Productinformatie Werkingsprincipe vetafscheider
Een vetafscheider werkt volgens het zwaartekrachtprincipe (verschil in soortelijk gewicht tussen water en vet). Dit houdt in dat zware stoffen in het rioolwater (slib, modder) naar de bodem zinken, terwijl lichte stoffen (bijv. dierlijke oliën en vetten) in de afscheider stijgen. Met regelmatige tussenpozen moet de volledige inhoud van de afscheider, d.w.z. olie/vet, water en slib, afgevoerd worden. Na de reiniging van de afscheider moet deze weer volledig met water (bijv. drinkwater, bedrijfswater, gezuiverd water) gevuld worden. Daarbij dienen de lokale rioleringsvoorschriften opgevolgd te worden.
Afscheider volgens EN 1825
b
Het binnenstromende vethoudende afvalwater wordt eerst via een geïntegreerde stopplaat de vetafscheider binnengeleid. Daardoor wordt een verlaging van de stromingssnelheid en een gelijkmatige stromingsverdeling bewerkstelligd. De afscheiding van de afscheidbare lichte stoffen (vet) en zware stoffen (slib, modder) van het vuile water wordt uitsluitend door inwerking van de zwaartekracht bereikt. Geëmulgeerde en gedispergeerde oliën en vetten kunnen in zwaartekrachtafscheider niet of slechts in geringe mate worden opgevangen. Bij aanwezigheid van deze stoffen kan een navolgende biologische nabehandeling een duidelijke reductie van de vethoudende reststoffen bewerkstelligen. Afscheider volgens NEN 7087 (vervallen)
c
a
g d
a
i h
c
f g d
f
e
b
e
Afb. toont NG 4, stromingsrichting rechts
Afb. toont NG 4, stromingsrichting rechts
Toevoer Ontluchtingspijp Vulinrichting Vetafscheiderruimte
Kijkglas Uitloop Voorziening voor monstername
Stopplaat Slibvang Scheidingswand Dompelwand Vetafscheiderruimte
Kijkglas Dekselkap Dompelwand Voorziening voor monstername
Afvalwatertoevoer In principe mag aan een vetafscheidersysteem alleen afvalwater toegevoerd worden waaruit oliën en vetten van organische oorsprong verwijderd moet worden. Via de vetafscheider mag dus geen fecaliënhoudend afvalwater, regenwater of afvalwater met vluchtige vloeistof-
fen van minerale oorsprong afgevoerd worden. Vethoudend afvalwater dat naar de vetafscheider gevoerd wordt, kan afkomstig zijn van: vloerafvoer met stankslot, afvoergoten, spoelbekkens, afwasactiviteiten, afwasmachines en reservoirs.
Slibvangruimte De slibvang dient voor de opslag van afgescheiden zware stoffen (slib, modder). De werking van de zwaartekracht zorgt ervoor dat stoffen die een hoger soortelijk gewicht dan water hebben, naar de bodem zinken
en zich daar afzetten. Bij vleesverwerkende bedrijven/vleeswarenfabrieken die ook slachten, en bij andere bedrijven waar relatief veel slib vrijkomt, dient te worden voorzien in een dubbele slibvang.
Vetafscheiderruimte In de vetafscheider worden oliën en vetten gescheiden van het afvalwater door de zwaartekracht. Olie- en vetaandelen komen bovendrijven, omdat zij lichter zijn dan water. Aan het oppervlak vormen zij een 1
Vethoudend afvalwater met slib stroomt naar de afscheider
Pagina AF 46
gestaag dikker wordende vetlaat die tussen de toevoer- en afvoerinrichtingen tegengehouden wordt.
2
Stoffen die zwaarder zijn dan water, zetten zich in de slibvanger op de bodem af
3
Stoffen (vetten/oliën) die lichter dan water zijn, stijgen naar boven en zetten zich als vetlaag af tussen de beide dompelschotten
Versie 2
Productinformatie Werkingsprincipe benzine- en coalescentieafscheiders
Het zwaartekrachtprincipe in de afscheider Met gebruikmaking van het zwaartekrachtprincipe worden in de afscheider scheidingsprocessen in gang gezet bij het toegevoerde water. De afscheider is onderverdeeld in drie zones, de slibvanger, de afscheiderruimte en het oliereservoir. De slibvanger in het onderste gedeelte vangt bezinkende stoffen - zoals zand – op. In het oliereservoir boven in de afscheider verzamelen zich de lichte vloeistoffen tot
een soortelijk gewicht van 0,95 kg/m3. In de zone tussen de slibvanger en het oliereservoir, de zogenaamde afscheidingsruimte, komt het toegevoerde water door de stroomdiameter en de oppervlaktetoename vergaand tot rust. Onder invloed van de bovengenoemde krachten worden lichte vloeistoffen, water en slib gescheiden.
Wat is coalescentie ? Volgens de definitie is coalescentie de neiging van druppelvormige vloeibare stoffen om op grond van verschillende oppervlaktespanningen en verbindingskrachten (ladingen) verbindingen aan te gaan en grotere druppels te vormen.
Hydrodynamische coalescentie houdt in dat er zich druppels vormen door tegenstroming in de afscheidingsruimte. Een tegenstroming verhoogt de kans op contact tussen olie-druppeltjes en stimuleert daarmee de vorming van druppels met voldoende drijfvermogen. In coalescentieafscheiders bevindt zich bovendien een coalescentie element. Dit cilindervormige element heeft twee functies. Enerzijds kalmeert het de stroming en anderzijds „filtert“ het de volledige hoeveelheid afvalwater door het coalescentiemateriaal. Het filtermateriaal, een PU-schuim met open poriën is sterk oleofiel (vetvriendelijk). De kleinste oliedruppeltjes worden met de stroming meegevoerd naar dit schuim waar zij zich ophopen. Uit de vele kleine druppeltjes worden steeds grotere druppels gevormd (schuim in een bierglas). Hebben deze een grootte bereikt waarbij ze een drijfvermogen hebben, dan verlaten zij het schuim en stijgen zij op om opgenomen te worden in de olielaag. Bij gebruik van reinigingsmiddelen met sterk emulgerende tensiden zetten deze oppervlakteactieve stoffen zich op het oppervlak van de oliedruppeltjes af. Zij schermen de oliedruppeltjes af en voorkomen de vorming van grotere druppels. Er kan nauwelijks meer coalescentie plaatsvinden. Welke invloed hebben de druppelgrootte en het soortelijk gewicht op het afscheidingsgedrag ? De basisformule voor het afscheidingsproces werd ontwikkeld door Stokes. Zij geldt zowel voor het bezinken van zware deeltjes als voor het opstijgen van lichtere deeltjes. De formule luidt als volgt: Grote deeltjes stijgen/dalen sneller dan kleine deeltjes. Hoe groter het verschil in soortelijk gewicht tussen de deeltjes en het water, des te sneller stijgen/dalen de deeltjes
Versie 2
Pagina AF 47
Productinformatie Werkingsprincipe benzine- en coalescentieafscheiders
Verhoogde prestaties met coalescentie-elementen
Coalescentie-element Coalescentie-element
Dankzij de coalescentie-effecten kunnen verdere oliedruppeltjes opgevangen worden.
Coalescentie-element
Dat heeft tot gevolg dat de oliefilm op de coalescentiemateriaal verder toeneemt.
De toenemende dikte van de oliefilm leidt tot een verhoging van het drijfvermogen. Er komen individuele grote oliedruppels vrij.
Coalescentie-element
De oliedruppels die niet op basis van de soortelijk gewicht van het water gescheiden worden, stoten op het oleofiele coalescentiemateriaal en worden geadsorbeerd.
Coalescentie-element
De performance van olie-/benzineafscheiders kan worden verhoogd door coalescentie-elementen te gebruiken. Door de verbeterde performance kunnen ook de kleinste oliedruppeltjes afgescheiden worden.
Pagina AF 48
De oliedruppel drijft naar het oppervlak en wordt afgescheiden.
Versie 2
Productinformatie Werkingsprincipe benzine- en coalescentieafscheiders
Automatisch vlotterinrichting Olie-/benzineafscheiders en coalescentieafscheiders zijn standaard voorzien van een automatische vlotter. Deze voorziening voorkomt het uittreden van lichte vloeistoffen naar het riool, wanneer de maximale hoeveelheid olie die in de afscheider kan worden opgeslagen, bereikt is. Bij de KESSEL afscheider voor lichte vloeistoffen bestaat deze beveiliging uit een vlottergeleidingsbuis, die tijdens het normale bedrijf met water gevuld is. Het taragewicht van de vlotter is zodanig gekozen dat deze drijft in water en zinkt in de lichte vloeistof (tot aan een soortelijk gewicht van 0,95 g/cm3). Wordt de maximale oliehoeveelheid die kan worden opgeslagen, bereikt, dan loopt de olie via zijdelingse openingen in de geleidingsbuis voor de vlotter. De vlotter zakt daarna naar beneden en sluit op betrouwbare wijze de uitloop van de afscheider. De vanzelf werkende afsluiting van de afscheider is een „noodrem“. Wordt deze in geval van een defect of schade geactiveerd, dan moet de afscheider buiten bedrijf worden gesteld en dient het noodzakelijke onderhoud plaats te vinden. De afscheider moet daarom regelmatig worden onderhouden en de reststoffen moeten regelmatig worden afgetapt.
Voordelige olielaagafzuiging Geringere afvoer- en verwerkingskosten bij gebruik van de afzuigvoorziening voor afgescheiden lichte vloeistoffen (met aansluitmogelijkheid voor het voertuig van de afvalverwerker).
Geïntegreerde slibafscheidingsruimte Totaal slibvangvolume vergelijkbaar met de dimensionering volgens EN 858-2: De slibvang in het onderste deel van de afscheider is bij KESSEL ontworpen als puur slibreservoir. Vanwege de goede en door de LGA geteste afscheidingsprestaties voor zware stoffen in afvalwater (als gevolg van de stromingstechnisch gunstige vorm van de afscheider) kan bij KESSEL de slibvang in de afscheidingsruimte geïntegreerd worden. Daardoor kan afgezien worden van een separate slibvang. Dit heeft tot gevolg dat bij KESSEL al 50% van het volgens de norm noodzakelijk totale slibvangvolume toereikend is om te voldoen aan de eisen die de norm aan de dimensionering stelt. Een voorbeeld: De afscheider met een totaal volume van 5800 liters biedt een afscheidingscapaciteit die overeenkomt met een vergelijkbare conventionele afscheider (SV + afscheider) met een totaal volume van 8800 liter. Andersom gerekend komt ons reservoir met 5800 liter overeen met een conventionele afscheider met een slibvang van 5000 liter die in werkelijkheid niet slechts 2500 liter, maar zelfs 4000 liter slib kan herbergen. Bij een gelijktijdige reductie van de afvoerkosten wordt de bedrijfszekerheid duidelijk verbeterd.
Versie 2
Pagina AF 49
Productinformatie Werkingsprincipe benzine- en coalescentieafscheiders
Zekerheid door alarmsysteem 1. Alarminstallaties algemeen: Volgens EN 858 moeten afscheidersystemen voorzien zijn van automatische waarschuwingsvoorzieningen (plaatselijke instanties kunnen echter de inzet van afscheiders zonder automatisch waarschuwingsvoorzieningen toestaan). De waarschuwingsvoorzieningen moeten geschikt zijn voor inzet in zone 0 (gevaarlijke omgeving) (zie richtlijn 94/9/EG).
Laagdiktesensor Bepaling van de laagdikte in afscheiders voor olie/lichte vloeistoffen Detectie van een dalend vloeistofpeil Onderscheid maken tussen water en lichte vloeistof Robuust, bedrijfszeker en compact Geen bewegende delen Minimaal risico op vervuiling 3. Weergave peillimiet: Het waarschuwingssysteem is een alarmvoorziening voor afscheiders voor lichte vloeistoffen (benzine- en olieafscheiders) met een toelating voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen (zone 0). Het dient ter detectie van storingen door vervuiling van het coalescentiefilter of door activering van de automatische sluitinrichting bij hoog peil in de afscheiders. Dient men er vanwege vervuiling rekening mee te houden dat in de afscheider opstuwing kan ontstaan, dan geeft het alarmsysteem een waarschuwing af, vóórdat het maximale peil bereikt wordt, zodat men nog op tijd de vereiste maatregelen kan nemen.
2. Olielaagbewaking: De waarschuwingsinstallatie is een alarmvoorziening voor afscheiders voor lichte vloeistoffen (benzine- en olieafscheiders) met een toelating voor inzet in explosiegevaarlijke omgevingen (zone 0). Deze dient ter detectie van de hoeveelheid lichte vloeistoffen. Volgens de bouwprincipes van EN 858 moeten afscheiders bij het bereiken van de maximale hoeveelheid aan opgeslagen lichte vloeistoffen buiten bedrijf worden gesteld om deze leeg te halen. Om vóór het bereiken van de maximale reservoirlimiet attent gemaakt te worden op het peil van de lichte vloeistoffen, worden waarschuwingssystemen ingezet die bij ca. 80% van de maximale opslaghoeveelheid een optisch en akoestisch signaal genereren, zodat er voldoende tijd resteert om de afgescheiden lichte vloeistoffen af te voeren.
Opstuwsensor Detectie van het maximale vloeistofpeil in afscheiders voor lichte vloeistoffen Onderscheid tussen lucht en vloeistof Voor de detectie van een hoog vloeistofpeil in geval van een verstopt coalescentiefilter of een gesloten vlotter Robuust, bedrijfszeker en compact Geen bewegende delen
Geringe afvoerkosten dankzij afzuigvoorziening voor olie en slib Bij een normale lediging/reiniging wordt de slang van de zuigwagen in de afscheider voor lichte vloeistoffen gehangen en wordt de gehele inhoud weggepompt. De hoeveelheid lichte vloeistof is echter duidelijke geringer dan het totale volume van de afscheider. De olieafzuiginrichting biedt daarvoor een oplossing. Om de lichte vloeistof af te voeren wordt de zuigslang aan de olieafzuiginrichting gekoppeld. Daarmee hoeft de zuigwagen alleen nog een volume af te voeren dat overeenkomt met de maximale hoeveelheid lichte vloeistof. Dit houdt een duidelijke reductie van de af te voeren hoeveelheden in. Het levert tijdbesparingen bij de afvoer en lagere afvoerkosten op en ontziet de componenten van de afscheider. Analoog aan de olieafzuiginrichting kan door de afzuiginrichting voor het slib ook de hoeveelheid af te voeren slib gereduceerd worden. Met name voor bedrijven die veel slib in hun afvalwater hebben, is dit een voordeel. Vanzelfsprekend kan via de slibafzuiging ook de volledige afscheider leeggezogen worden. Worden beide inrichtingen gebruikt voor de afvoer, dan moet veiliggesteld worden dat eerst de olie en vervolgens het slib afgevoerd.
Pagina AF 50
Versie 2
Productinformatie Installatie en inbouw benzine- en coalescentieafscheider
Inbouwvoorzieningen De inbouw mag alleen worden verricht door bedrijven die over relevante ervaring, geschikte uitrusting en voorzieningen en daarvoor opgeleid personeel beschikken. Er moet onderzoek zijn gedaan naar de bodemeigenschappen met het oog op de bouwtechnische geschiktheid (bodemclassificatie voor bouwtechnische doeleinden DIN 18196). Het maximaal optredende grondwaterpeil moet vastgesteld zijn. Het grondwaterpeil mag het niveau van de toevoer niet overschrijden. Een toereikende afvoer (drainage) van doorsijpelend water is bij bodems die geen water doorlaten dwingend noodzakelijk. De optredende soorten belastingen - zoals max. verkeersbelasting en inbouwdiepte - moeten nagetrokken zijn. Plaatsing in gebieden met beschermd grondwater is in principe mogelijk. In individuele gevallen is toestemming door de bevoegde waterinstanties nood-zakelijk.
De afscheiders voor inbouw in de aarde dienen buiten gebouwen of in goed geventileerde ruimtes binnen gebouwen zo dicht mogelijk bij de afvoeren te worden ingebouwd. Eventueel dienen de aansluitleidingen van de toevoerleidingen naar de afscheider te worden geïsoleerd of verwarmd. Met gebruikmaking van telescopische opzetstukken wordt de vereiste vorstvrije inbouwdiepte bereikt en is een eenvoudige aanpassing aan de toe- en afvoerleidingen (riool) mogelijk. De afdekkingen voor de belastingsklassen A/B/D zijn niet vastgeschroefd en voldoen aan EN 124. Afdekkingen met ventilatieopeningen of afdekkingen met schroefbevestiging zijn niet toegelaten. Voor de inbouw in zones waar vrachtwagens rijden (afdekking Klasse D) moet als toplaag worden voorzien in een staalbetonplaat.
Voorwaarden aan de bouwput De ondergrond moet horizontaal en vlak zijn om de installatie op het volle oppervlak te kunnen laten rusten, bovendien moet de bodem voldoende draagvermogen garanderen. Als onderlaag dient een laag verdichte ronde kiezel (max. korreling 8/16, laagdikte min. 30 cm, Dpr =95%) met daarop 3 -10 cm verdicht zand. De afstand tussen de bouwputwand en de tank moet minstens 70 cm bedragen. De afgeschuinde randen moeten voldoen aan DIN 4124. De diepte van de bouwput moet zo worden gekozen dat de limieten van de aardtoplaag niet worden overschreden. Installatie in een helling Bij inbouw van de afscheider in een helling dient men er absoluut op te letten dat zijdelings tegen de tank drukkende grond (bij kunstmatig aangelegde bodem) door een doelmatig ontworpen beschermende wand wordt tegengehouden.
Inbouw op een vorstvrije diepte Let bij de inbouw van de afscheider absoluut op de plaatselijk vastgelegde vorstvrije diepte. Om ook in de winter een probleemloos bedrijf te garanderen dient men bij de inbouw ook de toe- en afvoerleiding op een vorstvrije diepte aan te leggen. In de regel ligt de vorstvrije diepte bij ca. 80 cm, wanneer instanties niet specifiek iets anders aangeven. Tests vóór de inbouw Onmiddellijk vóór plaatsing van de tank in de bouwput dient de expert van het met de inbouw belaste bedrijf het volgende te controleren en schriftelijk te rapporteren: - Onbeschadigd zijn van de tankwand. - Deugdelijke toestand van de bouwput, met name m.b.t. de afmetingen en de bedding. - Eigenschappen en korrelgroottes van het vulmateriaal.
f
a Onderlaag: ronde kiezel (max. korreling 8/16) volgens DIN 4226-1
b Tankbedding: verdicht zand c Afscheider d Tankomhulling: ronde kiezel (max. korreling 8/16) volgens DIN 4226-1
e Zone rond de tankomhulling: materiaal van geschikte geaardheid
c d
f Deklaag: humus of iets vergelijkbaars
e b a Versie 2
Pagina AF 51
Productinformatie Installatie en inbouw benzine- en coalescentieafscheider
Installatie-instructies Bescherming tegen vrijkomen van lichte vloeistoffen EN 858
Af te wateren oppervlak Bovenzijde afdekking
De lichte vloeistof mag niet vrijkomen uit het afscheidersysteem of de opzetstukken. Afscheidersystemen moeten zo ingebouwd worden dat de bovenzijde van de afdekking zich op een hoogte bevindt, die een toereikende marge biedt ten opzichte van het maatgevende peil van het af te wateren oppervlak (zie afb. 1 tot 3).
Extra hoogte/ hoogteverschil
Het vloeistofpeil in de afscheider ligt vanwege het verschil in soortelijk gewicht tussen lichte vloeistof en water steeds hoger dan het water-peil in het afwatersysteem. Als maatgevend niveau geldt de hoogst mogelijke opstuwhoogte van regenwater, wanneer afvalwater en regenwater samen toegevoerd worden.
Afb. 1
Wanneer alleen afvalwater toegevoerd wordt, geldt de bovenzijde van de laagste aangesloten afvoer als maatgevend peil. De noodzakelijke extra hoogte is afhankelijk van de nominale grootte van de afscheider (zie tabellen AF 40, AF 41, AF 42). Kan deze extra hoogte niet aangehouden worden, dan moet een waarschuwingsinrichting voor lichte vloeistoffen (zie afb. 4) ingebouwd worden.
Ad afb. 1 Bedrijfsklaar afscheidersysteem
Afb. 2 Ad afb. 2 De maximale opslaghoeveelheid is bereikt. De automatische sluitinrichting sluit en stopt de verdere uitloop van vloeistoffen.
Ad afb. 3 Door verdere toevoer van afvalwater stijgt het vloeistofpeil in het systeem tot het de laagst gelegen afvoer bereikt. Er wordt verder geen water meer afgevoerd.
Waarschuwingssysteem: Ad afb. 4 De gebruiker van de installatie wordt door een alarmsysteem op tijd gewaarschuwd, voordat er lichte vloeistoffen vrijkomen.
Afb. 3
Bescherming tegen opstuwing: Afscheiders voor lichte vloeistoffen moeten tegen opstuwing beschermd worden. Dit kan gebeuren door een opstuwingsafsluiter of door een opvoersysteem. Denk eraan dat opvoersystemen in een toevoer van afscheiders voor lichte vloeistoffen per definitie niet toegestaan zijn!
Af te wateren oppervlak: Zijn open oppervlakken aangesloten op een afscheider voor lichte vloeistoffen, dan kan door een voorgeschakelde bypass de berekende nominale grootte met een factor 6-10 verkleind worden.
Pagina AF 52
Afb. 4
Versie 2
Productinformatie Speciale KESSEL productvoordelen
Productvoordelen Kostenbesparend vanaf het eerste moment Eenvoudig transport Door het geringe gewicht kunnen de KESSEL olie-/benzine- en coalescentieafscheiders gemakkelijk vervoerd worden. De speciale bodemconstructie van de afscheiders maakt een probleemloos transport met een heftruck mogelijk. Eenvoudige en snelle montage Het geringe gewicht, de compacte bouwwijze uit één stuk en de al geïntegreerde functionele elementen verkorten de installatieduur en de daarmee verband houdende kosten. Het gebruik van zware bouwmachines is niet nodig.
Effectieve werkingswijze Het bijzondere van de KESSEL afscheiders voor lichte vloeistoffen is gelegen in de bijzondere hydraulische werkingswijze. De voorgeschreven waarden van het uitstromende water worden bereikt bij een extreem klein volume van de slibvang. Lagere afvoerkosten zijn het resultaat. Veilig en duurzaam KESSEL olie-/benzine- en coalescentieafscheiders zijn veilig in het dagelijkse gebruik en veilig voor het milieu. De gecertificeerde statische eigenschappen, de breukvastheid en de dichtheid tot aan de oppervlakte spreken vóór het materiaal kunststof
Telescopisch, in de hoogte verstelbaar opzetstuk Bij de KESSEL olie-/benzine- en coalescentieafscheiders is het opzetstuk traploos in de hoogte verstelbaar en 5° kantelbaar ter aanpassing aan het bodemniveau en om dalingen van de bestrating/vloer te compenseren.
Breukvastheid Het materiaal polyethyleen garandeert een hoge slagvastheid. Bodembewegingen worden gemakkelijk gecompenseerd. Recyclebaar materiaal Polyethyleen kan weer verwerkt worden voor hergebruik. Het gerecycelde materiaal is prima geschikt om opnieuw ingezet te worden voor hoogwaardige producten.
Versie 2
Pagina AF 53
KESSEL-Bezinkselafscheiders / Afscheiders voor drijvende stoffen voor plaatsing in de grond of voor vrije opstelling in vorstvrije ruimten Introductie Met bijzondere inrichtingen moet voorkomen worden dat schadelijke stoffen die het materiaal van afwateringen/rioolsystemen aantasten of de werking ervan verstoren, in afvalwatersystemen terechtkomen. Bij de afvoer van zware deeltjes en slib bevattend afvalwater via een
afvoersysteem moet worden voorzien in een zand- en slibvanger. Bij de afvoer van afvalwater dat drijvende stoffen bevat, moet worden voorzien in afscheiders voor drijvende stoffen.
Zware deeltjes afscheiders/zand- en slibvangers Slib- en zandvangers worden overal daar ingezet, waar veel modder, zand en/of aarde in de afvoeren terecht kan komen waardoor verstoppingen ontstaan. Een ontoelaatbare belasting door uithardende stoffen betreft onder andere het gebruik van gips in tandheelkundige, chirurgische en orthopedische praktijken en klinieken, het gebruik van klei in handwerklessen op scholen etc.
Wanneer de doorstroomhoeveelheid niet bekend is, kan deze ook worden bepaald aan de hand van het aantal tappunten (kranen). Bovendien kan in speciale gevallen het nominale formaat vastgelegd worden door voorafgaande proeven waarbij de afzetsnelheid van de af te scheiden stoffen en de te verwachten hoeveelheid vuil bepaald wordt. Afvoer
Lay-out Bij de bepaling van het reservoirvolume zijn de volgende parameters van belang: Vuilwaterafvoer Soortelijk gewicht van de zware stoffen Korreling/deeltjesformaat van de drijvende stoffen Hoeveelheid af te scheiden zware stoffen
De eerste afvoer van afval uit de tank moet binnen 2-3 weken na inbedrijfstelling plaatsvinden. Afvoerintervallen: De afvoer van het opgevangen materiaal dient ten laatste plaats te vinden, wanneer het opvangreservoir halfvol is. AUB regelmatig controleren om een probleemloze werking van de afscheider te garanderen. Na elke afvoer van opgevangen stoffen moeten het systeem en het opvangreservoir weer met water gevuld worden tot aan de overloop.
Op grond van ervaringswaarden kan de afvalwaterstroom gelijkgesteld worden aan een nominaal formaat. Voor de dimensionering van de installatie dient men rekening te houden met additionele belastende factoren. 0,5 l/s doorstroming = NG 1 1,0 l/s doorstroming = NG 2
Drijvende stoffen afscheiders Afscheiders voor drijvende stoffen helpen bij de afscheiding van deeltjes met een soortelijk gewicht van < 0,95 kg/dm3, zoals bijv. hout- en plasticstof. Lay-out Bij de bepaling van het reservoirvolume zijn de volgende parameters van belang: Vuilwaterafvoer Soortelijk gewicht van de zware stoffen Korreling/deeltjesformaat van de drijvende stoffen Hoeveelheid af te scheiden zware stoffen Op grond van ervaringswaarden kan de afvalwaterstroom gelijkgesteld worden aan een nominaal formaat. Voor de dimensionering van de installatie dient men rekening te houden met additionele belastende factoren. 0,5 l/s doorstroming = NG 1 1,0 l/s doorstroming = NG 2
Wanneer de doorstroomhoeveelheid niet bekend is, kan deze ook worden bepaald aan de hand van het aantal tappunten (kranen). Bovendien kan in speciale gevallen het nominale formaat vastgelegd worden door voorafgaande proeven waarbij de stijgsnelheid van de af te scheiden stoffen en de te verwachten hoeveelheid vuil bepaald wordt. Afvoer De eerste afvoer van afval uit de tank moet binnen 2-3 weken na inbedrijfstelling plaatsvinden. Afvoerintervallen: De afvoer van het opgevangen materiaal dient ten laatste plaats te vinden, wanneer het opvangreservoir halfvol is. AUB regelmatig controleren om een probleemloze werking van de afscheider te garanderen. Na elke afvoer van opgevangen stoffen moeten het systeem en het opvangreservoir weer met water gevuld worden tot aan de overloop.
KESSEL-Schachtsystemen / Verzamelreservoirs Tanks voor plaatsing in de grond of voor vrijstaande opstelling, met of zonder dompelbuis. Standaard tanks tot 6000 l (verdere afmetingen op aanvraag).
Pagina AF 54
Versie 2