkte) woningbouw.
7.2 Fasering Bij het opstellen van de business case is er van uitgegaan dat er 3 fasen te onderscheiden zijn, en wel: 1. Voorstudie, in feite het vervolg op deze eerste verkennende fase die het projectteam Zand en Ze(e)ker in kaart heeft gebracht. Deze voorstudie fase loopt van begin 2006 tot eind 2006. De belangrijkste beslissing die genomen moet worden is of een nieuwe aanpak volgens het in deze studie voorgestelde concept voldoende interessant is voor verder onderzoek naar technische en maatschappelijke haalbaarheid. In dit onderdeel van het haalbaarheidsonderzoek zullen ook de onzekerheden benoemd moeten worden die in de pilot bestudeerd moeten worden. 2. Pilot, te starten begin 2007. Deze is weer in 2 fasen verdeeld en wel:
8
http://pages.stern.nyu.edu/~adamodar/
35
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ a. Een eerste fase waarin ontbrekende technische en organisatorische uitgangspunten ter plekke onderzocht worden. De uitkomst helpt bij het maken van een keuze tussen optie I, II of III. b. Een tweede fase waarin het concept van de zandmotor nader wordt onderzocht. Met deze uitkomsten kan de gehele opzet en uitvoering van het zandmotorconcept worden geoptimaliseerd. 3. Implementatie-exploitatie fase.
7.3 Inputs – de verschillende beleidsopties Hieronder volgt de tabel met een aantal belangrijke parameters (uitgangspunten en aannames) zoals deze voor de kosten baten analyse werden ingeschat (zie volgende pagina):
36
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Zand + Ze(e)ker
Huidig beleid
optie I
optie II
optie III
Doelen / naam
voortzetting huidig beleid
robuuste bescherming & natuur
bescherming, natuur & recreatie
bescherming, natuur, recreatie & woningbouw
Mm3 zand
strand- en onderwatersuppleties
initieel :
initieel:
initieel:
3
60 Mm3
geen
10 10
100 100
200 100 100
onderhoud BKL: suppletie op het strand gemiddeld per jaar
0.2 Mm3
0.2 Mm3
0.2 Mm3
0.3 Mm3
onderhoud kustfundament: suppletie onder water gemiddeld per jaar kustuitbreiding suppletie op het strand gemiddeld per jaar totaal Mm3 jaarlijkse suppleties
0.6 Mm3
0.6 Mm3
0.6 Mm3
0.6 Mm3
1.0 Mm3
0.8 Mm3
0.9 Mm3
initieel 2 Mm3 plus 0.4 Mm3/jr
initieel 35% = 10 Mm3; plus 0.2 Mm3/jr initieel 65% = 20 Mm3; plus 0.6 Mm3/jr 1 Mm3 / jr. gedurende aanleg (= 3 Mm3); na deze aanleg, dus vanaf 1-1-2012: 0.6 Mm3/jr
initieel 50% = 30 Mm3; plus 0.3 Mm3/jr initieel 50% = 30 Mm3; plus 0.6 Mm3/jr 1 Mm3 / jr. gedurende aanleg (= 3 Mm3); na deze aanleg, dus vanaf 1-1-2014: 0.6 Mm3/jr
2 jaar (vanaf 1 jan. 2006)
3 jaar (vanaf 1 jan. 2006)
5 jaar (vanaf 1 jan. 2006)
3 maanden (vanaf 1 jan. 2008) 2035 medio 2008
3 jaar (vanaf 1 jan. 2009) 2035 1-1-2012
3 jaar (vanaf 1 jan. 2011) 2035 1-1-2014
2 Mm
3
30 Mm
[bij Ter Heijde]
ruimtelijke kwaliteit ha totaal w.v. natuur & recreatie w.v. bebouwing
0.2 Mm3
0.8 Mm3
suppleties op het strand
0.2 Mm3/jr
suppleties onder water
0.6 Mm3/jr
0.6 Mm3/jr
geen
0.6 Mm3/jr
mogelijk gebruik zand uit Maasgeul/Maasmond
voorbereidingstijd: bestuurlijke besluitvorming en vergunningen – MER aanlegtijd
tijdshorizon start ‘doelgebuik’
2035 2005
37
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
7.4 Kosten De kosten van de voorstudie zijn voor het gebruik in het rekenmodel op €300.000 geschat. Deze fase duurt 1 jaar (2006). Voor alle opties (I,II, en III) geldt – na berekening over 30 jaar – een netto contante waarde van €-0.28 mln. De pilotfase duurt totaal 5 jaar. Na de eerste fase van de pilot (die, naar we aannemen max. 2 jaar duurt voor bijvoorbeeld optie I) zal één van de alternatieven als uitgangspunt gekozen worden, maar het onderzoeksprogramma blijft doorlopen. Gedurende de 5 jaar durende pilot zullen onderzoekskosten gemaakt worden; deze zijn op € 500.000/jaar geschat. Voor alle opties levert dit na berekening een netto contante waarde op van €-1.8 mln. Kosten van zandsuppletie: Deze bedragen voor het suppleren van zand onder water €1/m3 en €4/m3 voor suppleties op het strand. Indien er gebruik kan worden gemaakt van zand uit de Maasgeul, dan zijn de kosten daarvan nihil – althans voor dit beleidsidee. In het model is dus nog geen rekening gehouden met prijsvoordelen die kunnen voortvloeien uit het sluiten van een alliantiecontract. De suppleties leveren na berekening een netto contante waarde op van €-23 mln. voor optie I, €-48 mln. voor optie II, €-93 mln. voor optie III.
7.5 Opbrengsten Deze bestaan uit de volgende aannames, die uiteraard alleen voor de berekening van een optie worden gehanteerd wanneer die ook daadwerkelijk aan de orde zijn (voor optie I is er bijvoorbeeld geen sprake van inkomsten uit de verkoop van bouwgrond): 1. Verhoging veiligheid (relevant voor optie I, II en III): We schatten de verhoging van het veiligheidsniveau – door de overstromingskans te verlagen – van 1 x 10-4 naar 1 x 10-5. De opbengst zou dan kunnen zitten in het verlaagde risico. De schade van een overstroming bij Ter Heijde is door ons geschat op €20 miljard. DGW noemt overigens zelf een cijfer van € 40 miljard. De opbrengst bestaat hier dan dus uit het verschil in risico, vermenigvuldigd met de potentiële schade. Voor alle opties levert dit na berekening een netto contante waarde op van €15 mln. 2. Opbrengsten uit verhoogde recreatie (relevant voor optie II en III). We hebben hierbij het aantal dagjesmensen voor de kust bij Delfland geschat op 100.000 per jaar. Dit is een aanname die afgeleid is uit de aantallen toeristen die Hoek van Holland (0.5 miljoen toeristen per jaar) en Scheveningen (2 miljoen/jaar) thans bezoeken. De opbrengst per dagjestoerist is op €10 per dag gesteld (opnieuw een aanname). Bij een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit is ervan uitgegaan dat hierdoor meer dagjesmensen komen (de attractiviteit van dit kustgebied neemt immers toe), en wel 50%meer. 3. Opbrengsten uit extra natuur (relevant voor optie II en III). De waarde van 1 hectare nauurgrond is op € 24.700 gesteld (zie Ecorys rapport; “Is Geluk haalbaar?”; december 2004). 4. Uit de berekening blijkt de netto contante waarde voor natuur en recreatie samen – met de voornoemde aannames – ca. €0.7 mln. te bedragen voor elk van de beide opties II en III. 5. Opbrengst door verhoging van OZ waarde van onroerende goederen in de directe omgeving van Ter Heijde (relevant voor optie I, II en III); dit is overigens in dit stadium nog niet als input voor het model gebruikt. 6. Datzelfde geldt voor de opbrengst die ontstaat wanneer de huidige buitendijkse woningen minder risico op schade lopen als gevolg van het inzetten van één van de beleidsopties; in het kader van de beleidsuitspraken die stas V&W recentelijk heeft gedaan n.a.v. het eindrapport van de Commissie Poelmann, lijkt ons nader
38
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ onderzoek naar de mogelijke maatschappelijke bate van de zandmotor hier zeer gewenst. 7. Opbrengst als gevolg van schadevermindering die ontstaat door een afname van de verzilting van het bodemwater in het Westland die zou kunnen optreden doordat de duinenrij wordt verbreed. Dit zou een belangrijke parameter kunnen zijn, maar ook voor deze variabele geldt dat zij nog niet in het model is toegepast bij gebrek aan data, maar ook omdat er neveneffecten zouden kunnen zijn. 8. Opbrengsten uit de verkoop van bouwgrond (relevant voor optie III). De waarde van bouwgrond hangt af van van de dichtheid van de bebouwing en varieert tussen de €2.1 en 4.6 miljoen per hectare (zie ook hier weer het reeds genoemde Ecorys rapport). Wij hebben hier gekozen voor €4.6 miljoen per hectare, omdat aan de kust een hoge bouwdichtheid waarschijnlijker is. Voor optie III levert dit na berekening een netto contante waarde op van €178 mln. 9. Zoals hierboven reeds aangegeven: In het model is nog geen rekening gehouden met mogelijke kostprijsvoordelen van zandsuppleties die kunnen voortvloeien uit het sluiten van een alliantiecontract. Daarvoor ontbreekt ons in dit stadium nog het benodigde inzicht. Marktpartijen waren nog niet bereid daarover uitspraken te doen, hetgeen eigenlijk redelijkerwijze ook niet verwacht kon worden.
7.6 Resultaten Samenvattend kunnen de totale netto kontante waarden van de verschillende opties als volgt worden weergegeven: optie 0 I II III
omschrijving Huidig ongewijzigd beleid Robuuste bescherming & Natuur Bescherming, Natuur & Recreatie Bescherming, natuur, Recreatie & Woningbouw
NKW (€ * 1 mln.) - 15 - 10 - 34 + 99
Het is belangrijk om deze eerste indicatieve uitkomsten op de juiste wijze te interpreteren. Op het eerste gezicht staan er vooral ‘minnen’ en lijkt het alsof optie I en II economisch gezien niet interessant zouden zijn. Dat is niet zo. De netto kontante waarde van het huidige beleid (voor de periode tot 2035) bedraagt €-15 mln. Wanneer er door RWS gebruik wordt gemaakt van optie I, dan wordt niet alleen een extra robuuste bescherming bij Ter Heijde gecreëerd, hetgeen voor de veiligheidsbeleving van de daar wonende burgers belangrijk zal zijn, er onstaat t.o.v. het huidige beleid zelfs een meeropbrengst van €5 mln., gerekend in een netto kontante waarde over 30 jaar. Bovendien moet deze optie bezien worden in het licht van (vergeleken worden met) de voorstellen waarmee de provincie Zuid-Holland in 2006 zal komen; overigens verwachten we geenszins dat de provincie genoegen zal nemen met deze beschermingsoptie voor de kuststrook van Hoek van Holland tot aan Kijkduin; de ambities van de provincie zijn duidelijk groter. Optie II heeft een waarde van €-34 mln., maar ook hier geldt dat deze straks vergeken moet worden met de plannen waarmee de provincie Zuid-Holland komt. Het is interessant om te weten dat het investeringsbudget dat thans uitgetrokken is voor de natuurcompensatie MV2 (ten zuiden van Ter Heijde) €30 mln. bedraagt en dat daarvoor 35 ha natuur wordt gecreëerd (in optie II ontstaat naar schatting 100 ha natuurgebied). Uiteraard moet ook voor de plannen van de provincie eenzelfde soort kosten baten analyse worden gemaakt, waarbij de netto contante waarde wordt berekend. Pas dan is er een goede vergelijking (en afweging voor de beleidsbeslissing) mogelijk.
39
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ In de tabel hieronder wordt weergegeven hoe in de verschillende opties de kosten en baten over de verschillende aspecten verdeeld zijn (alles in €*1mln. ncw): Zand + Ze(e)ker Netto Kontante waarden / naam
suppletie
referentie
optie I
optie II
optie III
huidig beleid
robuuste bescherming & natuur -23
bescherming, natuur & recreatie - 48
bescherming, natuur, recreatie & woningbouw - 93
-0.28
- 0.28
- 0.28
-1.8
-1.8
- 1.8
15
15 0.73
- 10
- 34
15 0.73 178 99
-15
Voorstudie Pilot kosten bescherming Recreatie+natuur Bebouwing totaal
-15
Het is duidelijk dat de kosten die gemoeid zijn met het zand suppleren en de opbrengsten uit bebouwingsmogelijkheden alsmede uit het verhogen van het veiligheidsnivo op basis van de thans gebruikte parameters en aannames veruit de belangrijkste variabelen zijn.
7.7 Gevoeligheidsanalyses We hebben voor de verschillende beleidsopties onderzocht welke opbrengstparameters een grote impact op de eindwaarde van de Netto Kontante Waarde hebben en bij welke waarde de NKW positief, dan wel negatief wordt. Deze waarden zijn kritisch en de nauwkeurigheid van de schatting van deze parameters heeft een belangrijk effect op de besluitvorming. Nogmaals wijzen we erop dat dit de eerste verkenningen zijn geweest van het rekenmodel. a. Allereerst is dit onderzocht voor het robuuste veiligheidsalternatief (optie I). Hier komt uit dat de schatting van de verandering van de kans en de verwachtte hoogte van de schade zowel een hoge impact hebbben op de NKW, als ook dat deze schattingen kritisch zijn. Bij een geschatte schade van ca €30 miljard in plaats van €20 miljard per overstroming wordt dit alternatief positief; reeds eerder werd vermeld dat DGW uitgaat van een potentiële schade van een overstroming bij Ter Heijde van €40 miljard. In onderstaande figuur hebben we dit weergegeven. Hierbij dient te worden benadrukt dat deze gevoeligheidsanalyse betrekking heeft op de gehele investering die wordt gedaan om optie I te realiseren:
40
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Static NPV
Verw Verw achte Schade Schade Per Incident -> -> Verw achte Schade Per Incident|Static Incident|Static NPV (gevoeligheidsanalyse Economische Economische Schade Schade bij Overstroming25) 18,000,000 15,000,000 12,000,000 9,000,000 6,000,000 3,000,000 0 -3,000,000 -6,000,000 -9,000,000 -12,000,000 -15,000,000 -18,000,000 10,000,000,000
23,000,000,000
36,000,000,000
49,000,000,000
Verw achte Schade Per Incident
(NB: zou dezelfde gevoeligheidsanalyse worden toegepast op de meerinvestering die gedaan wordt t.o.v. de referentie – t.o.v. het huidige beleid dus – dan vallen de uitkomsten uiteraard gunstiger uit). b. Voor het ruimtelijke kwaliteitsscenario (optie II) is bijvoorbeeld onderzocht voor welke grondopbrengst de extra kosten van dit beleidsalternatief gecompenseerd worden. Ook hier hebben we weer alle extra kosten en baten kontant gemaakt. De uitkomsten van deze gevoeligheidsanalyse is hieronder weergegeven: Prijs Prijs Per Hectare (Euro's) -> Prijs Prijs Per Hectare (Euro's)|Static NPV NPV (Gevoeligheidsanalyse prijs natuurgrond26) 30,000,000 20,000,000
Static NPV
10,000,000 0 -10,000,000 -20,000,000 -30,000,000 -40,000,000 20,000
320,000
620,000
920,000
1,220,000 1,520,000 1,820,000
Prijs Per Hectare (Euro's)
Uit deze studie volgt dat pas bij een prijs van boven de € 1.200.000 /hectare de NKW positief wordt. Dit kan alleen wanneer een deel van de extra gronden voor woningbouw bestemd wordt. c. Het kustuitbreidingsalternatief (optie III) heeft een positieve Netto Kontante Waarde van € 99 miljoen. In dit alternatief hebben we onderzocht bij welke waarde van de gronduitbreiding voor bebouwing en bij welke prijs per hectare deze positieve NKW omslaat in een negatieve waarde. De resultaten daarvan zijn in onderstaande figuren weergegeven:
41
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ ExtraHectares ExtraHectares -> -> ExtraHectares|Static ExtraHectares|Static NPV NPV (Gevoeligheidsanalyse (Gevoeligheidsanalyse OptieIII14) OptieIII14) 270,000,000 240,000,000 210,000,000
Static NPV
180,000,000 150,000,000 120,000,000 90,000,000 60,000,000 30,000,000 0 -30,000,000 25.0
45.0
65.0
85.0
105.0
125.0
145.0
165.0
185.0
ExtraHectares
Het blijkt dat bij een aanwinst van minder dan 45 hectare voor bebouwing van de gronduitbreiding de NKW negatief wordt. Bij een grondprijs voor te bebouwen grond van beneden de € 2.000.000/hectare wordt de NKW ook negatief. Deze berekeningen maken duidelijk dat deze parameters belangrijk zijn om in de besluitvorming mee te nemen: Prijs Prijs Per Hectare (Euro's) -> Prijs Prijs Per Hectare (Euro's)|Static NPV NPV (Gevoeligheidsanalyse OptieIII14) 120,000,000 100,000,000 80,000,000
Static NPV
60,000,000 40,000,000 20,000,000 0 -20,000,000 -40,000,000 1,000,000 1,600,000 2,200,000 2,800,000 3,400,000 4,000,000 4,600,000 Prijs Per Hectare (Euro's)
Ten slotte is voor de optie III berekend bij welke verdisconteringsvoet de Netto Kontante Waarde negatief wordt. Deze verdisconteringsvoet is 34 % (deze waarde wordt overigens de “Internal Rate of Return” (IRR) genoemd:
42
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ Risk Risk Free Discount Discount Rate (%) -> Risk Free Discount Rate Rate (%)|Static NPV (Gevoeligheidsanalyse OptieIII14) OptieIII14) 160,000,000 140,000,000
Static NPV
120,000,000 100,000,000 80,000,000 60,000,000 40,000,000 20,000,000 0 5.00
9.00 13.00 17.00 21.00 25.00 29.00 33.00 37.00 41.00 45.00 49.00 Risk Free Discount Rate (%)
.
Deze resultaten laten dus goede economische verwachtingen voor optie III zien in de vorm van een hoge netto kontante waarde (€99 mln.) en een hoge IRR (34%). Hierbij moet wel worden opgemerkt dat een eventueel noodzakelijke extra investering door de overheid in aanpassing/toevoeging van achterliggende infrastructuur (verkeerswegen, openbaar vervoer, etc.) niet in de berekening is meegenomen; daarvoor ontbreekt nog in dit stadium het inzicht of een dergelijke investering noodzakelijk zou zijn.
7.8 Conclusies In een eerste verkennende versie van de business case van het project Zand en Ze(e)ker is in dit stadium van het project vooral een inzicht verkregen in de verschillende vragen die beantwoord moeten worden om tot het maken van een solide rekenmodel te komen: welke uitgangspunten zouden kunnen worden gekozen, wat zijn de verschillende (beleids)opties, hoe kunnen deze het beste worden gedefinieerd, wat voor faseringen moeten er worden gehanteerd, welke gegevens zijn er nodig, welke parameters zijn (extra) belangrijk, etc.? Alhoewel de verkregen resultaten nog als indicatief beoordeeld moeten worden, kan worden vastgesteld dat het concept van de zandmotor economisch gezien interessante perspectieven biedt, m.n. de meest uitgebreide optie III.
43
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
8. Risico- en onzekerheidsanalyse In een aantal sessies tijdens werkbesprekingen van het projectteam is een inventarisatie van de ingeschatte risico’s gemaakt die betrekking hebben op het projectidee zèlf. Daarnaast is er (kort, en uitsluitend gericht op het identificeren van de allerbelangrijkste risico’s) tijdens de tweede workshop met interne RWS belanghebbenden aan dit onderwerp aandacht gegeven. Dit gebeurde allemaal op eenzelfde interactieve wijze als het in kaart brengen van de belanghebbenden en hun waarden analyse: 1
Hogere kwaliteit zand
Meer spuiten van zandmotor
1 1 1 1
Effect op Gaspijpleidingen
1
Slib op het strand Jarenlang onderzoek nodig Erosie elders door suppletie Kan niet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit
Extra aanslibbing en toegang in de havens
Minimum duur van een pilot is 5 jaar
Negatieve effect op duinfauna en flora
1
3 3
1
3
Riool persleiding moeten verlengd worden 5
1
Meer stormen
1
2
Explosie 1 in olieprijs dus baggerkosten te hoog
Natuurlijk onderhoud werkt niet geologische/biologische risico's Scheeponveiligheid worden te groot
1
1 3
1
Hoger spuiten Effect op zwem veiligheid
Veiligheidsrisico's
Vissers (garnalen-) zijn tegen
3
5
5
1
Economische risico's
te weinig winbaar zand
2
Marktpartijen doen niet mee
Zand en Zeeker 5
3
1
Zandige baggerspecie is niet goed
1 3
5
Actiegroep laat de kust met rust
1
5
Maatschappelijke risico's
Onverwachte kaders, onverwacht arrest 1
Politieke risico's
1
1 1
Maatschappelijke urgentie ontbreekt
1
1
Er komt een tegenvoorstel
1
Interne RWS risico's
1
1 1 Onbegrip over tijd en ruimte schalen 1
Lokale bestuurders zijn tegen 1
2 4
1
5
5
Goede externe en interne communicatie WINN bestuur snapt het niet
4 Besluitvorming provincie ZH VVD zit niet in volgende regering
RWS Kustlijnzorg is tegen Onvoldoende interdepartementale afstemming Ander kustbeleid
V&W denkt alleen sectoraal
sectorale geldverdeling Geen aansluiting bij concreet project MER en EU richtlijnen
1
In onderstaande tabel worden de resultaten van al deze sessies gecombineerd weergegeven. We hebben alleen die risico’s meegenomen die een hoge score, een 4 of 5 op een schaal van 1 (laag) tot 5 (zeer hoog) kregen. De risico’s zijn daarbij in 5 groepen geclusterd, namelijk: a. b. c. d. e.
Maatschappelijke risico’s, Politieke risico’s Interne RWS risico’s Economische risico’s Technische risico’s.
44
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ Risico's
Score Maatregelen
Maatschappelijke risico's Maatschappelijke urgentie ontbreekt Niet voldoende duidelijk maken van meerwaarde Geen voldoende brede belangen inventaris en afweging
Projectgroep RWS stakeholders RWS stakeholders
5 5 5
Goede interne en externe communicatie Goede interne en externe communicatie Goede stakeholder analyses in voorstudie
Interne RWS risico's Sectorale geldverdeling V&W denkt alleen sectoraal Geen aansluiting bij concreet project Andere trajecten kan het in de wielen rijden Andere percepties van status project
Projectgroep Projectgroep Projectgroep RWS stakeholders RWS stakeholders
5 4 4 5 5
Leiderschap RWS/VenW Leiderschap RWS/VenW Goed programma management Goed programma management Goede interne en externe communicatie
5
Goede interne en externe communicatie
Politieke risico's MER en EU richtlijnen Zwakke Schakel Ter Heijde besluitvorming provincie ZH Economische risico's Jarenlang onderzoek nodig Concept is te duur
Projectgroep RWS stakeholders
5 5
Fasering van pilot in 2 fasen Technische economisch haalbaarheidstudie/pilot
Technische risico's Concept werkt niet
RWS stakeholders
5
Technische haalbaarheidsonderzoek/pilot
Wat opvalt is dat Interne RWS risico’s als groep het hoogste scoren. Als belangrijkste oorzaak achter dit interne risico ligt het “sectorale denken” en een gebrekkige interne afstemming tussen de verschillende diensten. Door in een vroeg stadium de verschillende partijen bij het project te betrekken en een goede interne communicatie wordt dit risico naar ons oordeel echter goed beheersbaar. Als 2e groep van belangrijke risico’s worden de maatschappelijke risico’s gezien. Ook hier lijkt het een in een vroeg stadium betrekken van de belangrijke stakeholders en een goede (liever nog: uitstekende) communicatie met de verschillende partijen gedurende het project dit risico tot op grote hoogte beheersbaar te maken. Daarnaast is het erg belangrijk om de belangen van de verschillende partijen in een zo vroeg mogelijk stadium helder te krijgen en een goede afweging tussen deze beangen te maken. Het van “buiten naar binnen” denken en handelen zal een essentiële rol spelen bij het tot een succes maken van dit project. Als derde groep risico’s zouden we hier de economische risico’s willen noemen. Met het uit de hand lopen van het project zouden de kosten uiteraard kunnen tegenvallen. Verder zal, als de externe partijen afhaken, de financieerbaarheid gevaar kunnen lopen. Het uit de hand lopen van het project en de kosten en het afhaken van externe stakeholders zijn duidelijk aan elkaar gekoppeld. In onze stakeholder analyse van de externe partijen zijn duidelijk de randvoorwaarden geformuleerd door hen die ervoor kunnen zorgen dat deze extrene partijen (blijven) meedoen. Dat zijn o.a. een heldere visie, het formuleren van een lange termijn doelstellingen en meerjarige kontrakten. Een goede voorbereiding en goed project- en programmamanagement zijn dus ook hier kritische succesfactoren. De technische risico’s zullen in een pilot onderzocht moeten worden. Deze hebben te maken met de effectiviteit van de werking van het hele concept. Nadat in een pilot aangetoond is dat het principe werkt, gaat het verder nog om optimalisatie van het mechanisme zelf. Dit optimalisatierisico lijkt goed hanteerbaar te zijn, omdat men gedurende de implementatie periode de gekozen optie naar ons oordeel goed kan bijsturen. Het komt ons voor dat al deze bovengenoemde risico’s niet excessief zijn voor een dergelijk project en goed gemanaged kunnen worden, mits tijdig onderkend. We kunnen
45
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ echter niet met 100% zekerheid stellen dat alle risico’s in dit stadium al goed geïdentificeerd en onderkend zijn. De politieke risico’s zijn altijd aanwezig. Deels praten we hier over reeds aanwezige regelgeving, deels ook over de politici die bij de ontwikkeling en implementatie van het beleidsidee ‘zandmotor’ het voor het zeggen hebben. Dit risico zal hier waarschijnlijk op zich niet anders liggen dan bij andere projecten van deze omvang en impact.
Maar ten aanzien van de mogelijke politieke risico’s voor V&W zouden wij zelf tenslotte het volgende onder de aandacht willen brengen: In de komende 30 jaar – en dan met name in de jaren 2007 tot 2010 – zal er een grote hoeveelheid zand benodigd zal zijn voor het uitvoeren van de plannen van de provincie Zuid-Holland voor de aanpak van de prioritaire zwakke schakel in het kustvak tussen Hoek van Holland en Kijkduin (Delfland). Volgens de beschikking van stas V&W dd 25 mei 2004 moeten de planstudies van de provincie medio 2007 zijn afgerond. O.a. op basis van inzage in een nota gericht aan de Gedeputeerde Dwarshuis van de Provincie Zuid-Holland d.d. 10 november jl. heeft het projectteam kunnen vaststellen dat de thans geraamde kosten voor het kustvak Hoek van Holland – Kijkduin geraamd worden – afhankelijk van het alternatief en de kostentoedeling – op € 100 a 200 mln. Voorts stelt genoemde notitie dat “om op een kwalitatief goede wijze invulling te geven aan het alternatief royaal zeewaarts verbreden aanvullend € 50 tot 120 miljoen nodig is voor ruimtelijke kwaliteit kust, mede afhankelijk van de wijze waarop kosten aan veiligheid worden toegedeeld. Deze bedragen zijn indicatief. Er zal nog een verdiepingsslag plaatsvinden om deze meerkosten scherper te ramen waarbij ook innovatieve en creatieve aanbestedings- en uitvoeringstechnieken zullen worden beschouwd. En door gedetailleerde planontwikkeling zal de inhoud van de ruimtelijke kwaliteit inzichtelijk worden gemaakt”. Het is bekend dat in de rijksbegroting 2006 voor de periode 2007 t/m 2010 voor alle zwakke schakels in de Nederlandse kust nu € 223 mln. beschikbaar is. Zuid Holland raamt op dit moment daarvan alleen al €207-317 mln. nodig te hebben. Nog onduidelijk is welk beslag de zwakke schakels in Noord-Holland en Zeeland op dit budget zullen leggen. Het lijkt ons duidelijk dat V&W behoefte zou kunnen hebben aan goed onderbouwde integrale kostenramingen ten opzichte van de voorstellen waarmee de provincies zullen komen. Naar onze overtuiging biedt het voortzetten van het project Zand & Ze(e)ker – waarbij o.a. tussen de respectievelijke interne belanghebbenden nauw moet worden samengewerkt – de alternatieve inzichten die daarvoor nodig zijn.
46
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
9. Niet-economische kosten/baten analyse Bij de niet economische kosten baten analyse gebruiken we de ‘Muti Criteria Decision Analysis’ (MCDA). Hierbij zijn we uitgegaan van de inventarisatie van waarden en attributen die aan de waarden inhoud geven tijdens de interne en externe stakeholder analyses (zie hoofdstuk 5 en 6). In de interne stakeholder analyses zijn deze waarden en daarbij behorende attributen ook gescored. Uit deze scores zijn de ‘gewichten’ (het relatief belang) van de attributen berekend. Bij de niet economische kosten en baten analyses hebben we de attributen geselcteerd die betrekking hadden op het eindresultaat en enkele attributen uit het uitvoerend proces, voor zover deze naar onze opvatting discriminerend zijn bij de beoordeling van de verschillende opties. In de tabel hieronder zijn deze attributen c.q. criteria in de eerste kolom geplaatst. Het relatief belang van de verschillende criteria staat in de kolom daarnaast. Vervolgens werd iedere optie van een score voorzien (1 = een lage score en 5 = zeer goede score). Deze scores werden nog niet nader (bijvoorbeeld bij de betrokken interne belanghebbenden) gevalideerd, en moeten in dit verkennende stadium dus nog als indicatief worden beschouwd.
criteria/attributen
gewicht
optie I
scores optie II
optie III
natuur als bondgenoot gebruiken duidelijkheid omtrent lange termijn visie en doelstellingen overheid sediment als grondstof gebruiken effectiviteit als oplossing Zwakke Schakel verbetering ruimtelijke kwaliteit aansprekend initiatief “no regret” oplossing slimme financiële oplossing aansluiten bij aanpak kustontwikkeling innovatief, andere manier toepassen van suppleren nieuwe funkties in de kust toestaan bevorderen
9
1
3
5
9
1
3
5
9
2
5
5
7
5
5
5
7
1
3
5
7 7 7
1 5 3
3 3 3
5 1 5
7
5
5
5
7
3
5
5
6
1
3
5
In de figuur hieronder hebben we de totale score van de 3 opties weergegeven. Optie 3 scoort het best, gevolgd door optie 2 en optie 1.
47
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ Zand en Zeker Niet economische kosten en baten score 320.00 280.00
Totale score
240.00 200.00 160.00 120.00 80.00 40.00 0.00
Optie 2 Optie 1
Optie 3 Optie
In een zgn. radardiagram hieronder vergelijken we nogmaals de profielen:
Zand en Zeeker Optie Niet economische kosten en baten profiel AansprekendInitiatief 4.96 4.65 Visie
4.34 4.03
Kustontwikkeling
3.72
Optie 3
3.41 3.10 2.79 2.48 2.17 VerbeteringRuimtelijkeKwaliteit
1.86
NatuuralsBondgenoot
1.55 1.24 0.93 0.62 0.31
Optie 1
Suppleren
NieuweFunkties
Optie 2 SlimmeFinanciëleOplossing
NoRegretOplossing
SedimentalsGrondstof
Uit dit radardiagram blijkt dat optie III op vrijwel alle criteria beter scoort dan optie II en optie I. Dit ondersteunt de economische kosten baten analyse, waarin ook optie III de hoogste netto kontante waarde oplevert.
48
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
10. Conclusies en aanbevelingen 10.1 Conclusies Het project Zand en Ze(e)ker onderzoekt in het kader van het programma WaterINNovatiebron van Rijkswaterstaat de mogelijkheden om anders om te gaan met zand (en ruimte in de kustzone), dit o.a ter bescherming van de Nederlandse kust – in een risicodragende samenwerking met andere ‘stakeholders’ (zoals marktpartijen, andere overheden, maatschappelijke organisaties, wetenschappelijke onderzoeksinstellingen, etc.), en wel zodanig dat naast het waarborgen van de veiligheid tegen overstromingen vanuit zee meerdere functies worden vervuld. De ‘zandmotor’ bij Ter Heijde kan wellicht aan die ambities voldoen, en is de focus geweest van het WINN project Zand en Ze(e)ker. De’zandmotor’ bouwt voort op de visie die de Noordzeekust ziet als een dynamisch, samenhangend geheel: de kust als ‘zandrivier’. In deze visie is een duurzame en intergrale ontwikkeling van de kust mogelijk wanneer optimaal wordt ingespeeld op de dynamische eigenschappen van de zandrivier en wel op een zodanige wijze dat met de natuur kan worden gebouwd. Onze verkenning is toegespitst geweest op de ‘zandrivier’ tussen Hoek van Holland en Scheveningen (Delflandse kust). Ter ondersteuning van deze visie kunnen de volgende argumenten naar voren worden gebracht): Van “buiten naar binnen” redenerend, is duidelijk dat er in de komende 30 jaar vele soorten behoeften zijn aan zand in het kustvak tussen Hoek van Holland en Scheveningen: voor aanpak van de zwakke schakels, verbetering ruimtelijke kwaliteit, natuurcompensatie Maasvlakte 2, motie Geluk, uitvoering van het beleid o.b.v. het advies van de Commissie Poelmann, kustlijnzorg, onderhoud kustfundament, ruimte voor recreatie-ontspanning-woningbouw, etc. De zandmotor voorziet met één systeemaanpak in deze verschillende behoeften , waarbij meerdere belanghebbende partijen vanuit eenzelfde visie meerdere doelen bereiken – met minder moeite (dus een effectievere en efficiëntere inzet van mensen, financiën, technische hulpmiddelen en tijd). Alhoewel de verkregen resultaten nog als indicatief beoordeeld moeten worden, kan worden vastgesteld dat het concept van de zandmotor economisch en maatschappelijk gezien interessante perspectieven biedt. Elk van de zandbehoeften kan met ieder zijn eigen oplossing/methodiek worden aangepakt; dat komt dan neer op uitvoering van het huidige beleid, waarbij verschillende partijen op verschillende tijden op verschillende manieren en met verschillende partners het werk uitvoeren. Inclusief de kans dat verschillende partijen elkaar (onbewust) tegenwerken om hun doelen te bereiken. Naast eerdergenoemde “harde” economische voordelen moet de systeemaanpak middels de zandmotor ook kunnen leiden tot het creëren van “zachte” (maar zeker niet minder belangrijke) toegevoegde waarden voor Rijkswaterstaat en de waterbouwsector: publieksgericht en innovatief inhoud geven aan de zorg voor de kust en de bescherming tegen overstromingen. De inzet van de zandmotor impliceert dat op een duurzame manier gebruik wordt gemaakt (“meegedanst wordt met”) de dynamische krachten van de natuur. Waarborgen van de veiligheid van de kustzone wordt door een ruime meerderheid van de politieke organisaties als zeer noodzakelijk beoordeeld. Tegelijkertijd spelen er vraagstukken omtrent de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het beleidskader m.b.t. kustveiligheid (en daarmee ook m.b.t. het noodzakelijke onderhoud van de basiskustlijn en het kustfundament) wordt op verschillende plaatsen binnen de V&W organisatie thans grondig geëvalueerd (o.a. SLA, VNK). Het onderwerp speelt zich af
49
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ binnen een ingewikkeld juridisch kader en een complex spectrum van overheden (Rijk, provincie, gemeenten). De tijd is zeker rijp voor innovatieve ideëen omtrent de conceptuele aanpak waarmee de problemen kunnen worden opgelost. De thans afgeronde eerste verkennende fase van het project heeft als resultaat opgeleverd dat er naar de overtuiging van het projectteam bijvoorbeeld in de kustzone bij Delfland goede mogelijkheden bestaan om anders om te gaan met zandig materiaal – in een risicodragende samenwerking met andere ‘stakeholders’ (zoals marktpartijen, andere overheden, maatschappelijke organisaties, wetenschappelijke onderzoeksinstellingen, etc.), en wel zodanig dat er meerdere functies op innovatieve wijze worden vervuld. De systeemaanpak van de zandmotor levert meer op dan de som der delen, door het intrinsieke integrale karakter ervan. Het concept zandmotor kan overigens ook elders aan de Noordzeekust worden ingezet, bijvoorbeeld bij de Hondsbossche Zeewering”. Alhoewel de verkregen resultaten nog als indicatief beoordeeld moeten worden, kan worden vastgesteld dat het concept van de zandmotor economisch gezien interessante perspectieven biedt, m.n. de meest uitgebreide optie III. Voor de zandmotor bepleiten wìj een aanbestedingsvorm met een rol van RWS in een publiek-privaat partnerschap en wel in de vorm van een ‘alliantiecontract’. De geïnventariseerde risico’s m.b.t. het project zijn naar onze opvatting goed te beheersen middels een professioneel programmamanagement en een effectieve communicatie, zowel in- als extern. Bovendien kan er voor worden gekozen om het zandmotor concept ‘trapsgewijs’ in te voeren, er hoeft m.a.w. niet direct gekozen te worden voor de meest ambitieuze optie III. Er zijn bij de belangrijkste interne belanghebbenden binnen de RWS organisatie ook duidelijke, markante vraagtekens en/of voorwaarden die bij het project worden gesteld: zo wordt er bijvoorbeeld een goede afweging verlangd bij de besluitvorming tot het eventueel overgaan tot verdere stappen (pilot in 2006?) t.o.v. het vigerend beleid, alsook t.o.v. mogelijk andere innovatieve beleidsconcepten die een bijdrage zouden kunnen leveren aan dezelfde functies die de zandmotor vervult. Het beleidsidee van ‘de zandmotor’ draagt naar ons oordeel de potentie in zich om de opvattingen, visies en wensen van een complex spectrum van belanghebbenden te bundelen, te richten op gezamenlijke doelen als veiligheid, het scheppen van ruimtelijke kwaliteit. De ‘ondernemende overheid’ betekent niet dat zij op de stoel van de ondernemer gaat zitten, maar wèl dat zij competenties (visie, inzichten, kennis, ervaring, vaardigheden, lef) ontwikkelt om met marktpartijen, andere overheden en civiele organisaties creatief samen te werken aan het ontwikkelen en realiseren van gedeelde visies en doelstellingen. Op die manier is ‘polderen’ maar voor een beperkt deel het ‘sluiten van comprom issen’; het is veel meer het in een gezamenlijk dialoog evoluerend ontdekken van innovatieve mogelijkheden om intelligente, ecologisch duurzame en kosteneffectieve antwoorden te vinden op uitdagingen waar men gezamenlijk mee wordt geconfronteerd. Bij het werken aan de ontwikkeling van het idee – het steeds duidelijker maken van de contouren en de verschillende dimensies (technisch, economisch, bestuurlijk) ervan – is het projectteam uiteraard ook tegen nieuwe vragen aangelopen. Sommigen zijn intrigrerend: zoals bijvoorbeeld de vraag waarom er nu reeds geen zand uit de Maasmond wordt gebruikt voor onderwatersuppleties voor de Noordzeekust. Dat zou op jaarbasis tenminste € 500.000.- aan besparing opleveren. Waarom wordt dit zand op Loswal Noord gestort? Of de vraag in welke mate het risico op een overstroming bij Ter Heijde wordt gereduceerd bij het robuuster maken van de bescherming aldaar.
50
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ Het in het kader van WaterINNoovatiebron verder werken aan dit idee voldoet naar ons oordeel duidelijk aan een maatschappelijke behoefte, en biedt o.a. de kans om op duurzame wijze een bijdrage te leveren aan het robuuster maken van de (ook gepercipieerde) veiligheid van de inwoners achter de Noordzeeduinen; tegelijkertijd een bijdrage te leveren aan de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit; als organisatie met verschillende diensten te leren hoe een integrale aanpak kan worden ontworpen en uitgevoerd, waarbij men te maken heeft met een grote complexiteit van verschillende partijen en belangen; de reputatie van Rijkswaterstaat als professionele, innovatieve organisatie te versterken die niet alleen op innovatieve, effectieve, intelligente wijze zijn expertise inzet voor de kustlijnzorg en de handhaving van de veiligheid, en een katalyserende rol kan vervullen in het politieke besluitvormingsproces. Als burgers zijn we inmiddels geheel vertrouwd geraakt met het idee dat de imposante motoren van de waterpompen voortdurend moeten draaien om onze polders, bouwlanden, infrastructuur en huizen droog te houden – om het water ‘over de harde dijk te kieperen’. Omgekeerd dienen we als burgers duidelijker te beseffen dat er ook krachtige motoren moeten worden ingezet om onze veiligheid aan de Noordzeekust te blijven borgen, omdat deze aan erosie onderhevig is. De ‘Zandmotor’ dus, die echter vooral functioneert met behulp van de krachten die de natuur ons schenkt. En zo maken we op ingenieuze wijze van een probleem een intelligente oplossing.
10.2 Aanbevelingen m.b.t. vervolg plan van aanpak Afronden van de verkennende fase De verkennende fase behoeft naar onze mening nog een ‘uitwerkingssslag’ te maken, waarbij het draagvlak bij de externe partijen (belanghebbende overheden, uitvoerders, financiers) centraal staat. Teneinde de aansluiting bij de lopende projecten (natuurcompensatie MV2, zwakke schakels en Poelmann) niet te missen, dient dit snel te gebeuren, vóór 1 februari 2006: Onderzoek en scherp inhoudelijk de kennis aan die is opgedaan in deze eerste verkennende fase en richt je daarbij m.n. op: I. Het perfectioneren van de businesscase, zowel wat betreft de uitgangspunten (het definiëren van het referentiescenario – de uitvoering van het huidige beleid, en van de verschillende beleidsopties) alsook de data die als input voor het model dienen. II. Het perfectioneren van de risico analyse, m.n. het nòg duidelijker kaart in brengen van de achterliggende oorzaken, prioriteiten en te nemen maatregelen om de risico’s zoveel mogelijk te beperken. Wat zijn bijvoorbeeld mogelijk nog belangrijke blokkades, zoals bijvoorbeeld lopende contracten met aannemers (baggeraars). III. Het definiëren wat een mogelijke volgende ‘pilotfase’ inhoudelijk aan doelstellingen moet kennen en hoe die dan organisatorisch moet worden opgezet en uitgevoerd: wat, waar, waarom, hoe en wanneer. IV. Het verkennen van de rol die marktpartijen zouden willen spelen in deze pilotfase. Onderzoek met name de mogelijkheden van een zogenaamd “alliantiecontract” in een pps constructie. Zoals reeds eerder (zie hoofdstuk 2) in deze rapportage werd vastgesteld is “een optimale marktbenutting voor kennis, uitvoering en financiering een belangrijk aspect van de zandmotor. Optimaal betekent hier niet zozeer de laagste prijs per kubieke meter zand, maar een op lange termijn bedrijfszeker resultaat tegen de laagste kosten. Oftewel: op slimme wijze de kansen en risico’s verdelen over opdrachtgever en opdrachtnemer. Voor de zandmotor betekent dit dat een heldere
51
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ resultaatafspraak moet worden gemaakt, zowel t.a.v. het eindresultaat, als t.a.v. eventuele tussenresultaten. De inzet en ontwikkeling van kennis is onderdeel van het pakket en ook daarvoor staan resultaat afspraken centraal. Afhankelijk van doel en belang van bijvoorbeeld extra strand, of meer zand voor het kustfundament kunnen bonusregelingen worden afgesproken”. Neem maatregelen m.b.t. de projectorganisatie van Zand en Ze(e)ker De projectorganisatie voor de afronding (einde: 1 februari 2006) van de verkennende fase van het project dient naar onze opvatting nog strakker te worden opgezet en aangescherpt. Dit komt neer op: I. Het aanpassen, c.q. uitbreiden van het projectteam met een aantal vertegenwoordigers uit diensten binnen RWS die thans reeds als primaire belanghebbenden zijn geïdentificeerd, wellicht aangevuld met nieuwe specialistische kennis die onontbeerlijk is voor de afronding van deze verkennende fase [m.n. specialisten op het gebied van (markt-) samenwerkingsvormen, alliantiecontracten]. II. Het maken van glasheldere afspraken m.b.t. rapportages (inhoud en frequentie) over de voortgang van het project tot 1 februari 2006, zowel binnen de projectorganisatie structuur, alsook binnen de operationele lijnorganisatie. III. Het aanstellen van een projectsecretaris als ondersteunende staffunctie voor de projectleider. IV. Zorg voor simpele, maar effectieve hulpmiddelen voor een efficiënte en effectieve werkwijze (er moet in korte tijd nog veel arbeid worden verricht), zoals korte besluitenlijsten en maak onderling in het aangepaste projectteam glashelder welk commitment naar elkaar toe wordt verwacht; maak harde afspraken omtrent de kwaliteit en tijdigheid van input die tijdens werkbesprekingen is afgesproken en voor de effectieve afronding van de verkennende fase vereist is. Go/no go beslissing tot een pilot Neem daarna (uiterlijk vóór 15 februari 2006) een besluit tot het al dan niet vervolgen van het project door het starten van de voorbereiding voor een eventuele pilotfase.
52
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Bijlage 1 : toelichting op ‘netto contante waarde methode’ Om de waarde van de zandmotor te berekenen is gebruik gemaakt van de Netto Contante Waarde methode. Deze methode gaat uit van de ‘free cash flow’ die een beleidsoptie gedurende zijn hele levensloop (we hebben een tijdshorizon van 20 jaar aangenomen) genereert. De ‘free cash flow’ is populair gezegd het saldo van de werkelijke inkomsten en uitgaven die gedurende een bepaalde periode, welke men als tijdseenheid kiest, plaatsvindt. Het is dus het geld dat uit de portemonnee verdwijnt of erin komt gedurende elke periode. Om de methode toe te lichten, is in onderstaande tekst een analogie gekozen met een nieuw commercieel produkt dat op een markt wordt gelanceerd. In de eerste periode is de free cash flow negatief. Wanneer het product ontwikkeld is en op de markt verschijnt is deze ook nog negatief omdat marktontwikkeling vaak veel geld kost. De marktinkomsten zijn zeker in het begin nog veel lager dan de uitgaven. Op een gegeven moment passeert men het nulpunt, het break-even punt. Daarna neem de free cash flow toe. Tegen het einde van de product life cycle neemt de free cash flow weer af tot men besluit het van de markt te nemen. In de figuur hieronder is dit schematisch weergegeven.
Free cash flows and Net Present Value Free cash flows Calculate time value using risk adjusted discount rates
Time
8/24/2003
117
Het tweede principe van de discounted cash flow methode is dat geld een tijdswaarde kent. Een euro nu is meer waard dan een euro over een jaar. Het verschil is de rente die men gedurende dat jaar denkt te kunnen ontvangen, wanneer men het uitleent bijvoorbeeld aan de bank. Nu verlangt men meer rente wanneer men het uitleent aan bijvoorbeeld een zakenvriend die daar een project mee wil financieren, maar mogelijk niet kan terugbetalen, omdat hij failliet is gegaan, dan van een bank. Bij een investering in een project zal men dus het risico dat men loopt mee tellen bij het bepalen van de juiste rentevoet. Dit heet de ‘risk adjusted discount rate’. Wanneer men nu alle free cash flows per periode verdisconteerd heeft met de risk adjusted discount rate tot de start van het project en deze allemaal bij elkaar optelt, dan verkrijgt men een getal, de ‘netto contante waarde’ of ‘net present value’, die de bijdrage van het project aan de (aandeelhouders)waarde van het bedrijf aangeeft.
53
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ Echter nu is het zo dat de uitgaven die tijdens de ontwikkeling uitgegeven worden kunnen wisselen, de ontwikkeltijd kan langer zijn, zodat men later op de markt komt, de opbrengsten op de markt kunnen mee of tegen vallen. Er bestaan vele scenario’s, met elk haar eigen specifieke Netto Contante Waarde en kans dat ze voorkomt. Feitelijk moeten we elke van deze scenario’s uitrekenen en uitzetten tegen de geschatte kans. We doen dit bijvoorbeeld via een Monte Carlo simulatie. De uitkomsten worden dan als een distributie van NPV’s weergegeven (Zie figuur hieronder).
Net present Value (NPV); Monte Carlo Simulation P (chance) E(NPV)
Uncertainty/risk
8/24/2003
Net present 126 Value
Hierboven ziet men een voorbeeld waarbij de verwachtte waarde van de NPV net positief is, maar een aantal scenario’s een negatieve NPV opleveren. Gedurende het verloop van een project komt er steeds meer informatie vrij over marktgrootte, concurrentie en verwachtte marktaandeel, prijs die de afnemer wil betalen, kosten van het product of dienst. Op grond van deze informatie zal het management besluiten tot stoppen, doorgaan of aanpassen van het project. Met andere woorden, wanneer het project actief gemanaged wordt, zullen een aantal negatieve scenario’s minder kans hebben plaats te vinden. De verdelingscurve is dus aan de linkerkant afgeknot. Zoals in onderstaand figuur is weergegeven.
54
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Net present Value (NPV); Monte Carlo Simulation; Taking into account managerial decision making P (chance) E(NPV)
E(NPVflexibility)
Option value
Flexibilitystop/go
Uncertainty/risk
Net present 127 Value
8/24/2003
Zoals in deze figuur gezien kan worden, wordt de verwachtte NPV hoger door het ingrijpen van management. In situatie van onzekerheid zal flexibiliteit waarde creëren. Dit noemen we optie waarde. Een optie is het recht om iets te kopen of te verkopen tegen een vooraf overeengekomen prijs. Een optie is geld waard. Men moet dus voor dit recht betalen. Met een optie kan men dus zij onzekerheid afdekken. Dit is zo bij optie waar de onderliggende asset een aandeel is. Dit is ook zo wanneer het onderliggende asset een huis of een ander reëel object is. We spreken dan van reële optie en de theorie die de waarde van dit soort opties bestudeert de “Real Option Pricing Theory”. De makkelijkste manier om de waarde van flexibiliteit van het management te waarderen in een situatie van onzekerheid is door van een beslissingsboom gebruik te maken. In de figuur hieronder is een eenvoudig voorbeeld van zo’n beslissingsboom weergegeven.
Simple example shows that static NPV leads to inaccurate valuation (2) • Traditional NPV-calculation: Technological success NPVlaunch date =$143M-$100M=$43M 60% IR&D=$30M
Decision moment
40% Technological failure NPVlaunch date=$0M
NPVnow=$43Mx60%/1,1-$30M=-$7M CONCLUSION: Don’t invest because NPV<0 Implicit assumption of Static NPV: besides deciding on the R&Dinvestment the firm also decides now on the launch investment (because the valuation is based on the expected value of the commercialization) not taking into account how the market develops during the year!
8/24/2003 19
55
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ We hebben hierboven in de figuur 2 scenario’s getoond en uitgerekend wat de verwachtte NPV is. We noemen dit de statische NPV. Hieronder laten we zien wat management zo moeten doen in de ongunstige situatie. We noemen de uitkomst van de verwachtte NPV in die situatie de dynamische NPV.
Simple example shows that static NPV leads to inaccurate valuation (3) • Dynamic NPV-calculation: Favorable market 30%
NPVlaunch date=$300M-$100M=$200M
Techn. success 60% IR&D=$30M
70% Unfavorable market
NPVlaunch date=$75M-$100M=-$25M<0 Don’s invest so NPV=$0M
40% NPV=$0 Techn. failure
Dynamic NPVnow=30%x60%x$200M/1,1-$30M=$3M CONCLUSION: Invest because Dynamic NPV>0 The firm will decide on the launch investment after the R&D-project is completed taking into account the market dynamics (distribution of the value of commercialization) at that moment in time. The firm only invests in the launch if the market is favorable! 8/24/2003 20
Het verschil tussen de statische en dynamische NPV is dan de optie waarde. In bovenstaand voorbeeld is dat 10 miljoen Euro. In de hier gebruikte methodiek is zowel gebruik gemaakt van beslissings bomen (discrete stoppen-doorgaan beslispunten, als van continue verdelingen van bepaalde parameters zoals doorlooptijden van projectfasen, die bijvoorbeeld kunnen varieren tussen 1 en 1.5 jaar en markt opbrengsten, die kunnen tussen 1 en 2 euro per ton kunnen varieren. Met behulp van Monte Carlo simulaties wordt de Netto Contante Waarde van vele scenario’s doorgerekend. In elk van deze scenario’s wordt een bepaalde combinatie van inputs gebruikt die aselect uit de vooraf gedefinieerde verdelingen van deze inputparameters getrokken worden. Wanneer risico gedurende bepaalde fasen van het project expliciet gemaakt zijn (technische risico’s) zijn de kasstromen tegen de risisco vrije rentevoet verdisconteerd. In gevallen waarbij dat niet het geval is, zoals bij marktrisico’s, is een risico aangepaste rentevoet van 10% gebruikt.
56
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Bijlage 2 : financieel-economische aspecten van baggerzand Financiële en economische aspecten van het gebruik van zeezand en van zand uit Maasgeul en Maasmond ten behoeve van kustversterking Delfland. Huidige situatie kustsuppleties bij ter Heijde Bij ter Heijde hebben in 2001, 2003 , 2004 en 2005 strandsuppleties plaatsgevonden. In 2001 heeft bovendien een grote (onderwater) vooroeversuppletie plaatsgevonden rond de oorspronkelijke 7 m dieptelijn. Wij nemen de situatie van 2001 even als voorbeeld ter illustratie van de kosten. In 2001 is er bij ter Heijde ca 800.000 m3 zand op het strand gesuppleerd. Daarnaast vond er een onderwatersuppletie plaats ten bedrage van 3,6 106 m3. De zandwingebieden waar het suppletiezand werd gewonnen droegen de namen Q16D en Q16E, beide net buiten de 20 m dieptelijn gelegen. Q16D is gelegen ter hoogte van Loswal Noordwest. De gemiddelde vaarafstand naar de suppletielokatie is ca 9 km. Q16E is gelegen tussen Loswal Noordwest en Loswal Noord in met een gemiddelde vaarafstand van 6 km tot de suppletie. Zie fig. 1. De kosten voor de strandsuppletie bedroegen € 4,15 per gesuppleerde m3. De kosten voor de vooroeversuppletie bedroegen € 1,03 per gesuppleerde m3. De korrelddiameter van het suppletiezand lag rond de 350 Algemene richtprijzen suppletiezand In de Rijksbegroting worden richtprijzen genoemd van € 4,54 voor een strandsuppletie en € 2,27 voor een onderwatersuppletie. Na prijsdalingen zijn de richtprijzen op de zandmarkt momenteel € 2,- tot € 5,- voor een strandsuppletie en € 1,- tot € 1,50 voor een onderwatersuppletie. Voor suppletiezand wordt geen domeinvergoeding in rekening gebracht. Voor bouw- en ophoogzand uit zee bedraagt de domeinvergoeding € 0,63 per m3. De kosten voor een onderwatersuppletie bestaan voornamelijk uit winning (€ 0,74 tot € 1,79) en vervoer over zee (€ 0,03 tot € 0,04 per m3 per km). Bij het opspuiten van een eiland kan de prijs oplopen tot € 3,60 per m3 bij een vaarafstand van 20 km naar de winlokatie (situatie Hongkong). In de Nederlandse situatie zouden daar mogelijk nog € 0,63 per m3 aan domeingelden bijkomen. Huidige situatie onderhoudsbaggerwerk Maasgeul en Maasmond De Maasgeul en de Maasmond (vak F in fig. 1) worden regelmatig door baggeren op diepte gehouden, net als trouwens de landinwaarts gelegen havengebieden en vaarwegen. Uit de Maasgeul en Maasmond wordt relatief veel zand gebaggerd, uit de havengebieden gaat het voornamelijk om slib. De korreldiameter van het gebaggerde zand ligt tussen de 90 en 130 . In de jaren 2000-2004 bedroeg de massa van het gebaggerde zand uit de Maasgeul ca. 950.000 ton per jaar. Gestort op de zeebodem zou dit een volume innemen van ca 600.000 m3. Uit de Maasmond komt jaarlijks ca. 850.000 ton zand met een volume van 530.000 m3. Het zand uit beide vakken is vermengd met 10 tot 35 % slib (droge stof gewicht). Dit slib blijft na storten slechts gedeeltelijk in de zeebodem achter en neemt bijna geen volume in. De aanwezigheid van slib tussen de zandkorrels heeft wel een grotere erosiesterkte van het zand tot gevolg. Tot enkele jaren geleden werd de gebaggerde specie gestort op Loswal Noord en Loswal Noord-West. De ontstane speciebergen bevatten 10 tot 20 % slib en vertonen geen tekenen van erosie. Overigens werd op deze loswallen ook specie uit andere onderhoudsgebieden gestort, bijna geheel bestaand uit slib. Dit slib is voor het overgrote deel uit de loswallen verdwenen door erosieve processen. De loswallen hebben een hoogte bereikt van ca. NAP - 10 m.
57
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ De baggerspecie afkomstig uit Maasgeul en Maasmond is klasse I, wat betekent dat het niet verontreinigd is en in zee gestort mag worden. Vóór 1996 kostte het baggeren uit Maasgeul en Maasmond en het storten op Loswal Noord ca. € 0,90 (fl 2,-) per m3. Na 1996 werd er veel op Loswal Noord-West gestort. De vaarafstand hiernaartoe was enkele reis ca. 10 km groter en de prijs per m3 was € 1,35 (fl 3,-).
De "verdiepte loswallen" Sinds 1996 wordt er in toenemende mate het systeem van de "verdiepte loswallen" (zie fig. 1) toegepast, tegenwoordig zelfs voor alle klasse I specie. Hierbij wordt zandwinning en de zeeberging van baggerspecie gecombineerd. Buiten de 20 m dieptelijn wordt zand gewonnen, waarbij een "put" achterblijft. Als deze put een bepaalde afmeting heeft, wordt begonnen aan een nieuwe zandwinput voor de winning. In de oude put wordt nu baggerspecie gestort. Na het storten gaat hetzelfde schip naar de nieuwe put, waar het schip wordt gevuld met zand, dat vervolgens naar een depot (put 1016) in het Maasmondgebied wordt gebracht. Vanuit dit depot wordt het gewonnen zand door de aannemer verkocht op de zandmarkt. De prijzen hiervoor worden door Rijkswaterstaat na overleg met de aannemer bepaald en bedragen € 2,- per m3. In IJmuiden bedraagt de prijs voor gewonnen zeezand € 0,95 (2003). De afnemer van het zand betaalt daarboven nog de domeinvergoeding aan het Rijk.
58
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________ Dit systeem heeft het kostenvoordeel dat hetzelfde baggerschip zowel de heenreis naar de verdiepte loswal als de terugreis naar het Maasmondgebied een nuttige lading vervoert, wat bij separate zandwin- en baggerspecietochten niet het geval zou zijn. Het kostenvoordeel valt in principe toe aan de aannemer, die echter voor zijn prijsvorming afhankelijk is van de overheid, zodat de zand- en baggerprijzen evenredig verlaagd worden. Storten van baggerspecie ("zand uit de Maasgeul") voor de kust van Ter Heijde Als we uitgaan van het prijspeil van 1996 voor het baggeronderhoud van de Maasgeul en de Maasmond, dan kunnen we stellen dat voor € 0,90 per m3 deze baggervakken onderhouden kunnen worden, waarbij de specie vlak voor de kust van Ter Heijde gestort wordt. Sinds 1996 zijn de prijzen voor baggerschepen nauwelijks gestegen. Wel moet er rekening mee worden gehouden, dat het storten op dieptes kleiner dan 10 m via pompen of rainbowen moet gebeuren in plaats van het snellere "klappen" waarbij de specie in een keer uit de bodem van het baggerschip valt. Dit kan mogelijk kostenverhogend werken, maar aangezien er voor € 0,97 per m3 een onderwatersuppletie tot een diepte van 4 m kon plaatsvinden zal dit meevallen. Anders wordt het als de suppletie boven de zeespiegel uitkomt en er mogelijk andere lostechnieken moeten worden toegepast. Het gebruik van baggerspecie heeft het voordeel, dat het in principe voor het kustverdedigingsproject geen kosten met zich meebrengt. De bagger- en stortkosten vallen immers onder de post "onderhoudsbaggerwerk Maasgeul en Maasmond". Echter op dit moment liggen de onderhoudsprijzen per m3 lager dan de genoemde € 0,97 vanwege het voordeel van de combinatie zandwinning en vaargeulonderhoud. Dit verlies aan kostenvoordeel zou dan mogelijk gecompenseerd moeten worden.
59
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Bijlage 3 : samenvatting van het ERGO onderzoek In 2005 zijn een tweetal onderzoeken uitgevoerd: - beleidsevaluatie dynamisch handhaven - publieksonderzoek kustzorg Beide onderzoeken zijn gebaseerd op interviews en op enquêtes. Hierna volgen een aantal conclusies uit bovenstaande onderzoeken ten aanzien van het huidige zandsuppletiebeleid die enig inzicht kunnen bieden in de maatschappelijke acceptatie van het idee van een zandmotor, en / of hoe daarover te communiceren met verschillende doelgroepen. De conclusies ten aanzien van de zandmotor zijn echter nog niet uitgewerkt. Veiligheid en ‘andere doelen’ van het kustbeleid. Er zijn signalen dat dynamisch handhaven mogelijk beter kan bijdragen aan andere doelen dan de deltaveiligheid dan nu het geval is. De geïnterviewden stellen vragen over de keuzes die V&W maakt over zandsuppleties, zowel suppleties ten behoeve van handhaving van de basiskustlijn als ten behoeve van compenseren van zandverliezen op dieper water. Bij de inzet van het beschikbare suppletiebudget zijn afwegingen nodig die effect hebben op het behoud van functies die buiten de Wet op de waterkering vallen. Deze afwegingen zijn in vergelijkbare situaties niet altijd transparant en mogelijk niet voldoende gelijk. Mogelijk bieden zij niet altijd de gewenste bescherming aan andere functies. Dit is ook een kostenafweging. Zo is suppleren op het strand duurder maar beschermt in veel situaties ‘andere functies’ direct, terwijl suppleren in de vooroever of in diep water goedkoper per kubieke meter zand is maar pas op lange termijn zichtbaar bijdraagt aan bescherming van ‘andere functies’. Moet het jaarlijkse suppletiebudget worden aangepast? Door sommige regionale diensten is aangegeven dat er momenteel waarschijnlijk meer zand beschikbaar is dan nodig voor het alleen handhaven van de BKL. Momenteel wordt onderzocht of de 12 miljoen kuub zand per jaar voldoende is voor het handhaven van de BKL. De eerste resultaten lijken er op te wijzen dat dit niet het geval is. Er verdwijnt in dat geval meer zand uit het kustfundament dan de extra 6 miljoen kuub per jaar. Kunnen suppleties beter? Verschillende regionale diensten hebben aangegeven dat er onderwatersuppleties zijn uitgevoerd die niet bijdroegen aan het handhaven van de BKL. De uitgevoerde suppleties leiden niet tot zandtransport naar hogere delen van het strand door onder meer de aanwezigheid van geulen voor de kust. De suppletie wordt op deze plaatsen nu binnen 3 jaar herhaald waarbij sprake zal zijn van een combinatie van onderwater- en strandsuppleties. Wetenschappeer hebben aangegeven dat bij de opstelling van de zandsuppletieschema’s het lastig is de meerjarige cycli in het kustsysteem mee te nemen. Hier zou meer inzicht in verkregen moeten worden. Vanuit de provincies is aangegeven dat nagegaan moet worden in hoeverre andere overheden een helpende hand kunnen bieden wanneer bredere stranden wenselijk zijn. Vastgelegd zou moeten worden dat als gemeenten zelf financiële middelen willen inzetten voor verbreding van het strand door middel van extra suppleties dit ook mogelijk is.
60
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Denkt u dat de kuststreek hier ter plaatse veilig is voor overstromingen? Zeeland 100%
80%
9% 14%
Zuid-Holland 15%
14%
15%
9%
5%
26% 11%
Noord-Holland 20%
23%
10%
17% 28% 5%
6% 13%
11%
Noord-Nederland 19%
12% 7%
7%
60% 51% 40%
62%
72%
5%
8%
Nieuw ZW Wal Haamst. cheren zeer onveilig
61% 49%
53%
55%
20%
0%
45%
63%
12%
10% 4%
28%
26%
1%
3%
11%
16%
15%
1%
1%
71%
7%
62%
12%
Cad- Goeree Katwijk Scheve- De Kerf Bergen Z'voort Tersch. V'land zand ningen aan Zee niet voldoende veilig
voldoende veilig
zeer veilig
geen mening
De kust wordt vaker veilig geacht op de stranden van: Nieuw-Haamstede Terschelling Oosterend De kust wordt minder vaak veilig geacht op de stranden van Zuid-Holland: Katwijk Scheveningen Bewoners achten de kust ter plaatse ook veel vaker onveilig (28%) dan de (verblijfs)recreanten.
61
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Beleving van zandsuppletie in relatie tot milieu en veiligheid vertrouwen in onderhoud kust
6% 9%
85%
zeewering biedt hier onvoldoende veiligheid weghalen zand uit zee is schadelijk voor milieu
7%
zand op strand spuiten is schadelijk voor milieu
6%
28%
53%
19%
41%
52%
37%
57%
zandsuppleties sluiten aan op wat de natuur al doet zandsuppletie op de kust is beter dan voor de kust 0%
64%
15%
21% 20%
eens
27%
12%
61%
40% oneens
60%
80%
100%
geen mening
De stelling ‘ik heb er vertrouwen in dat de kust op de juiste manier wordt onderhouden’ wordt door een overgrote meerderheid onderschreven (86%). Slechts 6% is het hier niet mee eens. De stelling wordt vaker dan gemiddeld onderschreven in Zeeland: Nieuw-Haamstede (91%) Zuidwest-Walcheren (89%) En minder vaak in Noord en Zuid-Holland: Katwijk (78%) Zandvoort (81%) Ook bewoners hebben relatief gezien minder vaak vertrouwen in het onderhoud van de kust: 79% heeft er vertrouwen in. Nogmaals is gevraagd naar de veiligheid van de kust ter plaatse. Ditmaal als stelling geformuleerd: ‘De zeewering hier ter plaatse biedt onvoldoende bescherming tegen de zee’. 19% is het met de stelling eens. Iets meer dan de helft is het ermee oneens. Men vindt zandsuppletie niet schadelijk voor het milieu: noch het weghalen van zand uit de zee, noch het zand op het strand spuiten. Sterker nog, men vindt dat ‘zandsuppleties aansluiten op wat de zee van nature al doet, namelijk het verplaatsen van zand naar de kust’. Van alle respondenten is slechts 12% het hier niet mee eens. Er zijn geen verschillen binnen de deelgroepen. Vervolgens wordt gesteld dat het aanbrengen van zand op het strand beter werkt dan voor de kust onder water. Hierover heeft een ruime meerderheid (61%) geen mening. Hierin is geen verschil binnen de deelgroepen, ook niet tussen degenen die wel en geen zandsuppleties gezien hebben. De betrouwbaarheid van de uitslag van de stelling kan dan ook betwist worden. Op de meeste stranden is een iets groter percentage het met de stelling eens dan oneens, maar het verschil is ook nog eens klein.
62
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Deel kustbewoners voelt zich onveilig Hoewel een merendeel van de strandgebruikers zich veilig voelt achter de Nederlandse kust, is er een substantiële minderheid die zich onvoldoende veilig acht. Dit betreft vooral ‘bewoners uit de directe omgeving’. Budget alleen voor veiligheid Een meerderheid vindt het strand breed genoeg. Een minderheid (15%) geeft aan het strand te smal te vinden. Een meerderheid geeft aan het ermee eens te zijn dat Rijkswaterstaat het budget ten behoeve van zandsuppleties uitsluitend aanwendt omwille van de veiligheid. De groep die aangeeft het strand te smal te vinden oordeelt hierover niet anders dan de rest. Rijkswaterstaat als aanjager van ministeries Verreweg de meeste respondenten achten het vanzelfsprekend dat Rijkswaterstaat uitsluitend middelen inzet voor kustbeheer uit hoofde van veiligheid. Veiligheid is het belangrijkst en de garantie van veiligheid is nu eenmaal hun voornaamste taak, zo stellen deze respondenten. Desondanks vindt een aantal van hen dat kustzorg breder moet worden benaderd, ten einde ook andere, secundaire belangen te dienen. Het is echter duidelijk dat deze groep respondenten niet verwacht dat Rijkswaterstaat zijn eigen budget aanwendt voor het verbreden van een stuk strand op verzoek van de paviljoenhouders. Zij spreken echter wel de verwachting uit dat Rijkswaterstaat andere ministeries (in het bijzonder EZ) moet ‘aanjagen’ om zich duidelijker op te stellen als de instantie die verantwoordelijk is voor de kust en het strand als zone van bedrijvigheid. Ook verwachten deze respondenten dat Rijkswaterstaat zich opstelt als de instantie die als zodanig kan worden aangesproken zodra de commerciële belangen bij strandafslag worden geschaad. Want voor de betreffende gemeenten zijn uitgaven voor een suppletie buiten alle proporties, zo geven enkelen van hen aan. “Rijkswaterstaat heeft weinig speelruimte. Maar men wil kennelijk geen enkele andere overheidsinstantie de verantwoordelijkheid geven binnen een bredere, interdepartementale aanpak met een duidelijke rol voor Economische Zaken.” (DO) Zandsuppleties
In dit het volgende deel van de samenvatting komen de zandsuppleties aan de orde. Er wordt eerst ingegaan op de bekendheid met het doel van zandsuppleties. Een volgende paragraaf behandelt de verschillen tussen strandsuppleties en vooroeversuppleties. Daarna staat de uitvoering van zandsuppleties centraal. De meeste respondenten zijn op de hoogte van het doel van zandsuppleties. Hun formuleringen van dit doel lopen echter uiteen. Het meest noemen zij het bevorderen van de veiligheid en de instandhouding van de (basis)kustlijn. Een enkele paviljoenhouder of gemeenteambtenaar noemt als doel van de zandsuppleties het mooi breed houden van het strand. Vermoedelijk is de wens hier de vader van de gedachte. Leden van de decentrale overheid en medewerkers van natuurorganisaties wijden het meest uit over het doel van de zandsuppleties. De meeste van hen kunnen de doelstellingen tot in detail weergeven. Bekendheid met strand- en oeversuppleties: De meeste respondenten zijn ervan op de hoogte dat er twee vormen van zandsuppleties zijn: strand- en vooroeversuppleties. Zij kunnen in grote lijnen aangeven wat de verschillen tussen beide zijn. Leden van de decentrale overheid en medewerkers van natuurorganisaties zijn goed op de hoogte van deze verschillen. Ook de meeste paviljoenhouders kunnen de
63
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
verschillen goed aangeven. Slechts een kleine minderheid kan niet uitleggen op welke punten strand- en vooroeversuppleties verschillen. Keuze tussen strand- en oeversuppleties: Een meerderheid van de stakeholders zegt te vermoeden dat de keuze voor vooroeversuppleties meestal berust op kostenoverwegingen. Daarnaast bepalen de omstandigheden ter plaatse (in het bijzonder de zeestromingen) welk type zandsuppletie de voorkeur geniet. Enkele respondenten denken dat vooroeversuppleties de voorkeur krijgen omdat ze op het strand minder overlast veroorzaken dan strandsuppleties. Hierbij doelen ze vooral op afzettingen en geluidsoverlast. Sommige respondenten stellen dat strandsuppleties noodoplossing zijn voor acute veiligheidsproblemen (bijvoorbeeld na afslag van de zeereep door een storm) en dat vooroeversuppleties gericht zijn op verhoging van de veiligheid op lange termijn. Een aantal paviljoenhouders uit de provincie Zeeland signaleert dat in hun provincie voornamelijk strandsuppleties plaatsvinden. Het is hun niet duidelijk waarom. Hun (praktijk)ervaringen met vooroeversuppleties zijn in ieder geval beperkter dan die van paviljoenhouders in de overige kustregio’s. Effectiviteit zandsuppleties: Verreweg de meeste belanghebbenden zien zandsuppleties als een effectief middel om de zeewerende functie van de Nederlandse stranden te verhogen. Dit geldt zowel voor strandals voor vooroeversuppleties. Bovendien speelt hier mee dat de meeste respondenten veel vertrouwen hebben in Rijkswaterstaat: “Laat dat maar aan Rijkswaterstaat over”. Toch zijn er ook twijfels over de effectiviteit van beide typen zandsuppleties. Er zijn enige twijfels omdat niet waarneembaar is wat er precies gebeurt bij een vooroeversuppletie. De belangrijkste veranderingen vinden plaats onder water. “Ik zie nog geen verschil. Het zal volgend jaar moeten blijken of het succes heeft gehad.” (PH). De meest rabiate tegenstanders van vooroeversuppleties zijn de paviljoenhouders en de overheidsdienaren uit de zuidelijke helft van het eiland Texel. Volgens hen is de afslag hier na de uitvoering van vooroeversuppleties toegenomen. “De vooroeversuppleties zijn niet de oplossing voor maar de oorzaak van de afslag.” (PH). Naar verluidt heeft Rijkswaterstaat inmiddels beaamd dat de effecten ter plaatse onvoorzien en ongewenst waren. Ook zou zijn besloten om bij de zuidpunt van Texel geen vooroeversuppleties meer uit te voeren. Ondanks het op korte termijn ontbreken van waarneembare effecten zijn er echter ook echte ‘gelovigen’. “Ik geloof in vooroeversuppleties! Maar we moeten de burger wel goed uitleggen hoe het werkt”. (DO). “Op lange termijn geven vooroeversuppleties denk ik meer resultaat.”(DO). Zodra de effecten van een vooroeversuppletie echter zichtbaar worden, verdwijnt de meeste twijfel. Paviljoenhouders op Terschelling (vooral met betrekking tot suppleties in 1993/94) en in Ter Heijde (ervaring zowel met strand- als vooroeversuppleties) stellen dat hun twijfel verdween toen zij na enige tijd zagen dat vooroeversuppleties effectief zijn. En vanuit de boot zijn de effecten direct al te zien: “Ik kan op zee zien wat er bij de vooroeversuppletie is gedaan. Het werkt prima! (RV). Ook ten aanzien van strandsuppleties zijn er bij sommige respondenten twijfels. Een aantal van hen signaleert dat enkele flinke stormen de effecten van een strandsuppletie teniet kunnen doen. “Een jaar later is het strand al weer op dezelfde hoogte als voor de strandsuppletie; al het opgebrachte zand is weggespoeld.”
64
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Voorkeur voor strand- of oeversuppleties: Verschillende belangengroepen hebben uitgesproken voorkeuren voor strand-, dan wel vooroeversuppleties. Bij natuur en milieu-organisaties is er een duidelijke voorkeur voor vooroeversuppleties, omdat deze beter aansluiten bij natuurlijke processen en dus minder een ‘ingreep’ vormen dan strandsuppleties. Bovendien geven vooroeversuppleties in natuurgebieden (vogelgebieden) minder geluidsoverlast dan strandsuppleties. Een nadeel is dat vooroeversuppleties slechts in beperkte mate stuurbaar zijn – de elementen doen immers het werk. Beide voordelen wegen voor natuurorganisaties zwaarder dan dit nadeel. De paviljoenhouders hebben een duidelijke voorkeur voor strandsuppleties, althans als de uitvoering buiten de zomervakantie plaatsvindt. Dit is opmerkelijk, omdat strandsuppleties meer overlast op het strand veroorzaken dan vooroeversuppleties. Hun voorkeur voor strandsuppleties is gebaseerd op de inschatting dat een strandsuppletie hun ook het voordeel biedt dat het strand direct mooier en breder wordt. De effecten van een vooroeversuppletie zijn minder zichtbaar, zo geven zij aan, en bovendien ook minder stuurbaar. “Bij een vooroeversuppletie moet je nog maar afwachten of het strand ook mooier en breder wordt…”. Decentrale overheden hebben in het algemeen geen duidelijke voorkeur voor strand- of vooroeversuppleties. De respondenten die zitting hebben in het POK zijn goed op de hoogte van de ins en outs met betrekking tot beide suppletievarianten, evenwel zonder een principevoorkeur uit te spreken voor één van beide. Wel maken zij enkele kanttekeningen. De keuze moet pas worden gemaakt na een grondige analyse van de situatie (stromingen!) ter plaatse. In bepaalde gevallen verdienen strandsuppleties de voorkeur. Als overheid heb je natuurlijk te maken met allerlei belangengroepen, bijvoorbeeld paviljoenhouders die zich sterk maken voor een mooi, breed strand. Om dergelijke belangengroepen eveneens tegemoet te komen, verdienen strandsuppleties de voorkeur. Aannemers Er is gesproken met medewerkers van vier van de vijf de baggerbedrijven die het merendeel van de zandsuppleties aan de Nederlandse kust uitvoeren. Door hun functie (hoofd uitvoering, projectleider, etc.) hebben deze respondenten goed zicht op de meeste aspecten van de relatie met Rijkswaterstaat ten aanzien van zandsuppleties. Ze hebben lange relaties met Rijkswaterstaat. Sommigen in verschillende functies al vijfentwintig jaar. De respondenten omschrijven de relaties met Rijkswaterstaat als goed tot uitstekend. Het gaat om twee partijen die zeer goed op elkaar ingespeeld zijn, zo geven zij aan. Allen noemen echter ook concrete verbeterpunten (zie paragraaf 12.3) De overeenkomsten tussen de relevante diensten van Rijkswaterstaat zijn belangrijker dan de verschillen, zo geven de respondenten aan. Met alle diensten zijn de verhoudingen goed. Wel geven zij aan dat de diensten van Rijkswaterstaat vanuit de optiek van de aannemer op enkele punten verschillen. Noord-Holland - Laten veel aan de aannemer over - Proberen financieel het onderste uit de kan te halen - Slecht benaderbaar voor overleg
65
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Noordzee Goed benaderbaar voor overleg Sterk gericht op de letter van contract Weinig flexibel, “strak in het harnas” Bemoeiziek: “Ze gaan soms te veel op de stoel van de aannemer zitten en bemoeien zich met aspecten van de uitvoering, die ze beter aan ons kunnen overlaten… bijvoorbeeld hoe er gemobiliseerd moet worden of hoe we de pijp moeten neerleggen.” Zeeland Meer gericht op het uiteindelijke doel van de suppleties dan op het contract Minder formeel dan de rest Noord-Nederland Enigszins onberekenbaar door reorganisaties ‘Ons kent ons’
Negatieve aspecten De aannemers signaleren ook enkele minder gunstige tendensen in hun relatie met Rijkswaterstaat. Sommige van de gesignaleerde negatieve ontwikkelingen hebben een incidenteel, andere een structureel karakter. Structureel zijn de meer afstandelijke relatie, de afname van de vakkennis, de starheid en de traagheid. Incidenteel zijn er klachten over inefficiënte interne processen bij Rijkswaterstaat, slechte samenwerking tussen de verschillende diensten, te kleine suppletielocaties en onduidelijke bestekken. Relatie met RWS afstandelijker De medewerkers van de baggerbedrijven omschrijven de relatie met Rijkswaterstaat als “vriendelijk zakelijk”, met dien verstande dat de relatie nu zakelijker is dan vroeger. Rijkswaterstaat houdt meer afstand sinds de bouwfraude aan het licht is gekomen. Volgens enkele respondenten heeft dit negatieve gevolgen. “Angsthazerij. Als er een nieuw schip op het werk ligt, is het heel moeilijk om ze zover te krijgen dat ze even komen kijken. Dat vinden ze al heel eng. De uitrusting van het schip heeft consequenties voor de uitvoering, dus ze moeten dat weten. Als ze op het schip komen kijken om elf uur ’s ochtends en wij bieden hun een lunch aan, dan maken ze tegen die tijd snel dat ze wegkomen. Ook als sommige zaken nog niet besproken zijn. Ze zijn dus niet meer op de hoogte van alle details.” Volgens de respondenten zijn de medewerkers van Rijkswaterstaat erg bang dat ze iets verkeerds (onethisch, strafbaars) doen. Vroeger werd veelal ter plekke (op suppletielocaties) gezamenlijk gezocht naar oplossingen voor problemen. Momenteel denken de medewerkers van Rijkswaterstaat mee van afstand, zo geven de respondenten aan. En dat kost vaak meer tijd. “Soms heb ik een verschil van mening over de uitloop van de werkzaamheden of over de uiteindelijke zandhoogte. Een goede benadering is dan om samen over het strand te lopen en samen oplossingen te bedenken. Zo ging dat vroeger. Het is onwerkbaar om achteraf de mededeling krijgen ‘ik had het eigenlijk zo gewild, kun je dat even regelen?’”
66
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Toch zien de medewerkers van de aannemingsbedrijven ook positieve kanten van de afstandelijkere opstelling van Rijkswaterstaat: er is meer duidelijkheid over de wederzijdse verantwoordelijkheden. Star en langzaam Aannemers signaleren dat Rijkswaterstaat zich over de hele linie steeds minder flexibel opstelt ten opzichte van de aannemingsbedrijven. Bij verschillen van mening zijn het de laatste tijd altijd de aannemers die zich plooibaar moeten opstellen. Rijkswaterstaat moet meer geven en nemen, zo stellen de aannemers. Ook wordt gesignaleerd dat Rijkswaterstaat soms niet snel genoeg reageert op vragen en verzoeken. Te kleine suppletielokaties RIKZ moet realistischer zijn bij het aanwijzen van plekken waar zandsuppleties moeten plaatsvinden. Het strand is hiertoe verdeeld in stukken van 200 meter lengte. Soms moet er alleen op een “mootje” van 200 meter een suppletie plaatsvinden, omdat daar afslag is geconstateerd en op de stukken strand ernaast niet. Het gaat dan om een hoeveelheid van 3000 kuub zand. De overhead hierbij is zeer hoog. De betreffende aannemer stelt dat RIKZ bij het vaststellen van suppletielocaties binnen een te krap denkkader opereert. Een meer flexibele, meer op het totaalbeeld gerichte opstelling van RIKZ/Rijkswaterstaat acht deze aannemer gewenst. Slotoverweging van het publieksonderzoek: Ergo: Er is geen aanleiding voor grote koerswijzigingen wat betreft de uitvoering van zandsuppleties; wel zou Rijkswaterstaat nog duidelijker kunnen uitleggen wat zij doet en waarom zij het doet.
67
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Bijlage 4 : betrokken personen Namen van de deelnemers aan workshops en geïnterviewde personen: RWS Zand en Ze(e)ker project team: Ed Berendsen Jelmer Cleveringa Peter de Grave Johan de Kok Erik Mählman Jan Mulder
-
RWS/BD/WIS RWS/RIKZ RWS/WINN RWS/RIKZ RWS/BD/WIS RWS/RIKZ
RWS & V&W deelnemers interne workshops: Radboud van Casteren Gé Beaufort Kees Boer Petra Damsma Trijnie Dijkhuis Bert Kornman Tom van der Wekken Krystyna Robaczewska Ad Stolk Dik Verploegh
-
RWS/BD RWS/BD RWS/DNH RWS/RIKZ RWS/RIKZ RWS/RIKZ/AMB/DNZ RWS/RIKZ RWS/RIKZ RWS/RIKZ/AMB/DNZ MinVenW/DGW
Interne belanghebbenden (interviews) Edith van Dam Dik Verploegh Felix Wolf
- RWS Dir. ZH - MinVenW/DGW - MinVenW/DGW
Externe belanghebbenden (interviews) ir. R. Ammerlaan drs. J. Fiselier ir. A.W. van Hattum S. de Kluizenaar ir. G.J.A. Lohman prof.dr.ir. M. Stive F. Tielrooij ing. J.J. Wentink drs. J.H.J. Zegering Hadders
-
Hoogheemraadschap van Delfland DHV Provincie ZH – B&C Van Oord Nederland bv Boskalis bv T.U. Delft Commissie Tielrooij – B&C Geodelft Nieuw Holland - ING
68
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Bijlage 5 : geraadpleegde bronnen Startnotitie m.e.r. “Planstudie versterking Delflandse Kust” Hoogheemraadschap Delfland juli 2005 IOPK-ZH “Lijnen in het Zand” concept 22 maart 2005 “Is Geluk haalbaar?” Ecorys december 2004 Verslag kustinnovatiekring juni 2005 Advies Bescherming en Ontwikkeling van Buitendijks gebied in Kustplaatsen 25 october 2005 Verkenning Kustverdedigingsstrategiëen “Zwakke Schakels Noord-Holland” Startnotitie voor integrale effectbeoordeling “Naar een kust met kwaliteit” Startnotitie SMB (concept 6 april 2005) Kustversterking Zuidwest Walcheren Standpuntenoverzicht Kustveiligheid MinVenW, Directie Communicatie mei 2005 conceptrapportage “Publieksonderzoek Kustzorg” ERGO – bureau voor markt- en beleidsonderzoek (nog niet gepubliceerd) “Innoveren, een kwestie van doen” Raad voor Verkeer & Waterstaat october 2005 “Integraal Beheerplan Noordzee 2015” IDON Juli 2005 Websites: http://www.verkeerenwaterstaat.nl/?lc=nl http://www.rijkswaterstaat.nl/ http://www.rikz.nl/home/NL/ http://www.kustvisiezuidholland.nl/ http://www.hhdelfland.nl/ http://www.projectvnk.nl/html/ http://www.raadvenw.nl/ http://pages.stern.nyu.edu/~adamodar
2
Rapportage verkenningsfase project Zand & Ze(e)ker -
22 november 2005
_______________________________________________________________________
Bijlage 6 : planning zwakke schakels Planning versterking Delflandse Kust (ZH) STARTNOTITIE Januari- juni 2005
Opstellen startnotitie t.b.v. de MER procedure (alternatieven)
Augustus-sept 2005 Publicatie startnotitie, ter inzage legging en eerste toetsing Oktober 2005
Advies van onafhankelijke Milieueffecten commissie
November 2005
Verwerking advies commissie in richtlijnen voor MER rapport.
PROJECTNOTA/MER November 2005
Start opstellen Milieu Effecten Rapportage (MER)
Begin 2006
Keuze voorkeursalternatief incl. onderbouwing en toetsing omgeving.
Medio 2006
Ter visie legging MER, ontwerp verbeteringsplan en bezwaarprocedure
Begin 2007
Vaststellen plan door Waterschap en goedkeuring GS en beroep bij RS.
2006- 2007
Opstellen uitvoeringsplan door Hoogheemraadschap Delfland
Voor de prioritaire zwakke schakels in Noord Holland is vergelijkbare planning opgesteld. Indien het project Zand en Zeker aspecten inbrengt die MER plichtig zijn dan moeten deze bij de start van de MER worden ingebracht. Dit betekent voor delfland dus begin november 2005
3