> Retouradres Postbus 6111 5600 HC Eindhoven Directie Regionale Zaken Vestiging Zuid Keizersgracht 5 5611 HB Eindhoven Postbus 6111 5600 HC Eindhoven www.minlnv.nl
Directie Agroketens en Visserij t.a.v.ir. ing. A.J. Vermuë Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG
Onze referentie DRZZ/2010-1875 Uw referentie AKW09/4970
Datum 12 april 2010 Betreft Vergunning Nb-wet 1998 verplaatsing mosselpercelen Oosterschelde
Bijlagen 2
Geachte heer Vermuë, Bij brief van 23 december 2009 verzoekt u om vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) ten behoeve van de verplaatsing van verhuurde mosselpercelen in de Oosterschelde.
Procedureel De aanvraag Op 24 december 2009 ontving ik uw aanvraag. Per brief van 6 januari 2010 (kenmerk: DRZZ/2010-78) heb ik u de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. Conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet 1998 heeft u binnen uw aanvraag uw belang bij het verlenen van de vergunning gemotiveerd. Bevoegdheid tot vergunningverlening Op 30 november 2005 is het Besluit vergunningen Nb-wet 1998 (hierna: het Besluit) (Staatsblad 2005, nr. 594) in werking getreden. De in dit Besluit specifiek opgesomde activiteiten worden aangemerkt als handelingen als bedoeld in artikel 16, lid 6, van de Nb-wet 1998 en projecten of andere handelingen of categorieën van gebieden als bedoeld in artikel 19d, lid 3, van de Nb-wet 1998. Voor deze specifieke activiteiten geldt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) als, in deze, bevoegd gezag. De activiteit valt onder artikel 2, sub ‘l’, van dit Besluit: uitoefening van niet-handmatige schaal- en schelpdiervisserij, het invangen van mosselzaad, schelpdiercultures en het uitzetten van mosselen daaronder begrepen.
Pagina 1 van 5
Hiermee is de minister van LNV bevoegd om te besluiten op uw aanvraag. Gelet op het mandaatbesluit van 15 juli 2009 (kenmerk nr. 24042, Stcrt. 2009, 11309) zijn de regiodirecteur en MT-leden van de directie Regionale Zaken vestiging Zuid van het ministerie van LNV onder meer gemachtigd om namens de minister te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende een besluit als bedoeld in artikel 16, eerste lid, en artikel 19d, eerste lid, van de Nb-wet 1998.
Directie Regionale Zaken Vestiging Zuid
Datum 12 april 2010 Onze referentie DRZZ/2010-1875
Besluit Ik ben van mening dat met de betreffende passende beoordeling, als bedoeld in artikel 19f van de Nb-wet 1998, de zekerheid is verkregen dat de aangevraagde activiteit, gelet op de relevante instandhoudingsdoelstellingen, de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten. Tevens is met de inhoud van de betreffende passende beoordeling de zekerheid verkregen dat de aangevraagde activiteit de wezenlijke kenmerken van het voormalig natuurmonument niet zal aantasten. Deze conclusies gelden nadrukkelijk vanuit de door mij specifiek hiertoe geformuleerde vergunningvoorschriften. Derhalve verleen ik u de gevraagde vergunning. Voor een weergave van de inhoud van de aanvraag, de relevante wet- en regelgeving alsmede het toepasselijk beleid verwijs ik naar bijlage 1 van dit besluit. In dezelfde bijlage treft u voorts mijn inhoudelijke overwegingen, een weergave van de diverse zienswijzen evenals mijn reactie hierop, aan. Bijlage 2 bevat de door u aangeleverde passende beoordeling. Beide bijlagen maken integraal onderdeel van onderhavig besluit uit.
Voorschriften en beperkingen Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied ‘Oosterschelde’ aanwezige natuurlijke kenmerken en (kwalificerende) waarden verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen. 1. Als vergunninghouder wordt aangemerkt de directeur van de directie Agroketens en Visserij van het ministerie van LNV of diens rechtsopvolger te Den Haag. 2. De vergunning kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de genoemde vergunninghouder of in opdracht van de genoemde vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.
Pagina 2 van 5
3. De verantwoordelijke medewerker in het veld dient bij werkzaamheden een kopie van de beschikking bij zich te dragen en op eerste verzoek te tonen aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren. 4. De mosselpercelen en de diverse werkzaamheden die bij de verplaatsing noodzakelijk zijn dienen qua omvang, opzet en locatie uitgevoerd te worden conform de aanvraag en conform de (als bijlage bij dit besluit gevoegde) passende beoordeling voor zover niet strijdig met onderhavige vergunning. 5. Geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden is niet toegestaan. 6. Verstoring van de in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt. Groepen vogels mogen niet dichter dan tot een afstand van 500 meter worden benaderd. Zeehonden mogen in dit specifieke geval niet dichter dan tot een afstand van ten minste 800 meter worden benaderd; bij de eerste tekenen van verstoring dient onmiddellijk van de actuele ligplaatsen te worden weggevaren, om verstoring zo snel mogelijk te reduceren en herstel mogelijk te maken. 7. Het optreden van effecten op de gewone zeehond als gevolg van de vergunde activiteiten dient door middel van monitoring door of vanwege de vergunninghouder te worden gevolgd. Hiertoe dient gedurende zes maanden vanaf de start van de werkzaamheden ten aanzien van de uit te voeren activiteiten te worden vastgesteld of de in voorschrift 6 gehanteerde verstoringsafstand van 800 meter in casu voldoende is om te waarborgen dat de aanwezige zeehonden hun normale bezigheden kunnen en durven voortzetten. Bij deze monitoring dient een deskundige op het gebied van de gewone zeehond te worden betrokken. De vergunninghouder dient maandelijks, voor het eerst vóór 15 mei 2010, de uitkomsten van deze monitoring te rapporteren aan de regiodirecteur van directie Regionale Zaken vestiging Zuid (hierna: de regiodirecteur) of diens rechtsopvolger. In de rapportage dient in ieder geval ingegaan te worden op het aantal keren dat er verstoring is opgetreden en of na wegvaren herstel is opgetreden. 8. Het is niet toegestaan afval of onderzoeksmaterialen in het gebied achter te laten. 9. Indien de vergunninghouder voornemens is activiteiten c.q. werkzaamheden in afwijking van deze vergunning te laten plaatsvinden, dan dient dit terstond te worden gemeld aan de regiodirecteur of diens rechtsopvolger, t.a.v. het Nb-wetteam (tel.nr.: 070 - 8883280). 10. De vergunninghouder is redelijkerwijs verplicht alle door of namens de regiodirecteur of diens rechtsopvolger te geven aanwijzingen onverwijld op te volgen.
Directie Regionale Zaken Vestiging Zuid
Datum 12 april 2010 Onze referentie DRZZ/2010-1875
Pagina 3 van 5
11. Van opgetreden incidenten, waaronder verstaan worden alle gebeurtenissen waarbij onbedoeld schadelijke stoffen vrijkomen, dan wel waardoor anderszins schade aan het betrokken beschermde gebied kan worden toegebracht, dient onverwijld melding te worden gedaan aan de regiodirecteur of diens rechtsopvolger (t.a.v. het Nb-wetteam), onder overlegging van alle relevante gegevens. 12. Onverlet artikel 43, lid 2, van de Nb-wet 1998 kunnen de voorschriften verbonden aan dit besluit worden gewijzigd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit eigen waarneming of anderszins blijkt dat de activiteit meetbare nadelige gevolgen voor het betrokken beschermde gebied heeft, anders dan die welke bij het nemen van dit besluit op basis van de op dat moment beschikbare informatie verwacht werden en deze effecten door het wijzigen van de voorschriften kunnen worden voorkomen of gemitigeerd. 13. Onverlet artikel 43, lid 2, van de Nb-wet 1998 geldt dat, indien met betrekking tot de toepasselijke wetgeving op enig moment mocht blijken dat de activiteit zodanige schade aan de kenmerken en waarden van het betrokken beschermde gebied dreigt toe te brengen dat hieraan door het geven van aanwijzingen of het stellen van aanvullende voorschriften redelijkerwijs niet kan worden tegemoet gekomen, deze vergunning door de minister van LNV kan worden ingetrokken. 14. Alvorens tot wijziging van vergunningvoorschriften dan wel intrekking van de vergunning over te gaan, wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen. 15. Deze vergunning is geldig voor onbepaalde tijd.
Directie Regionale Zaken Vestiging Zuid
Datum 12 april 2010 Onze referentie DRZZ/2010-1875
Het niet naleven van deze voorschriften en beperkingen kan, naast eventuele strafvervolging, intrekking van de vergunning tot gevolg hebben.
Bezwaar Tegen dit besluit staat op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een dergelijk bezwaarschrift dient binnen zes weken na dagtekening van deze beschikking te worden ingediend bij: De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Dienst Regelingen Afdeling Recht & Rechtsbescherming Postbus 20401 2500 EK ’s-Gravenhage
Pagina 4 van 5
Het bezwaar dient te zijn ondertekend en moet tenminste de volgende elementen bevatten: a) de naam en het adres van de indiener; b) de dagtekening; c) een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en d) de gronden van bezwaar.
Directie Regionale Zaken Vestiging Zuid
Datum 12 april 2010 Onze referentie DRZZ/2010-1875
Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.
Kennisgeving Van deze vergunning zijn afschriften verzonden aan: LNV directie NLP, LNV DRZ vestiging Noord, LNV directie AKV t.a.v. dhr. H. Heidekamp, Gedeputeerde Staten van Zeeland, burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland, Rijkswaterstaat Zeeland, Nationaal Park Oosterschelde, de Zeeuwse Milieufederatie, de Faunabescherming, Vogelbescherming Nederland en de AID Groendesk te De Meern. Op grond van artikel 42, lid 3, van de Nb-wet 1998 en artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur zal het ministerie van LNV onderhavig besluit openbaar maken. De besluiten op grond van de Nb-wet 1998, waaronder onderhavige, zullen, onder anonimisering van de persoonsgegevens, geplaatst worden op www.minlnv.nl. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, voor deze: DE REGIODIRECTEUR ZUID,
drs. J. Gosse
Bijlage 1: Inhoudelijke overwegingen Bijlage 2: Passende beoordeling
Pagina 5 van 5