PROCEDURE SUBSIDIE HALTEACCOMMODATIE “EIGEN ONTWERP” Instructies ten behoeve van halteverantwoordelijken en gemeentebesturen.
A. DEFINITIE Met “eigen ontwerp” wordt alle halteaccommodatie bedoeld die niet: • via De Lijn besteld wordt (gesubsidieerde standaardhalteaccommodatie met geëigende bestelprocedure) • door een publicitaire firma geplaatst wordt • die niet aan een autobusstation ligt.
B. WETTELIJKE BASIS Op grond van art. 27 §1 van het besluit d.d. 14 mei 2004 van de Vlaamse Regering betreffende de exploitatie en de tarieven van de VVM wordt voortaan ook de halteaccommodatie “eigen ontwerp” gesubsidieerd. In dit en andere besluiten (met name het besluit van de Vlaamse Regering betreffende het netmanagement d.d. 13/12/2002, en het besluit betreffende de basismobiliteit in het Vlaamse Gewest d.d. 29/11/2002) worden criteria bepaald die we hierna opsommen.
C. CRITERIA Basisvoorwaarde: Om in aanmerking te komen voor subsidie dient de halteaccommodatie geplaatst te worden aan een halte van De Lijn. De procedure is enkel van toepassing op gewone haltes en hoofdhaltes. De criteria kunnen in 3 categorieën ingedeeld worden: • (1): wettelijk verplicht • (2): verplicht door De Lijn in het kader van de overeenkomst • (3): sterk aanbevolen. A) SCHUILHUISJE: Algemene criteria: 1) Indien er vergunningen of toelatingen nodig zijn voor het plaatsen van het schuilhuisje, inclusief de extravoorzieningen, dan vraagt de gemeente deze aan bij de domeinbeheerder (zie art. 26*) (1). 2) Het schuilhuisje biedt voldoende wachtcomfort, veiligheid en bescherming tegen weersinvloeden (art. 24 §1*) (1). Bescherming tegen de overheersende windrichting (ZW) is aanbevolen tenzij de breedte van het voetpad het niet toelaat (3). 3) De wachtende reizigers moeten vanuit het schuilhuisje een volledig zicht hebben op de aankomende voertuigen van De Lijn (art. 24 §2*) (1). Een schuilhuisje met glazen wanden verdient bijgevolg de voorkeur (3), maar een beglaasde bovenhelft is uiteraard ook toegelaten. 4) Zitbank In elk schuilhuisje bevindt zich een zitbank (art. 24 §1*) (1). Ze biedt plaats aan minimum 2 volwassenen (2). Ze wordt zo veel mogelijk tegen de achterwand geplaatst (3). Behalve in smalle schuilhuisjes en onder luifels, worden geen leunbanken gebruikt (3). 5) Het zicht op de reizigersinformatie wordt bij voorkeur niet gehinderd door de plaatsing van de zitbanken (3).
2
6) Infokaders Er dient voldoende ruimte voorzien voor reizigersinformatie (art. 24 §1 met het oog op de uitvoering van art. 29 en 30*, en pt. 4.12.2**) (1). In de praktijk betekent dit minimum twee infokaders met een nuttige standaardoppervlakte van ten minste 95,2 cm (h) x 70 cm (b), aan te brengen op de achterwand (2). Bij belangrijke haltes dienen drie infokaders geplaatst. 7) Verlichting Het schuilhuisje dient voldoende verlicht te zijn tijdens de bedieningstijden tussen zonsondergang en zonsopgang (art. 24 §1* en pt. 4.11.1**) (1). Het heeft ten minste één verlichtingspunt dat zo geplaatst is dat de infokaders maximaal worden verlicht (art. 24 §1*) (1). 8) Haltenaam Op elk schuilhuisje wordt de officiële naam van de halte in letters van ten minste 7 cm hoog vermeld op een goed zichtbare plaats voor de reizigers (art. 25*) (1). Bij voorkeur is de hoogte van de letters echter 12 cm (3). Voor een duidelijke communicatie wordt de haltenaam zowel op de voorkant (1) als op de zijkant (2) van het schuilhuisje geplaatst. 9) Toegankelijkheid - de halte is vanuit meerdere richtingen vlot toegankelijk, ook voor personen met beperkte mobiliteit (pt. 4.10.1**) (1). - hoogte van het perron (indien aanwezig) De bus of tram moet tot vlakbij een aangepaste stoeprand kunnen stoppen, en de hoogte van de stoep moet zo veel mogelijk aansluiten bij de vloerhoogte van de voertuigen (2). Het voetpad wordt ter hoogte van de halte aangelegd met een boordsteen van 16 cm hoog (2), bij voorkeur Kasselse boordsteen of een alternatief met dezelfde kenmerken (3). - de opstapplaats dient vanuit het schuilhuisje bereikbaar te zijn via een toegankelijke route (2). - blindegeleidetegels dienen gebruikt te worden om het comfort en de veiligheid van visueel gehandicapte reizigers te verbeteren (2). - Naast de zitbank(en) dient een rolstoelruimte voorzien, die te bereiken is via een toegankelijke route (2). Criteria met betrekking tot de huisstijl van De Lijn: 1) We onderscheiden twee situaties waarbij een schuilhuisje eigen ontwerp toegelaten wordt: a) op bijzondere sites (bijv. historisch kader, dorpskernen, pleinen, stationsomgeving, enz.). Voor deze schuilhuisjes is een minimale herkenbaarheid vereist, d.w.z. dat ten minste het logo van De Lijn dient aangebracht op een glazen wand (2). b) op locaties met beperkte ruimte die niet of moeilijk toelaten dat er een schuilhuisje type De Lijn wordt geplaatst. Hier kunnen schuilhuisjes geplaatst worden met afwijkende afmetingen, bijv. zonder of met smalle zijwanden. Het ontwerp dient rekening te houden met de huisstijl van De Lijn. Naast het verplichte logo (2), is het daarom noodzakelijk de kleuren van De Lijn te gebruiken (2). 2) De reizigers moeten in de constructie steeds een halte van De Lijn herkennen (2). We vragen daarbij de hoofdkleuren van De Lijn in het ontwerp te betrekken (2). De 4 huisstijlkleuren van De Lijn zijn: • • • •
DeLijngeel DeLijngrijs DeLijnblauw DeLijnwit
pantone 109 C pantone 431 C pantone reflex Blue
DeLijngrijs is hiervoor de meest aangewezen kleur.
CMYK 0-13-100-0 CMYK 15-0-0-75 CMYK 100-80-0-0
Ral Ral Ral Ral
1021 7005 5002 9003
3
Zie voorbeeld
3) Plaatsing van het logo De standaardmaat van het logo is 30 op 30 cm. Vorm en kleuren worden beschreven in de website http://www.id-base.be/delijn (toegang tot deze website krijgt u met het paswoord “agent –agent”). Indien bepaalde grafische elementen gedownload moeten worden, neemt u best contact op met onze huisstijlmanager (
[email protected]). Het logo wordt geplaatst in de linkerbovenhoek op 20 cm van de linkerkant, op 5 cm van de bovenrand en in een witte band (deze kan bestaan uit een witte doorlopende sticker of het glas kan mat geëtst zijn (30 %)). Hij is 40 cm breed en loopt over de gehele achterkant van de glazen wand van het schuilhuisje. De zijkanten worden vrijgehouden zodat het zicht niet belemmerd wordt. Ook als het niet mogelijk is een witte band te plaatsen, is het verplicht om het logo aan te brengen op boven vermelde plaats (2). Het logo kan aangebracht worden onder de vorm van een sticker (wat de voorkeur wegdraagt), verkrijgbaar bij De Lijn, of het wordt dieper geëtst (60%) op de glazen achterkant. 4) Haltenaam Het lettertype van de haltenaam is bij voorkeur Whitney semibold of Arial semibold (3). De haltenaam dient in witte letters vermeld te worden van ten minste 7 cm hoog (1), en bij voorkeur 12 cm hoog (3), op een grijze achtergrond (DeLijngrijs) met bovenaan een gele strook achtergrond (2). Plaats van de haltenaam: aan de buitenkant van het schuilhuisje, zowel op de voorkant (1) als op de zijkant (2). Zie voorbeeld
Technische vereisten: 1) Afmetingen van het schuilhuisje De vrije doorgangsbreedte bedraagt min. 85 cm (2), en bij voorkeur 90 cm (3). De vrije doorgangshoogte bedraagt min. 2,10 m, en de hoogte binnen het schuilhuisje bedraagt min. 2,30 m (2). 2) Doorgang voor het schuilhuisje Er dient steeds een vrije doorgang van min. 1,20 m (2) te blijven, en bij voorkeur 1,50 m (3). 3) Rolstoelplaats De rolstoelplaats dient 90 cm breed en 120 cm diep te zijn (2). 4) Het schuilhuisje en de omgeving moeten een verharde ondergrond hebben. Het wordt zo geplaatst dat het water voldoende afvloeit (pt. 4.11.1**) (1). Het dient gelijkgronds ingewerkt te worden (1). 5) Afwerking van het loopoppervlak (binnenruimte van het schuilhuisje) Het materiaal mag niet glad zijn (2). 6) Alle glazen wanden en (indien aanwezig) deuren bestaan uit gehard veiligheidsglas (2). 7) Het is aanbevolen aan de onderkant van de zijwanden een spleet te voorzien om samentroepend vuil te vermijden (3).
4
8) Contrastmarkering Over de volledige breedte van de glazen wanden, dient een strook van min. 10 cm breed in een contrasterende kleur aangebracht te worden op ooghoogte (1,40 à 1,60 m) (2). 9) Toegangsdeuren Indien het schuilhuisje uitgerust is met een of meerdere toegangsdeuren (3), dienen deze vlot bedienbaar te zijn, en goed toegankelijk voor personen met beperkte mobiliteit (2). 10) De zitbank Ze is gemaakt in onderhoudsvriendelijk, vandaalbestendig, roestvrij en kleurecht materiaal (3). Het zitgedeelte van de stoel bevindt zich op een hoogte tussen 47 en 50 cm (2). De zitdiepte is min. 45 cm (3). De zitbreedte is min. 45 cm (2) en bij voorkeur 50 cm (3). 11) De infokaders Het midden van de infokaders moet zich bevinden op ooghoogte (1,40 tot 1,60 m boven vloerpeil) (2). De infokaders moeten gebruiksvriendelijk zijn (2). Ze moeten kunnen geopend worden met dezelfde sleutels (inbussleutels nr. 4) waarmee de infokaders van de gesubsidieerde schuilhuisjes van De Lijn geopend worden (2). 12) Het schuilhuisje moet uitgerust zijn met een haltebeugel, althans indien het juist aan de halte staat (2). Aan haltes die door veel lijnen bediend worden, moeten twee halteborden aan de beugel kunnen bevestigd worden (2). 13) De dakgoten zijn bij voorkeur geïntegreerd in het dak (3). De eventuele stijlen en het dak zijn gemaakt uit onderhouds- en gebruiksvriendelijk, vandaalbestendig, roestvrij en kleurecht materiaal (2). 14) Verlichtingsinstallatie De verlichting bestaat uit een of meerdere lampen met een hoog rendement en een laag verbruik (3). Ze geeft een lichtsterkte van 200 lux ter hoogte van de infokaders (2). De armaturen zijn corrosievrij, waterdicht en voorzien van slagvaste verlichtingskappen (1). De bedrading wordt onzichtbaar ingebouwd in de structuur (1). De gemeente dient een attest voor te leggen als bewijs dat de installatie beantwoordt aan de wettelijke vereisten° (2). °De verlichtingsinstallatie dient beveiligd conform het technisch reglement AREI tegen overbelasting en kortsluiting door het inbouwen van een automatische vermogensschakelaar en een aardlekstroombeveiliging in één van de stijlen (of andere steunelementen) en deze te voorzien van een afsluitluik (1). De installatie moet voldoen aan de beschermingsgraad IP 54 volgens de norm NBN C20-529, en dient goedgekeurd te worden door een erkend keuringsorganisme (conformiteitsonderzoek) (1). Bij de levering of opbouw van de schuilhuisjes dient een aarding aangebracht conform de reglementering (1).
15) Het gebruik van zonne-energie is toegelaten indien de voorwaarden opgenoemd in art. 7 (algemene criteria) en 14 (technische vereisten) vervuld zijn. 16) Sterkteberekening De constructie dient te beantwoorden aan de wettelijke vereisten°° inzake sterkte en veiligheid (1). °°De bovenbouw van de schuilhuisjes en de bevestigingen moeten weerstaan aan de windbelasting voor kustgebied (NBN N03-002-1 en 2 windbelasting op bouwwerken) te combineren met een eigen gewicht en sneeuwbelasting (1). Bovendien moet de randbalk voldoende stijfheid bezitten om te weerstaan aan een puntbelasting van 1,5 kN t.g.v. een persoon die er zou kunnen aan hangen (2).
B) VUILNISBAK 1) Aan elk schuilhuisje dient een vuilnisbak te staan (art. 24 §1*) (1). 2) De vuilnisbak is gemaakt in onderhoudsvriendelijk, vandaalbestendig, roestvrij en kleurecht materiaal (3). 3) Hij wordt buiten het schuilhuisje geplaatst, dit om de geurhinder te beperken (3). 4) De grootte van de spleet belet zoveel mogelijk het sluikstorten (3). 5) Eventuele sloten op de vuilnisbakken moeten onderhouds- en gebruiksvriendelijk zijn (3).
5
C) FIETSENREK De criteria voor fietsenrekken van goede kwaliteit worden opgesomd in de bijlage 9, II b**, en zijn ook terug te vinden in volgende bundels: • •
het Vademecum van de Fietsvoorzieningen, uitgegeven door het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (update april 2006), De Stallingswijzer, uitgegeven door het Ministerie van Binnenlandse Zaken (Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid) en het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur (laatste versie januari 2001),
beide te raadplegen op de website www.mobielvlaanderen.be, (“Vademecums” bij Mobiliteitsbeleid). De belangrijkste criteria zijn: 1) Het fietsenrek is gemaakt in onderhoudsvriendelijk, vandaalbestendig en kleurecht materiaal (3). 2) Het biedt voldoende bescherming tegen diefstal (2). 3) Enkel aanleunsystemen en klemsystemen voor het frame of het stuur worden aangenomen (2). Fietsenrekken waarbij het voorwiel geklemd wordt en die verder geen steun verlenen aan de fiets, worden hoe dan ook afgekeurd (2). 4) De in acht te nemen afmetingen bij het plaatsen van de fietsrekken zijn terug te vinden in voornoemde bundels (Vademecum, pt. 4.8.4.2, letter C, en in De Stallingswijzer, pt. 5.2) (3). 5) Het overkappen van de fietsenstalling is aanbevolen (3).
D) OVERDEKTE FIETSENSTALLING 1) voor criteria van de fietsenrekken, zie letter C). 2) de stalling dient voldoende beschutting te bieden tegen de regen (2). 3) de stalling dient bij voorkeur verlicht te zijn tijdens de bedieningstijden tussen zonsondergang en zonsopgang (3). Indien er een verlichtingsinstallatie aanwezig is, dient ze te beantwoorden aan de bepalingen opgenomen in hfdst. C, letter a, pt. 14 (technische vereisten) van deze procedure (2). 4) wat de technische vereisten betreft, zie hfdst. C, letter a, pt. 2 (criteria huisstijl), en pt. 4 en 6 (technische vereisten) van deze procedure.
D. PROCEDURE Opmerking: De Lijn is enkel betrokken bij pt. 1 en 2 (van dit hfdst. D) van deze procedure. De andere punten worden echter ter informatie aan de belangstellende gemeenten meegedeeld. 1) De gemeente legt haar ontwerp ter goedkeuring voor aan de entiteit De Lijn De gemeente moet VOORAF een dossier bij de betrokken entiteit De Lijn indienen met vermelding van de halte De Lijn, haltebenaming, haltenummer, ligging, rijrichting, raming van de totale kostprijs van de constructie (incl. BTW), de afmetingen, de basisvoorzieningen, de materialen en de kleuren. Volgende stukken dienen bijgevoegd: de offerte van de constructeur, de uitvoeringstekening, de inplantingsschets (schaal 1/100), het stratenplan (schaal 1/15000) met aanduiding van de halte, alsook een duidelijke schets of foto van de constructie. Alle tekstdocumenten (zoals technische specificaties, toelichtingen e.d.) moeten in het Nederlands opgesteld zijn. De correspondentie dient eveneens in het Nederlands te gebeuren. 2) De entiteit De Lijn keurt het ontwerp van de gemeente De halteverantwoordelijken van de betreffende entiteit van de VVM beoordelen de voorgestelde halteaccommodatie op basis van de criteria hierboven.
6
Bij een overdekte fietsenstalling worden zowel de fietsrekken als de overdakking gekeurd. De entiteit De Lijn laat de gemeente binnen de 30 dagen schriftelijk weten of ze het ontwerp goed- of afkeurt. Ze kan aan de gemeente een schorsing van het goedkeuringsproces vragen voor een periode van maximum 30 dagen. Na deze periode is de entiteit verplicht haar beslissing mee te delen. De entiteit deelt haar ook de maximale tussenkomst van de subsidie mee (zie letter E). Ze bezorgt de dienst Coördinatie-Exploitatie van de centrale diensten kopie van haar brief, alsook aan het Departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse Overheid (zie adres bij pt. 5). Indien de entiteit het ontwerp afkeurt, moet ze haar weigering met argumenten motiveren. Het komt de gemeente toe de nodige aanpassingen aan te brengen conform de opmerkingen van De Lijn. Indien de gemeente zich niet kan vinden in de argumenten voor weigering van de entiteit De Lijn, kan zij zich wenden tot de centrale diensten van De Lijn, en vervolgens tot de Vlaamse overheid, Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid (adres zie pt. 5), die het ontwerp in overleg met de centrale diensten van De Lijn onderzoekt en goedkeurt of gemotiveerd weigert. 3) De gemeente geeft opdracht tot de constructie Na akkoord van De Lijn bestelt de gemeente de halteaccommodatie bij de leverancier of laat ze de constructie bouwen door de aannemer. De halteaccommodatie dient steeds geplaatst te worden aan de halte waarvoor ze besteld werd. De gemeente is opdrachtgever van de werken en wordt eigenaar van de constructie. 4) Facturatie De leverancier/aannemer richt de factuur naar de gemeente, en deze voldoet ze volledig. 5) De gemeente maakt de betalingsaanvraag over aan de Vlaamse overheid De subsidiëring van de kosten gebeurt niet via De Lijn maar rechtstreeks door de Vlaamse overheid. Voor het verkrijgen van de betaling dient de gemeente zich te wenden tot: Vlaamse Overheid Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid Graaf de Ferraris-gebouw Koning Albert II-laan 20, bus 4 1000 BRUSSEL (contactpersoon: de heer Danny Van Dromme: 02-553 78 72). Het dossier met de betalingsaanvraag dient volgende stukken te bevatten: - kopie van het ingezonden aanvraagdossier aan De Lijn (zie pt. 1 van dit hfdst. D); - goedkeuring van de entiteit De Lijn; - kopie factuur + bewijs van betaling; - schuldvordering aan de Vlaamse overheid.
E. MAXIMUMBEDRAG VAN DE SUBSIDIE Gezien de prijzen van de halteaccommodatie die via De Lijn verkrijgbaar is, in principe jaarlijks aangepast worden, variëren dus ook de maximumbedragen van de subsidie elk jaar. Zie www.delijn.be, via overheid, Op 1 Lijn, halteaccommodatie, prijslijst. a) schuilhuisje Voor de berekening van de subsidie wordt eerst rekening gehouden met de kostprijs van het schuilhuisje, vervolgens met de oppervlakte van de binnenruimte. - Indien de kostprijs van het schuilhuisje lager is dan de prijs van een schuilhuisje De Lijn type C, (zonder vuilnisbak) dan wordt de subsidie beperkt tot 75 % van de reële kostprijs.
7
- Indien de kostprijs van het schuilhuisje (zonder vuilnisbak) gelijk of hoger is dan de prijs van een schuilhuisje De Lijn type C, dan wordt de subsidie toegekend die gelijk is aan 75 % van prijs van een schuilhuisje type C. Indien de oppervlakte van de binnenruimte van het schuilhuisje die beschikbaar is voor de reizigers groter is dan 5,83 m², dan wordt per bijkomende m² een subsidie toegekend van 827,00 EUR/m² (bedrag 2008). Per halte bedraagt de subsidie maximaal 75 % van de prijs van 2 schuilhuisjes De Lijn type C (zonder vuilnisbak). b) vuilnisbak De subsidie bedraagt maximaal 75 % van de kostprijs van de vuilnisbak die via De Lijn verkrijgbaar is. Als de kostprijs lager is, wordt de subsidie beperkt tot 75 % van de reële kostprijs. Per halte wordt er slechts één vuilnisbak gesubsidieerd. c) fietsenrek De subsidie bedraagt maximaal 192,00 EUR (bedrag 2008) per fietsenrek. Als de kostprijs lager is, wordt de subsidie beperkt tot 75 % van de reële kostprijs. Per halte wordt maximaal subsidie toegekend voor 8 fietsenrekken die in principe aan 16 fietsen plaats bieden. d) overdekte fietsenstalling Voor de berekening van de subsidie worden de fietsrekken en de stalling als een geheel beschouwd. Indien een gemeente reeds subsidie ontvangen heeft voor de fietsrekken, al dan niet via De Lijn besteld, dan wordt deze subsidie in mindering gebracht van het totale subsidiebedrag waarop de gemeente normaal recht heeft voor een overdekte fietsenstalling. De subsidie per fietsplaats bedraagt maximaal 501,56 EUR (bedrag 2008). Als de kostprijs lager is, wordt de subsidie beperkt tot 75 % van de reële kostprijs. Per halte bedraagt de subsidie maximaal 75 % van de prijs van twee overdekte fietsenstallingen die via De Lijn verkrijgbaar zijn.
dienst Coörd.-Expl. 1 september 2008 -------------------------------* Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de exploitatie en de tarieven d.d. 14/5/2004 ** Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het netmanagement d.d. 13/12/2002.