Prinsjesdag Kerntaak 3- Maatschappelijke betrokkenheid Participeert in het politieke domein, in besluitvorming en beleidsbeïnvloeding. Waarom deze leerwerkprestatie? Prinsjesdag: de dag van de Troonrede en het koffertje van de minister van Financiën. De dag dat de regering haar plannen voor volgend jaar bekend maakt én hoe zij die gaat betalen. Jij hebt als belastingbetaler te maken met de economische plannen van de overheid. Van dit belastinggeld betaalt de overheid bijvoorbeeld de gezondheidszorg, het onderwijs en het openbaar vervoer. Het is daarom van belang dat je weet wat er met jouw belastinggeld gebeurd. Prinsjesdag speelt hier een centrale rol in en daarom is het van belang dat je weet wat er op en rond Prinsjesdag gebeurd. Wat moet je doen? Zoek antwoord op de vragen op het werkblad.
Hoe ziet het verslag eruit? - Voorblad - Een uitwerking van de vragen.
Prinsjesdag Prinsjesdag geldt al sinds 1814 als het begin van een nieuw parlementair jaar. Sinds 1887 valt Prinsjesdag op de derde dinsdag van september. De dag verloopt elk jaar hetzelfde, het is traditie. De koning verlaat om 13.00 uur Paleis Noordeinde. In de gouden koets rijdt hij naar de Ridderzaal aan het Binnenhof. In de Ridderzaal zitten dan onder andere alle ministers en staatssecretarissen en de leden van de Eerste en de Tweede Kamer. De koning leest de troonrede voor. Dat is een samenvatting van de plannen van de regering voor het komende jaar. De tekst van de troonrede wordt strikt geheim gehouden totdat de koning hem voorleest. Na het voorlezen gaat de koning weer terug naar het paleis waar hij met zijn familie op het balkon de mensen toezwaait. Opdracht 1 a. Waar wordt de troonrede voorgelezen? b. Wie heeft de troonrede geschreven? c. Waarom lees de koning de troonrede voor? d. Waarom heet het de troonrede? e. Wie worden bedoeld met ‘Leden van de Staten-Generaal’? f. Welke koningen en koninginnen hebben sinds 1814 Prinsjesdag gevierd? Schrijf de namen én de regeringsjaren van deze koningen en koninginnen op. g. Geef in tien zinnen én in eigen woorden aan wat er met de ‘Gouden Koets’ wordt bedoeld en wat dit met Prinsjesdag te maken heeft.
Miljoenennota De ministers zijn de portefeuillehouders. Dat betekent dat zij verantwoordelijk zijn voor het deel van de begroting dat bij hun ministerie hoort. Iedere minister bekijkt welke plannen hij voor zijn ministerie heeft en wat deze plannen kosten. De minister van Defensie bekijkt dus wat het ministerie van Defensie het komende jaar verwacht uit te geven. Na overleg over de verdeling van het geld maakt iedere minister zijn eigen begroting af. Alle begrotingen samen vormen de rijksbegroting. Vervolgens maakt de minister van Financiën een uitgebreide samenvatting van de rijksbegroting en schrijft hij in een toelichting hoe het met het huishoudboekje van de Nederlandse overheidsfinanciën gaat. Dat is de Miljoenennota. Op Prinsjesdag doet hij de rijksbegroting en de Miljoenennota in een speciaal koffertje en gaat ermee naar de Tweede Kamer om de stukken aan te bieden. Opdracht 2 Wie maken de plannen die op Prinsjesdag openbaar worden gemaakt? Op de volgende pagina vind je de dertien ministers die verantwoordelijk zijn voor de rijksbegroting van dit jaar. Noteer de letter die bij de foto staat en zoek de naam en het ministerie van deze persoon op. Opdracht 3 Een aantal ministers hebben hulp bij het leiden van een ministerie van een staatssecretaris. Dit geldt voor grote ministeries, zoals het Ministerie van Economische zaken en het Ministerie van Financiën. a. Zoek vier staatssecretarissen op en geef aan bij welk ministerie hij/ zij hoort.
Begroting De minister van Financiën komt om 15.00 uur met het beroemde koffertje naar de Tweede Kamer om het complete overzicht van de plannen aan te bieden. In het koffertje zitten de rijksbegroting en de miljoenennota. In de rijksbegroting staat beschreven wat de overheid het komende jaar aan geld denkt uit te geven en te ontvangen. Opdracht 4 a. Hieronder zie je de inkomsten en uitgaven van de begroting van 2015. Zoek in het nieuws een vergelijkbaar overzicht van de inkomsten en uitgaven van de begroting van 2016.
Wanneer de overheid méer uitgeeft dan er binnenkomt is er sprake van een financieringstekort. Wanneer de overheid meer geld binnenkrijgt dan dat het uitgeeft is er sprake van een financieringsoverschot. b. Heeft de overheid in 2016 met een financieringstekort of met een financieringsoverschot rekening gehouden?
Belastingen De overheid geeft geld uit aan dingen waar wij allemaal gebruik van (kunnen) maken. Bijvoorbeeld aan jouw school. Het gebouw, je boeken, de computers en de salarissen van de leraren worden door de overheid betaald. Nog een paar voorbeelden van overheidsuitgaven zijn gezondheidszorg, wegen, politie en het openbaar vervoer. Allemaal uitgaven die grotendeels uit de belastingen worden betaald. In de prijs van alle producten en diensten zit belasting. Dit soort belasting heet btw. Een deel van je loon gaat naar de overheid. Dat heet loon- en inkomstenbelasting. Weer een ander soort belasting is accijns. Dit is de belasting die bijvoorbeeld wordt betaald over frisdrank of benzine. Opdracht 5 a. Als ergens meer geld nodig is, moet er ook meer geld binnenkomen. Dat kan door meer belasting te heffen. Eén mogelijkheid is iedereen evenveel belasting te laten betalen, wat is een andere optie? b. Een andere manier om meer geld uit te kunnen geven, is ergens anders op te besparen. Dit wordt bezuinigen genoemd. Waar kan –als het aan jou ligt- in 2016 op worden bespaard door de overheid? c. Zoek in het nieuws drie zaken op waar de overheid in 2016 op gaat bezuinigen.